18.09.2013 Views

Inhoud H2O nummer 16, augustus 2010 - H2O - Tijdschrift voor ...

Inhoud H2O nummer 16, augustus 2010 - H2O - Tijdschrift voor ...

Inhoud H2O nummer 16, augustus 2010 - H2O - Tijdschrift voor ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

43ste jaargang / 20 <strong>augustus</strong> <strong>2010</strong><br />

nº <strong>16</strong> / <strong>2010</strong><br />

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER<br />

COELO: OPHEFFEN WATERSCHAP LEVERT NIET VEEL OP<br />

“IN 2011 MOET NEW ORLEANS VEILIG ZIJN”<br />

RAPPORTEREN VAN DE BETROUWBAARHEID VAN KRW-BEOORDELING<br />

KWALITEIT MONITORINGSGEGEVENS NIET ALTIJD VOLDOENDE


Komkommertijd?<br />

De aantijging dat het meest recente klimaatrapport ernstige<br />

fouten zou bevatten, blijkt onjuist. Dat bericht kreeg weinig<br />

ruimte in de media, maar is wel van belang. Zo is ook het onderzoek<br />

van het COELO van belang over de effecten van het opheffen van de<br />

waterschappen als bestuurlijke organisatie (waarmee deze uitgave<br />

opent). Het werpt een ander licht op de discussie. Het COELO komt tot<br />

de slotsom dat opheffing van de waterschappen in de huidige vorm<br />

weinig financiële zoden aan de dijken zet.<br />

Ander nieuws van de afgelopen zomerperiode zijn de rampzalige<br />

overstromingen in China en Pakistan én opnieuw in midden- en<br />

oost-Europa. Het zijn niet direct gevolgen van de wijzigingen in het<br />

klimaat, meer de gevolgen van menselijk ingrijpen in het landschap.<br />

H 2O tijdschrift <strong>voor</strong> water<strong>voor</strong>ziening en<br />

waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen<br />

Officieel orgaan van<br />

Stichting tot uitgave van het tijdschrift<br />

H 2O en haar participanten:<br />

- Koninklijk Nederlands Waternetwerk<br />

- Vewin<br />

- Kiwa Water Holding BV<br />

Uitgever<br />

Rinus Vissers<br />

Redactie<br />

Peter Bielars (hoofdredacteur)<br />

Michiel van Zaane<br />

Jacques Geluk<br />

Pieter de Vries<br />

Postbus 122, 3100 AC Schiedam<br />

telefoon (010) 427 41 65<br />

fax (010) 473 99 11<br />

e-mail h2o@nijgh.nl<br />

Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam<br />

Redactiesecretariaat<br />

Dora Pompe<br />

Redactiecommissie<br />

Harry Tolkamp (<strong>voor</strong>zitter/Waternetwerk)<br />

André Struker (Waternetwerk)<br />

Frits Vos (Vewin)<br />

Gerda Sulmann (KWR Watercycle Research Institute)<br />

Advertentieverkoop<br />

Roelien Voshol (010) 427 41 54<br />

Brigitte Laban (010) 427 41 52<br />

Mediaorder<br />

Carola Sjoukes (010) 427 41 41<br />

fax (010) 473 20 00<br />

Abonnementenservice<br />

Pauline Roos (010) 427 41 08<br />

Tini van Schijndel (010) 427 41 08<br />

e-mail abo@nijgh.nl<br />

fax (010) 426 27 95<br />

Abonnementsprijs<br />

€ 106,- per jaar excl. 6% BTW<br />

€ 140,- per jaar <strong>voor</strong> buitenland<br />

€ 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW<br />

Abonnementen gelden <strong>voor</strong> één jaar en worden<br />

– zonder tegenbericht – automatisch verlengd.<br />

Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken<br />

<strong>voor</strong> het aflopen van de abonnementsperiode te<br />

geschieden aan bovenstaand postadres.<br />

Druk en lay-out<br />

DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag<br />

Copyright<br />

Nijgh Periodieken B.V., <strong>2010</strong><br />

Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt<br />

uitdrukkelijk <strong>voor</strong>behouden. Overname van artikelen<br />

alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

www.vakbladh2o.nl<br />

4 / COELO: opheffen van waterschap levert niet<br />

veel op<br />

5 / Grote demiwaterinstallatie in Antwerpen<br />

6 / Nederlandse overheidsdiensten leren van<br />

Turkije<br />

Kees Blok, Ton Geensen en William Oliemans<br />

8 / Interview met Mathijs van Ledden: “In 2011<br />

moet New Orleans veilig zijn”<br />

Maarten Gast<br />

10 / Leidingbreuk eerder opmerken door<br />

bewaking uitgaande hoeveelheid water<br />

Martijn Bakker, Onno Brunklaus en Bas Swildens<br />

12 / Praktijkonderzoek naar grootschalige<br />

natuurverbetering Markermeer-IJmeer<br />

Roel Knoben<br />

14 / Combinatie van technieken werkt afvalwater<br />

op tot proceswater<br />

Myrthe de Bruin<br />

<strong>16</strong> / Waternetwerken<br />

21 / Rapporteren van de betrouwbaarheid van<br />

KRW-beoordelingen<br />

Paul Baggelaar, Onno van Tongeren, Roel Knoben en<br />

Willem van Loon<br />

26 / Kwaliteit monitoringsgegevens niet altijd<br />

voldoende<br />

Jordie Netten, Niels Evers, Bas van der Wal en Roel<br />

Knoben<br />

29 / Visvriendelijke pompen<br />

Bart van Esch en Kees Rommens<br />

33 / Naar een verstoppingvrij puttenveld Tull<br />

en ‘t Waal: de stand van zaken<br />

Martijn Tas, Kees van Beek, Rob Breedveld en René<br />

Kollen<br />

37 / Agenda<br />

38 / Handel & Industrie<br />

In Azië gaat het bij<strong>voor</strong>beeld om het kappen van bossen (<strong>voor</strong><br />

de noodzakelijke broodwinning). In oost-Europa betreft het<br />

slecht beheer en onderhoud aan de dijken. Nederland kan een<br />

helpende hand bieden, maar een structurele oplossing <strong>voor</strong> deze<br />

wateroverlast kan alleen gevonden worden wanneer voldoende<br />

belang gehecht wordt aan veiligheid. Het ‘opofferen’ van duizenden<br />

mensen (China) kan niet jaar in jaar geaccepteerd worden.<br />

In eigen land doemt zolangzamerhand een nieuw kabinet aan de<br />

horizon op. Welke keuzen gaan de partijen maken? Kiezen ze <strong>voor</strong><br />

het algemeen belang of <strong>voor</strong> hun eigen belang?<br />

Peter Bielars<br />

inhoud nº <strong>16</strong> / <strong>2010</strong><br />

4<br />

8<br />

12<br />

Bij de <strong>voor</strong>pagina:<br />

Een medewerker van Waterschap Rivierenland<br />

neemt met een Rutnerfles een watermonster<br />

(zie pagina 26).


COELO: opheffen waterschap<br />

levert niet veel op<br />

Het afschaffen van de waterschappen en het onderbrengen van het water -<br />

systeembeheer bij provinciale uitvoeringsorganisaties levert niet de door het<br />

Interprovinciaal Overleg (IPO) verwachte besparing op van 300 à 400 miljoen<br />

euro per jaar. Een realistischer bedrag is - en dan nog op middellange termijn -<br />

circa 80 miljoen euro. Dat concludeert het Centrum <strong>voor</strong> Onderzoek van de<br />

Economie van Lagere Overheden (COELO), een wetenschappelijk instituut van<br />

de Rijksuniversiteit Groningen, na onderzoek dat het uitvoerde in opdracht van<br />

de Unie van Waterschappen.<br />

Het IPO wil de waterschappen ‘onder<br />

het bestuurlijke dak van de<br />

provincies brengen’. Dit nu door<br />

het COELO onderzochte <strong>voor</strong>stel bestaat uit<br />

twee delen. De 26 waterschappen moeten<br />

opgaan in 12 provinciale uitvoeringsorganisaties,<br />

die de taken zouden overnemen op het<br />

gebied van waterveiligheid, -kwantiteit en<br />

-kwaliteit. Daarnaast krijgen gemeenten,<br />

gekoppeld aan de rioleringstaak, de verantwoordelijkheid<br />

<strong>voor</strong> de afvalwaterzuivering.<br />

Dit laatste lijkt volgens de onderzoekers op<br />

een recent <strong>voor</strong>stel van de Unie van Waterschappen<br />

en de Vereniging van Nederlandse<br />

Gemeenten (VNG), maar verschilt hiervan op<br />

één wezenlijk punt: de te realiseren<br />

besparingen. Daarom is het COELO door de<br />

Unie gevraagd een deskundig oordeel te<br />

vellen over het IPO-<strong>voor</strong>stel.<br />

Door het watersysteembeheer onder te<br />

brengen bij de provincies is volgens het IPO<br />

Baggerwerkzaamheden door Waterschap Roer en Overmaas in Roermond.<br />

4 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

sprake van een doelmatiger aansturing en<br />

zijn besparingen op bestuurs- en overheadkosten<br />

mogelijk ter grootte van 300 à 400<br />

miljoen euro per jaar. Deze becijfering klopt<br />

niet, menen de onderzoekers: de verwachte<br />

bezuiniging op bestuurskosten van 128<br />

à 179 miljoen euro is bij<strong>voor</strong>beeld niet te<br />

realiseren. Het bedrag is ruim twee keer zo<br />

hoog als het bedrag dat waterschappen aan<br />

bestuur toerekenen. En dat bevat al kosten<br />

die niet zouden verdwijnen bij opheffing van<br />

de waterschappen als zelfstandige bestuurs -<br />

laag. Een realistischer schatting van de te<br />

besparen bestuurskosten ligt tussen 36 en 53<br />

miljoen euro per jaar.<br />

Niet goed onderbouwd<br />

De overheadkosten van de waterschappen<br />

liggen aanzienlijk lager dan het IPO veronderstelt,<br />

waardoor een besparing van 128 à<br />

192 miljoen euro per jaar ‘onrealistisch hoog’<br />

is. Ook de bezuiniging door het <strong>voor</strong>komen<br />

van dubbel werk en het verminderen<br />

van overleg (41 à 48 miljoen euro) is niet<br />

goed onderbouwd, meent het COELO. Die<br />

conclusie geldt, schrijven de onderzoekers,<br />

eigenlijk <strong>voor</strong> het hele IPO-<strong>voor</strong>stel. Ze<br />

merken bovendien op dat het IPO alleen<br />

gewag maakt van mogelijke kostenbesparingen,<br />

maar kosten die eraan zijn verbonden<br />

niet noemt. “Doordat eventuele besparingen<br />

pas na enkele jaren zullen optreden, kan het<br />

IPO-<strong>voor</strong>stel aanvankelijk tot hogere kosten<br />

leiden in plaats van lagere.”<br />

De COELO-onderzoekers vinden het niet<br />

juist het bezuinigingspotentieel van 550<br />

miljoen euro, zoals dat is genoemd door de<br />

commissie-Gast, te gebruiken als onderbouwing<br />

van het IPO-<strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong> de<br />

waterketen. Dit bedrag is niet gebaseerd op<br />

opheffing van de waterschappen.<br />

De Unie van Waterschappen is met<br />

<strong>voor</strong>stellen gekomen die er<strong>voor</strong> kunnen


Waterschappen en gemeenten werken al regelmatig samen op het gebied van afvalwaterbeheer.<br />

zorgen dat het Rijk naar verwachting 130<br />

miljoen euro minder gaat betalen <strong>voor</strong><br />

het waterbeheer. Dat komt <strong>voor</strong>al doordat<br />

de waterschappen een groter deel van<br />

de kosten <strong>voor</strong> hun rekening nemen (die<br />

uiteindelijk door de belastingbetaler worden<br />

Het testen van noodpompen door Waterschap Aa en<br />

Maas.<br />

opgebracht). De Unie verwacht dat waterschapslasten<br />

door andere maatregelen<br />

(onder meer opschaling, gezamenlijk<br />

inkopen met Rijkswaterstaat en besparingen<br />

op het gebied van waterzuivering) in 2020<br />

niet extra zullen stijgen ten opzichte van<br />

de autonome ontwikkelingen. De precieze<br />

lastenontwikkeling die het gevolg zou zijn<br />

van overname van de <strong>voor</strong>stellen uit het<br />

Storm Werkdocument van de Unie is echter<br />

moeilijk te <strong>voor</strong>spellen, aldus het COELO.<br />

Reactie IPO<br />

De cijfers uit het COELO-rapport over de<br />

mogelijke besparingen in het waterbeheer<br />

zijn volgens het IPO veel te <strong>voor</strong>zichtig. “We<br />

moeten het rapport nog nader bestuderen,<br />

maar in een eerste reactie valt ons wel een<br />

aantal zaken op”, aldus een woordvoerster.<br />

“Kitty Roozemond, plaatsvervangend<br />

algemeen directeur van het IPO, heeft al<br />

gezegd dat het bedrag van 80 miljoen euro<br />

aanzienlijk hoger is dan tot nog toe door de<br />

waterschappen zelf steeds werd aangegeven<br />

als mogelijke besparing, namelijk slechts 23<br />

miljoen.”<br />

Het IPO baseert zijn analyse op de<br />

begrotingen van de waterschappen <strong>voor</strong><br />

<strong>2010</strong>, waarin hun eigen ramingen <strong>voor</strong><br />

bestuurskosten en definities van overheadkosten<br />

zijn weergegeven. “COELO gaat uit<br />

van een inventarisatie onder de waterschappen<br />

over 2009, met een interpretatie<br />

van wat wel of niet onder bestuurskosten<br />

moet vallen. Ook uit COELO-cijfers blijkt<br />

echter dat aanzienlijke besparingen op<br />

bestuurkosten mogelijk zijn.”<br />

Belangrijk verschil met de IPO-analyse is<br />

dat volgens COELO het fuseren van waterschappen<br />

geen besparing op overhead<br />

zou opleveren. “Dit is onjuist en slechts<br />

gebaseerd op één rapport. De ervaring<br />

leert dat aanzienlijke besparingen wel<br />

degelijk mogelijk zijn bij grote fusieprocessen.”<br />

Volgens het IPO heeft de Unie van<br />

Waterschappen in haar eigen <strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong><br />

doelmatig waterbeheer aangegeven dat het<br />

fuseren van waterschappen (van 26 naar<br />

13) een bezuiniging van 91 miljoen euro<br />

oplevert.<br />

actualiteit<br />

Grote demiwaterfabriek<br />

in<br />

Antwerpen<br />

Induss, een nieuw bedrijf in<br />

Vlaanderen dat werd opgericht door<br />

de twee toonaangevende Vlaamse<br />

waterbedrijven (de Antwerpse<br />

Waterwerken (AWW) en de Tussengemeentelijke<br />

Maatschappij der<br />

Vlaanderen <strong>voor</strong> Water<strong>voor</strong>ziening<br />

(TMVW)) gaat één van de grootste<br />

demi-waterfabrieken en bijbehorend<br />

distributienetwerk in Europa bouwen.<br />

Induss kondigde dat op 18 <strong>augustus</strong><br />

aan. Het bedrijf levert water <strong>voor</strong><br />

industriële toepassingen, zoals<br />

koelwater, gedemineraliseerd water,<br />

ketelvoedingswater en ultragezuiverd<br />

water.<br />

Induss levert aan bedrijven en<br />

bedrijfssectoren <strong>voor</strong> wie water<br />

cruciaal is in hun processen, in de vorm<br />

die de klant wenst. Dat kan gedemineraliseerd<br />

water zijn <strong>voor</strong> productie van stoom in<br />

de (petro)chemie, ultrapuur water <strong>voor</strong> de<br />

voedingsindustrie, koelwater, gezuiverd of<br />

herbruikt afvalwater. Zo nodig zorgt Induss<br />

ook <strong>voor</strong> de productie, regeneratie en<br />

recuperatie van het gevraagde water bij de<br />

klant zelf. Ook met specifieke afvalwaterproblemen<br />

kunnen bedrijven bij Induss terecht.<br />

Het bedrijf is technologie-onafhankelijk, wat<br />

betekent dat het zal samenwerken met<br />

verschillende technologieaanbieders.<br />

Induss is een volledig nieuw bedrijf, maar<br />

geen nieuwkomer. Induss bouwt verder<br />

op de kennis en ervaring van zijn aandeelhouders<br />

AWW en TMVW. Dat biedt leveringszekerheid,<br />

een groep ingenieurs met kennis<br />

van diverse disciplines, een eigen laboratorium,<br />

jarenlange productkennis en ervaring<br />

met technologieën én grondige kennis van<br />

milieuwetgeving, heffingen en vergunningen.<br />

Induss ambieert zijn kennis en ervaring<br />

buiten de grenzen van zijn huidige verzorgingsgebieden<br />

toe te passen en kijkt ook over<br />

de landsgrenzen heen.<br />

Naast verscheidene industriële waterprojecten<br />

verspreid over Vlaanderen neemt<br />

Induss nu direct een groots initiatief in de<br />

Antwerpse haven. Deze zomer begint de<br />

bouw van een reusachtige demi-waterfabriek<br />

met bijbehorend distributienetwerk: Induss<br />

I. De fabriek krijgt een omvang van ongeveer<br />

een half UEFA-voetvalveld (1750 m 2 ). Het<br />

totale fabrieksterrein beslaat straks ruim vijf<br />

voetbalvelden. Induss I - die straks een rol<br />

gaat spelen op Europees niveau - richt zich<br />

op de productie van gedemineraliseerd water<br />

en zal <strong>voor</strong>al aan de omliggende (petro)<br />

chemische bedrijven leveren. De leveringscapaciteit<br />

bedraagt 48.000 kubieke meter per<br />

dag. De investeringskosten zijn 10,4 miljoen<br />

euro <strong>voor</strong> de aanleg van het distributienet en<br />

<strong>16</strong> miljoen euro <strong>voor</strong> de bouw van de demiwaterfabriek.<br />

De verwachte jaarlijkse omzet<br />

bedraagt 45 miljoen euro.<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

5


Nederlandse overheidsdiensten leren van Turkije<br />

De Dienst Landelijk Gebied heeft de afgelopen drie jaar in het kader van een<br />

twinningproject 30 specialisten uit de Nederlandse watersector naar Turkije<br />

gestuurd om daar Turkse ambtenaren te trainen met de implementatie van de<br />

Kaderrichtlijn Water.<br />

Turkije heeft de invoering van de<br />

Europese Kaderrichtlijn Water<br />

<strong>voor</strong>tvarend ter hand genomen. Het<br />

Turkse ministerie van Milieu en Bos kreeg<br />

daarbij de afgelopen twee jaar steun van een<br />

Nederlands/Slowaaks/Engels consortium dat<br />

uitvoering gaf aan het EU-twinningproject<br />

Capacity building for the water sector in Turkey<br />

(zie kader). Van Nederlandse zijde deden<br />

waterschappen en overheidsdiensten mee.<br />

Heeft werken over de grens nut <strong>voor</strong> de<br />

vanuit Nederland betrokken partijen?<br />

Hebben Nederlandse overheidsdiensten iets<br />

te zoeken in den vreemde?<br />

Twinning is een kennisuitwisselingsprogramma<br />

van de Europese Commissie dat de<br />

uitbreiding van de Europese Unie<br />

ondersteunt. Lidstaten delen kennis met<br />

kandidaat-lidstaten en buurlanden over de<br />

wet- en regelgeving die geldt binnen de EU.<br />

Twinning gaat om samenwerking tussen<br />

overheden. Het budget gaat <strong>voor</strong>al naar<br />

personele kosten en reiskosten <strong>voor</strong><br />

deskundigen die kennis uitwisselen.<br />

Het project had tot doel Turkse capaciteit<br />

<strong>voor</strong> de Kaderrichtlijn Water - en gerelateerde<br />

waterkwaliteitrichtlijnen - te vergroten. Er is<br />

een stroomgebiedsbeheerplan <strong>voor</strong> de<br />

Büyük Menderes opgesteld. Vergelijking met<br />

vier andere stroomgebieden leidde tot een<br />

schatting van de vereiste inspanning om te<br />

voldoen aan de richtlijnen in geheel Turkije.<br />

Op basis hiervan zijn nationale werkprogramma’s<br />

<strong>voor</strong> de implementatie van de<br />

richtlijnen opgesteld.<br />

De Dienst Landelijk Gebied leidde het<br />

project. Een door DLG aangestelde adviseur<br />

zorgde in Turkije <strong>voor</strong> dagelijks overleg met<br />

de Turkse collega’s en coördineerde de inzet<br />

van buitenlandse experts. Naast mensen uit<br />

eigen huis zijn experts vanuit LNV-directies,<br />

de universiteit van Wageningen, het LEI en<br />

het RIVM én de waterschappen Roer en<br />

Overmaas, Peel en Maasvallei en Vallei & Eem<br />

ingezet. In totaal zijn zo’n 30 Nederlandse<br />

deskundigen bij het project betrokken.<br />

Hebben zij van de werkzaamheden geleerd<br />

en heeft de eigen organisatie daar wat aan?<br />

Idealisme of eigenbelang?<br />

Allereerst wordt een kanttekening bij de<br />

vraagstelling geplaatst. Dat Nederlandse<br />

overheidsorganisaties kunnen leren van werk<br />

in het buitenland is goed, maar niet de<br />

hoofdreden <strong>voor</strong> hun betrokkenheid.<br />

Volgens Henk van Alderwegen, <strong>voor</strong>zitter<br />

van Peel en Maasvallei, gaat het er om een<br />

kandidaat-lidstaat te steunen.<br />

Siep Groen van het ministerie van Landbouw,<br />

Natuur en Voedselveiligheid stelt dat dit<br />

project <strong>voor</strong>tvloeit uit een fatsoenlijke<br />

6 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

omgang tussen lidstaten. Het ondersteunen<br />

van een kandidaat-lidstaat is geen<br />

onversneden idealisme: volgens Tim Smit<br />

(Peel en Maasvallei, nu: Aa en Maas) draagt<br />

het toepassen van Europese standaarden<br />

<strong>voor</strong> industriële lozingen bij gelijke mogelijkheden<br />

van de eigen industrie.<br />

Brengen en halen<br />

De Nederlanders beamen dat ze geleerd<br />

hebben van hun inzet. Voor velen was het<br />

nuttig zich (opnieuw) te verdiepen in de<br />

wetteksten. Volgens Gabriel Zwart van Peel<br />

en Maasvallei komt dit door de manier van<br />

werken in Nederland: “Omdat er steeds één<br />

steen aangeleverd moest worden, ontbrak<br />

het zicht op het geheel.” Ook anderen geven<br />

aan dat ze de KRW nu beter en in een breder<br />

perspectief kennen. Omdat er met een<br />

andere waterbeheerder, in dit geval Turkije,<br />

samengewerkt werd, kon niet op bestaande<br />

kennis teruggevallen worden en was het zaak<br />

te weten wat in richtlijnen en ondersteunende<br />

documenten staat.<br />

Rolf Michels van het Landbouw Economisch<br />

Instituut (LEI): “In een situatie met een<br />

bekend onderwerp maar een onbekende<br />

context, leer je altijd. Na afloop van een trip<br />

kijk je op een frisse manier tegen je gangbare<br />

werk aan.”<br />

Frans de Bles van Vallei & Eem ziet nu dat<br />

technische experts geneigd zijn hun verhaal<br />

bij anderen als bekend te veronderstellen:<br />

“Maar in Turkije ontdek je dat dit niet werkt.<br />

Het zijn prima, goed opgeleide mensen maar<br />

<strong>voor</strong> het onderwerp moet je wel terug naar<br />

de basis en vervolgens stap <strong>voor</strong> stap zaken<br />

doorlopen. In Nederland is dat eigenlijk net<br />

zo. Ik denk nu meer na over hoe iets bij<br />

anderen landt.”<br />

Ook Martien Janssen van het RIVM benadrukt<br />

dit: “De Turkse situatie is vergelijkbaar met<br />

Nederland in 1970. We willen ons verhaal<br />

vanuit het nu vertellen, maar je moet in de<br />

tijd terug om de ontwikkeling duidelijk te<br />

maken. Met die les doe ik mijn <strong>voor</strong>deel in<br />

communicatie met mensen buiten mijn<br />

vakgebied en met buitenlandse delegaties<br />

die hier langskomen.”<br />

Veel ervaren waterbeheerders kijken nu<br />

bescheidener naar hun werk. Susanne Wuijts<br />

van het RIVM: “In Nederland ken je de<br />

patronen waarin we samenwerken; door in<br />

een andere context te werken raak je bewust<br />

van die patronen. Hoewel een aantal dingen<br />

in Turkije langzamer gaat, gaan andere<br />

dingen sneller dan bij ons.”<br />

Lodewijk Stuyt van Alterra benadrukt dat<br />

Turkije inspiratie kan geven om de in<br />

Nederland vastgeroeste protocollen over een<br />

onderwerp als het beprijzen van water te<br />

doorbreken.<br />

Leren van lidstaten<br />

In het twinningproject draaiden ook<br />

deskundigen uit Slowakije en Engeland mee.<br />

Na een dag op het ministerie volgde een<br />

avond waarin de aanpak van de Kaderrichtlijn<br />

Water werd vergeleken. De<br />

organisatie van de Nederlandse watersector<br />

blijft <strong>voor</strong> buitenlandse collega’s ondoorgrondelijk,<br />

maar met de hoge bestuurlijke<br />

betrokkenheid bij het bepalen van de<br />

maatregelen heeft Nederland gescoord. En<br />

de Nederlandse waterbeheerders leerden<br />

onder meer van de systematische manier<br />

waarop in Engeland de samenhang tussen<br />

de doelen werd gepresenteerd.<br />

Samenwerking tussen lidstaten is leerzaam.<br />

Susanne Wuijts: “Het RIVM is betrokken bij<br />

het opstellen van handreikingen <strong>voor</strong> de<br />

Kaderrichtlijn Water. Omdat je weet wat er in<br />

andere landen speelt, kun je daar beter op<br />

inspelen”. Volgens Henk Sterk, de technisch<br />

adviseur in Turkije, heeft Nederland baat bij<br />

deze samenwerking: “Nederlandse experts<br />

krijgen een globaler beeld van de waterproblemen.<br />

Turkije kent grote problemen met<br />

droogte, waar Nederland bij het ontwikkelen<br />

van het eigen verdrogingbeleid <strong>voor</strong>deel<br />

mee kan doen. Nederland heeft veel<br />

waterlichamen geclassificeerd als kunstmatig<br />

of sterk veranderd. Het is goed te kijken hoe<br />

andere landen daarmee omgaan. Ook laat<br />

werken in het buitenland zien dat de<br />

invoering van de KRW anders kan, waardoor<br />

je de complexe Nederlandse overlegstructuur<br />

kunt relativeren.”<br />

Leren van de projectcultuur<br />

Niet alleen het perspectief en de kennis van<br />

deskundigen werden beïnvloed; velen<br />

noemden ook dat ze leren van de manier van<br />

werken binnen het project. Rolf Michels: “Je<br />

was in Turkije binnen een bestek van vijf<br />

dagen gericht bezig met één taak. Ik probeer<br />

nu in mijn werk ook meer tijd aaneengesloten<br />

aan één onderwerp te besteden.<br />

Sommige projecten hebben zo’n gerichte<br />

aanpak nodig.” Binnen de Dienst Landelijk<br />

Gebied heeft deze manier van werken zelfs<br />

een naam: gecomprimeerd werken.<br />

Andries Bouma, vestigingsdirecteur in<br />

Tilburg, wil dat zijn medewerkers hierin meer<br />

bedreven raken zodat projecten versneld<br />

kunnen worden. Siep Groen: “Voor m’n<br />

huidige klus met grensoverschrijdend<br />

waterbeheer met Duitsland kan de aanpak<br />

uit Turkije nuttig zijn. In plaats van overlegbijeenkomsten<br />

wil ik een werksessie<br />

organiseren om met handen uit de mouwen<br />

gezamenlijk bij<strong>voor</strong>beeld een specifieke<br />

beek aan te pakken.”<br />

Maar er zijn ook kanttekeningen. Gecomprimeerd<br />

werken is geen abc’tje. Je kunt de<br />

planning van anderen niet zomaar afblokken<br />

en het werkt alleen als het selectief wordt<br />

toegepast.<br />

Ook zijn er lessen geleerd op specifieke<br />

vakgebieden. Luuk Schaminee en Tjibbe<br />

Wubbels van de Dienst Landelijk Gebied


actualiteit<br />

De Büyük Menderes (‘grote meander’) verbindt het centrale hoogland met de Egeïsche kust. De rivier is in hoge mate gereguleerd door waterkrachtdammen en<br />

reservoirs ten behoeve van drinkwater en landbouw. Agrarische bedrijvigheid (olijfoliepersen, leerlooierijen en textielindustrie) drukt zwaar op de waterkwaliteit.<br />

Klimaatontwikkelingen verergeren dit alleen maar. De Turkse overheid investeert met prioriteit in afvalwaterbehandeling <strong>voor</strong> zowel stedelijke centra (Uçak, Aydin,<br />

