Inhoud H2O nummer 16, augustus 2010 - H2O - Tijdschrift voor ...
Inhoud H2O nummer 16, augustus 2010 - H2O - Tijdschrift voor ...
Inhoud H2O nummer 16, augustus 2010 - H2O - Tijdschrift voor ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
43ste jaargang / 20 <strong>augustus</strong> <strong>2010</strong><br />
nº <strong>16</strong> / <strong>2010</strong><br />
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER<br />
COELO: OPHEFFEN WATERSCHAP LEVERT NIET VEEL OP<br />
“IN 2011 MOET NEW ORLEANS VEILIG ZIJN”<br />
RAPPORTEREN VAN DE BETROUWBAARHEID VAN KRW-BEOORDELING<br />
KWALITEIT MONITORINGSGEGEVENS NIET ALTIJD VOLDOENDE
Komkommertijd?<br />
De aantijging dat het meest recente klimaatrapport ernstige<br />
fouten zou bevatten, blijkt onjuist. Dat bericht kreeg weinig<br />
ruimte in de media, maar is wel van belang. Zo is ook het onderzoek<br />
van het COELO van belang over de effecten van het opheffen van de<br />
waterschappen als bestuurlijke organisatie (waarmee deze uitgave<br />
opent). Het werpt een ander licht op de discussie. Het COELO komt tot<br />
de slotsom dat opheffing van de waterschappen in de huidige vorm<br />
weinig financiële zoden aan de dijken zet.<br />
Ander nieuws van de afgelopen zomerperiode zijn de rampzalige<br />
overstromingen in China en Pakistan én opnieuw in midden- en<br />
oost-Europa. Het zijn niet direct gevolgen van de wijzigingen in het<br />
klimaat, meer de gevolgen van menselijk ingrijpen in het landschap.<br />
H 2O tijdschrift <strong>voor</strong> water<strong>voor</strong>ziening en<br />
waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen<br />
Officieel orgaan van<br />
Stichting tot uitgave van het tijdschrift<br />
H 2O en haar participanten:<br />
- Koninklijk Nederlands Waternetwerk<br />
- Vewin<br />
- Kiwa Water Holding BV<br />
Uitgever<br />
Rinus Vissers<br />
Redactie<br />
Peter Bielars (hoofdredacteur)<br />
Michiel van Zaane<br />
Jacques Geluk<br />
Pieter de Vries<br />
Postbus 122, 3100 AC Schiedam<br />
telefoon (010) 427 41 65<br />
fax (010) 473 99 11<br />
e-mail h2o@nijgh.nl<br />
Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam<br />
Redactiesecretariaat<br />
Dora Pompe<br />
Redactiecommissie<br />
Harry Tolkamp (<strong>voor</strong>zitter/Waternetwerk)<br />
André Struker (Waternetwerk)<br />
Frits Vos (Vewin)<br />
Gerda Sulmann (KWR Watercycle Research Institute)<br />
Advertentieverkoop<br />
Roelien Voshol (010) 427 41 54<br />
Brigitte Laban (010) 427 41 52<br />
Mediaorder<br />
Carola Sjoukes (010) 427 41 41<br />
fax (010) 473 20 00<br />
Abonnementenservice<br />
Pauline Roos (010) 427 41 08<br />
Tini van Schijndel (010) 427 41 08<br />
e-mail abo@nijgh.nl<br />
fax (010) 426 27 95<br />
Abonnementsprijs<br />
€ 106,- per jaar excl. 6% BTW<br />
€ 140,- per jaar <strong>voor</strong> buitenland<br />
€ 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW<br />
Abonnementen gelden <strong>voor</strong> één jaar en worden<br />
– zonder tegenbericht – automatisch verlengd.<br />
Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken<br />
<strong>voor</strong> het aflopen van de abonnementsperiode te<br />
geschieden aan bovenstaand postadres.<br />
Druk en lay-out<br />
DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag<br />
Copyright<br />
Nijgh Periodieken B.V., <strong>2010</strong><br />
Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt<br />
uitdrukkelijk <strong>voor</strong>behouden. Overname van artikelen<br />
alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />
www.vakbladh2o.nl<br />
4 / COELO: opheffen van waterschap levert niet<br />
veel op<br />
5 / Grote demiwaterinstallatie in Antwerpen<br />
6 / Nederlandse overheidsdiensten leren van<br />
Turkije<br />
Kees Blok, Ton Geensen en William Oliemans<br />
8 / Interview met Mathijs van Ledden: “In 2011<br />
moet New Orleans veilig zijn”<br />
Maarten Gast<br />
10 / Leidingbreuk eerder opmerken door<br />
bewaking uitgaande hoeveelheid water<br />
Martijn Bakker, Onno Brunklaus en Bas Swildens<br />
12 / Praktijkonderzoek naar grootschalige<br />
natuurverbetering Markermeer-IJmeer<br />
Roel Knoben<br />
14 / Combinatie van technieken werkt afvalwater<br />
op tot proceswater<br />
Myrthe de Bruin<br />
<strong>16</strong> / Waternetwerken<br />
21 / Rapporteren van de betrouwbaarheid van<br />
KRW-beoordelingen<br />
Paul Baggelaar, Onno van Tongeren, Roel Knoben en<br />
Willem van Loon<br />
26 / Kwaliteit monitoringsgegevens niet altijd<br />
voldoende<br />
Jordie Netten, Niels Evers, Bas van der Wal en Roel<br />
Knoben<br />
29 / Visvriendelijke pompen<br />
Bart van Esch en Kees Rommens<br />
33 / Naar een verstoppingvrij puttenveld Tull<br />
en ‘t Waal: de stand van zaken<br />
Martijn Tas, Kees van Beek, Rob Breedveld en René<br />
Kollen<br />
37 / Agenda<br />
38 / Handel & Industrie<br />
In Azië gaat het bij<strong>voor</strong>beeld om het kappen van bossen (<strong>voor</strong><br />
de noodzakelijke broodwinning). In oost-Europa betreft het<br />
slecht beheer en onderhoud aan de dijken. Nederland kan een<br />
helpende hand bieden, maar een structurele oplossing <strong>voor</strong> deze<br />
wateroverlast kan alleen gevonden worden wanneer voldoende<br />
belang gehecht wordt aan veiligheid. Het ‘opofferen’ van duizenden<br />
mensen (China) kan niet jaar in jaar geaccepteerd worden.<br />
In eigen land doemt zolangzamerhand een nieuw kabinet aan de<br />
horizon op. Welke keuzen gaan de partijen maken? Kiezen ze <strong>voor</strong><br />
het algemeen belang of <strong>voor</strong> hun eigen belang?<br />
Peter Bielars<br />
inhoud nº <strong>16</strong> / <strong>2010</strong><br />
4<br />
8<br />
12<br />
Bij de <strong>voor</strong>pagina:<br />
Een medewerker van Waterschap Rivierenland<br />
neemt met een Rutnerfles een watermonster<br />
(zie pagina 26).
COELO: opheffen waterschap<br />
levert niet veel op<br />
Het afschaffen van de waterschappen en het onderbrengen van het water -<br />
systeembeheer bij provinciale uitvoeringsorganisaties levert niet de door het<br />
Interprovinciaal Overleg (IPO) verwachte besparing op van 300 à 400 miljoen<br />
euro per jaar. Een realistischer bedrag is - en dan nog op middellange termijn -<br />
circa 80 miljoen euro. Dat concludeert het Centrum <strong>voor</strong> Onderzoek van de<br />
Economie van Lagere Overheden (COELO), een wetenschappelijk instituut van<br />
de Rijksuniversiteit Groningen, na onderzoek dat het uitvoerde in opdracht van<br />
de Unie van Waterschappen.<br />
Het IPO wil de waterschappen ‘onder<br />
het bestuurlijke dak van de<br />
provincies brengen’. Dit nu door<br />
het COELO onderzochte <strong>voor</strong>stel bestaat uit<br />
twee delen. De 26 waterschappen moeten<br />
opgaan in 12 provinciale uitvoeringsorganisaties,<br />
die de taken zouden overnemen op het<br />
gebied van waterveiligheid, -kwantiteit en<br />
-kwaliteit. Daarnaast krijgen gemeenten,<br />
gekoppeld aan de rioleringstaak, de verantwoordelijkheid<br />
<strong>voor</strong> de afvalwaterzuivering.<br />
Dit laatste lijkt volgens de onderzoekers op<br />
een recent <strong>voor</strong>stel van de Unie van Waterschappen<br />
en de Vereniging van Nederlandse<br />
Gemeenten (VNG), maar verschilt hiervan op<br />
één wezenlijk punt: de te realiseren<br />
besparingen. Daarom is het COELO door de<br />
Unie gevraagd een deskundig oordeel te<br />
vellen over het IPO-<strong>voor</strong>stel.<br />
Door het watersysteembeheer onder te<br />
brengen bij de provincies is volgens het IPO<br />
Baggerwerkzaamheden door Waterschap Roer en Overmaas in Roermond.<br />
4 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
sprake van een doelmatiger aansturing en<br />
zijn besparingen op bestuurs- en overheadkosten<br />
mogelijk ter grootte van 300 à 400<br />
miljoen euro per jaar. Deze becijfering klopt<br />
niet, menen de onderzoekers: de verwachte<br />
bezuiniging op bestuurskosten van 128<br />
à 179 miljoen euro is bij<strong>voor</strong>beeld niet te<br />
realiseren. Het bedrag is ruim twee keer zo<br />
hoog als het bedrag dat waterschappen aan<br />
bestuur toerekenen. En dat bevat al kosten<br />
die niet zouden verdwijnen bij opheffing van<br />
de waterschappen als zelfstandige bestuurs -<br />
laag. Een realistischer schatting van de te<br />
besparen bestuurskosten ligt tussen 36 en 53<br />
miljoen euro per jaar.<br />
Niet goed onderbouwd<br />
De overheadkosten van de waterschappen<br />
liggen aanzienlijk lager dan het IPO veronderstelt,<br />
waardoor een besparing van 128 à<br />
192 miljoen euro per jaar ‘onrealistisch hoog’<br />
is. Ook de bezuiniging door het <strong>voor</strong>komen<br />
van dubbel werk en het verminderen<br />
van overleg (41 à 48 miljoen euro) is niet<br />
goed onderbouwd, meent het COELO. Die<br />
conclusie geldt, schrijven de onderzoekers,<br />
eigenlijk <strong>voor</strong> het hele IPO-<strong>voor</strong>stel. Ze<br />
merken bovendien op dat het IPO alleen<br />
gewag maakt van mogelijke kostenbesparingen,<br />
maar kosten die eraan zijn verbonden<br />
niet noemt. “Doordat eventuele besparingen<br />
pas na enkele jaren zullen optreden, kan het<br />
IPO-<strong>voor</strong>stel aanvankelijk tot hogere kosten<br />
leiden in plaats van lagere.”<br />
De COELO-onderzoekers vinden het niet<br />
juist het bezuinigingspotentieel van 550<br />
miljoen euro, zoals dat is genoemd door de<br />
commissie-Gast, te gebruiken als onderbouwing<br />
van het IPO-<strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong> de<br />
waterketen. Dit bedrag is niet gebaseerd op<br />
opheffing van de waterschappen.<br />
De Unie van Waterschappen is met<br />
<strong>voor</strong>stellen gekomen die er<strong>voor</strong> kunnen
Waterschappen en gemeenten werken al regelmatig samen op het gebied van afvalwaterbeheer.<br />
zorgen dat het Rijk naar verwachting 130<br />
miljoen euro minder gaat betalen <strong>voor</strong><br />
het waterbeheer. Dat komt <strong>voor</strong>al doordat<br />
de waterschappen een groter deel van<br />
de kosten <strong>voor</strong> hun rekening nemen (die<br />
uiteindelijk door de belastingbetaler worden<br />
Het testen van noodpompen door Waterschap Aa en<br />
Maas.<br />
opgebracht). De Unie verwacht dat waterschapslasten<br />
door andere maatregelen<br />
(onder meer opschaling, gezamenlijk<br />
inkopen met Rijkswaterstaat en besparingen<br />
op het gebied van waterzuivering) in 2020<br />
niet extra zullen stijgen ten opzichte van<br />
de autonome ontwikkelingen. De precieze<br />
lastenontwikkeling die het gevolg zou zijn<br />
van overname van de <strong>voor</strong>stellen uit het<br />
Storm Werkdocument van de Unie is echter<br />
moeilijk te <strong>voor</strong>spellen, aldus het COELO.<br />
Reactie IPO<br />
De cijfers uit het COELO-rapport over de<br />
mogelijke besparingen in het waterbeheer<br />
zijn volgens het IPO veel te <strong>voor</strong>zichtig. “We<br />
moeten het rapport nog nader bestuderen,<br />
maar in een eerste reactie valt ons wel een<br />
aantal zaken op”, aldus een woordvoerster.<br />
“Kitty Roozemond, plaatsvervangend<br />
algemeen directeur van het IPO, heeft al<br />
gezegd dat het bedrag van 80 miljoen euro<br />
aanzienlijk hoger is dan tot nog toe door de<br />
waterschappen zelf steeds werd aangegeven<br />
als mogelijke besparing, namelijk slechts 23<br />
miljoen.”<br />
Het IPO baseert zijn analyse op de<br />
begrotingen van de waterschappen <strong>voor</strong><br />
<strong>2010</strong>, waarin hun eigen ramingen <strong>voor</strong><br />
bestuurskosten en definities van overheadkosten<br />
zijn weergegeven. “COELO gaat uit<br />
van een inventarisatie onder de waterschappen<br />
over 2009, met een interpretatie<br />
van wat wel of niet onder bestuurskosten<br />
moet vallen. Ook uit COELO-cijfers blijkt<br />
echter dat aanzienlijke besparingen op<br />
bestuurkosten mogelijk zijn.”<br />
Belangrijk verschil met de IPO-analyse is<br />
dat volgens COELO het fuseren van waterschappen<br />
geen besparing op overhead<br />
zou opleveren. “Dit is onjuist en slechts<br />
gebaseerd op één rapport. De ervaring<br />
leert dat aanzienlijke besparingen wel<br />
degelijk mogelijk zijn bij grote fusieprocessen.”<br />
Volgens het IPO heeft de Unie van<br />
Waterschappen in haar eigen <strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong><br />
doelmatig waterbeheer aangegeven dat het<br />
fuseren van waterschappen (van 26 naar<br />
13) een bezuiniging van 91 miljoen euro<br />
oplevert.<br />
actualiteit<br />
Grote demiwaterfabriek<br />
in<br />
Antwerpen<br />
Induss, een nieuw bedrijf in<br />
Vlaanderen dat werd opgericht door<br />
de twee toonaangevende Vlaamse<br />
waterbedrijven (de Antwerpse<br />
Waterwerken (AWW) en de Tussengemeentelijke<br />
Maatschappij der<br />
Vlaanderen <strong>voor</strong> Water<strong>voor</strong>ziening<br />
(TMVW)) gaat één van de grootste<br />
demi-waterfabrieken en bijbehorend<br />
distributienetwerk in Europa bouwen.<br />
Induss kondigde dat op 18 <strong>augustus</strong><br />
aan. Het bedrijf levert water <strong>voor</strong><br />
industriële toepassingen, zoals<br />
koelwater, gedemineraliseerd water,<br />
ketelvoedingswater en ultragezuiverd<br />
water.<br />
Induss levert aan bedrijven en<br />
bedrijfssectoren <strong>voor</strong> wie water<br />
cruciaal is in hun processen, in de vorm<br />
die de klant wenst. Dat kan gedemineraliseerd<br />
water zijn <strong>voor</strong> productie van stoom in<br />
de (petro)chemie, ultrapuur water <strong>voor</strong> de<br />
voedingsindustrie, koelwater, gezuiverd of<br />
herbruikt afvalwater. Zo nodig zorgt Induss<br />
ook <strong>voor</strong> de productie, regeneratie en<br />
recuperatie van het gevraagde water bij de<br />
klant zelf. Ook met specifieke afvalwaterproblemen<br />
kunnen bedrijven bij Induss terecht.<br />
Het bedrijf is technologie-onafhankelijk, wat<br />
betekent dat het zal samenwerken met<br />
verschillende technologieaanbieders.<br />
Induss is een volledig nieuw bedrijf, maar<br />
geen nieuwkomer. Induss bouwt verder<br />
op de kennis en ervaring van zijn aandeelhouders<br />
AWW en TMVW. Dat biedt leveringszekerheid,<br />
een groep ingenieurs met kennis<br />
van diverse disciplines, een eigen laboratorium,<br />
jarenlange productkennis en ervaring<br />
met technologieën én grondige kennis van<br />
milieuwetgeving, heffingen en vergunningen.<br />
Induss ambieert zijn kennis en ervaring<br />
buiten de grenzen van zijn huidige verzorgingsgebieden<br />
toe te passen en kijkt ook over<br />
de landsgrenzen heen.<br />
Naast verscheidene industriële waterprojecten<br />
verspreid over Vlaanderen neemt<br />
Induss nu direct een groots initiatief in de<br />
Antwerpse haven. Deze zomer begint de<br />
bouw van een reusachtige demi-waterfabriek<br />
met bijbehorend distributienetwerk: Induss<br />
I. De fabriek krijgt een omvang van ongeveer<br />
een half UEFA-voetvalveld (1750 m 2 ). Het<br />
totale fabrieksterrein beslaat straks ruim vijf<br />
voetbalvelden. Induss I - die straks een rol<br />
gaat spelen op Europees niveau - richt zich<br />
op de productie van gedemineraliseerd water<br />
en zal <strong>voor</strong>al aan de omliggende (petro)<br />
chemische bedrijven leveren. De leveringscapaciteit<br />
bedraagt 48.000 kubieke meter per<br />
dag. De investeringskosten zijn 10,4 miljoen<br />
euro <strong>voor</strong> de aanleg van het distributienet en<br />
<strong>16</strong> miljoen euro <strong>voor</strong> de bouw van de demiwaterfabriek.<br />
De verwachte jaarlijkse omzet<br />
bedraagt 45 miljoen euro.<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
5
Nederlandse overheidsdiensten leren van Turkije<br />
De Dienst Landelijk Gebied heeft de afgelopen drie jaar in het kader van een<br />
twinningproject 30 specialisten uit de Nederlandse watersector naar Turkije<br />
gestuurd om daar Turkse ambtenaren te trainen met de implementatie van de<br />
Kaderrichtlijn Water.<br />
Turkije heeft de invoering van de<br />
Europese Kaderrichtlijn Water<br />
<strong>voor</strong>tvarend ter hand genomen. Het<br />
Turkse ministerie van Milieu en Bos kreeg<br />
daarbij de afgelopen twee jaar steun van een<br />
Nederlands/Slowaaks/Engels consortium dat<br />
uitvoering gaf aan het EU-twinningproject<br />
Capacity building for the water sector in Turkey<br />
(zie kader). Van Nederlandse zijde deden<br />
waterschappen en overheidsdiensten mee.<br />
Heeft werken over de grens nut <strong>voor</strong> de<br />
vanuit Nederland betrokken partijen?<br />
Hebben Nederlandse overheidsdiensten iets<br />
te zoeken in den vreemde?<br />
Twinning is een kennisuitwisselingsprogramma<br />
van de Europese Commissie dat de<br />
uitbreiding van de Europese Unie<br />
ondersteunt. Lidstaten delen kennis met<br />
kandidaat-lidstaten en buurlanden over de<br />
wet- en regelgeving die geldt binnen de EU.<br />
Twinning gaat om samenwerking tussen<br />
overheden. Het budget gaat <strong>voor</strong>al naar<br />
personele kosten en reiskosten <strong>voor</strong><br />
deskundigen die kennis uitwisselen.<br />
Het project had tot doel Turkse capaciteit<br />
<strong>voor</strong> de Kaderrichtlijn Water - en gerelateerde<br />
waterkwaliteitrichtlijnen - te vergroten. Er is<br />
een stroomgebiedsbeheerplan <strong>voor</strong> de<br />
Büyük Menderes opgesteld. Vergelijking met<br />
vier andere stroomgebieden leidde tot een<br />
schatting van de vereiste inspanning om te<br />
voldoen aan de richtlijnen in geheel Turkije.<br />
Op basis hiervan zijn nationale werkprogramma’s<br />
<strong>voor</strong> de implementatie van de<br />
richtlijnen opgesteld.<br />
De Dienst Landelijk Gebied leidde het<br />
project. Een door DLG aangestelde adviseur<br />
zorgde in Turkije <strong>voor</strong> dagelijks overleg met<br />
de Turkse collega’s en coördineerde de inzet<br />
van buitenlandse experts. Naast mensen uit<br />
eigen huis zijn experts vanuit LNV-directies,<br />
de universiteit van Wageningen, het LEI en<br />
het RIVM én de waterschappen Roer en<br />
Overmaas, Peel en Maasvallei en Vallei & Eem<br />
ingezet. In totaal zijn zo’n 30 Nederlandse<br />
deskundigen bij het project betrokken.<br />
Hebben zij van de werkzaamheden geleerd<br />
en heeft de eigen organisatie daar wat aan?<br />
Idealisme of eigenbelang?<br />
Allereerst wordt een kanttekening bij de<br />
vraagstelling geplaatst. Dat Nederlandse<br />
overheidsorganisaties kunnen leren van werk<br />
in het buitenland is goed, maar niet de<br />
hoofdreden <strong>voor</strong> hun betrokkenheid.<br />
Volgens Henk van Alderwegen, <strong>voor</strong>zitter<br />
van Peel en Maasvallei, gaat het er om een<br />
kandidaat-lidstaat te steunen.<br />
Siep Groen van het ministerie van Landbouw,<br />
Natuur en Voedselveiligheid stelt dat dit<br />
project <strong>voor</strong>tvloeit uit een fatsoenlijke<br />
6 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
omgang tussen lidstaten. Het ondersteunen<br />
van een kandidaat-lidstaat is geen<br />
onversneden idealisme: volgens Tim Smit<br />
(Peel en Maasvallei, nu: Aa en Maas) draagt<br />
het toepassen van Europese standaarden<br />
<strong>voor</strong> industriële lozingen bij gelijke mogelijkheden<br />
van de eigen industrie.<br />
Brengen en halen<br />
De Nederlanders beamen dat ze geleerd<br />
hebben van hun inzet. Voor velen was het<br />
nuttig zich (opnieuw) te verdiepen in de<br />
wetteksten. Volgens Gabriel Zwart van Peel<br />
en Maasvallei komt dit door de manier van<br />
werken in Nederland: “Omdat er steeds één<br />
steen aangeleverd moest worden, ontbrak<br />
het zicht op het geheel.” Ook anderen geven<br />
aan dat ze de KRW nu beter en in een breder<br />
perspectief kennen. Omdat er met een<br />
andere waterbeheerder, in dit geval Turkije,<br />
samengewerkt werd, kon niet op bestaande<br />
kennis teruggevallen worden en was het zaak<br />
te weten wat in richtlijnen en ondersteunende<br />
documenten staat.<br />
Rolf Michels van het Landbouw Economisch<br />
Instituut (LEI): “In een situatie met een<br />
bekend onderwerp maar een onbekende<br />
context, leer je altijd. Na afloop van een trip<br />
kijk je op een frisse manier tegen je gangbare<br />
werk aan.”<br />
Frans de Bles van Vallei & Eem ziet nu dat<br />
technische experts geneigd zijn hun verhaal<br />
bij anderen als bekend te veronderstellen:<br />
“Maar in Turkije ontdek je dat dit niet werkt.<br />
Het zijn prima, goed opgeleide mensen maar<br />
<strong>voor</strong> het onderwerp moet je wel terug naar<br />
de basis en vervolgens stap <strong>voor</strong> stap zaken<br />
doorlopen. In Nederland is dat eigenlijk net<br />
zo. Ik denk nu meer na over hoe iets bij<br />
anderen landt.”<br />
Ook Martien Janssen van het RIVM benadrukt<br />
dit: “De Turkse situatie is vergelijkbaar met<br />
Nederland in 1970. We willen ons verhaal<br />
vanuit het nu vertellen, maar je moet in de<br />
tijd terug om de ontwikkeling duidelijk te<br />
maken. Met die les doe ik mijn <strong>voor</strong>deel in<br />
communicatie met mensen buiten mijn<br />
vakgebied en met buitenlandse delegaties<br />
die hier langskomen.”<br />
Veel ervaren waterbeheerders kijken nu<br />
bescheidener naar hun werk. Susanne Wuijts<br />
van het RIVM: “In Nederland ken je de<br />
patronen waarin we samenwerken; door in<br />
een andere context te werken raak je bewust<br />
van die patronen. Hoewel een aantal dingen<br />
in Turkije langzamer gaat, gaan andere<br />
dingen sneller dan bij ons.”<br />
Lodewijk Stuyt van Alterra benadrukt dat<br />
Turkije inspiratie kan geven om de in<br />
Nederland vastgeroeste protocollen over een<br />
onderwerp als het beprijzen van water te<br />
doorbreken.<br />
Leren van lidstaten<br />
In het twinningproject draaiden ook<br />
deskundigen uit Slowakije en Engeland mee.<br />
Na een dag op het ministerie volgde een<br />
avond waarin de aanpak van de Kaderrichtlijn<br />
Water werd vergeleken. De<br />
organisatie van de Nederlandse watersector<br />
blijft <strong>voor</strong> buitenlandse collega’s ondoorgrondelijk,<br />
maar met de hoge bestuurlijke<br />
betrokkenheid bij het bepalen van de<br />
maatregelen heeft Nederland gescoord. En<br />
de Nederlandse waterbeheerders leerden<br />
onder meer van de systematische manier<br />
waarop in Engeland de samenhang tussen<br />
de doelen werd gepresenteerd.<br />
Samenwerking tussen lidstaten is leerzaam.<br />
Susanne Wuijts: “Het RIVM is betrokken bij<br />
het opstellen van handreikingen <strong>voor</strong> de<br />
Kaderrichtlijn Water. Omdat je weet wat er in<br />
andere landen speelt, kun je daar beter op<br />
inspelen”. Volgens Henk Sterk, de technisch<br />
adviseur in Turkije, heeft Nederland baat bij<br />
deze samenwerking: “Nederlandse experts<br />
krijgen een globaler beeld van de waterproblemen.<br />
Turkije kent grote problemen met<br />
droogte, waar Nederland bij het ontwikkelen<br />
van het eigen verdrogingbeleid <strong>voor</strong>deel<br />
mee kan doen. Nederland heeft veel<br />
waterlichamen geclassificeerd als kunstmatig<br />
of sterk veranderd. Het is goed te kijken hoe<br />
andere landen daarmee omgaan. Ook laat<br />
werken in het buitenland zien dat de<br />
invoering van de KRW anders kan, waardoor<br />
je de complexe Nederlandse overlegstructuur<br />
kunt relativeren.”<br />
Leren van de projectcultuur<br />
Niet alleen het perspectief en de kennis van<br />
deskundigen werden beïnvloed; velen<br />
noemden ook dat ze leren van de manier van<br />
werken binnen het project. Rolf Michels: “Je<br />
was in Turkije binnen een bestek van vijf<br />
dagen gericht bezig met één taak. Ik probeer<br />
nu in mijn werk ook meer tijd aaneengesloten<br />
aan één onderwerp te besteden.<br />
Sommige projecten hebben zo’n gerichte<br />
aanpak nodig.” Binnen de Dienst Landelijk<br />
Gebied heeft deze manier van werken zelfs<br />
een naam: gecomprimeerd werken.<br />
Andries Bouma, vestigingsdirecteur in<br />
Tilburg, wil dat zijn medewerkers hierin meer<br />
bedreven raken zodat projecten versneld<br />
kunnen worden. Siep Groen: “Voor m’n<br />
huidige klus met grensoverschrijdend<br />
waterbeheer met Duitsland kan de aanpak<br />
uit Turkije nuttig zijn. In plaats van overlegbijeenkomsten<br />
wil ik een werksessie<br />
organiseren om met handen uit de mouwen<br />
gezamenlijk bij<strong>voor</strong>beeld een specifieke<br />
beek aan te pakken.”<br />
Maar er zijn ook kanttekeningen. Gecomprimeerd<br />
werken is geen abc’tje. Je kunt de<br />
planning van anderen niet zomaar afblokken<br />
en het werkt alleen als het selectief wordt<br />
toegepast.<br />
Ook zijn er lessen geleerd op specifieke<br />
vakgebieden. Luuk Schaminee en Tjibbe<br />
Wubbels van de Dienst Landelijk Gebied
actualiteit<br />
De Büyük Menderes (‘grote meander’) verbindt het centrale hoogland met de Egeïsche kust. De rivier is in hoge mate gereguleerd door waterkrachtdammen en<br />
reservoirs ten behoeve van drinkwater en landbouw. Agrarische bedrijvigheid (olijfoliepersen, leerlooierijen en textielindustrie) drukt zwaar op de waterkwaliteit.<br />
Klimaatontwikkelingen verergeren dit alleen maar. De Turkse overheid investeert met prioriteit in afvalwaterbehandeling <strong>voor</strong> zowel stedelijke centra (Uçak, Aydin,<br />
Denizli) als kleinere agglomeraties.<br />
werd bij<strong>voor</strong>beeld gevraagd het databeheer<br />
in Turkije te helpen vormgeven. Gekozen<br />
werd <strong>voor</strong> een koppeling tussen softwareprogramma’s<br />
en databestanden: “Door die<br />
combinatie kunnen de doelgroepen goed uit<br />
de voeten met databestanden. Managers<br />
gebruiken een standaardprogramma om de<br />
gegevens in te kijken en kunnen op hun<br />
interesses selecteren. De databeheerders<br />
hebben een handzame invoermodule en<br />
kunnen consistentie beoordelen. En aan<br />
belanghebbenden kan informatie in de vorm<br />
van kaarten gepresenteerd worden. Zulk<br />
gegevensbeheer kan in Nederland in kleinere<br />
projecten ook goed werken.”<br />
Leren functioneren in een andere<br />
context<br />
Gerry Roelofs van Peel en Maasvallei: “Je<br />
kennis wordt niet alleen inhoudelijk<br />
verbreed, maar door het werken in een<br />
andere cultuur en doordat je tijdens de<br />
