JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap

JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap

reynaertgenootschap.be
from reynaertgenootschap.be More from this publisher
18.09.2013 Views

6 en een oude man, die zwaar op zijn stok steunt, dominant in beeld. Het zijn arme mensen die hun kreupele moeder in een houten karretje meevoeren. Door rechts de lichte weg tussen de bomen te accentueren krijgt Collens diepte en suggereert hij de lange weg die de bedevaarders al zijn gegaan. Karel Collens was een gewaardeerde medewerker van De Scalden (zie verder). Hij maakte vele ‘omlijstingen’ en illustraties voor de fraaie en zeer gezochte jaarboeken van deze Antwerpse kunstvereniging. In het tweede jaarboek zien we niet de in schijn vrolijke, maar de droefgeestige Collens aan het werk. Van Offel schrijft over dit plaatje (afb. 4): ‘[Dit] was eene van de weinige werken waarmee Collens uitte de zwaarmoedigheid van vele uren.’ De toeschouwer ervaart wat Collens met wit en zwart kon bereiken. De voorovergebogen boer, die met enkele lijnen wordt gestileerd en als een zwartvlak is ingevuld, vangt dominant de aandacht van de kijker. Hij is zo krom gewerkt dat zijn hoofd bijna op zijn handen rust, die voor zijn wankele lijf steun zoeken op een stok. Deze zwaarmoedig ogende man wordt nog tragischer door de donkere achtergrond. Collens had zijn atelier in een soort belvédère, boven op een der huizen aan de Van Dijckkaai in Antwerpen. Hij had ook nog een landelijk buitenverblijf waar hij in de zomer zijn Scaldenvrienden uitnodigde. Daar op ‘den buiten’ oogde Collens opgewekt en vrolijk en was er van zijn zwaarmoedige aard niet veel te merken. Tijdens zijn ziekte zocht hij er rust. Van daaruit is hij ook door zijn Scaldenvrienden bij zijn dood in 1901 naar zijn laatste rustplaats gebracht. afb. 4 Tiecelijn, 20, 2007

De Scalden 7 De kunstvereniging De Scalden (1889-1914) is begonnen als een groep kunstenaars die praalwagens voor Antwerpse feestgroepen ontwierpen. De leden wilden kunst naar het volk, naar de gewone man brengen. Vele studenten van de Antwerpse kunstacademie uit alle mogelijke kunstrichtingen sloten zich bij de groep aan. De leden waren niet alleen schilders en beeldhouwers, maar ook dichters, schrijvers, componisten, leerbewerkers, decorateurs, smeden, afficheontwerpers, architecten, enzovoort. Onder de meer dan 120 leden vinden we naast Karel Collens, bekende namen als Pol de Mont, Edward Pellens, Victor de Meyere, Lodewijk Mortelmans, Eugeen van Mieghem, Karel van de Woestyne, Prosper van Langendonck, Lode Baeckelmans en erelid Fritz Mayer van den Bergh, de mecenas die een prachtige verzameling kunstwerken samenbracht (deze collectie is normaliter te zien in het gelijknamige (maar momenteel gesloten) museum te Antwerpen). De Scalden organiseerden diverse tentoonstellingen met werken die zij omschreven als ‘Monumentale’, ‘Decoratieve’ en ‘Toegepaste’ kunst. De uitgave van zestien merkwaardige ‘jaarboeken’ tussen 1897 en 1912, alle verschillend van vorm en inhoud, behoren tot de toppers van de Vlaamse boekkunst. Een belangrijke doelstelling van de jaarboeken was het presenteren van wat zij als gemeenschapskunst omschreven, dit is een door diverse kunstenaars (literair, beeldend, decoratief) gecreëerde en voor iedereen toegankelijke vorm van kunst. Edmond van Offel, die een van de drijvende krachten was, stelt als voorbeeld de gotische kathedralen waar de bouwmeesters, de werklieden, de beeldhouwers en de schilders kunst voortbrachten voor gemeenschappelijk gebruik: prachtige gebouwen waar onder de perfecte gewelven de gregoriaanse gezangen weerklonken en waar de kleurrijke beeldverhalen in de glasramen voor iedereen toegankelijk waren. Hoe De Scalden deze doelstelling hebben vorm gegeven zien we in de jaarboeken. Door hun inhoud en vormgeving, bindwerk en band krijgen we hier een harmonische samenwerking van kunstenaar en ambachtsman: een Gesamtkunstwerk zoals dat vaak in de Jugendstil werd nagestreefd. Naar het fraai uitgevoerde zesde jaarboek, een postume biografie van Karel Collens door Edmond van Offel, verwezen we al in het biografische stukje over Collens. Het jaarboek is mooi gebonden in een linnen band, met in twee verzonken vakken een in bas-reliëf sculpturaal geschreven tekst: ‘K. Collens. De Scalden’. Het boek heeft een ruim oblong formaat (220 x 260 mm) en kan met twee linten worden dichtgeknoopt. We bekijken nog enkele van deze juweeltjes van naderbij. De eerste twee jaarboeken van De Scalden vertoonden nog geen homogeniteit en waren meer een bundeling van losse bijdragen zonder dragend thema, met zowel klassieke als moderne illustraties. Het derde, het vierde en het laatste jaarboek werden als kalender uitgegeven en zijn stilistisch homogeen samengesteld. Doordat deze jaarboeken effectief als kalender konden worden gebruikt, pasten ze goed in het streven van De Scalden om de toegepaste kunst te herwaarderen. Door die kalenders in boekvorm uit te geven konden ze tevens veel artistieke bijdragen inlassen. In het eerste kalenderjaarboek uit 1899 zijn de maanden door diverse kunstenaars fraai omlijst. In deze randen zijn dikwijls beeldende elementen verwerkt die de periode van het jaar illustreren. Het jaarboek is ingedeeld volgens de vier seizoenen met plaatjes die de sfeer van het lopende jaargetijde evoqueren. Die ‘omlijstingen’ werden een terugkerend element in alle jaarboeken en pasten volledig in de Tiecelijn, 20, 2007

