JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
13<br />
Hier kan Collens zich volledig uitleven. De prent zit vol beweging en dynamiek. Door<br />
zijn donkere kleding brengt hij de pastor prominent in beeld. De afgeknotte boomstam,<br />
met de gespleten bovenkant waarin Bruin van de heerlijke honing likt, staat<br />
aan de rand van het bos. Zo heeft Collens de ruimte om een lange stoet dorpelingen<br />
van onder hun kerktoren ‘uit volle macht’ naar Bruin te laten lopen. Ze zijn goed<br />
gewapend en krijgen zelfs nog meer attributen dan in Willems’ verzen. De ‘staf’ van<br />
de pastor lijkt meer op een lans. Voor de pastor loopt de koster met zwarte kousen<br />
en een ‘grote vaan, / om te steken en te slaan’. De dorper Lamfried, die al dicht bij<br />
Bruin genaderd is, heeft zijn groot mes en scherpe bijl in de aanslag. Rustig in zijn<br />
cirkeltje in de rechterbovenhoek kan Reinaert genieten van het ongeluk dat hij Bruin<br />
heeft aangedaan.<br />
3<br />
Grimbeert gaat met Reinaert naar het hof. Onderaan de prent (afb. 8a en 8b) lezen<br />
we:<br />
Grimbaart hoorde zijne vraag,<br />
brak een rijsjen uit een haag<br />
en gaf Reinaart veertig slagen<br />
die hij lijdzaam moest verdragen<br />
voor zijn zonden groot en klein.<br />
J.F. Willems<br />
Collens heeft de scène sober uitgebeeld. We zien alleen Reinaert en Grimbaert. De<br />
das lijkt zijn reeks van 40 slagen met overtuiging af te werken. De vos ondergaat<br />
het gebeuren lijdzaam en in tranen. Spoedig kunnen ze verder de lange weg naar<br />
Nobels hof gaan. De artiest heeft louter gefocust op de kastijding en de biecht niet<br />
suggestief in beeld gebracht.<br />
4<br />
Reinaert vertrekt op pelgrimstocht met onderaan de prent (afb. 9a en 9b) de tekst:<br />
… en met zijn stoet<br />
deed hij Reinaart uitgeleide.<br />
Wolf en Beer, gevangen beide,<br />
bleven liggen in hun nood,<br />
wenschend, dat zij waren dood.<br />
J.F. Willems<br />
Met de woorden: ‘Nu, Gods oorlof! Reis met spoed,’ deed Nobel Reinaert uitgeleide.<br />
Collens laat een zelfbewuste, in dit stadium van het verhaal nog dominante<br />
Nobel de stoet leiden. Reinaert, met Jacobusstaf en pelgrimstas, volgt de heerser<br />
schijnbaar onderdanig. Zijn gezichtsexpressie doet ons toch al het ergste vermoeden.<br />
Cuwaert, met gespitste oren, loopt achteraan. Hij is op zijn hoede en oogt<br />
gespannen. De artiest heeft enkel de haas met donkere arceringen afgebeeld,<br />
waardoor hij de aandacht van de toeschouwer trekt. Maar er is meer: ‘zwart’ betekent<br />
bij Collens ‘noodlot’. Dit kunnen we zien als een voorafbeelding van wat<br />
Cuwaert in Malpertuis te wachten staat. Rechtsonder ligt een geketende, noodlijdende<br />
Bruin en in de uitgespaarde cirkels bovenaan is Reinaert al op pad.<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07