missies de rol van cursusleider krijgt,<br />
verbreedt je jezelf ook in andere opzichten.”<br />
Volgens Gabriel Zwart is het belangrijk daar<br />
stil bij te staan: “Je wordt beschouwd als de<br />
expert en trainer en dat schept hoge<br />
verwachtingen die je niet altijd kunt<br />
waarmaken. Het helpt dan aan te geven op<br />
welke gebieden jouw expertise wel en niet<br />
toereikend is.” Ook Esther Koopmanschap van<br />
het Centre for Development Innovation<br />
(onderdeel van de universiteit van<br />
Wageningen) geeft aan dat de houding<br />
belangrijk is: “wij - maar ook Duitsers - komen<br />
vaak betweterig over. Wij zullen jullie<br />
vertellen hoe jullie het moeten doen. Maar<br />
uiteindelijk kunnen deskundige waterbeheerders<br />
toch niet alle vragen beantwoorden.<br />
Waar we goed mee hebben<br />
kunnen helpen, is de stap zetten van ideeën<br />
naar plannen. We zorgden er<strong>voor</strong> dat het<br />
proces niet bleef hangen in reflectie op hoe<br />
de situatie is. We hadden een stimulerende<br />
rol.”<br />
Nut <strong>voor</strong> de organisaties<br />
Ook de organisaties blijken veel aan het<br />
project gehad te hebben. Meestal is bewust<br />
<strong>voor</strong> deelname aan dit project gekozen. In<br />
Nederland is het opstellen van de stroomgebiedsbeheerplannen<br />
<strong>voor</strong>al een zaak van de<br />
waterschappen. Het project in Turkije bood<br />
DLG de kans ervaring met de KRW op te<br />
doen.<br />
Een lerende organisatie heeft baat bij de<br />
uitwisseling van ervaringen. Alterra koos<br />
<strong>voor</strong> dit project, omdat het zijn expertise<br />
over waterbeheer in droge gebieden wil<br />
vergroten. Voor het RIVM gold dat het zijn<br />
betrokkenheid bij Europese handreikingen<br />
een beter fundament kon geven. Voor<br />
Vincent Linderhof van het LEI sloot het<br />
project aan bij de beleidsthema’s waar zijn<br />
afdeling aan werkt.<br />
Ook onder de waterschappen spelen<br />
organisatiedoelen een rol bij buitenlandse<br />
activiteiten. Maurice Franssen van Roer en<br />
Overmaas: “We hebben deelgenomen aan<br />
het project, omdat we internationale<br />
samenwerking vanzelfsprekend vinden. Ons<br />
waterschap is omgeven door buitenland en<br />
heeft meer kilometers grens met België en<br />
Duitsland dan met de rest van Nederland. Wij<br />
zijn het dan ook het meest internationale<br />
waterschap van Nederland.”<br />
Bij Waterschap Peel en Maasvallei vormden<br />
de betrokken specialisten een kleine<br />
werkgroep die een afrondende evaluatie van<br />
de projectinzet gemaakt heeft. Een evaluatie<br />
die handvatten en richting geeft aan verdere<br />
activiteiten over de grens: focussen op<br />
kennisoverdracht en verbreden van de groep<br />
medewerkers die meedraait.<br />
Een <strong>voor</strong>zichtige conclusie ten aanzien van<br />
overheden en overheidsdiensten die<br />
activiteiten over de grens ondernemen, is dat<br />
een organisatie meer uit zo’n activiteit kan<br />
halen dan alleen een kleine groep meer<br />
ervaren, sensitieve en loyale medewerkers.<br />
Het hebben van heldere organisatiedoelen<br />
bij de buitenlandse activiteit helpt, net als<br />
het zetten van concrete stappen om<br />
ervaringen binnen de organisatie uit te<br />
dragen en te verankeren.<br />
Er lijkt zich in de uitspraken over het doel van<br />
werken over de grens soms een tweedeling<br />
<strong>voor</strong> te doen: een aantal organisaties<br />
gebruikt buitenlandse projecten om kennis<br />
te halen, terwijl andere het zien als een<br />
(ideële) vorm van kennisoverdracht. Voor de<br />
individuele waterspecialisten bestaat deze<br />
tweedeling allang niet meer: zij hebben<br />
ervaren dat werken over de grens zowel<br />
‘halen’ als ‘brengen’ is.<br />
Kees Blok, Ton Geensen en William<br />
Oliemans (Dienst Landelijk Gebied)<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
7
MATHIJS VAN LEDDEN (ROYAL HASKONING) IN LOUISIANA:<br />
“In 2011 moet New<br />
Orleans veilig zijn”<br />
Op 29 <strong>augustus</strong> 2005 raasde de orkaan Katrina over New Orleans in<br />
de Amerikaanse staat Louisiana. De beelden van de gevolgen van de<br />
watersnoodramp, die daar toen het gevolg van was, zullen velen nog op<br />
hun netvlies hebben. Beelden die deden denken aan de watersnood van<br />
1953. Amerikaanse delegaties bezochten Nederland om te zien hoe wij ons<br />
veilig voelen in polders die beneden zeeniveau liggen. Ook Nederlandse<br />
deskundigheid werd ingezet bij het realiseren van grotere veiligheid aldaar.<br />
Voor dit <strong>nummer</strong>, vijf jaar na Katrina, het verslag van een gesprek met Mathijs<br />
van Ledden, hoofd van het team medewerkers van ingenieursbureau Royal<br />
Haskoning dat in New Orleans gestationeerd is. Het gesprek vond plaats op<br />
het kantoor van het ingenieursbureau in Rotterdam toen Van Ledden een paar<br />
dagen in Nederland was om zijn visum te verlengen.<br />
Wat doet Royal Haskoning in New<br />
Orleans?<br />
“In november 2005 waren Nederlandse<br />
bedrijven uitgenodigd om te kijken welke<br />
bijdrage zij zouden kunnen leveren aan de<br />
aanpak van de situatie rond New Orleans.<br />
De Nederlandse ambassade en het NWP<br />
hadden zich daar sterk <strong>voor</strong> gemaakt.<br />
Voor Royal Haskoning legde René Zijlstra,<br />
directeur Kust en Rivieren in Nederland,<br />
contacten met grote Amerikaanse bureaus.<br />
We zijn toen ingegaan op een <strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong><br />
het project- en programmamanagement van<br />
de wederopbouw van de dijken, de aanleg<br />
van stormvloedkeringen en nieuwe pompstations<br />
rond de stad. Sindsdien maken we<br />
deel uit van het consortium dat uiteindelijk<br />
die opdracht kreeg van het US Army Corps of<br />
Engineers (USACE).”<br />
Kun je de situatie in New Orleans<br />
schetsen?<br />
“New Orleans ligt aan de Mississippi, vergelijkbaar<br />
met Rotterdam aan de Rijn. De rivier<br />
stroomt door de stad. De oude stad ligt wat<br />
hoger. Grote uitbreidingen rondom liggen in<br />
poldergebieden, één à twee meter beneden<br />
het zeeniveau. Aan de zuidkant mondt de<br />
Mississippi uit in de Golf van Mexico. Aan de<br />
noord- en de oostkant van de stad liggen<br />
meren, die in verbinding met het zeewater<br />
staan. Afhankelijk van de windrichting kan<br />
het water dus van drie kanten komen.”<br />
“Toen New Orleans in de moerasgebieden<br />
aan de noordkant van de stad ging bouwen,<br />
heeft men daar polders ingericht. De<br />
gemalen pompten het water in ontwateringkanalen<br />
die uitmondden in het meer<br />
aan de noordkant. Toen de stad verder<br />
uitbreidde, zijn deze gemalen niet verplaatst,<br />
maar werd alle water daarheen geleid. Op<br />
de dijken van de uitwateringkanalen heeft<br />
men toen, ter bescherming van deze nieuwe<br />
wijken, keermuren geplaatst die tot drie<br />
meter hoog konden zijn. Tijdens de orkaan<br />
Katrina hebben deze keermuren het op<br />
diverse plaatsen begeven. Niet omdat het<br />
water te hoog kwam, maar omdat de grond<br />
waarop ze stonden, weggeduwd werd<br />
door de waterdruk. Als deze muren waren<br />
8 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
blijven staan, was de ramp veel minder groot<br />
geweest.”<br />
“Aan de oostkant waren de dijken zo’n zes<br />
meter hoog. Het water stond tot aan de<br />
kruin van de dijk, maar grote golven sloegen<br />
eroverheen en ondermijnden het talud aan<br />
de achterzijde. Op verschillende plekken zijn<br />
deze toen doorgebroken, waardoor ook het<br />
oostelijk deel van de stad onder water kwam<br />
te staan.”<br />
Hoe groot is New Orleans?<br />
De stad zelf telt 300.000 à 400.000 inwoners.<br />
In de gehele regio wonen één miljoen<br />
mensen. Dus ook qua grootte vergelijkbaar<br />
met Rotterdam. Ten zuiden van New Orleans<br />
en langs de Mississippi was de situatie<br />
nog veel dramatischer. Daar zijn mensen<br />
weggespoeld. Dat kreeg alleen nooit veel<br />
aandacht. De orkaan is langs de stad gegaan,<br />
niet eroverheen. De wind ging toen liggen.<br />
De mensen dachten dat het gevaar geweken<br />
was, maar toen bleek dat de dijken waren<br />
doorgebroken en liep de stad onder water. “<br />
“Daarna kwam dus de vraag hoe men de<br />
stad beter kon beschermen? Het basisprincipe<br />
van de aanpak is kustlijnverkorting,<br />
hetzelfde wat Nederland na 1953 gedaan<br />
heeft.”<br />
“De ontwateringkanalen zijn aan het<br />
meer afgesloten met schuiven en worden<br />
bemalen door nieuwe gemalen. Deze zijn<br />
snel gebouwd en waren in 2006 al operationeel,<br />
een eerste groot succes. Daarnaast<br />
wordt 500 à 600 kilometer dijken verhoogd<br />
en versterkt. Ook zijn de ontwerpregels<br />
<strong>voor</strong> deze dijken aangescherpt, <strong>voor</strong>al met<br />
betrekking tot de kwaliteit en het type<br />
materiaal dat gebruikt wordt: meer en betere<br />
klei, minder zand.”<br />
“Aan de oostkant van de stad worden twee<br />
andere grote werken gerealiseerd. In de<br />
eerste helft van de twintigste eeuw hebben<br />
de Verenigde Staten een groot kanaal<br />
aangelegd van Texas tot Florida. Dit kanaal<br />
beschermde in de Tweede Wereldoorlog<br />
de scheepvaart langs de kust tegen Duitse<br />
U-boten. Dit kanaal is te vergelijken met<br />
het Amsterdam-Rijnkanaal. Het kruist met<br />
sluizen de Mississippi bij New Orleans, maar<br />
loopt aan de oostkant door het meer wat<br />
daar ligt en in open verbinding met de zee<br />
staat. Omdat de overgang van kanaal naar<br />
het meer niet afsluitbaar was, steeg tijdens<br />
de orkaan Katrina het water in het kanaal<br />
en braken de dijken erlangs door. De arme<br />
wijken van de stad, polders op één tot<br />
drie meter beneden zeeniveau, zijn <strong>voor</strong>al<br />
daardoor zo zwaar getroffen. Men heeft<br />
besloten dit kanaal afsluitbaar te maken met<br />
een soort mini-Maeslantkering en een grote<br />
keermuur van bijna drie kilometer: de Inner<br />
Harbor Navigation Canal-stormvloedkering.”<br />
“Dat aan de zuidkant van de stad nauwelijks<br />
problemen <strong>voor</strong>kwamen, was een gevolg<br />
van de windrichting. Maar ook daar gaat<br />
men een kanaal afsluitbaar maken: het<br />
Western Closure Complex. Allemaal <strong>voor</strong>zieningen<br />
volgens het principe van onze<br />
deltawerken: het verkorten van de kustlijn.”<br />
Wat is de rol van Royal Haskoning in<br />
dit geheel?<br />
“In 2011 moet de stad veilig zijn. Dat wil<br />
zeggen een beschermingsniveau van<br />
1:100 jaar hebben. De dijken moeten dus<br />
ontworpen zijn op een waterstand en<br />
bijbehorende golven met een gemiddelde<br />
kans van één procent per jaar. Binnen het<br />
consortium is één van onze taken geweest<br />
de nieuwe dijkhoogten vast te stellen<br />
onder toezicht van USACE. Een belangrijk<br />
uitgangspunt in dit project. Want het gaat<br />
om het verhogen van 600 kilometer dijk, een<br />
investering van 14 miljard dollar in vijf à zes<br />
jaar.”<br />
“Voor het vaststellen van de dijkhoogte<br />
hebben we een nieuwe methode<br />
<strong>voor</strong>gesteld, die uniform is <strong>voor</strong> het gehele<br />
gebied en rekening houdt met de onzekerheden<br />
in de uitkomsten van allerlei rekenmodellen.<br />
Modellen <strong>voor</strong> het berekenen van<br />
de baan van de orkaan, van windrichting en<br />
windsnelheid, van hoogte van golven, etc.<br />
In de uitkomsten van zulke modelberekeningen<br />
zit altijd onzekerheid. Als je daarmee<br />
rekening houdt, is de einduitkomst anders.”<br />
Een soort veiligheidsfactor?<br />
“Ja, maar wel een factor die van plek tot plek<br />
apart berekend wordt. Langs een meer is de<br />
uitkomst anders dan langs de kust of langs<br />
de rivier. In Nederland houdt men doorgaans<br />
50 cm extra als standaard overal aan. Hier<br />
komen we op sommige plekken tot 90 cm<br />
extra vanwege alle onzekerheden. Wat er<br />
uiteindelijk gebeuren moet, is ook niet<br />
overal hetzelfde. Aan de noordkant kunnen<br />
we volstaan met een halve tot één meter<br />
verhoging, aan de zuidkant ook met één<br />
meter. Maar aan de oostkant komen we tot<br />
twee à drie meter verhoging. Waar weinig<br />
mensen wonen, is dat niet zo’n probleem.<br />
Maar in de stad zelf is dat anders, vergelijkbaar<br />
met Rotterdam of Dordrecht. Dijken<br />
in de stad langs stadshavens <strong>voor</strong> containeroverslag.”<br />
“Omdat in New Orleans langs de Mississippi<br />
bij Katrina weinig gebeurd was, dacht men
in eerste instantie dat de dijken daar hoog<br />
genoeg waren. Maar bij de veel zwakkere<br />
stormen Gustav in 2008 en Ida in november<br />
2009 steeg daar het water wel flink. Toen<br />
was er opstuwing vanuit de riviermond. In<br />
2008/2009 zijn we tot de conclusie gekomen<br />
dat ook in het benedenstroomse deel van<br />
de stad de dijken langs de Mississippi iets<br />
omhoog moeten om het gewenste beschermingsniveau<br />
te kunnen bieden. Zeker als<br />
je rekening houdt met de zeespiegelrijzing<br />
op lange termijn en met de bodemdaling<br />
die ook hier optreedt. Dat vraagt maatwerk,<br />
waarbij we het principe ‘zacht waar het kan,<br />
hard waar het moet’ proberen uit te werken.<br />
Langs de Mississippi is ‘zacht’ een aarden<br />
dijk en ‘hard’ een keermuur. Belangrijk<br />
verschil is dat je een dijk later nog meer en<br />
relatief gemakkelijk kunt verhogen; bij een<br />
keermuur kan dat niet.”<br />
Waarom kan een keermuur niet<br />
verhoogd worden?<br />
“De ondergrond in New Orleans is veel<br />
complexer dan die in Nederland. In<br />
Nederland hebben we overal vaste lagen<br />
waarop te bouwen is. Hier is de prutlaag<br />
veel dikker en liggen de harde lagen heel<br />
diep in de grond. De zware keermuur van<br />
de stormvloedkering bestaat uit betonnen<br />
elementen van 50 meter lengte, geschoord<br />
door palen van 60 meter lengte, die<br />
allemaal op kleef staan. Voor aanleg van<br />
een traditionele gronddijk bij deze stormvloedkering<br />
bleek de prutlaag te dik. Je<br />
moet andere oplossingen zoeken. Dat is<br />
één van de redenen waarom die keermuren<br />
hier zo populair zijn. Maar hoe hoger je een<br />
keermuur maakt, hoe meer golfkracht hij<br />
moet tegenhouden. We hebben <strong>voor</strong>gesteld<br />
de stormvloedkering niet zo hoog te maken<br />
en het water dat eroverheen komt, deels<br />
op te vangen achter de kering, omdat daar<br />
voldoende ruimte aanwezig is. Daarmee heb<br />
je minder problemen qua fundering en het<br />
levert bovendien geweldige <strong>voor</strong>delen op<br />
qua planning en kosten. Tijd is hier van groot<br />
belang. New Orleans onderging na Katrina<br />
alweer enkele malen een nieuwe storm,<br />
zoals orkaan Gustav die het water opnieuw<br />
gevaarlijk hoog opstuwde tot vlak onder de<br />
rand van de keermuren.”<br />
Wat gebeurde er toen?<br />
“Bij orkaan Gustav zijn we met ons team van<br />
vijf man geëvacueerd. Op vrijdag vonden we<br />
het zelf te gevaarlijk worden; op zaterdag<br />
werd de evacuatie verplicht. Dat betekent<br />
je huis helemaal dichtmaken met platen die<br />
daar<strong>voor</strong> klaarstaan. Alle spullen in je auto<br />
laden en vertrekken. In ons geval naar een<br />
Nederlandse familie 80 kilometer verderop.<br />
Vier uur stapvoets rijden. In totaal zijn toen<br />
één miljoen mensen geëvacueerd langs de<br />
drie uitvalswegen, wat dankzij een goede<br />
organisatie probleemloos verliep. De orkaan<br />
zwakte gelukkig af; uiteindelijk is in New<br />
Orleans niets bijzonders gebeurd. Wel zijn<br />
delen van het zuidwesten van Louisiana<br />
opnieuw onder water gelopen. Het gebied<br />
is heel gevoelig <strong>voor</strong> orkanen. Stormen<br />
van de categorie 1 of 2 komen regelmatig<br />
<strong>voor</strong>. Evacuatie is hier een onderdeel van<br />
Mathijs van Ledden<br />
het systeem. Maar zes<br />
miljoen mensen uit de<br />
Randstad evacueren is<br />
wel wat anders.”<br />
Er is een groot<br />
verschil in normstelling.<br />
“Voor Nederlandse begrippen is de<br />
Amerikaanse norm <strong>voor</strong> New Orleans van<br />
1:100 jaar laag. We gaan <strong>voor</strong> de Randstad<br />
uit van situaties die 1:10.000 jaar <strong>voor</strong>komen.<br />
De aan de norm aan de oostkant van New<br />
Orleans gelieerde waterstand is hoger dan<br />
de waterstand die hoort bij de norm langs<br />
de kust van Nederland.”<br />
“In Engeland houdt men <strong>voor</strong> Londen een<br />
norm van 1:1.000 jaar aan, <strong>voor</strong> de rest<br />
van het land 1:100 tot 1:200 jaar. Ook in<br />
Californië gaat men niet hoger dan 1:200<br />
jaar. Als je het dus wereldwijd bekijkt, vormt<br />
Nederland de uitzondering.”<br />
“Nu wonen in Nederland extreem veel<br />
mensen achter de dijken en is de waarde<br />
van alles wat er staat, bijzonder groot.<br />
Aanbeveling van Veerman is naar een nog<br />
hogere normstelling te kijken. In Louisiana<br />
komen zware stormen veel vaker <strong>voor</strong><br />
en houdt men de combinatie van betere<br />
beveiliging èn evacuatie aan. Ook kijkt<br />
men naar de bouw en de inrichting van<br />
huizen. Op welke etage zet je je waardevolle<br />
spullen? Er is een relatie met het krijgen<br />
van een hypotheek. De verzekeringspremie<br />
hangt af van het overstromingsgevaar. De<br />
kwetsbaarheid van de elektriciteits<strong>voor</strong>ziening<br />
is een ander punt. Die loopt hier<br />
<strong>voor</strong> woonwijken bovengronds. Onder<br />
de grond brengen zou veel beter zijn. We<br />
waren na onze evacuatie op woensdag weer<br />
terug, maar pas op vrijdag hadden we weer<br />
stroom. Bij 35°C met een hoge luchtvoch-<br />
interview<br />
tigheid is leven zonder luchtkoeling en<br />
ijskast wel een uitdaging.”<br />
Kun je wat over jezelf vertellen?<br />
“Ik ben in 1975 geboren in Culemborg.<br />
Van 1993 tot 1998 studeerde ik aan de TU<br />
Delft weg- en waterbouw. Aansluitend<br />
promoveerde ik in 2003 op onderzoek naar<br />
het transport van mengsels van zand en<br />
slib in getijdenwateren. Ik ontwikkelde een<br />
rekenmodel dat aangeeft welk materiaal<br />
waar neerslaat. Daarmee kun je <strong>voor</strong>spellen<br />
wat de invloed op de samenstelling van<br />
de bodem is, als je het regiem wijzigt. Het<br />
openzetten van de Haringvlietsluizen zal ook<br />
invloed op de samenstelling van de bodem<br />
hebben. Je kunt dan rekening houden met<br />
de ecologische component (wat ontwikkelt<br />
zich waar?), de milieucomponent (waar gaat<br />
verontreinigd slib liggen?) en de inrichting<br />
van het gebied daar mede op baseren. In<br />
2003 ben ik bij Royal Haskoning in Nijmegen<br />
in dienst gekomen, bij de afdeling Kusten<br />
en Rivieren. Van daaruit geef ik sinds<br />
2006 leiding aan een team in de VS van<br />
vijf mensen, aangevuld met deskundigen<br />
die tijdelijk ingevlogen worden vanuit<br />
“Nederlandse veiligheidsnormen<br />
uitzondering in de wereld”<br />
Nederland en Engeland. “<br />
“Ik ben met mijn gezin hierheen verhuisd.<br />
Het leven en werken in deze fantastische<br />
stad met zijn muziek, zijn Caribische cultuur<br />
en leefwijze én instelling is een jongensdroom<br />
die niet ophoudt.”<br />
In H 2O <strong>nummer</strong> 7 van dit jaar<br />
publiceerden jullie over dijkoverlaten.<br />
“Dat ging over een aangrenzend gebied<br />
ten zuiden van New Orleans langs de<br />
Mississippi, dat veel dunner bevolkt is<br />
en waar zo’n 20.000 mensen wonen. Het<br />
oorspronkelijk idee daar was de aanleg van<br />
één grote dijk. We hebben een alternatief<br />
ontwikkeld van ringdijken om de kernen<br />
te beschermen, aangevuld met overlaten<br />
waarmee het water ruimte krijgt. Vergelijkbaar<br />
met onze benadering in ‘Ruimte <strong>voor</strong><br />
de Rivier’. Met dergelijke ideeën proberen<br />
we de gedachten te prikkelen <strong>voor</strong> alternatieven<br />
<strong>voor</strong> de traditionele oplossingen<br />
en de haalbaarheid ervan. Een ander punt<br />
is onze digitale stormatlas. Omdat het<br />
orkaanseizoen er weer aankomt, werken<br />
we aan een actualisering van de gegevens<br />
op basis van de ervaringen van vorig jaar.<br />
Die atlas geeft <strong>voor</strong> heel veel verschillende<br />
stormen mogelijk een antwoord op vragen<br />
als: waar komt het water hoog te staan,<br />
welke keringen moeten dicht en waar zit<br />
het overstromingsgevaar? Stormvloedkeringen,<br />
dijkoverlaten, een stormatlas; het zijn<br />
allemaal kanten van dezelfde kubus om New<br />
Orleans veiliger te maken.”<br />
Maarten Gast<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
9
Leidingbreuk eerder opmerken door bewaking<br />
uitgaande hoeveelheid drinkwater<br />
De breuk van een grote drinkwaterleiding kan aanzienlijke gevolgen hebben:<br />
klanten krijgen onaangekondigd geen of minder water uit de kraan, het<br />
uitstromende water kan schade aan de omgeving toebrengen en grote<br />
hoeveelheden drinkwater gaan verloren. Genoeg redenen om de gebroken<br />
leiding zo snel mogelijk op te sporen, te isoleren en het lek te dichten. Oasen en<br />
Waterbedrijf Groningen gaan daarom over tot het bewaken van de uitgaande<br />
stroom (flow) van pompstations, zodat een alarm afgaat bij grote afwijkingen<br />
die duiden op een mogelijke leidingbreuk.<br />
Als een (grote) leidingbreuk enkele<br />
uren onopgemerkt blijft, gaat veel<br />
water verloren. Dit resulteert in een<br />
afname van de water<strong>voor</strong>raad in reinwaterkelders<br />
en reservoirs. Wanneer ‘s nachts een<br />
grote leidingbreuk ontstaat, kan het gevolg<br />
zijn dat er niet genoeg water op <strong>voor</strong>raad is<br />
om de ochtendpiek op te vangen. In dat geval<br />
kan de waterdruk, zelfs na het isoleren van de<br />
kapotte leiding, lager zijn. Bovendien zal het<br />
nodig zijn de uitgaande druk van het<br />
pompstation te verlagen om de vraag<br />
kunstmatig te reduceren.<br />
Een breuk in een drinkwaterleiding kan op<br />
verschillende manieren opvallen, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
door het wegvallen van de druk bij het<br />
pompstation. De druk zal kortdurend<br />
wegzakken. De automatische regeling van de<br />
pompen zorgt echter in de meeste gevallen<br />
<strong>voor</strong> een verhoging van het toerental van de<br />
pompen en/of een bijschakeling van<br />
Op 4 mei jl. kwam in Leiderdorp en omgeving minder tot geen water uit<br />
de kraan. De oorzaak was een lekkage in een drinkwaterleiding van 500<br />
millimeter. De lekkage ontstond om 05.45 uur. De monteurs van Oasen<br />
hadden het lek om 08.15 uur geïsoleerd, zodat de waterdruk vanaf dat<br />
moment herstelde. Er stroomde veel water weg door het lek. De<br />
uitgaande stroom naar de regio Leiderdorp liep op het moment van de<br />
leidingbreuk op tot ongeveer 1.900 kubieke meter per uur, terwijl dat<br />
normaal gesproken op dat tijdstip 400 kubieke meter zou zijn. Er liep<br />
dus per uur zo’n 1.500 kubieke meter water weg via de lekkage. Het<br />
water stroomde met een snelheid van ongeveer twee meter per<br />
seconde uit de kapotte leiding. Door de leidingbreuk is in totaal circa<br />
4.000 kubieke meter drinkwater verloren gegaan (hetgeen<br />
10 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
pompen tot de druk weer op het normale<br />
niveau is. De uitgaande druk van het<br />
pompstation zal dus meestal niet veranderen<br />
door een leidingbreuk. Alleen wanneer het<br />
lek groter is dan de pompcapaciteit van het<br />
pompstation, valt de druk bij het<br />
pompstation weg. Als de uitgaande druk te<br />
ver daalt (bij<strong>voor</strong>beeld onder de 200 kPa),<br />
gaat het alarm automatisch af.<br />
Een plotselinge verandering van de<br />
uitgaande stroom bij het pompstation kan<br />
ook duiden op een breuk in de waterleiding.<br />
Door de automatische regeling van de<br />
pompen zal bij een leidingbreuk vanzelf<br />
meer water verpompt worden. Dit is<br />
waarneembaar als een plotselinge stijging in<br />
de trend van de uitgaande stroom van het<br />
pompstation. Dit betekent wel dat <strong>voor</strong> het<br />
vaststellen van een (mogelijke) leidingbreuk,<br />
iemand de trend van de uitgaande stroom<br />
moet bewaken. Door de verdergaande<br />
automatisering van de drinkwater-<br />
De gescheurde leiding (500 mm), met op de achtergrond het ondergelopen weiland (foto: Fotoburo Martin Droog).<br />
<strong>voor</strong>ziening komt het steeds vaker <strong>voor</strong> dat<br />
de drinkwaterproductie en -distributie<br />
automatisch verlopen. Delen van de dag en<br />
de gehele nacht worden trends van drukken<br />
en stromen niet door iemand bewaakt.<br />
Bij een leidingbreuk kan de druk ook lokaal<br />
wegzakken. Klanten die op dat moment<br />
water willen gebruiken, merken dat er geen<br />
of weinig waterdruk is en nemen contact op<br />
met het drinkwaterbedrijf.<br />
Ten slotte kan door een leidingbreuk een<br />
grote hoeveelheid water de straat op<br />
stromen of kunnen lager gelegen stukken<br />
land onder water lopen. Wanneer bewoners<br />
dit zien, nemen ze ook vaak contact op met<br />
het drinkwaterbedrijf.<br />
Veel leidingbreuken worden hierdoor kort na<br />
het ontstaan ontdekt. Er zijn echter ook<br />
leidingbreuken die pas uren na het ontstaan<br />
ontdekt worden. Denk bij<strong>voor</strong>beeld aan een<br />
nachtelijke leidingbreuk: er is niemand op<br />
overeenkomt met 40 procent van het dagverbruik). Hierdoor liep een<br />
weiland onder water. Door de locatie waar de breuk optrad, bleef de<br />
schade aan de omgeving beperkt.<br />
Vanwege het tijdstip van de leidingbreuk (05.45 uur op een doordeweekse<br />
dag) zakte de druk bij de klanten weg tijdens de ochtendpiek.<br />
Hierdoor werd de leidingbreuk snel opgemerkt. Oasen ontving tussen<br />
05.45 en 08.00 uur 150 telefonische meldingen van klanten over te lage<br />
druk. Ruim 1.800 klanten bezochten de internetpagina van Oasen <strong>voor</strong><br />
informatie over de storing. Relatief kort na het ontstaan van de<br />
leidingbreuk kon daarom begonnen worden naar het zoeken en<br />
vervolgens het isoleren van de kapotte leiding.
