JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Pol de Mont<br />
15<br />
Pol de Mont heeft een belangrijke rol gespeeld in de kunstenaarsvereniging De<br />
Skalden. Daar ontmoette hij ook opnieuw zijn oud-leerling Karel Collens, die bij hem<br />
de lessen Nederlandse literatuur had gevolgd aan de academie. De Mont stimuleerde<br />
Collens niet alleen als kunstenaar, maar hij bezorgde hem ook illustratieopdrachten.<br />
Voorts ontsloot De Mont voor Collens de wereld van de folklore en inspireerde<br />
hij hem tot het illustreren van volkse verhalen. Die volkskundige kennis werd<br />
voor Collens tevens een inspiratiebron voor zijn vrije prenten.<br />
Pol de Mont werd in Wambeek in het Pajottenland geboren op 15 april 1857. In<br />
1882 werd hij benoemd tot leraar Nederlands aan het Koninklijk Atheneum te<br />
Antwerpen en enkele jaren later (in 1886) werd hij lesgever aan de Koninklijke<br />
Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. In 1892 werd hij lid van de<br />
Antwerpse provincieraad als Vlaamse liberaal. Tijdens zijn leven ontwikkelde hij<br />
zich als strijdend flamingant, volkskundige, letterkundige en kunstcriticus. In augustus<br />
1904 werd hij benoemd tot conservator van het Antwerpse Museum voor<br />
Schone Kunsten. Na de Eerste Wereldoorlog week hij na heftige lastercampagnes<br />
in de Franstalige pers even naar Nederland uit (voor de oorlog had hij blijk gegeven<br />
van sympathie voor het pan-Germanisme, tijdens de oorlog evenwel had hij zich<br />
afzijdig gehouden). Opnieuw in Antwerpen werd hij van 1919 tot 1923 hoofdredacteur<br />
van De Schelde op vraag van uitgever Gust Janssens. Hij publiceerde artikels<br />
over kunst, literatuur, muziek en volkskunde voor dit ongebonden, radicaal<br />
Vlaamsgezinde dagblad. O.a. Paul van Ostaijen, Gaston Burssens en Alice Nahon<br />
waren zijn medewerkers. De Mont stichtte ook het wekelijks Letterkundig bijblad<br />
van De Schelde. Nadien was hij vaak in het buitenland, maar hij bleef tot zijn dood<br />
in 1931 aan het blad meewerken. Hij overleed in Berlijn. Zijn as werd bijgezet op het<br />
Schoonselhof te Antwerpen.<br />
Zijn biograaf Raymond Vervliet schetst hem als ‘een leider, een volkstribuun met<br />
aristocratische zwier, die zijn geestdrift op anderen wist over te dragen’ (Nieuwe<br />
Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, p. <strong>20</strong>88). Reeds tijdens zijn studiejaren<br />
aan het Klein Seminarie van Mechelen en later als Leuvense student was hij een<br />
verwoed taalijveraar en flamingant en had hij contacten met Hendrik Conscience,<br />
Guido Gezelle, Albrecht Rodenbach en August Snieders. Als dichter was hij een<br />
‘overgangsfiguur, een schakel tussen twee tijdperken in de Vlaamse literatuur,<br />
waarvan hij de opbloei mogelijk maakte door zijn vernieuwende en verruimende<br />
blik’ (Vervliet, p. <strong>20</strong>91). Zijn dichterschap was eerst Vlaams-romantisch, later kwam<br />
hij onder de invloed van de impressionisten en de symbolisten. Hoewel hij reeds op<br />
23-jarige leeftijd met de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Vlaamse Letterkunde voor zijn<br />
bundel Gedichten (1880) werd bekroond, zou men hem later in het Brusselse weigeren<br />
als medewerker aan Van Nu en Straks, dit terwijl hij de vernieuwingsbeweging<br />
in Vlaanderen eigenlijk had helpen voorbereiden. Ook op theatervlak was hij<br />
verdienstelijk. De Mont wilde ook (en vooral) bij het ‘volk’ belangstelling voor de letterkunde<br />
opwekken met de uitgave van Onze nationale letterkunde, een reeks<br />
bloemlezingen tussen 1888 en 1891. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in het<br />
opbouwen en tot bloei brengen van de volkskunde in Vlaanderen. Het doel was het<br />
‘ontwakend bewustzijn van het Vlaamse volk’ tonen en het rijke Vlaamse erfgoed op<br />
de voorgrond brengen. Samen met Alfons de Cock gaf hij de eerste grote verzamelingen<br />
Vlaamse volkssprookjes uit: Vlaamsche wondersprookjes (1896) en Dit<br />
zijn Vlaamsche Vertelsels (1898).<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07