JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
In de winter van 1969-1970 wordt Bert Broes getroffen door een zwaar hartinfarct.<br />
Na een verblijf van vele maanden in het ziekenhuis, rust hij in de zomer van 1970<br />
uit in Middelkerke aan zee. Daar ontmoet hij regelmatig Van der Bracht en De Prins.<br />
Zijn herstel lijkt door hun Reynaertproject niet belemmerd te worden.<br />
In november 1970 schrijft Johan van der Bracht aan Bert Broes. Hij heeft de tekst<br />
van Pieter de Prins ontvangen en is gematigd optimistisch. Het geheel lijkt hem een<br />
goede scenische versie van het epos maar er zal toch nog een en ander aan veranderd<br />
moeten worden. Zijn voornaamste zorg is dat het niet dicht genoeg bij de<br />
actualiteit staat. In dit opzicht verwacht hij veel van de liederen van Broes, die hij<br />
weldra onder ogen hoopt te krijgen.<br />
Dan is het enkele maanden stil. Plotseling, in de zomer van 1971, wordt het hele<br />
project door Johan van der Bracht afgeblazen ‘omdat de beloofde toneelzaal niet<br />
klaar komt’. 5 De Prins is boos: ‘Eerst doet hij mij naar de kust komen, zorgt ervoor<br />
dat ik gedurende twee maanden mijn handen vol heb, verplicht mij allerlei soorten<br />
musicals te lezen (en te kopen), en zegt mij na anderhalf jaar doodnuchter dat het<br />
niet doorgaat.(…) Ik vind dat wel wat straffen toebak’. 6 De directie van het Brussels<br />
Kamertoneel bericht Bert Broes dat de afgelasting van het project te wijten is ‘aan<br />
zeer verschillende redenen, waaronder het tekort aan financies, het acteurspotentieel<br />
en de accomodatiemogelijkheden van de zaal’. Over een financiële tegemoetkoming<br />
voor verrichte werkzaamheden rept de brief niet. Wel ‘geven wij dit stuk (…)<br />
volkomen vrij en zouden het zeer goed vinden, moest een ander gezelschap het<br />
kunnen opvoeren’. 7<br />
Hierna scheiden zich de wegen van Van der Bracht, De Prins en Broes.<br />
Tot 1973 ligt deze Reynaert vervolgens in de ijskast.<br />
Van musical naar cantate<br />
48<br />
In de zomer van 1973 stuurt Bert Broes zes Reinaertliedteksten naar de componist<br />
Peter Cabus, blijkbaar op diens verzoek. Cabus, zo valt uit de brieven te reconstrueren,<br />
heeft van het Algemeen Nederlands Zangverbond (ANZ) de opdracht<br />
gekregen ‘een werk voor gemengd koor met maximum 5 solisten (vokale of instrumentele)’<br />
te schrijven en heeft Broes aangezocht als tekstdichter. Wist hij dat Broes<br />
teksten op de plank had liggen? In een brief van maart 1974 van het ANZ aan Bert<br />
Broes is voor het eerst sprake van ‘de Kantate Reinaert’. Het Zangverbond is zeer<br />
te spreken over de partituur. In het najaar van 1974 stuurt Bert Broes nog eens vier<br />
liedteksten naar Peter Cabus, zodat er nu tien liederen in totaal zijn. Dat aantal komt<br />
overeen met dat van de uiteindelijke cantate die in 1975 wordt uitgevoerd. Een<br />
kopie van de laatste vier liederen die Broes in 1974 naar Cabus stuurde, is bewaard<br />
gebleven. Van de eerste zes liedteksten resteren alleen de korte karakteriseringen<br />
in genoemde brief van zomer 1973.<br />
De versie van 1973 is in grote lijnen identiek aan die van 1975. Een lied op<br />
Izengrim, ‘wiens (geld-en grond)honger niet te stillen is’, heeft het uiteindelijk niet<br />
gehaald, evenmin als het oorspronkelijk gedachte openingslied, de algemene aanklacht<br />
der dieren. Nieuw in de slotversie is het tweede lied: De vos loopt nog altijd<br />
los. Een lied onder deze titel is al wel voorzien in het bovenvermelde musicalontwerp<br />
van Pieter de Prins: daar is het gepland als openingslied ‘voor het doek’.<br />
Wanneer, hoe en door wie het contact is gelegd tussen het ANZ en het gemeentebestuur<br />
van Antwerpen is niet bekend.<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07