het pompstation die een afwijking van de<br />
stroom kan waarnemen, de klanten slapen<br />
en merken dus niet dat de druk laag is.<br />
Niemand loopt op straat en ziet een straat of<br />
weiland onder water lopen. In de situatie dat<br />
de lekkage niet groter is dan de pompcapaciteit,<br />
gaat ook de uitgaande druk op het<br />
pompstation niet omlaag, zodat er geen<br />
automatisch alarm is.<br />
Een <strong>voor</strong>beeld is de breuk van een leiding<br />
van 400 millimeter van Waterbedrijf<br />
Groningen nabij pompstation Nietap. Op<br />
(zaterdag) 29 mei jl. om 02.00 uur ging de<br />
leiding kapot en stroomde circa 1.000<br />
kubieke meter water per uur weg. De<br />
leidingbreuk werd vanwege het nachtelijke<br />
tijdstip niet direct ontdekt. Om 10.00 uur was<br />
de kapotte leiding geïsoleerd. In totaal is<br />
circa 8.000 kubieke meter drinkwater<br />
verloren gegaan. Als gevolg van de leidingbreuk<br />
bedroeg de <strong>voor</strong>raad in de reinwaterkelder<br />
van pompstation Nietap zaterdagochtend<br />
slechts de helft van de normale<br />
<strong>voor</strong>raad. Het was vervolgens nodig de<br />
productie sterk op te voeren om de rest van<br />
de dag voldoende water beschikbaar te<br />
hebben. Een watertekort bleef uit, omdat het<br />
incident plaatsvond bij een relatief lage<br />
watervraag.<br />
Onderzoek bewaking uitgaande<br />
stroom<br />
Zoals hierboven aangegeven zorgt de<br />
automatische pompregeling er<strong>voor</strong> dat bij<br />
veel leidingbreuken de uitgaande druk op<br />
het pompstation niet verandert. De<br />
bewaking van de uitgaande druk zal daarom<br />
meestal niet tot een alarm leiden. De<br />
uitgaande stroom verandert echter wel sterk<br />
bij een leidingbreuk. Om in dat geval toch<br />
vroegtijdig te kunnen alarmeren, is Oasen<br />
een onderzoek begonnen naar bewaking<br />
van de uitgaande stroom. Hierbij zijn<br />
ge registreerde flows (vijf minuten-waarden)<br />
van het <strong>voor</strong>zieningsgebied Leiderdorp en<br />
omstreken van de periode 2004-2008<br />
geanalyseerd. In het logboek van afdeling<br />
Distributie is genoteerd welke incidenten er<br />
op welke data zijn geweest. Een <strong>voor</strong>beeld<br />
van de gemeten stroom bij leidingbreuk is<br />
weergegeven in afbeelding 1.<br />
Uit het onderzoek bleek dat alle grote<br />
lekkages snel (binnen 20 minuten) en veel<br />
kleinere lekken na lagere tijd (40 tot 50<br />
minuten) waren te detecteren, zonder dat te<br />
veel valse alarmen optraden.<br />
Methodiek leidingbreukdetectie<br />
Dit resultaat werd bereikt met een methode<br />
<strong>voor</strong> de detectie van een leidingbreuk op<br />
basis van bewaking van de uitgaande<br />
stroom. De actueel gemeten stroom wordt<br />
vergeleken met de <strong>voor</strong>spelde (zie<br />
afbeelding 1). De <strong>voor</strong>spelling van de stroom<br />
wordt gegenereerd door het prognosemodel<br />
OPIR, dat zowel Oasen als Waterbedrijf<br />
Groningen gebruiken <strong>voor</strong> de aansturing van<br />
de drinkwaterinfrastructuur. Hoewel OPIR de<br />
stroom alleen per uur of kwartier <strong>voor</strong>spelt,<br />
geeft het programma middels interpolatie<br />
tussen de waarden toch op elk moment een<br />
‘actueel <strong>voor</strong>spelde’ waarde.<br />
Het principe van de detectiemethode is dat<br />
een alarm volgt wanneer het verschil tussen<br />
meting en <strong>voor</strong>spelling groter is dan de<br />
drempelwaarde gedurende een instelbaar<br />
tijdraam. Het bijzondere aan de methode is<br />
dat de drempelwaarde niet constant is, maar<br />
afhangt van de <strong>voor</strong>spelde waarde. Op deze<br />
Afb. 2: Grenswaarde op basis waarvan gealarmeerd wordt. Afhankelijk van de <strong>voor</strong>spelde stroom en de gekozen<br />
instellingen.<br />
actualiteit<br />
Afb. 1: Voorspelde en gemeten stroom bij een leidingbreuk. Om 22.50 uur ontstaat een lekkage in een leiding<br />
met een doorsnede van 500 millimeter.<br />
wijze kan de detectie plaatsvinden met een<br />
lage drempelwaarde als de <strong>voor</strong>spelling<br />
betrouwbaar is (gevoelige detectie) en met<br />
een hogere als de <strong>voor</strong>spelling minder<br />
betrouwbaar is (om valse alarmen te<br />
vermijden). De betrouwbaarheid is hoog als<br />
het (absolute) verbruik en de verbruiksverandering<br />
laag zijn. De betrouwbaarheid is lager<br />
wanneer het (absolute) verbruik en de<br />
verbruiksverandering hoog zijn.<br />
Verschillende detectiemodules<br />
Er zijn vier instellingen waarmee de<br />
gevoeligheid (onder verschillende<br />
omstandigheden) van een detectiemodule is<br />
in te stellen. De instellingen dienen zodanig<br />
gekozen te worden dat bij een zo klein<br />
mogelijk verschil tussen meting en<br />
<strong>voor</strong>spelling een alarm volgt, zonder dat (te<br />
veel) valse alarmen optreden. Afhankelijk van<br />
de instellingen detecteert een module grote<br />
lekken (grote afwijking, snelle alarmering) of<br />
kleinere lekken (kleinere afwijking bij<br />
betrouwbare <strong>voor</strong>spelling, tragere<br />
alarmering). Door meerdere detectiemodules<br />
parallel actief te maken, kunnen zowel grote<br />
lekken snel gedetecteerd worden als kleinere<br />
lekken met enige tijdsvertraging. In<br />
afbeelding 2 is de trend van de grenswaarde<br />
weergegeven in dezelfde tijdsperiode als<br />
afbeelding 1. Hierin is te zien dat lekken<br />
groter dan 400 kubieke meter per uur onder<br />
alle omstandigheden snel zijn te detecteren<br />
(rode lijn) en kleinere lekken <strong>voor</strong>al ‘s nachts<br />
met enige vertraging (oranje lijn).<br />
Praktijkproeven<br />
Zowel Oasen als Waterbedrijf Groningen<br />
gaan de komende maanden de detectiemethode<br />
in praktijk toepassen. De eerste<br />
maanden zullen de instellingen zodanig<br />
afgesteld moeten worden, dat het aantal<br />
valse alarmen tot een minimum beperkt<br />
blijft. Daarna is het wachten op een<br />
leidingbreuk. De eerste incidenten zullen<br />
uitwijzen of en hoe snel na het ontstaan de<br />
leidingbreuken gedetecteerd kunnen<br />
worden.<br />
Martijn Bakker (DHV)<br />
Onno Brunklaus (Oasen)<br />
Bas Swildens (Waterbedrijf Groningen)<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
11
Praktijkonderzoek naar grootschalige<br />
natuurverbetering Markermeer-IJmeer<br />
De natuurwaarden van het Markermeer en IJmeer, beide Natura 2000-gebied,<br />
staan onder druk. Sinds de jaren ‘80 zijn populaties van vogels, vissen (spiering)<br />
en driehoeksmosselen in omvang afgenomen. De instandhoudings- en<br />
waterkwaliteitsdoelen lijken steeds moeilijker houdbaar en haalbaar. Op<br />
nationaal niveau bestaat de wens om het gebied aantrekkelijker te maken <strong>voor</strong><br />
wonen, werken en leven als onderdeel van de Randstad. In opdracht van<br />
Rijkswaterstaat verricht Royal Haskoning daarom de komende zes jaar<br />
onderzoek naar de meest kansrijke maatregelen om het ecosysteem robuust en<br />
klimaatbestendig te maken.<br />
Als onderdeel van het Programma<br />
Randstad Urgent is een visie <strong>voor</strong><br />
de lange termijn <strong>voor</strong> het<br />
Markermeer-IJmeer opgesteld om principebesluiten<br />
over buitendijkse ontwikkelingen,<br />
een IJmeerverbinding en maatregelen die<br />
<strong>voor</strong>tvloeien uit de ontwikkelingsopgave<br />
Markermeer-IJmeer, te kunnen nemen.<br />
De Toekomstagenda Markermeer-IJmeer<br />
geeft aan dat <strong>voor</strong> de ontwikkeling van het<br />
gebied grote investeringen nodig zijn om tot<br />
een robuust en duurzaam functionerend<br />
watersysteem te komen. De inzet van het<br />
ontwikkelingsperspectief is bovendien om<br />
niet alleen formeel vastgestelde doelen te<br />
realiseren, maar daar ook nog een schepje<br />
bovenop te doen en een ecologisch surplus<br />
na te streven.<br />
Om te onderbouwen welke maatregelen en<br />
investeringen het meest kansrijk zijn <strong>voor</strong> het<br />
12 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
realiseren van een dergelijke versterking van<br />
de natuur, worden experimenten uitgevoerd<br />
onder de noemer Natuurlijk(er) Markermeer-<br />
IJmeer. Het eindresultaat moet een integraal<br />
advies worden dat een bijdrage levert aan de<br />
besluitvorming over de natuurontwikkeling<br />
in het Markermeer-IJmeer na 2015.<br />
Opzet onderzoek<br />
Het onderzoeksprogramma is opgesteld<br />
door in een groot aantal werkbijeenkomsten<br />
en sessies met deskundigen mogelijke<br />
maatregelen te benoemen en te prioriteren.<br />
Dit resulteerde in meer dan 120 onderzoeksvragen<br />
binnen drie hoofdthema’s: vermindering<br />
slibgehalte, vergroten habitatdiversiteit<br />
en -dynamiek en het verbinden van<br />
ecosystemen. Aan de hand van een groot<br />
aantal werkhypothesen werd vervolgens<br />
gekeken hoe de gewenste toekomstbestendige<br />
eindsituatie het best te realiseren<br />
valt. Dat gebeurt aan de hand van bureau- en<br />
Het Markermeer-IJmeer is een watersysteem<br />
waar<strong>voor</strong> het beleid en de richtlijnen van<br />
zowel KRW als Natura 2000 (de Vogel- en<br />
Habitatrichtlijn) gelden. Het gebied heeft<br />
bij<strong>voor</strong>beeld instandhoudingsdoelen <strong>voor</strong><br />
19 vogelsoorten, kranswiervegetaties en de<br />
rivierdonderpad en meervleermuis.<br />
literatuurstudies, modellering, monitoring<br />
van bestaande situaties en het uitvoeren van<br />
veldexperimenten.<br />
Themagewijs is de globale uitwerking als<br />
volgt:<br />
Vermindering slibgehalte<br />
Het Markermeer is een relatief ondiep meer<br />
(het diepste punt is circa vier meter) dat sterk<br />
beïnvloed wordt door wind. De grote<br />
strijklengte zorgt er<strong>voor</strong> dat al bij windkracht
Kleurverschil tussen het IJsselmeer en het Markermeer.<br />
2 tot 3 gesedimenteerd slib opwervelt. Bij<br />
grotere windkracht, onafhankelijk van de<br />
windrichting, erodeert de bodem. Het slib dat<br />
opwervelt, is <strong>voor</strong>namelijk anorganisch van<br />
aard en maakt het water troebel. De<br />
troebelheid beperkt de hoeveelheid licht dat<br />
door het water dringt en hindert zo de groei<br />
en ontwikkeling van het waterplantenareaal<br />
en lijkt ook de groei van driehoeksmosselen<br />
te beperken. Dit is een erg ongewenst effect,<br />
omdat de mosselen weer het voedsel vormen<br />
<strong>voor</strong> een aantal vogelsoorten, waaronder<br />
verschillende soorten duikeenden waar<strong>voor</strong><br />
een instandhoudingsdoelstelling geldt.<br />
Jonge spiering.<br />
Maatregelen die de slibhuishouding<br />
verbeteren, liggen in de sfeer van luwtestructuren<br />
(dammen, golfbrekers) en<br />
verdiepingen. Een grootschalig veldexperiment<br />
met een tijdelijke geleidestructuur<br />
moet uitwijzen of dit in de praktijk ook<br />
werkt.<br />
Vergroten habitatdiversiteit en -dynamiek<br />
Het Markermeer-IJmeer is een staaltje<br />
waterbouwkunde van eigen makelij ontstaan<br />
door de aanleg van de Afsluitdijk (1932) en<br />
de Houtribdijk (1963). Door de ontstaanswijze<br />
zijn oevers in dit gebied vrijwel overal<br />
hard en steil. Geleidelijke land-waterovergangen,<br />
maar ook vloedvlakten en moerasstadia<br />
zijn afwezig. Daardoor ontbreekt bij de<br />
land-waterovergang de natuurlijke zonering<br />
in vegetatietypen en blijft de macrofaunagemeenschap<br />
beperkt tot bodemsoorten en<br />
een lage diversiteit. Ook de visgemeenschap<br />
ontbeert heldere en plantrijke habitats <strong>voor</strong><br />
belangrijke levensfuncties. Qua habittattypen<br />
is het Markermeer-IJmeer dus ook niet<br />
vergelijkbaar met natuurlijke meren van<br />
dezelfde omvang.<br />
Om het Markermeer-IJmeer enigszins in de<br />
buurt te laten komen van een robuust<br />
ecologisch meerecosysteem, is een<br />
rigoureuze, grootschalige maatregel nodig.<br />
Concreet leeft hier<strong>voor</strong> het idee om tegen de<br />
Houtribdijk een moeras van ten minste 4.000<br />
hectare aan te leggen. De komende jaren zal<br />
bij wijze van veldexperiment een pilotmoeras<br />
aangelegd worden (circa 100 hectare groot)<br />
waarin men onderzoekt waar en hoe de<br />
aanleg van een dergelijk moeras het best kan<br />
plaatsvinden.<br />
Ecologische verbindingen<br />
Een grootschalig veldexperiment is niet<br />
gepland, maar wel worden ervaringen met<br />
verbindingen elders in kaart gebracht en<br />
geanalyseerd op toepasbaarheid in het<br />
Markermeer.<br />
actualiteit<br />
Relatie met andere projecten<br />
In 2009 is in opdracht van Rijkswaterstaat het<br />
project Autonome Neerwaartse Trends<br />
begonnen. Het omvat meerdere wetenschappelijke<br />
studies naar de oorzaken van<br />
geconstateerde negatieve trends en naar<br />
mogelijke maatregelen om de Natura<br />
2000-doelen te kunnen bereiken. Het<br />
studiegebied omvat naast het Markermeer-<br />
IJmeer ook het IJsselmeer. Op dit moment<br />
wordt gewerkt aan de onderwerpen vis<br />
(spiering), filterfeeders (mosselen,<br />
zoöplankton) en een integrale systeemanalyse.<br />
Gelijktijdig is het programma Building with<br />
Nature van start gegaan. Dat staat <strong>voor</strong><br />
ecodynamisch ontwikkelen en ontwerpen en<br />
bouwen met gebruikmaking van de<br />
dynamiek van het natuurlijke systeem.<br />
Informatie vanuit deze projecten wordt<br />
gevolgd en waar mogelijk gebruikt,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld bij de aanpak van de waterproeftuin<br />
(zie hieronder).<br />
Het project biedt ruimte <strong>voor</strong> creatieve ideeën,<br />
onderzoeken of oplossingen die een bijdrage<br />
kunnen leveren aan het verbeteren van het<br />
watersysteem. Initiatiefnemers kunnen in een<br />
waterproeftuin hun maatregelen uitproberen.<br />
Aanmelding en selectie <strong>voor</strong> deelname aan de<br />
waterproeftuin vindt plaats in drie tranches (<strong>2010</strong><br />
t/m 2012). Voor de deelnemers is een selectieleidraad<br />
beschikbaar met daarin <strong>voor</strong>waarden en<br />
het tijdpad van aanmelding tot gunning. Van<br />
deelnemers wordt een eigen bijdrage verwacht<br />
naast een eventuele financiering vanuit het<br />
project.<br />
Roel Knoben (Royal Haskoning)<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
13
Combinatie van technieken werkt<br />
afvalwater op tot proceswater<br />
Mosmans Mineraaltechniek uit Oss, specialist op het gebied van grondreinigingstechnieken,<br />
heeft een innovatieve, alternatieve manier gevonden om<br />
afvalwater te zuiveren. Een slimme combinatie van geschakelde technieken,<br />
zoals water-luchtextractie, zorgt er<strong>voor</strong> dat afvalwater opgewerkt wordt tot<br />
proceswater.<br />
Bij de onderneming naast Mosmans,<br />
Unipol (producent van piepschuim)<br />
ontstaat veel afvalwater. Om dat te<br />
zuiveren tot proceswaterkwaliteit bouwde<br />
Mosmans enkele jaren geleden op eigen<br />
terrein een zuiveringsinstallatie.<br />
Het water als proceswater weer terug de<br />
fabriek in laten stromen, was de volgende<br />
stap. Met watermonsters van Unipol zijn in<br />
het laboratorium testen gedaan. In een<br />
eerste stap zijn uit de totale toevoer van tien<br />
kubieke meter water per uur (85.000 kubieke<br />
meter per jaar), de grove deeltjes (meer dan<br />
0,3 millimeter) met een zeefbocht verwijderd<br />
en de fijne vaste deeltjes eruit gehaald door<br />
bezinking in een indikker met behulp van<br />
coagulanten en flocculanten. De toevoer<br />
bevatte drie kilo vaste stof per kubieke meter<br />
en de overloop 0,03 kilo, deels colloïdaal.<br />
Als tweede stap viel de keuze op een<br />
behandeling met aerobe bacteriën. Het<br />
water van de indikker werd in een beluchtingsvat<br />
geleid met bacteriën en nutriënten.<br />
Bij een gemiddelde verblijfstijd van enkele<br />
uren vermenigvuldigden de bacteriën zich<br />
en braken organische stoffen, zoals polystyreenresten,<br />
af. Het water met bacteriën<br />
vloeide over in een kleine indikker waar de<br />
bacteriën bezinken. De ingedikte bacteriën<br />
werden teruggepompt naar het beluchtingsvat.<br />
Een klein deel werd geloosd. Het<br />
overvloeiende water werd verder behandeld.<br />
De derde stap in het proces behelste een<br />
water-luchtextractie, waarbij organische<br />
stoffen adsorberen aan grensvlakactieve<br />
14 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
proceswater bij productie piepschuim influent indikker effluent indikker<br />
debiet (m 3 /uur) 10 10<br />
pH 7,2 7,3<br />
CZV (mg/l) 1014 718<br />
N-Kjeldahl (mg/l) 1,03
elektrisch tegengestelde zeepmoleculen met<br />
een mindere sterke hydrofobe kant ontstaat<br />
een laag waaraan bij<strong>voor</strong>beeld eiwitten<br />
kunnen adsorberen. Globaal is dit vergelijkbaar<br />
met het werkingsprincipe van de<br />
chromatografie.<br />
Opgeloste stoffen, eiwitten, suikers,<br />
persistente stoffen, adsorberen aan het<br />
geconditioneerde luchtbelletje en<br />
verdwijnen uit het water (naar het schuim).<br />
De gemeten waarden bevestigen dit<br />
extractiemodel. De consequentie is wel dat<br />
100 procent verwijdering onmogelijk is.<br />
Meerdere stappen met andere technieken<br />
zijn dan nodig om zo groot mogelijke<br />
scheiding te verkrijgen.<br />
In de vierde stap werd het water door een<br />
kool- en een zandfilter geleid. Deze stap was<br />
niet noodzakelijk maar diende als veiligheidsstap.<br />
Zou er in de eerste drie stappen<br />
iets misgaan, dan vingen deze twee filters de<br />
klappen op.<br />
Water bij de wijn<br />
Het aaneenschakelen van de opeenvolgende<br />
stappen is niet zonder slag of stoot gegaan.<br />
In de biologische stap waren er problemen<br />
met de bacteriën. Zo nu en dan ondervond<br />
men last van schuim en om onverklaarbare<br />
redenen kwamen de bacteriënvlokken soms<br />
omhoog, dreven naar het oppervlak en<br />
verdwenen met de stroming mee. Van de ene<br />
op de andere dag was de hele bacteriekolonie<br />
verdwenen. Uiteindelijk werd de<br />
boosdoener gevonden. In de eerste stap van<br />
het proces worden coagulanten en flocculanten<br />
gebruikt om vaste deeltjes te laten<br />
samenklonteren, zodat de deeltjes sneller<br />
bezinken. In de biologische stap werden<br />
sporen van deze flocculant gevonden. Na<br />
verwijdering van deze flocculant uit de eerste<br />
stap - zodat geen sporen meer in de tweede<br />
stap terechtkwamen - was het probleem met<br />
de zwevende bacteriën opgelost. Mosmans<br />
heeft nog diverse andere flocculanten<br />
uitgeprobeerd, maar ook deze gaven<br />
problemen in de biologische stap. Uiteindelijk<br />
is besloten in de eerste stap alleen<br />
gebruik te maken van coagulanten en de<br />
flocculanten achterwege te laten. Daardoor<br />
was de eerste stap minder efficiënt dan<br />
theoretisch mogelijk is, maar functioneerde<br />
de tweede stap wel naar behoren.<br />
Langduriger proeven in een kleine<br />
membraanopstelling lieten zien dat het<br />
gezuiverde water de membranen van Unipol<br />
vervuilde. Normaal gebruikt Unipol leidingwater<br />
<strong>voor</strong> zijn proces, dat het bedrijf zelf<br />
stap gehalte als CZV in mg 0 2/liter<br />
1e stap, indikken van 1000 naar 900<br />
2e stap, biologische afbraak van 900 naar 200<br />
3e stap, water-luchtextractie van 200 naar 10<br />
4e stap, zand- en koolfilter 10 naar
waternetwerken<br />
WATERCOLUMN<br />
Moesson in Pakistan<br />
Met enorme modderstromen hoog in<br />
de bergen van Pakistan is het<br />
moessonseizoen in Azië losgebarsten.<br />
Een overvloed aan regen maakte alles<br />
los wat vast zat. Huizen, scholen, wegen en<br />
duizenden mensen die zich niet meer<br />
staande kunnen houden. Waterstromen op<br />
weg naar beneden: de megasteden in de<br />
delta’s.<br />
Nu in Pakistan, vorig jaar in Manilla,<br />
daar<strong>voor</strong> bij Jakarta. Ook India, China en<br />
Bangla Desh zijn potentiële<br />
slachtoffergebieden. Waar waterschappen in<br />
ons land meer dan duizend jaar ervaring<br />
hebben, moet de strijd tegen het water daar<br />
nog van de grond komen. Niet alleen in<br />
Azië, maar ook in Zuid-Amerika. En het zijn<br />
allang niet meer de Niño’s en Niña’s die de<br />
grote tropische steden bedreigen. Ook in<br />
Midden- en Oost-Europa en aan de<br />
Amerikaanse kusten vreest men de<br />
verwoestende kracht van rivieren en<br />
oceanen. Eerste effecten van de<br />
klimaatverandering?<br />
Er is maar één antwoord op watergeweld:<br />
infrastructuur om water te beteugelen met<br />
een strakke planologische stedenplanning.<br />
Kennis en kunde waar Nederland superieur<br />
in is: partijen als Deltares met de fraaiste<br />
software om rivieren in hun loop te<br />
simuleren, adviesbureaus met topingenieurs<br />
om de steden van de toekomst te<br />
ontwerpen en te bouwen.<br />
Onbegrijpelijk dat wij in deze wereld’handel’<br />
zo zwak staan. Vermoedelijk zijn hier taboes<br />
te doorbreken. Hoe werken wij onderling<br />
samen in verre landen, wat gunnen wij<br />
elkaar? En: hoe breken wij markten open?<br />
Op luchthavens in Australië, Canada en de<br />
Verenigde Staten staan pallets met<br />
noodhulp altijd klaar om op eerste signaal<br />
uitgevlogen te worden. De zevende vloot<br />
(USA) dropt die hulpgoederen met liefde.<br />
Vermoedelijk van de nodige exportlabels<br />
<strong>voor</strong>zien.<br />
Wij kunnen dat toch ook! Zijn wij niet<br />
doorgeslagen in terughoudendheid? Onze<br />
stokoude buren weten nu nog wie aan het<br />
einde van de oorlog het wittebrood dropten<br />
en Marshallhulp brachten. Wat de definitie<br />
van ontwikkelingshulp inhoudt?<br />
Theo Schmitz (Vewin)<br />
<strong>16</strong> H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
Bodemenergie: nieuwe regels, nieuwe kansen!?<br />
Vertragingen in het bouwproces moeten verleden tijd worden.<br />
Op 7 oktober houdt de themagroep<br />
Bestuurlijk-Juridische Zaken de informatiemiddag<br />
‘Bodemenergie: nieuwe regels,<br />
nieuwe kansen?’ Mark Koenders (IF<br />
Technology) is één van de sprekers. “Dit<br />
onderwerp raakt een maatschappelijke<br />
discussie.”<br />
Het ministerie van VROM bereidt een<br />
Algemene Maatregel van Bestuur <strong>voor</strong> over<br />
bodemenergiesystemen. Doel hiervan is<br />
warmte- en koudeopslagsystemen en andere<br />
vormen van bodemenergie juridisch wat<br />
sneller mogelijk te maken. De nieuwe AMvB<br />
zal de <strong>voor</strong>waarden aangeven waaronder<br />
deze systemen toegestaan kunnen worden<br />
en in welke gebieden. Voor zowel de markt<br />
als de overheid zou dit een positieve<br />
ontwikkeling zijn. “Op de eerste plaats <strong>voor</strong><br />
de markt omdat hiermee een belangrijke<br />
juridische drempel (namelijk vertraging in<br />
het bouwproces) wordt weggenomen. De<br />
overheid bereikt hiermee dat meer projecten<br />
kunnen worden gerealiseerd en daarmee<br />
meer energiebesparing en kooldioxideemissiereductie”,<br />
legt Koenders uit.<br />
De AMvB staat juist nu op de agenda<br />
vanwege de Crisis- en Herstelwet die de<br />
mogelijkheid van een AMvB Bodemenergie<br />
biedt. Die wet is reeds goedgekeurd door de<br />
Tweede en Eerste Kamer. “De bodemenergiesystemen<br />
zijn hierin opgenomen, omdat het<br />
kabinet meters wil maken met energiebesparing.”<br />
Volgens Koenders is het nu het<br />
moment om te discussiëren over de <strong>voor</strong>- en<br />
nadelen die bodemenergie met zich<br />
meebrengt. Bodemenergie is juist ook<br />
interessant <strong>voor</strong> leden van Waternetwerk,<br />
omdat het veel raakvlakken heeft met<br />
oppervlaktewater.<br />
“Bodemenergie heeft de laatste 20 jaar een<br />
enorme vlucht genomen. Het begon met het<br />
gebruik van grondwater om onder meer<br />
gebouwen te verwarmen. In de jaren<br />
negentig waren er tien systemen, begin van<br />
de eeuw tweehonderd en inmiddels zijn er<br />
1400 systemen in Nederland. We verpompen<br />
een hoeveelheid grondwater die gelijk staat<br />
aan de helft van het oppervlaktewater in<br />
Nederland. Je ziet dat bodemenergie zich<br />
enorm uitbreidt. Die groei is goed <strong>voor</strong> het<br />
milieu, maar de ondergrond wordt hiermee<br />
ook voller en voller. Bodemenergiesystemen<br />
kunnen onderling, of met andere functies<br />
zoals de drinkwaterwinning, op termijn met<br />
elkaar in conflict komen wanneer tevoren<br />
niet goed nagedacht wordt over de ordening<br />
van de ondergrond. Bodemenergiesystemen<br />
kunnen echter ook worden gecombineerd<br />
met bij<strong>voor</strong>beeld sanering van de grond.”<br />
De discussie rondom bodemenergie raakt<br />
niet alleen de watersector, maar is ook een<br />
maatschappelijk onderwerp. Koenders: “Op<br />
de eerste plaats omdat met bodemenergie<br />
een substantieel deel van de energiebesparingdoelstellingen<br />
kan worden verwezenlijkt.<br />
Op de tweede plaats omdat het gebruik van<br />
de ondergrond noopt tot maatschappelijke<br />
keuzes: welke ondergrondse functies mogen<br />
waar worden toegepast en welke niet? Deze<br />
discussie is eigenlijk nog niet (voldoende)<br />
gevoerd.”