Denizli) als kleinere agglomeraties.<br />

werd bij<strong>voor</strong>beeld gevraagd het databeheer<br />

in Turkije te helpen vormgeven. Gekozen<br />

werd <strong>voor</strong> een koppeling tussen softwareprogramma’s<br />

en databestanden: “Door die<br />

combinatie kunnen de doelgroepen goed uit<br />

de voeten met databestanden. Managers<br />

gebruiken een standaardprogramma om de<br />

gegevens in te kijken en kunnen op hun<br />

interesses selecteren. De databeheerders<br />

hebben een handzame invoermodule en<br />

kunnen consistentie beoordelen. En aan<br />

belanghebbenden kan informatie in de vorm<br />

van kaarten gepresenteerd worden. Zulk<br />

gegevensbeheer kan in Nederland in kleinere<br />

projecten ook goed werken.”<br />

Leren functioneren in een andere<br />

context<br />

Gerry Roelofs van Peel en Maasvallei: “Je<br />

kennis wordt niet alleen inhoudelijk<br />

verbreed, maar door het werken in een<br />

andere cultuur en doordat je tijdens de<br />

missies de rol van cursusleider krijgt,<br />

verbreedt je jezelf ook in andere opzichten.”<br />

Volgens Gabriel Zwart is het belangrijk daar<br />

stil bij te staan: “Je wordt beschouwd als de<br />

expert en trainer en dat schept hoge<br />

verwachtingen die je niet altijd kunt<br />

waarmaken. Het helpt dan aan te geven op<br />

welke gebieden jouw expertise wel en niet<br />

toereikend is.” Ook Esther Koopmanschap van<br />

het Centre for Development Innovation<br />

(onderdeel van de universiteit van<br />

Wageningen) geeft aan dat de houding<br />

belangrijk is: “wij - maar ook Duitsers - komen<br />

vaak betweterig over. Wij zullen jullie<br />

vertellen hoe jullie het moeten doen. Maar<br />

uiteindelijk kunnen deskundige waterbeheerders<br />

toch niet alle vragen beantwoorden.<br />

Waar we goed mee hebben<br />

kunnen helpen, is de stap zetten van ideeën<br />

naar plannen. We zorgden er<strong>voor</strong> dat het<br />

proces niet bleef hangen in reflectie op hoe<br />

de situatie is. We hadden een stimulerende<br />

rol.”<br />

Nut <strong>voor</strong> de organisaties<br />

Ook de organisaties blijken veel aan het<br />

project gehad te hebben. Meestal is bewust<br />

<strong>voor</strong> deelname aan dit project gekozen. In<br />

Nederland is het opstellen van de stroomgebiedsbeheerplannen<br />

<strong>voor</strong>al een zaak van de<br />

waterschappen. Het project in Turkije bood<br />

DLG de kans ervaring met de KRW op te<br />

doen.<br />

Een lerende organisatie heeft baat bij de<br />

uitwisseling van ervaringen. Alterra koos<br />

<strong>voor</strong> dit project, omdat het zijn expertise<br />

over waterbeheer in droge gebieden wil<br />

vergroten. Voor het RIVM gold dat het zijn<br />

betrokkenheid bij Europese handreikingen<br />

een beter fundament kon geven. Voor<br />

Vincent Linderhof van het LEI sloot het<br />

project aan bij de beleidsthema’s waar zijn<br />

afdeling aan werkt.<br />

Ook onder de waterschappen spelen<br />

organisatiedoelen een rol bij buitenlandse<br />

activiteiten. Maurice Franssen van Roer en<br />

Overmaas: “We hebben deelgenomen aan<br />

het project, omdat we internationale<br />

samenwerking vanzelfsprekend vinden. Ons<br />

waterschap is omgeven door buitenland en<br />

heeft meer kilometers grens met België en<br />

Duitsland dan met de rest van Nederland. Wij<br />

zijn het dan ook het meest internationale<br />

waterschap van Nederland.”<br />

Bij Waterschap Peel en Maasvallei vormden<br />

de betrokken specialisten een kleine<br />

werkgroep die een afrondende evaluatie van<br />

de projectinzet gemaakt heeft. Een evaluatie<br />

die handvatten en richting geeft aan verdere<br />

activiteiten over de grens: focussen op<br />

kennisoverdracht en verbreden van de groep<br />

medewerkers die meedraait.<br />

Een <strong>voor</strong>zichtige conclusie ten aanzien van<br />

overheden en overheidsdiensten die<br />

activiteiten over de grens ondernemen, is dat<br />

een organisatie meer uit zo’n activiteit kan<br />

halen dan alleen een kleine groep meer<br />

ervaren, sensitieve en loyale medewerkers.<br />

Het hebben van heldere organisatiedoelen<br />

bij de buitenlandse activiteit helpt, net als<br />

het zetten van concrete stappen om<br />

ervaringen binnen de organisatie uit te<br />

dragen en te verankeren.<br />

Er lijkt zich in de uitspraken over het doel van<br />

werken over de grens soms een tweedeling<br />

<strong>voor</strong> te doen: een aantal organisaties<br />

gebruikt buitenlandse projecten om kennis<br />

te halen, terwijl andere het zien als een<br />

(ideële) vorm van kennisoverdracht. Voor de<br />

individuele waterspecialisten bestaat deze<br />

tweedeling allang niet meer: zij hebben<br />

ervaren dat werken over de grens zowel<br />

‘halen’ als ‘brengen’ is.<br />

Kees Blok, Ton Geensen en William<br />

Oliemans (Dienst Landelijk Gebied)<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

7


MATHIJS VAN LEDDEN (ROYAL HASKONING) IN LOUISIANA:<br />

“In 2011 moet New<br />

Orleans veilig zijn”<br />

Op 29 <strong>augustus</strong> 2005 raasde de orkaan Katrina over New Orleans in<br />

de Amerikaanse staat Louisiana. De beelden van de gevolgen van de<br />

watersnoodramp, die daar toen het gevolg van was, zullen velen nog op<br />

hun netvlies hebben. Beelden die deden denken aan de watersnood van<br />

1953. Amerikaanse delegaties bezochten Nederland om te zien hoe wij ons<br />

veilig voelen in polders die beneden zeeniveau liggen. Ook Nederlandse<br />

deskundigheid werd ingezet bij het realiseren van grotere veiligheid aldaar.<br />

Voor dit <strong>nummer</strong>, vijf jaar na Katrina, het verslag van een gesprek met Mathijs<br />

van Ledden, hoofd van het team medewerkers van ingenieursbureau Royal<br />

Haskoning dat in New Orleans gestationeerd is. Het gesprek vond plaats op<br />

het kantoor van het ingenieursbureau in Rotterdam toen Van Ledden een paar<br />

dagen in Nederland was om zijn visum te verlengen.<br />

Wat doet Royal Haskoning in New<br />

Orleans?<br />

“In november 2005 waren Nederlandse<br />

bedrijven uitgenodigd om te kijken welke<br />

bijdrage zij zouden kunnen leveren aan de<br />

aanpak van de situatie rond New Orleans.<br />

De Nederlandse ambassade en het NWP<br />

hadden zich daar sterk <strong>voor</strong> gemaakt.<br />

Voor Royal Haskoning legde René Zijlstra,<br />

directeur Kust en Rivieren in Nederland,<br />

contacten met grote Amerikaanse bureaus.<br />

We zijn toen ingegaan op een <strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong><br />

het project- en programmamanagement van<br />

de wederopbouw van de dijken, de aanleg<br />

van stormvloedkeringen en nieuwe pompstations<br />

rond de stad. Sindsdien maken we<br />

deel uit van het consortium dat uiteindelijk<br />

die opdracht kreeg van het US Army Corps of<br />

Engineers (USACE).”<br />

Kun je de situatie in New Orleans<br />

schetsen?<br />

“New Orleans ligt aan de Mississippi, vergelijkbaar<br />

met Rotterdam aan de Rijn. De rivier<br />

stroomt door de stad. De oude stad ligt wat<br />

hoger. Grote uitbreidingen rondom liggen in<br />

poldergebieden, één à twee meter beneden<br />

het zeeniveau. Aan de zuidkant mondt de<br />

Mississippi uit in de Golf van Mexico. Aan de<br />

noord- en de oostkant van de stad liggen<br />

meren, die in verbinding met het zeewater<br />

staan. Afhankelijk van de windrichting kan<br />

het water dus van drie kanten komen.”<br />

“Toen New Orleans in de moerasgebieden<br />

aan de noordkant van de stad ging bouwen,<br />

heeft men daar polders ingericht. De<br />

gemalen pompten het water in ontwateringkanalen<br />

die uitmondden in het meer<br />

aan de noordkant. Toen de stad verder<br />

uitbreidde, zijn deze gemalen niet verplaatst,<br />

maar werd alle water daarheen geleid. Op<br />

de dijken van de uitwateringkanalen heeft<br />

men toen, ter bescherming van deze nieuwe<br />

wijken, keermuren geplaatst die tot drie<br />

meter hoog konden zijn. Tijdens de orkaan<br />

Katrina hebben deze keermuren het op<br />

diverse plaatsen begeven. Niet omdat het<br />

water te hoog kwam, maar omdat de grond<br />

waarop ze stonden, weggeduwd werd<br />

door de waterdruk. Als deze muren waren<br />

8 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

blijven staan, was de ramp veel minder groot<br />

geweest.”<br />

“Aan de oostkant waren de dijken zo’n zes<br />

meter hoog. Het water stond tot aan de<br />

kruin van de dijk, maar grote golven sloegen<br />

eroverheen en ondermijnden het talud aan<br />

de achterzijde. Op verschillende plekken zijn<br />

deze toen doorgebroken, waardoor ook het<br />

oostelijk deel van de stad onder water kwam<br />

te staan.”<br />

Hoe groot is New Orleans?<br />

De stad zelf telt 300.000 à 400.000 inwoners.<br />

In de gehele regio wonen één miljoen<br />

mensen. Dus ook qua grootte vergelijkbaar<br />

met Rotterdam. Ten zuiden van New Orleans<br />

en langs de Mississippi was de situatie<br />

nog veel dramatischer. Daar zijn mensen<br />

weggespoeld. Dat kreeg alleen nooit veel<br />

aandacht. De orkaan is langs de stad gegaan,<br />

niet eroverheen. De wind ging toen liggen.<br />

De mensen dachten dat het gevaar geweken<br />

was, maar toen bleek dat de dijken waren<br />

doorgebroken en liep de stad onder water. “<br />

“Daarna kwam dus de vraag hoe men de<br />

stad beter kon beschermen? Het basisprincipe<br />

van de aanpak is kustlijnverkorting,<br />

hetzelfde wat Nederland na 1953 gedaan<br />

heeft.”<br />

“De ontwateringkanalen zijn aan het<br />

meer afgesloten met schuiven en worden<br />

bemalen door nieuwe gemalen. Deze zijn<br />

snel gebouwd en waren in 2006 al operationeel,<br />

een eerste groot succes. Daarnaast<br />

wordt 500 à 600 kilometer dijken verhoogd<br />

en versterkt. Ook zijn de ontwerpregels<br />

<strong>voor</strong> deze dijken aangescherpt, <strong>voor</strong>al met<br />

betrekking tot de kwaliteit en het type<br />

materiaal dat gebruikt wordt: meer en betere<br />

klei, minder zand.”<br />

“Aan de oostkant van de stad worden twee<br />

andere grote werken gerealiseerd. In de<br />

eerste helft van de twintigste eeuw hebben<br />

de Verenigde Staten een groot kanaal<br />

aangelegd van Texas tot Florida. Dit kanaal<br />

beschermde in de Tweede Wereldoorlog<br />

de scheepvaart langs de kust tegen Duitse<br />

U-boten. Dit kanaal is te vergelijken met<br />

het Amsterdam-Rijnkanaal. Het kruist met<br />

sluizen de Mississippi bij New Orleans, maar<br />

loopt aan de oostkant door het meer wat<br />

daar ligt en in open verbinding met de zee<br />

staat. Omdat de overgang van kanaal naar<br />

het meer niet afsluitbaar was, steeg tijdens<br />

de orkaan Katrina het water in het kanaal<br />

en braken de dijken erlangs door. De arme<br />

wijken van de stad, polders op één tot<br />

drie meter beneden zeeniveau, zijn <strong>voor</strong>al<br />

daardoor zo zwaar getroffen. Men heeft<br />

besloten dit kanaal afsluitbaar te maken met<br />

een soort mini-Maeslantkering en een grote<br />

keermuur van bijna drie kilometer: de Inner<br />

Harbor Navigation Canal-stormvloedkering.”<br />

“Dat aan de zuidkant van de stad nauwelijks<br />

problemen <strong>voor</strong>kwamen, was een gevolg<br />

van de windrichting. Maar ook daar gaat<br />

men een kanaal afsluitbaar maken: het<br />

Western Closure Complex. Allemaal <strong>voor</strong>zieningen<br />

volgens het principe van onze<br />

deltawerken: het verkorten van de kustlijn.”<br />

Wat is de rol van Royal Haskoning in<br />

dit geheel?<br />

“In 2011 moet de stad veilig zijn. Dat wil<br />

zeggen een beschermingsniveau van<br />

1:100 jaar hebben. De dijken moeten dus<br />

ontworpen zijn op een waterstand en<br />

bijbehorende golven met een gemiddelde<br />

kans van één procent per jaar. Binnen het<br />

consortium is één van onze taken geweest<br />

de nieuwe dijkhoogten vast te stellen<br />

onder toezicht van USACE. Een belangrijk<br />

uitgangspunt in dit project. Want het gaat<br />

om het verhogen van 600 kilometer dijk, een<br />

investering van 14 miljard dollar in vijf à zes<br />

jaar.”<br />

“Voor het vaststellen van de dijkhoogte<br />

hebben we een nieuwe methode<br />

<strong>voor</strong>gesteld, die uniform is <strong>voor</strong> het gehele<br />

gebied en rekening houdt met de onzekerheden<br />

in de uitkomsten van allerlei rekenmodellen.<br />

Modellen <strong>voor</strong> het berekenen van<br />

de baan van de orkaan, van windrichting en<br />

windsnelheid, van hoogte van golven, etc.<br />

In de uitkomsten van zulke modelberekeningen<br />

zit altijd onzekerheid. Als je daarmee<br />

rekening houdt, is de einduitkomst anders.”<br />

Een soort veiligheidsfactor?<br />

“Ja, maar wel een factor die van plek tot plek<br />

apart berekend wordt. Langs een meer is de<br />

uitkomst anders dan langs de kust of langs<br />

de rivier. In Nederland houdt men doorgaans<br />

50 cm extra als standaard overal aan. Hier<br />

komen we op sommige plekken tot 90 cm<br />

extra vanwege alle onzekerheden. Wat er<br />

uiteindelijk gebeuren moet, is ook niet<br />

overal hetzelfde. Aan de noordkant kunnen<br />

we volstaan met een halve tot één meter<br />

verhoging, aan de zuidkant ook met één<br />

meter. Maar aan de oostkant komen we tot<br />

twee à drie meter verhoging. Waar weinig<br />

mensen wonen, is dat niet zo’n probleem.<br />

Maar in de stad zelf is dat anders, vergelijkbaar<br />

met Rotterdam of Dordrecht. Dijken<br />

in de stad langs stadshavens <strong>voor</strong> containeroverslag.”<br />

“Omdat in New Orleans langs de Mississippi<br />

bij Katrina weinig gebeurd was, dacht men


in eerste instantie dat de dijken daar hoog<br />

genoeg waren. Maar bij de veel zwakkere<br />

stormen Gustav in 2008 en Ida in november<br />

2009 steeg daar het water wel flink. Toen<br />

was er opstuwing vanuit de riviermond. In<br />

2008/2009 zijn we tot de conclusie gekomen<br />

dat ook in het benedenstroomse deel van<br />

de stad de dijken langs de Mississippi iets<br />

omhoog moeten om het gewenste beschermingsniveau<br />

te kunnen bieden. Zeker als<br />

je rekening houdt met de zeespiegelrijzing<br />

op lange termijn en met de bodemdaling<br />

die ook hier optreedt. Dat vraagt maatwerk,<br />

waarbij we het principe ‘zacht waar het kan,<br />

hard waar het moet’ proberen uit te werken.<br />

Langs de Mississippi is ‘zacht’ een aarden<br />

dijk en ‘hard’ een keermuur. Belangrijk<br />

verschil is dat je een dijk later nog meer en<br />

relatief gemakkelijk kunt verhogen; bij een<br />

keermuur kan dat niet.”<br />

Waarom kan een keermuur niet<br />

verhoogd worden?<br />

“De ondergrond in New Orleans is veel<br />

complexer dan die in Nederland. In<br />

Nederland hebben we overal vaste lagen<br />

waarop te bouwen is. Hier is de prutlaag<br />

veel dikker en liggen de harde lagen heel<br />

diep in de grond. De zware keermuur van<br />

de stormvloedkering bestaat uit betonnen<br />

elementen van 50 meter lengte, geschoord<br />

door palen van 60 meter lengte, die<br />

allemaal op kleef staan. Voor aanleg van<br />

een traditionele gronddijk bij deze stormvloedkering<br />

bleek de prutlaag te dik. Je<br />

moet andere oplossingen zoeken. Dat is<br />

één van de redenen waarom die keermuren<br />

hier zo populair zijn. Maar hoe hoger je een<br />

keermuur maakt, hoe meer golfkracht hij<br />

moet tegenhouden. We hebben <strong>voor</strong>gesteld<br />

de stormvloedkering niet zo hoog te maken<br />

en het water dat eroverheen komt, deels<br />

op te vangen achter de kering, omdat daar<br />

voldoende ruimte aanwezig is. Daarmee heb<br />

je minder problemen qua fundering en het<br />

levert bovendien geweldige <strong>voor</strong>delen op<br />

qua planning en kosten. Tijd is hier van groot<br />

belang. New Orleans onderging na Katrina<br />

alweer enkele malen een nieuwe storm,<br />

zoals orkaan Gustav die het water opnieuw<br />

gevaarlijk hoog opstuwde tot vlak onder de<br />

rand van de keermuren.”<br />

Wat gebeurde er toen?<br />

“Bij orkaan Gustav zijn we met ons team van<br />

vijf man geëvacueerd. Op vrijdag vonden we<br />

het zelf te gevaarlijk worden; op zaterdag<br />

werd de evacuatie verplicht. Dat betekent<br />

je huis helemaal dichtmaken met platen die<br />

daar<strong>voor</strong> klaarstaan. Alle spullen in je auto<br />

laden en vertrekken. In ons geval naar een<br />

Nederlandse familie 80 kilometer verderop.<br />

Vier uur stapvoets rijden. In totaal zijn toen<br />

één miljoen mensen geëvacueerd langs de<br />

drie uitvalswegen, wat dankzij een goede<br />

organisatie probleemloos verliep. De orkaan<br />

zwakte gelukkig af; uiteindelijk is in New<br />

Orleans niets bijzonders gebeurd. Wel zijn<br />

delen van het zuidwesten van Louisiana<br />

opnieuw onder water gelopen. Het gebied<br />

is heel gevoelig <strong>voor</strong> orkanen. Stormen<br />

van de categorie 1 of 2 komen regelmatig<br />

<strong>voor</strong>. Evacuatie is hier een onderdeel van<br />

Mathijs van Ledden<br />

het systeem. Maar zes<br />

miljoen mensen uit de<br />

Randstad evacueren is<br />

wel wat anders.”<br />

Er is een groot<br />

verschil in normstelling.<br />

“Voor Nederlandse begrippen is de<br />

Amerikaanse norm <strong>voor</strong> New Orleans van<br />

1:100 jaar laag. We gaan <strong>voor</strong> de Randstad<br />

uit van situaties die 1:10.000 jaar <strong>voor</strong>komen.<br />

De aan de norm aan de oostkant van New<br />

Orleans gelieerde waterstand is hoger dan<br />

de waterstand die hoort bij de norm langs<br />

de kust van Nederland.”<br />

“In Engeland houdt men <strong>voor</strong> Londen een<br />

norm van 1:1.000 jaar aan, <strong>voor</strong> de rest<br />

van het land 1:100 tot 1:200 jaar. Ook in<br />

Californië gaat men niet hoger dan 1:200<br />

jaar. Als je het dus wereldwijd bekijkt, vormt<br />

Nederland de uitzondering.”<br />

“Nu wonen in Nederland extreem veel<br />

mensen achter de dijken en is de waarde<br />

van alles wat er staat, bijzonder groot.<br />

Aanbeveling van Veerman is naar een nog<br />

hogere normstelling te kijken. In Louisiana<br />

komen zware stormen veel vaker <strong>voor</strong><br />

en houdt men de combinatie van betere<br />

beveiliging èn evacuatie aan. Ook kijkt<br />

men naar de bouw en de inrichting van<br />

huizen. Op welke etage zet je je waardevolle<br />

spullen? Er is een relatie met het krijgen<br />

van een hypotheek. De verzekeringspremie<br />

hangt af van het overstromingsgevaar. De<br />

kwetsbaarheid van de elektriciteits<strong>voor</strong>ziening<br />

is een ander punt. Die loopt hier<br />

<strong>voor</strong> woonwijken bovengronds. Onder<br />

de grond brengen zou veel beter zijn. We<br />

waren na onze evacuatie op woensdag weer<br />

terug, maar pas op vrijdag hadden we weer<br />

stroom. Bij 35°C met een hoge luchtvoch-<br />

interview<br />

tigheid is leven zonder luchtkoeling en<br />

ijskast wel een uitdaging.”<br />

Kun je wat over jezelf vertellen?<br />

“Ik ben in 1975 geboren in Culemborg.<br />

Van 1993 tot 1998 studeerde ik aan de TU<br />

Delft weg- en waterbouw. Aansluitend<br />

promoveerde ik in 2003 op onderzoek naar<br />

het transport van mengsels van zand en<br />

slib in getijdenwateren. Ik ontwikkelde een<br />

rekenmodel dat aangeeft welk materiaal<br />

waar neerslaat. Daarmee kun je <strong>voor</strong>spellen<br />

wat de invloed op de samenstelling van<br />

de bodem is, als je het regiem wijzigt. Het<br />

openzetten van de Haringvlietsluizen zal ook<br />

invloed op de samenstelling van de bodem<br />

hebben. Je kunt dan rekening houden met<br />

de ecologische component (wat ontwikkelt<br />

zich waar?), de milieucomponent (waar gaat<br />

verontreinigd slib liggen?) en de inrichting<br />

van het gebied daar mede op baseren. In<br />

2003 ben ik bij Royal Haskoning in Nijmegen<br />

in dienst gekomen, bij de afdeling Kusten<br />

en Rivieren. Van daaruit geef ik sinds<br />

2006 leiding aan een team in de VS van<br />

vijf mensen, aangevuld met deskundigen<br />

die tijdelijk ingevlogen worden vanuit<br />

“Nederlandse veiligheidsnormen<br />

uitzondering in de wereld”<br />

Nederland en Engeland. “<br />

“Ik ben met mijn gezin hierheen verhuisd.<br />

Het leven en werken in deze fantastische<br />

stad met zijn muziek, zijn Caribische cultuur<br />

en leefwijze én instelling is een jongensdroom<br />

die niet ophoudt.”<br />

In H 2O <strong>nummer</strong> 7 van dit jaar<br />

publiceerden jullie over dijkoverlaten.<br />

“Dat ging over een aangrenzend gebied<br />

ten zuiden van New Orleans langs de<br />

Mississippi, dat veel dunner bevolkt is<br />

en waar zo’n 20.000 mensen wonen. Het<br />

oorspronkelijk idee daar was de aanleg van<br />

één grote dijk. We hebben een alternatief<br />

ontwikkeld van ringdijken om de kernen<br />

te beschermen, aangevuld met overlaten<br />

waarmee het water ruimte krijgt. Vergelijkbaar<br />

met onze benadering in ‘Ruimte <strong>voor</strong><br />

de Rivier’. Met dergelijke ideeën proberen<br />

we de gedachten te prikkelen <strong>voor</strong> alternatieven<br />

<strong>voor</strong> de traditionele oplossingen<br />

en de haalbaarheid ervan. Een ander punt<br />

is onze digitale stormatlas. Omdat het<br />

orkaanseizoen er weer aankomt, werken<br />

we aan een actualisering van de gegevens<br />

op basis van de ervaringen van vorig jaar.<br />

Die atlas geeft <strong>voor</strong> heel veel verschillende<br />

stormen mogelijk een antwoord op vragen<br />

als: waar komt het water hoog te staan,<br />

welke keringen moeten dicht en waar zit<br />

het overstromingsgevaar? Stormvloedkeringen,<br />

dijkoverlaten, een stormatlas; het zijn<br />

allemaal kanten van dezelfde kubus om New<br />

Orleans veiliger te maken.”<br />

Maarten Gast<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

9


Leidingbreuk eerder opmerken door bewaking<br />

uitgaande hoeveelheid drinkwater<br />

De breuk van een grote drinkwaterleiding kan aanzienlijke gevolgen hebben:<br />

klanten krijgen onaangekondigd geen of minder water uit de kraan, het<br />

uitstromende water kan schade aan de omgeving toebrengen en grote<br />

hoeveelheden drinkwater gaan verloren. Genoeg redenen om de gebroken<br />

leiding zo snel mogelijk op te sporen, te isoleren en het lek te dichten. Oasen en<br />

Waterbedrijf Groningen gaan daarom over tot het bewaken van de uitgaande<br />

stroom (flow) van pompstations, zodat een alarm afgaat bij grote afwijkingen<br />

die duiden op een mogelijke leidingbreuk.<br />

Als een (grote) leidingbreuk enkele<br />

uren onopgemerkt blijft, gaat veel<br />

water verloren. Dit resulteert in een<br />

afname van de water<strong>voor</strong>raad in reinwaterkelders<br />

en reservoirs. Wanneer ‘s nachts een<br />

grote leidingbreuk ontstaat, kan het gevolg<br />

zijn dat er niet genoeg water op <strong>voor</strong>raad is<br />

om de ochtendpiek op te vangen. In dat geval<br />

kan de waterdruk, zelfs na het isoleren van de<br />

kapotte leiding, lager zijn. Bovendien zal het<br />

nodig zijn de uitgaande druk van het<br />

pompstation te verlagen om de vraag<br />

kunstmatig te reduceren.<br />

Een breuk in een drinkwaterleiding kan op<br />

verschillende manieren opvallen, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

door het wegvallen van de druk bij het<br />

pompstation. De druk zal kortdurend<br />

wegzakken. De automatische regeling van de<br />

pompen zorgt echter in de meeste gevallen<br />

<strong>voor</strong> een verhoging van het toerental van de<br />

pompen en/of een bijschakeling van<br />

Op 4 mei jl. kwam in Leiderdorp en omgeving minder tot geen water uit<br />

de kraan. De oorzaak was een lekkage in een drinkwaterleiding van 500<br />

millimeter. De lekkage ontstond om 05.45 uur. De monteurs van Oasen<br />

hadden het lek om 08.15 uur geïsoleerd, zodat de waterdruk vanaf dat<br />

moment herstelde. Er stroomde veel water weg door het lek. De<br />

uitgaande stroom naar de regio Leiderdorp liep op het moment van de<br />

leidingbreuk op tot ongeveer 1.900 kubieke meter per uur, terwijl dat<br />

normaal gesproken op dat tijdstip 400 kubieke meter zou zijn. Er liep<br />

dus per uur zo’n 1.500 kubieke meter water weg via de lekkage. Het<br />

water stroomde met een snelheid van ongeveer twee meter per<br />

seconde uit de kapotte leiding. Door de leidingbreuk is in totaal circa<br />

4.000 kubieke meter drinkwater verloren gegaan (hetgeen<br />

10 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

pompen tot de druk weer op het normale<br />

niveau is. De uitgaande druk van het<br />

pompstation zal dus meestal niet veranderen<br />

door een leidingbreuk. Alleen wanneer het<br />

lek groter is dan de pompcapaciteit van het<br />

pompstation, valt de druk bij het<br />

pompstation weg. Als de uitgaande druk te<br />

ver daalt (bij<strong>voor</strong>beeld onder de 200 kPa),<br />

gaat het alarm automatisch af.<br />

Een plotselinge verandering van de<br />

uitgaande stroom bij het pompstation kan<br />

ook duiden op een breuk in de waterleiding.<br />

Door de automatische regeling van de<br />

pompen zal bij een leidingbreuk vanzelf<br />

meer water verpompt worden. Dit is<br />

waarneembaar als een plotselinge stijging in<br />

de trend van de uitgaande stroom van het<br />

pompstation. Dit betekent wel dat <strong>voor</strong> het<br />

vaststellen van een (mogelijke) leidingbreuk,<br />

iemand de trend van de uitgaande stroom<br />

moet bewaken. Door de verdergaande<br />

automatisering van de drinkwater-<br />

De gescheurde leiding (500 mm), met op de achtergrond het ondergelopen weiland (foto: Fotoburo Martin Droog).<br />

<strong>voor</strong>ziening komt het steeds vaker <strong>voor</strong> dat<br />

de drinkwaterproductie en -distributie<br />

automatisch verlopen. Delen van de dag en<br />

de gehele nacht worden trends van drukken<br />

en stromen niet door iemand bewaakt.<br />

Bij een leidingbreuk kan de druk ook lokaal<br />

wegzakken. Klanten die op dat moment<br />

water willen gebruiken, merken dat er geen<br />

of weinig waterdruk is en nemen contact op<br />

met het drinkwaterbedrijf.<br />

Ten slotte kan door een leidingbreuk een<br />

grote hoeveelheid water de straat op<br />

stromen of kunnen lager gelegen stukken<br />

land onder water lopen. Wanneer bewoners<br />

dit zien, nemen ze ook vaak contact op met<br />

het drinkwaterbedrijf.<br />

Veel leidingbreuken worden hierdoor kort na<br />

het ontstaan ontdekt. Er zijn echter ook<br />

leidingbreuken die pas uren na het ontstaan<br />

ontdekt worden. Denk bij<strong>voor</strong>beeld aan een<br />

nachtelijke leidingbreuk: er is niemand op<br />

overeenkomt met 40 procent van het dagverbruik). Hierdoor liep een<br />

weiland onder water. Door de locatie waar de breuk optrad, bleef de<br />

schade aan de omgeving beperkt.<br />

Vanwege het tijdstip van de leidingbreuk (05.45 uur op een doordeweekse<br />

dag) zakte de druk bij de klanten weg tijdens de ochtendpiek.<br />

Hierdoor werd de leidingbreuk snel opgemerkt. Oasen ontving tussen<br />

05.45 en 08.00 uur 150 telefonische meldingen van klanten over te lage<br />

druk. Ruim 1.800 klanten bezochten de internetpagina van Oasen <strong>voor</strong><br />

informatie over de storing. Relatief kort na het ontstaan van de<br />

leidingbreuk kon daarom begonnen worden naar het zoeken en<br />

vervolgens het isoleren van de kapotte leiding.


