JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap

JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap

reynaertgenootschap.be
from reynaertgenootschap.be More from this publisher
18.09.2013 Views

zijn degen om hem dood te steken. Ysegrijns eind is aangebroken en Beaucent had hem doodgestoken zonder dat van losgeld sprake was als daar verschijnt Grimbeert de das. Ondanks het hem veel moeite kost helpt hij de wolf weer op zijn ros. Het is nu de beurt aan Bruin de bere om op de vijand te chargeren. Hij stoot vooreerst op Doordhage, maar die ontwijkt zijn eerste slagen. Dan gebruiken zij hun spiezen en zij worden driest en driester. De speer van Bruin breekt doormidden en Doordhage, als handige ridder, mikt op ‘t bovenste van de rondas en doorboort Bruins schouderblad. Maar daar komt al op zijn paard aangestormd monseigneur Bernard, op ‘t strijdros met de witte sokken, en hij heeft zijn zwaard getrokken om Bruin de beer bijstand te bieden. Maar daar verschijnen honderd hoplieten, ze komen uit het kamp van Reynaert met Ysegrijn, Rosvel en Quadhout tegaar. Ondanks zijn hevige tegenstand leggen zij op Bruin de beer de hand en voeren zij hem gevangen weg. Dan vallen ze zonder enig overleg aartspriester, dom Bernard, aan, die Bruin de bere wou bijstaan. Maar als Quadhout hem ziet komen geeft hij terstond zijn ros de sporen en door hun vaart worden ze allebei meegesleurd naar de vallei. Daar bestoken zij met hun lansen hun schilden met wisselende kansen tot ze vliegen al aan spaanders. Dan trekken ze hun zware zwaarden en slaan elkander op de helm. Wee, wie niet doorstaan kan dit geweld! Bernard slaat zo hevig op zijn helm dat hij Quadhout van zijn paard velt zodat hij languit ligt in ‘t veld. Hij zou zijn gevangen genomen als daar niet spoorslags was aangekomen Tybaert om zijn bloed te stelpen 94 Tiecelijn, 20, 2007 en hem weer op zijn paard te helpen. Gevoerd wordt hier met bitsigheid een verbeten en verwoede strijd. Schild om de hals, zwaard in de hand stort Reynaert zich in het gedrang. Hij stoot meteen de stier, Bruyant, die tegen elk wapen lijkt bestand, en wil hem met zijn zwaard neerslaan, maar Bruyant laat hem niet begaan en zal de eerste stoot zelf geven, maar Reynaert houdt zijn tegenstrever met zijn wapenschild goed tegen en stoot hem uit zijn zadel neer. Zo fel was Bruyants slag dat de speer van Reynaert breekt in zijn hand, maar die van de vos was even hard zodat de helm van de stier valt in ‘t zand. Reynaert stijgt van zijn Gascons paard en zwaait wraakzuchtig met zijn zwaard. Bruyant, die de slag ziet aankomen, vreest niet levend te ontkomen, smeekt de vos met gevouwen handen om hem van de dood te sparen: – Reynaert, in Gods naam, heb medelij. Ik geef mij over. Heer, spaar mij. Reynaert antwoordt met een glimlach: – Vandaag komt gij er goed vanaf, maar ik gebied u en ik eis dat ge u aangeeft in het paleis. – Heer, roept Bruyant, dat staat me aan omdat ik in de toekomst en voortaan mij voegen zal naar uw bevelen als ik mag blijven verder leven. Te paard springt hij zeer uitgelaten, verheugd het slagveld te verlaten. De veldslag nu loopt op zijn end. De krijgskans heeft Reynaert verwend want hij heeft de strijd gewonnen en gevangen twee baronnen. Zijn ridders komen fier terug naar ‘t paleis over de brug. De koning hebben zij achtergelaten, die kwaad is en in alle staten over wat zijn heer moest ondergaan. Hij zweert bij God en roept Hem aan dat hij hier niet vandaan zal gaan eer hij al zijn tegenstrevers verslagen heeft met zijn leger. Maar dit zinloos en dreigend praten