DRIJFVEER<br />
‘Werken aan kennis vind ik heel belangrijk’<br />
Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft<br />
een waterprofessional? Waternetwerk<br />
portretteert in elke editie één van haar leden.<br />
Deze keer: Gerard Blom (50), unitmanager<br />
Kennis bij Deltares Software Centre.<br />
Als Waternetwerk hem interviewt, is Gerard<br />
Blom net van baan veranderd. De werkplek<br />
bij Rijkswaterstaat Waterdienst is<br />
leeggeruimd; de eerste dag bij Deltares<br />
Software Centre zit erop. Blom heeft veel zin<br />
in het nieuwe avontuur.<br />
“Deltares is hèt kennisinstituut op het gebied<br />
van deltavraagstukken. Het Software Centre<br />
is daarbij belangrijk. Het zorgt <strong>voor</strong> het<br />
beheer, de ontwikkeling en de verspreiding<br />
van software die nodig is om bij<strong>voor</strong>beeld<br />
ontwikkelingen in waterkwaliteit te<br />
beschrijven, waterstanden te <strong>voor</strong>spellen en<br />
dijken te ontwerpen. Voor goed waterbeheer<br />
heb je kennis nodig en goede computermodellen<br />
liggen daarbij aan de basis. De tijd<br />
staat niet stil. Storm <strong>voor</strong>spellen op zee,<br />
plannen <strong>voor</strong> verbetering van de waterkwaliteit;<br />
je kunt steeds betere technieken<br />
ontwikkelen. De kennis en software van<br />
Deltares worden wereldwijd gebruikt. Mijn<br />
nieuwe functie zie ik dan ook als een<br />
uitdaging.”<br />
“Ik heb waterkwaliteitsbeheer in Wageningen<br />
gestudeerd. Later heb ik er ook tien jaar<br />
gewerkt aan waterkwaliteitsmodellen en<br />
colleges gegeven en in opdracht onderzoek<br />
verricht. Zo heb ik onderzoek gedaan naar<br />
slibtransport en licht in ondiepe meren, met<br />
meetopstellingen in het Veluwemeer. Er was<br />
Gerard Blom.<br />
door opwerveling van slib onder water te<br />
weinig licht om de groei van waterplanten<br />
mogelijk te maken. De vraag was: zijn daar<br />
maatregelen tegen te nemen?”<br />
“Daarna ben ik naar Rijkswaterstaat verhuisd,<br />
waar ik veel gewerkt heb aan de veiligheid<br />
tegen overstroming van rivieren. De eerste<br />
jaren stonden in het teken van plannen<br />
ontwikkelen <strong>voor</strong> ‘Ruimte <strong>voor</strong> de Rivier’ en<br />
daarna was ik als hoofd van de afdeling<br />
Rivieren bij het RIZA medeverantwoordelijk<br />
Werkbijeenkomst over brak grondwater<br />
Op 5 oktober vindt in het Waterhuis in<br />
Nieuwegein de werkbijeenkomst ‘De smaak<br />
van brak grondwater’ plaats. Daar worden de<br />
mogelijkheden om drinkwater te winnen uit<br />
brak grondwater gepresenteerd. Verschillende<br />
sprekers zullen aan de hand van<br />
resultaten van pilotonderzoek de nieuwste<br />
technologische ontwikkelingen bespreken.<br />
Daarnaast zal aandacht worden besteed aan<br />
het traject van vergunningen, ontheffingen<br />
en grondwaterbeleid, zuiveringsconcepten<br />
en geochemische processen.<br />
De organisatie ligt in handen van het BTO<br />
(het bedrijfstakonderzoek van de<br />
Nederlandse drinkwaterbedrijven) en de<br />
themagroep Water<strong>voor</strong>ziening. Medeorganisator<br />
Leo Meijer, werkzaam bij Evides<br />
en lid van de themagroep Water<strong>voor</strong>ziening,<br />
legt uit wat het doel van de middag is. “Het<br />
Nederlandse grond- en oppervlaktewater is<br />
aan het verzilten door veranderingen in het<br />
klimaat en door menselijk handelen. Dit<br />
heeft grote gevolgen <strong>voor</strong> de flora, fauna en<br />
gebruikersfuncties van deze gebieden.<br />
Verschillende overheden proberen meer<br />
estuariene dynamiek in de Nederlandse delta<br />
te introduceren, maar dit heeft tot gevolg dat<br />
bestaande bronnen <strong>voor</strong> de (drink)water<strong>voor</strong>ziening<br />
onder druk komen te staan.<br />
Daarom wordt gezocht naar nieuwe,<br />
betaalbare bronnen”.<br />
Het gebruik van brak grondwater is een<br />
mogelijke nieuwe bron <strong>voor</strong> drinkwater.<br />
Meijer: “Deze vernieuwende stap is mede<br />
mogelijk geworden door de toepassing van<br />
membraanfiltratie. Hiermee kan een schone,<br />
omvangrijke drinkwaterbron worden<br />
aangeboord. Met een zogeheten<br />
‘zoethouder’ kan een verziltende grondwaterwinning<br />
zoet worden gehouden door het<br />
gericht onttrekken van brak grondwater”.<br />
In het kader van bedrijfstakonderzoek van de<br />
waterleidingbedrijven zijn ‘brak grondwater<br />
waternetwerken<br />
<strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>bereiding van beleid op het<br />
gebied van maatregelen tegen overstromingen<br />
en ook het <strong>voor</strong>spellen van<br />
rivierafvoeren. Prachtig werk, want uiteindelijk<br />
zorgt dat werk er<strong>voor</strong> dat Nederland<br />
droge voeten houdt. In totaal werkte ik<br />
13 jaar bij Rijkswaterstaat, de laatste drie jaar<br />
bij de Waterdienst als hoofd van de afdeling<br />
die verantwoordelijk was <strong>voor</strong> de contacten<br />
met de kennisinstituten. Nu bij Deltares zit ik<br />
weer dichter weer bij de ontwikkeling van<br />
die kennis, waar ik mee begonnen ben op de<br />
universiteit.”<br />
“Kennis ontwikkelen en delen vind ik<br />
belangrijk, maar ik zou niet in een andere<br />
branche willen werken. Water boeit omdat<br />
het leeft. Water is onze vriend en vijand. Ik<br />
woon in Wageningen. De rivier daar leeft<br />
ook. In de zomer zijn de uiterwaarden<br />
prachtige natuurgebieden, bij slecht weer<br />
kan de rivier heel bedreigend zijn. Water is<br />
spannend, privè en in het werk. Meteen na<br />
mijn studie ben ik lid geworden van wat nu<br />
Waternetwerk is. Het is een interessante en<br />
relevante club. In Nederland moeten we<br />
kennis van water delen. De activiteiten van<br />
Waternetwerk spelen daarin een belangrijke<br />
rol. Ik ben een actief lid. Eerst zat ik in de<br />
programmagroep rondom oppervlaktewater,<br />
later in het bestuur en nu zet ik me in <strong>voor</strong> de<br />
Stichting Internationale Congressen. Mijn rol<br />
als <strong>voor</strong>zitter van de kascontrolecommissie<br />
van Waternetwerk zie ik als bijbaan, iets dat<br />
misschien niet zo spannend is, maar wel<br />
gedaan moet worden om Waternetwerk<br />
draaiende te houden. Dat is belangrijk.”<br />
als bron’ en ‘zoethouder’ de afgelopen jaren<br />
onderzocht op haalbaarheid. In het najaar<br />
van 2009 zijn vervolgens door Brabant Water<br />
en Vitens twee pilots gestart om deze<br />
concepten in de praktijk te testen. Cruciale<br />
punten hierbij zijn de wet- en regelgeving en<br />
het gedrag van het membraanconcentraat<br />
(reststof na de membraanfiltratie) tijdens<br />
injectie in de (diepe) ondergrond. Naast de<br />
theoretische achtergrond worden de<br />
resultaten van deze pilots en de praktische<br />
kant van regelgeving en vergunningen e.d.<br />
tijdens de bijeenkomst uitgebreid belicht.<br />
De werkbijeenkomst is niet alleen gericht op<br />
drinkwaterbedrijven, maar ook op waterschappen<br />
en beleidsmakers.<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
17
waternetwerken<br />
WATERCOLUMN<br />
ver.nieuws_column kop<br />
Nieuwe cursussen Ver.nieuws_column plat initiaal<br />
Van het cursusaanbod van Wateropleidingen<br />
wil de stichting er twee uitlichten.<br />
ver.nieuws_column Legionellapreventie plat in<br />
leidingwaterinstallaties<br />
ver.nieuws_column Zoals bekend is de wetgeving auteur met<br />
betrekking tot legionellapreventie in 2004<br />
veranderd. In het Waterleidingbesluit zijn<br />
preventieve <strong>voor</strong>schriften opgenomen,<br />
waaraan eigenaren van aangewezen<br />
collectieve leidingwaterinstallaties moeten<br />
voldoen. Eigenaren van overige collectieve<br />
leidingwaterinstallaties hebben een<br />
zorgplicht <strong>voor</strong> de levering van deugdelijk<br />
drinkwater.<br />
Deze opleiding leert de cursist om risicovolle<br />
situaties in een installatie te herkennen, te<br />
beoordelen en te beheersen volgens de <strong>voor</strong><br />
u geldende <strong>voor</strong>schriften. Ook leert u een<br />
beheerplan op te stellen conform ISSO 55.1<br />
en BRL 6010.<br />
De doelgroep bestaat uit eigenaren,<br />
beheerders en installateurs van collectieve<br />
leidingwaterinstallaties of industriële<br />
watersystemen. De cursusdata zijn 9, <strong>16</strong> en<br />
23 november. Een herhaling volgt op 10, 17<br />
en 24 mei 2011. De cursus wordt gegeven in<br />
Nieuwegein en kost 1295 euro.<br />
Voor meer informatie: Daniëlle Thomas<br />
(030) 606 94 02.<br />
Reliability Centered Maintenance<br />
Reliability Centered Maintenance (RCM) is een<br />
onderhoudsmethode waarmee u onderhoudsprogramma’s<br />
af kunt stemmen op de<br />
eisen die aan bedrijfsmiddelen worden<br />
gesteld.<br />
RCM is een wereldwijd beproefde methode<br />
die ook in de watersector steeds meer wordt<br />
toegepast. Tijdens deze cursus wordt u in<br />
korte tijd vertrouwd gemaakt met RCM en<br />
gewezen op een aantal valkuilen, waardoor<br />
RCM-programma’s in de praktijk niet altijd tot<br />
het gewenste resultaat leiden. Na het volgen<br />
van deze cursus bent u in staat om een<br />
onderhoudsprogramma op te stellen en te<br />
analyseren.<br />
De doelgroep bestaat uit onderhoudsmanagers,<br />
afdelingshoofden van productieinstallaties,<br />
beheerders van drinkwater- en<br />
afvalwaterinstallaties en technisch waterbeheerders<br />
(gemalen). De cursus vindt plaats<br />
op 4 en 11 november in Utrecht en kost<br />
850 euro.<br />
Voor meer informatie: Hanna Langerak<br />
(030) 606 94 24.<br />
18 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
Conferentie Deltas in Times of Climate Change<br />
Van 29 september t/m 1 oktober vindt in<br />
Rotterdam de conferentie Deltas in Times of<br />
Climate Change plaats. Wetenschappers,<br />
beleidsdeskundigen en <strong>voor</strong>aanstaande<br />
sprekers gaan dan in discussie over de stand<br />
van zaken in de delta’s en de rol die klimaatverandering<br />
in deze gebieden speelt.<br />
De conferentie, die georganiseerd wordt<br />
door onderzoeksprogramma’s Kennis <strong>voor</strong><br />
Klimaat en Klimaat <strong>voor</strong> Ruimte en de<br />
gemeente Rotterdam, komt op een<br />
belangrijk moment. Voorzitter van het<br />
organisatiecomité Florrie de Pater, werkzaam<br />
bij de Vrije Universiteit Amsterdam en<br />
oud-bestuurslid van Waternetwerk, legt uit<br />
waarom: “Delta’s worden de komende<br />
decennia steeds belangrijker. Er wonen op dit<br />
moment miljarden mensen, omdat het<br />
hoogproductieve gebieden zijn en<br />
deltasteden belangrijke handelscentra<br />
vormen die veel werkgelegenheid bieden. In<br />
de toekomst zullen dan ook nog meer<br />
mensen naar deze gebieden toe trekken.<br />
Tegelijkertijd komen de delta’s steeds meer in<br />
gevaar door zeespiegelstijging en hogere<br />
rivierafvoeren, maar ook door verdroging en<br />
verzilting. Klimaatverandering speelt hierbij<br />
een grote rol. Het is belangrijk om vast te<br />
stellen wat de problemen zijn en wat we hier<br />
aan kunnen doen. Samenwerking en<br />
uitwisseling van kennis en ervaring zijn<br />
cruciaal.”<br />
Het is dan ook niet verrassend dat vertegenwoordigers<br />
van verschillende internationale<br />
delta’s aan de conferentie zullen deelnemen:<br />
ze biedt een unieke gelegenheid om met<br />
internationale vakgenoten kennis uit te<br />
wisselen en ervaringen te delen. De interesse<br />
in de Delta Alliance, die tijdens de<br />
conferentie zal worden gelanceerd, laat zien<br />
dat behoefte bestaat aan meer samenwerking.<br />
De Delta Alliance is een internationaal<br />
samenwerkingsverband van vijf delta’s<br />
Florrie de Pater.<br />
die kennis en ervaring met elkaar delen. Tot<br />
nu toe zijn de delta’s van Vietnam, Californië,<br />
Indonesië, Nederland en Bangladesh bij de<br />
alliantie betrokken; dit worden er in de<br />
toekomst meer.<br />
De Pater: “De conferentie is uniek, omdat het<br />
de eerste grote internationale deltaconferentie<br />
is die wetenschap, beleid en praktijk<br />
met elkaar verbindt. Hierdoor is het <strong>voor</strong><br />
deskundigen uit allerlei sectoren interessant<br />
om te komen. De stand van zaken met<br />
betrekking tot diverse thema’s wordt<br />
besproken door <strong>voor</strong>aanstaande sprekers uit<br />
Europa, Noord-Amerika, Australië en enkele<br />
ontwikkelingslanden. Deze landen<br />
presenteren hun adaptatiestrategieën en<br />
praktijk<strong>voor</strong>beelden, waar andere landen<br />
weer van kunnen leren. Voor Nederland is het<br />
een mooie gelegenheid om ons te profileren<br />
en te laten zien wat wij in huis hebben. Op de<br />
conferentie wordt de gelegenheid geboden<br />
internationale vakgenoten te leren kennen,<br />
maar ook om met mensen uit andere<br />
sectoren in contact te komen. Hierdoor kan<br />
deelname aan deze conferentie een enorme<br />
verbreding van je horizon betekenen.”<br />
De conferentie kent nog een ander aspect:<br />
het verbindt het verleden met de toekomst.<br />
De Pater legt uit: “We willen met de<br />
conferentie een continuüm creëren. Wij<br />
kijken naar hoe we vervolg kunnen geven<br />
aan wat op eerdere conferenties is<br />
besproken, zoals tijdens de klimaatconferentie<br />
in Kopenhagen eind vorig jaar. Wij<br />
geven het stokje weer door aan het<br />
klimaatconferentie in Cancún, Mexico<br />
(december aanstaande). Zo helpen we mee<br />
de discussie tussen belangrijke klimaatconferenties<br />
levend te houden en te<br />
verrijken.”<br />
Voor aanmelding zie<br />
www.climatedeltaconference.org.
waternetwerken<br />
Redactiecommissie <strong>H2O</strong> verandert in redactieadviesraad WATERCOLUMN<br />
ver.nieuws_column kop<br />
De redactiecommissie van H 2O wordt<br />
omgevormd tot een redactieadviesraad, die<br />
meer betrokken zal zijn bij de inhoud en<br />
onderwerpkeuze van het blad. De bedoeling<br />
is dat H 2O daardoor nog dynamischer zal<br />
worden, nog meer inspeelt op de actualiteit<br />
en nog opiniërender wordt. Gaat hiermee<br />
een grote wens van u in vervulling? Meld u<br />
dan nu aan <strong>voor</strong> de redactieadviesraad of<br />
<strong>voor</strong> één van de satellietgroepen er omheen!<br />
De redactiecommissie H 2O is in 1998<br />
ingesteld om te controleren of de redactie<br />
zich houdt aan de redactionele uitgangspunten<br />
van het blad en om signalen uit de<br />
achterban door te spelen naar het blad en<br />
stichtingsbestuur. Zo mag in redactionele<br />
artikelen geen (sluik)reclame worden<br />
gemaakt <strong>voor</strong> één of ander product of firma<br />
en moet er in het blad voldoende afwisseling<br />
zitten, zowel in onderwerpkeuze als in de<br />
lengte van de artikelen. Maar ook moesten<br />
de verschillende bloedgroepen zich kunnen<br />
blijven herkennen in het blad.<br />
Gebleken is dat de redactiecommissie in al<br />
die jaren de redactie nooit tot de orde heeft<br />
hoeven roepen. Verbeterpunten werden<br />
altijd in goed overleg besproken en<br />
doorgevoerd. “Nu werd het tijd dat die<br />
commissie met een achteraf corrigerende en<br />
controlerende taak werd omgevormd tot een<br />
redactieadviesraad die veel meer betrokken<br />
is bij de redactionele invulling van het blad.<br />
Die kan meedenken.” Dit zegt Harry Tolkamp,<br />
lid van de redactiecommissie vanaf het begin<br />
en <strong>voor</strong>zitter sinds 2004. “Met de redactieadviesraad<br />
willen we meer dynamiek in het<br />
blad krijgen.”<br />
In de redactiecommissie H 2O is herhaaldelijk<br />
gesproken over deze omvorming. De nieuwe<br />
Agenda<br />
O Op 23 <strong>augustus</strong> verzorgt Waternetwerk<br />
samen met NIROV in Amsterdam een<br />
internationaal congres over Europese<br />
steden in transitie waarbij water en<br />
ruimtelijke ontwikkeling centraal staan:<br />
‘Watercities in transition - European cities<br />
of the Future’. Aan bod komen<br />
onderwerpen als groei en krimp in<br />
Europa (de impact hiervan op waterkwaliteit<br />
en -kwantiteit), de waterinfrastructuur,<br />
duurzame energie en water en<br />
urban flood design. Aansluitend vindt op<br />
25 <strong>augustus</strong> <strong>voor</strong> de deelnemers een<br />
excursie plaats in de regio Amsterdam.<br />
O Op 2 september is in Zoetermeer een<br />
brainstorm- en netwerksessie over<br />
vrouwen in de watersector: wordt anders<br />
omgegaan met mannelijke en<br />
vrouwelijke collega’s, hoe ga je met deze<br />
situaties om, bestaat anno <strong>2010</strong> nog een<br />
glazen plafond en wat is de genderopbouw<br />
van een ideaal team?<br />
Harry Tolkamp.<br />
redactieadviesraad zal bestaan uit acht tot<br />
tien personen die bij elkaar de doelgroepen<br />
representeren die in het blad aan de orde<br />
komen, met name afvalwater, drinkwater,<br />
riolering, grondwater en oppervlaktewater.<br />
Ieder lid van de redactieadviesraad is straks<br />
specialist op een gebied en weet zich<br />
gesteund door een satellietgroep van<br />
ongeveer vijf personen die tips aanleveren,<br />
hun netwerk gebruiken, reageren op<br />
artikelen en actief actuele ontwikkelingen<br />
volgen. Voor zowel de redactieadviesraad als<br />
de satellietgroepen zijn nog mensen nodig.<br />
Meer mensen, meer disciplines, meer<br />
invalshoeken, meer ideeën, meer mogelijkheden.<br />
De locatie is: Groeneweg 2d (ATKB). De<br />
bijeenkomst begint om 15.30 uur.<br />
O Op <strong>16</strong> september volgt in Leusden het<br />
symposium ‘Natuurvriendelijke oevers in<br />
uw gemeente’. Doel hiervan is om<br />
gemeenten <strong>voor</strong>beelden uit de praktijk<br />
te bieden en zo handvaten aan te reiken<br />
<strong>voor</strong> de aanleg van natuurvriendelijke<br />
oevers. Ook komt de Handreiking<br />
natuurvriendelijke oevers (STOWArapport<br />
2009-37) aan bod. Het<br />
symposium vindt plaats in de raadszaal.<br />
V Van 12 tot en met 17 september houdt<br />
het IWA een internationaal congres over<br />
diffuse verontreiniging in Quebec<br />
(Canada).<br />
Ver.nieuws_column plat initiaal<br />
ver.nieuws_column plat<br />
ver.nieuws_column auteur<br />
Knuppel in het hoenderhok<br />
Harry Tolkamp: “Iedereen die <strong>voor</strong> dit werk<br />
belangstelling heeft, is welkom. We hebben<br />
zelf ook een inventarisatie gemaakt van<br />
mensen uit diverse disciplines die we graag<br />
in de redactieadviesraad willen hebben. En<br />
we zijn die mensen gaan benaderen.<br />
Sommigen hebben al toegezegd, anderen<br />
hebben bedenktijd gevraagd. Met deze<br />
omvorming willen we meer discussie in het<br />
blad krijgen, meer opiniërende artikelen, en<br />
er mag best wel iemand een knuppel in het<br />
hoenderhok gooien. Dat laatste zijn we in de<br />
Nederlandse waterwereld niet zo gewend.<br />
Maar discussies, opvattingen, reacties en de<br />
vinger aan de pols bij actuele ontwikkelingen<br />
zullen het blad levendiger maken. Daar<br />
willen we naartoe.”<br />
“Het is niet de bedoeling dat alles gaat<br />
veranderen. Thema<strong>nummer</strong>s bij<strong>voor</strong>beeld<br />
zullen blijven uitkomen met daarbij ook<br />
genoeg aandacht <strong>voor</strong> andere onderwerpen,<br />
zodat zo’n uitgave <strong>voor</strong> een brede groep<br />
lezers interessant is. Ook de afwisseling<br />
tussen lange en korte artikelen blijft<br />
gehandhaafd. Maar waar mogelijk willen we<br />
graag inspelen op wensen en goede ideeën<br />
uit het werkveld van de lezers.”<br />
Kortom: ieder die belangstelling heeft <strong>voor</strong><br />
de redactieadviesraad of één van de<br />
satellietgroepen wordt van harte doch<br />
dringend uitgenodigd om contact op te<br />
nemen met Harry Tolkamp (h.tolkamp@<br />
overmaas.nl) of Monique Bekkenutte<br />
(Monique.Bekkenutte@waternetwerk.nl). De<br />
‘beloning’ bestaat uit het mogelijk<br />
terugvinden van gewenste onderwerpen en<br />
verbeteringen in het blad en uit verdergaande<br />
netwerken. En uit eeuwige roem<br />
natuurlijk.<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
19
waternetwerken<br />
Boek over risicodenken binnen de watersector<br />
In het kader van het project Risicodenken<br />
binnen de Watersector is een boek met<br />
gelijknamige titel gepubliceerd. Aansluitend<br />
vindt op 29 september een Onder Weg Naar<br />
Huis-bijeenkomst plaats, waar verder op het<br />
onderwerp zal worden ingegaan. De auteurs<br />
van het boek zijn Luc de Laat en Robert van<br />
Grunsven van CMS Asset Management. Andy<br />
Schellen van Waterschap Hollandse Delta<br />
sponsort het boek.<br />
“Het project is ontstaan in 2008, toen diverse<br />
partijen vaststelden dat het goed zou zijn om<br />
risicodenken verder te gaan ontwikkelen. Van<br />
alle betrokken partijen zijn uiteindelijk elf<br />
waterschappen en drinkwaterbedrijven<br />
overgebleven, die afspraken het onderwerp<br />
verder uit te diepen en de kennis die hieruit<br />
<strong>voor</strong>t zou komen, te delen met de gehele<br />
watersector. In het boek worden de<br />
resultaten van het project belicht,” aldus De<br />
Laat.<br />
Volgens Van Grunsven is het boek bedoeld<br />
als een soort basisbron. “Tot <strong>voor</strong> kort werd<br />
bij de meeste waterschappen gebruik<br />
gemaakt van risicomatrices en werden<br />
verschillende modellen gebruikt om de<br />
situatie in kaart te brengen. Het probleem<br />
was echter dat er geen uniforme onderlegger<br />
bestond om deze matrices te interpreteren.<br />
Hierin hebben we nu verandering gebracht.<br />
Door de achterliggende theorie vast te<br />
leggen is het nu mogelijk tot een uniforme,<br />
een soort gemeenschappelijke indeling van<br />
de matrices te komen.”<br />
V.l.n.r. Robert van Grunsven, Luc de Laat en Andy Schellen.<br />
20 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
Volgens Schellen is de subjectiviteit eruit<br />
gehaald. “Voor waterschappen is dit<br />
belangrijk: zij gebruiken risicoanalyses om te<br />
kunnen bepalen welke onderhoudsinspanning<br />
optimaal is en hoeveel dat mag<br />
kosten. Het moet daarbij duidelijk zijn in<br />
welke mate risico wordt gelopen. Als een<br />
risicoanalyse onderhevig is aan subjectieve<br />
interpretatie, is het moeilijk dit goed vast te<br />
stellen. Nu is er een gemeenschappelijke<br />
basis waardoor dit niet langer het geval is.”<br />
Naast het uniformeren van het taalgebruik<br />
en de risicomatrices is er nog een tweede<br />
laag in het boek. De Laat: “We bieden ook<br />
verdieping. We bespreken afwegingen waar<br />
je mee te maken kunt krijgen, zoals het<br />
afwegen van risico’s van ecologische<br />
factoren, flora en fauna. Hierdoor kan men<br />
betere keuzes maken en wordt het<br />
makkelijker de risicoanalyses in de praktijk te<br />
gebruiken”.<br />
In het boek worden meerdere sectoren<br />
besproken: zowel het zuiveren van afvalwater<br />
als het watersysteembeheer komen aan bod.<br />
Van Grunsven: “Het uitgangspunt van deze<br />
sectoren is niet gelijk: bij de waterzuivering is<br />
er al sprake van een gedachtegoed en<br />
aanpak die overal vergelijkbaar is. Bij de<br />
watersystemen staat het toepassen van<br />
risicodenken op lineaire objecten nog in de<br />
kinderschoenen. Wel zien we daar inmiddels<br />
een gemeenschappelijk gedachtegoed<br />
ontstaan. Ondanks de verschillende situatie<br />
zien we dat in beide gevallen positieve<br />
spin-offs zijn ontstaan en dat de nieuwe<br />
aanpak van de risicomatrices toepasbaar is.<br />
Daarnaast blijkt hieruit dat het nuttig is om<br />
kennis tussen de sectoren te delen. Dit soort<br />
methodes en denkwijzen kan <strong>voor</strong> meer dan<br />
één sector interessant zijn. Hier kan<br />
Waternetwerk een belangrijke rol spelen. We<br />
moeten streven naar synergie.”<br />
“Het is van belang dat de hele watersector dit<br />
oppakt en er verder mee gaat. Het is nog niet<br />
afgesloten met dit boek; dit is enkel het<br />
begin. Het is bij<strong>voor</strong>beeld interessant dit<br />
boek te gebruiken als basis <strong>voor</strong> assetmanagement.<br />
Door de risicoanalyses al bij het<br />
ontwerpproces te betrekken, kan efficiënter<br />
worden ontworpen, waarmee men kosten<br />
kan besparen. Dit is in het kader van de<br />
huidige landelijke ontwikkelingen op het<br />
gebied van bezuinigingen zeer interessant,”<br />
aldus Schellen.<br />
Leden van Waternetwerk kunnen het boek <strong>voor</strong><br />
slechts 17,50 euro inclusief verzendkosten<br />