het pompstation die een afwijking van de<br />

stroom kan waarnemen, de klanten slapen<br />

en merken dus niet dat de druk laag is.<br />

Niemand loopt op straat en ziet een straat of<br />

weiland onder water lopen. In de situatie dat<br />

de lekkage niet groter is dan de pompcapaciteit,<br />

gaat ook de uitgaande druk op het<br />

pompstation niet omlaag, zodat er geen<br />

automatisch alarm is.<br />

Een <strong>voor</strong>beeld is de breuk van een leiding<br />

van 400 millimeter van Waterbedrijf<br />

Groningen nabij pompstation Nietap. Op<br />

(zaterdag) 29 mei jl. om 02.00 uur ging de<br />

leiding kapot en stroomde circa 1.000<br />

kubieke meter water per uur weg. De<br />

leidingbreuk werd vanwege het nachtelijke<br />

tijdstip niet direct ontdekt. Om 10.00 uur was<br />

de kapotte leiding geïsoleerd. In totaal is<br />

circa 8.000 kubieke meter drinkwater<br />

verloren gegaan. Als gevolg van de leidingbreuk<br />

bedroeg de <strong>voor</strong>raad in de reinwaterkelder<br />

van pompstation Nietap zaterdagochtend<br />

slechts de helft van de normale<br />

<strong>voor</strong>raad. Het was vervolgens nodig de<br />

productie sterk op te voeren om de rest van<br />

de dag voldoende water beschikbaar te<br />

hebben. Een watertekort bleef uit, omdat het<br />

incident plaatsvond bij een relatief lage<br />

watervraag.<br />

Onderzoek bewaking uitgaande<br />

stroom<br />

Zoals hierboven aangegeven zorgt de<br />

automatische pompregeling er<strong>voor</strong> dat bij<br />

veel leidingbreuken de uitgaande druk op<br />

het pompstation niet verandert. De<br />

bewaking van de uitgaande druk zal daarom<br />

meestal niet tot een alarm leiden. De<br />

uitgaande stroom verandert echter wel sterk<br />

bij een leidingbreuk. Om in dat geval toch<br />

vroegtijdig te kunnen alarmeren, is Oasen<br />

een onderzoek begonnen naar bewaking<br />

van de uitgaande stroom. Hierbij zijn<br />

ge registreerde flows (vijf minuten-waarden)<br />

van het <strong>voor</strong>zieningsgebied Leiderdorp en<br />

omstreken van de periode 2004-2008<br />

geanalyseerd. In het logboek van afdeling<br />

Distributie is genoteerd welke incidenten er<br />

op welke data zijn geweest. Een <strong>voor</strong>beeld<br />

van de gemeten stroom bij leidingbreuk is<br />

weergegeven in afbeelding 1.<br />

Uit het onderzoek bleek dat alle grote<br />

lekkages snel (binnen 20 minuten) en veel<br />

kleinere lekken na lagere tijd (40 tot 50<br />

minuten) waren te detecteren, zonder dat te<br />

veel valse alarmen optraden.<br />

Methodiek leidingbreukdetectie<br />

Dit resultaat werd bereikt met een methode<br />

<strong>voor</strong> de detectie van een leidingbreuk op<br />

basis van bewaking van de uitgaande<br />

stroom. De actueel gemeten stroom wordt<br />

vergeleken met de <strong>voor</strong>spelde (zie<br />

afbeelding 1). De <strong>voor</strong>spelling van de stroom<br />

wordt gegenereerd door het prognosemodel<br />

OPIR, dat zowel Oasen als Waterbedrijf<br />

Groningen gebruiken <strong>voor</strong> de aansturing van<br />

de drinkwaterinfrastructuur. Hoewel OPIR de<br />

stroom alleen per uur of kwartier <strong>voor</strong>spelt,<br />

geeft het programma middels interpolatie<br />

tussen de waarden toch op elk moment een<br />

‘actueel <strong>voor</strong>spelde’ waarde.<br />

Het principe van de detectiemethode is dat<br />

een alarm volgt wanneer het verschil tussen<br />

meting en <strong>voor</strong>spelling groter is dan de<br />

drempelwaarde gedurende een instelbaar<br />

tijdraam. Het bijzondere aan de methode is<br />

dat de drempelwaarde niet constant is, maar<br />

afhangt van de <strong>voor</strong>spelde waarde. Op deze<br />

Afb. 2: Grenswaarde op basis waarvan gealarmeerd wordt. Afhankelijk van de <strong>voor</strong>spelde stroom en de gekozen<br />

instellingen.<br />

actualiteit<br />

Afb. 1: Voorspelde en gemeten stroom bij een leidingbreuk. Om 22.50 uur ontstaat een lekkage in een leiding<br />

met een doorsnede van 500 millimeter.<br />

wijze kan de detectie plaatsvinden met een<br />

lage drempelwaarde als de <strong>voor</strong>spelling<br />

betrouwbaar is (gevoelige detectie) en met<br />

een hogere als de <strong>voor</strong>spelling minder<br />

betrouwbaar is (om valse alarmen te<br />

vermijden). De betrouwbaarheid is hoog als<br />

het (absolute) verbruik en de verbruiksverandering<br />

laag zijn. De betrouwbaarheid is lager<br />

wanneer het (absolute) verbruik en de<br />

verbruiksverandering hoog zijn.<br />

Verschillende detectiemodules<br />

Er zijn vier instellingen waarmee de<br />

gevoeligheid (onder verschillende<br />

omstandigheden) van een detectiemodule is<br />

in te stellen. De instellingen dienen zodanig<br />

gekozen te worden dat bij een zo klein<br />

mogelijk verschil tussen meting en<br />

<strong>voor</strong>spelling een alarm volgt, zonder dat (te<br />

veel) valse alarmen optreden. Afhankelijk van<br />

de instellingen detecteert een module grote<br />

lekken (grote afwijking, snelle alarmering) of<br />

kleinere lekken (kleinere afwijking bij<br />

betrouwbare <strong>voor</strong>spelling, tragere<br />

alarmering). Door meerdere detectiemodules<br />

parallel actief te maken, kunnen zowel grote<br />

lekken snel gedetecteerd worden als kleinere<br />

lekken met enige tijdsvertraging. In<br />

afbeelding 2 is de trend van de grenswaarde<br />

weergegeven in dezelfde tijdsperiode als<br />

afbeelding 1. Hierin is te zien dat lekken<br />

groter dan 400 kubieke meter per uur onder<br />

alle omstandigheden snel zijn te detecteren<br />

(rode lijn) en kleinere lekken <strong>voor</strong>al ‘s nachts<br />

met enige vertraging (oranje lijn).<br />

Praktijkproeven<br />

Zowel Oasen als Waterbedrijf Groningen<br />

gaan de komende maanden de detectiemethode<br />

in praktijk toepassen. De eerste<br />

maanden zullen de instellingen zodanig<br />

afgesteld moeten worden, dat het aantal<br />

valse alarmen tot een minimum beperkt<br />

blijft. Daarna is het wachten op een<br />

leidingbreuk. De eerste incidenten zullen<br />

uitwijzen of en hoe snel na het ontstaan de<br />

leidingbreuken gedetecteerd kunnen<br />

worden.<br />

Martijn Bakker (DHV)<br />

Onno Brunklaus (Oasen)<br />

Bas Swildens (Waterbedrijf Groningen)<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

11


Praktijkonderzoek naar grootschalige<br />

natuurverbetering Markermeer-IJmeer<br />

De natuurwaarden van het Markermeer en IJmeer, beide Natura 2000-gebied,<br />

staan onder druk. Sinds de jaren ‘80 zijn populaties van vogels, vissen (spiering)<br />

en driehoeksmosselen in omvang afgenomen. De instandhoudings- en<br />

waterkwaliteitsdoelen lijken steeds moeilijker houdbaar en haalbaar. Op<br />

nationaal niveau bestaat de wens om het gebied aantrekkelijker te maken <strong>voor</strong><br />

wonen, werken en leven als onderdeel van de Randstad. In opdracht van<br />

Rijkswaterstaat verricht Royal Haskoning daarom de komende zes jaar<br />

onderzoek naar de meest kansrijke maatregelen om het ecosysteem robuust en<br />

klimaatbestendig te maken.<br />

Als onderdeel van het Programma<br />

Randstad Urgent is een visie <strong>voor</strong><br />

de lange termijn <strong>voor</strong> het<br />

Markermeer-IJmeer opgesteld om principebesluiten<br />

over buitendijkse ontwikkelingen,<br />

een IJmeerverbinding en maatregelen die<br />

<strong>voor</strong>tvloeien uit de ontwikkelingsopgave<br />

Markermeer-IJmeer, te kunnen nemen.<br />

De Toekomstagenda Markermeer-IJmeer<br />

geeft aan dat <strong>voor</strong> de ontwikkeling van het<br />

gebied grote investeringen nodig zijn om tot<br />

een robuust en duurzaam functionerend<br />

watersysteem te komen. De inzet van het<br />

ontwikkelingsperspectief is bovendien om<br />

niet alleen formeel vastgestelde doelen te<br />

realiseren, maar daar ook nog een schepje<br />

bovenop te doen en een ecologisch surplus<br />

na te streven.<br />

Om te onderbouwen welke maatregelen en<br />

investeringen het meest kansrijk zijn <strong>voor</strong> het<br />

12 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

realiseren van een dergelijke versterking van<br />

de natuur, worden experimenten uitgevoerd<br />

onder de noemer Natuurlijk(er) Markermeer-<br />

IJmeer. Het eindresultaat moet een integraal<br />

advies worden dat een bijdrage levert aan de<br />

besluitvorming over de natuurontwikkeling<br />

in het Markermeer-IJmeer na 2015.<br />

Opzet onderzoek<br />

Het onderzoeksprogramma is opgesteld<br />

door in een groot aantal werkbijeenkomsten<br />

en sessies met deskundigen mogelijke<br />

maatregelen te benoemen en te prioriteren.<br />

Dit resulteerde in meer dan 120 onderzoeksvragen<br />

binnen drie hoofdthema’s: vermindering<br />

slibgehalte, vergroten habitatdiversiteit<br />

en -dynamiek en het verbinden van<br />

ecosystemen. Aan de hand van een groot<br />

aantal werkhypothesen werd vervolgens<br />

gekeken hoe de gewenste toekomstbestendige<br />

eindsituatie het best te realiseren<br />

valt. Dat gebeurt aan de hand van bureau- en<br />

Het Markermeer-IJmeer is een watersysteem<br />

waar<strong>voor</strong> het beleid en de richtlijnen van<br />

zowel KRW als Natura 2000 (de Vogel- en<br />

Habitatrichtlijn) gelden. Het gebied heeft<br />

bij<strong>voor</strong>beeld instandhoudingsdoelen <strong>voor</strong><br />

19 vogelsoorten, kranswiervegetaties en de<br />

rivierdonderpad en meervleermuis.<br />

literatuurstudies, modellering, monitoring<br />

van bestaande situaties en het uitvoeren van<br />

veldexperimenten.<br />

Themagewijs is de globale uitwerking als<br />

volgt:<br />

Vermindering slibgehalte<br />

Het Markermeer is een relatief ondiep meer<br />

(het diepste punt is circa vier meter) dat sterk<br />

beïnvloed wordt door wind. De grote<br />

strijklengte zorgt er<strong>voor</strong> dat al bij windkracht


Kleurverschil tussen het IJsselmeer en het Markermeer.<br />

2 tot 3 gesedimenteerd slib opwervelt. Bij<br />

grotere windkracht, onafhankelijk van de<br />

windrichting, erodeert de bodem. Het slib dat<br />

opwervelt, is <strong>voor</strong>namelijk anorganisch van<br />

aard en maakt het water troebel. De<br />

troebelheid beperkt de hoeveelheid licht dat<br />

door het water dringt en hindert zo de groei<br />

en ontwikkeling van het waterplantenareaal<br />

en lijkt ook de groei van driehoeksmosselen<br />

te beperken. Dit is een erg ongewenst effect,<br />

omdat de mosselen weer het voedsel vormen<br />

<strong>voor</strong> een aantal vogelsoorten, waaronder<br />

verschillende soorten duikeenden waar<strong>voor</strong><br />

een instandhoudingsdoelstelling geldt.<br />

Jonge spiering.<br />

Maatregelen die de slibhuishouding<br />

verbeteren, liggen in de sfeer van luwtestructuren<br />

(dammen, golfbrekers) en<br />

verdiepingen. Een grootschalig veldexperiment<br />

met een tijdelijke geleidestructuur<br />

moet uitwijzen of dit in de praktijk ook<br />

werkt.<br />

Vergroten habitatdiversiteit en -dynamiek<br />

Het Markermeer-IJmeer is een staaltje<br />

waterbouwkunde van eigen makelij ontstaan<br />

door de aanleg van de Afsluitdijk (1932) en<br />

de Houtribdijk (1963). Door de ontstaanswijze<br />

zijn oevers in dit gebied vrijwel overal<br />

hard en steil. Geleidelijke land-waterovergangen,<br />

maar ook vloedvlakten en moerasstadia<br />

zijn afwezig. Daardoor ontbreekt bij de<br />

land-waterovergang de natuurlijke zonering<br />

in vegetatietypen en blijft de macrofaunagemeenschap<br />

beperkt tot bodemsoorten en<br />

een lage diversiteit. Ook de visgemeenschap<br />

ontbeert heldere en plantrijke habitats <strong>voor</strong><br />

belangrijke levensfuncties. Qua habittattypen<br />

is het Markermeer-IJmeer dus ook niet<br />

vergelijkbaar met natuurlijke meren van<br />

dezelfde omvang.<br />

Om het Markermeer-IJmeer enigszins in de<br />

buurt te laten komen van een robuust<br />

ecologisch meerecosysteem, is een<br />

rigoureuze, grootschalige maatregel nodig.<br />

Concreet leeft hier<strong>voor</strong> het idee om tegen de<br />

Houtribdijk een moeras van ten minste 4.000<br />

hectare aan te leggen. De komende jaren zal<br />

bij wijze van veldexperiment een pilotmoeras<br />

aangelegd worden (circa 100 hectare groot)<br />

waarin men onderzoekt waar en hoe de<br />

aanleg van een dergelijk moeras het best kan<br />

plaatsvinden.<br />

Ecologische verbindingen<br />

Een grootschalig veldexperiment is niet<br />

gepland, maar wel worden ervaringen met<br />

verbindingen elders in kaart gebracht en<br />

geanalyseerd op toepasbaarheid in het<br />

Markermeer.<br />

actualiteit<br />

Relatie met andere projecten<br />

In 2009 is in opdracht van Rijkswaterstaat het<br />

project Autonome Neerwaartse Trends<br />

begonnen. Het omvat meerdere wetenschappelijke<br />

studies naar de oorzaken van<br />

geconstateerde negatieve trends en naar<br />

mogelijke maatregelen om de Natura<br />

2000-doelen te kunnen bereiken. Het<br />

studiegebied omvat naast het Markermeer-<br />

IJmeer ook het IJsselmeer. Op dit moment<br />

wordt gewerkt aan de onderwerpen vis<br />

(spiering), filterfeeders (mosselen,<br />

zoöplankton) en een integrale systeemanalyse.<br />

Gelijktijdig is het programma Building with<br />

Nature van start gegaan. Dat staat <strong>voor</strong><br />

ecodynamisch ontwikkelen en ontwerpen en<br />

bouwen met gebruikmaking van de<br />

dynamiek van het natuurlijke systeem.<br />

Informatie vanuit deze projecten wordt<br />

gevolgd en waar mogelijk gebruikt,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld bij de aanpak van de waterproeftuin<br />

(zie hieronder).<br />

Het project biedt ruimte <strong>voor</strong> creatieve ideeën,<br />

onderzoeken of oplossingen die een bijdrage<br />

kunnen leveren aan het verbeteren van het<br />

watersysteem. Initiatiefnemers kunnen in een<br />

waterproeftuin hun maatregelen uitproberen.<br />

Aanmelding en selectie <strong>voor</strong> deelname aan de<br />

waterproeftuin vindt plaats in drie tranches (<strong>2010</strong><br />

t/m 2012). Voor de deelnemers is een selectieleidraad<br />

beschikbaar met daarin <strong>voor</strong>waarden en<br />

het tijdpad van aanmelding tot gunning. Van<br />

deelnemers wordt een eigen bijdrage verwacht<br />

naast een eventuele financiering vanuit het<br />

project.<br />

Roel Knoben (Royal Haskoning)<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

13


Combinatie van technieken werkt<br />

afvalwater op tot proceswater<br />

Mosmans Mineraaltechniek uit Oss, specialist op het gebied van grondreinigingstechnieken,<br />

heeft een innovatieve, alternatieve manier gevonden om<br />

afvalwater te zuiveren. Een slimme combinatie van geschakelde technieken,<br />

zoals water-luchtextractie, zorgt er<strong>voor</strong> dat afvalwater opgewerkt wordt tot<br />

proceswater.<br />

Bij de onderneming naast Mosmans,<br />

Unipol (producent van piepschuim)<br />

ontstaat veel afvalwater. Om dat te<br />

zuiveren tot proceswaterkwaliteit bouwde<br />

Mosmans enkele jaren geleden op eigen<br />

terrein een zuiveringsinstallatie.<br />

Het water als proceswater weer terug de<br />

fabriek in laten stromen, was de volgende<br />

stap. Met watermonsters van Unipol zijn in<br />

het laboratorium testen gedaan. In een<br />

eerste stap zijn uit de totale toevoer van tien<br />

kubieke meter water per uur (85.000 kubieke<br />

meter per jaar), de grove deeltjes (meer dan<br />

0,3 millimeter) met een zeefbocht verwijderd<br />

en de fijne vaste deeltjes eruit gehaald door<br />

bezinking in een indikker met behulp van<br />

coagulanten en flocculanten. De toevoer<br />

bevatte drie kilo vaste stof per kubieke meter<br />

en de overloop 0,03 kilo, deels colloïdaal.<br />

Als tweede stap viel de keuze op een<br />

behandeling met aerobe bacteriën. Het<br />

water van de indikker werd in een beluchtingsvat<br />

geleid met bacteriën en nutriënten.<br />

Bij een gemiddelde verblijfstijd van enkele<br />

uren vermenigvuldigden de bacteriën zich<br />

en braken organische stoffen, zoals polystyreenresten,<br />

af. Het water met bacteriën<br />

vloeide over in een kleine indikker waar de<br />

bacteriën bezinken. De ingedikte bacteriën<br />

werden teruggepompt naar het beluchtingsvat.<br />

Een klein deel werd geloosd. Het<br />

overvloeiende water werd verder behandeld.<br />

De derde stap in het proces behelste een<br />

water-luchtextractie, waarbij organische<br />

stoffen adsorberen aan grensvlakactieve<br />

14 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

proceswater bij productie piepschuim influent indikker effluent indikker<br />

debiet (m 3 /uur) 10 10<br />

pH 7,2 7,3<br />

CZV (mg/l) 1014 718<br />

N-Kjeldahl (mg/l) 1,03


elektrisch tegengestelde zeepmoleculen met<br />

een mindere sterke hydrofobe kant ontstaat<br />

een laag waaraan bij<strong>voor</strong>beeld eiwitten<br />

kunnen adsorberen. Globaal is dit vergelijkbaar<br />

met het werkingsprincipe van de<br />

chromatografie.<br />

Opgeloste stoffen, eiwitten, suikers,<br />

persistente stoffen, adsorberen aan het<br />

geconditioneerde luchtbelletje en<br />

verdwijnen uit het water (naar het schuim).<br />

De gemeten waarden bevestigen dit<br />

extractiemodel. De consequentie is wel dat<br />

100 procent verwijdering onmogelijk is.<br />

Meerdere stappen met andere technieken<br />

zijn dan nodig om zo groot mogelijke<br />

scheiding te verkrijgen.<br />

In de vierde stap werd het water door een<br />

kool- en een zandfilter geleid. Deze stap was<br />

niet noodzakelijk maar diende als veiligheidsstap.<br />

Zou er in de eerste drie stappen<br />

iets misgaan, dan vingen deze twee filters de<br />

klappen op.<br />

Water bij de wijn<br />

Het aaneenschakelen van de opeenvolgende<br />

stappen is niet zonder slag of stoot gegaan.<br />

In de biologische stap waren er problemen<br />

met de bacteriën. Zo nu en dan ondervond<br />

men last van schuim en om onverklaarbare<br />

redenen kwamen de bacteriënvlokken soms<br />

omhoog, dreven naar het oppervlak en<br />

verdwenen met de stroming mee. Van de ene<br />

op de andere dag was de hele bacteriekolonie<br />

verdwenen. Uiteindelijk werd de<br />

boosdoener gevonden. In de eerste stap van<br />

het proces worden coagulanten en flocculanten<br />

gebruikt om vaste deeltjes te laten<br />

samenklonteren, zodat de deeltjes sneller<br />

bezinken. In de biologische stap werden<br />

sporen van deze flocculant gevonden. Na<br />

verwijdering van deze flocculant uit de eerste<br />

stap - zodat geen sporen meer in de tweede<br />

stap terechtkwamen - was het probleem met<br />

de zwevende bacteriën opgelost. Mosmans<br />

heeft nog diverse andere flocculanten<br />

uitgeprobeerd, maar ook deze gaven<br />

problemen in de biologische stap. Uiteindelijk<br />

is besloten in de eerste stap alleen<br />

gebruik te maken van coagulanten en de<br />

flocculanten achterwege te laten. Daardoor<br />

was de eerste stap minder efficiënt dan<br />

theoretisch mogelijk is, maar functioneerde<br />

de tweede stap wel naar behoren.<br />

Langduriger proeven in een kleine<br />

membraanopstelling lieten zien dat het<br />

gezuiverde water de membranen van Unipol<br />

vervuilde. Normaal gebruikt Unipol leidingwater<br />

<strong>voor</strong> zijn proces, dat het bedrijf zelf<br />

stap gehalte als CZV in mg 0 2/liter<br />

1e stap, indikken van 1000 naar 900<br />

2e stap, biologische afbraak van 900 naar 200<br />

3e stap, water-luchtextractie van 200 naar 10<br />

4e stap, zand- en koolfilter 10 naar


waternetwerken<br />

WATERCOLUMN<br />

Moesson in Pakistan<br />

Met enorme modderstromen hoog in<br />

de bergen van Pakistan is het<br />

moessonseizoen in Azië losgebarsten.<br />

Een overvloed aan regen maakte alles<br />

los wat vast zat. Huizen, scholen, wegen en<br />

duizenden mensen die zich niet meer<br />

staande kunnen houden. Waterstromen op<br />

weg naar beneden: de megasteden in de<br />

delta’s.<br />

Nu in Pakistan, vorig jaar in Manilla,<br />

daar<strong>voor</strong> bij Jakarta. Ook India, China en<br />

Bangla Desh zijn potentiële<br />

slachtoffergebieden. Waar waterschappen in<br />

ons land meer dan duizend jaar ervaring<br />

hebben, moet de strijd tegen het water daar<br />

nog van de grond komen. Niet alleen in<br />

Azië, maar ook in Zuid-Amerika. En het zijn<br />

allang niet meer de Niño’s en Niña’s die de<br />

grote tropische steden bedreigen. Ook in<br />

Midden- en Oost-Europa en aan de<br />

Amerikaanse kusten vreest men de<br />

verwoestende kracht van rivieren en<br />

oceanen. Eerste effecten van de<br />

klimaatverandering?<br />

Er is maar één antwoord op watergeweld:<br />

infrastructuur om water te beteugelen met<br />

een strakke planologische stedenplanning.<br />

Kennis en kunde waar Nederland superieur<br />

in is: partijen als Deltares met de fraaiste<br />

software om rivieren in hun loop te<br />

simuleren, adviesbureaus met topingenieurs<br />

om de steden van de toekomst te<br />

ontwerpen en te bouwen.<br />

Onbegrijpelijk dat wij in deze wereld’handel’<br />

zo zwak staan. Vermoedelijk zijn hier taboes<br />

te doorbreken. Hoe werken wij onderling<br />

samen in verre landen, wat gunnen wij<br />

elkaar? En: hoe breken wij markten open?<br />

Op luchthavens in Australië, Canada en de<br />

Verenigde Staten staan pallets met<br />

noodhulp altijd klaar om op eerste signaal<br />

uitgevlogen te worden. De zevende vloot<br />

(USA) dropt die hulpgoederen met liefde.<br />

Vermoedelijk van de nodige exportlabels<br />

<strong>voor</strong>zien.<br />

Wij kunnen dat toch ook! Zijn wij niet<br />

doorgeslagen in terughoudendheid? Onze<br />

stokoude buren weten nu nog wie aan het<br />

einde van de oorlog het wittebrood dropten<br />

en Marshallhulp brachten. Wat de definitie<br />

van ontwikkelingshulp inhoudt?<br />

Theo Schmitz (Vewin)<br />

<strong>16</strong> H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

Bodemenergie: nieuwe regels, nieuwe kansen!?<br />

Vertragingen in het bouwproces moeten verleden tijd worden.<br />

Op 7 oktober houdt de themagroep<br />

Bestuurlijk-Juridische Zaken de informatiemiddag<br />

‘Bodemenergie: nieuwe regels,<br />

nieuwe kansen?’ Mark Koenders (IF<br />

Technology) is één van de sprekers. “Dit<br />

onderwerp raakt een maatschappelijke<br />

discussie.”<br />

Het ministerie van VROM bereidt een<br />

Algemene Maatregel van Bestuur <strong>voor</strong> over<br />

bodemenergiesystemen. Doel hiervan is<br />

warmte- en koudeopslagsystemen en andere<br />

vormen van bodemenergie juridisch wat<br />

sneller mogelijk te maken. De nieuwe AMvB<br />

zal de <strong>voor</strong>waarden aangeven waaronder<br />

deze systemen toegestaan kunnen worden<br />

en in welke gebieden. Voor zowel de markt<br />

als de overheid zou dit een positieve<br />

ontwikkeling zijn. “Op de eerste plaats <strong>voor</strong><br />

de markt omdat hiermee een belangrijke<br />

juridische drempel (namelijk vertraging in<br />

het bouwproces) wordt weggenomen. De<br />

overheid bereikt hiermee dat meer projecten<br />

kunnen worden gerealiseerd en daarmee<br />

meer energiebesparing en kooldioxideemissiereductie”,<br />

legt Koenders uit.<br />

De AMvB staat juist nu op de agenda<br />

vanwege de Crisis- en Herstelwet die de<br />

mogelijkheid van een AMvB Bodemenergie<br />

biedt. Die wet is reeds goedgekeurd door de<br />

Tweede en Eerste Kamer. “De bodemenergiesystemen<br />

zijn hierin opgenomen, omdat het<br />

kabinet meters wil maken met energiebesparing.”<br />

Volgens Koenders is het nu het<br />

moment om te discussiëren over de <strong>voor</strong>- en<br />

nadelen die bodemenergie met zich<br />

meebrengt. Bodemenergie is juist ook<br />

interessant <strong>voor</strong> leden van Waternetwerk,<br />

omdat het veel raakvlakken heeft met<br />

oppervlaktewater.<br />

“Bodemenergie heeft de laatste 20 jaar een<br />

enorme vlucht genomen. Het begon met het<br />

gebruik van grondwater om onder meer<br />

gebouwen te verwarmen. In de jaren<br />

negentig waren er tien systemen, begin van<br />

de eeuw tweehonderd en inmiddels zijn er<br />

1400 systemen in Nederland. We verpompen<br />

een hoeveelheid grondwater die gelijk staat<br />

aan de helft van het oppervlaktewater in<br />

Nederland. Je ziet dat bodemenergie zich<br />

enorm uitbreidt. Die groei is goed <strong>voor</strong> het<br />

milieu, maar de ondergrond wordt hiermee<br />

ook voller en voller. Bodemenergiesystemen<br />

kunnen onderling, of met andere functies<br />

zoals de drinkwaterwinning, op termijn met<br />

elkaar in conflict komen wanneer tevoren<br />

niet goed nagedacht wordt over de ordening<br />

van de ondergrond. Bodemenergiesystemen<br />

kunnen echter ook worden gecombineerd<br />

met bij<strong>voor</strong>beeld sanering van de grond.”<br />

De discussie rondom bodemenergie raakt<br />

niet alleen de watersector, maar is ook een<br />

maatschappelijk onderwerp. Koenders: “Op<br />

de eerste plaats omdat met bodemenergie<br />

een substantieel deel van de energiebesparingdoelstellingen<br />

kan worden verwezenlijkt.<br />

Op de tweede plaats omdat het gebruik van<br />

de ondergrond noopt tot maatschappelijke<br />

keuzes: welke ondergrondse functies mogen<br />

waar worden toegepast en welke niet? Deze<br />

discussie is eigenlijk nog niet (voldoende)<br />

gevoerd.”


