18.09.2013 Views

JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap

JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap

JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

4<br />

mie wel de technische aspecten en vaardigheden van het tekenen en schilderen,<br />

maar hij voelde goed het gevaar dat in dit artistieke keurslijf de frisheid van zijn<br />

natuurtalent kon verloren gaan. Een mooi voorbeeld van dit negatieve aspect van<br />

de toenmalige vorming was de iets oudere Vincent van Gogh, die in de docentenkring<br />

van de Antwerpse academie niet werd aanvaard en er uiteindelijk wegbleef.<br />

De opleiding aan de toenmalige academie was aan strikte regels gebonden. ‘De<br />

eerbiedwaardige Formule, den heiligen Regel,’ noemt Van Offel het. De leerlingen<br />

werden vervormd tot academisch geijkte modelkunstenaars. Meestal vakkundig op<br />

goed niveau, maar met een onderdrukte persoonlijkheid en daardoor dikwijls eentonig.<br />

Volgens Van Offel snoeiden de docenten alle eigenheid weg, zoals je hele<br />

rijen bomen snoeit, tot ze allen nog een model vormen.<br />

Dit patroon paste niet bij Collens. Tijdens de lessen zat hij in een schetsboek zijn<br />

typische karikaturale schetsen te maken. Hij wilde niet de anderen imiteren maar<br />

zichzelf zijn. Van nature was hij ongeschikt voor dit soort opleiding. Maar hij kende<br />

toen nog niet de weg naar zijn eigen kunstvorm. De zachtzinnige, schuchtere<br />

Collens durfde zich ook niet verzetten. Braaf tekende en schilderde hij academisch<br />

naar het model en ‘den heiligen Regel’, maar dat paste zo weinig bij zijn talent dat<br />

‘er altijd iets [was] in zijn studies, dat vloekte, dat huilde… ’t Ging niet, en het zou<br />

nooit gaan.’ (Van Offel, p. 11.) Collens’ temperament als artiest was hem te sterk.<br />

Hij zou (buiten de academie) nooit mooie torso’s en monumentale, naar de regels<br />

samengestelde stukken schilderen. Hij maakte stiekem humoristische schetsjes<br />

met potlood of krijt. Dit was de aanzet tot wat (behalve enkele schilderijen en prenten)<br />

de stijl van zijn later werk zou worden. Het was vooral in dit soort werken dat<br />

hij zijn verlangen naar een opgewekt, open en vrolijk leven kon uiten.<br />

Op een amusante, enigszins mild spottende wijze de volkse mens en het landelijke<br />

leven in beeld brengen zou ook later het thema van het grootste deel van zijn<br />

werk blijven. Dit werk hield zelfs iets van de naïviteit waarmee kinderen hun jongens<br />

en meisjes tekenen. Het is een kostbare hoedanigheid van een kunstenaar om met<br />

een frisse, bijna kinderlijke blik te blijven kijken. Daardoor wordt hij nog door alles<br />

verrast en legt hij scènes vast waar velen aan voorbijgaan, waardoor hij juist het<br />

typische, het kenschetsende van een gebeurtenis ontdekte. Met deze ingesteldheid<br />

kon Collens volkse, daarom niet artistiek minderwaardige, maar voor de kleine man<br />

begrijpelijke kunst creëren. Als de centsprenten toen nog in trek waren geweest,<br />

had hij die op goed niveau kunnen produceren.<br />

Met zijn talent was hij bij uitstek geschikt om prenten over fabels en volksverhalen<br />

te maken. Zo schiep hij fraaie prenten bij De kraai en de puid en De haas en de<br />

schildpad van La Fontaine, naar vertalingen door Dr. B. de Bie. Collens was goed<br />

bevriend met Pol de Mont, die samen met Alfons de Cock de bundel Dit zijn<br />

Vlaamsche Vertelsels samenstelde. De Mont gaf de teksten door aan Collens, die<br />

er prenten bij maakte die niet in het boek werden opgenomen, maar als vrije prenten<br />

werden aangeboden.<br />

Een voorbeeld hiervan is de tekening geïnspireerd door de vertelling Van ’t<br />

schoenmakerken (afb. 2). ‘Er was zoo eens een schoenmaker, en die at zoo gaarne<br />

koekebakken’ begint de Mont zijn verhaal. ‘Ja maar,’ zei zijn vrouw, ‘we hebben<br />

immers geen pan’. ‘Leen er een hiernaast,’ zei de schoenmaker. Zijn vrouw ging er<br />

een halen maar bakte zoveel koeken dat de pan stuk sprong. Geen van beiden wilden<br />

de pan nog naar de buren brengen. Gevolg: een hoog oplopende ruzie. We<br />

bekijken hoe Collens de scène in de dorpse woning uitbeeldt. De schoenmaker zit<br />

op zijn kruk voor het raam en wijst beschuldigend naar de kapotte pan. De harmo-<br />

Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!