bestellen (normale prijs: 25 euro, exclusief<br />
verzendkosten) via www.waternetwerk.nl.<br />
Colofon<br />
Waternetwerken<br />
Redactie<br />
Monique Bekkenutte<br />
Anne de Boer<br />
Martine Bruynooge<br />
Antal Giesbers<br />
Jaap van Peperstraten<br />
Contact<br />
Waternetwerk<br />
Monique Bekkenutte<br />
Postbus 70<br />
2280 AB Rijswijk<br />
telefoon: (070) 414 47 78<br />
fax: (070) 414 44 20<br />
e-mail: redactie@waternetwerk.nl
Paul Baggelaar, Icastat<br />
Onno van Tongeren, Data-Analyse Ecologie<br />
Roel Knoben, Royal Haskoning<br />
Willem van Loon, Rijkswaterstaat Waterdienst<br />
Rapporteren van de<br />
betrouwbaarheid van<br />
KRW-beoordelingen<br />
Door praktische beperkingen kan KRW-monitoring en -toetsing leiden<br />
tot misclassificatie van een waterlichaam. Om de risico’s op verkeerde<br />
beoordelingen in beeld te krijgen, schrijft de KRW de EU-lidstaten <strong>voor</strong> om<br />
ook de precisie van een toetswaarde en de betrouwbaarheid van een daarop<br />
gebaseerd kwaliteitsoordeel aan te geven. De hier beschreven studie adviseert<br />
om toetswaarde en oordeel te baseren op meetgegevens van enkele jaren,<br />
waarbij een meerjaarsgemiddelde wordt berekend uit een aantal jaargemiddelden.<br />
Dit maakt een verantwoorde bepaling van precisie en betrouwbaarheid<br />
mogelijk en leidt bovendien tot een stabieler kwaliteitsoordeel.<br />
KRW-monitoring dient om de<br />
chemische en ecologische<br />
toestand van een waterlichaam<br />
te kunnen beoordelen. Van elk te toetsen<br />
kwaliteitselement wordt daartoe een aantal<br />
meetwaarden verzameld, waaruit vervolgens<br />
een toetswaarde wordt berekend. De<br />
chemische toestand wordt beoordeeld door<br />
per kwaliteitselement (lees: prioritaire stof)<br />
het jaargemiddelde van de meetwaarden<br />
te vergelijken met een daar<strong>voor</strong> geldende<br />
norm en door de maximale meetwaarde te<br />
vergelijken met de MAC-waarde (Maximaal<br />
Aanvaardbare Concentratie). De ecologische<br />
toestand wordt beoordeeld door per<br />
kwaliteitselement de ecologische kwaliteitsratio<br />
(EKR) af te zetten tegen een aantal<br />
klassengrenzen.<br />
Men staat er doorgaans niet bij stil dat<br />
de norm of klassengrens geldt <strong>voor</strong> de<br />
wérkelijke toetswaarde, zoals te berekenen<br />
uit de populatie van álle mogelijke<br />
meetwaarden die op de meetlocatie hadden<br />
kunnen worden genomen zonder bemonsterings-<br />
en analysefouten. Maar doordat we<br />
het moeten doen met een beperkt aantal<br />
meetwaarden, die bovendien beïnvloed<br />
zijn door bemonsterings- en analysefouten,<br />
komen we niet verder dan een schatting van<br />
die werkelijke toetswaarde. Dit introduceert<br />
een risico op verkeerde beoordeling, met alle<br />
ongewenste (en kostbare) consequenties die<br />
dat kan hebben.<br />
Om inzicht te krijgen in dat risico, schrijft de<br />
KRW <strong>voor</strong> dat de lidstaat bij elke rapportage<br />
ook de precisie van de toetswaarde en de<br />
betrouwbaarheid van het daarop gebaseerde<br />
oordeel meelevert. Maar de KRW biedt geen<br />
<strong>voor</strong>schrift hóe deze onzekerheidskenmerken<br />
te bepalen. Daarom is in opdracht<br />
van Rijkswaterstaat Waterdienst een studie<br />
uitgevoerd naar de meest geschikte aanpak<br />
om die onzekerheden te bepalen 1) , met<br />
als bijproduct enkele aanbevelingen <strong>voor</strong><br />
verbetering van de KRW-monitoringsprogramma’s<br />
2) . Dit artikel geeft de bevindingen<br />
van deze studie, met onderscheid tussen de<br />
ecologische en de chemische toestand.<br />
Betrouwbaarheid oordeel ecologische<br />
toestand<br />
De ecologische toestand van een waterlichaam<br />
wordt <strong>voor</strong> de KRW grotendeels<br />
vastgesteld aan de hand van biologische<br />
kwaliteitselementen, met aanvullende<br />
rollen <strong>voor</strong> hydromorfologische en fysischchemische<br />
kwaliteitselementen en bepaalde<br />
verontreinigende stoffen. De biologische<br />
kwaliteitselementen zijn macrofauna,<br />
fytoplankton, overige waterflora en vis,<br />
waarbij in principe wordt afgegaan op de<br />
soortensamenstelling en -abundantie. Voor<br />
elk biologisch kwaliteitselement fungeert<br />
de EKR als toetswaarde. Dit is een dimensieloos<br />
getal tussen 0 en 1, berekend als de<br />
verhouding tussen de huidige ecologische<br />
toestand en de referentietoestand. De<br />
platform<br />
huidige ecologische toestand wordt geschat<br />
op basis van metingen, terwijl de referentietoestand<br />
door deskundigen <strong>voor</strong> verschillende<br />
soorten waterlichamen is vastgelegd in<br />
zogenaamde maatlat-tabellen.<br />
Onze hierna beschreven uitwerking van<br />
de precisie en de betrouwbaarheid gaat er<br />
van uit dat de ecologische toestand van de<br />
referentiesituatie exact bekend is en dat<br />
de onzekerheid van een EKR en het daarop<br />
gebaseerde oordeel dus louter het gevolg<br />
is van de onzekerheid die het gevolg is van<br />
het schatten van de huidige ecologische<br />
toestand.<br />
Onzekerheidsanalyse<br />
Om uitspraken te kunnen doen over precisie<br />
en betrouwbaarheid moet de kansverdeling<br />
van de geschatte EKR bekend zijn.<br />
Een mogelijkheid is deze grotendeels<br />
theoretisch af te leiden met de beginselen<br />
van de onzekerheidsanalyse. Daarbij wordt<br />
van elke afzonderlijke foutenbron de<br />
kansverdeling van de fout bepaald, waarna<br />
de kansverdeling van de geschatte EKR kan<br />
worden berekend volgens de leer van de<br />
fouten<strong>voor</strong>tplanting. Belangrijke foutenbronnen<br />
zijn bij<strong>voor</strong>beeld de ruimtelijke<br />
en temporele variatie van de betrokken<br />
parameters (zoals soortensamenstelling en<br />
-abundantie), het gehanteerde bemonsteringsschema,<br />
de bemonstering, de soortendeterminatie<br />
en kwantitatieve analyse op<br />
het laboratorium 3) . Een groot <strong>voor</strong>deel van<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
21
deze benadering is, dat met de verkregen<br />
informatie ook de meetinspanning kan<br />
worden geoptimaliseerd. Het vergaren van<br />
alle benodigde informatie is echter een<br />
majeure onderneming, niet alleen doordat<br />
vele foutenbronnen een rol spelen, maar ook<br />
doordat het vaststellen van hun afzonderlijke<br />
invloeden op de geschatte EKR bewerkelijke<br />
meetcampagnes vergt. Deze weg lijkt dan<br />
ook slechts haalbaar als de waterbeheerders<br />
daar<strong>voor</strong> hun onderzoeksinspanningen<br />
zouden bundelen.<br />
Empirische benadering<br />
Er ontbreken momenteel nog teveel<br />
bouwstenen om volgens de beginselen van<br />
de onzekerheidsanalyse de kansverdeling<br />
van een geschatte EKR te bepalen, zodat een<br />
empirische aanpak moet worden gevolgd.<br />
Onze <strong>voor</strong>gestelde aanpak is om een aantal<br />
EKR’s - elk representatief <strong>voor</strong> een kalenderjaar<br />
- te middelen tot een toetswaarde.<br />
Het middelen maakt namelijk een verantwoorde<br />
empirische bepaling van precisie<br />
en betrouwbaarheid mogelijk. Bovendien<br />
leidt het tot een stabieler oordeel, minder<br />
beïnvloed door de natuurlijke fluctuaties die<br />
van jaar tot jaar kunnen optreden.<br />
Aangezien onze <strong>voor</strong>gestelde uitwerking<br />
uitgaat van een normale kansverdeling, zal<br />
het meestal nodig zijn de EKR’s vóór het<br />
middelen te transformeren. Het is immers<br />
weinig aannemelijk dat individuele EKR’s<br />
voldoen aan normaliteit, ondermeer doordat<br />
ze een begrensd bereik hebben (0 t/m 1). En<br />
er wordt doorgaans ook over te weinig EKR’s<br />
gemiddeld om te mogen veronderstellen dat<br />
hun gemiddelde wél voldoet aan normaliteit.<br />
Een verantwoorde controle op achterliggende<br />
kansverdeling vergt veel ecologische<br />
kwaliteitsratio’s, zodat we deze tot dusverre<br />
alleen nog <strong>voor</strong> macrofauna in zoete wateren<br />
konden uitvoeren 1) . Daarbij bleek inderdaad<br />
geen sprake van normaliteit, maar van een<br />
kansverdeling die qua vorm lijkt op de<br />
binomiale kansverdeling. Een geschikte<br />
transformatie naar normaliteit is dan de logittransformatie,<br />
volgens:<br />
EKRi<br />
EKR * i = ln ( ) [1]<br />
1- EKR i<br />
waarin EKR * i de waarde is van EKR i in de logitschaal.<br />
De toetswaarde in de logit-schaal<br />
schatten we vervolgens als het gemiddelde<br />
van de EKR * i:<br />
n<br />
Σ<br />
22 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
EKR *<br />
i<br />
EKR * i=1<br />
gemiddeld =<br />
[2]<br />
n<br />
waarin n het aantal betrokken EKR * i.<br />
Als aselect is bemonsterd en er geen systematische<br />
bemonsterings- en/of analysefouten<br />
optreden, dan zal het gemiddelde<br />
van de kansverdeling van alle mogelijke<br />
schattingen van de toetswaarde in de<br />
logit-schaal gelijk zijn aan zijn werkelijke<br />
waarde in de logit-schaal. En de precisie<br />
van de toetswaarde kunnen we dan<br />
rapporteren in de aansprekende vorm van<br />
zijn 90%-betrouwbaarheidsinterval. Een<br />
dergelijk interval zal namelijk in 90 procent<br />
van de gevallen de werkelijke waarde<br />
bevatten van de toetswaarde en daarmee<br />
inzichtelijk maken hoever onze schatting<br />
van de gezochte werkelijkheid kan afliggen.<br />
Nog steeds in de logit-schaal volgen de<br />
ondergrens (og*) en bovengrens (bg*) van<br />
dat interval uit:<br />
og* = EKR * gemiddeld - t (0,1:n-1) EKR*gemiddeld en<br />
bg* = EKR * gemiddeld + t (0,1:n-1) EKR*gemiddeld<br />
waarin t (0,1; n-1) de waarde is van de studentt-kansverdeling<br />
met een tweezijdige<br />
[3]<br />
overschrijdingskans van tien procent<br />
bij n-1 vrijheidsgraden en s EKR * gemiddeld de<br />
standaardfout van het gemiddelde van de<br />
EKR * i, berekend als:<br />
s EKR * gemiddeld<br />
n<br />
Σ (EKR * i - EKR * gemiddeld) 2<br />
√i=1<br />
s (n-1) [4]<br />
EKR*<br />
= =<br />
√n √n<br />
waarin s EKR * de standaardafwijking is van de<br />
EKR * i. Deze standaardfout is de standaard-<br />
Afb. 1: De ecologische kwaliteitsratio <strong>voor</strong> macrofauna, zoals gemeten in een bepaald waterlichaam in 2003,<br />
2006 en 2009.<br />
jaar EKR (meetschaal) EKR* (logit-schaal)<br />
2003 0,10 -2,20<br />
2006 0,24 -1,15<br />
2009 0,19 -1,45<br />
kengetal<br />
teruggetransformeerd (logit-schaal)<br />
meerjaarsgemiddelde EKR 0,17 -1,600<br />
standaardafwijking EKR 0,538<br />
standaardfout<br />
meerjaarsgemiddelde EKR<br />
0,311<br />
bovengrens 90%-betr.int.<br />
meerjaarsgem. EKR<br />
0,33 -0,693<br />
ondergrens 90%-betr.int.<br />
meerjaarsgem. EKR<br />
0,08 -2,507<br />
90%-betrouwbaarheidsinterval van meerjaarsgemiddelde EKR<br />
betrouwbaarheidsverdeling van meerjaarsgemiddelde EKR
afwijking van de kansverdeling van alle<br />
mogelijke schattingen van de toetswaarde in<br />
de logit-schaal.<br />
Voor de uiteindelijke rapportage dienen<br />
we zowel de toetswaarde als de onder- en<br />
bovengrens van zijn betrouwbaarheidsinterval<br />
weer terug te transformeren van de<br />
logit-schaal naar de meetschaal, volgens:<br />
e x*<br />
x = [5]<br />
1 + e x*<br />
waarin х de waarde is in de meetschaal en х*<br />
de waarde in de logit-schaal. Dit levert een<br />
asymmetrisch betrouwbaarheidsinterval.<br />
Het 90%-betrouwbaarheidsinterval van de<br />
toetswaarde is niet geschikt om de betrouwbaarheid<br />
van het op deze toetswaarde<br />
gebaseerde oordeel te kwantificeren.<br />
Daar<strong>voor</strong> moeten we namelijk een stap<br />
verder gaan en de betrouwbaarheid<br />
vermelden dat de werkelijke toetswaarde<br />
boven, respectievelijk onder elk van de<br />
klassengrenzen (0,2 - 0,4 - 0,6 en 0,8) ligt. De<br />
Europese Commissie beveelt dit principe ook<br />
aan 4) , maar geeft niet aan hóe deze betrouwbaarheden<br />
te bepalen.<br />
Weer uitgaande van normaliteit, kunnen<br />
we de betrouwbaarheid dat de werkelijke<br />
toetswaarde boven een bepaalde klassengrens<br />
ligt als volgt bepalen:<br />
B [ EKR *<br />
gemiddeld, werkelijk > klassengrens * ]<br />
(klassengrens * - EKR *<br />
gemiddeld)<br />
sEKR*gemiddeld = K [ t n-1 > ]<br />
[6]<br />
waarin B[.] de betrouwbaarheid is van de<br />
uitdrukking tussen haken, K[.] de kans op de<br />
uitdrukking tussen haken, EKR *<br />
gemiddeld, werkelijk de<br />
werkelijke toetswaarde in de logit-schaal en<br />
EKR *<br />
gemiddeld zijn schatting in de logit-schaal,<br />
klassengrens* de waarde van de klassengrens<br />
in de logit-schaal, tn-1 een waarde<br />
van de student-t-kansverdeling bij n-1<br />
vrijheidsgraden en de overige symbolen als<br />
boven gedefinieerd. In afbeelding 1 is dit<br />
uitgewerkt.<br />
platform<br />
Afb. 2: Als de ecologische kwaliteitsratio trendmatig verandert, is de met een lineair regressiemodel geschatte modelwaarde <strong>voor</strong> het laatste jaar een betere toetswaarde<br />
dan het meerjaarsgemiddelde. Tevens zijn weergegeven het 90%-betrouwbaarheidsinterval en de betrouwbaarheidsverdeling van de aldus geschatte toetswaarde.<br />
Als we alleen afgaan op de meerjaarsgemiddelde<br />
ecologische kwaliteitsratio van 0,17,<br />
dan beoordelen we de kwaliteit van dit<br />
waterlichaam <strong>voor</strong> macrofauna als slecht.<br />
Door ook de onzekerheden te verdisconteren,<br />
blijkt dat een reëel risico op misclassificatie<br />
bestaat ten opzichte van de grens<br />
tussen slecht en ontoereikend. Maar de<br />
betrouwbaarheid dat de werkelijke kwaliteit<br />
niet goed is (EKR < 0,6), bedraagt circa 99<br />
procent, zodat het risico op misclassificatie<br />
ten opzichte van de belangrijke grens tussen<br />
niet goed en goed hier zeer gering is.<br />
Voortbordurend op het bovenstaande<br />
adviseert het Protocol Toetsen en Beoordelen<br />
om tenminste drie ecologische kwaliteitsratio’s<br />
te middelen, omdat dit een beduidend<br />
grotere precisie en betrouwbaarheid<br />
oplevert dan bij het middelen van twee<br />
ecologische kwaliteitsratio’s 2) .<br />
Verdisconteren trend<br />
Als de EKR trendmatig verandert, is een<br />
meerjaarsgemiddelde EKR ongeschikt als<br />
toetswaarde, omdat die dan niet meer<br />
representatief is <strong>voor</strong> de huidige toestand.<br />
Deze situatie kan bij<strong>voor</strong>beeld optreden als<br />
maatregelen zijn genomen om de toestand<br />
te verbeteren. Daarom moet eerst worden<br />
getoetst of zo’n trendmatige verandering<br />
optreedt, alvorens op de hier<strong>voor</strong><br />
beschreven wijze de precisie en de betrouwbaarheid<br />
te bepalen. Als er minstens drie<br />
EKR’s op jaarbasis beschikbaar zijn, kunnen<br />
we op trend toetsen met lineaire regressie,<br />
mits de modelfouten zijn op te vatten als<br />
onafhankelijke trekkingen uit een normale<br />
kansverdeling. We gaan er hier weer van uit<br />
dat normaliteit opgaat na logit-transformatie.<br />
Het lineaire regressiemodel luidt dan:<br />
EKR * i = β 0 + β 1J i + ε i<br />
waarin EKR * i de i-de van de betrokken EKR’s<br />
is in de logit-schaal (i = 1, 2, ..n), β 0 het<br />
intercept, β 1 de helling, J het jaartal en ε de<br />
modelfout. Als er met 95 procent betrouwbaarheid<br />
sprake is van een statistisch significante<br />
helling (trend), moet de toetswaarde<br />
in de logit-schaal worden geschat als de<br />
modelwaarde <strong>voor</strong> het laatste jaar, die<br />
immers is op te vatten als schatting van het<br />
meerjaarsgemiddelde in de logit-schaal,<br />
gecorrigeerd <strong>voor</strong> de trend:<br />
EKR *<br />
gemiddeld = EK R* n =b0 + b1n [7]<br />
[8]<br />
waarin b 0 het geschatte intercept is, b 1 de<br />
geschatte helling en J n het laatste jaar waar<br />
een EKR <strong>voor</strong> beschikbaar is. De toetswaarde<br />
in de meetschaal volgt dan uit terugtransformeren<br />
van de toetswaarde in de logit-schaal.<br />
Dit principe is geïllustreerd in afbeelding 2.<br />
In het studierapport is aangegeven hoe<br />
het 90%-betrouwbaarheidsinterval en de<br />
betrouwbaarheidsverdeling van een op<br />
bovenstaande wijze geschatte toetswaarde<br />
te berekenen 1) .<br />
Precisie toetswaarde en betrouwbaarheid<br />
oordeel chemische toestand<br />
Voor wat betreft chemische kwaliteitselementen<br />
is de uitwerking minder eenduidig<br />
dan bij biologische kwaliteitselementen.<br />
Voor prioritaire stoffen moet strikt genomen<br />
namelijk het jaargemiddelde worden<br />
getoetst aan de EU-norm 5) . Maar dit introduceert<br />
de volgende problemen:<br />
Bij prioritaire stoffen is het doorgaans niet<br />
mogelijk de betrouwbaarheid te bepalen<br />
van een oordeel dat is gebaseerd op een<br />
jaargemiddelde, aangezien daar zelden<br />
sprake is van een normale kansverdeling<br />
van de meetwaarden. Transformeren biedt<br />
geen oplossing, aangezien dat (na terugtransformeren)<br />
niet meer het gemiddelde<br />
oplevert als toetswaarde. Veelal zal<br />
bij dit soort stoffen na logaritmische<br />
transformatie beter worden voldaan aan<br />
normaliteit, maar na terugtransformatie<br />
naar de meetschaal resteert een schatting<br />
van het geometrisch gemiddelde (een<br />
benadering van de mediaan). En een<br />
verdelingsvrije aanpak zoals de bootstrapmethode<br />
biedt hier ook geen oplossing,<br />
doordat het aantal meetwaarden per<br />
jaar (meestal 12) daar<strong>voor</strong> te gering<br />
is 1) . Een bijkomend probleem is dat de<br />
meetwaarden seizoenseffecten kunnen<br />
vertonen;<br />
Als de stof operationeel wordt gemonitord,<br />
zijn er <strong>voor</strong> de (laagfrequente) planperiode-rapportage<br />
meerdere jaargemiddelden<br />
beschikbaar, bij<strong>voor</strong>beeld over<br />
een periode van zes jaar. Er moet dan een<br />
keuze uit de jaargemiddelden worden<br />
gedaan, óf ze moeten alle worden gerapporteerd.<br />
Dit laatste kan echter leiden tot<br />
verschillende oordelen.<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
23
Deze problemen kunnen worden opgelost<br />
door - net als bij de EKR - te toetsen op basis<br />
van een meerjaarsgemiddelde. Uitgangspunt<br />
daarbij is dat door het middelen over een<br />
groot aantal meetwaarden - bij drie jaren<br />
met maandelijkse meetwaarden zijn dat er<br />
bij<strong>voor</strong>beeld 36 -, de kansverdeling van het<br />
meerjaarsgemiddelde de normale kansverdeling<br />
benadert.<br />
De berekening van het 90%-betrouwbaarheidsinterval<br />
van het meerjaarsgemiddelde<br />
en de betrouwbaarheid dat het werkelijke<br />
meerjaarsgemiddelde boven respectievelijk<br />
onder de norm ligt, volgen dan uit<br />
de formules [3], [4] en [6], zij het nu in de<br />
meetschaal, dus zonder <strong>voor</strong>afgaande transformatie.<br />
Let op dat de standaardfout van<br />
het geschatte meerjaarsgemiddelde moet<br />
worden berekend uit de standaardafwijking<br />
van de jaargemiddelden (conform formule<br />
[4]) en dus niet uit de standaardafwijking van<br />
de meetwaarden. Deze laatste zal immers<br />
vaak onzuiver worden geschat door seizoenseffecten<br />
en/of autocorrelatie.<br />
En net als bij de EKR moet ook hier zonodig<br />
worden verdisconteerd <strong>voor</strong> een trend.<br />
Aangezien we hier niet transformeren, kan<br />
24 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
de trendverdiscontering soms globaler<br />
uitpakken. Bij sterk scheef verdeelde<br />
meetwaarden kunnen de jaargemiddelden<br />
namelijk nog enige scheefheid vertonen,<br />
zodat ook de modelfouten van het lineaire<br />
regressiemodel van de jaargemiddelden niet<br />
geheel zullen voldoen aan normaliteit.<br />
Afbeelding 3 toont een uitwerking (waarbij<br />
overigens geen sprake is van een trend).<br />
Het meerjaarsgemiddelde van 9,5 μg/l ligt<br />
onder de norm, zodat we de kwaliteit van<br />
dit waterlichaam <strong>voor</strong> 1,2-dichloorethaan<br />
als goed beoordelen. Door ook de onzekerheden<br />
te verdisconteren, ontstaat een<br />
genuanceerder beeld, dat aangeeft dat er 74<br />
procent betrouwbaarheid is dat de werkelijke<br />
kwaliteit goed is en 26 procent betrouwbaarheid<br />
dat deze niet goed is. Er is hier dus<br />
een substantieel risico op misclassificatie.<br />
Aanvullen ontbrekende meetwaarden<br />
Als één of meer meetwaarden ontbreken<br />
in een meetreeks die seizoenseffecten<br />
vertoont, kan het jaargemiddelde niet<br />
meer zuiver worden geschat. Daarom<br />
moet een ontbrekende waarde eerst<br />
Afb. 3: De jaargemiddelde concentratie van de prioritaire stof 1,2-dichloorethaan, zoals gemeten in een bepaald<br />
waterlichaam in 2006, 2007 en 2008. De norm <strong>voor</strong> het gemiddelde bedraagt 10 μg/l.<br />
jaar jaargemiddelde (μg/l)<br />
2006 9,0<br />
2007 10,8<br />
2008 8,7<br />
kengetal (μg/l)<br />
meerjaarsgemiddelde 9,50<br />
standaardafwijking jaargemiddelde 1,14<br />
standaardfout meerjaarsgemiddelde 0,66<br />
bovengrens 90%-betrouwbaarheidsinterval meerjaarsgemiddelde 11,42<br />
ondergrens 90%-betrouwbaarheidsinterval meerjaarsgemiddelde 7,59<br />
90%-betrouwbaarheidsinterval van meerjaarsgemiddelde<br />
betrouwbaarheidsverdeling van meerjaarsgemiddelde<br />
worden aangevuld. Als de reeks geen trend<br />
vertoont, is het afdoende een ontbrekende<br />
waarde te vervangen door het gemiddelde<br />
van het betreffende seizoen (zoals een<br />
maand, of een kwartaal), berekend over<br />
meerdere jaren. Maar als wél sprake is<br />
van een trendmatige verandering, dient<br />
een ontbrekende meetwaarde te worden<br />
aangevuld met behulp van lineaire<br />
regressie met dummy-variabelen. Als de<br />
meetwaarden sterk scheef verdeeld zijn,<br />
is het aan te bevelen om ze <strong>voor</strong> deze<br />
exercitie te transformeren naar een min of<br />
meer symmetrische kansverdeling. Maar<br />
zoals eerder toegelicht, moeten de overige<br />
verwerkingsmethoden in de meetschaal<br />
worden uitgevoerd.<br />
Identificeren en verwerken van<br />
uitbijters<br />
Uitbijters zijn extreme meetwaarden,<br />
die duidelijk afwijken van de andere<br />
meetwaarden. Ze kunnen zijn veroorzaakt<br />
door een fout bij bemonstering, analyse, of<br />
transcriptie (het overschrijven of -typen) óf<br />
door een extreme situatie. Aangezien de<br />
schatting van een toetswaarde gevoelig<br />
is <strong>voor</strong> afwijkende meetwaarden, moeten<br />
foute meetwaarden niet meegenomen<br />
worden. In de studie is een procedure<br />
uitgewerkt om uitbijters te identificeren 1) .<br />
Maar vervolgens moeten we vaststellen<br />
of een uitbijter een foute meetwaarde<br />
is of een extreme situatie weergeeft.<br />
Daartoe dienen we te controleren of alle<br />
handelingen van bemonstering tot en met<br />
rapportering volgens de regels en door<br />
deskundig personeel zijn uitgevoerd. Als<br />
een aanwijzing ontbreekt dat een uitbijter<br />
een foute meetwaarde is, is er ook geen<br />
enkele rechtvaardiging om deze uit de reeks<br />
te verwijderen. In zo’n geval moeten we<br />
de toetswaarde en bijbehorende precisie<br />
en betrouwbaarheid tweemaal berekenen,<br />
namelijk éénmaal mét de betreffende<br />
uitbijter(s) en éénmaal zónder. Dit maakt het<br />
effect van de uitbijter(s) op de beoordeling<br />
zichtbaar.<br />
Ruimtelijke middeling<br />
Als een waterlichaam een grote ruimtelijke<br />
kwaliteitsvariatie vertoont, zal een temporeel<br />
gemiddelde van één meetlocatie slechts<br />
informatie geven over een deel van het<br />
waterlichaam. Als relevante ruimtelijke<br />
variatie optreedt en er ook meerdere<br />
meet locaties binnen een waterlichaam<br />
liggen, dan wordt aanbevolen om naast een<br />
temporele middeling per meetlocatie ook<br />
een ruimtelijke middeling over de meetlocaties<br />
toe te passen. Het hieruit resulterende<br />
spatio-temporele gemiddelde vormt dan<br />
immers een representatievere toetswaarde<br />
<strong>voor</strong> het gehele waterlichaam. De formules<br />
om de precisie en betrouwbaarheidsverdeling<br />
van een dergelijk spatio-temporeel<br />
gemiddelde te berekenen, zijn uitgewerkt<br />
in het rapport van deze studie 1) . Relevante<br />
ruimtelijke variatie zal bij<strong>voor</strong>beeld optreden<br />
bij de biologische kwaliteitselementen<br />
overige waterflora, macrofauna en vis.<br />
De samenhang van het hier<strong>voor</strong> beschrevene<br />
is weergegeven in de twee stroomschema’s<br />
van afbeelding 4.