kunnen Reynaert niet eens raken. Hij hecht geen aandacht aan zo’n taal. De ridders kregen in de troonzaal van de vorstin een warm onthaal. Zij heeft hen gevraagd met een lach hoe was verlopen de veldslag. – Zeer goed, zei Reynaert, met Gods gena hebben we veel gevangenen gemaakt waaronder Bruyant en Bruin de bere voor wie ik geen losgeld zal accepteren, losgeld in zilver of in goud. Ik wil dat men ze in ‘t paleis houdt zodat ze als wissel kunnen dienen, wat ze, bij God, gewis verdienen. – Lieve vriend, bij Sint-Fernand, het beter zeggen kan niemand. Dan zoent ze met veel welbehagen Reynaert, Quadhout en Doordhage en ze toont zich zeer gelukkig en men wordt alom luidruchtig. Er heerst feeststemming in ‘t paleis en men zingt er menige wijs. Ik meen dat iedereen de nacht in vreugde en pret heeft doorgebracht, want ‘t feest was rijkelijk en uniek. Harpen en vedels maakten muziek, alsook de fluiten en de citers. De wijn vloeide daar bij liters. De meisjes maakten de knapen dol met hun dansen en farandol. In alle zalen, hoeken of kanten, speelden uitgelezen muzikanten; aller ogen van vreugde blonken zodat geen misplaatste woorden klonken tegen de machtigen der aard behalve tegen de Liebaert, het voorwerp van veel dreigementen. Ze pochten: – Tussen Nobels tenten, hebben we in paniek achtergelaten zoveel dode en gewonde soldaten dat het zeker te verwachten was dat Nobel koos het hazenpad. – Vrienden, zei Reynaert vrolijk, praatjes vullen nooit of nimmer gaatjes. Geen ijdele dreigementen hier! We zullen dan ook morgen zien wie het actiefst zal zijn en gezwind zijn vlag laat waaien in de wind, 95 Tiecelijn, 20, 2007 als ik u d’ eerste aanvalsgolf zie afslaan en met goed gevolg en daarenboven in één ruk Nobels heer jaagt op de vlucht, dan zult ge, heren, in mijn ogen op uw dapperheid mogen bogen. Ik zou trots en gelukkig zijn als ge de vorst zet buiten strijd. Tot ‘s avonds laat werd er gepraat en iedereen dan slapen gaat en slaapt tot aan de dageraad. Dan kruipen ze in hun harnassen, nemen hun zwaarden en rondassen en staan voor de uitval klaar. De keizer, monseigneur Reynaert, en zijn twee zonen en zijn neve Grimbeert, als voorbeeld te noteren van loyauteit en dapperheid, grijpen hun wapens voor de strijd. Reynaert ook bestijgt zijn paard en als afscheidsgroet verklaart aan de vorstin, zijn gemalin: – Eer d’ avond valt, lieve vriendin, breng ik u Nobel krijgsgevangen. – Moge de Heer van uw verlangen maken echte werkelijkheid. Vos Reynaert kust haar tot afscheid en laat de ophaalbrug neerlaten en al de poorten openmaken. Zij stormen naar buiten en meteen storten zij zich op Nobels heer. Maar ze vrezen voor hun leven want ze komen niet ongelegen, want Nobel, op alles voorbereid, wachtte hen op voor de strijd. Toen de koning hen zag komen heeft hij zijn ridders snel ontboden: – Heren, zegt hij, leen mij uw zwaard om mij te wreken op de bastaard, op die booswicht, op die rover, die mijn kasteel heeft veroverd en tegen mij nu trekt ten strijd. Ik zou levenslang onteerd zijn als d’ onverlaat ons zou ontsnappen en wij hem niet kunnen vatten. Nooit ken ik nog een gelukkige dag als ik er niet in slagen mag om op die schoft wraak te nemen. – Koning, dat zullen we dra weten.