DRIJFVEER<br />

‘Werken aan kennis vind ik heel belangrijk’<br />

Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft<br />

een waterprofessional? Waternetwerk<br />

portretteert in elke editie één van haar leden.<br />

Deze keer: Gerard Blom (50), unitmanager<br />

Kennis bij Deltares Software Centre.<br />

Als Waternetwerk hem interviewt, is Gerard<br />

Blom net van baan veranderd. De werkplek<br />

bij Rijkswaterstaat Waterdienst is<br />

leeggeruimd; de eerste dag bij Deltares<br />

Software Centre zit erop. Blom heeft veel zin<br />

in het nieuwe avontuur.<br />

“Deltares is hèt kennisinstituut op het gebied<br />

van deltavraagstukken. Het Software Centre<br />

is daarbij belangrijk. Het zorgt <strong>voor</strong> het<br />

beheer, de ontwikkeling en de verspreiding<br />

van software die nodig is om bij<strong>voor</strong>beeld<br />

ontwikkelingen in waterkwaliteit te<br />

beschrijven, waterstanden te <strong>voor</strong>spellen en<br />

dijken te ontwerpen. Voor goed waterbeheer<br />

heb je kennis nodig en goede computermodellen<br />

liggen daarbij aan de basis. De tijd<br />

staat niet stil. Storm <strong>voor</strong>spellen op zee,<br />

plannen <strong>voor</strong> verbetering van de waterkwaliteit;<br />

je kunt steeds betere technieken<br />

ontwikkelen. De kennis en software van<br />

Deltares worden wereldwijd gebruikt. Mijn<br />

nieuwe functie zie ik dan ook als een<br />

uitdaging.”<br />

“Ik heb waterkwaliteitsbeheer in Wageningen<br />

gestudeerd. Later heb ik er ook tien jaar<br />

gewerkt aan waterkwaliteitsmodellen en<br />

colleges gegeven en in opdracht onderzoek<br />

verricht. Zo heb ik onderzoek gedaan naar<br />

slibtransport en licht in ondiepe meren, met<br />

meetopstellingen in het Veluwemeer. Er was<br />

Gerard Blom.<br />

door opwerveling van slib onder water te<br />

weinig licht om de groei van waterplanten<br />

mogelijk te maken. De vraag was: zijn daar<br />

maatregelen tegen te nemen?”<br />

“Daarna ben ik naar Rijkswaterstaat verhuisd,<br />

waar ik veel gewerkt heb aan de veiligheid<br />

tegen overstroming van rivieren. De eerste<br />

jaren stonden in het teken van plannen<br />

ontwikkelen <strong>voor</strong> ‘Ruimte <strong>voor</strong> de Rivier’ en<br />

daarna was ik als hoofd van de afdeling<br />

Rivieren bij het RIZA medeverantwoordelijk<br />

Werkbijeenkomst over brak grondwater<br />

Op 5 oktober vindt in het Waterhuis in<br />

Nieuwegein de werkbijeenkomst ‘De smaak<br />

van brak grondwater’ plaats. Daar worden de<br />

mogelijkheden om drinkwater te winnen uit<br />

brak grondwater gepresenteerd. Verschillende<br />

sprekers zullen aan de hand van<br />

resultaten van pilotonderzoek de nieuwste<br />

technologische ontwikkelingen bespreken.<br />

Daarnaast zal aandacht worden besteed aan<br />

het traject van vergunningen, ontheffingen<br />

en grondwaterbeleid, zuiveringsconcepten<br />

en geochemische processen.<br />

De organisatie ligt in handen van het BTO<br />

(het bedrijfstakonderzoek van de<br />

Nederlandse drinkwaterbedrijven) en de<br />

themagroep Water<strong>voor</strong>ziening. Medeorganisator<br />

Leo Meijer, werkzaam bij Evides<br />

en lid van de themagroep Water<strong>voor</strong>ziening,<br />

legt uit wat het doel van de middag is. “Het<br />

Nederlandse grond- en oppervlaktewater is<br />

aan het verzilten door veranderingen in het<br />

klimaat en door menselijk handelen. Dit<br />

heeft grote gevolgen <strong>voor</strong> de flora, fauna en<br />

gebruikersfuncties van deze gebieden.<br />

Verschillende overheden proberen meer<br />

estuariene dynamiek in de Nederlandse delta<br />

te introduceren, maar dit heeft tot gevolg dat<br />

bestaande bronnen <strong>voor</strong> de (drink)water<strong>voor</strong>ziening<br />

onder druk komen te staan.<br />

Daarom wordt gezocht naar nieuwe,<br />

betaalbare bronnen”.<br />

Het gebruik van brak grondwater is een<br />

mogelijke nieuwe bron <strong>voor</strong> drinkwater.<br />

Meijer: “Deze vernieuwende stap is mede<br />

mogelijk geworden door de toepassing van<br />

membraanfiltratie. Hiermee kan een schone,<br />

omvangrijke drinkwaterbron worden<br />

aangeboord. Met een zogeheten<br />

‘zoethouder’ kan een verziltende grondwaterwinning<br />

zoet worden gehouden door het<br />

gericht onttrekken van brak grondwater”.<br />

In het kader van bedrijfstakonderzoek van de<br />

waterleidingbedrijven zijn ‘brak grondwater<br />

waternetwerken<br />

<strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>bereiding van beleid op het<br />

gebied van maatregelen tegen overstromingen<br />

en ook het <strong>voor</strong>spellen van<br />

rivierafvoeren. Prachtig werk, want uiteindelijk<br />

zorgt dat werk er<strong>voor</strong> dat Nederland<br />

droge voeten houdt. In totaal werkte ik<br />

13 jaar bij Rijkswaterstaat, de laatste drie jaar<br />

bij de Waterdienst als hoofd van de afdeling<br />

die verantwoordelijk was <strong>voor</strong> de contacten<br />

met de kennisinstituten. Nu bij Deltares zit ik<br />

weer dichter weer bij de ontwikkeling van<br />

die kennis, waar ik mee begonnen ben op de<br />

universiteit.”<br />

“Kennis ontwikkelen en delen vind ik<br />

belangrijk, maar ik zou niet in een andere<br />

branche willen werken. Water boeit omdat<br />

het leeft. Water is onze vriend en vijand. Ik<br />

woon in Wageningen. De rivier daar leeft<br />

ook. In de zomer zijn de uiterwaarden<br />

prachtige natuurgebieden, bij slecht weer<br />

kan de rivier heel bedreigend zijn. Water is<br />

spannend, privè en in het werk. Meteen na<br />

mijn studie ben ik lid geworden van wat nu<br />

Waternetwerk is. Het is een interessante en<br />

relevante club. In Nederland moeten we<br />

kennis van water delen. De activiteiten van<br />

Waternetwerk spelen daarin een belangrijke<br />

rol. Ik ben een actief lid. Eerst zat ik in de<br />

programmagroep rondom oppervlaktewater,<br />

later in het bestuur en nu zet ik me in <strong>voor</strong> de<br />

Stichting Internationale Congressen. Mijn rol<br />

als <strong>voor</strong>zitter van de kascontrolecommissie<br />

van Waternetwerk zie ik als bijbaan, iets dat<br />

misschien niet zo spannend is, maar wel<br />

gedaan moet worden om Waternetwerk<br />

draaiende te houden. Dat is belangrijk.”<br />

als bron’ en ‘zoethouder’ de afgelopen jaren<br />

onderzocht op haalbaarheid. In het najaar<br />

van 2009 zijn vervolgens door Brabant Water<br />

en Vitens twee pilots gestart om deze<br />

concepten in de praktijk te testen. Cruciale<br />

punten hierbij zijn de wet- en regelgeving en<br />

het gedrag van het membraanconcentraat<br />

(reststof na de membraanfiltratie) tijdens<br />

injectie in de (diepe) ondergrond. Naast de<br />

theoretische achtergrond worden de<br />

resultaten van deze pilots en de praktische<br />

kant van regelgeving en vergunningen e.d.<br />

tijdens de bijeenkomst uitgebreid belicht.<br />

De werkbijeenkomst is niet alleen gericht op<br />

drinkwaterbedrijven, maar ook op waterschappen<br />

en beleidsmakers.<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

17


waternetwerken<br />

WATERCOLUMN<br />

ver.nieuws_column kop<br />

Nieuwe cursussen Ver.nieuws_column plat initiaal<br />

Van het cursusaanbod van Wateropleidingen<br />

wil de stichting er twee uitlichten.<br />

ver.nieuws_column Legionellapreventie plat in<br />

leidingwaterinstallaties<br />

ver.nieuws_column Zoals bekend is de wetgeving auteur met<br />

betrekking tot legionellapreventie in 2004<br />

veranderd. In het Waterleidingbesluit zijn<br />

preventieve <strong>voor</strong>schriften opgenomen,<br />

waaraan eigenaren van aangewezen<br />

collectieve leidingwaterinstallaties moeten<br />

voldoen. Eigenaren van overige collectieve<br />

leidingwaterinstallaties hebben een<br />

zorgplicht <strong>voor</strong> de levering van deugdelijk<br />

drinkwater.<br />

Deze opleiding leert de cursist om risicovolle<br />

situaties in een installatie te herkennen, te<br />

beoordelen en te beheersen volgens de <strong>voor</strong><br />

u geldende <strong>voor</strong>schriften. Ook leert u een<br />

beheerplan op te stellen conform ISSO 55.1<br />

en BRL 6010.<br />

De doelgroep bestaat uit eigenaren,<br />

beheerders en installateurs van collectieve<br />

leidingwaterinstallaties of industriële<br />

watersystemen. De cursusdata zijn 9, <strong>16</strong> en<br />

23 november. Een herhaling volgt op 10, 17<br />

en 24 mei 2011. De cursus wordt gegeven in<br />

Nieuwegein en kost 1295 euro.<br />

Voor meer informatie: Daniëlle Thomas<br />

(030) 606 94 02.<br />

Reliability Centered Maintenance<br />

Reliability Centered Maintenance (RCM) is een<br />

onderhoudsmethode waarmee u onderhoudsprogramma’s<br />

af kunt stemmen op de<br />

eisen die aan bedrijfsmiddelen worden<br />

gesteld.<br />

RCM is een wereldwijd beproefde methode<br />

die ook in de watersector steeds meer wordt<br />

toegepast. Tijdens deze cursus wordt u in<br />

korte tijd vertrouwd gemaakt met RCM en<br />

gewezen op een aantal valkuilen, waardoor<br />

RCM-programma’s in de praktijk niet altijd tot<br />

het gewenste resultaat leiden. Na het volgen<br />

van deze cursus bent u in staat om een<br />

onderhoudsprogramma op te stellen en te<br />

analyseren.<br />

De doelgroep bestaat uit onderhoudsmanagers,<br />

afdelingshoofden van productieinstallaties,<br />

beheerders van drinkwater- en<br />

afvalwaterinstallaties en technisch waterbeheerders<br />

(gemalen). De cursus vindt plaats<br />

op 4 en 11 november in Utrecht en kost<br />

850 euro.<br />

Voor meer informatie: Hanna Langerak<br />

(030) 606 94 24.<br />

18 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

Conferentie Deltas in Times of Climate Change<br />

Van 29 september t/m 1 oktober vindt in<br />

Rotterdam de conferentie Deltas in Times of<br />

Climate Change plaats. Wetenschappers,<br />

beleidsdeskundigen en <strong>voor</strong>aanstaande<br />

sprekers gaan dan in discussie over de stand<br />

van zaken in de delta’s en de rol die klimaatverandering<br />

in deze gebieden speelt.<br />

De conferentie, die georganiseerd wordt<br />

door onderzoeksprogramma’s Kennis <strong>voor</strong><br />

Klimaat en Klimaat <strong>voor</strong> Ruimte en de<br />

gemeente Rotterdam, komt op een<br />

belangrijk moment. Voorzitter van het<br />

organisatiecomité Florrie de Pater, werkzaam<br />

bij de Vrije Universiteit Amsterdam en<br />

oud-bestuurslid van Waternetwerk, legt uit<br />

waarom: “Delta’s worden de komende<br />

decennia steeds belangrijker. Er wonen op dit<br />

moment miljarden mensen, omdat het<br />

hoogproductieve gebieden zijn en<br />

deltasteden belangrijke handelscentra<br />

vormen die veel werkgelegenheid bieden. In<br />

de toekomst zullen dan ook nog meer<br />

mensen naar deze gebieden toe trekken.<br />

Tegelijkertijd komen de delta’s steeds meer in<br />

gevaar door zeespiegelstijging en hogere<br />

rivierafvoeren, maar ook door verdroging en<br />

verzilting. Klimaatverandering speelt hierbij<br />

een grote rol. Het is belangrijk om vast te<br />

stellen wat de problemen zijn en wat we hier<br />

aan kunnen doen. Samenwerking en<br />

uitwisseling van kennis en ervaring zijn<br />

cruciaal.”<br />

Het is dan ook niet verrassend dat vertegenwoordigers<br />

van verschillende internationale<br />

delta’s aan de conferentie zullen deelnemen:<br />

ze biedt een unieke gelegenheid om met<br />

internationale vakgenoten kennis uit te<br />

wisselen en ervaringen te delen. De interesse<br />

in de Delta Alliance, die tijdens de<br />

conferentie zal worden gelanceerd, laat zien<br />

dat behoefte bestaat aan meer samenwerking.<br />

De Delta Alliance is een internationaal<br />

samenwerkingsverband van vijf delta’s<br />

Florrie de Pater.<br />

die kennis en ervaring met elkaar delen. Tot<br />

nu toe zijn de delta’s van Vietnam, Californië,<br />

Indonesië, Nederland en Bangladesh bij de<br />

alliantie betrokken; dit worden er in de<br />

toekomst meer.<br />

De Pater: “De conferentie is uniek, omdat het<br />

de eerste grote internationale deltaconferentie<br />

is die wetenschap, beleid en praktijk<br />

met elkaar verbindt. Hierdoor is het <strong>voor</strong><br />

deskundigen uit allerlei sectoren interessant<br />

om te komen. De stand van zaken met<br />

betrekking tot diverse thema’s wordt<br />

besproken door <strong>voor</strong>aanstaande sprekers uit<br />

Europa, Noord-Amerika, Australië en enkele<br />

ontwikkelingslanden. Deze landen<br />

presenteren hun adaptatiestrategieën en<br />

praktijk<strong>voor</strong>beelden, waar andere landen<br />

weer van kunnen leren. Voor Nederland is het<br />

een mooie gelegenheid om ons te profileren<br />

en te laten zien wat wij in huis hebben. Op de<br />

conferentie wordt de gelegenheid geboden<br />

internationale vakgenoten te leren kennen,<br />

maar ook om met mensen uit andere<br />

sectoren in contact te komen. Hierdoor kan<br />

deelname aan deze conferentie een enorme<br />

verbreding van je horizon betekenen.”<br />

De conferentie kent nog een ander aspect:<br />

het verbindt het verleden met de toekomst.<br />

De Pater legt uit: “We willen met de<br />

conferentie een continuüm creëren. Wij<br />

kijken naar hoe we vervolg kunnen geven<br />

aan wat op eerdere conferenties is<br />

besproken, zoals tijdens de klimaatconferentie<br />

in Kopenhagen eind vorig jaar. Wij<br />

geven het stokje weer door aan het<br />

klimaatconferentie in Cancún, Mexico<br />

(december aanstaande). Zo helpen we mee<br />

de discussie tussen belangrijke klimaatconferenties<br />

levend te houden en te<br />

verrijken.”<br />

Voor aanmelding zie<br />

www.climatedeltaconference.org.


waternetwerken<br />

Redactiecommissie <strong>H2O</strong> verandert in redactieadviesraad WATERCOLUMN<br />

ver.nieuws_column kop<br />

De redactiecommissie van H 2O wordt<br />

omgevormd tot een redactieadviesraad, die<br />

meer betrokken zal zijn bij de inhoud en<br />

onderwerpkeuze van het blad. De bedoeling<br />

is dat H 2O daardoor nog dynamischer zal<br />

worden, nog meer inspeelt op de actualiteit<br />

en nog opiniërender wordt. Gaat hiermee<br />

een grote wens van u in vervulling? Meld u<br />

dan nu aan <strong>voor</strong> de redactieadviesraad of<br />

<strong>voor</strong> één van de satellietgroepen er omheen!<br />

De redactiecommissie H 2O is in 1998<br />

ingesteld om te controleren of de redactie<br />

zich houdt aan de redactionele uitgangspunten<br />

van het blad en om signalen uit de<br />

achterban door te spelen naar het blad en<br />

stichtingsbestuur. Zo mag in redactionele<br />

artikelen geen (sluik)reclame worden<br />

gemaakt <strong>voor</strong> één of ander product of firma<br />

en moet er in het blad voldoende afwisseling<br />

zitten, zowel in onderwerpkeuze als in de<br />

lengte van de artikelen. Maar ook moesten<br />

de verschillende bloedgroepen zich kunnen<br />

blijven herkennen in het blad.<br />

Gebleken is dat de redactiecommissie in al<br />

die jaren de redactie nooit tot de orde heeft<br />

hoeven roepen. Verbeterpunten werden<br />

altijd in goed overleg besproken en<br />

doorgevoerd. “Nu werd het tijd dat die<br />

commissie met een achteraf corrigerende en<br />

controlerende taak werd omgevormd tot een<br />

redactieadviesraad die veel meer betrokken<br />

is bij de redactionele invulling van het blad.<br />

Die kan meedenken.” Dit zegt Harry Tolkamp,<br />

lid van de redactiecommissie vanaf het begin<br />

en <strong>voor</strong>zitter sinds 2004. “Met de redactieadviesraad<br />

willen we meer dynamiek in het<br />

blad krijgen.”<br />

In de redactiecommissie H 2O is herhaaldelijk<br />

gesproken over deze omvorming. De nieuwe<br />

Agenda<br />

O Op 23 <strong>augustus</strong> verzorgt Waternetwerk<br />

samen met NIROV in Amsterdam een<br />

internationaal congres over Europese<br />

steden in transitie waarbij water en<br />

ruimtelijke ontwikkeling centraal staan:<br />

‘Watercities in transition - European cities<br />

of the Future’. Aan bod komen<br />

onderwerpen als groei en krimp in<br />

Europa (de impact hiervan op waterkwaliteit<br />

en -kwantiteit), de waterinfrastructuur,<br />

duurzame energie en water en<br />

urban flood design. Aansluitend vindt op<br />

25 <strong>augustus</strong> <strong>voor</strong> de deelnemers een<br />

excursie plaats in de regio Amsterdam.<br />

O Op 2 september is in Zoetermeer een<br />

brainstorm- en netwerksessie over<br />

vrouwen in de watersector: wordt anders<br />

omgegaan met mannelijke en<br />

vrouwelijke collega’s, hoe ga je met deze<br />

situaties om, bestaat anno <strong>2010</strong> nog een<br />

glazen plafond en wat is de genderopbouw<br />

van een ideaal team?<br />

Harry Tolkamp.<br />

redactieadviesraad zal bestaan uit acht tot<br />

tien personen die bij elkaar de doelgroepen<br />

representeren die in het blad aan de orde<br />

komen, met name afvalwater, drinkwater,<br />

riolering, grondwater en oppervlaktewater.<br />

Ieder lid van de redactieadviesraad is straks<br />

specialist op een gebied en weet zich<br />

gesteund door een satellietgroep van<br />

ongeveer vijf personen die tips aanleveren,<br />

hun netwerk gebruiken, reageren op<br />

artikelen en actief actuele ontwikkelingen<br />

volgen. Voor zowel de redactieadviesraad als<br />

de satellietgroepen zijn nog mensen nodig.<br />

Meer mensen, meer disciplines, meer<br />

invalshoeken, meer ideeën, meer mogelijkheden.<br />

De locatie is: Groeneweg 2d (ATKB). De<br />

bijeenkomst begint om 15.30 uur.<br />

O Op <strong>16</strong> september volgt in Leusden het<br />

symposium ‘Natuurvriendelijke oevers in<br />

uw gemeente’. Doel hiervan is om<br />

gemeenten <strong>voor</strong>beelden uit de praktijk<br />

te bieden en zo handvaten aan te reiken<br />

<strong>voor</strong> de aanleg van natuurvriendelijke<br />

oevers. Ook komt de Handreiking<br />

natuurvriendelijke oevers (STOWArapport<br />

2009-37) aan bod. Het<br />

symposium vindt plaats in de raadszaal.<br />

V Van 12 tot en met 17 september houdt<br />

het IWA een internationaal congres over<br />

diffuse verontreiniging in Quebec<br />

(Canada).<br />

Ver.nieuws_column plat initiaal<br />

ver.nieuws_column plat<br />

ver.nieuws_column auteur<br />

Knuppel in het hoenderhok<br />

Harry Tolkamp: “Iedereen die <strong>voor</strong> dit werk<br />

belangstelling heeft, is welkom. We hebben<br />

zelf ook een inventarisatie gemaakt van<br />

mensen uit diverse disciplines die we graag<br />

in de redactieadviesraad willen hebben. En<br />

we zijn die mensen gaan benaderen.<br />

Sommigen hebben al toegezegd, anderen<br />

hebben bedenktijd gevraagd. Met deze<br />

omvorming willen we meer discussie in het<br />

blad krijgen, meer opiniërende artikelen, en<br />

er mag best wel iemand een knuppel in het<br />

hoenderhok gooien. Dat laatste zijn we in de<br />

Nederlandse waterwereld niet zo gewend.<br />

Maar discussies, opvattingen, reacties en de<br />

vinger aan de pols bij actuele ontwikkelingen<br />

zullen het blad levendiger maken. Daar<br />

willen we naartoe.”<br />

“Het is niet de bedoeling dat alles gaat<br />

veranderen. Thema<strong>nummer</strong>s bij<strong>voor</strong>beeld<br />

zullen blijven uitkomen met daarbij ook<br />

genoeg aandacht <strong>voor</strong> andere onderwerpen,<br />

zodat zo’n uitgave <strong>voor</strong> een brede groep<br />

lezers interessant is. Ook de afwisseling<br />

tussen lange en korte artikelen blijft<br />

gehandhaafd. Maar waar mogelijk willen we<br />

graag inspelen op wensen en goede ideeën<br />

uit het werkveld van de lezers.”<br />

Kortom: ieder die belangstelling heeft <strong>voor</strong><br />

de redactieadviesraad of één van de<br />

satellietgroepen wordt van harte doch<br />

dringend uitgenodigd om contact op te<br />

nemen met Harry Tolkamp (h.tolkamp@<br />

overmaas.nl) of Monique Bekkenutte<br />

(Monique.Bekkenutte@waternetwerk.nl). De<br />

‘beloning’ bestaat uit het mogelijk<br />

terugvinden van gewenste onderwerpen en<br />

verbeteringen in het blad en uit verdergaande<br />

netwerken. En uit eeuwige roem<br />

natuurlijk.<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

19


waternetwerken<br />

Boek over risicodenken binnen de watersector<br />

In het kader van het project Risicodenken<br />

binnen de Watersector is een boek met<br />

gelijknamige titel gepubliceerd. Aansluitend<br />

vindt op 29 september een Onder Weg Naar<br />

Huis-bijeenkomst plaats, waar verder op het<br />

onderwerp zal worden ingegaan. De auteurs<br />

van het boek zijn Luc de Laat en Robert van<br />

Grunsven van CMS Asset Management. Andy<br />

Schellen van Waterschap Hollandse Delta<br />

sponsort het boek.<br />

“Het project is ontstaan in 2008, toen diverse<br />

partijen vaststelden dat het goed zou zijn om<br />

risicodenken verder te gaan ontwikkelen. Van<br />

alle betrokken partijen zijn uiteindelijk elf<br />

waterschappen en drinkwaterbedrijven<br />

overgebleven, die afspraken het onderwerp<br />

verder uit te diepen en de kennis die hieruit<br />

<strong>voor</strong>t zou komen, te delen met de gehele<br />

watersector. In het boek worden de<br />

resultaten van het project belicht,” aldus De<br />

Laat.<br />

Volgens Van Grunsven is het boek bedoeld<br />

als een soort basisbron. “Tot <strong>voor</strong> kort werd<br />

bij de meeste waterschappen gebruik<br />

gemaakt van risicomatrices en werden<br />

verschillende modellen gebruikt om de<br />

situatie in kaart te brengen. Het probleem<br />

was echter dat er geen uniforme onderlegger<br />

bestond om deze matrices te interpreteren.<br />

Hierin hebben we nu verandering gebracht.<br />

Door de achterliggende theorie vast te<br />

leggen is het nu mogelijk tot een uniforme,<br />

een soort gemeenschappelijke indeling van<br />

de matrices te komen.”<br />

V.l.n.r. Robert van Grunsven, Luc de Laat en Andy Schellen.<br />

20 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

Volgens Schellen is de subjectiviteit eruit<br />

gehaald. “Voor waterschappen is dit<br />

belangrijk: zij gebruiken risicoanalyses om te<br />

kunnen bepalen welke onderhoudsinspanning<br />

optimaal is en hoeveel dat mag<br />

kosten. Het moet daarbij duidelijk zijn in<br />

welke mate risico wordt gelopen. Als een<br />

risicoanalyse onderhevig is aan subjectieve<br />

interpretatie, is het moeilijk dit goed vast te<br />

stellen. Nu is er een gemeenschappelijke<br />

basis waardoor dit niet langer het geval is.”<br />

Naast het uniformeren van het taalgebruik<br />

en de risicomatrices is er nog een tweede<br />

laag in het boek. De Laat: “We bieden ook<br />

verdieping. We bespreken afwegingen waar<br />

je mee te maken kunt krijgen, zoals het<br />

afwegen van risico’s van ecologische<br />

factoren, flora en fauna. Hierdoor kan men<br />

betere keuzes maken en wordt het<br />

makkelijker de risicoanalyses in de praktijk te<br />

gebruiken”.<br />

In het boek worden meerdere sectoren<br />

besproken: zowel het zuiveren van afvalwater<br />

als het watersysteembeheer komen aan bod.<br />

Van Grunsven: “Het uitgangspunt van deze<br />

sectoren is niet gelijk: bij de waterzuivering is<br />

er al sprake van een gedachtegoed en<br />

aanpak die overal vergelijkbaar is. Bij de<br />

watersystemen staat het toepassen van<br />

risicodenken op lineaire objecten nog in de<br />

kinderschoenen. Wel zien we daar inmiddels<br />

een gemeenschappelijk gedachtegoed<br />

ontstaan. Ondanks de verschillende situatie<br />

zien we dat in beide gevallen positieve<br />

spin-offs zijn ontstaan en dat de nieuwe<br />

aanpak van de risicomatrices toepasbaar is.<br />

Daarnaast blijkt hieruit dat het nuttig is om<br />

kennis tussen de sectoren te delen. Dit soort<br />

methodes en denkwijzen kan <strong>voor</strong> meer dan<br />

één sector interessant zijn. Hier kan<br />

Waternetwerk een belangrijke rol spelen. We<br />

moeten streven naar synergie.”<br />

“Het is van belang dat de hele watersector dit<br />

oppakt en er verder mee gaat. Het is nog niet<br />

afgesloten met dit boek; dit is enkel het<br />

begin. Het is bij<strong>voor</strong>beeld interessant dit<br />

boek te gebruiken als basis <strong>voor</strong> assetmanagement.<br />

Door de risicoanalyses al bij het<br />

ontwerpproces te betrekken, kan efficiënter<br />

worden ontworpen, waarmee men kosten<br />

kan besparen. Dit is in het kader van de<br />

huidige landelijke ontwikkelingen op het<br />

gebied van bezuinigingen zeer interessant,”<br />

aldus Schellen.<br />

Leden van Waternetwerk kunnen het boek <strong>voor</strong><br />

slechts 17,50 euro inclusief verzendkosten<br />

bestellen (normale prijs: 25 euro, exclusief<br />

verzendkosten) via www.waternetwerk.nl.<br />

Colofon<br />

Waternetwerken<br />

Redactie<br />

Monique Bekkenutte<br />

Anne de Boer<br />

Martine Bruynooge<br />

Antal Giesbers<br />

Jaap van Peperstraten<br />

Contact<br />

Waternetwerk<br />

Monique Bekkenutte<br />

Postbus 70<br />

2280 AB Rijswijk<br />

telefoon: (070) 414 47 78<br />

fax: (070) 414 44 20<br />

e-mail: redactie@waternetwerk.nl


Paul Baggelaar, Icastat<br />

Onno van Tongeren, Data-Analyse Ecologie<br />

Roel Knoben, Royal Haskoning<br />

Willem van Loon, Rijkswaterstaat Waterdienst<br />

Rapporteren van de<br />

betrouwbaarheid van<br />

KRW-beoordelingen<br />

Door praktische beperkingen kan KRW-monitoring en -toetsing leiden<br />

tot misclassificatie van een waterlichaam. Om de risico’s op verkeerde<br />

beoordelingen in beeld te krijgen, schrijft de KRW de EU-lidstaten <strong>voor</strong> om<br />

ook de precisie van een toetswaarde en de betrouwbaarheid van een daarop<br />

gebaseerd kwaliteitsoordeel aan te geven. De hier beschreven studie adviseert<br />

om toetswaarde en oordeel te baseren op meetgegevens van enkele jaren,<br />

waarbij een meerjaarsgemiddelde wordt berekend uit een aantal jaargemiddelden.<br />

Dit maakt een verantwoorde bepaling van precisie en betrouwbaarheid<br />

mogelijk en leidt bovendien tot een stabieler kwaliteitsoordeel.<br />

KRW-monitoring dient om de<br />

chemische en ecologische<br />

toestand van een waterlichaam<br />

te kunnen beoordelen. Van elk te toetsen<br />

kwaliteitselement wordt daartoe een aantal<br />

meetwaarden verzameld, waaruit vervolgens<br />

een toetswaarde wordt berekend. De<br />

chemische toestand wordt beoordeeld door<br />

per kwaliteitselement (lees: prioritaire stof)<br />

het jaargemiddelde van de meetwaarden<br />

te vergelijken met een daar<strong>voor</strong> geldende<br />

norm en door de maximale meetwaarde te<br />

vergelijken met de MAC-waarde (Maximaal<br />

Aanvaardbare Concentratie). De ecologische<br />

toestand wordt beoordeeld door per<br />

kwaliteitselement de ecologische kwaliteitsratio<br />

(EKR) af te zetten tegen een aantal<br />

klassengrenzen.<br />

Men staat er doorgaans niet bij stil dat<br />

de norm of klassengrens geldt <strong>voor</strong> de<br />

wérkelijke toetswaarde, zoals te berekenen<br />

uit de populatie van álle mogelijke<br />

meetwaarden die op de meetlocatie hadden<br />

kunnen worden genomen zonder bemonsterings-<br />

en analysefouten. Maar doordat we<br />

het moeten doen met een beperkt aantal<br />

meetwaarden, die bovendien beïnvloed<br />

zijn door bemonsterings- en analysefouten,<br />

komen we niet verder dan een schatting van<br />

die werkelijke toetswaarde. Dit introduceert<br />

een risico op verkeerde beoordeling, met alle<br />

ongewenste (en kostbare) consequenties die<br />

dat kan hebben.<br />

Om inzicht te krijgen in dat risico, schrijft de<br />

KRW <strong>voor</strong> dat de lidstaat bij elke rapportage<br />

ook de precisie van de toetswaarde en de<br />

betrouwbaarheid van het daarop gebaseerde<br />

oordeel meelevert. Maar de KRW biedt geen<br />

<strong>voor</strong>schrift hóe deze onzekerheidskenmerken<br />

te bepalen. Daarom is in opdracht<br />

van Rijkswaterstaat Waterdienst een studie<br />

uitgevoerd naar de meest geschikte aanpak<br />

om die onzekerheden te bepalen 1) , met<br />

als bijproduct enkele aanbevelingen <strong>voor</strong><br />

verbetering van de KRW-monitoringsprogramma’s<br />

2) . Dit artikel geeft de bevindingen<br />

van deze studie, met onderscheid tussen de<br />

ecologische en de chemische toestand.<br />

Betrouwbaarheid oordeel ecologische<br />

toestand<br />

De ecologische toestand van een waterlichaam<br />

wordt <strong>voor</strong> de KRW grotendeels<br />

vastgesteld aan de hand van biologische<br />

kwaliteitselementen, met aanvullende<br />

rollen <strong>voor</strong> hydromorfologische en fysischchemische<br />

kwaliteitselementen en bepaalde<br />

verontreinigende stoffen. De biologische<br />

kwaliteitselementen zijn macrofauna,<br />

fytoplankton, overige waterflora en vis,<br />

waarbij in principe wordt afgegaan op de<br />

soortensamenstelling en -abundantie. Voor<br />

elk biologisch kwaliteitselement fungeert<br />

de EKR als toetswaarde. Dit is een dimensieloos<br />

getal tussen 0 en 1, berekend als de<br />

verhouding tussen de huidige ecologische<br />

toestand en de referentietoestand. De<br />

platform<br />

huidige ecologische toestand wordt geschat<br />

op basis van metingen, terwijl de referentietoestand<br />

door deskundigen <strong>voor</strong> verschillende<br />

soorten waterlichamen is vastgelegd in<br />

zogenaamde maatlat-tabellen.<br />

Onze hierna beschreven uitwerking van<br />

de precisie en de betrouwbaarheid gaat er<br />

van uit dat de ecologische toestand van de<br />

referentiesituatie exact bekend is en dat<br />

de onzekerheid van een EKR en het daarop<br />

gebaseerde oordeel dus louter het gevolg<br />

is van de onzekerheid die het gevolg is van<br />

het schatten van de huidige ecologische<br />

toestand.<br />

Onzekerheidsanalyse<br />

Om uitspraken te kunnen doen over precisie<br />

en betrouwbaarheid moet de kansverdeling<br />

van de geschatte EKR bekend zijn.<br />

Een mogelijkheid is deze grotendeels<br />

theoretisch af te leiden met de beginselen<br />

van de onzekerheidsanalyse. Daarbij wordt<br />

van elke afzonderlijke foutenbron de<br />

kansverdeling van de fout bepaald, waarna<br />

de kansverdeling van de geschatte EKR kan<br />

worden berekend volgens de leer van de<br />

fouten<strong>voor</strong>tplanting. Belangrijke foutenbronnen<br />

zijn bij<strong>voor</strong>beeld de ruimtelijke<br />

en temporele variatie van de betrokken<br />

parameters (zoals soortensamenstelling en<br />

-abundantie), het gehanteerde bemonsteringsschema,<br />

de bemonstering, de soortendeterminatie<br />

en kwantitatieve analyse op<br />

het laboratorium 3) . Een groot <strong>voor</strong>deel van<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