platform<br />
Afb. 4: Stroomschema <strong>voor</strong> het bepalen van de precisie van de toetswaarde en de betrouwbaarheid van het daarop gebaseerde oordeel, <strong>voor</strong> de ecologische toestand<br />
(links) en <strong>voor</strong> de chemische toestand (rechts).<br />
Conclusies<br />
Met de beschreven methode kunnen<br />
waterbeheerders voldoen aan de KRW-eis<br />
om ook precisies van toetswaarden en<br />
betrouwbaarheden van daarop gebaseerde<br />
kwaliteitsoordelen te rapporteren. Verder<br />
kunnen ze hiermee trendmatige veranderingen<br />
detecteren en verdisconteren bij de<br />
beoordeling. Het kwantitatieve beeld van<br />
de betrouwbaarheid kan overigens ook een<br />
duidelijk richtpunt geven <strong>voor</strong> de meetinspanning.<br />
De methode heeft inmiddels steun<br />
ontvangen van het cluster Monitoring,<br />
Rapportage en Evaluatie, een belangrijk<br />
Nederlands KRW-orgaan.<br />
Aanbevelingen<br />
Gelet op de bewerkelijkheid van de<br />
methode, bevelen we aan deze gebruiksvriendelijk<br />
te implementeren in het toetsinstrumentarium<br />
<strong>voor</strong> de KRW, dat momenteel<br />
bestaat uit de programma’s iBever, QBwat en<br />
de integratie-module. Dit zal een efficiënte<br />
en foutloze toepassing van de methode<br />
bevorderen. De betrouwbaarheden kunnen<br />
dan in 2015 aan de Europese Unie worden<br />
meegerapporteerd met de kwaliteitsoordelen.<br />
Het is nodig om in Nederlands en Europees<br />
KRW-verband vast te leggen hóe de<br />
betrouwbaarheden van kwaliteitsoordelen<br />
te laten meewegen om te kunnen besluiten<br />
dat sprake is van een goede toestand of dat<br />
operationele monitoring en/of maatregelen<br />
nodig blijven.<br />
LITERATUUR<br />
1) Van Herpen F., O. van Tongeren, R. Knoben, P.<br />
Baggelaar en W. van Loon (2009). Quickscan<br />
precisie en betrouwbaarheid KRWmonitoringsprogramma’s.<br />
Rijkswaterstaat<br />
Waterdienst.<br />
2) Rijkswaterstaat Waterdienst (<strong>2010</strong>). Instructie -<br />
Richtlijn monitoring oppervlaktewater en protocol<br />
toetsen & beoordelen.<br />
3) Van de Bund W. en A. Solimini (2006). Ecological<br />
Quality Ratios for ecological quality assessment in<br />
inland and marine waters. European Commission<br />
DG Joint Research Centre, Institute for Environment<br />
and Sustainability, Rural, Water and Ecosystem<br />
Resources Unit.<br />
4) Water Framework Directive Common<br />
Implementation Strategy Working Group 2A<br />
Ecological Status (ECOSTAT) (2003). Overall<br />
approach to the classification of ecological status<br />
and ecological potential.<br />
5) Europees Parlement en Europese Raad (2008).<br />
Richtlijn Prioritaire Stoffen 2008/105/EG inzake<br />
milieukwaliteitsnormen op het gebied van het<br />
waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking<br />
van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG,<br />
84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de<br />
Raad en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG.<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
25
Jordie Netten, Wageningen Universiteit<br />
Niels Evers, Royal Haskoning<br />
Bas van der Wal, STOWA<br />
Roel Knoben, Royal Haskoning<br />
Kwaliteit monitoringsgegevens<br />
niet altijd voldoende<br />
Al vanaf de jaren ‘70 verzamelen waterschappen gegevens over de<br />
waterkwaliteit. Sinds midden jaren ‘90 worden deze data gebundeld in de<br />
Limnodata Neerlandica. Deze gegevens kunnen gebruikt worden <strong>voor</strong> het<br />
analyseren van het functioneren van het ecosysteem (toestand) en <strong>voor</strong> het<br />
bepalen en volgen van effecten van bij<strong>voor</strong>beeld het klimaat en door de<br />
mens gepleegde ingrepen (trend). Het is dan wel belangrijk dat de gegevens<br />
kwalitatief en kwantitatief toereikend zijn. Genoemde auteurs hebben een<br />
analyse verricht naar de kwaliteit en compleetheid van gegevens in de<br />
Limnodata Neerlandica. Deze analyse bevestigt het vermoeden dat de kwaliteit<br />
van de gegevens niet altijd voldoende is. Dit artikel bevat aanbevelingen <strong>voor</strong><br />
verbetering van de kwaliteit van de meetgegevens van de waterschappen en<br />
daarmee die van de Limnodata Neerlandica.<br />
Monitoren is kostbaar. Zeker nu<br />
budgetten onder druk staan, zijn<br />
waterbeheerders terughoudend<br />
in het opzetten en onderhouden van monitoringsprogramma’s.<br />
In de stroomgebiedsbeheerplannen zijn<br />
ecologische doelen gedefinieerd. In 2015 zal<br />
een gedegen analyse van het functioneren<br />
van het aquatisch systeem overlegd moeten<br />
worden aan de Europese Commissie ingeval<br />
deze doelen niet gehaald zijn, hetgeen<br />
allerminst ondenkbeeldig is. Daarnaast is<br />
monitoring nodig om inzicht te krijgen in het<br />
effect van maatregelen die genomen zijn om<br />
de waterkwaliteit te verbeteren. Op basis van<br />
dit inzicht kunnen maatregelen (of doelen)<br />
bijgesteld worden. Ook het genereren van<br />
kennis <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld toekomstige<br />
projecten en het geven van maatschappelijke<br />
verantwoording over activiteiten behoren tot<br />
de mogelijkheden van monitoringsgegevens.<br />
Om veranderingen en trends in ecosystemen<br />
te kunnen waarnemen, zijn (lange) tijdseries<br />
noodzakelijk. Betrouwbaarheid wordt<br />
bepaald door het correct uitvoeren van<br />
opnamen, correct invoeren van de gegevens<br />
in databestanden en correct verwerken<br />
van deze gegevens door diverse software.<br />
Daarnaast is het van belang dat gegevens die<br />
verzameld worden door instanties vergelijkbaar<br />
zijn in bij<strong>voor</strong>beeld methodiek en<br />
dimensie. Ten slotte is het belangrijk dat de<br />
gegevens volledig zijn. Denk bij<strong>voor</strong>beeld<br />
aan het noteren van het tijdstip van meting<br />
of een fysisch-chemische parameter. Van<br />
26 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
een opname waarvan één of meerdere<br />
parameters (bij<strong>voor</strong>beeld opnametijdstip<br />
of NH 3-concentratie) ontbreken, is het lastig<br />
de meetwaarden juist te interpreteren.<br />
Voorbeelden hiervan zijn het fluctueren<br />
van de zuurstofconcentratie over de dag en<br />
sturing door pH van ammoniak- en ammoniumconcentraties.<br />
Limnodata Neerlandica<br />
De Limnodata Neerlandica 1) is een<br />
uitgebreide databank van biologische en<br />
fysisch-chemische monitoringsgegevens<br />
vanaf 1970. Gegevens van na 1980 zijn<br />
<strong>voor</strong>namelijk afkomstig uit routinematige<br />
Afb. 1: Aantal opnamejaren per meetpunt neemt exponentieel af.<br />
meetnetten en onderzoeksprojecten van<br />
waterschappen, provincies en rijksoverheid.<br />
Momenteel bedraagt het aantal biologische<br />
waarnemingen aan soorten drie miljoen en<br />
het aantal chemische analyseresultaten tien<br />
miljoen. De databank is in beheer bij STOWA,<br />
die met deze gegevens onderzoeken <strong>voor</strong><br />
het waterbeheer faciliteert. De Limnodata<br />
Neerlandica wordt <strong>voor</strong> veel doeleinden<br />
gebruikt, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> het leggen<br />
van relaties tussen het <strong>voor</strong>komen van<br />
organismen en geografische- en milieuparameters,<br />
het ontwerpen van beoordelingsinstrumenten<br />
en het <strong>voor</strong>spellen van
de respons van aquatische systemen op<br />
veranderingen in beheer of klimaat.<br />
Met behulp van een subset van de Limnodata<br />
Neerlandica hebben we een analyse verricht<br />
naar de kwaliteit van de gegevens. De<br />
gebruikte subset bestond uit opnamen van<br />
macrofyten in zoete stilstaande wateren uit<br />
de periode 2003-2008 en de chemieopnames<br />
uit dezelfde jaren. Deze set bevat 4.776<br />
unieke vegetatieopnames met 53.264 unieke<br />
chemische monsternames.<br />
Ter illustratie geven we enkele anonieme<br />
<strong>voor</strong>beelden waarbij de gegevens incorrect<br />
zijn. Het is te verwachten dat dergelijke<br />
afwijkingen ook gevonden zullen worden in<br />
andere subsets en andere soortgroepen van<br />
de Limnodata Neerlandica.<br />
Continuïteit<br />
Om een goed beeld te krijgen van de<br />
structuur en het functioneren van aquatische<br />
ecosystemen in de tijd, zijn meerjarige<br />
gegevens nodig van een locatie. Al was het<br />
alleen maar om natuurlijke variaties in weersomstandigheden<br />
uit te vlakken. Wat we zien<br />
in de subset is dat de bulk van meetpunten in<br />
de gekozen periode slechts één keer bezocht<br />
is <strong>voor</strong> een vegetatieopname (zie afbeelding<br />
1). We pleiten niet direct <strong>voor</strong> een grotere<br />
monitoringsinspanning maar wel <strong>voor</strong> een<br />
betere afstemming op informatiebehoeften<br />
en budget. We raden aan om meetpunten<br />
meerdere malen te bezoeken, mogelijk ten<br />
koste van het aantal meetpunten dat wordt<br />
bezocht.<br />
Betrouwbaarheid<br />
Betrouwbaarheid wordt bepaald door drie<br />
onderdelen: het verzamelen, invoeren en<br />
verwerken van de gegevens. We zullen<br />
dieper ingaan op de verantwoordelijkheid<br />
van de waterbeheerder <strong>voor</strong> het gedegen<br />
verzamelen en invoeren van de gegevens. De<br />
Richtlijn Monitoring en het Protocol Toetsen<br />
en Beoordelen 2) beschrijven de procedures<br />
die gevolgd moeten worden binnen de<br />
Kaderrichtlijn Water. Richtlijn en protocol<br />
hebben ongetwijfeld bijgedragen aan de<br />
uniformering van monitoring, maar bieden<br />
echter nog veel vrijheidsgraden waardoor<br />
gegevens toch nog moeilijk te vergelijken<br />
zijn. Daardoor leiden ze niet altijd tot de<br />
gewenste informatie.<br />
Volgend op de monstername is het van<br />
belang dat de gegevens goed ingevoerd<br />
worden, zodat de waarden die gemeten zijn<br />
ook als zodanig in de databank komen te<br />
staan. Het invoeren van gegevens is tevens<br />
een mogelijkheid <strong>voor</strong> interne controle van<br />
de data. Zijn de gemeten waarden reëel en<br />
compleet?<br />
Onderstaande <strong>voor</strong>beelden geven een beeld<br />
van ‘rariteiten’ die we tegenkwamen. Houd<br />
hierbij ook in gedachte dat alle metingen<br />
tijdens een opname onbetrouwbaar worden,<br />
zelfs als slechts één gegeven als ‘verdacht’<br />
kan worden aangemerkt. Dit kan tot gevolg<br />
hebben dat grote delen van de<br />
Limnodata Neerlandica niet betrouwbaar<br />
en niet te gebruiken zijn <strong>voor</strong> bepaalde<br />
doeleinden. Dit geldt in bijzondere mate bij<br />
toepassing in wetenschappelijk onderzoek.<br />
Ook bij regulier gebruik in het waterbeheer<br />
kan dit tot onjuiste interpretaties leiden.<br />
Abiotische bemonstering<br />
Soms zijn metingen verricht in zeer ondiepe<br />
wateren die praktisch onmogelijk zijn uit te<br />
voeren zonder het sediment te verstoren.<br />
Denk hierbij aan het monsteren <strong>voor</strong><br />
nutriënten of het meten van doorzicht.<br />
Toch staan bij deze gevallen ook waarden<br />
in de databank. In onze subset zitten<br />
negen opnamen met een waterdiepte die<br />
kleiner is dan één centimeter. Daarvan<br />
heeft een derde deel een hoger doorzicht<br />
(meer dan 40 centimeter) dan diepte. Is dit<br />
een invoerfout, een eenheidsfout of een<br />
verkeerde omzetting bij het importeren in<br />
de Limnodata Neerlandica? Daarnaast vinden<br />
we in dergelijke monsters vaak enorm hoge<br />
waarden <strong>voor</strong> het biochemisch zuurstofverbruik<br />
(BZV) en de nutriëntenconcentraties.<br />
Hoogstwaarschijnlijk is slib meegekomen in<br />
het monster, dat vervolgens is meegenomen<br />
in de analyse op het laboratorium. Hoe dan<br />
ook, de gegevens zijn onbetrouwbaar en<br />
daarom onnodig verzameld. In zo’n geval<br />
is het beter helemaal niet te meten dan<br />
verkeerd te meten.<br />
Bij één waterbeheerder kwamen we Kjeldahl<br />
stikstofconcentraties (KN) tegen die hoger<br />
waren dan totaal stikstofconcentraties (N tot).<br />
Daar N tot de som is van KN + nitriet + nitraat is<br />
dat onmogelijk. Verder waren de waarden <strong>voor</strong><br />
totaal fosfor and totaal stikstof gehalveerd<br />
ten opzichte van <strong>voor</strong>gaande jaren. Beiden<br />
‘rariteiten’ bleken na navraag waarschijnlijk te<br />
liggen aan een veranderde analysetechniek.<br />
Dit pleit er<strong>voor</strong> om strikt vast te houden aan<br />
het uniformeren van de analysetechnieken<br />
binnen het waterbeheer in Nederland.<br />
Een typefoutje is in principe eenvoudig te<br />
herkennen, maar het is lastig deze uit de bulk<br />
van data te halen. Als <strong>voor</strong>beeld de analyse<br />
op temperatuur die wij uitvoerden. In een<br />
aantal gevallen verschilde de opgegeven<br />
watertemperatuur meer dan tien graden met<br />
de daggemiddelde luchttemperatuur, zoals<br />
die is opgegeven door het KNMI. Metingen<br />
op dagen er<strong>voor</strong> of erna geven dan wel<br />
normale waarden.<br />
Het belang van het gebruik van juiste<br />
dimensies (eenheden) geldt ten tijde van<br />
het verzamelen, invoeren en verwerken van<br />
de gegevens. Hoewel in principe vermeld<br />
staat in welke dimensies een parameter<br />
is ingevoerd, vinden we vaak een enorme<br />
range van waarden terug. Dit kan in een<br />
aantal gevallen teruggevoerd worden op<br />
het hanteren van een andere dimensie dan<br />
is aangegeven. Als <strong>voor</strong>beeld nemen we het<br />
elektrisch geleidingsvermogen (EGV). In onze<br />
subset (zoete stilstaande wateren: EGV <<br />
200 mS/m) vinden we een range van 0,6 tot<br />
3.300 mS/m. Mogelijk is de dimensie (mS/m,<br />
μS/cm of mS/cm) niet juist ingevoerd of is<br />
iets fout gegaan met de conversie naar een<br />
uniforme dimensie (mS/m). Het gebruik van<br />
één landelijke standaardeenheid moet dit<br />
probleem oplossen.<br />
Biotische bemonstering<br />
Als laatste <strong>voor</strong>beelden van onbetrouwbaarheid<br />
noemen we verwarrende vegetatieopnames.<br />
Voor vegetatieopnames worden<br />
over het algemeen de Tansley en Braun-<br />
platform<br />
Een medewerker van Waterschap Rivierenland neemt<br />
met een Rutnerfles een watermonster.<br />
Blanquetschaal gebruikt. Deze lopen beide<br />
van 1 tot 9 (zie tabel 1 <strong>voor</strong> de aantallen van<br />
de overige waarden die bij deze schalen<br />
zijn ingevuld*). De waarde ‘0’ zal naar alle<br />
waarschijnlijkheid zijn ingevuld als de soort<br />
niet in het opnamevlak zat, maar wel in een<br />
ander deel van het water. Nadeel hiervan is<br />
dat je op basis van deze gegevens niets over<br />
het <strong>voor</strong>komen kan zeggen. Als de soort er<br />
het ene jaar wel zit met waarde ‘0’ en het<br />
andere jaar niet, kan dit namelijk betekenen<br />
dat of de soort is verdwenen of dat de<br />
waarnemer deze soort niet opschrijft omdat<br />
hij niet in het opnamevlak <strong>voor</strong>komt.<br />
De waarde ‘10’ wordt vaak gezien bij de<br />
soortencombinatie van Lemna minor+Lemna<br />
gibba. Of dit dan een sommatie van 5+5<br />
is geweest, kunnen we niet met zekerheid<br />
zeggen. Hoe dan ook, codes van Tansley<br />
noch Braun Blanquet kunnen niet 1-op-1<br />
gesommeerd worden, want op deze schalen<br />
geldt 5+5=6. Waar de hoge codes vandaan<br />
komen, is ons een raadsel. Het zou een<br />
‘nieuwe’ schaal kunnen zijn die door een<br />
waterbeheerder wordt gebruikt om eigen<br />
onderzoeksvragen te beantwoorden. Het<br />
gevaar hierbij is dat die ‘nieuwe’ schaal<br />
niet universeel is en daardoor alleen maar<br />
verwarring schept als deze terecht komt in<br />
een gemeenschappelijke databank zoals<br />
de Limnodata Neerlandica. Daarom hier de<br />
oproep om enkel de bestaande en geaccepteerde<br />
schalen te gebruiken.<br />
De opnametermen ‘water’, ‘water+oever’ en<br />
‘oever’ of waterschapsafhankelijke afgeleiden<br />
hiervan leiden soms ook tot problemen. Bij<br />
sommige waterbeheerders zien we dezelfde<br />
waarneming soms meerdere keren terug.<br />
Bij<strong>voor</strong>beeld als een submerse plant in het<br />
water staat met waarde 4, dan zien we deze<br />
ook terug met waarde 4 in de ‘water+oever’opname<br />
van dezelfde dag. Dus dan zou je<br />
dat kunnen interpreteren alsof de opnames<br />
van zowel het water als van de oever zijn<br />
samengevoegd in de groep ‘water+oever’. Bij<br />
andere beheerders zie je dit niet terug. Wat<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
27
etekent in dergelijke gevallen dan de term<br />
‘water+oever’? In het kader van het kunnen<br />
vergelijken van de data is het van belang<br />
dat hierover een eenduidigheid bestaat.<br />
Het Handboek Hydrobiologie** kan aan de<br />
eenduidigheid van deze termen bijdragen.<br />
Als laatste aspect van betrouwbaarheid<br />
noemen we de determinatie van macrofyten.<br />
Soms wordt slechts tot geslachtsniveau<br />
gedetermineerd en soms helemaal tot het<br />
niveau van ondersoort. Bij de eerste situatie<br />
rijst de vraag of het echt onmogelijk was<br />
op soortniveau te determineren of dat de<br />
monsternemer onvoldoende deskundig is<br />
geweest. Bij twijfel kan een exemplaar (of<br />
foto) van de plant mee worden genomen<br />
<strong>voor</strong> verdere determinatie of een<br />
second opinion door een specialist. Bij determinatie<br />
naar subspeciesniveau plaatsen wij<br />
kanttekeningen. Bij sommige planten komen<br />
bij<strong>voor</strong>beeld hybride varianten <strong>voor</strong> die<br />
soms (ten onrechte) als ondersoort worden<br />
benoemd. Dit geeft mogelijke foutieve<br />
informatie die geheel afhankelijk is van het<br />
subjectieve inzicht van de analist. Daarom<br />
de suggestie om alle vegetatieopnamen<br />
op soortniveau te determineren, waarbij de<br />
TWN-lijst van de Aquo-standaard*** wordt<br />
aangehouden.<br />
Volledigheid<br />
Biologische en chemische meetnetten van<br />
waterbeheerders zijn vaak niet overlappend.<br />
Als milieufactoren gekoppeld moeten<br />
28 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
code aantal<br />
0 942<br />
... ...<br />
10 144<br />
11 39<br />
12 138<br />
13 <strong>16</strong><br />
14 23<br />
15 85<br />
<strong>16</strong> 13<br />
17 5<br />
18 46<br />
20 6<br />
21 5<br />
24 8<br />
27 7<br />
40 1<br />
Tabel 1. Tansley en Braun-Blanquetschaal gaan van<br />
1 naar 9. Ook andere waarden worden echter aangetroffen<br />
in de Limnodata Neerlandica.<br />
Tabel 2. Aantal chemische bemonsteringen per tijdscohort.<br />
worden aan biologische waarnemingen,<br />
dan is het van belang opnames dicht bij<br />
elkaar te laten liggen, zowel in tijd als locatie.<br />
Bij <strong>voor</strong>keur worden dezelfde locaties<br />
bemonsterd waarbij ook dezelfde meetpuntcodes<br />
gebruikt worden. Daarnaast is het<br />
belangrijk dat de biologische en chemische<br />
bemonsteringen dicht bij elkaar liggen qua<br />
opnamedatum (liefst binnen een maand).<br />
Dit vereist planning. Een vegetatieopname<br />
kan overigens prima gecombineerd worden<br />
met een chemische monstername. Verder<br />
zien we in onze subset regelmatig dat niet<br />
alle relevante chemische parameters worden<br />
gemeten, terwijl dat wel inzicht geeft in het<br />
functioneren van het ecosysteem. Ook hier<br />
de suggestie om desnoods minder vaak,<br />
maar wel volledig te bemonsteren.<br />
Om de gegevens optimaal te kunnen<br />
gebruiken is volledigheid van de<br />
meetpuntgegevens noodzakelijk. Vooral<br />
het bemonsterde watertype (bij <strong>voor</strong>keur<br />
KRW-type) ontbreekt vaak of is onjuist,<br />
waardoor het niet mogelijk is de gegevens<br />
te toetsen met de KRW-maatlatten 3) of EBEOsystemen<br />
4) . Soms zijn zelfs de coördinaten<br />
van de meetpunten niet ingevuld, waardoor<br />
de ligging geheel onbekend is.<br />
Tot slot het belang van notering van het<br />
tijdstip van chemische bemonstering. Het<br />
ontbreken of het dubieus zijn van een<br />
starttijd van opname, <strong>voor</strong>al in combinatie<br />
met ‘onwaarschijnlijke’ dagen (bij<strong>voor</strong>beeld<br />
vlak na Kerstmis), zorgt er<strong>voor</strong> dat de hele<br />
opname ongeloofwaardig en onbruikbaar<br />
is. Gegevens kunnen hierdoor onbruikbaar<br />
worden <strong>voor</strong> bepaalde onderzoeksdoelen,<br />
wat uiteraard zonde is van de meetinspanning.<br />
Tabel 2 toont de aantallen<br />
opnames in de verschillende tijdscohorten.<br />
Lopende verbeteringen<br />
De door ons geconstateerde tekortkomingen<br />
bij de bemonsteringen zijn niet geheel<br />
onverwacht. Ook door andere auteurs<br />
(Herman van Dam, Piet Verdonschot en<br />
Roelf Pot 5) ) wordt gewezen op de fouten in<br />
de Limnodata Neerlandica. Dit is aanleiding<br />
geweest tot het nog strakker uniformeren<br />
van de verzameling en opslag van de<br />
gegevens. Belangrijk in dit verband zijn<br />
onder meer de toepassing van de Aquostandaard<br />
en het Handboek Hydrobiologie.<br />
Het is te verwachten dat de gegevens in<br />
de toekomst kwalitatief en kwantitatief<br />
beduidend beter zijn dan die van het<br />
verleden.<br />
Op dit moment onderzoekt STOWA of het<br />
beheer van de Limnodata Neerlandica kan<br />
worden overgedragen aan een publieke<br />
instantie met specialistische kennis, zoals<br />
mogelijk het Informatiehuis Water (in<br />
oprichting).<br />
tijdscohort aantal opnamen opmerking<br />
0.00-7.00 35281 waarvan 34.842 om 0.00<br />
(= geen tijd opgegeven)<br />
7.00-19.00 17973<br />
19.00-24.00 10 waarvan 5 om 23.59<br />
Conclusies<br />
Het correct verzamelen van waterkwaliteitsgegevens<br />
in het waterbeheer <strong>voor</strong>komt<br />
het verspillen van geld, zowel nu als in<br />
de toekomst. Om naast de afzonderlijke<br />
waterschapsdatabanken ook de Limnodata<br />
Neerlandica bruikbaar te laten zijn, is het<br />
noodzakelijk dat de gegevens voldoen aan<br />
kwaliteitscriteria van continuïteit, betrouwbaarheid<br />
en volledigheid. De verantwoordelijkheid<br />
hier<strong>voor</strong> ligt primair bij de waterbeheerder<br />
en vervolgens bij de beheerder<br />
van de Limnodata Neerlandica. We moeten<br />
er gezamenlijk zorg <strong>voor</strong> dragen dat de<br />
gegevens op een juiste manier verzameld<br />
worden en correct in de databanken terechtkomen.<br />
Het verstrekken van juiste instructies<br />
aan dataverzamelaars (wat en hoe wel/niet)<br />
en de controle op de aangeleverde gegevens<br />
uit het laboratorium en het veld moet<br />
gedaan worden door de waterbeheerder.<br />
Na controle stelt hij of zij de gegevens<br />
beschikbaar aan de Limnodata Neerlandica.<br />
De beheerder van de Limnodata Neerlandica<br />
doet dan een scan en stuurt bij twijfel<br />
over de betrouwbaarheid en volledigheid<br />
de aangeleverde gegevens terug naar de<br />
waterbeheerder. Na validatie van de aangeleverde<br />
gegevens kunnen deze worden<br />
opgenomen. Het is te verwachten dat de<br />
Richtlijn Monitoring en Protocol Toetsen<br />
en Beoordelen, alsmede het Handboek<br />
Hydrobiologie (inclusief Aquo-standaard)<br />
zullen leiden tot meer standaardisatie in de<br />
bemonstering en gegevensbehandeling.<br />
Dat zal leiden tot een meer effectieve en<br />
kostenefficiënte monitoring, die leidt tot het<br />
beschikbaar komen van goede gegevens en<br />
vervolgens tot bruikbare informatie.<br />
LITERATUUR<br />
1) STOWA (2001). Limnodata Neerlandica. Rapport<br />
2001-31.<br />
2) Rijkswaterstaat (2009). Richtlijn Monitoring<br />
Oppervlaktewater en Protocol Toetsen &<br />
Beoordelen. Eindrapport.<br />
3) STOWA (2007). Referenties en maatlatten <strong>voor</strong><br />
natuurlijke watertypen <strong>voor</strong> de Kaderrichtlijn<br />
Water. Rapport 2007-32.<br />
4) STOWA (2006). Handboek Nederlandse ecologische<br />
beoordelingssystemen (EBEO-systemen). Deel A.<br />
Filosofie en beschrijving van de systemen. Rapport<br />
2006-04.<br />
5) Pot R. (<strong>2010</strong>). Toestand en trends in de<br />
waterkwaliteit van Nederlandse meren en<br />
plassen. Onderzoeksrapport <strong>voor</strong> Rijkswaterstaat<br />
Waterdienst.<br />
NOTEN<br />
* De door Herman van Dam gemodificeerde Braun-<br />
Blanquetschaal <strong>voor</strong> Hoogheemraadschap<br />
Hollands Noorderkwartier is buiten deze analyse<br />
gelaten.<br />
** STOWA (<strong>2010</strong>). Handboek Hydrobiologie. Publicatie<br />
in september <strong>2010</strong>.<br />
*** IDsW: Aquo biedt standaarden <strong>voor</strong> definities van<br />
termen en begrippen, <strong>voor</strong> gegevensopslag, <strong>voor</strong><br />
gegevensuitwisseling en <strong>voor</strong> de verwerking en<br />
presentatie van gegevens in de watersector.
Bart van Esch, Technische Universiteit Eindhoven<br />
Kees Rommens, Tauw<br />
Visvriendelijke pompen<br />
In toenemende mate worden in Nederland maatregelen getroffen om de<br />
mogelijkheden van veilige vismigratie te verbeteren. Gemalen vormen daarbij<br />
een barrière <strong>voor</strong> vissen. Ontwerpers en opdrachtgevers streven er daarom naar<br />
gemalen zodanig in te richten dat vis in beide richtingen ongeschonden het<br />
gemaal kan passeren. Voor vispassage van een hoog naar een laag waterniveau<br />
zijn inmiddels voldoende mogelijkheden <strong>voor</strong>handen waarbij vissterfte en -schade<br />
niet optreden. Passage van een laag naar een hoog niveau betekent echter in<br />
de meeste gevallen dat vis door de pompen heengaat. Talrijke onderzoeken in<br />
Europa en de Verenigde Staten hebben uitgewezen dat vissterfte en -schade op<br />
een ingewikkelde manier afhangen van eigenschappen van de pomp, maar tevens<br />
van eigenschappen van de vis en de wijze waarop de vis de pomp binnenkomt.<br />
Metingen die tot nu toe zijn gedaan aan vissterfte en -schade in Nederlandse<br />
gemalen geven nog onvoldoende inzicht in dit verband.<br />
Bij de opdrachtverstrekking <strong>voor</strong><br />
het ontwerp van een nieuw<br />
gemaal of de levering van<br />
nieuwe pompen treft men tot op heden<br />
vaak algemeen gestelde eisen en formu-<br />
Een belangrijk mechanisme <strong>voor</strong> visschade en<br />
-sterfte is botsing tussen de vis en de<br />
<strong>voor</strong>rand van bewegende (of stilstaande)<br />
schoepen. De kans dat een vis wordt geraakt<br />
wordt groter naarmate de vis langer is en<br />
trager de pomp binnenkomt, en deze kans<br />
wordt eveneens groter naarmate de pomp<br />
meer schoepen heeft en sneller roteert. Als<br />
wordt aangenomen dat de vissen bij<br />
binnenkomst in de pomp passief en parallel<br />
aan de stroming meebewegen, dan kan de<br />
theoretische kans Pth op een botsing met een<br />
schoep eenvoudig met een botsingsmodel<br />
berekend worden als de verhouding van de<br />
tijd die nodig is <strong>voor</strong> de vis om de pomp<br />
binnen te komen (t vis) en de tijd waarin een<br />
schoep beweegt (t schoep) over één kanaalbreedte<br />
(s 6) ). Deze kans blijkt dan alleen nog<br />
afhankelijk van de lengte van de vis (L vis), het<br />
aantal schoepen (n), de inlaatdiameter van de<br />
pomp (D s), het toerental (N) en de capaciteit<br />
(Q) door de pomp, en onafhankelijk van de<br />
afstand (r) van de vis tot het centrum van de<br />
inlaat.<br />
De praktijk is dat vissen niet altijd parallel aan<br />
de stroming binnenkomen en dat een botsing<br />
niet altijd leidt tot schade. Daarom wordt dit<br />
eenvoudige botsingsmodel gecorrigeerd met<br />
een empirische correctiefactor (f c) die<br />
afhankelijk is van de lengte van de vissen.<br />
leringen aan. Met aanduidingen in een<br />
bestek dat het gemaal of de aan te bieden<br />
pompen ‘visvriendelijk’ moeten zijn, kan<br />
de aanbieder niet zoveel. Pompleveranciers<br />
worden soms benaderd met de<br />
Afb. 1: Kans op een botsing tussen een vis en de <strong>voor</strong>rand van een schoep.<br />
Onderzoek heeft aangetoond dat een botsing<br />
niet altijd leidt tot schade aan de vis. Een<br />
snelheidsverschil tussen de vis en de schoep<br />
van minder dan twaalf meter per seconde lijkt<br />
weinig schade tot gevolg te hebben 11) .<br />
Uitzonderingen op deze regel vormen vissen<br />
lichter dan 20 gram, die een verwaarloosbare<br />
kans op een botsing hebben, ongeacht de<br />
snelheid, en botsingen met dunne, scherpe<br />
schoepen, die vrijwel zeker leiden tot ernstig<br />
letsel bij een snelheid groter dan zeven meter<br />
per seconde, ongeacht de lengte van de vis 6) .<br />
De resultaten van het botsingsmodel moeten<br />
dus met de nodige <strong>voor</strong>zichtigheid worden<br />
platform<br />
vraag of zij bepaalde pompen kunnen<br />
<strong>voor</strong>zien van een visvriendelijke waaier.<br />
Daarnaast treft men advertenties aan van<br />
pomp leveranciers die claimen een visvriendelijke<br />
pomp op de markt te hebben gezet<br />
bekeken. Het houdt bovendien geen rekening<br />
met een zekere <strong>voor</strong>keur van vissen om de<br />
pomp op een bepaalde plaats binnen te<br />
komen, bij<strong>voor</strong>beeld langs de wanden<br />
waardoor een botsing met een hogere<br />
snelheid plaatsvindt dan nabij de naaf van de<br />
pomp. Ook wordt geen rekening gehouden<br />
met de eigen beweging van vissen, zowel in de<br />
richting van de stroming (<strong>voor</strong> vis A die wil<br />
migreren) of juist tegengesteld (<strong>voor</strong> vis B die<br />
zich tegen het pompen verzet).<br />
Deze eigen beweging kan het verschil maken<br />
tussen de kans op een botsing die nihil is (vis<br />
A) of nagenoeg 100 procent (vis B).<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
29
zonder dat de prestaties dienaangaande<br />
worden gekwantificeerd. In dit artikel wordt<br />
getracht het begrip ‘visvriendelijke pomp’<br />
te onderwerpen aan een nadere, objectieve<br />
beschouwing.<br />
Amerikaans onderzoek naar visschade<br />
Visschade en -sterfte bij passage van<br />
pompen en turbines was onderwerp van<br />
talrijke studies in binnen- en buitenland.<br />
Vooral in de Verenigde Staten is de laatste<br />
15 jaar veel laboratoriumonderzoek<br />
gedaan door het Pacific Northwest National<br />
Laboratory (PNNL) naar de algemene<br />
biologische criteria <strong>voor</strong> het ontstaan van<br />
schade aan vissen 1),2),3),4),5),6),7) . Dit gebeurde<br />
in het kader van het Advanced Hydropower<br />
Turbine Systems programma 8) dat het U.S.<br />
Department of Energy in 1994 begon samen<br />
met de industrie. En hoewel dit programma<br />
zich richtte op de ontwikkeling van visvriendelijke<br />
waterturbines, zijn de meeste van<br />
deze onderzoeken algemeen van opzet<br />
en daarom eveneens te gebruiken <strong>voor</strong> de<br />
analyse van pompen.<br />
Tot de belangrijkste mechanismen <strong>voor</strong><br />
het ontstaan van visschade behoren<br />
de mechanische effecten, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
veroorzaakt door een botsing van de vis<br />
met de <strong>voor</strong>rand van de schoepen 2),6) (zie<br />
kader). Ook schuren van de vis langs een<br />
ruw oppervlak of bekneld raken in smalle<br />
spleten behoort tot deze categorie. Een<br />
tweede mechanisme <strong>voor</strong> schade betreft<br />
een te hoge afschuifsnelheid waardoor grote<br />
lokale verschillen kunnen ontstaan in de<br />
krachten die op een vis werken 2),7) . Ook grote<br />
of snelle drukfluctuaties kunnen de oorzaak<br />
zijn van schade 2),3),4),5),9),10) . Met name een<br />
snelle verlaging van de druk kan leiden tot<br />
inwendige bloedingen en scheuren van de<br />
zwemblaas of het ontstaan van luchtbellen<br />
in ogen en bloedbaan. Een instantane<br />
drukverhoging tot 20 bar leidde niet tot<br />
permanente schade in een test met verschillende<br />
soorten vis, zowel physostomen (met<br />
open zwemblaas) als physoclisten (met<br />
gesloten zwemblaas) 10) . Wel wordt melding<br />
gemaakt van tijdelijke verdoving van vissen<br />
30 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
na een sterke drukverhoging. Ook als deze<br />
oorzaken op zich niet tot permanente<br />
schade zouden leiden, kunnen vissen<br />
tijdelijk versuft of gedesoriënteerd raken<br />
waardoor ze een makkelijker prooi zijn <strong>voor</strong><br />
roofdieren.<br />
De vertaling van deze inzichten in criteria<br />
<strong>voor</strong> pomp- of turbineontwerp blijkt<br />
evenwel lastig, temeer omdat de visschade<br />
die ontstaat bij passage sterk afhankelijk is<br />
van de vissoort en de lengte van de vis. Zelfs<br />
de leeftijd en de conditie van de vis hebben<br />
een invloed. Voor mechanische schade<br />
is ook de manier waarop de vis de pomp<br />
binnenkomt van invloed op de schade die<br />
kan ontstaan. In het bijzonder van belang<br />
zijn de positie van de vis bij binnenkomst,<br />
de oriëntatie van de vis ten opzichte van<br />
de rotor en het snelheidsverschil tussen<br />
de schoepen en de vis. De belangrijkste<br />
eigenschappen van de pomp of turbine,<br />
die van invloed zijn op visschade, zijn het<br />
aantal rotor- en statorbladen, het toerental,<br />
de inlaatdiameter en de capaciteit. Maar<br />
ook de dikte van de bladen, de ruwheid van<br />
de inwendige oppervlakken en de spleetbreedtes<br />
tussen de schoepen en het huis en<br />
tussen de rotor- en statorschoepen spelen<br />
een belangrijke rol.<br />
Nederlands onderzoek naar gemalen<br />
Ook in Nederland is veel onderzoek verricht<br />
naar vissterfte en -beschadiging bij passage<br />
door pompgemalen. En hoewel de meeste<br />
meetrapporten een goed beeld geven van de<br />
sterftecijfers en de mate van beschadiging,<br />
vertonen deze studies vaak tekortkomingen<br />
als het gaat om een wetenschappelijke<br />
benadering. De populatie van vissen is in veel<br />
gevallen te klein, waardoor een statistische<br />
analyse van resultaten een groot onbetrouwbaarheidsinterval<br />
laat zien. Bij gedwongen<br />
blootstelling van vissen ontbreekt in deze<br />
studies een controlegroep van vissen die wél<br />
wordt ingebracht (zij het aan de perszijde van<br />
de pomp) en wordt opgevangen, maar niet de<br />
pomp passeert. Hierdoor worden de negatieve<br />
effecten van vervoer, opslag, het inbrengen in<br />
het systeem en het opvangen van de vissen<br />
meegeteld bij het effect van pomppassage. Een<br />
volledig onderzoek richt zich bovendien niet<br />
alleen op schade direct na de pomppassage,<br />
maar ook op zogenaamde uitgestelde<br />
schade (na 96 uur), bij<strong>voor</strong>beeld door niet<br />
waarneembare inwendige bloedingen of<br />
kneuzingen. Niet in alle onderzoeken wordt<br />
hiermee rekening gehouden.<br />
Afgezien van bovengenoemde aspecten<br />
die karakteristiek zijn <strong>voor</strong> een gedegen<br />
onderzoek, ontbreekt in de onderzoeksrapporten<br />
vaak informatie over pompspecifieke<br />
omstandigheden zoals toerental van de<br />
pomp, opvoerhoogte en capaciteit. Als deze<br />
informatie al wordt gegeven, dan betreft het<br />
vaak de ontwerpgrootheden van het gemaal<br />
in plaats van de werkelijke condities tijdens<br />
de metingen. Veel gemalen beschikken<br />
over pompen met toerenregeling door<br />
frequentieomvormers. De capaciteit door de<br />
pomp is dan afhankelijk van het toerental<br />
en de actuele waterstanden aan de zuig- en<br />
perszijde van het gemaal. Als informatie<br />
over toerental en capaciteit door de pomp<br />
ontbreekt, kan geen goede wetenschappelijke<br />
conclusie worden getrokken over de<br />
visvriendelijkheid van het gemaal.<br />
De algemene indruk die beklijft na lezing van<br />
deze rapporten, is dat pompen van het axiale<br />
type ‘visonvriendelijk’ zijn, en dat mixed-flow<br />
en radiale pompen dat eveneens zijn tenzij<br />
deze pompen grote afmetingen hebben. In<br />
een recent onderzoek door STOWA, waarvan<br />
de resultaten worden besproken in een<br />
<strong>voor</strong>publicatie 12) , wordt dit genuanceerd. Een<br />
belangrijke conclusie is dat geen eenduidige<br />
relatie is waargenomen tussen het type<br />
pomp en de omvang van de visschade.<br />
Verder blijkt een significante relatie te<br />
bestaan tussen het toerental van de pomp en<br />
de waargenomen schade.<br />
Dit beeld behoeft enige aanvulling: de vraag<br />
of een pomp visvriendelijk is, hangt niet<br />
alleen af van het pomptype en het toerental,<br />
maar evenzeer van de afmeting van de<br />
pomp en de bedrijfsomstandigheden. In het<br />
vervolg wordt hierop nader ingegaan.
