JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
51<br />
De liederen van Broes vormen een reeks beelden, snapshots van hoofdmomenten<br />
uit een Reynaertverhaal in deze tijd, met Izengrim als de onverzadigbare geldwolf,<br />
Bruin als militaire sabelsleper, Belijn als conservatieve prelaat. Daartussenin opereert<br />
Reinaert als de sympathieke vagebond ‘die rebel is maar daarbij de eigenbaat<br />
niet uit het oog verliest en die weet dat men de mensen moet nemen langs hun<br />
zwakste kant als ze alleen zijn en met het mooie woord als ze samen zijn.’ Reinaert<br />
kent al het menselijke van de mens. Daarom is hij ‘een mens van een beest’. 10<br />
In de cantate Reinaert II is een aantal situaties en personages uit de middeleeuwse<br />
Reynaert in tien liederen geactualiseerd in de twintigste eeuw. De band tussen<br />
beide teksten is tamelijk los. Het gaat in de cantate veeleer en veel meer om<br />
de geest van Reynaert die naar onze tijd getransformeerd wordt dan om een navertelling<br />
van het verhaal. Van de tien liederen zijn er maar drie die de facto verwijzen<br />
naar episodes uit Willems epos: het zesde lied (Celibaatlied), het zevende,<br />
(Afscheidslied) en het achtste (Lied van Honoré). Die constatering spoort met<br />
Broes’ eigen typering: ‘een zeer vrije bewerking van een na 700 jaar nog altijd aktueel<br />
stuk, met de hoop dat de liederen iets zullen overbrengen van de geest van de<br />
Reinaert’. 11<br />
Antwerpen, de Antwerpenaar, maar daarin toch eigenlijk de westerse mens uit<br />
deze omgeving in deze tijd, is object in Reinaert II. De politici krijgen ervan langs:<br />
de hebzuchtigen, de verwaanden, de dwaze krachtpatsers, de meelopers, de misbruikers<br />
en de misbruikten lopen door elkaar, nu net als toen en toen als nu. Er<br />
wordt gesneerd naar de onbeschaamde geldhonger, de tegenstellingen tussen arm<br />
en rijk, de grondspeculatie en de milieuverontreiniging.<br />
De taal<br />
Bert Broes is een taalvirtuoos. Hij beschikt over een enorme woorde<strong>nr</strong>ijkdom en kan<br />
bijzonder scherp formuleren. Zijn taal is speels en soepel, helder en muzikaal: de<br />
klankassociaties lijken hem toe te stromen. Je hoort muziek als je de gedichten<br />
hardop leest. De liederen zijn sterk ritmisch: de trommels en trompetten klinken mee<br />
in de tekst. De dichter vermijdt op het eind van de versregel de doffe uitgangen van<br />
werkwoorden en zelfstandige naamwoorden. Nagenoeg alle regels eindigen op klinkers,<br />
wat de muzikaliteit van de teksten zeer vergroot.<br />
De vorm die de dichter kiest, versterkt de inhoud van zijn liederen. Het martiale<br />
staccato in het lied van Bruin accentueert de presentatie van de sabelsleper. In de<br />
vloeiende rijmklanken van het lyrische afscheidslied straalt de liefde tussen<br />
Ermelijne en Reinaert. Het feit dat de teksten primair zijn – de muziek is er later bij<br />
gecomponeerd – staat garant voor een grote diversiteit aan versvormen.<br />
Auteur en componist<br />
De schrijver van de liederen, Bert Broes, werd in 1919 als Bert Carrein geboren in<br />
Frankrijk, in Dozulé/Calvados. Zijn ouders waren West-Vlamingen die in<br />
Wereldoorlog I naar Frankrijk vluchtten. Bert Carrein woonde in zijn jeugd in<br />
Bikschote, tussen Ieper en Diksmuide. Later vestigde hij zich in Limburg, eerst in<br />
Hasselt, daarna in Zolder. In 1982 keerde hij naar zijn roots terug en ging hij in<br />
West-Vlaanderen wonen, in Oostende.<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07