21


deze benadering is, dat met de verkregen<br />

informatie ook de meetinspanning kan<br />

worden geoptimaliseerd. Het vergaren van<br />

alle benodigde informatie is echter een<br />

majeure onderneming, niet alleen doordat<br />

vele foutenbronnen een rol spelen, maar ook<br />

doordat het vaststellen van hun afzonderlijke<br />

invloeden op de geschatte EKR bewerkelijke<br />

meetcampagnes vergt. Deze weg lijkt dan<br />

ook slechts haalbaar als de waterbeheerders<br />

daar<strong>voor</strong> hun onderzoeksinspanningen<br />

zouden bundelen.<br />

Empirische benadering<br />

Er ontbreken momenteel nog teveel<br />

bouwstenen om volgens de beginselen van<br />

de onzekerheidsanalyse de kansverdeling<br />

van een geschatte EKR te bepalen, zodat een<br />

empirische aanpak moet worden gevolgd.<br />

Onze <strong>voor</strong>gestelde aanpak is om een aantal<br />

EKR’s - elk representatief <strong>voor</strong> een kalenderjaar<br />

- te middelen tot een toetswaarde.<br />

Het middelen maakt namelijk een verantwoorde<br />

empirische bepaling van precisie<br />

en betrouwbaarheid mogelijk. Bovendien<br />

leidt het tot een stabieler oordeel, minder<br />

beïnvloed door de natuurlijke fluctuaties die<br />

van jaar tot jaar kunnen optreden.<br />

Aangezien onze <strong>voor</strong>gestelde uitwerking<br />

uitgaat van een normale kansverdeling, zal<br />

het meestal nodig zijn de EKR’s vóór het<br />

middelen te transformeren. Het is immers<br />

weinig aannemelijk dat individuele EKR’s<br />

voldoen aan normaliteit, ondermeer doordat<br />

ze een begrensd bereik hebben (0 t/m 1). En<br />

er wordt doorgaans ook over te weinig EKR’s<br />

gemiddeld om te mogen veronderstellen dat<br />

hun gemiddelde wél voldoet aan normaliteit.<br />

Een verantwoorde controle op achterliggende<br />

kansverdeling vergt veel ecologische<br />

kwaliteitsratio’s, zodat we deze tot dusverre<br />

alleen nog <strong>voor</strong> macrofauna in zoete wateren<br />

konden uitvoeren 1) . Daarbij bleek inderdaad<br />

geen sprake van normaliteit, maar van een<br />

kansverdeling die qua vorm lijkt op de<br />

binomiale kansverdeling. Een geschikte<br />

transformatie naar normaliteit is dan de logittransformatie,<br />

volgens:<br />

EKRi<br />

EKR * i = ln ( ) [1]<br />

1- EKR i<br />

waarin EKR * i de waarde is van EKR i in de logitschaal.<br />

De toetswaarde in de logit-schaal<br />

schatten we vervolgens als het gemiddelde<br />

van de EKR * i:<br />

n<br />

Σ<br />

22 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

EKR *<br />

i<br />

EKR * i=1<br />

gemiddeld =<br />

[2]<br />

n<br />

waarin n het aantal betrokken EKR * i.<br />

Als aselect is bemonsterd en er geen systematische<br />

bemonsterings- en/of analysefouten<br />

optreden, dan zal het gemiddelde<br />

van de kansverdeling van alle mogelijke<br />

schattingen van de toetswaarde in de<br />

logit-schaal gelijk zijn aan zijn werkelijke<br />

waarde in de logit-schaal. En de precisie<br />

van de toetswaarde kunnen we dan<br />

rapporteren in de aansprekende vorm van<br />

zijn 90%-betrouwbaarheidsinterval. Een<br />

dergelijk interval zal namelijk in 90 procent<br />

van de gevallen de werkelijke waarde<br />

bevatten van de toetswaarde en daarmee<br />

inzichtelijk maken hoever onze schatting<br />

van de gezochte werkelijkheid kan afliggen.<br />

Nog steeds in de logit-schaal volgen de<br />

ondergrens (og*) en bovengrens (bg*) van<br />

dat interval uit:<br />

og* = EKR * gemiddeld - t (0,1:n-1) EKR*gemiddeld en<br />

bg* = EKR * gemiddeld + t (0,1:n-1) EKR*gemiddeld<br />

waarin t (0,1; n-1) de waarde is van de studentt-kansverdeling<br />

met een tweezijdige<br />

[3]<br />

overschrijdingskans van tien procent<br />

bij n-1 vrijheidsgraden en s EKR * gemiddeld de<br />

standaardfout van het gemiddelde van de<br />

EKR * i, berekend als:<br />

s EKR * gemiddeld<br />

n<br />

Σ (EKR * i - EKR * gemiddeld) 2<br />

√i=1<br />

s (n-1) [4]<br />

EKR*<br />

= =<br />

√n √n<br />

waarin s EKR * de standaardafwijking is van de<br />

EKR * i. Deze standaardfout is de standaard-<br />

Afb. 1: De ecologische kwaliteitsratio <strong>voor</strong> macrofauna, zoals gemeten in een bepaald waterlichaam in 2003,<br />

2006 en 2009.<br />

jaar EKR (meetschaal) EKR* (logit-schaal)<br />

2003 0,10 -2,20<br />

2006 0,24 -1,15<br />

2009 0,19 -1,45<br />

kengetal<br />

teruggetransformeerd (logit-schaal)<br />

meerjaarsgemiddelde EKR 0,17 -1,600<br />

standaardafwijking EKR 0,538<br />

standaardfout<br />

meerjaarsgemiddelde EKR<br />

0,311<br />

bovengrens 90%-betr.int.<br />

meerjaarsgem. EKR<br />

0,33 -0,693<br />

ondergrens 90%-betr.int.<br />

meerjaarsgem. EKR<br />

0,08 -2,507<br />

90%-betrouwbaarheidsinterval van meerjaarsgemiddelde EKR<br />

betrouwbaarheidsverdeling van meerjaarsgemiddelde EKR


afwijking van de kansverdeling van alle<br />

mogelijke schattingen van de toetswaarde in<br />

de logit-schaal.<br />

Voor de uiteindelijke rapportage dienen<br />

we zowel de toetswaarde als de onder- en<br />

bovengrens van zijn betrouwbaarheidsinterval<br />

weer terug te transformeren van de<br />

logit-schaal naar de meetschaal, volgens:<br />

e x*<br />

x = [5]<br />

1 + e x*<br />

waarin х de waarde is in de meetschaal en х*<br />

de waarde in de logit-schaal. Dit levert een<br />

asymmetrisch betrouwbaarheidsinterval.<br />

Het 90%-betrouwbaarheidsinterval van de<br />

toetswaarde is niet geschikt om de betrouwbaarheid<br />

van het op deze toetswaarde<br />

gebaseerde oordeel te kwantificeren.<br />

Daar<strong>voor</strong> moeten we namelijk een stap<br />

verder gaan en de betrouwbaarheid<br />

vermelden dat de werkelijke toetswaarde<br />

boven, respectievelijk onder elk van de<br />

klassengrenzen (0,2 - 0,4 - 0,6 en 0,8) ligt. De<br />

Europese Commissie beveelt dit principe ook<br />

aan 4) , maar geeft niet aan hóe deze betrouwbaarheden<br />

te bepalen.<br />

Weer uitgaande van normaliteit, kunnen<br />

we de betrouwbaarheid dat de werkelijke<br />

toetswaarde boven een bepaalde klassengrens<br />

ligt als volgt bepalen:<br />

B [ EKR *<br />

gemiddeld, werkelijk > klassengrens * ]<br />

(klassengrens * - EKR *<br />

gemiddeld)<br />

sEKR*gemiddeld = K [ t n-1 > ]<br />

[6]<br />

waarin B[.] de betrouwbaarheid is van de<br />

uitdrukking tussen haken, K[.] de kans op de<br />

uitdrukking tussen haken, EKR *<br />

gemiddeld, werkelijk de<br />

werkelijke toetswaarde in de logit-schaal en<br />

EKR *<br />

gemiddeld zijn schatting in de logit-schaal,<br />

klassengrens* de waarde van de klassengrens<br />

in de logit-schaal, tn-1 een waarde<br />

van de student-t-kansverdeling bij n-1<br />

vrijheidsgraden en de overige symbolen als<br />

boven gedefinieerd. In afbeelding 1 is dit<br />

uitgewerkt.<br />

platform<br />

Afb. 2: Als de ecologische kwaliteitsratio trendmatig verandert, is de met een lineair regressiemodel geschatte modelwaarde <strong>voor</strong> het laatste jaar een betere toetswaarde<br />

dan het meerjaarsgemiddelde. Tevens zijn weergegeven het 90%-betrouwbaarheidsinterval en de betrouwbaarheidsverdeling van de aldus geschatte toetswaarde.<br />

Als we alleen afgaan op de meerjaarsgemiddelde<br />

ecologische kwaliteitsratio van 0,17,<br />

dan beoordelen we de kwaliteit van dit<br />

waterlichaam <strong>voor</strong> macrofauna als slecht.<br />

Door ook de onzekerheden te verdisconteren,<br />

blijkt dat een reëel risico op misclassificatie<br />

bestaat ten opzichte van de grens<br />

tussen slecht en ontoereikend. Maar de<br />

betrouwbaarheid dat de werkelijke kwaliteit<br />

niet goed is (EKR < 0,6), bedraagt circa 99<br />

procent, zodat het risico op misclassificatie<br />

ten opzichte van de belangrijke grens tussen<br />

niet goed en goed hier zeer gering is.<br />

Voortbordurend op het bovenstaande<br />

adviseert het Protocol Toetsen en Beoordelen<br />

om tenminste drie ecologische kwaliteitsratio’s<br />

te middelen, omdat dit een beduidend<br />

grotere precisie en betrouwbaarheid<br />

oplevert dan bij het middelen van twee<br />

ecologische kwaliteitsratio’s 2) .<br />

Verdisconteren trend<br />

Als de EKR trendmatig verandert, is een<br />

meerjaarsgemiddelde EKR ongeschikt als<br />

toetswaarde, omdat die dan niet meer<br />

representatief is <strong>voor</strong> de huidige toestand.<br />

Deze situatie kan bij<strong>voor</strong>beeld optreden als<br />

maatregelen zijn genomen om de toestand<br />

te verbeteren. Daarom moet eerst worden<br />

getoetst of zo’n trendmatige verandering<br />

optreedt, alvorens op de hier<strong>voor</strong><br />

beschreven wijze de precisie en de betrouwbaarheid<br />

te bepalen. Als er minstens drie<br />

EKR’s op jaarbasis beschikbaar zijn, kunnen<br />

we op trend toetsen met lineaire regressie,<br />

mits de modelfouten zijn op te vatten als<br />

onafhankelijke trekkingen uit een normale<br />

kansverdeling. We gaan er hier weer van uit<br />

dat normaliteit opgaat na logit-transformatie.<br />

Het lineaire regressiemodel luidt dan:<br />

EKR * i = β 0 + β 1J i + ε i<br />

waarin EKR * i de i-de van de betrokken EKR’s<br />

is in de logit-schaal (i = 1, 2, ..n), β 0 het<br />

intercept, β 1 de helling, J het jaartal en ε de<br />

modelfout. Als er met 95 procent betrouwbaarheid<br />

sprake is van een statistisch significante<br />

helling (trend), moet de toetswaarde<br />

in de logit-schaal worden geschat als de<br />

modelwaarde <strong>voor</strong> het laatste jaar, die<br />

immers is op te vatten als schatting van het<br />

meerjaarsgemiddelde in de logit-schaal,<br />

gecorrigeerd <strong>voor</strong> de trend:<br />

EKR *<br />

gemiddeld = EK R* n =b0 + b1n [7]<br />

[8]<br />

waarin b 0 het geschatte intercept is, b 1 de<br />

geschatte helling en J n het laatste jaar waar<br />

een EKR <strong>voor</strong> beschikbaar is. De toetswaarde<br />

in de meetschaal volgt dan uit terugtransformeren<br />

van de toetswaarde in de logit-schaal.<br />

Dit principe is geïllustreerd in afbeelding 2.<br />

In het studierapport is aangegeven hoe<br />

het 90%-betrouwbaarheidsinterval en de<br />

betrouwbaarheidsverdeling van een op<br />

bovenstaande wijze geschatte toetswaarde<br />

te berekenen 1) .<br />

Precisie toetswaarde en betrouwbaarheid<br />

oordeel chemische toestand<br />

Voor wat betreft chemische kwaliteitselementen<br />

is de uitwerking minder eenduidig<br />

dan bij biologische kwaliteitselementen.<br />

Voor prioritaire stoffen moet strikt genomen<br />

namelijk het jaargemiddelde worden<br />

getoetst aan de EU-norm 5) . Maar dit introduceert<br />

de volgende problemen:<br />

Bij prioritaire stoffen is het doorgaans niet<br />

mogelijk de betrouwbaarheid te bepalen<br />

van een oordeel dat is gebaseerd op een<br />

jaargemiddelde, aangezien daar zelden<br />

sprake is van een normale kansverdeling<br />

van de meetwaarden. Transformeren biedt<br />

geen oplossing, aangezien dat (na terugtransformeren)<br />

niet meer het gemiddelde<br />

oplevert als toetswaarde. Veelal zal<br />

bij dit soort stoffen na logaritmische<br />

transformatie beter worden voldaan aan<br />

normaliteit, maar na terugtransformatie<br />

naar de meetschaal resteert een schatting<br />

van het geometrisch gemiddelde (een<br />

benadering van de mediaan). En een<br />

verdelingsvrije aanpak zoals de bootstrapmethode<br />

biedt hier ook geen oplossing,<br />

doordat het aantal meetwaarden per<br />

jaar (meestal 12) daar<strong>voor</strong> te gering<br />

is 1) . Een bijkomend probleem is dat de<br />

meetwaarden seizoenseffecten kunnen<br />

vertonen;<br />

Als de stof operationeel wordt gemonitord,<br />

zijn er <strong>voor</strong> de (laagfrequente) planperiode-rapportage<br />

meerdere jaargemiddelden<br />

beschikbaar, bij<strong>voor</strong>beeld over<br />

een periode van zes jaar. Er moet dan een<br />

keuze uit de jaargemiddelden worden<br />

gedaan, óf ze moeten alle worden gerapporteerd.<br />

Dit laatste kan echter leiden tot<br />

verschillende oordelen.<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

23


Deze problemen kunnen worden opgelost<br />

door - net als bij de EKR - te toetsen op basis<br />

van een meerjaarsgemiddelde. Uitgangspunt<br />

daarbij is dat door het middelen over een<br />

groot aantal meetwaarden - bij drie jaren<br />

met maandelijkse meetwaarden zijn dat er<br />

bij<strong>voor</strong>beeld 36 -, de kansverdeling van het<br />

meerjaarsgemiddelde de normale kansverdeling<br />

benadert.<br />

De berekening van het 90%-betrouwbaarheidsinterval<br />

van het meerjaarsgemiddelde<br />

en de betrouwbaarheid dat het werkelijke<br />

meerjaarsgemiddelde boven respectievelijk<br />

onder de norm ligt, volgen dan uit<br />

de formules [3], [4] en [6], zij het nu in de<br />

meetschaal, dus zonder <strong>voor</strong>afgaande transformatie.<br />

Let op dat de standaardfout van<br />

het geschatte meerjaarsgemiddelde moet<br />

worden berekend uit de standaardafwijking<br />

van de jaargemiddelden (conform formule<br />

[4]) en dus niet uit de standaardafwijking van<br />

de meetwaarden. Deze laatste zal immers<br />

vaak onzuiver worden geschat door seizoenseffecten<br />

en/of autocorrelatie.<br />

En net als bij de EKR moet ook hier zonodig<br />

worden verdisconteerd <strong>voor</strong> een trend.<br />

Aangezien we hier niet transformeren, kan<br />

24 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

de trendverdiscontering soms globaler<br />

uitpakken. Bij sterk scheef verdeelde<br />

meetwaarden kunnen de jaargemiddelden<br />

namelijk nog enige scheefheid vertonen,<br />

zodat ook de modelfouten van het lineaire<br />

regressiemodel van de jaargemiddelden niet<br />

geheel zullen voldoen aan normaliteit.<br />

Afbeelding 3 toont een uitwerking (waarbij<br />

overigens geen sprake is van een trend).<br />

Het meerjaarsgemiddelde van 9,5 μg/l ligt<br />

onder de norm, zodat we de kwaliteit van<br />

dit waterlichaam <strong>voor</strong> 1,2-dichloorethaan<br />

als goed beoordelen. Door ook de onzekerheden<br />

te verdisconteren, ontstaat een<br />

genuanceerder beeld, dat aangeeft dat er 74<br />

procent betrouwbaarheid is dat de werkelijke<br />

kwaliteit goed is en 26 procent betrouwbaarheid<br />

dat deze niet goed is. Er is hier dus<br />

een substantieel risico op misclassificatie.<br />

Aanvullen ontbrekende meetwaarden<br />

Als één of meer meetwaarden ontbreken<br />

in een meetreeks die seizoenseffecten<br />

vertoont, kan het jaargemiddelde niet<br />

meer zuiver worden geschat. Daarom<br />

moet een ontbrekende waarde eerst<br />

Afb. 3: De jaargemiddelde concentratie van de prioritaire stof 1,2-dichloorethaan, zoals gemeten in een bepaald<br />

waterlichaam in 2006, 2007 en 2008. De norm <strong>voor</strong> het gemiddelde bedraagt 10 μg/l.<br />

jaar jaargemiddelde (μg/l)<br />

2006 9,0<br />

2007 10,8<br />

2008 8,7<br />

kengetal (μg/l)<br />

meerjaarsgemiddelde 9,50<br />

standaardafwijking jaargemiddelde 1,14<br />

standaardfout meerjaarsgemiddelde 0,66<br />

bovengrens 90%-betrouwbaarheidsinterval meerjaarsgemiddelde 11,42<br />

ondergrens 90%-betrouwbaarheidsinterval meerjaarsgemiddelde 7,59<br />

90%-betrouwbaarheidsinterval van meerjaarsgemiddelde<br />

betrouwbaarheidsverdeling van meerjaarsgemiddelde<br />

worden aangevuld. Als de reeks geen trend<br />

vertoont, is het afdoende een ontbrekende<br />

waarde te vervangen door het gemiddelde<br />

van het betreffende seizoen (zoals een<br />

maand, of een kwartaal), berekend over<br />

meerdere jaren. Maar als wél sprake is<br />

van een trendmatige verandering, dient<br />

een ontbrekende meetwaarde te worden<br />

aangevuld met behulp van lineaire<br />

regressie met dummy-variabelen. Als de<br />

meetwaarden sterk scheef verdeeld zijn,<br />

is het aan te bevelen om ze <strong>voor</strong> deze<br />

exercitie te transformeren naar een min of<br />

meer symmetrische kansverdeling. Maar<br />

zoals eerder toegelicht, moeten de overige<br />

verwerkingsmethoden in de meetschaal<br />

worden uitgevoerd.<br />

Identificeren en verwerken van<br />

uitbijters<br />

Uitbijters zijn extreme meetwaarden,<br />

die duidelijk afwijken van de andere<br />

meetwaarden. Ze kunnen zijn veroorzaakt<br />

door een fout bij bemonstering, analyse, of<br />

transcriptie (het overschrijven of -typen) óf<br />

door een extreme situatie. Aangezien de<br />

schatting van een toetswaarde gevoelig<br />

is <strong>voor</strong> afwijkende meetwaarden, moeten<br />

foute meetwaarden niet meegenomen<br />

worden. In de studie is een procedure<br />

uitgewerkt om uitbijters te identificeren 1) .<br />

Maar vervolgens moeten we vaststellen<br />

of een uitbijter een foute meetwaarde<br />

is of een extreme situatie weergeeft.<br />

Daartoe dienen we te controleren of alle<br />

handelingen van bemonstering tot en met<br />

rapportering volgens de regels en door<br />

deskundig personeel zijn uitgevoerd. Als<br />

een aanwijzing ontbreekt dat een uitbijter<br />

een foute meetwaarde is, is er ook geen<br />

enkele rechtvaardiging om deze uit de reeks<br />

te verwijderen. In zo’n geval moeten we<br />

de toetswaarde en bijbehorende precisie<br />

en betrouwbaarheid tweemaal berekenen,<br />

namelijk éénmaal mét de betreffende<br />

uitbijter(s) en éénmaal zónder. Dit maakt het<br />

effect van de uitbijter(s) op de beoordeling<br />

zichtbaar.<br />

Ruimtelijke middeling<br />

Als een waterlichaam een grote ruimtelijke<br />

kwaliteitsvariatie vertoont, zal een temporeel<br />

gemiddelde van één meetlocatie slechts<br />

informatie geven over een deel van het<br />

waterlichaam. Als relevante ruimtelijke<br />

variatie optreedt en er ook meerdere<br />

meet locaties binnen een waterlichaam<br />

liggen, dan wordt aanbevolen om naast een<br />

temporele middeling per meetlocatie ook<br />

een ruimtelijke middeling over de meetlocaties<br />

toe te passen. Het hieruit resulterende<br />

spatio-temporele gemiddelde vormt dan<br />

immers een representatievere toetswaarde<br />

<strong>voor</strong> het gehele waterlichaam. De formules<br />

om de precisie en betrouwbaarheidsverdeling<br />

van een dergelijk spatio-temporeel<br />

gemiddelde te berekenen, zijn uitgewerkt<br />

in het rapport van deze studie 1) . Relevante<br />

ruimtelijke variatie zal bij<strong>voor</strong>beeld optreden<br />

bij de biologische kwaliteitselementen<br />

overige waterflora, macrofauna en vis.<br />

De samenhang van het hier<strong>voor</strong> beschrevene<br />

is weergegeven in de twee stroomschema’s<br />

van afbeelding 4.


platform<br />

Afb. 4: Stroomschema <strong>voor</strong> het bepalen van de precisie van de toetswaarde en de betrouwbaarheid van het daarop gebaseerde oordeel, <strong>voor</strong> de ecologische toestand<br />

(links) en <strong>voor</strong> de chemische toestand (rechts).<br />

Conclusies<br />

Met de beschreven methode kunnen<br />

waterbeheerders voldoen aan de KRW-eis<br />

om ook precisies van toetswaarden en<br />

betrouwbaarheden van daarop gebaseerde<br />

kwaliteitsoordelen te rapporteren. Verder<br />

kunnen ze hiermee trendmatige veranderingen<br />

detecteren en verdisconteren bij de<br />

beoordeling. Het kwantitatieve beeld van<br />

de betrouwbaarheid kan overigens ook een<br />

duidelijk richtpunt geven <strong>voor</strong> de meetinspanning.<br />

De methode heeft inmiddels steun<br />

ontvangen van het cluster Monitoring,<br />

Rapportage en Evaluatie, een belangrijk<br />

Nederlands KRW-orgaan.<br />

Aanbevelingen<br />

Gelet op de bewerkelijkheid van de<br />

methode, bevelen we aan deze gebruiksvriendelijk<br />

te implementeren in het toetsinstrumentarium<br />

<strong>voor</strong> de KRW, dat momenteel<br />

bestaat uit de programma’s iBever, QBwat en<br />

de integratie-module. Dit zal een efficiënte<br />

en foutloze toepassing van de methode<br />

bevorderen. De betrouwbaarheden kunnen<br />

dan in 2015 aan de Europese Unie worden<br />

meegerapporteerd met de kwaliteitsoordelen.<br />

Het is nodig om in Nederlands en Europees<br />

KRW-verband vast te leggen hóe de<br />

betrouwbaarheden van kwaliteitsoordelen<br />

te laten meewegen om te kunnen besluiten<br />

dat sprake is van een goede toestand of dat<br />

operationele monitoring en/of maatregelen<br />

nodig blijven.<br />

LITERATUUR<br />

1) Van Herpen F., O. van Tongeren, R. Knoben, P.<br />

Baggelaar en W. van Loon (2009). Quickscan<br />

precisie en betrouwbaarheid KRWmonitoringsprogramma’s.<br />

Rijkswaterstaat<br />

Waterdienst.<br />

2) Rijkswaterstaat Waterdienst (<strong>2010</strong>). Instructie -<br />

Richtlijn monitoring oppervlaktewater en protocol<br />

toetsen & beoordelen.<br />

3) Van de Bund W. en A. Solimini (2006). Ecological<br />

Quality Ratios for ecological quality assessment in<br />

inland and marine waters. European Commission<br />

DG Joint Research Centre, Institute for Environment<br />

and Sustainability, Rural, Water and Ecosystem<br />

Resources Unit.<br />

4) Water Framework Directive Common<br />

Implementation Strategy Working Group 2A<br />

Ecological Status (ECOSTAT) (2003). Overall<br />

approach to the classification of ecological status<br />

and ecological potential.<br />

5) Europees Parlement en Europese Raad (2008).<br />

Richtlijn Prioritaire Stoffen 2008/105/EG inzake<br />

milieukwaliteitsnormen op het gebied van het<br />

waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking<br />

van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG,<br />

84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de<br />

Raad en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG.<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