Visvriendelijkheid van pompen<br />
In pompen wordt visschade veelal<br />
veroorzaakt door botsing van de vis met de<br />
<strong>voor</strong>rand van de schoepen, door schuren<br />
van de vis langs een ruw oppervlak of door<br />
beknelling in spleten. Dit laatste effect<br />
speelt in pompen met half-open waaiers<br />
zelfs sterker dan in waterturbines, omdat<br />
de lekstroming door de spleten tegengesteld<br />
is gericht aan de rotatierichting van de<br />
schoepen, waardoor een vis gemakkelijker<br />
bekneld raakt. Een sterke drukverlaging -<br />
zoals die optreedt in turbines - vindt men<br />
evenwel niet in pompen. Uit onderzoek blijkt<br />
dat physostome vissen bestand zijn tegen<br />
een snelle drukverlaging van 70 procent van<br />
de initiële waarde en dat <strong>voor</strong> physocliste<br />
vissen de grens op ongeveer 40 procent ligt 1) .<br />
In pompen wordt de druk wel snel verhoogd,<br />
maar dit leidt volgens Foye en Scott 10) niet<br />
tot schade aan vissen. Cavitatie is wel een<br />
potentiële bron van schade. Omdat dit nabij<br />
de <strong>voor</strong>rand van schoepen optreedt, kan de<br />
De tipsnelheid v tip,1 van de schoep aan de<br />
inlaat van de pomp hangt af van het<br />
pomptype en de opvoerhoogte H van de<br />
pomp. Het pomptype wordt gekarakteriseerd<br />
door de waarde van het specifieke toerental,<br />
waarbij de waarden <strong>voor</strong> toerental, volumestroom<br />
en opvoerhoogte worden genomen<br />
bij maximaal rendement (BEP). Radiale<br />
pompen hebben een specifiek toerental<br />
kleiner dan 1, mixed-flow pompen hebben<br />
waarden tussen 1 en 3, en axiale pompen<br />
hebben een waarde groter dan 3.<br />
De waarde <strong>voor</strong> de tipsnelheid kan bepaald<br />
worden uit<br />
v tip,1 = f √H<br />
kans op schade door een botsingsmodel<br />
worden beschreven.<br />
De kans op beknelling in spleten kan worden<br />
verkleind door de spleten tussen de tip<br />
van de schoepen en het pomphuis zo klein<br />
mogelijk te maken of door toepassing van<br />
een gesloten waaier. De afstand tussen rotor-<br />
en statorschoepen (of tong van de slak) mag<br />
niet te klein worden gekozen. Vergroten van<br />
deze afstand zal echter ten koste gaan van<br />
het rendement van de pomp. Schuren van<br />
vissen langs de wanden, wat kan leiden tot<br />
ontschubben, wordt verminderd door de<br />
toepassing van gladde oppervlakken aan de<br />
binnenzijde van de pomp.<br />
De kans op een botsing van de vis en<br />
de schoepen van de pomp kan worden<br />
berekend met een botsingsmodel. In de<br />
tabel is een vergelijking gemaakt tussen<br />
modelberekeningen en metingen aan<br />
diverse gemalen met verschillende typen<br />
pompen. Gegeven de onzekerheden van<br />
Bij de selectie van pompen <strong>voor</strong> een gemaal<br />
spelen een aantal zaken een rol. In principe is<br />
elk pomptype geschikt als gemalenpomp.<br />
Door een juiste keuze <strong>voor</strong> de diameter en<br />
het toerental te maken, is elk pomptype in<br />
staat een bepaalde combinatie van capaciteit<br />
en opvoerhoogte te leveren. Het blijkt dat<br />
een keuze <strong>voor</strong> een radiale pomp leidt tot een<br />
pomp met een grote afmeting en een laag<br />
toerental, terwijl de keuze <strong>voor</strong> een axiaal<br />
type een pomp levert met een kleine<br />
afmeting en een hoog toerental. Mixed-flow<br />
pompen zitten hier tussenin. Uit oogpunt van<br />
kosten van de pomp (en het gemaal als<br />
geheel) heeft een axiale pomp in veel<br />
gevallen de <strong>voor</strong>keur, omdat de kosten in<br />
Afb. 2: Het verband tussen opvoerhoogte en tipsnelheid aan de inlaat van de pomp <strong>voor</strong> verschillende pomptypen en een breed werkgebied.<br />
platform<br />
het botsingsmodel komen de resultaten<br />
verrassend goed overeen met de metingen.<br />
Alleen gemalen Katwijk en Gouda laten een<br />
groot verschil zien tussen modelberekeningen<br />
en metingen. Een verklaring is dat het<br />
snelheidsverschil laag is, waardoor botsingen<br />
met de schoepen niet leiden tot schade.<br />
In de tabel zijn ook onderzoeken<br />
opgenomen naar de visvriendelijkheid van<br />
twee Hidrostal pompen. Deze mixed-flow<br />
pompen hebben één schoep met een<br />
speciale kurketrekkervorm aan de inlaat.<br />
Ook <strong>voor</strong> deze machines blijkt de visvriendelijkheid<br />
goed beschreven te worden door<br />
het botsingsmodel. De speciale schoepvorm<br />
is mogelijk de reden dat tot relatief hoge<br />
snelheden van zo’n 13 meter per seconde<br />
weliswaar schade aan vissen ontstaat, maar<br />
geen sterfte. Bij hogere snelheden wordt<br />
de sterfte wederom <strong>voor</strong>speld door het<br />
botsingsmodel, waaruit blijkt dat Hidrostal<br />
pompen hun visvriendelijke eigenschap te<br />
grote mate worden bepaald door de afmeting<br />
van de pomp. Er is echter een praktische<br />
beperking: cavitatie. Om cavitatie te<br />
<strong>voor</strong>komen wordt de keuzevrijheid in<br />
pomptype beperkt. Waar de grens ligt wordt<br />
bepaald door de opvoerhoogte van het<br />
gemaal. Voor opvoerhoogten tot ongeveer<br />
drie meter zijn alle pomptypen toe te passen,<br />
tot tien meter opvoerhoogte zijn radiale en<br />
mixed-flow pompen te gebruiken, en bij nóg<br />
hogere opvoerhoogten kunnen alleen radiale<br />
pomptypen worden toegepast.<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
31
danken hebben aan de combinatie van hoge<br />
inlaatsnelheid, laag toerental en het feit dat<br />
de pompen een gesloten waaier bezitten<br />
met slechts één waaierschoep.<br />
De selectie van pomptypen in een gemaal<br />
is tot op heden meestal gebaseerd op een<br />
kostenanalyse (zie kader). Minimalisatie<br />
van kosten zal leiden tot de keuze <strong>voor</strong> een<br />
pomp met minimale diameter en maximaal<br />
toerental. Met een botsingsmodel kan<br />
vervolgens worden geschat hoe groot de kans<br />
is op schade aan vissen. De kans op botsingen<br />
tussen vis en schoepen is hoger naarmate<br />
de opvoerhoogte van een gemaal groter<br />
is, omdat dit gepaard gaat met een hoger<br />
toerental. Daarnaast is de kans ook groter in<br />
axiale pompen dan in radiale pompen. De<br />
reden is dat het toerental van axiale pompen<br />
veel hoger is dan van radiale pompen. En<br />
hoewel de diameter <strong>voor</strong> axiale pompen<br />
kleiner is, is de tipsnelheid aan de inlaat van<br />
axiale pompen toch aanzienlijk hoger dan van<br />
vergelijkbare radiale pompen <strong>voor</strong> dezelfde<br />
capaciteit en opvoerhoogte. De visvriendelijkheid<br />
van een gemaal zou als gevolg van<br />
deze conclusie verbeterd kunnen worden door<br />
over te stappen op een pomp van een meer<br />
mixed-flow of radiaal type. Deze pompen zijn<br />
echter groter en daarom duurder.<br />
De toepassing van Hidrostal pompen<br />
<strong>voor</strong> gemalen valt onder een dergelijke<br />
verbetering. De pompen zijn van het<br />
mixed-flow type, al hebben ze in vergelijking<br />
hiermee een nóg grotere buitendiameter,<br />
omdat de waaier slechts één schoep bevat.<br />
Een axiale waaier <strong>voor</strong>zien van een Hidrostalachtige<br />
inlaat is minder zinvol, omdat het<br />
toerental ongewijzigd hoog zal zijn, en zelfs<br />
32 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
verhoogd moet worden indien het aantal<br />
schoepen wordt gereduceerd.<br />
Conclusie<br />
Gemalen die beschikken over snellopende,<br />
compacte pompen zijn in het algemeen<br />
weinig visvriendelijk. Dit geldt des te<br />
sterker naarmate de opvoerhoogte van het<br />
gemaal hoger is. De wens om de visvriendelijkheid<br />
van snellopende pompen te<br />
verbeteren kan in zijn algemeenheid alleen<br />
worden gerealiseerd door vervanging van<br />
de pompen door grotere, en dus duurdere,<br />
varianten.<br />
Het verdient uit oogpunt van kostenbeheersing<br />
daarom aanbeveling om daar<br />
waar aanpassing noodzakelijk is, zo weinig<br />
mogelijk concessie te doen aan de pompselectie,<br />
maar in plaats daarvan over te gaan<br />
op een by-pass <strong>voor</strong> de vissen. Het maakt<br />
het mogelijk dat <strong>voor</strong> het pompgedeelte van<br />
het gemaal gekozen wordt <strong>voor</strong> de meest<br />
compacte, goedkope en energiezuinige<br />
pompen.<br />
LITERATUUR<br />
1) Cada G., C. Coutant en R. Whitney (1997).<br />
Development of biological criteria for the design of<br />
advanced hydropower turbines. DOE/ID-10578, U.S.<br />
Department of Energy, Idaho, VS.<br />
2) Coutant C. en R. Whitney (2000). Fish behavior in<br />
relation to passage through hydropower turbines:<br />
a review. Transactions of the American Fisheries<br />
Society jaargang 129, pag. 351-380.<br />
3) Abernethy C., B. Amidan en G. Cada (2001).<br />
Laboratory studies of the effects of pressure and<br />
dissolved gas supersaturation on turbine-passed<br />
fish. Pacific Northwest National Laboratory 13470.<br />
4) Abernethy C., B. Amidan en G. Cada (2002).<br />
Simulated passage through a modified Kaplan<br />
turbine pressure regime. A supplement to<br />
laboratory studies of the effects of pressure and<br />
dissolved gas supersaturation on turbine-passed<br />
Fish. Pacific Northwest National Laboratory<br />
13470-A.<br />
5) Abernethy C., B. Amidan en G. Cada (2003).<br />
Fish passage through a simulated horizontal<br />
bulb turbine pressure regime: a supplement to<br />
‘Laboratory studies of the effects of pressure and<br />
dissolved gas supersaturation on turbine-passed<br />
fish’. Pacific Northwest National Laboratory<br />
13470-B.<br />
6) Turnpenny A., D. Davis, J. Fleming en J. Davies<br />
(1992). Experimental studies relating to the passage<br />
of fish and shrimps through tidal power turbines.<br />
National Power PLC, Hampshire, Engeland.<br />
7) Nietzel D., M. Richmond, D. Dauble, R. Mueller,<br />
R. Moursund, C. Abernethy, G. Guensch en G.<br />
Cada (2000). Laboratory studies on the effects<br />
on shear on fish: final report. DOE/ID-10822, U.S.<br />
Department of Energy, Idaho, VS.<br />
8) Sale M., G. Cada, B. Rinehart, G. Sommers, P.<br />
Brookshier en J. Flynn (2000). Status of the US<br />
Department of Energy’s Advanced Hydropower<br />
Turbine Systems Program. DOE/ID-108013.<br />
9) Harvey H. (1963). Pressure in the early life history<br />
of sockeye salmon. Proefschrift University of British<br />
Colombia, Vancouver, Canada.<br />
10) Foye R. en M. Scott (1965). Effects of pressure on<br />
survival of six species of fish. Transactions of the<br />
American Fisheries Society jaargang 94, pag. 88-91.<br />
11) Electric Power Research Institute (1987). Turbinerelated<br />
fish mortality: review and evaluation of<br />
studies. EPRI AP-5480. Project 2694-4.<br />
12) STOWA (<strong>2010</strong>). Worden vissen in de maling<br />
genomen? Brochure. Rapport <strong>2010</strong>-21.
Martijn Tas, Vitens Watertechnologie<br />
Kees van Beek, KWR Watercycle Research Institute<br />
Rob Breedveld, Vitens Watertechnologie<br />
René Kollen, Vitens Watertechnologie<br />
Naar een verstoppingvrij<br />
puttenveld Tull en ‘t Waal (V):<br />
stand van zaken<br />
Puttenveld Tull en ‘t Waal (Vitens Midden Nederland) heeft ernstig te lijden van<br />
boorgatwand (of mechanische) putverstopping. Om deze verstopping tegen te<br />
gaan, worden de putten sinds <strong>augustus</strong> 2005 regelmatig aan- en uitgeschakeld.<br />
Het regelmatig putschakelen heeft tot een aanzienlijke verbetering geleid:<br />
moesten de putten <strong>voor</strong>dien iedere twee à vier jaar worden geregenereerd;<br />
afgelopen vier jaar is slechts één put geregenereerd.<br />
Om putverstopping te <strong>voor</strong>komen<br />
hebben wij bijna drie jaar<br />
geleden in dit tijdschrift<br />
aanbevolen putten dagelijks regelmatig aan<br />
en uit te schakelen 1). Deze wijze van preventie<br />
heeft betrekking op putten die gevoelig<br />
zijn <strong>voor</strong> het optreden van boorgatwand<br />
(of mechanische) verstopping. In Nederland<br />
betreft dit putten die anoxisch (sulfaatreducerend)<br />
grondwater onttrekken aan (semi-)<br />
spanningspakketten.<br />
Inmiddels wordt op puttenveld Tull en ‘t<br />
Waal regelmatig putschakelen, met behulp<br />
van een carrouselschakeling, ruim vier jaar<br />
toegepast. Dit artikel beschrijft de stand<br />
van zaken. De ervaringen zijn gunstig: was<br />
het in het verleden noodzakelijk de putten<br />
iedere twee à vier jaar te regenereren, in de<br />
afgelopen vier jaar was het slechts nodig<br />
om één put te regenereren. Vooraf zullen wij<br />
Indeling van de putten in carrousels en groepen.<br />
carrousel putten niveaugroepen reinwaterkelder<br />
eerst de methode van putschakeling (carrouselschakeling)<br />
in herinnering roepen 2) .<br />
Carrousel putschakeling<br />
Om tot een regelmatige afwisseling van<br />
onttrekking en rust te komen zijn de putten<br />
in een carrouselschakeling geplaatst (zie de<br />
tabel).<br />
De schakeling omvat vijf carrousels,<br />
waarbinnen de putten rouleren. Alle putten<br />
boven het actuele niveau in de reinwaterkelder<br />
(de watervraag) zijn steeds in<br />
bedrijf. Het niveau in de reinwaterkelder<br />
komt overdag gewoonlijk overeen met<br />
niveaugroep 4; niveaugroep 5 schakelt af<br />
en toe bij, en de groepen 6 t/m 9 alleen bij<br />
calamiteiten.<br />
Binnen de carrousels schuiven alle putten<br />
per drie uur kloktijd een plaats op; de put in<br />
eerste positie sluit aan in derde positie, de<br />
platform<br />
put in tweede verschuift naar eerste positie<br />
en de put in derde naar tweede positie. In het<br />
schakelschema van Tabel 1 zullen in carrousel<br />
1 en 5 dus regelmatig twee putten tegelijkertijd<br />
in bedrijf zijn en dus zes uur draaien:<br />
de in bedrijf zijnde eerste put schakelt uit en<br />
schuift aan in de derde positie, de tweede<br />
in bedrijf zijnde put schuift door naar de<br />
eerste positie en blijft in bedrijf, en de derde<br />
put schuift door naar de tweede positie en<br />
komt in bedrijf (<strong>voor</strong> verdere details zie Van<br />
der Wurf et al. 2) . Deze carrouselschakeling<br />
is sinds <strong>augustus</strong> 2005 operationeel (<strong>voor</strong><br />
meer informatie over opzet en uitvoering van<br />
schakelschema’s zie Raat 3) ).<br />
Dit aantal is <strong>voor</strong> alle putten binnen één<br />
carrousel nagenoeg identiek.<br />
Omdat alle putten iedere drie uur rouleren,<br />
kunnen verschillen in de mate van putschakelen<br />
(gemiddelde duur van opeenvolgende<br />
<strong>nummer</strong> 1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />
1* 20, 21, 22 X X X<br />
2 24, 25, 26 X X X<br />
3 23, 27, 28 X X X<br />
4 29, 30, 31 X X X<br />
5 33, 34, 35 X X X<br />
NOTEN<br />
* In oktober 2006 buiten bedrijf gesteld.<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
33
perioden van onttrekking en van rust)<br />
globaal worden weergegeven als verschillen<br />
in aantallen draaiuren per maand (<strong>voor</strong> de<br />
berekening van het aantal bedrijfsuren/<br />
maand zie Van der Wurf et al. 2) ).<br />
Uitvoering en verwerking van de<br />
metingen<br />
In alle putten van puttenveld Tull en ‘t<br />
Waal zijn drukmeters gehangen. Omdat de<br />
diameter van het waarnemingsfilter in de put<br />
zelf te klein was, zijn deze meters gehangen<br />
in het waarnemingsfilter in de omstorting.<br />
Deze meters registreren ieder half uur de<br />
druk en slaan deze in het geheugen op.<br />
Op een aparte druk meter wordt ieder<br />
half uur de barometerdruk geregistreerd<br />
en opgeslagen. De opgeslagen waarden<br />
worden regelmatig (eens per drie maanden)<br />
uitgelezen.<br />
De gemeten druk minus de barometerdruk is<br />
gelijk aan de stijghoogte van het grondwater.<br />
Bij alle putten kunnen in de druk twee<br />
niveaus worden onderscheiden: een hoog<br />
niveau representatief <strong>voor</strong> de situatie tijdens<br />
rust, en een lager niveau representatief <strong>voor</strong><br />
de situatie tijdens bedrijf (zie afbeelding 1).<br />
Als maat <strong>voor</strong> de afpomping wordt het<br />
verschil in druk tussen twee opeenvolgende<br />
waarnemingen gebruikt, indien dit verschil<br />
groter is dan 100 cm:<br />
Indien (p t=1 - p t=2) > 100 cm, dan is ∆s = p t=1 -<br />
p t=2 = h t=1 - h t=2 + a t=1 - a t=2.<br />
Hierin is ∆s de afpomping, p de druk, h de<br />
stijghoogte, a de barometerdruk, alles in<br />
cm H 2O, en t=1 en t=2 tijdstippen van twee<br />
opeenvolgende metingen, met een pauze<br />
van 30 minuten.<br />
Omdat de barometerdruk niet altijd<br />
beschikbaar is, is het verschil tussen beide<br />
niveaus in druk gebruikt als maat <strong>voor</strong> de<br />
afpomping in plaats van het verschil tussen<br />
beide niveaus in stijghoogte. Luchtdrukverschillen<br />
van meer dan 1 mbar (≈ 0,1 cm H 2O)<br />
over een half uur komen zelden <strong>voor</strong>, zodat<br />
de bijdrage van (a t=1 - a t=2 ) aan de afpomping<br />
verwaarloosbaar is. Het rust- en het bedrijfsniveau<br />
in afbeelding 1 vertonen beiden<br />
34 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
enige vergelijkbare variatie. Deze wordt<br />
veroorzaakt door het al dan niet in bedrijf<br />
zijn van omringende putten (onderlinge<br />
beïnvloeding) en de variatie in volumestroom<br />
tijdens onttrekking (alle putten leveren op<br />
dezelfde verzamelleiding: de volumestroom<br />
is groter indien de put als enige levert en<br />
kleiner indien alle putten tegelijkertijd<br />
leveren). Uit afbeelding 1 blijkt bovendien<br />
dat het <strong>voor</strong> de variatie in drukhoogte tijdens<br />
rust, op het oog, geen verschil maakt of de<br />
put al dan niet in bedrijf is. Blijkbaar is na<br />
schakelen, praktisch gesproken, binnen 30<br />
minuten evenwicht in drukhoogte bereikt. Dit<br />
wordt bevestigd door het nagenoeg afwezig<br />
zijn van waarnemingen tussen beide niveaus.<br />
Resultaten<br />
Het effect van putschakelen op de<br />
afpomping is onderzocht. De putten zijn<br />
niet identiek: ze verschillen in filterlengte,<br />
filterdiameter, boorgatdiameter, mate van<br />
Afb. 2: Verloop van afpomping (linker as) en bedrijfsuren per maand (rechter as) van put 28.<br />
Afb. 1: Verloop van de druk gemeten in put 28 (gemeten iedere twee uur). Tot 24 april 2006 beweegt de<br />
ruststand zich tegen de bovengrens van het meetbereik van de drukopnemer, doch de invloed daarvan op de<br />
berekende afpomping is verwaarloosbaar. Gegevens tussen 14 en 26 april en 17 en 29 mei 2006 ontbreken. De<br />
put heeft niet gedraaid tussen 26 januari en 12 april 2007, 3 oktober en 9 november 2007, 12 december 2007 en<br />
<strong>16</strong> mei 2008 en na 3 februari 2009. Voor introductie van de carrouselschakeling op 17 <strong>augustus</strong> 2005 heeft de<br />
put nauwelijks gedraaid.<br />
ontwikkelen bij oplevering en mate van<br />
verstopping, deeltjesconcentratie in het<br />
(onttrokken) grondwater, capaciteit van<br />
de onderwaterpomp, etc. Daardoor zal<br />
iedere put anders reageren. Het effect van<br />
verschillen in bedrijfsvoering op het verloop<br />
van de afpomping wordt getoond aan de<br />
hand van de putten 28 en 20 uit respectievelijk<br />
carrousel 3 en 1, en het effect van<br />
verschillen in putaanleg, etc. bij eenzelfde<br />
bedrijfsvoering aan de hand van de putten<br />
33, 34 en 35 (carrousel 5).<br />
Carrousel 3: de putten 23, 27 en 28<br />
Afbeelding 1 toont <strong>voor</strong> put 28 het verloop<br />
van de geregistreerde drukken, waarbij het<br />
hoge niveau de situatie tijdens rust weergeeft<br />
en het lage niveau de situatie tijdens bedrijf.<br />
Gelijktijdige onderbrekingen in het hoge en<br />
in het lage niveau duiden op ontbrekende<br />
gegevens. Onderbrekingen in het hoge<br />
niveau, waar wel waarden <strong>voor</strong> het lage<br />
niveau aanwezig zijn, duiden op continue<br />
onttrekking. Omgekeerd, onderbrekingen in<br />
het lage niveau, waar wel waarden <strong>voor</strong> het<br />
hoge niveau aanwezig zijn, duiden op rust.<br />
Het verschil tussen beide niveaus in<br />
afbeelding 1 is gelijk aan de afpomping. Het<br />
verloop van de afpomping is in afbeelding 2<br />
weergegeven. Deze afbeelding toont tevens<br />
het aantal bedrijfuren per maand als afgeleide<br />
maat <strong>voor</strong> het regelmatig putschakelen.<br />
Vergelijking van de afpomping met het aantal<br />
bedrijfuren bevestigt dat de put regelmatig<br />
lange perioden niet heeft gedraaid.<br />
Afbeelding 2 laat zien dat de afpomping<br />
langzaam afneemt bij gelijkblijvend aantal<br />
bedrijfsuren per maand (ca 240), maar<br />
nauwelijks reageert op de verminderde<br />
intensiteit na 5 september 2007, en<br />
vervolgens tot 4 november 2008 nagenoeg<br />
constant blijft. Dit lijkt strijdig (verbetering<br />
bij veel bedrijfsuren per maand, en geen<br />
verbetering bij minder uren), maar de
Afb. 3: Verloop van afpomping (links) en van het aantal bedrijfuren per maand (rechts) van put 20. De put heeft<br />
tussen 14 en 21 januari 2005 niet gedraaid. De resultaten van de metingen tussen 27 oktober en 1 december<br />
2005, 7 en <strong>16</strong> februari 2006, 14 en 24 april 2006, 18 en 29 mei 2006 en na 20 juli 2006 ontbreken; vergelijk met<br />
het aantal bedrijfuren/maand.<br />
ruimte <strong>voor</strong> verbetering (= verkleining<br />
van de afpomping) is beperkt: blijkbaar is<br />
de afpomping bij oplevering bereikt, en<br />
is verdere verbetering niet mogelijk. De<br />
ruimte <strong>voor</strong> toename van de afpomping is<br />
daarentegen nagenoeg onbeperkt. De snelle<br />
toename van de afpomping na 4 november<br />
2008 valt samen met een toename in het<br />
aantal bedrijfuren naar circa 360 per maand.<br />
Veranderingen in de af- of toename van de<br />
afpomping vallen dus samen met veranderingen<br />
in draaiuren per maand (en dus in<br />
de duur van de opeenvolgende draai- en<br />
rustperioden). Uit afbeelding 2 blijkt dat put<br />
28 zonder te verstoppen 240 uur/maand (of<br />
meer?) in bedrijf kan zijn, maar zeker geen<br />
360 uur/maand.<br />
Carrousel 1: de putten 20, 21 en 22<br />
Afbeelding 3 toont het verloop van de<br />
afpomping en van het aantal bedrijfsuren/<br />
maand <strong>voor</strong> put 20.<br />
Uit afbeelding 3 blijkt dat de afpomping<br />
direct en sterk reageert op veranderingen<br />
in bedrijfsvoering. De put verbetert vanaf<br />
januari tot april 2005, maar daarna is het<br />
aantal bedrijfsuren zodanig toegenomen dat<br />
de afpomping weer toeneemt. Introductie<br />
van de carrouselschakeling op 17 <strong>augustus</strong><br />
2005 gaat samen met een vermindering van<br />
het aantal bedrijfuren en met een afname<br />
van de afpomping. Door een geleidelijke<br />
toename van het aantal bedrijfsuren na<br />
november 2005 neemt ook de afpomping<br />
weer toe. Ten slotte neemt door een abrupte<br />
afname van het aantal bedrijfuren op 3 maart<br />
2006 de afpomping weer drastisch af. Gezien<br />
de afpomping (circa zes meter) is de put<br />
behoorlijk verstopt, waardoor flinke reacties<br />
op gunstiger en ongunstiger bedrijfsvoeringen<br />
mogelijk zijn. Uit de afbeelding blijkt<br />
dat deze put zonder te verstoppen 400 uur/<br />
maand kan draaien.<br />
Merk op dat de put in januari en februari<br />
2005 bij een bedrijfstijd van 500 uur/maand<br />
verbetert, en in januari en februari 2006 bij<br />
een gelijke bedrijfstijd verslechtert. Blijkbaar<br />
vormt het aantal bedrijfsuren per maand<br />
geen goede definitie <strong>voor</strong> regelmatig<br />
putschakelen.<br />
Carrousel 5: de putten 33, 34 en 35<br />
Afbeelding 4 toont het verloop van de<br />
afpomping en van de bedrijfsvoering <strong>voor</strong><br />
put 33. Tussen 10 januari en 2 februari 2006 is<br />
aan de put met wisselende capaciteit continu<br />
onttrokken en tussen 30 juni en 17 juli 2007<br />
intermitterend <strong>voor</strong> het schoonpompen na<br />
regeneratie.<br />
Op 10 januari 2006 is de onderwaterpomp<br />
van circa 70 kubieke meter per uur in put<br />
33 vervangen door een grotere pomp van<br />
circa 100 kubieke meter. De afpomping<br />
op 10 januari 2006 bedroeg circa 140 cm<br />
en op 2 februari 2006 circa 270 cm. De<br />
afpomping ten gevolge van het inhangen<br />
van een grotere pomp komt overeen met<br />
100/70*140 = 200 cm. De toename in de<br />
platform<br />
afpomping bedraagt 270 - 200 = 70 cm en<br />
wordt veroorzaakt door het optreden van<br />
putverstopping als gevolg van de <strong>voor</strong>afgaande<br />
continue onttrekking. Het optreden<br />
van verstopping komt ook tot uiting in een<br />
afname van de specifieke volumestroom:<br />
<strong>voor</strong>af 70/1,40 = 50 kubieke meter per<br />
uur per meter afpomping, en naderhand<br />
100/2,70 = 37 kubieke meter, een afname van<br />
(50-37)/50*100 procent = 26 procent.<br />
Na 21 april 2006 neemt de afpomping<br />
<strong>voor</strong>tdurend langzaam toe, om na 17<br />
november 2006 zeer sterk toe te nemen. Op<br />
22 september en op 17 november 2006 zijn<br />
veranderingen in de bedrijfsvoering/putschakeling<br />
aangebracht. Deze intensivering in<br />
bedrijfsvoering wordt weerspiegeld in een<br />
toename van het aantal bedrijfsuren/maand<br />
per oktober 2006.<br />
Tussen <strong>16</strong> juni en 20 juli 2007 wordt de put<br />
geregenereerd, <strong>voor</strong> regeneratie bedraagt<br />
de specifieke volumestroom circa 100/5,10<br />
= 19,6 kubieke meter per uur per meter<br />
afpomping en erna 100/3,40 = 29,4 kubieke<br />
meter. Omdat de verstopping zich op de<br />
boorgatwand bevindt, zijn deze putten<br />
lastig te regenereren. Bovendien was de<br />
put ernstiger verstopt dan de helft van de<br />
waarde van de oorspronkelijke specifieke<br />
capaciteit, de uiterste aanbevolen waarde om<br />
tot regeneratie over te gaan.<br />
Na regeneratie wordt overgegaan op een<br />
minder intensieve bedrijfsvoering. De<br />
afpomping van de put blijft vervolgens<br />
nagenoeg constant of neemt iets toe.<br />
Blijkbaar is dit de maximale belasting (circa<br />
240 uur/maand) die put 33 momenteel kan<br />
trekken. De vermindering van de afpomping<br />
nadat de put van 2 november 2008 tot 9<br />
februari 2009 buiten bedrijf is geweest, is in<br />
lijn met de verwachting.<br />
Merk op dat de put van juli tot en met<br />
september 2006 bij een bedrijfstijd van<br />
<strong>16</strong>0 uur/maand begint te verstoppen en<br />
gedurende <strong>augustus</strong> 2007 tot november<br />
2008 bij grotere bedrijfstijd vrijwel gelijk<br />
blijft.<br />
Afb. 4: Verloop van afpomping (links) en bedrijfsuren per maand (rechts) van put 33. Tot de introductie van de<br />
carrouselschakeling op 17 <strong>augustus</strong> 2005 is de put regelmatig langere tijd continu in bedrijf en buiten bedrijf is<br />
geweest; tussen 2 november 2008 en 29 januari 2009 is de put uit productie geweest.<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
35
Afb. 5: Verloop van de afpomping (linker as) en van de bedrijfsintensiteit (rechter as) <strong>voor</strong> put 34. Tussen 20 april<br />
en 8 juni 2005 en tussen 2 november 2008 en 29 januari 2009 heeft de put niet gedraaid.<br />
Afbeelding 5 toont het verloop van de<br />
afpomping en van de bedrijfsintensiteit <strong>voor</strong><br />
put 34. Op 8 januari 2006 is de onderwaterpomp<br />
van circa 70 kubieke meter per uur<br />
vervangen door een grotere pomp van circa<br />
100 kubieke meter per uur, en is vervolgens<br />
tot 3 februari 2006 met wisselende capaciteit<br />
continu onttrokken. Voor deze continue<br />
onttrekking bedroeg de afpomping circa 120<br />
cm en erna circa 190 cm. De afpomping ten<br />
gevolge van het inhangen van een grotere<br />
pomp komt overeen met 100/70*120 =<br />
170 cm. De toename in de afpomping ten<br />
gevolge van de <strong>voor</strong>afgaande continue<br />
onttrekking bedraagt dus circa 190 - 170 =<br />
20 cm. Dit verschil komt ook tot uiting in de<br />
specifieke volumestroom: <strong>voor</strong> de continue<br />
onttrekking 70/1,20 = 58,3 kubieke meter per<br />
uur per meter afpomping, en erna 100/1,90 =<br />
52,6 kubieke meter per uur, een afname van<br />
(58,3-52,6)/58,3*100% = 10%. De toename<br />
in de afpomping wordt dus grotendeels<br />
veroorzaakt door de aanwezigheid van een<br />
grotere pomp en <strong>voor</strong> een klein deel door<br />
het optreden van verstopping.<br />
Uit afbeelding 5 blijkt dat de afpomping na<br />
17 november 2006 langzaam toeneemt; de<br />
put begint langzaam te verstoppen. Voor<br />
die tijd was al op een intensievere bedrijfsvoering<br />
overgegaan, zoals weerspiegeld in<br />
een toename van het aantal bedrijfsuren<br />
per maand. Blijkbaar reageert de afpomping<br />
hier met enige vertraging op de verandering<br />
in bedrijfsvoering. Dit was ook al bij put<br />
33 het geval. De afpomping (verstopping)<br />
blijft langzaam toenemen tot 5 december<br />
2007, waarna deze gelijk blijft. Al op 15 juli<br />
2007 was echter op een minder intensieve<br />
bedrijfsvoering overgegaan.<br />
De toename van de afpomping nadat de put<br />
van 2 november 2008 tot 9 februari 2009<br />
buiten bedrijf is geweest, wordt veroorzaakt<br />
door het inhangen van een grotere pomp.<br />
Afbeelding 6 toont het verloop van de<br />
afpomping en van het aantal bedrijfsuren per<br />
maand van put 35, behorend tot hetzelfde<br />
carrousel als put 33 en put 34. In deze put is<br />
regelmatig een andere pomp ingehangen,<br />
36 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
maar de afpomping blijft constant. Er is dus<br />
geen sprake van putverstopping.<br />
De verstoppingsnelheid van de putten 33, 34<br />
en 35 is zeer verschillend; na overschrijding<br />
van een (onbekende) grens verstopt put 33<br />
snel, put 34 matig en put 35 niet. Dit aantal<br />
is te klein om tot conclusies te komen, maar<br />
de relatie met de duur van open staan van<br />
het boorgat (op diepte) is frappant: put 33<br />
stond 7 dagen open, put 34 4 dagen en put<br />
35 0 dag. De kortere tijd van open staan<br />
resulteerde ook in een hogere waarde van<br />
de specifieke volumestroom na maximale<br />
ontwikkeling 4) . Hierbij wordt <strong>voor</strong>bij gegaan<br />
aan verschillen in filterlengte, capaciteit van<br />
de onderwaterpomp, etc.<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
Uit de getoonde <strong>voor</strong>beelden blijkt<br />
duidelijk dat een relatie bestaat tussen<br />
afpomping en bedrijfsvoering: boorgatwandverstopping<br />
(mechanische<br />
verstopping) is met gerichte bedrijfsvoering<br />
(regelmatig putschakelen) te<br />
<strong>voor</strong>komen;<br />
De meest ongunstige bedrijfsvoering<br />
bestaat uit continue onttrekking (zie ook<br />
Hoogendoorn et al. 5) ), zoals langdurige<br />
pompproeven op (nieuwe) putten en<br />
langdurig schoonpompen na regeneratie;<br />
Daarom wordt aanbevolen na regeneratie<br />
niet meer dan een half uur per dag<br />
te onttrekken. Afhankelijk van het<br />
toegevoegde volume (chemicaliën en)<br />
ruwwater is periodieke onttrekking<br />
waarschijnlijk ook voldoende om te komen<br />
tot bacteriologisch betrouwbaar ruwwater;<br />
Vaak (maar niet altijd) reageert een put<br />
direct op een (nadelige of <strong>voor</strong>delige)<br />
verandering in bedrijfsvoering met een<br />
verandering (toename of afname) in de<br />
afpomping. Blijkbaar was de bedrijfsvoering<br />
in evenwicht, en sloeg de balans<br />
na een verandering door;<br />
Bij identieke bedrijfsvoering blijken<br />
sommige putten wel te verstoppen en<br />
andere niet. Het is daarom op <strong>voor</strong>hand<br />
niet mogelijk aan te geven bij welke<br />
bedrijfsvoering of belasting putverstopping<br />
optreedt.<br />
LITERATUUR<br />
1) Van Beek K., R. Breedveld, M. Balemans en<br />
G-J. Doedens (2007). Naar een verstoppingvrij<br />
puttenveld Tull en ‘t Waal (3): putverstopping en<br />
putschakelen. H 2O nr. 3, pag. 29-31.<br />
2) Van der Wurf N., K. van Beek, R. Breedveld en<br />
G-J. Doedens (2007). Naar een verstoppingvrij<br />
puttenveld Tull en ‘t Waal (2): Carrousel<br />
putschakelschema. H 2O nr. 2, pag. 51-53.<br />
3) Raat K. (2009). Checklist schakelen. Tips en trucs<br />
<strong>voor</strong> ontwerp en toepassing van schakelschema’s<br />
<strong>voor</strong> mechanisch verstopte putten. KWR Watercycle<br />
Research Institute. BTO 2009.046(s).<br />
4) Breedveld R., K. van Beek en G-J. Doedens (2007).<br />
Naar een verstoppingvrij puttenveld Tull en ‘t Waal<br />
(1): pompputten van de toekomst? H 2O nr. 2, pag.<br />
48-50.<br />
5) Hoogendoorn J., J. van Paassen en J. Timmer (2005).<br />
Hoe een goed producerend winveld onderuit kan<br />
gaan. H 2O nr. 22, pag. 35-37.<br />
Afb. 6: Verloop van de afpomping (linker as) en van de bedrijfsintensiteit (rechter as) <strong>voor</strong> put 35.