zijn degen om hem dood te steken.<br />

Ysegrijns eind is aangebroken<br />

en Beaucent had hem doodgestoken<br />

zonder dat van losgeld sprake was<br />

als daar verschijnt Grimbeert de das.<br />

Ondanks het hem veel moeite kost<br />

helpt hij de wolf weer op zijn ros.<br />

Het is nu de beurt aan Bruin de bere<br />

om op de vijand te chargeren.<br />

Hij stoot vooreerst op Doordhage,<br />

maar die ontwijkt zijn eerste slagen.<br />

Dan gebruiken zij hun spiezen<br />

en zij worden driest en driester.<br />

De speer van Bruin breekt doormidden<br />

en Doordhage, als handige ridder,<br />

mikt op ‘t bovenste van de rondas<br />

en doorboort Bruins schouderblad.<br />

Maar daar komt al op zijn paard<br />

aangestormd monseigneur Bernard,<br />

op ‘t strijdros met de witte sokken,<br />

en hij heeft zijn zwaard getrokken<br />

om Bruin de beer bijstand te bieden.<br />

Maar daar verschijnen honderd hoplieten,<br />

ze komen uit het kamp van Reynaert<br />

met Ysegrijn, Rosvel en Quadhout<br />

tegaar.<br />

Ondanks zijn hevige tegenstand<br />

leggen zij op Bruin de beer de hand<br />

en voeren zij hem gevangen weg.<br />

Dan vallen ze zonder enig overleg<br />

aartspriester, dom Bernard, aan,<br />

die Bruin de bere wou bijstaan.<br />

Maar als Quadhout hem ziet komen<br />

geeft hij terstond zijn ros de sporen<br />

en door hun vaart worden ze allebei<br />

meegesleurd naar de vallei.<br />

Daar bestoken zij met hun lansen<br />

hun schilden met wisselende kansen<br />

tot ze vliegen al aan spaanders.<br />

Dan trekken ze hun zware zwaarden<br />

en slaan elkander op de helm.<br />

Wee, wie niet doorstaan kan dit geweld!<br />

Bernard slaat zo hevig op zijn helm<br />

dat hij Quadhout van zijn paard velt<br />

zodat hij languit ligt in ‘t veld.<br />

Hij zou zijn gevangen genomen<br />

als daar niet spoorslags was aangekomen<br />

Tybaert om zijn bloed te stelpen<br />

94<br />

Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07<br />

en hem weer op zijn paard te helpen.<br />

Gevoerd wordt hier met bitsigheid<br />

een verbeten en verwoede strijd.<br />

Schild om de hals, zwaard in de hand<br />

stort Reynaert zich in het gedrang.<br />

Hij stoot meteen de stier, Bruyant,<br />

die tegen elk wapen lijkt bestand,<br />

en wil hem met zijn zwaard neerslaan,<br />

maar Bruyant laat hem niet begaan<br />

en zal de eerste stoot zelf geven,<br />

maar Reynaert houdt zijn tegenstrever<br />

met zijn wapenschild goed tegen<br />

en stoot hem uit zijn zadel neer.<br />

Zo fel was Bruyants slag dat de speer<br />

van Reynaert breekt in zijn hand,<br />

maar die van de vos was even hard<br />

zodat de helm van de stier valt in ‘t zand.<br />

Reynaert stijgt van zijn Gascons paard<br />

en zwaait wraakzuchtig met zijn zwaard.<br />

Bruyant, die de slag ziet aankomen,<br />

vreest niet levend te ontkomen,<br />

smeekt de vos met gevouwen handen<br />

om hem van de dood te sparen:<br />

– Reynaert, in Gods naam, heb medelij.<br />

Ik geef mij over. Heer, spaar mij.<br />

Reynaert antwoordt met een glimlach:<br />

– Vandaag komt gij er goed vanaf,<br />

maar ik gebied u en ik eis<br />

dat ge u aangeeft in het paleis.<br />

– Heer, roept Bruyant, dat staat me aan<br />

omdat ik in de toekomst en voortaan<br />

mij voegen zal naar uw bevelen<br />

als ik mag blijven verder leven.<br />

Te paard springt hij zeer uitgelaten,<br />

verheugd het slagveld te verlaten.<br />

De veldslag nu loopt op zijn end.<br />

De krijgskans heeft Reynaert verwend<br />

want hij heeft de strijd gewonnen<br />

en gevangen twee baronnen.<br />

Zijn ridders komen fier terug<br />

naar ‘t paleis over de brug.<br />

De koning hebben zij achtergelaten,<br />

die kwaad is en in alle staten<br />

over wat zijn heer moest ondergaan.<br />

Hij zweert bij God en roept Hem aan<br />

dat hij hier niet vandaan zal gaan<br />

eer hij al zijn tegenstrevers<br />

verslagen heeft met zijn leger.<br />

Maar dit zinloos en dreigend praten

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!