25


Jordie Netten, Wageningen Universiteit<br />

Niels Evers, Royal Haskoning<br />

Bas van der Wal, STOWA<br />

Roel Knoben, Royal Haskoning<br />

Kwaliteit monitoringsgegevens<br />

niet altijd voldoende<br />

Al vanaf de jaren ‘70 verzamelen waterschappen gegevens over de<br />

waterkwaliteit. Sinds midden jaren ‘90 worden deze data gebundeld in de<br />

Limnodata Neerlandica. Deze gegevens kunnen gebruikt worden <strong>voor</strong> het<br />

analyseren van het functioneren van het ecosysteem (toestand) en <strong>voor</strong> het<br />

bepalen en volgen van effecten van bij<strong>voor</strong>beeld het klimaat en door de<br />

mens gepleegde ingrepen (trend). Het is dan wel belangrijk dat de gegevens<br />

kwalitatief en kwantitatief toereikend zijn. Genoemde auteurs hebben een<br />

analyse verricht naar de kwaliteit en compleetheid van gegevens in de<br />

Limnodata Neerlandica. Deze analyse bevestigt het vermoeden dat de kwaliteit<br />

van de gegevens niet altijd voldoende is. Dit artikel bevat aanbevelingen <strong>voor</strong><br />

verbetering van de kwaliteit van de meetgegevens van de waterschappen en<br />

daarmee die van de Limnodata Neerlandica.<br />

Monitoren is kostbaar. Zeker nu<br />

budgetten onder druk staan, zijn<br />

waterbeheerders terughoudend<br />

in het opzetten en onderhouden van monitoringsprogramma’s.<br />

In de stroomgebiedsbeheerplannen zijn<br />

ecologische doelen gedefinieerd. In 2015 zal<br />

een gedegen analyse van het functioneren<br />

van het aquatisch systeem overlegd moeten<br />

worden aan de Europese Commissie ingeval<br />

deze doelen niet gehaald zijn, hetgeen<br />

allerminst ondenkbeeldig is. Daarnaast is<br />

monitoring nodig om inzicht te krijgen in het<br />

effect van maatregelen die genomen zijn om<br />

de waterkwaliteit te verbeteren. Op basis van<br />

dit inzicht kunnen maatregelen (of doelen)<br />

bijgesteld worden. Ook het genereren van<br />

kennis <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld toekomstige<br />

projecten en het geven van maatschappelijke<br />

verantwoording over activiteiten behoren tot<br />

de mogelijkheden van monitoringsgegevens.<br />

Om veranderingen en trends in ecosystemen<br />

te kunnen waarnemen, zijn (lange) tijdseries<br />

noodzakelijk. Betrouwbaarheid wordt<br />

bepaald door het correct uitvoeren van<br />

opnamen, correct invoeren van de gegevens<br />

in databestanden en correct verwerken<br />

van deze gegevens door diverse software.<br />

Daarnaast is het van belang dat gegevens die<br />

verzameld worden door instanties vergelijkbaar<br />

zijn in bij<strong>voor</strong>beeld methodiek en<br />

dimensie. Ten slotte is het belangrijk dat de<br />

gegevens volledig zijn. Denk bij<strong>voor</strong>beeld<br />

aan het noteren van het tijdstip van meting<br />

of een fysisch-chemische parameter. Van<br />

26 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

een opname waarvan één of meerdere<br />

parameters (bij<strong>voor</strong>beeld opnametijdstip<br />

of NH 3-concentratie) ontbreken, is het lastig<br />

de meetwaarden juist te interpreteren.<br />

Voorbeelden hiervan zijn het fluctueren<br />

van de zuurstofconcentratie over de dag en<br />

sturing door pH van ammoniak- en ammoniumconcentraties.<br />

Limnodata Neerlandica<br />

De Limnodata Neerlandica 1) is een<br />

uitgebreide databank van biologische en<br />

fysisch-chemische monitoringsgegevens<br />

vanaf 1970. Gegevens van na 1980 zijn<br />

<strong>voor</strong>namelijk afkomstig uit routinematige<br />

Afb. 1: Aantal opnamejaren per meetpunt neemt exponentieel af.<br />

meetnetten en onderzoeksprojecten van<br />

waterschappen, provincies en rijksoverheid.<br />

Momenteel bedraagt het aantal biologische<br />

waarnemingen aan soorten drie miljoen en<br />

het aantal chemische analyseresultaten tien<br />

miljoen. De databank is in beheer bij STOWA,<br />

die met deze gegevens onderzoeken <strong>voor</strong><br />

het waterbeheer faciliteert. De Limnodata<br />

Neerlandica wordt <strong>voor</strong> veel doeleinden<br />

gebruikt, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> het leggen<br />

van relaties tussen het <strong>voor</strong>komen van<br />

organismen en geografische- en milieuparameters,<br />

het ontwerpen van beoordelingsinstrumenten<br />

en het <strong>voor</strong>spellen van


de respons van aquatische systemen op<br />

veranderingen in beheer of klimaat.<br />

Met behulp van een subset van de Limnodata<br />

Neerlandica hebben we een analyse verricht<br />

naar de kwaliteit van de gegevens. De<br />

gebruikte subset bestond uit opnamen van<br />

macrofyten in zoete stilstaande wateren uit<br />

de periode 2003-2008 en de chemieopnames<br />

uit dezelfde jaren. Deze set bevat 4.776<br />

unieke vegetatieopnames met 53.264 unieke<br />

chemische monsternames.<br />

Ter illustratie geven we enkele anonieme<br />

<strong>voor</strong>beelden waarbij de gegevens incorrect<br />

zijn. Het is te verwachten dat dergelijke<br />

afwijkingen ook gevonden zullen worden in<br />

andere subsets en andere soortgroepen van<br />

de Limnodata Neerlandica.<br />

Continuïteit<br />

Om een goed beeld te krijgen van de<br />

structuur en het functioneren van aquatische<br />

ecosystemen in de tijd, zijn meerjarige<br />

gegevens nodig van een locatie. Al was het<br />

alleen maar om natuurlijke variaties in weersomstandigheden<br />

uit te vlakken. Wat we zien<br />

in de subset is dat de bulk van meetpunten in<br />

de gekozen periode slechts één keer bezocht<br />

is <strong>voor</strong> een vegetatieopname (zie afbeelding<br />

1). We pleiten niet direct <strong>voor</strong> een grotere<br />

monitoringsinspanning maar wel <strong>voor</strong> een<br />

betere afstemming op informatiebehoeften<br />

en budget. We raden aan om meetpunten<br />

meerdere malen te bezoeken, mogelijk ten<br />

koste van het aantal meetpunten dat wordt<br />

bezocht.<br />

Betrouwbaarheid<br />

Betrouwbaarheid wordt bepaald door drie<br />

onderdelen: het verzamelen, invoeren en<br />

verwerken van de gegevens. We zullen<br />

dieper ingaan op de verantwoordelijkheid<br />

van de waterbeheerder <strong>voor</strong> het gedegen<br />

verzamelen en invoeren van de gegevens. De<br />

Richtlijn Monitoring en het Protocol Toetsen<br />

en Beoordelen 2) beschrijven de procedures<br />

die gevolgd moeten worden binnen de<br />

Kaderrichtlijn Water. Richtlijn en protocol<br />

hebben ongetwijfeld bijgedragen aan de<br />

uniformering van monitoring, maar bieden<br />

echter nog veel vrijheidsgraden waardoor<br />

gegevens toch nog moeilijk te vergelijken<br />

zijn. Daardoor leiden ze niet altijd tot de<br />

gewenste informatie.<br />

Volgend op de monstername is het van<br />

belang dat de gegevens goed ingevoerd<br />

worden, zodat de waarden die gemeten zijn<br />

ook als zodanig in de databank komen te<br />

staan. Het invoeren van gegevens is tevens<br />

een mogelijkheid <strong>voor</strong> interne controle van<br />

de data. Zijn de gemeten waarden reëel en<br />

compleet?<br />

Onderstaande <strong>voor</strong>beelden geven een beeld<br />

van ‘rariteiten’ die we tegenkwamen. Houd<br />

hierbij ook in gedachte dat alle metingen<br />

tijdens een opname onbetrouwbaar worden,<br />

zelfs als slechts één gegeven als ‘verdacht’<br />

kan worden aangemerkt. Dit kan tot gevolg<br />

hebben dat grote delen van de<br />

Limnodata Neerlandica niet betrouwbaar<br />

en niet te gebruiken zijn <strong>voor</strong> bepaalde<br />

doeleinden. Dit geldt in bijzondere mate bij<br />

toepassing in wetenschappelijk onderzoek.<br />

Ook bij regulier gebruik in het waterbeheer<br />

kan dit tot onjuiste interpretaties leiden.<br />

Abiotische bemonstering<br />

Soms zijn metingen verricht in zeer ondiepe<br />

wateren die praktisch onmogelijk zijn uit te<br />

voeren zonder het sediment te verstoren.<br />

Denk hierbij aan het monsteren <strong>voor</strong><br />

nutriënten of het meten van doorzicht.<br />

Toch staan bij deze gevallen ook waarden<br />

in de databank. In onze subset zitten<br />

negen opnamen met een waterdiepte die<br />

kleiner is dan één centimeter. Daarvan<br />

heeft een derde deel een hoger doorzicht<br />

(meer dan 40 centimeter) dan diepte. Is dit<br />

een invoerfout, een eenheidsfout of een<br />

verkeerde omzetting bij het importeren in<br />

de Limnodata Neerlandica? Daarnaast vinden<br />

we in dergelijke monsters vaak enorm hoge<br />

waarden <strong>voor</strong> het biochemisch zuurstofverbruik<br />

(BZV) en de nutriëntenconcentraties.<br />

Hoogstwaarschijnlijk is slib meegekomen in<br />

het monster, dat vervolgens is meegenomen<br />

in de analyse op het laboratorium. Hoe dan<br />

ook, de gegevens zijn onbetrouwbaar en<br />

daarom onnodig verzameld. In zo’n geval<br />

is het beter helemaal niet te meten dan<br />

verkeerd te meten.<br />

Bij één waterbeheerder kwamen we Kjeldahl<br />

stikstofconcentraties (KN) tegen die hoger<br />

waren dan totaal stikstofconcentraties (N tot).<br />

Daar N tot de som is van KN + nitriet + nitraat is<br />

dat onmogelijk. Verder waren de waarden <strong>voor</strong><br />

totaal fosfor and totaal stikstof gehalveerd<br />

ten opzichte van <strong>voor</strong>gaande jaren. Beiden<br />

‘rariteiten’ bleken na navraag waarschijnlijk te<br />

liggen aan een veranderde analysetechniek.<br />

Dit pleit er<strong>voor</strong> om strikt vast te houden aan<br />

het uniformeren van de analysetechnieken<br />

binnen het waterbeheer in Nederland.<br />

Een typefoutje is in principe eenvoudig te<br />

herkennen, maar het is lastig deze uit de bulk<br />

van data te halen. Als <strong>voor</strong>beeld de analyse<br />

op temperatuur die wij uitvoerden. In een<br />

aantal gevallen verschilde de opgegeven<br />

watertemperatuur meer dan tien graden met<br />

de daggemiddelde luchttemperatuur, zoals<br />

die is opgegeven door het KNMI. Metingen<br />

op dagen er<strong>voor</strong> of erna geven dan wel<br />

normale waarden.<br />

Het belang van het gebruik van juiste<br />

dimensies (eenheden) geldt ten tijde van<br />

het verzamelen, invoeren en verwerken van<br />

de gegevens. Hoewel in principe vermeld<br />

staat in welke dimensies een parameter<br />

is ingevoerd, vinden we vaak een enorme<br />

range van waarden terug. Dit kan in een<br />

aantal gevallen teruggevoerd worden op<br />

het hanteren van een andere dimensie dan<br />

is aangegeven. Als <strong>voor</strong>beeld nemen we het<br />

elektrisch geleidingsvermogen (EGV). In onze<br />

subset (zoete stilstaande wateren: EGV <<br />

200 mS/m) vinden we een range van 0,6 tot<br />

3.300 mS/m. Mogelijk is de dimensie (mS/m,<br />

μS/cm of mS/cm) niet juist ingevoerd of is<br />

iets fout gegaan met de conversie naar een<br />

uniforme dimensie (mS/m). Het gebruik van<br />

één landelijke standaardeenheid moet dit<br />

probleem oplossen.<br />

Biotische bemonstering<br />

Als laatste <strong>voor</strong>beelden van onbetrouwbaarheid<br />

noemen we verwarrende vegetatieopnames.<br />

Voor vegetatieopnames worden<br />

over het algemeen de Tansley en Braun-<br />

platform<br />

Een medewerker van Waterschap Rivierenland neemt<br />

met een Rutnerfles een watermonster.<br />

Blanquetschaal gebruikt. Deze lopen beide<br />

van 1 tot 9 (zie tabel 1 <strong>voor</strong> de aantallen van<br />

de overige waarden die bij deze schalen<br />

zijn ingevuld*). De waarde ‘0’ zal naar alle<br />

waarschijnlijkheid zijn ingevuld als de soort<br />

niet in het opnamevlak zat, maar wel in een<br />

ander deel van het water. Nadeel hiervan is<br />

dat je op basis van deze gegevens niets over<br />

het <strong>voor</strong>komen kan zeggen. Als de soort er<br />

het ene jaar wel zit met waarde ‘0’ en het<br />

andere jaar niet, kan dit namelijk betekenen<br />

dat of de soort is verdwenen of dat de<br />

waarnemer deze soort niet opschrijft omdat<br />

hij niet in het opnamevlak <strong>voor</strong>komt.<br />

De waarde ‘10’ wordt vaak gezien bij de<br />

soortencombinatie van Lemna minor+Lemna<br />

gibba. Of dit dan een sommatie van 5+5<br />

is geweest, kunnen we niet met zekerheid<br />

zeggen. Hoe dan ook, codes van Tansley<br />

noch Braun Blanquet kunnen niet 1-op-1<br />

gesommeerd worden, want op deze schalen<br />

geldt 5+5=6. Waar de hoge codes vandaan<br />

komen, is ons een raadsel. Het zou een<br />

‘nieuwe’ schaal kunnen zijn die door een<br />

waterbeheerder wordt gebruikt om eigen<br />

onderzoeksvragen te beantwoorden. Het<br />

gevaar hierbij is dat die ‘nieuwe’ schaal<br />

niet universeel is en daardoor alleen maar<br />

verwarring schept als deze terecht komt in<br />

een gemeenschappelijke databank zoals<br />

de Limnodata Neerlandica. Daarom hier de<br />

oproep om enkel de bestaande en geaccepteerde<br />

schalen te gebruiken.<br />

De opnametermen ‘water’, ‘water+oever’ en<br />

‘oever’ of waterschapsafhankelijke afgeleiden<br />

hiervan leiden soms ook tot problemen. Bij<br />

sommige waterbeheerders zien we dezelfde<br />

waarneming soms meerdere keren terug.<br />

Bij<strong>voor</strong>beeld als een submerse plant in het<br />

water staat met waarde 4, dan zien we deze<br />

ook terug met waarde 4 in de ‘water+oever’opname<br />

van dezelfde dag. Dus dan zou je<br />

dat kunnen interpreteren alsof de opnames<br />

van zowel het water als van de oever zijn<br />

samengevoegd in de groep ‘water+oever’. Bij<br />

andere beheerders zie je dit niet terug. Wat<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

27


etekent in dergelijke gevallen dan de term<br />

‘water+oever’? In het kader van het kunnen<br />

vergelijken van de data is het van belang<br />

dat hierover een eenduidigheid bestaat.<br />

Het Handboek Hydrobiologie** kan aan de<br />

eenduidigheid van deze termen bijdragen.<br />

Als laatste aspect van betrouwbaarheid<br />

noemen we de determinatie van macrofyten.<br />

Soms wordt slechts tot geslachtsniveau<br />

gedetermineerd en soms helemaal tot het<br />

niveau van ondersoort. Bij de eerste situatie<br />

rijst de vraag of het echt onmogelijk was<br />

op soortniveau te determineren of dat de<br />

monsternemer onvoldoende deskundig is<br />

geweest. Bij twijfel kan een exemplaar (of<br />

foto) van de plant mee worden genomen<br />

<strong>voor</strong> verdere determinatie of een<br />

second opinion door een specialist. Bij determinatie<br />

naar subspeciesniveau plaatsen wij<br />

kanttekeningen. Bij sommige planten komen<br />

bij<strong>voor</strong>beeld hybride varianten <strong>voor</strong> die<br />

soms (ten onrechte) als ondersoort worden<br />

benoemd. Dit geeft mogelijke foutieve<br />

informatie die geheel afhankelijk is van het<br />

subjectieve inzicht van de analist. Daarom<br />

de suggestie om alle vegetatieopnamen<br />

op soortniveau te determineren, waarbij de<br />

TWN-lijst van de Aquo-standaard*** wordt<br />

aangehouden.<br />

Volledigheid<br />

Biologische en chemische meetnetten van<br />

waterbeheerders zijn vaak niet overlappend.<br />

Als milieufactoren gekoppeld moeten<br />

28 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

code aantal<br />

0 942<br />

... ...<br />

10 144<br />

11 39<br />

12 138<br />

13 <strong>16</strong><br />

14 23<br />

15 85<br />

<strong>16</strong> 13<br />

17 5<br />

18 46<br />

20 6<br />

21 5<br />

24 8<br />

27 7<br />

40 1<br />

Tabel 1. Tansley en Braun-Blanquetschaal gaan van<br />

1 naar 9. Ook andere waarden worden echter aangetroffen<br />

in de Limnodata Neerlandica.<br />

Tabel 2. Aantal chemische bemonsteringen per tijdscohort.<br />

worden aan biologische waarnemingen,<br />

dan is het van belang opnames dicht bij<br />

elkaar te laten liggen, zowel in tijd als locatie.<br />

Bij <strong>voor</strong>keur worden dezelfde locaties<br />

bemonsterd waarbij ook dezelfde meetpuntcodes<br />

gebruikt worden. Daarnaast is het<br />

belangrijk dat de biologische en chemische<br />

bemonsteringen dicht bij elkaar liggen qua<br />

opnamedatum (liefst binnen een maand).<br />

Dit vereist planning. Een vegetatieopname<br />

kan overigens prima gecombineerd worden<br />

met een chemische monstername. Verder<br />

zien we in onze subset regelmatig dat niet<br />

alle relevante chemische parameters worden<br />

gemeten, terwijl dat wel inzicht geeft in het<br />

functioneren van het ecosysteem. Ook hier<br />

de suggestie om desnoods minder vaak,<br />

maar wel volledig te bemonsteren.<br />

Om de gegevens optimaal te kunnen<br />

gebruiken is volledigheid van de<br />

meetpuntgegevens noodzakelijk. Vooral<br />

het bemonsterde watertype (bij <strong>voor</strong>keur<br />

KRW-type) ontbreekt vaak of is onjuist,<br />

waardoor het niet mogelijk is de gegevens<br />

te toetsen met de KRW-maatlatten 3) of EBEOsystemen<br />

4) . Soms zijn zelfs de coördinaten<br />

van de meetpunten niet ingevuld, waardoor<br />

de ligging geheel onbekend is.<br />

Tot slot het belang van notering van het<br />

tijdstip van chemische bemonstering. Het<br />

ontbreken of het dubieus zijn van een<br />

starttijd van opname, <strong>voor</strong>al in combinatie<br />

met ‘onwaarschijnlijke’ dagen (bij<strong>voor</strong>beeld<br />

vlak na Kerstmis), zorgt er<strong>voor</strong> dat de hele<br />

opname ongeloofwaardig en onbruikbaar<br />

is. Gegevens kunnen hierdoor onbruikbaar<br />

worden <strong>voor</strong> bepaalde onderzoeksdoelen,<br />

wat uiteraard zonde is van de meetinspanning.<br />

Tabel 2 toont de aantallen<br />

opnames in de verschillende tijdscohorten.<br />

Lopende verbeteringen<br />

De door ons geconstateerde tekortkomingen<br />

bij de bemonsteringen zijn niet geheel<br />

onverwacht. Ook door andere auteurs<br />

(Herman van Dam, Piet Verdonschot en<br />

Roelf Pot 5) ) wordt gewezen op de fouten in<br />

de Limnodata Neerlandica. Dit is aanleiding<br />

geweest tot het nog strakker uniformeren<br />

van de verzameling en opslag van de<br />

gegevens. Belangrijk in dit verband zijn<br />

onder meer de toepassing van de Aquostandaard<br />

en het Handboek Hydrobiologie.<br />

Het is te verwachten dat de gegevens in<br />

de toekomst kwalitatief en kwantitatief<br />

beduidend beter zijn dan die van het<br />

verleden.<br />

Op dit moment onderzoekt STOWA of het<br />

beheer van de Limnodata Neerlandica kan<br />

worden overgedragen aan een publieke<br />

instantie met specialistische kennis, zoals<br />

mogelijk het Informatiehuis Water (in<br />

oprichting).<br />

tijdscohort aantal opnamen opmerking<br />

0.00-7.00 35281 waarvan 34.842 om 0.00<br />

(= geen tijd opgegeven)<br />

7.00-19.00 17973<br />

19.00-24.00 10 waarvan 5 om 23.59<br />

Conclusies<br />

Het correct verzamelen van waterkwaliteitsgegevens<br />

in het waterbeheer <strong>voor</strong>komt<br />

het verspillen van geld, zowel nu als in<br />

de toekomst. Om naast de afzonderlijke<br />

waterschapsdatabanken ook de Limnodata<br />

Neerlandica bruikbaar te laten zijn, is het<br />

noodzakelijk dat de gegevens voldoen aan<br />

kwaliteitscriteria van continuïteit, betrouwbaarheid<br />

en volledigheid. De verantwoordelijkheid<br />

hier<strong>voor</strong> ligt primair bij de waterbeheerder<br />

en vervolgens bij de beheerder<br />

van de Limnodata Neerlandica. We moeten<br />

er gezamenlijk zorg <strong>voor</strong> dragen dat de<br />

gegevens op een juiste manier verzameld<br />

worden en correct in de databanken terechtkomen.<br />

Het verstrekken van juiste instructies<br />

aan dataverzamelaars (wat en hoe wel/niet)<br />

en de controle op de aangeleverde gegevens<br />

uit het laboratorium en het veld moet<br />

gedaan worden door de waterbeheerder.<br />

Na controle stelt hij of zij de gegevens<br />

beschikbaar aan de Limnodata Neerlandica.<br />

De beheerder van de Limnodata Neerlandica<br />

doet dan een scan en stuurt bij twijfel<br />

over de betrouwbaarheid en volledigheid<br />

de aangeleverde gegevens terug naar de<br />

waterbeheerder. Na validatie van de aangeleverde<br />

gegevens kunnen deze worden<br />

opgenomen. Het is te verwachten dat de<br />

Richtlijn Monitoring en Protocol Toetsen<br />

en Beoordelen, alsmede het Handboek<br />

Hydrobiologie (inclusief Aquo-standaard)<br />

zullen leiden tot meer standaardisatie in de<br />

bemonstering en gegevensbehandeling.<br />

Dat zal leiden tot een meer effectieve en<br />

kostenefficiënte monitoring, die leidt tot het<br />

beschikbaar komen van goede gegevens en<br />

vervolgens tot bruikbare informatie.<br />

LITERATUUR<br />

1) STOWA (2001). Limnodata Neerlandica. Rapport<br />

2001-31.<br />

2) Rijkswaterstaat (2009). Richtlijn Monitoring<br />

Oppervlaktewater en Protocol Toetsen &<br />

Beoordelen. Eindrapport.<br />

3) STOWA (2007). Referenties en maatlatten <strong>voor</strong><br />

natuurlijke watertypen <strong>voor</strong> de Kaderrichtlijn<br />

Water. Rapport 2007-32.<br />

4) STOWA (2006). Handboek Nederlandse ecologische<br />

beoordelingssystemen (EBEO-systemen). Deel A.<br />

Filosofie en beschrijving van de systemen. Rapport<br />

2006-04.<br />

5) Pot R. (<strong>2010</strong>). Toestand en trends in de<br />

waterkwaliteit van Nederlandse meren en<br />

plassen. Onderzoeksrapport <strong>voor</strong> Rijkswaterstaat<br />

Waterdienst.<br />

NOTEN<br />

* De door Herman van Dam gemodificeerde Braun-<br />

Blanquetschaal <strong>voor</strong> Hoogheemraadschap<br />

Hollands Noorderkwartier is buiten deze analyse<br />

gelaten.<br />

** STOWA (<strong>2010</strong>). Handboek Hydrobiologie. Publicatie<br />

in september <strong>2010</strong>.<br />

*** IDsW: Aquo biedt standaarden <strong>voor</strong> definities van<br />

termen en begrippen, <strong>voor</strong> gegevensopslag, <strong>voor</strong><br />

gegevensuitwisseling en <strong>voor</strong> de verwerking en<br />

presentatie van gegevens in de watersector.


Bart van Esch, Technische Universiteit Eindhoven<br />

Kees Rommens, Tauw<br />

Visvriendelijke pompen<br />

In toenemende mate worden in Nederland maatregelen getroffen om de<br />

mogelijkheden van veilige vismigratie te verbeteren. Gemalen vormen daarbij<br />

een barrière <strong>voor</strong> vissen. Ontwerpers en opdrachtgevers streven er daarom naar<br />

gemalen zodanig in te richten dat vis in beide richtingen ongeschonden het<br />

gemaal kan passeren. Voor vispassage van een hoog naar een laag waterniveau<br />

zijn inmiddels voldoende mogelijkheden <strong>voor</strong>handen waarbij vissterfte en -schade<br />

niet optreden. Passage van een laag naar een hoog niveau betekent echter in<br />

de meeste gevallen dat vis door de pompen heengaat. Talrijke onderzoeken in<br />

Europa en de Verenigde Staten hebben uitgewezen dat vissterfte en -schade op<br />

een ingewikkelde manier afhangen van eigenschappen van de pomp, maar tevens<br />

van eigenschappen van de vis en de wijze waarop de vis de pomp binnenkomt.<br />

Metingen die tot nu toe zijn gedaan aan vissterfte en -schade in Nederlandse<br />

gemalen geven nog onvoldoende inzicht in dit verband.<br />

Bij de opdrachtverstrekking <strong>voor</strong><br />

het ontwerp van een nieuw<br />

gemaal of de levering van<br />

nieuwe pompen treft men tot op heden<br />

vaak algemeen gestelde eisen en formu-<br />

Een belangrijk mechanisme <strong>voor</strong> visschade en<br />

-sterfte is botsing tussen de vis en de<br />

<strong>voor</strong>rand van bewegende (of stilstaande)<br />

schoepen. De kans dat een vis wordt geraakt<br />

wordt groter naarmate de vis langer is en<br />

trager de pomp binnenkomt, en deze kans<br />

wordt eveneens groter naarmate de pomp<br />

meer schoepen heeft en sneller roteert. Als<br />

wordt aangenomen dat de vissen bij<br />

binnenkomst in de pomp passief en parallel<br />

aan de stroming meebewegen, dan kan de<br />

theoretische kans Pth op een botsing met een<br />

schoep eenvoudig met een botsingsmodel<br />

berekend worden als de verhouding van de<br />

tijd die nodig is <strong>voor</strong> de vis om de pomp<br />

binnen te komen (t vis) en de tijd waarin een<br />

schoep beweegt (t schoep) over één kanaalbreedte<br />

(s 6) ). Deze kans blijkt dan alleen nog<br />

afhankelijk van de lengte van de vis (L vis), het<br />

aantal schoepen (n), de inlaatdiameter van de<br />

pomp (D s), het toerental (N) en de capaciteit<br />

(Q) door de pomp, en onafhankelijk van de<br />

afstand (r) van de vis tot het centrum van de<br />

inlaat.<br />

De praktijk is dat vissen niet altijd parallel aan<br />

de stroming binnenkomen en dat een botsing<br />

niet altijd leidt tot schade. Daarom wordt dit<br />

eenvoudige botsingsmodel gecorrigeerd met<br />

een empirische correctiefactor (f c) die<br />

afhankelijk is van de lengte van de vissen.<br />

leringen aan. Met aanduidingen in een<br />

bestek dat het gemaal of de aan te bieden<br />

pompen ‘visvriendelijk’ moeten zijn, kan<br />

de aanbieder niet zoveel. Pompleveranciers<br />

worden soms benaderd met de<br />

Afb. 1: Kans op een botsing tussen een vis en de <strong>voor</strong>rand van een schoep.<br />

Onderzoek heeft aangetoond dat een botsing<br />

niet altijd leidt tot schade aan de vis. Een<br />

snelheidsverschil tussen de vis en de schoep<br />

van minder dan twaalf meter per seconde lijkt<br />

weinig schade tot gevolg te hebben 11) .<br />

Uitzonderingen op deze regel vormen vissen<br />

lichter dan 20 gram, die een verwaarloosbare<br />

kans op een botsing hebben, ongeacht de<br />

snelheid, en botsingen met dunne, scherpe<br />

schoepen, die vrijwel zeker leiden tot ernstig<br />

letsel bij een snelheid groter dan zeven meter<br />

per seconde, ongeacht de lengte van de vis 6) .<br />

De resultaten van het botsingsmodel moeten<br />

dus met de nodige <strong>voor</strong>zichtigheid worden<br />

platform<br />

vraag of zij bepaalde pompen kunnen<br />

<strong>voor</strong>zien van een visvriendelijke waaier.<br />

Daarnaast treft men advertenties aan van<br />

pomp leveranciers die claimen een visvriendelijke<br />

pomp op de markt te hebben gezet<br />

bekeken. Het houdt bovendien geen rekening<br />

met een zekere <strong>voor</strong>keur van vissen om de<br />

pomp op een bepaalde plaats binnen te<br />

komen, bij<strong>voor</strong>beeld langs de wanden<br />

waardoor een botsing met een hogere<br />

snelheid plaatsvindt dan nabij de naaf van de<br />

pomp. Ook wordt geen rekening gehouden<br />

met de eigen beweging van vissen, zowel in de<br />

richting van de stroming (<strong>voor</strong> vis A die wil<br />

migreren) of juist tegengesteld (<strong>voor</strong> vis B die<br />

zich tegen het pompen verzet).<br />

Deze eigen beweging kan het verschil maken<br />

tussen de kans op een botsing die nihil is (vis<br />

A) of nagenoeg 100 procent (vis B).<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

29


zonder dat de prestaties dienaangaande<br />

worden gekwantificeerd. In dit artikel wordt<br />

getracht het begrip ‘visvriendelijke pomp’<br />

te onderwerpen aan een nadere, objectieve<br />

beschouwing.<br />

Amerikaans onderzoek naar visschade<br />

Visschade en -sterfte bij passage van<br />

pompen en turbines was onderwerp van<br />

talrijke studies in binnen- en buitenland.<br />

Vooral in de Verenigde Staten is de laatste<br />

15 jaar veel laboratoriumonderzoek<br />

gedaan door het Pacific Northwest National<br />

Laboratory (PNNL) naar de algemene<br />

biologische criteria <strong>voor</strong> het ontstaan van<br />

schade aan vissen 1),2),3),4),5),6),7) . Dit gebeurde<br />

in het kader van het Advanced Hydropower<br />

Turbine Systems programma 8) dat het U.S.<br />

Department of Energy in 1994 begon samen<br />

met de industrie. En hoewel dit programma<br />

zich richtte op de ontwikkeling van visvriendelijke<br />

waterturbines, zijn de meeste van<br />

deze onderzoeken algemeen van opzet<br />

en daarom eveneens te gebruiken <strong>voor</strong> de<br />

analyse van pompen.<br />

Tot de belangrijkste mechanismen <strong>voor</strong><br />

het ontstaan van visschade behoren<br />

de mechanische effecten, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

veroorzaakt door een botsing van de vis<br />

met de <strong>voor</strong>rand van de schoepen 2),6) (zie<br />

kader). Ook schuren van de vis langs een<br />

ruw oppervlak of bekneld raken in smalle<br />

spleten behoort tot deze categorie. Een<br />

tweede mechanisme <strong>voor</strong> schade betreft<br />

een te hoge afschuifsnelheid waardoor grote<br />

lokale verschillen kunnen ontstaan in de<br />

krachten die op een vis werken 2),7) . Ook grote<br />

of snelle drukfluctuaties kunnen de oorzaak<br />

zijn van schade 2),3),4),5),9),10) . Met name een<br />

snelle verlaging van de druk kan leiden tot<br />

inwendige bloedingen en scheuren van de<br />

zwemblaas of het ontstaan van luchtbellen<br />

in ogen en bloedbaan. Een instantane<br />

drukverhoging tot 20 bar leidde niet tot<br />

permanente schade in een test met verschillende<br />

soorten vis, zowel physostomen (met<br />

open zwemblaas) als physoclisten (met<br />

gesloten zwemblaas) 10) . Wel wordt melding<br />

gemaakt van tijdelijke verdoving van vissen<br />

30 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

na een sterke drukverhoging. Ook als deze<br />

oorzaken op zich niet tot permanente<br />

schade zouden leiden, kunnen vissen<br />

tijdelijk versuft of gedesoriënteerd raken<br />

waardoor ze een makkelijker prooi zijn <strong>voor</strong><br />

roofdieren.<br />

De vertaling van deze inzichten in criteria<br />

<strong>voor</strong> pomp- of turbineontwerp blijkt<br />

evenwel lastig, temeer omdat de visschade<br />

die ontstaat bij passage sterk afhankelijk is<br />

van de vissoort en de lengte van de vis. Zelfs<br />

de leeftijd en de conditie van de vis hebben<br />

een invloed. Voor mechanische schade<br />

is ook de manier waarop de vis de pomp<br />

binnenkomt van invloed op de schade die<br />

kan ontstaan. In het bijzonder van belang<br />

zijn de positie van de vis bij binnenkomst,<br />

de oriëntatie van de vis ten opzichte van<br />

de rotor en het snelheidsverschil tussen<br />

de schoepen en de vis. De belangrijkste<br />

eigenschappen van de pomp of turbine,<br />

die van invloed zijn op visschade, zijn het<br />

aantal rotor- en statorbladen, het toerental,<br />

de inlaatdiameter en de capaciteit. Maar<br />

ook de dikte van de bladen, de ruwheid van<br />

de inwendige oppervlakken en de spleetbreedtes<br />

tussen de schoepen en het huis en<br />

tussen de rotor- en statorschoepen spelen<br />

een belangrijke rol.<br />

Nederlands onderzoek naar gemalen<br />

Ook in Nederland is veel onderzoek verricht<br />

naar vissterfte en -beschadiging bij passage<br />

door pompgemalen. En hoewel de meeste<br />

meetrapporten een goed beeld geven van de<br />

sterftecijfers en de mate van beschadiging,<br />

vertonen deze studies vaak tekortkomingen<br />

als het gaat om een wetenschappelijke<br />

benadering. De populatie van vissen is in veel<br />

gevallen te klein, waardoor een statistische<br />

analyse van resultaten een groot onbetrouwbaarheidsinterval<br />

laat zien. Bij gedwongen<br />

blootstelling van vissen ontbreekt in deze<br />

studies een controlegroep van vissen die wél<br />

wordt ingebracht (zij het aan de perszijde van<br />

de pomp) en wordt opgevangen, maar niet de<br />

pomp passeert. Hierdoor worden de negatieve<br />

effecten van vervoer, opslag, het inbrengen in<br />

het systeem en het opvangen van de vissen<br />

meegeteld bij het effect van pomppassage. Een<br />

volledig onderzoek richt zich bovendien niet<br />

alleen op schade direct na de pomppassage,<br />

maar ook op zogenaamde uitgestelde<br />

schade (na 96 uur), bij<strong>voor</strong>beeld door niet<br />

waarneembare inwendige bloedingen of<br />

kneuzingen. Niet in alle onderzoeken wordt<br />

hiermee rekening gehouden.<br />

Afgezien van bovengenoemde aspecten<br />

die karakteristiek zijn <strong>voor</strong> een gedegen<br />

onderzoek, ontbreekt in de onderzoeksrapporten<br />

vaak informatie over pompspecifieke<br />

omstandigheden zoals toerental van de<br />

pomp, opvoerhoogte en capaciteit. Als deze<br />

informatie al wordt gegeven, dan betreft het<br />

vaak de ontwerpgrootheden van het gemaal<br />

in plaats van de werkelijke condities tijdens<br />

de metingen. Veel gemalen beschikken<br />

over pompen met toerenregeling door<br />

frequentieomvormers. De capaciteit door de<br />

pomp is dan afhankelijk van het toerental<br />

en de actuele waterstanden aan de zuig- en<br />

perszijde van het gemaal. Als informatie<br />

over toerental en capaciteit door de pomp<br />

ontbreekt, kan geen goede wetenschappelijke<br />

conclusie worden getrokken over de<br />

visvriendelijkheid van het gemaal.<br />

De algemene indruk die beklijft na lezing van<br />

deze rapporten, is dat pompen van het axiale<br />

type ‘visonvriendelijk’ zijn, en dat mixed-flow<br />

en radiale pompen dat eveneens zijn tenzij<br />

deze pompen grote afmetingen hebben. In<br />

een recent onderzoek door STOWA, waarvan<br />

de resultaten worden besproken in een<br />

<strong>voor</strong>publicatie 12) , wordt dit genuanceerd. Een<br />

belangrijke conclusie is dat geen eenduidige<br />

relatie is waargenomen tussen het type<br />

pomp en de omvang van de visschade.<br />

Verder blijkt een significante relatie te<br />

bestaan tussen het toerental van de pomp en<br />

de waargenomen schade.<br />

Dit beeld behoeft enige aanvulling: de vraag<br />

of een pomp visvriendelijk is, hangt niet<br />

alleen af van het pomptype en het toerental,<br />

maar evenzeer van de afmeting van de<br />

pomp en de bedrijfsomstandigheden. In het<br />

vervolg wordt hierop nader ingegaan.