20 <strong>augustus</strong>, Amsterdam -<br />
Day of the Deltas<br />
internationale waterconferentie over<br />
veiligheid.<br />
Organisatie: Provincie Noord-Holland.<br />
Informatie: (023) 514 34 25.<br />
23-24 <strong>augustus</strong>, Amsterdam -<br />
Cities of the future<br />
congres over hoe steden van de toekomst<br />
eruit zullen zien op het gebied van water.<br />
Hoe gaan steden om met de gevolgen van<br />
veranderingen in het klimaat?<br />
Organisatie: Waternetwerk.<br />
Informatie: www.waternetwerk.nl.<br />
8 september, Almere -<br />
Water, wonen, ruimte<br />
congres over onder andere de rol van water<br />
in gebiedsontwikkeling.<br />
Organisatie: Elba Media.<br />
Informatie: www.waterwonenenruimtecongres.nl.<br />
9 september, Den Bosch -<br />
‘s-Hertogenbosch, de<br />
onoverwinnelijke moerasdraak<br />
presentatie en bezichtiging van de projecten<br />
Diezemonding en Hoogwater Den Bosch.<br />
Organisatie: Vereniging <strong>voor</strong> Waterstaat en<br />
Landinrichting<br />
Informatie: (079) 342 84 09.<br />
9 september, Goch (D.)/<br />
Ottersum -<br />
Natuurlijk grenswater<br />
mini-symposium (deels op een boot via<br />
de rivier de Niers) naar aanleiding van de<br />
officiële opening van het Interreg-project<br />
Natuurlijk grenswater, met aandacht <strong>voor</strong><br />
de ontwikkelingen in het waterbeheer in<br />
Duitsland en Nederland en de grensoverschrijdende<br />
samenwerking.<br />
Organisatie: het Niersverband, het Schwalmverband<br />
en de waterschappen Aa en Maas,<br />
Peel en Maasvallei en Rivierenland.<br />
<strong>16</strong>-17 september, Texel -<br />
Biologische bemonstering<br />
bijeenkomst naar aanleiding van het<br />
verschijnen van het STOWA-handboek<br />
Hydrobiologie <strong>voor</strong> monsternemers,<br />
analisten en ecologen over de kwaliteit van<br />
ecologische monitoring en het daadwerkelijk<br />
bemonsteren van onder andere vis volgens<br />
de <strong>voor</strong>schriften van het handboek.<br />
Organisatie: CURNET.<br />
Informatie: Sandra Broekhof (0182) 54 06 50.<br />
18-19 september, diverse<br />
locaties -<br />
Dag van de Dijk<br />
feestelijk gebeuren rond het thema<br />
water(veiligheid) op dijken in de omgeving<br />
van onder andere Tiel, Kampen, Zwolle,<br />
Deventer, Rotterdam en op Schouwen-<br />
Duiveland.<br />
Organisatie: Rijkswaterstaat en de waterschappen.<br />
Informatie: Eric Eggink (020) 496 90 30 of<br />
www.dagvandedijk.nl.<br />
22 september, Delft -<br />
The right to water and water<br />
rights in a changing world<br />
colloquium ter gelegenheid van het 30-jarig<br />
bestaan van UNESCO-IHE over het recht op<br />
water. Informatie: www.hydrology.nl.<br />
23 september, Amsterdam -<br />
Groen in zicht<br />
symposium over de waarde van stedelijk<br />
groen en innovatieve toepassingen, met<br />
aandacht <strong>voor</strong> water (onder meer een<br />
bijdrage over intelligente systemen <strong>voor</strong><br />
waterbeheer en -retentie in stedelijke<br />
gebieden).<br />
Organisatie: HIC en VHG.<br />
Informatie: www.hoveniersinfo.nl.<br />
23 september, Harderwijk -<br />
No-Dig<br />
seminar rond methoden die reguliere graaftechnieken<br />
bij aanleg, renovatie en vervanging<br />
van de ondergrondse infrastructuur overbodig<br />
(kunnen) maken. Op watergebied aandacht<br />
<strong>voor</strong> een met behulp van sleufloze technieken<br />
ontwikkelde innovatieve waterput <strong>voor</strong> drinkwaterwinning.<br />
Organisatie: Nelis Infra.<br />
Informatie: www.nelisinfra.nl.<br />
24 september, Geijsteren -<br />
Samen aan de slag met water en<br />
klimaat<br />
bestuurlijk symposium in het kader van<br />
het Deltaplan Hoge Zandgronden, met<br />
veldbezoek per fiets en bus en een boottocht<br />
over de Maas.<br />
Organisatie: ORG-ID en de waterschappen Aa<br />
en Maas en Peel en Maasvallei.<br />
Informatie: (030) 274 32 94.<br />
28 september, Apeldoorn -<br />
Warmte uit water<br />
bijeenkomst over de winning van warmte<br />
uit rioolwater en waterzuivering, met een<br />
bezoek aan de rwzi van Apeldoorn en de<br />
wijk Zuidbroek, die vanuit die zuivering van<br />
warmte wordt <strong>voor</strong>zien.<br />
Organisatie: Stichting Warmtenetwerk en<br />
Waterschap Veluwe.<br />
Informatie: (035) 683 88 33.<br />
28 september, Den Haag -<br />
Vierde dinsdag in september<br />
jaarlijks evenement naar aanleiding van<br />
Prinsjesdag waarop het kabinet zijn<br />
waterbeleid presenteert, met reacties vanuit<br />
de achterban.<br />
Organisatie: Waternetwerk.<br />
Informatie: www.waternetwerk.nl.<br />
28 september-1 oktober,<br />
Amsterdam -<br />
HET Instrument/LiveLAB<br />
technologiebeurs met 450 exposanten uit<br />
onder andere de industriële automatisering<br />
en laboratoriumtechnologie. LiveLAB staat in<br />
het teken van wateronderzoek.<br />
Organisatie: FHI.<br />
Informatie: (033) 465 75 07 of<br />
www.hetinstrument.nl.<br />
agenda<br />
29 september-2 oktober,<br />
Rotterdam -<br />
Deltas in times of climate change<br />
internationale conferentie over de actuele<br />
ontwikkelingen op het gebied van wetenschappelijk<br />
onderzoek naar klimaatverandering<br />
en adaptatie, met de presentatie<br />
van de Delta Alliance die de samenwerking<br />
tussen de grote steden in deltagebieden<br />
moet opbouwen.<br />
Organisatie: Gemeente Rotterdam,<br />
Co-operative Programme on Water and<br />
Climate (CPWC) en de kennisprogramma’s op<br />
het gebied van het klimaat.<br />
Informatie: www.climatedeltaconference.org.<br />
29 september, Spijkenisse -<br />
Industrieel Water<br />
achtste editie van dit congres, waar onder<br />
meer de toekomst van de waterketen,<br />
de eerste resultaten van de Waterwet en<br />
energiezuinige membraanzuivering aan de<br />
orde komt, met aan het eind van de dag een<br />
excursie naar de demiwater-installatie van<br />
Evides in de Botlek.<br />
Organisatie: Euroforum.<br />
Informatie: www.euroforum.nl/industrieelwater.<br />
5 oktober, Rotterdam -<br />
Waterbouw<br />
congres over waterbouw in relatie tot onder<br />
meer projectontwikkeling, energie, en milieutechnologie,<br />
met naast sprekers een kennis-<br />
en een praktijkforum.<br />
Organisatie: Management Producties.<br />
Informatie: www.managementproducties.com.<br />
6 oktober, Driebergen -<br />
De florerende klimaatneutrale<br />
stad<br />
conferentie <strong>voor</strong> bestuurders en beslissers<br />
over de omslag in het denken die nodig is om<br />
een klimaatneutrale stad te ontwikkelen die<br />
zichzelf financiert, met ook de uitreiking van<br />
de Groene Parel Award <strong>2010</strong>.<br />
Organisatie: Blomberg Instituut.<br />
Informatie: www.blomberginstituut.nl.<br />
6-8 oktober, Rotterdam -<br />
Environmental sediment<br />
dredging and processing<br />
conferentie en beurs over baggeren,<br />
baggerstort, -behandeling en -hergebruik.<br />
Organisatie: REUSED sediment remediation.<br />
Informatie: www.reused.nl.<br />
18-19 oktober, Leeuwarden -<br />
Wetsus<br />
congres waarop Herman Wijffels (<strong>voor</strong>malig<br />
<strong>voor</strong>zitter Rabobank en SER), H. Hendriks<br />
(CEO Philips) en M. Kropff (rector magnificus<br />
Wageningen Universiteit) spreken vanuit een<br />
watertechnologische invalshoek over het<br />
belang van kennisclusters in een mondialiserende<br />
wereld. Op de tweede dag komen de<br />
internationale wetenschappelijke ontwikkelingen<br />
op het gebied van watertechnologie<br />
aan bod.<br />
Organisatie: Wetsus.<br />
Informatie: www.wetsus.nl.<br />
H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
37
handel & industrie<br />
Nieuw transmitterplatform<br />
<strong>voor</strong><br />
analysemetingen<br />
Endress+Hauser uit Naarden heeft<br />
wereldwijd het nieuwe transmitterplatform<br />
<strong>voor</strong> analysemetingen<br />
uitgebracht. De Liquiline<br />
CM442-transmitter met bijbehorende<br />
analysesensoren is al beschikbaar<br />
<strong>voor</strong> één of twee kanalen. Eind<br />
dit jaar is het apparaat ook in een<br />
8-kanaalsuitvoering beschikbaar. Het<br />
2-kanaals multiparameterplatform is<br />
volledig modulair uit te breiden naar<br />
acht kanalen.<br />
De robuuste inductieve indicator, die volledig<br />
ongevoelig is <strong>voor</strong> invloeden van buitenaf<br />
zoals vocht, en het digitale communicatieprotocol<br />
garanderen betrouwbaarheid en<br />
effectieve gegevensoverdracht. Gebruikers<br />
zijn niet gebonden aan sensoren van<br />
Endress+Hauser.<br />
Voor meer informatie: Bart Küpers (035) 695 87 81.<br />
Monitoringseenheid<br />
<strong>voor</strong><br />
pompen<br />
KSB Nederland heeft een<br />
economische monitoringseenheid<br />
<strong>voor</strong> pompen op de markt gebracht.<br />
De PumpMeter omvat drukopnemers<br />
en een meet- en analyse-eenheid,<br />
die op de pomp is bevestigd. Het<br />
apparaat registreert de zuig-, eind- en<br />
verschildruk en opvoerhoogte.<br />
De verkregen bedrijfsgegevens worden<br />
door PumpMeter <strong>voor</strong>tdurend geanalyseerd<br />
en ‘vertaald’ naar een belastingsprofiel<br />
dat de gebruiker er op wijst of hij door<br />
toepassing van een toerentalregeling of<br />
door andere maatregelen al dan niet energie<br />
kan besparen. Het apparaat is af fabriek<br />
op de pomp gemonteerd en kan daardoor<br />
eenvoudig in bedrijf worden genomen.<br />
Gemeten en berekende waarden worden<br />
afwisselend weergegeven op een overzichtelijk<br />
scherm. In een grafiek wordt de<br />
De nieuwe, economische monitoringseenheid van<br />
KSB <strong>voor</strong> pompen.<br />
38 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
gebruiker het bereik getoond, waarin de<br />
pomp op een bepaald moment werkt. Zo<br />
ziet de pompgebruiker in één oogopslag of<br />
in een bepaald geval de beschikbaarheid<br />
van de pomp in gevaar komt en of de pomp<br />
efficiënt en dus kostenbesparend werkt.<br />
Omdat de bedrijfsparameters van de pomp<br />
continu worden getoond, vereenvoudigt<br />
met PumpMeter ook de inbedrijfname<br />
van de pomp en de (eventueel achteraf<br />
gemonteerde) toerentalregeling.<br />
PumpMeter vervangt de manometer<br />
<strong>voor</strong> en na de pomp, de druktransmitter<br />
<strong>voor</strong> besturing, regeling en aanvullende<br />
monitoring<strong>voor</strong>zieningen. Met behulp van<br />
gestandaardiseerde interfaces kunnen de<br />
meetgegevens ook beschikbaar worden<br />
gemaakt op de PC en op overkoepelende<br />
regelsystemen.<br />
Voor meer informatie: (020) 407 98 00.<br />
‘Intelligent<br />
spoelen’ <strong>voor</strong><br />
behoud drinkwaterkwaliteit<br />
Na succesvolle projecten met de<br />
Smartloop inlinertechniek <strong>voor</strong> warm<br />
tapwater komt Viega Nederland nu<br />
met een oplossing <strong>voor</strong> het koud<br />
en kwalitatief goed houden van<br />
drinkwater. Viega Hygiene+ leent<br />
zich bij uitstek <strong>voor</strong> gebouwen met<br />
onregelmatig gebruik van drinkwaterleidingen,<br />
zoals verzorgingstehuizen,<br />
ziekenhuizen en hotels.<br />
Opmerkelijk is dat het systeem ook<br />
een daling van investerings- en<br />
bedrijfskosten tot gevolg heeft.<br />
Middels een speciale bedieningsplaat, die is<br />
uitgevoerd met geïntegreerde besturing en<br />
programmeerbare elektronica, zijn spoelintervallen<br />
(een- tot driemaal per week) en de<br />
gewenste spoelhoeveelheid (drie tot negen<br />
liter) per ruimte instelbaar. Het programmeren<br />
verloopt eenvoudig door een magneetsleutel<br />
<strong>voor</strong> de bedieningsplaat te houden.<br />
De bedieningsplaat registreert elke<br />
handmatige bediening van het toilet<br />
of urinoir en berekent vervolgens het<br />
ingestelde tijdinterval automatisch opnieuw.<br />
Er wordt niet meer dan nodig is gespoeld om<br />
het risico op de vorming van ziektekiemen<br />
te <strong>voor</strong>komen. Dat bespaart water en zorgt<br />
<strong>voor</strong> een daling van de bedrijfskosten. Naast<br />
het automatische spoelsysteem introduceert<br />
Viega een speciale functie van het planninginstrument<br />
Viptool Piping. De software<br />
ondersteunt de gebruiker met berekeningen<br />
van leidingen en advies over de plaatsing van<br />
de tappunten en monstertappunten én met<br />
tal van visualisaties. De hydraulische verhoudingen<br />
in de drinkwaterinstallatie worden<br />
berekend met reële weerstandscoëfficiënten,<br />
Dubbele muurplaten <strong>voor</strong> de doorvoer van leidingen<br />
van tappunt naar tappunt<br />
zodat de gebruiker direct inzicht heeft in de<br />
besparingsmogelijkheden.<br />
Voor meer informatie: Carl-Jan Jongen<br />
(035) 538 04 42.<br />
Nederlandse<br />
distributeur<br />
Dragflow<br />
dompelpompen<br />
Eekels Pompen uit Barendrecht is<br />
sinds enkele maanden de distributeur<br />
in Nederland van slijtvaste Dragflowdompelpompen<br />
met woelkop.<br />
De dompelpompen van Dragflow behoren<br />
tot het type dat <strong>voor</strong>al wordt ingezet in<br />
zoet en zout water, maar ook toepasbaar is<br />
in elke andere situatie waarin het nodig is<br />
grote volumes water met een hoog gehalte<br />
aan vaste en schurende bestanddelen - zoals<br />
modder, slib, zand, kiezel en steenslag - te<br />
verpompen.<br />
Voor meer informatie: (0180) 69 69 69.<br />
Eén van de drie dompelpompen van Dragflow die<br />
Eekels distribueert.
handel & industrie<br />
Nieuw transmitterplatform<br />
<strong>voor</strong><br />
analysemetingen<br />
Endress+Hauser uit Naarden heeft<br />
wereldwijd het nieuwe transmitterplatform<br />
<strong>voor</strong> analysemetingen<br />
uitgebracht. De Liquiline<br />
CM442-transmitter met bijbehorende<br />
analysesensoren is al beschikbaar<br />
<strong>voor</strong> één of twee kanalen. Eind<br />
dit jaar is het apparaat ook in een<br />
8-kanaalsuitvoering beschikbaar. Het<br />
2-kanaals multiparameterplatform is<br />
volledig modulair uit te breiden naar<br />
acht kanalen.<br />
De robuuste inductieve indicator, die volledig<br />
ongevoelig is <strong>voor</strong> invloeden van buitenaf<br />
zoals vocht, en het digitale communicatieprotocol<br />
garanderen betrouwbaarheid en<br />
effectieve gegevensoverdracht. Gebruikers<br />
zijn niet gebonden aan sensoren van<br />
Endress+Hauser.<br />
Voor meer informatie: Bart Küpers (035) 695 87 81.<br />
Monitoringseenheid<br />
<strong>voor</strong><br />
pompen<br />
KSB Nederland heeft een<br />
economische monitoringseenheid<br />
<strong>voor</strong> pompen op de markt gebracht.<br />
De PumpMeter omvat drukopnemers<br />
en een meet- en analyse-eenheid,<br />
die op de pomp is bevestigd. Het<br />
apparaat registreert de zuig-, eind- en<br />
verschildruk en opvoerhoogte.<br />
De verkregen bedrijfsgegevens worden<br />
door PumpMeter <strong>voor</strong>tdurend geanalyseerd<br />
en ‘vertaald’ naar een belastingsprofiel<br />
dat de gebruiker er op wijst of hij door<br />
toepassing van een toerentalregeling of<br />
door andere maatregelen al dan niet energie<br />
kan besparen. Het apparaat is af fabriek<br />
op de pomp gemonteerd en kan daardoor<br />
eenvoudig in bedrijf worden genomen.<br />
Gemeten en berekende waarden worden<br />
afwisselend weergegeven op een overzichtelijk<br />
scherm. In een grafiek wordt de<br />
De nieuwe, economische monitoringseenheid van<br />
KSB <strong>voor</strong> pompen.<br />
38 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />
gebruiker het bereik getoond, waarin de<br />
pomp op een bepaald moment werkt. Zo<br />
ziet de pompgebruiker in één oogopslag of<br />
in een bepaald geval de beschikbaarheid<br />
van de pomp in gevaar komt en of de pomp<br />
efficiënt en dus kostenbesparend werkt.<br />
Omdat de bedrijfsparameters van de pomp<br />
continu worden getoond, vereenvoudigt<br />
met PumpMeter ook de inbedrijfname<br />
van de pomp en de (eventueel achteraf<br />
gemonteerde) toerentalregeling.<br />
PumpMeter vervangt de manometer<br />
<strong>voor</strong> en na de pomp, de druktransmitter<br />
<strong>voor</strong> besturing, regeling en aanvullende<br />
monitoring<strong>voor</strong>zieningen. Met behulp van<br />
gestandaardiseerde interfaces kunnen de<br />
meetgegevens ook beschikbaar worden<br />
gemaakt op de PC en op overkoepelende<br />
regelsystemen.<br />
Voor meer informatie: (020) 407 98 00.<br />
‘Intelligent<br />
spoelen’ <strong>voor</strong><br />
behoud drinkwaterkwaliteit<br />
Na succesvolle projecten met de<br />
Smartloop inlinertechniek <strong>voor</strong> warm<br />
tapwater komt Viega Nederland nu<br />
met een oplossing <strong>voor</strong> het koud<br />
en kwalitatief goed houden van<br />
drinkwater. Viega Hygiene+ leent<br />
zich bij uitstek <strong>voor</strong> gebouwen met<br />
onregelmatig gebruik van drinkwaterleidingen,<br />
zoals verzorgingstehuizen,<br />
ziekenhuizen en hotels.<br />
Opmerkelijk is dat het systeem ook<br />
een daling van investerings- en<br />
bedrijfskosten tot gevolg heeft.<br />
Middels een speciale bedieningsplaat, die is<br />
uitgevoerd met geïntegreerde besturing en<br />
programmeerbare elektronica, zijn spoelintervallen<br />
(een- tot driemaal per week) en de<br />
gewenste spoelhoeveelheid (drie tot negen<br />
liter) per ruimte instelbaar. Het programmeren<br />
verloopt eenvoudig door een magneetsleutel<br />
<strong>voor</strong> de bedieningsplaat te houden.<br />
De bedieningsplaat registreert elke<br />
handmatige bediening van het toilet<br />
of urinoir en berekent vervolgens het<br />
ingestelde tijdinterval automatisch opnieuw.<br />
Er wordt niet meer dan nodig is gespoeld om<br />
het risico op de vorming van ziektekiemen<br />
te <strong>voor</strong>komen. Dat bespaart water en zorgt<br />
<strong>voor</strong> een daling van de bedrijfskosten. Naast<br />
het automatische spoelsysteem introduceert<br />
Viega een speciale functie van het planninginstrument<br />
Viptool Piping. De software<br />
ondersteunt de gebruiker met berekeningen<br />
van leidingen en advies over de plaatsing van<br />
de tappunten en monstertappunten én met<br />
tal van visualisaties. De hydraulische verhoudingen<br />
in de drinkwaterinstallatie worden<br />
berekend met reële weerstandscoëfficiënten,<br />
Dubbele muurplaten <strong>voor</strong> de doorvoer van leidingen<br />
van tappunt naar tappunt<br />
zodat de gebruiker direct inzicht heeft in de<br />
besparingsmogelijkheden.<br />
Voor meer informatie: Carl-Jan Jongen<br />
(035) 538 04 42.<br />
Nederlandse<br />
distributeur<br />
Dragflow<br />
dompelpompen<br />
Eekels Pompen uit Barendrecht is<br />
sinds enkele maanden de distributeur<br />
in Nederland van slijtvaste Dragflowdompelpompen<br />
met woelkop.<br />
De dompelpompen van Dragflow behoren<br />
tot het type dat <strong>voor</strong>al wordt ingezet in<br />
zoet en zout water, maar ook toepasbaar is<br />
in elke andere situatie waarin het nodig is<br />
grote volumes water met een hoog gehalte<br />
aan vaste en schurende bestanddelen - zoals<br />
modder, slib, zand, kiezel en steenslag - te<br />
verpompen.<br />
Voor meer informatie: (0180) 69 69 69.<br />
Eén van de drie dompelpompen van Dragflow die<br />
Eekels distribueert.
SLAGERIJ VAN KAMPEN<br />
WOENSDAG 29 SEPTEMBER<br />
LOÏS LANE<br />
DINSDAG 28 SEPTEMBER<br />
BIG BLACK & BEAUTIFUL<br />
DONDERDAG 30 SEPTEMBER<br />
AMSTERDAM AM<br />
RAI