6<br />

en een oude man, die zwaar op zijn stok steunt, dominant in beeld. Het zijn arme<br />

mensen die hun kreupele moeder in een houten karretje meevoeren. Door rechts<br />

de lichte weg tussen de bomen te accentueren krijgt Collens diepte en suggereert<br />

hij de lange weg die de bedevaarders al zijn gegaan.<br />

Karel Collens was een gewaardeerde medewerker van De Scalden (zie verder).<br />

Hij maakte vele ‘omlijstingen’ en illustraties voor de fraaie en zeer gezochte jaarboeken<br />

van deze Antwerpse kunstvereniging. In het tweede jaarboek zien we niet<br />

de in schijn vrolijke, maar de droefgeestige Collens aan het werk. Van Offel schrijft<br />

over dit plaatje (afb. 4): ‘[Dit] was eene van de weinige werken waarmee Collens<br />

uitte de zwaarmoedigheid van vele uren.’ De toeschouwer ervaart wat Collens met<br />

wit en zwart kon bereiken. De voorovergebogen boer, die met enkele lijnen wordt<br />

gestileerd en als een zwartvlak is ingevuld, vangt dominant de aandacht van de kijker.<br />

Hij is zo krom gewerkt dat zijn hoofd bijna op zijn handen rust, die voor zijn wankele<br />

lijf steun zoeken op een stok. Deze zwaarmoedig ogende man wordt nog tragischer<br />

door de donkere achtergrond.<br />

Collens had zijn atelier in een soort belvédère, boven op een der huizen aan de<br />

Van Dijckkaai in Antwerpen. Hij had ook nog een landelijk buitenverblijf waar hij in<br />

de zomer zijn Scaldenvrienden uitnodigde. Daar op ‘den buiten’ oogde Collens<br />

opgewekt en vrolijk en was er van zijn zwaarmoedige aard niet veel te merken.<br />

Tijdens zijn ziekte zocht hij er rust. Van daaruit is hij ook door zijn Scaldenvrienden<br />

bij zijn dood in 1901 naar zijn laatste rustplaats gebracht.<br />

afb. 4<br />

Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!