Visvriendelijkheid van pompen<br />

In pompen wordt visschade veelal<br />

veroorzaakt door botsing van de vis met de<br />

<strong>voor</strong>rand van de schoepen, door schuren<br />

van de vis langs een ruw oppervlak of door<br />

beknelling in spleten. Dit laatste effect<br />

speelt in pompen met half-open waaiers<br />

zelfs sterker dan in waterturbines, omdat<br />

de lekstroming door de spleten tegengesteld<br />

is gericht aan de rotatierichting van de<br />

schoepen, waardoor een vis gemakkelijker<br />

bekneld raakt. Een sterke drukverlaging -<br />

zoals die optreedt in turbines - vindt men<br />

evenwel niet in pompen. Uit onderzoek blijkt<br />

dat physostome vissen bestand zijn tegen<br />

een snelle drukverlaging van 70 procent van<br />

de initiële waarde en dat <strong>voor</strong> physocliste<br />

vissen de grens op ongeveer 40 procent ligt 1) .<br />

In pompen wordt de druk wel snel verhoogd,<br />

maar dit leidt volgens Foye en Scott 10) niet<br />

tot schade aan vissen. Cavitatie is wel een<br />

potentiële bron van schade. Omdat dit nabij<br />

de <strong>voor</strong>rand van schoepen optreedt, kan de<br />

De tipsnelheid v tip,1 van de schoep aan de<br />

inlaat van de pomp hangt af van het<br />

pomptype en de opvoerhoogte H van de<br />

pomp. Het pomptype wordt gekarakteriseerd<br />

door de waarde van het specifieke toerental,<br />

waarbij de waarden <strong>voor</strong> toerental, volumestroom<br />

en opvoerhoogte worden genomen<br />

bij maximaal rendement (BEP). Radiale<br />

pompen hebben een specifiek toerental<br />

kleiner dan 1, mixed-flow pompen hebben<br />

waarden tussen 1 en 3, en axiale pompen<br />

hebben een waarde groter dan 3.<br />

De waarde <strong>voor</strong> de tipsnelheid kan bepaald<br />

worden uit<br />

v tip,1 = f √H<br />

kans op schade door een botsingsmodel<br />

worden beschreven.<br />

De kans op beknelling in spleten kan worden<br />

verkleind door de spleten tussen de tip<br />

van de schoepen en het pomphuis zo klein<br />

mogelijk te maken of door toepassing van<br />

een gesloten waaier. De afstand tussen rotor-<br />

en statorschoepen (of tong van de slak) mag<br />

niet te klein worden gekozen. Vergroten van<br />

deze afstand zal echter ten koste gaan van<br />

het rendement van de pomp. Schuren van<br />

vissen langs de wanden, wat kan leiden tot<br />

ontschubben, wordt verminderd door de<br />

toepassing van gladde oppervlakken aan de<br />

binnenzijde van de pomp.<br />

De kans op een botsing van de vis en<br />

de schoepen van de pomp kan worden<br />

berekend met een botsingsmodel. In de<br />

tabel is een vergelijking gemaakt tussen<br />

modelberekeningen en metingen aan<br />

diverse gemalen met verschillende typen<br />

pompen. Gegeven de onzekerheden van<br />

Bij de selectie van pompen <strong>voor</strong> een gemaal<br />

spelen een aantal zaken een rol. In principe is<br />

elk pomptype geschikt als gemalenpomp.<br />

Door een juiste keuze <strong>voor</strong> de diameter en<br />

het toerental te maken, is elk pomptype in<br />

staat een bepaalde combinatie van capaciteit<br />

en opvoerhoogte te leveren. Het blijkt dat<br />

een keuze <strong>voor</strong> een radiale pomp leidt tot een<br />

pomp met een grote afmeting en een laag<br />

toerental, terwijl de keuze <strong>voor</strong> een axiaal<br />

type een pomp levert met een kleine<br />

afmeting en een hoog toerental. Mixed-flow<br />

pompen zitten hier tussenin. Uit oogpunt van<br />

kosten van de pomp (en het gemaal als<br />

geheel) heeft een axiale pomp in veel<br />

gevallen de <strong>voor</strong>keur, omdat de kosten in<br />

Afb. 2: Het verband tussen opvoerhoogte en tipsnelheid aan de inlaat van de pomp <strong>voor</strong> verschillende pomptypen en een breed werkgebied.<br />

platform<br />

het botsingsmodel komen de resultaten<br />

verrassend goed overeen met de metingen.<br />

Alleen gemalen Katwijk en Gouda laten een<br />

groot verschil zien tussen modelberekeningen<br />

en metingen. Een verklaring is dat het<br />

snelheidsverschil laag is, waardoor botsingen<br />

met de schoepen niet leiden tot schade.<br />

In de tabel zijn ook onderzoeken<br />

opgenomen naar de visvriendelijkheid van<br />

twee Hidrostal pompen. Deze mixed-flow<br />

pompen hebben één schoep met een<br />

speciale kurketrekkervorm aan de inlaat.<br />

Ook <strong>voor</strong> deze machines blijkt de visvriendelijkheid<br />

goed beschreven te worden door<br />

het botsingsmodel. De speciale schoepvorm<br />

is mogelijk de reden dat tot relatief hoge<br />

snelheden van zo’n 13 meter per seconde<br />

weliswaar schade aan vissen ontstaat, maar<br />

geen sterfte. Bij hogere snelheden wordt<br />

de sterfte wederom <strong>voor</strong>speld door het<br />

botsingsmodel, waaruit blijkt dat Hidrostal<br />

pompen hun visvriendelijke eigenschap te<br />

grote mate worden bepaald door de afmeting<br />

van de pomp. Er is echter een praktische<br />

beperking: cavitatie. Om cavitatie te<br />

<strong>voor</strong>komen wordt de keuzevrijheid in<br />

pomptype beperkt. Waar de grens ligt wordt<br />

bepaald door de opvoerhoogte van het<br />

gemaal. Voor opvoerhoogten tot ongeveer<br />

drie meter zijn alle pomptypen toe te passen,<br />

tot tien meter opvoerhoogte zijn radiale en<br />

mixed-flow pompen te gebruiken, en bij nóg<br />

hogere opvoerhoogten kunnen alleen radiale<br />

pomptypen worden toegepast.<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

31


danken hebben aan de combinatie van hoge<br />

inlaatsnelheid, laag toerental en het feit dat<br />

de pompen een gesloten waaier bezitten<br />

met slechts één waaierschoep.<br />

De selectie van pomptypen in een gemaal<br />

is tot op heden meestal gebaseerd op een<br />

kostenanalyse (zie kader). Minimalisatie<br />

van kosten zal leiden tot de keuze <strong>voor</strong> een<br />

pomp met minimale diameter en maximaal<br />

toerental. Met een botsingsmodel kan<br />

vervolgens worden geschat hoe groot de kans<br />

is op schade aan vissen. De kans op botsingen<br />

tussen vis en schoepen is hoger naarmate<br />

de opvoerhoogte van een gemaal groter<br />

is, omdat dit gepaard gaat met een hoger<br />

toerental. Daarnaast is de kans ook groter in<br />

axiale pompen dan in radiale pompen. De<br />

reden is dat het toerental van axiale pompen<br />

veel hoger is dan van radiale pompen. En<br />

hoewel de diameter <strong>voor</strong> axiale pompen<br />

kleiner is, is de tipsnelheid aan de inlaat van<br />

axiale pompen toch aanzienlijk hoger dan van<br />

vergelijkbare radiale pompen <strong>voor</strong> dezelfde<br />

capaciteit en opvoerhoogte. De visvriendelijkheid<br />

van een gemaal zou als gevolg van<br />

deze conclusie verbeterd kunnen worden door<br />

over te stappen op een pomp van een meer<br />

mixed-flow of radiaal type. Deze pompen zijn<br />

echter groter en daarom duurder.<br />

De toepassing van Hidrostal pompen<br />

<strong>voor</strong> gemalen valt onder een dergelijke<br />

verbetering. De pompen zijn van het<br />

mixed-flow type, al hebben ze in vergelijking<br />

hiermee een nóg grotere buitendiameter,<br />

omdat de waaier slechts één schoep bevat.<br />

Een axiale waaier <strong>voor</strong>zien van een Hidrostalachtige<br />

inlaat is minder zinvol, omdat het<br />

toerental ongewijzigd hoog zal zijn, en zelfs<br />

32 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

verhoogd moet worden indien het aantal<br />

schoepen wordt gereduceerd.<br />

Conclusie<br />

Gemalen die beschikken over snellopende,<br />

compacte pompen zijn in het algemeen<br />

weinig visvriendelijk. Dit geldt des te<br />

sterker naarmate de opvoerhoogte van het<br />

gemaal hoger is. De wens om de visvriendelijkheid<br />

van snellopende pompen te<br />

verbeteren kan in zijn algemeenheid alleen<br />

worden gerealiseerd door vervanging van<br />

de pompen door grotere, en dus duurdere,<br />

varianten.<br />

Het verdient uit oogpunt van kostenbeheersing<br />

daarom aanbeveling om daar<br />

waar aanpassing noodzakelijk is, zo weinig<br />

mogelijk concessie te doen aan de pompselectie,<br />

maar in plaats daarvan over te gaan<br />

op een by-pass <strong>voor</strong> de vissen. Het maakt<br />

het mogelijk dat <strong>voor</strong> het pompgedeelte van<br />

het gemaal gekozen wordt <strong>voor</strong> de meest<br />

compacte, goedkope en energiezuinige<br />

pompen.<br />

LITERATUUR<br />

1) Cada G., C. Coutant en R. Whitney (1997).<br />

Development of biological criteria for the design of<br />

advanced hydropower turbines. DOE/ID-10578, U.S.<br />

Department of Energy, Idaho, VS.<br />

2) Coutant C. en R. Whitney (2000). Fish behavior in<br />

relation to passage through hydropower turbines:<br />

a review. Transactions of the American Fisheries<br />

Society jaargang 129, pag. 351-380.<br />

3) Abernethy C., B. Amidan en G. Cada (2001).<br />

Laboratory studies of the effects of pressure and<br />

dissolved gas supersaturation on turbine-passed<br />

fish. Pacific Northwest National Laboratory 13470.<br />

4) Abernethy C., B. Amidan en G. Cada (2002).<br />

Simulated passage through a modified Kaplan<br />

turbine pressure regime. A supplement to<br />

laboratory studies of the effects of pressure and<br />

dissolved gas supersaturation on turbine-passed<br />

Fish. Pacific Northwest National Laboratory<br />

13470-A.<br />

5) Abernethy C., B. Amidan en G. Cada (2003).<br />

Fish passage through a simulated horizontal<br />

bulb turbine pressure regime: a supplement to<br />

‘Laboratory studies of the effects of pressure and<br />

dissolved gas supersaturation on turbine-passed<br />

fish’. Pacific Northwest National Laboratory<br />

13470-B.<br />

6) Turnpenny A., D. Davis, J. Fleming en J. Davies<br />

(1992). Experimental studies relating to the passage<br />

of fish and shrimps through tidal power turbines.<br />

National Power PLC, Hampshire, Engeland.<br />

7) Nietzel D., M. Richmond, D. Dauble, R. Mueller,<br />

R. Moursund, C. Abernethy, G. Guensch en G.<br />

Cada (2000). Laboratory studies on the effects<br />

on shear on fish: final report. DOE/ID-10822, U.S.<br />

Department of Energy, Idaho, VS.<br />

8) Sale M., G. Cada, B. Rinehart, G. Sommers, P.<br />

Brookshier en J. Flynn (2000). Status of the US<br />

Department of Energy’s Advanced Hydropower<br />

Turbine Systems Program. DOE/ID-108013.<br />

9) Harvey H. (1963). Pressure in the early life history<br />

of sockeye salmon. Proefschrift University of British<br />

Colombia, Vancouver, Canada.<br />

10) Foye R. en M. Scott (1965). Effects of pressure on<br />

survival of six species of fish. Transactions of the<br />

American Fisheries Society jaargang 94, pag. 88-91.<br />

11) Electric Power Research Institute (1987). Turbinerelated<br />

fish mortality: review and evaluation of<br />

studies. EPRI AP-5480. Project 2694-4.<br />

12) STOWA (<strong>2010</strong>). Worden vissen in de maling<br />

genomen? Brochure. Rapport <strong>2010</strong>-21.


Martijn Tas, Vitens Watertechnologie<br />

Kees van Beek, KWR Watercycle Research Institute<br />

Rob Breedveld, Vitens Watertechnologie<br />

René Kollen, Vitens Watertechnologie<br />

Naar een verstoppingvrij<br />

puttenveld Tull en ‘t Waal (V):<br />

stand van zaken<br />

Puttenveld Tull en ‘t Waal (Vitens Midden Nederland) heeft ernstig te lijden van<br />

boorgatwand (of mechanische) putverstopping. Om deze verstopping tegen te<br />

gaan, worden de putten sinds <strong>augustus</strong> 2005 regelmatig aan- en uitgeschakeld.<br />

Het regelmatig putschakelen heeft tot een aanzienlijke verbetering geleid:<br />

moesten de putten <strong>voor</strong>dien iedere twee à vier jaar worden geregenereerd;<br />

afgelopen vier jaar is slechts één put geregenereerd.<br />

Om putverstopping te <strong>voor</strong>komen<br />

hebben wij bijna drie jaar<br />

geleden in dit tijdschrift<br />

aanbevolen putten dagelijks regelmatig aan<br />

en uit te schakelen 1). Deze wijze van preventie<br />

heeft betrekking op putten die gevoelig<br />

zijn <strong>voor</strong> het optreden van boorgatwand<br />

(of mechanische) verstopping. In Nederland<br />

betreft dit putten die anoxisch (sulfaatreducerend)<br />

grondwater onttrekken aan (semi-)<br />

spanningspakketten.<br />

Inmiddels wordt op puttenveld Tull en ‘t<br />

Waal regelmatig putschakelen, met behulp<br />

van een carrouselschakeling, ruim vier jaar<br />

toegepast. Dit artikel beschrijft de stand<br />

van zaken. De ervaringen zijn gunstig: was<br />

het in het verleden noodzakelijk de putten<br />

iedere twee à vier jaar te regenereren, in de<br />

afgelopen vier jaar was het slechts nodig<br />

om één put te regenereren. Vooraf zullen wij<br />

Indeling van de putten in carrousels en groepen.<br />

carrousel putten niveaugroepen reinwaterkelder<br />

eerst de methode van putschakeling (carrouselschakeling)<br />

in herinnering roepen 2) .<br />

Carrousel putschakeling<br />

Om tot een regelmatige afwisseling van<br />

onttrekking en rust te komen zijn de putten<br />

in een carrouselschakeling geplaatst (zie de<br />

tabel).<br />

De schakeling omvat vijf carrousels,<br />

waarbinnen de putten rouleren. Alle putten<br />

boven het actuele niveau in de reinwaterkelder<br />

(de watervraag) zijn steeds in<br />

bedrijf. Het niveau in de reinwaterkelder<br />

komt overdag gewoonlijk overeen met<br />

niveaugroep 4; niveaugroep 5 schakelt af<br />

en toe bij, en de groepen 6 t/m 9 alleen bij<br />

calamiteiten.<br />

Binnen de carrousels schuiven alle putten<br />

per drie uur kloktijd een plaats op; de put in<br />

eerste positie sluit aan in derde positie, de<br />

platform<br />

put in tweede verschuift naar eerste positie<br />

en de put in derde naar tweede positie. In het<br />

schakelschema van Tabel 1 zullen in carrousel<br />

1 en 5 dus regelmatig twee putten tegelijkertijd<br />

in bedrijf zijn en dus zes uur draaien:<br />

de in bedrijf zijnde eerste put schakelt uit en<br />

schuift aan in de derde positie, de tweede<br />

in bedrijf zijnde put schuift door naar de<br />

eerste positie en blijft in bedrijf, en de derde<br />

put schuift door naar de tweede positie en<br />

komt in bedrijf (<strong>voor</strong> verdere details zie Van<br />

der Wurf et al. 2) . Deze carrouselschakeling<br />

is sinds <strong>augustus</strong> 2005 operationeel (<strong>voor</strong><br />

meer informatie over opzet en uitvoering van<br />

schakelschema’s zie Raat 3) ).<br />

Dit aantal is <strong>voor</strong> alle putten binnen één<br />

carrousel nagenoeg identiek.<br />

Omdat alle putten iedere drie uur rouleren,<br />

kunnen verschillen in de mate van putschakelen<br />

(gemiddelde duur van opeenvolgende<br />

<strong>nummer</strong> 1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />

1* 20, 21, 22 X X X<br />

2 24, 25, 26 X X X<br />

3 23, 27, 28 X X X<br />

4 29, 30, 31 X X X<br />

5 33, 34, 35 X X X<br />

NOTEN<br />

* In oktober 2006 buiten bedrijf gesteld.<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

33


perioden van onttrekking en van rust)<br />

globaal worden weergegeven als verschillen<br />

in aantallen draaiuren per maand (<strong>voor</strong> de<br />

berekening van het aantal bedrijfsuren/<br />

maand zie Van der Wurf et al. 2) ).<br />

Uitvoering en verwerking van de<br />

metingen<br />

In alle putten van puttenveld Tull en ‘t<br />

Waal zijn drukmeters gehangen. Omdat de<br />

diameter van het waarnemingsfilter in de put<br />

zelf te klein was, zijn deze meters gehangen<br />

in het waarnemingsfilter in de omstorting.<br />

Deze meters registreren ieder half uur de<br />

druk en slaan deze in het geheugen op.<br />

Op een aparte druk meter wordt ieder<br />

half uur de barometerdruk geregistreerd<br />

en opgeslagen. De opgeslagen waarden<br />

worden regelmatig (eens per drie maanden)<br />

uitgelezen.<br />

De gemeten druk minus de barometerdruk is<br />

gelijk aan de stijghoogte van het grondwater.<br />

Bij alle putten kunnen in de druk twee<br />

niveaus worden onderscheiden: een hoog<br />

niveau representatief <strong>voor</strong> de situatie tijdens<br />

rust, en een lager niveau representatief <strong>voor</strong><br />

de situatie tijdens bedrijf (zie afbeelding 1).<br />

Als maat <strong>voor</strong> de afpomping wordt het<br />

verschil in druk tussen twee opeenvolgende<br />

waarnemingen gebruikt, indien dit verschil<br />

groter is dan 100 cm:<br />

Indien (p t=1 - p t=2) > 100 cm, dan is ∆s = p t=1 -<br />

p t=2 = h t=1 - h t=2 + a t=1 - a t=2.<br />

Hierin is ∆s de afpomping, p de druk, h de<br />

stijghoogte, a de barometerdruk, alles in<br />

cm H 2O, en t=1 en t=2 tijdstippen van twee<br />

opeenvolgende metingen, met een pauze<br />

van 30 minuten.<br />

Omdat de barometerdruk niet altijd<br />

beschikbaar is, is het verschil tussen beide<br />

niveaus in druk gebruikt als maat <strong>voor</strong> de<br />

afpomping in plaats van het verschil tussen<br />

beide niveaus in stijghoogte. Luchtdrukverschillen<br />

van meer dan 1 mbar (≈ 0,1 cm H 2O)<br />

over een half uur komen zelden <strong>voor</strong>, zodat<br />

de bijdrage van (a t=1 - a t=2 ) aan de afpomping<br />

verwaarloosbaar is. Het rust- en het bedrijfsniveau<br />

in afbeelding 1 vertonen beiden<br />

34 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

enige vergelijkbare variatie. Deze wordt<br />

veroorzaakt door het al dan niet in bedrijf<br />

zijn van omringende putten (onderlinge<br />

beïnvloeding) en de variatie in volumestroom<br />

tijdens onttrekking (alle putten leveren op<br />

dezelfde verzamelleiding: de volumestroom<br />

is groter indien de put als enige levert en<br />

kleiner indien alle putten tegelijkertijd<br />

leveren). Uit afbeelding 1 blijkt bovendien<br />

dat het <strong>voor</strong> de variatie in drukhoogte tijdens<br />

rust, op het oog, geen verschil maakt of de<br />

put al dan niet in bedrijf is. Blijkbaar is na<br />

schakelen, praktisch gesproken, binnen 30<br />

minuten evenwicht in drukhoogte bereikt. Dit<br />

wordt bevestigd door het nagenoeg afwezig<br />

zijn van waarnemingen tussen beide niveaus.<br />

Resultaten<br />

Het effect van putschakelen op de<br />

afpomping is onderzocht. De putten zijn<br />

niet identiek: ze verschillen in filterlengte,<br />

filterdiameter, boorgatdiameter, mate van<br />

Afb. 2: Verloop van afpomping (linker as) en bedrijfsuren per maand (rechter as) van put 28.<br />

Afb. 1: Verloop van de druk gemeten in put 28 (gemeten iedere twee uur). Tot 24 april 2006 beweegt de<br />

ruststand zich tegen de bovengrens van het meetbereik van de drukopnemer, doch de invloed daarvan op de<br />

berekende afpomping is verwaarloosbaar. Gegevens tussen 14 en 26 april en 17 en 29 mei 2006 ontbreken. De<br />

put heeft niet gedraaid tussen 26 januari en 12 april 2007, 3 oktober en 9 november 2007, 12 december 2007 en<br />

<strong>16</strong> mei 2008 en na 3 februari 2009. Voor introductie van de carrouselschakeling op 17 <strong>augustus</strong> 2005 heeft de<br />

put nauwelijks gedraaid.<br />

ontwikkelen bij oplevering en mate van<br />

verstopping, deeltjesconcentratie in het<br />

(onttrokken) grondwater, capaciteit van<br />

de onderwaterpomp, etc. Daardoor zal<br />

iedere put anders reageren. Het effect van<br />

verschillen in bedrijfsvoering op het verloop<br />

van de afpomping wordt getoond aan de<br />

hand van de putten 28 en 20 uit respectievelijk<br />

carrousel 3 en 1, en het effect van<br />

verschillen in putaanleg, etc. bij eenzelfde<br />

bedrijfsvoering aan de hand van de putten<br />

33, 34 en 35 (carrousel 5).<br />

Carrousel 3: de putten 23, 27 en 28<br />

Afbeelding 1 toont <strong>voor</strong> put 28 het verloop<br />

van de geregistreerde drukken, waarbij het<br />

hoge niveau de situatie tijdens rust weergeeft<br />

en het lage niveau de situatie tijdens bedrijf.<br />

Gelijktijdige onderbrekingen in het hoge en<br />

in het lage niveau duiden op ontbrekende<br />

gegevens. Onderbrekingen in het hoge<br />

niveau, waar wel waarden <strong>voor</strong> het lage<br />

niveau aanwezig zijn, duiden op continue<br />

onttrekking. Omgekeerd, onderbrekingen in<br />

het lage niveau, waar wel waarden <strong>voor</strong> het<br />

hoge niveau aanwezig zijn, duiden op rust.<br />

Het verschil tussen beide niveaus in<br />

afbeelding 1 is gelijk aan de afpomping. Het<br />

verloop van de afpomping is in afbeelding 2<br />

weergegeven. Deze afbeelding toont tevens<br />

het aantal bedrijfuren per maand als afgeleide<br />

maat <strong>voor</strong> het regelmatig putschakelen.<br />

Vergelijking van de afpomping met het aantal<br />

bedrijfuren bevestigt dat de put regelmatig<br />

lange perioden niet heeft gedraaid.<br />

Afbeelding 2 laat zien dat de afpomping<br />

langzaam afneemt bij gelijkblijvend aantal<br />

bedrijfsuren per maand (ca 240), maar<br />

nauwelijks reageert op de verminderde<br />

intensiteit na 5 september 2007, en<br />

vervolgens tot 4 november 2008 nagenoeg<br />

constant blijft. Dit lijkt strijdig (verbetering<br />

bij veel bedrijfsuren per maand, en geen<br />

verbetering bij minder uren), maar de


Afb. 3: Verloop van afpomping (links) en van het aantal bedrijfuren per maand (rechts) van put 20. De put heeft<br />

tussen 14 en 21 januari 2005 niet gedraaid. De resultaten van de metingen tussen 27 oktober en 1 december<br />

2005, 7 en <strong>16</strong> februari 2006, 14 en 24 april 2006, 18 en 29 mei 2006 en na 20 juli 2006 ontbreken; vergelijk met<br />

het aantal bedrijfuren/maand.<br />

ruimte <strong>voor</strong> verbetering (= verkleining<br />

van de afpomping) is beperkt: blijkbaar is<br />

de afpomping bij oplevering bereikt, en<br />

is verdere verbetering niet mogelijk. De<br />

ruimte <strong>voor</strong> toename van de afpomping is<br />

daarentegen nagenoeg onbeperkt. De snelle<br />

toename van de afpomping na 4 november<br />

2008 valt samen met een toename in het<br />

aantal bedrijfuren naar circa 360 per maand.<br />

Veranderingen in de af- of toename van de<br />

afpomping vallen dus samen met veranderingen<br />

in draaiuren per maand (en dus in<br />

de duur van de opeenvolgende draai- en<br />

rustperioden). Uit afbeelding 2 blijkt dat put<br />

28 zonder te verstoppen 240 uur/maand (of<br />

meer?) in bedrijf kan zijn, maar zeker geen<br />

360 uur/maand.<br />

Carrousel 1: de putten 20, 21 en 22<br />

Afbeelding 3 toont het verloop van de<br />

afpomping en van het aantal bedrijfsuren/<br />

maand <strong>voor</strong> put 20.<br />

Uit afbeelding 3 blijkt dat de afpomping<br />

direct en sterk reageert op veranderingen<br />

in bedrijfsvoering. De put verbetert vanaf<br />

januari tot april 2005, maar daarna is het<br />

aantal bedrijfsuren zodanig toegenomen dat<br />

de afpomping weer toeneemt. Introductie<br />

van de carrouselschakeling op 17 <strong>augustus</strong><br />

2005 gaat samen met een vermindering van<br />

het aantal bedrijfuren en met een afname<br />

van de afpomping. Door een geleidelijke<br />

toename van het aantal bedrijfsuren na<br />

november 2005 neemt ook de afpomping<br />

weer toe. Ten slotte neemt door een abrupte<br />

afname van het aantal bedrijfuren op 3 maart<br />

2006 de afpomping weer drastisch af. Gezien<br />

de afpomping (circa zes meter) is de put<br />

behoorlijk verstopt, waardoor flinke reacties<br />

op gunstiger en ongunstiger bedrijfsvoeringen<br />

mogelijk zijn. Uit de afbeelding blijkt<br />

dat deze put zonder te verstoppen 400 uur/<br />

maand kan draaien.<br />

Merk op dat de put in januari en februari<br />

2005 bij een bedrijfstijd van 500 uur/maand<br />

verbetert, en in januari en februari 2006 bij<br />

een gelijke bedrijfstijd verslechtert. Blijkbaar<br />

vormt het aantal bedrijfsuren per maand<br />

geen goede definitie <strong>voor</strong> regelmatig<br />

putschakelen.<br />

Carrousel 5: de putten 33, 34 en 35<br />

Afbeelding 4 toont het verloop van de<br />

afpomping en van de bedrijfsvoering <strong>voor</strong><br />

put 33. Tussen 10 januari en 2 februari 2006 is<br />

aan de put met wisselende capaciteit continu<br />

onttrokken en tussen 30 juni en 17 juli 2007<br />

intermitterend <strong>voor</strong> het schoonpompen na<br />

regeneratie.<br />

Op 10 januari 2006 is de onderwaterpomp<br />

van circa 70 kubieke meter per uur in put<br />

33 vervangen door een grotere pomp van<br />

circa 100 kubieke meter. De afpomping<br />

op 10 januari 2006 bedroeg circa 140 cm<br />

en op 2 februari 2006 circa 270 cm. De<br />

afpomping ten gevolge van het inhangen<br />

van een grotere pomp komt overeen met<br />

100/70*140 = 200 cm. De toename in de<br />

platform<br />

afpomping bedraagt 270 - 200 = 70 cm en<br />

wordt veroorzaakt door het optreden van<br />

putverstopping als gevolg van de <strong>voor</strong>afgaande<br />

continue onttrekking. Het optreden<br />

van verstopping komt ook tot uiting in een<br />

afname van de specifieke volumestroom:<br />

<strong>voor</strong>af 70/1,40 = 50 kubieke meter per<br />

uur per meter afpomping, en naderhand<br />

100/2,70 = 37 kubieke meter, een afname van<br />

(50-37)/50*100 procent = 26 procent.<br />

Na 21 april 2006 neemt de afpomping<br />

<strong>voor</strong>tdurend langzaam toe, om na 17<br />

november 2006 zeer sterk toe te nemen. Op<br />

22 september en op 17 november 2006 zijn<br />

veranderingen in de bedrijfsvoering/putschakeling<br />

aangebracht. Deze intensivering in<br />

bedrijfsvoering wordt weerspiegeld in een<br />

toename van het aantal bedrijfsuren/maand<br />

per oktober 2006.<br />

Tussen <strong>16</strong> juni en 20 juli 2007 wordt de put<br />

geregenereerd, <strong>voor</strong> regeneratie bedraagt<br />

de specifieke volumestroom circa 100/5,10<br />

= 19,6 kubieke meter per uur per meter<br />

afpomping en erna 100/3,40 = 29,4 kubieke<br />

meter. Omdat de verstopping zich op de<br />

boorgatwand bevindt, zijn deze putten<br />

lastig te regenereren. Bovendien was de<br />

put ernstiger verstopt dan de helft van de<br />

waarde van de oorspronkelijke specifieke<br />

capaciteit, de uiterste aanbevolen waarde om<br />

tot regeneratie over te gaan.<br />

Na regeneratie wordt overgegaan op een<br />

minder intensieve bedrijfsvoering. De<br />

afpomping van de put blijft vervolgens<br />

nagenoeg constant of neemt iets toe.<br />

Blijkbaar is dit de maximale belasting (circa<br />

240 uur/maand) die put 33 momenteel kan<br />

trekken. De vermindering van de afpomping<br />

nadat de put van 2 november 2008 tot 9<br />

februari 2009 buiten bedrijf is geweest, is in<br />

lijn met de verwachting.<br />

Merk op dat de put van juli tot en met<br />

september 2006 bij een bedrijfstijd van<br />

<strong>16</strong>0 uur/maand begint te verstoppen en<br />

gedurende <strong>augustus</strong> 2007 tot november<br />

2008 bij grotere bedrijfstijd vrijwel gelijk<br />

blijft.<br />

Afb. 4: Verloop van afpomping (links) en bedrijfsuren per maand (rechts) van put 33. Tot de introductie van de<br />

carrouselschakeling op 17 <strong>augustus</strong> 2005 is de put regelmatig langere tijd continu in bedrijf en buiten bedrijf is<br />

geweest; tussen 2 november 2008 en 29 januari 2009 is de put uit productie geweest.<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

35


Afb. 5: Verloop van de afpomping (linker as) en van de bedrijfsintensiteit (rechter as) <strong>voor</strong> put 34. Tussen 20 april<br />

en 8 juni 2005 en tussen 2 november 2008 en 29 januari 2009 heeft de put niet gedraaid.<br />

Afbeelding 5 toont het verloop van de<br />

afpomping en van de bedrijfsintensiteit <strong>voor</strong><br />

put 34. Op 8 januari 2006 is de onderwaterpomp<br />

van circa 70 kubieke meter per uur<br />

vervangen door een grotere pomp van circa<br />

100 kubieke meter per uur, en is vervolgens<br />

tot 3 februari 2006 met wisselende capaciteit<br />

continu onttrokken. Voor deze continue<br />

onttrekking bedroeg de afpomping circa 120<br />

cm en erna circa 190 cm. De afpomping ten<br />

gevolge van het inhangen van een grotere<br />

pomp komt overeen met 100/70*120 =<br />

170 cm. De toename in de afpomping ten<br />

gevolge van de <strong>voor</strong>afgaande continue<br />

onttrekking bedraagt dus circa 190 - 170 =<br />

20 cm. Dit verschil komt ook tot uiting in de<br />

specifieke volumestroom: <strong>voor</strong> de continue<br />

onttrekking 70/1,20 = 58,3 kubieke meter per<br />

uur per meter afpomping, en erna 100/1,90 =<br />

52,6 kubieke meter per uur, een afname van<br />

(58,3-52,6)/58,3*100% = 10%. De toename<br />

in de afpomping wordt dus grotendeels<br />

veroorzaakt door de aanwezigheid van een<br />

grotere pomp en <strong>voor</strong> een klein deel door<br />

het optreden van verstopping.<br />

Uit afbeelding 5 blijkt dat de afpomping na<br />

17 november 2006 langzaam toeneemt; de<br />

put begint langzaam te verstoppen. Voor<br />

die tijd was al op een intensievere bedrijfsvoering<br />

overgegaan, zoals weerspiegeld in<br />

een toename van het aantal bedrijfsuren<br />

per maand. Blijkbaar reageert de afpomping<br />

hier met enige vertraging op de verandering<br />

in bedrijfsvoering. Dit was ook al bij put<br />

33 het geval. De afpomping (verstopping)<br />

blijft langzaam toenemen tot 5 december<br />

2007, waarna deze gelijk blijft. Al op 15 juli<br />

2007 was echter op een minder intensieve<br />

bedrijfsvoering overgegaan.<br />

De toename van de afpomping nadat de put<br />

van 2 november 2008 tot 9 februari 2009<br />

buiten bedrijf is geweest, wordt veroorzaakt<br />

door het inhangen van een grotere pomp.<br />

Afbeelding 6 toont het verloop van de<br />

afpomping en van het aantal bedrijfsuren per<br />

maand van put 35, behorend tot hetzelfde<br />

carrousel als put 33 en put 34. In deze put is<br />

regelmatig een andere pomp ingehangen,<br />

36 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

maar de afpomping blijft constant. Er is dus<br />

geen sprake van putverstopping.<br />

De verstoppingsnelheid van de putten 33, 34<br />

en 35 is zeer verschillend; na overschrijding<br />

van een (onbekende) grens verstopt put 33<br />

snel, put 34 matig en put 35 niet. Dit aantal<br />

is te klein om tot conclusies te komen, maar<br />

de relatie met de duur van open staan van<br />

het boorgat (op diepte) is frappant: put 33<br />

stond 7 dagen open, put 34 4 dagen en put<br />

35 0 dag. De kortere tijd van open staan<br />

resulteerde ook in een hogere waarde van<br />

de specifieke volumestroom na maximale<br />

ontwikkeling 4) . Hierbij wordt <strong>voor</strong>bij gegaan<br />

aan verschillen in filterlengte, capaciteit van<br />

de onderwaterpomp, etc.<br />

Conclusies en aanbevelingen<br />

Uit de getoonde <strong>voor</strong>beelden blijkt<br />

duidelijk dat een relatie bestaat tussen<br />

afpomping en bedrijfsvoering: boorgatwandverstopping<br />

(mechanische<br />

verstopping) is met gerichte bedrijfsvoering<br />

(regelmatig putschakelen) te<br />

<strong>voor</strong>komen;<br />

De meest ongunstige bedrijfsvoering<br />

bestaat uit continue onttrekking (zie ook<br />

Hoogendoorn et al. 5) ), zoals langdurige<br />

pompproeven op (nieuwe) putten en<br />

langdurig schoonpompen na regeneratie;<br />

Daarom wordt aanbevolen na regeneratie<br />

niet meer dan een half uur per dag<br />

te onttrekken. Afhankelijk van het<br />

toegevoegde volume (chemicaliën en)<br />

ruwwater is periodieke onttrekking<br />

waarschijnlijk ook voldoende om te komen<br />

tot bacteriologisch betrouwbaar ruwwater;<br />

Vaak (maar niet altijd) reageert een put<br />

direct op een (nadelige of <strong>voor</strong>delige)<br />

verandering in bedrijfsvoering met een<br />

verandering (toename of afname) in de<br />

afpomping. Blijkbaar was de bedrijfsvoering<br />

in evenwicht, en sloeg de balans<br />

na een verandering door;<br />

Bij identieke bedrijfsvoering blijken<br />

sommige putten wel te verstoppen en<br />

andere niet. Het is daarom op <strong>voor</strong>hand<br />

niet mogelijk aan te geven bij welke<br />

bedrijfsvoering of belasting putverstopping<br />

optreedt.<br />

LITERATUUR<br />

1) Van Beek K., R. Breedveld, M. Balemans en<br />

G-J. Doedens (2007). Naar een verstoppingvrij<br />

puttenveld Tull en ‘t Waal (3): putverstopping en<br />

putschakelen. H 2O nr. 3, pag. 29-31.<br />

2) Van der Wurf N., K. van Beek, R. Breedveld en<br />

G-J. Doedens (2007). Naar een verstoppingvrij<br />

puttenveld Tull en ‘t Waal (2): Carrousel<br />

putschakelschema. H 2O nr. 2, pag. 51-53.<br />

3) Raat K. (2009). Checklist schakelen. Tips en trucs<br />

<strong>voor</strong> ontwerp en toepassing van schakelschema’s<br />

<strong>voor</strong> mechanisch verstopte putten. KWR Watercycle<br />

Research Institute. BTO 2009.046(s).<br />

4) Breedveld R., K. van Beek en G-J. Doedens (2007).<br />

Naar een verstoppingvrij puttenveld Tull en ‘t Waal<br />

(1): pompputten van de toekomst? H 2O nr. 2, pag.<br />

48-50.<br />

5) Hoogendoorn J., J. van Paassen en J. Timmer (2005).<br />

Hoe een goed producerend winveld onderuit kan<br />

gaan. H 2O nr. 22, pag. 35-37.<br />

Afb. 6: Verloop van de afpomping (linker as) en van de bedrijfsintensiteit (rechter as) <strong>voor</strong> put 35.


20 <strong>augustus</strong>, Amsterdam -<br />

Day of the Deltas<br />

internationale waterconferentie over<br />

veiligheid.<br />

Organisatie: Provincie Noord-Holland.<br />

Informatie: (023) 514 34 25.<br />

23-24 <strong>augustus</strong>, Amsterdam -<br />

Cities of the future<br />

congres over hoe steden van de toekomst<br />

eruit zullen zien op het gebied van water.<br />

Hoe gaan steden om met de gevolgen van<br />

veranderingen in het klimaat?<br />

Organisatie: Waternetwerk.<br />

Informatie: www.waternetwerk.nl.<br />

8 september, Almere -<br />

Water, wonen, ruimte<br />

congres over onder andere de rol van water<br />

in gebiedsontwikkeling.<br />

Organisatie: Elba Media.<br />

Informatie: www.waterwonenenruimtecongres.nl.<br />

9 september, Den Bosch -<br />

‘s-Hertogenbosch, de<br />

onoverwinnelijke moerasdraak<br />

presentatie en bezichtiging van de projecten<br />

Diezemonding en Hoogwater Den Bosch.<br />

Organisatie: Vereniging <strong>voor</strong> Waterstaat en<br />

Landinrichting<br />

Informatie: (079) 342 84 09.<br />

9 september, Goch (D.)/<br />

Ottersum -<br />

Natuurlijk grenswater<br />

mini-symposium (deels op een boot via<br />

de rivier de Niers) naar aanleiding van de<br />

officiële opening van het Interreg-project<br />

Natuurlijk grenswater, met aandacht <strong>voor</strong><br />

de ontwikkelingen in het waterbeheer in<br />

Duitsland en Nederland en de grensoverschrijdende<br />

samenwerking.<br />

Organisatie: het Niersverband, het Schwalmverband<br />

en de waterschappen Aa en Maas,<br />

Peel en Maasvallei en Rivierenland.<br />

<strong>16</strong>-17 september, Texel -<br />

Biologische bemonstering<br />

bijeenkomst naar aanleiding van het<br />

verschijnen van het STOWA-handboek<br />

Hydrobiologie <strong>voor</strong> monsternemers,<br />

analisten en ecologen over de kwaliteit van<br />

ecologische monitoring en het daadwerkelijk<br />

bemonsteren van onder andere vis volgens<br />

de <strong>voor</strong>schriften van het handboek.<br />

Organisatie: CURNET.<br />

Informatie: Sandra Broekhof (0182) 54 06 50.<br />

18-19 september, diverse<br />

locaties -<br />

Dag van de Dijk<br />

feestelijk gebeuren rond het thema<br />

water(veiligheid) op dijken in de omgeving<br />

van onder andere Tiel, Kampen, Zwolle,<br />

Deventer, Rotterdam en op Schouwen-<br />

Duiveland.<br />

Organisatie: Rijkswaterstaat en de waterschappen.<br />

Informatie: Eric Eggink (020) 496 90 30 of<br />

www.dagvandedijk.nl.<br />

22 september, Delft -<br />

The right to water and water<br />

rights in a changing world<br />

colloquium ter gelegenheid van het 30-jarig<br />

bestaan van UNESCO-IHE over het recht op<br />

water. Informatie: www.hydrology.nl.<br />

23 september, Amsterdam -<br />

Groen in zicht<br />

symposium over de waarde van stedelijk<br />

groen en innovatieve toepassingen, met<br />

aandacht <strong>voor</strong> water (onder meer een<br />

bijdrage over intelligente systemen <strong>voor</strong><br />

waterbeheer en -retentie in stedelijke<br />

gebieden).<br />

Organisatie: HIC en VHG.<br />

Informatie: www.hoveniersinfo.nl.<br />

23 september, Harderwijk -<br />

No-Dig<br />

seminar rond methoden die reguliere graaftechnieken<br />

bij aanleg, renovatie en vervanging<br />

van de ondergrondse infrastructuur overbodig<br />

(kunnen) maken. Op watergebied aandacht<br />

<strong>voor</strong> een met behulp van sleufloze technieken<br />

ontwikkelde innovatieve waterput <strong>voor</strong> drinkwaterwinning.<br />

Organisatie: Nelis Infra.<br />

Informatie: www.nelisinfra.nl.<br />

24 september, Geijsteren -<br />

Samen aan de slag met water en<br />

klimaat<br />

bestuurlijk symposium in het kader van<br />

het Deltaplan Hoge Zandgronden, met<br />

veldbezoek per fiets en bus en een boottocht<br />

over de Maas.<br />

Organisatie: ORG-ID en de waterschappen Aa<br />

en Maas en Peel en Maasvallei.<br />

Informatie: (030) 274 32 94.<br />

28 september, Apeldoorn -<br />

Warmte uit water<br />

bijeenkomst over de winning van warmte<br />

uit rioolwater en waterzuivering, met een<br />

bezoek aan de rwzi van Apeldoorn en de<br />

wijk Zuidbroek, die vanuit die zuivering van<br />

warmte wordt <strong>voor</strong>zien.<br />

Organisatie: Stichting Warmtenetwerk en<br />

Waterschap Veluwe.<br />

Informatie: (035) 683 88 33.<br />

28 september, Den Haag -<br />

Vierde dinsdag in september<br />

jaarlijks evenement naar aanleiding van<br />

Prinsjesdag waarop het kabinet zijn<br />

waterbeleid presenteert, met reacties vanuit<br />

de achterban.<br />

Organisatie: Waternetwerk.<br />

Informatie: www.waternetwerk.nl.<br />

28 september-1 oktober,<br />

Amsterdam -<br />

HET Instrument/LiveLAB<br />

technologiebeurs met 450 exposanten uit<br />

onder andere de industriële automatisering<br />

en laboratoriumtechnologie. LiveLAB staat in<br />

het teken van wateronderzoek.<br />

Organisatie: FHI.<br />

Informatie: (033) 465 75 07 of<br />

www.hetinstrument.nl.<br />

agenda<br />

29 september-2 oktober,<br />

Rotterdam -<br />

Deltas in times of climate change<br />

internationale conferentie over de actuele<br />

ontwikkelingen op het gebied van wetenschappelijk<br />

onderzoek naar klimaatverandering<br />

en adaptatie, met de presentatie<br />

van de Delta Alliance die de samenwerking<br />

tussen de grote steden in deltagebieden<br />

moet opbouwen.<br />

Organisatie: Gemeente Rotterdam,<br />

Co-operative Programme on Water and<br />

Climate (CPWC) en de kennisprogramma’s op<br />

het gebied van het klimaat.<br />

Informatie: www.climatedeltaconference.org.<br />

29 september, Spijkenisse -<br />

Industrieel Water<br />

achtste editie van dit congres, waar onder<br />

meer de toekomst van de waterketen,<br />

de eerste resultaten van de Waterwet en<br />

energiezuinige membraanzuivering aan de<br />

orde komt, met aan het eind van de dag een<br />

excursie naar de demiwater-installatie van<br />

Evides in de Botlek.<br />

Organisatie: Euroforum.<br />

Informatie: www.euroforum.nl/industrieelwater.<br />

5 oktober, Rotterdam -<br />

Waterbouw<br />

congres over waterbouw in relatie tot onder<br />

meer projectontwikkeling, energie, en milieutechnologie,<br />

met naast sprekers een kennis-<br />

en een praktijkforum.<br />

Organisatie: Management Producties.<br />

Informatie: www.managementproducties.com.<br />

6 oktober, Driebergen -<br />

De florerende klimaatneutrale<br />

stad<br />

conferentie <strong>voor</strong> bestuurders en beslissers<br />

over de omslag in het denken die nodig is om<br />

een klimaatneutrale stad te ontwikkelen die<br />

zichzelf financiert, met ook de uitreiking van<br />

de Groene Parel Award <strong>2010</strong>.<br />

Organisatie: Blomberg Instituut.<br />

Informatie: www.blomberginstituut.nl.<br />

6-8 oktober, Rotterdam -<br />

Environmental sediment<br />

dredging and processing<br />

conferentie en beurs over baggeren,<br />

baggerstort, -behandeling en -hergebruik.<br />

Organisatie: REUSED sediment remediation.<br />

Informatie: www.reused.nl.<br />

18-19 oktober, Leeuwarden -<br />

Wetsus<br />

congres waarop Herman Wijffels (<strong>voor</strong>malig<br />

<strong>voor</strong>zitter Rabobank en SER), H. Hendriks<br />

(CEO Philips) en M. Kropff (rector magnificus<br />

Wageningen Universiteit) spreken vanuit een<br />

watertechnologische invalshoek over het<br />

belang van kennisclusters in een mondialiserende<br />

wereld. Op de tweede dag komen de<br />

internationale wetenschappelijke ontwikkelingen<br />

op het gebied van watertechnologie<br />

aan bod.<br />

Organisatie: Wetsus.<br />

Informatie: www.wetsus.nl.<br />

H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

37


handel & industrie<br />

Nieuw transmitterplatform<br />

<strong>voor</strong><br />

analysemetingen<br />

Endress+Hauser uit Naarden heeft<br />

wereldwijd het nieuwe transmitterplatform<br />

<strong>voor</strong> analysemetingen<br />

uitgebracht. De Liquiline<br />

CM442-transmitter met bijbehorende<br />

analysesensoren is al beschikbaar<br />

<strong>voor</strong> één of twee kanalen. Eind<br />

dit jaar is het apparaat ook in een<br />

8-kanaalsuitvoering beschikbaar. Het<br />

2-kanaals multiparameterplatform is<br />

volledig modulair uit te breiden naar<br />

acht kanalen.<br />

De robuuste inductieve indicator, die volledig<br />

ongevoelig is <strong>voor</strong> invloeden van buitenaf<br />

zoals vocht, en het digitale communicatieprotocol<br />

garanderen betrouwbaarheid en<br />

effectieve gegevensoverdracht. Gebruikers<br />

zijn niet gebonden aan sensoren van<br />

Endress+Hauser.<br />

Voor meer informatie: Bart Küpers (035) 695 87 81.<br />

Monitoringseenheid<br />

<strong>voor</strong><br />

pompen<br />

KSB Nederland heeft een<br />

economische monitoringseenheid<br />

<strong>voor</strong> pompen op de markt gebracht.<br />

De PumpMeter omvat drukopnemers<br />

en een meet- en analyse-eenheid,<br />

die op de pomp is bevestigd. Het<br />

apparaat registreert de zuig-, eind- en<br />

verschildruk en opvoerhoogte.<br />

De verkregen bedrijfsgegevens worden<br />

door PumpMeter <strong>voor</strong>tdurend geanalyseerd<br />

en ‘vertaald’ naar een belastingsprofiel<br />

dat de gebruiker er op wijst of hij door<br />

toepassing van een toerentalregeling of<br />

door andere maatregelen al dan niet energie<br />

kan besparen. Het apparaat is af fabriek<br />

op de pomp gemonteerd en kan daardoor<br />

eenvoudig in bedrijf worden genomen.<br />

Gemeten en berekende waarden worden<br />

afwisselend weergegeven op een overzichtelijk<br />

scherm. In een grafiek wordt de<br />

De nieuwe, economische monitoringseenheid van<br />

KSB <strong>voor</strong> pompen.<br />

38 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

gebruiker het bereik getoond, waarin de<br />

pomp op een bepaald moment werkt. Zo<br />

ziet de pompgebruiker in één oogopslag of<br />

in een bepaald geval de beschikbaarheid<br />

van de pomp in gevaar komt en of de pomp<br />

efficiënt en dus kostenbesparend werkt.<br />

Omdat de bedrijfsparameters van de pomp<br />

continu worden getoond, vereenvoudigt<br />

met PumpMeter ook de inbedrijfname<br />

van de pomp en de (eventueel achteraf<br />

gemonteerde) toerentalregeling.<br />

PumpMeter vervangt de manometer<br />

<strong>voor</strong> en na de pomp, de druktransmitter<br />

<strong>voor</strong> besturing, regeling en aanvullende<br />

monitoring<strong>voor</strong>zieningen. Met behulp van<br />

gestandaardiseerde interfaces kunnen de<br />

meetgegevens ook beschikbaar worden<br />

gemaakt op de PC en op overkoepelende<br />

regelsystemen.<br />

Voor meer informatie: (020) 407 98 00.<br />

‘Intelligent<br />

spoelen’ <strong>voor</strong><br />

behoud drinkwaterkwaliteit<br />

Na succesvolle projecten met de<br />

Smartloop inlinertechniek <strong>voor</strong> warm<br />

tapwater komt Viega Nederland nu<br />

met een oplossing <strong>voor</strong> het koud<br />

en kwalitatief goed houden van<br />

drinkwater. Viega Hygiene+ leent<br />

zich bij uitstek <strong>voor</strong> gebouwen met<br />

onregelmatig gebruik van drinkwaterleidingen,<br />

zoals verzorgingstehuizen,<br />

ziekenhuizen en hotels.<br />

Opmerkelijk is dat het systeem ook<br />

een daling van investerings- en<br />

bedrijfskosten tot gevolg heeft.<br />

Middels een speciale bedieningsplaat, die is<br />

uitgevoerd met geïntegreerde besturing en<br />

programmeerbare elektronica, zijn spoelintervallen<br />

(een- tot driemaal per week) en de<br />

gewenste spoelhoeveelheid (drie tot negen<br />

liter) per ruimte instelbaar. Het programmeren<br />

verloopt eenvoudig door een magneetsleutel<br />

<strong>voor</strong> de bedieningsplaat te houden.<br />

De bedieningsplaat registreert elke<br />

handmatige bediening van het toilet<br />

of urinoir en berekent vervolgens het<br />

ingestelde tijdinterval automatisch opnieuw.<br />

Er wordt niet meer dan nodig is gespoeld om<br />

het risico op de vorming van ziektekiemen<br />

te <strong>voor</strong>komen. Dat bespaart water en zorgt<br />

<strong>voor</strong> een daling van de bedrijfskosten. Naast<br />

het automatische spoelsysteem introduceert<br />

Viega een speciale functie van het planninginstrument<br />

Viptool Piping. De software<br />

ondersteunt de gebruiker met berekeningen<br />

van leidingen en advies over de plaatsing van<br />

de tappunten en monstertappunten én met<br />

tal van visualisaties. De hydraulische verhoudingen<br />

in de drinkwaterinstallatie worden<br />

berekend met reële weerstandscoëfficiënten,<br />

Dubbele muurplaten <strong>voor</strong> de doorvoer van leidingen<br />

van tappunt naar tappunt<br />

zodat de gebruiker direct inzicht heeft in de<br />

besparingsmogelijkheden.<br />

Voor meer informatie: Carl-Jan Jongen<br />

(035) 538 04 42.<br />

Nederlandse<br />

distributeur<br />

Dragflow<br />

dompelpompen<br />

Eekels Pompen uit Barendrecht is<br />

sinds enkele maanden de distributeur<br />

in Nederland van slijtvaste Dragflowdompelpompen<br />

met woelkop.<br />

De dompelpompen van Dragflow behoren<br />

tot het type dat <strong>voor</strong>al wordt ingezet in<br />

zoet en zout water, maar ook toepasbaar is<br />

in elke andere situatie waarin het nodig is<br />

grote volumes water met een hoog gehalte<br />

aan vaste en schurende bestanddelen - zoals<br />

modder, slib, zand, kiezel en steenslag - te<br />

verpompen.<br />

Voor meer informatie: (0180) 69 69 69.<br />

Eén van de drie dompelpompen van Dragflow die<br />

Eekels distribueert.


handel & industrie<br />

Nieuw transmitterplatform<br />

<strong>voor</strong><br />

analysemetingen<br />

Endress+Hauser uit Naarden heeft<br />

wereldwijd het nieuwe transmitterplatform<br />

<strong>voor</strong> analysemetingen<br />

uitgebracht. De Liquiline<br />

CM442-transmitter met bijbehorende<br />

analysesensoren is al beschikbaar<br />

<strong>voor</strong> één of twee kanalen. Eind<br />

dit jaar is het apparaat ook in een<br />

8-kanaalsuitvoering beschikbaar. Het<br />

2-kanaals multiparameterplatform is<br />

volledig modulair uit te breiden naar<br />

acht kanalen.<br />

De robuuste inductieve indicator, die volledig<br />

ongevoelig is <strong>voor</strong> invloeden van buitenaf<br />

zoals vocht, en het digitale communicatieprotocol<br />

garanderen betrouwbaarheid en<br />

effectieve gegevensoverdracht. Gebruikers<br />

zijn niet gebonden aan sensoren van<br />

Endress+Hauser.<br />

Voor meer informatie: Bart Küpers (035) 695 87 81.<br />

Monitoringseenheid<br />

<strong>voor</strong><br />

pompen<br />

KSB Nederland heeft een<br />

economische monitoringseenheid<br />

<strong>voor</strong> pompen op de markt gebracht.<br />

De PumpMeter omvat drukopnemers<br />

en een meet- en analyse-eenheid,<br />

die op de pomp is bevestigd. Het<br />

apparaat registreert de zuig-, eind- en<br />

verschildruk en opvoerhoogte.<br />

De verkregen bedrijfsgegevens worden<br />

door PumpMeter <strong>voor</strong>tdurend geanalyseerd<br />

en ‘vertaald’ naar een belastingsprofiel<br />

dat de gebruiker er op wijst of hij door<br />

toepassing van een toerentalregeling of<br />

door andere maatregelen al dan niet energie<br />

kan besparen. Het apparaat is af fabriek<br />

op de pomp gemonteerd en kan daardoor<br />

eenvoudig in bedrijf worden genomen.<br />

Gemeten en berekende waarden worden<br />

afwisselend weergegeven op een overzichtelijk<br />

scherm. In een grafiek wordt de<br />

De nieuwe, economische monitoringseenheid van<br />

KSB <strong>voor</strong> pompen.<br />

38 H 2O / <strong>16</strong> - <strong>2010</strong><br />

gebruiker het bereik getoond, waarin de<br />

pomp op een bepaald moment werkt. Zo<br />

ziet de pompgebruiker in één oogopslag of<br />

in een bepaald geval de beschikbaarheid<br />

van de pomp in gevaar komt en of de pomp<br />

efficiënt en dus kostenbesparend werkt.<br />

Omdat de bedrijfsparameters van de pomp<br />

continu worden getoond, vereenvoudigt<br />

met PumpMeter ook de inbedrijfname<br />

van de pomp en de (eventueel achteraf<br />

gemonteerde) toerentalregeling.<br />

PumpMeter vervangt de manometer<br />

<strong>voor</strong> en na de pomp, de druktransmitter<br />

<strong>voor</strong> besturing, regeling en aanvullende<br />

monitoring<strong>voor</strong>zieningen. Met behulp van<br />

gestandaardiseerde interfaces kunnen de<br />

meetgegevens ook beschikbaar worden<br />

gemaakt op de PC en op overkoepelende<br />

regelsystemen.<br />

Voor meer informatie: (020) 407 98 00.<br />

‘Intelligent<br />

spoelen’ <strong>voor</strong><br />

behoud drinkwaterkwaliteit<br />

Na succesvolle projecten met de<br />

Smartloop inlinertechniek <strong>voor</strong> warm<br />

tapwater komt Viega Nederland nu<br />

met een oplossing <strong>voor</strong> het koud<br />

en kwalitatief goed houden van<br />

drinkwater. Viega Hygiene+ leent<br />

zich bij uitstek <strong>voor</strong> gebouwen met<br />

onregelmatig gebruik van drinkwaterleidingen,<br />

zoals verzorgingstehuizen,<br />

ziekenhuizen en hotels.<br />

Opmerkelijk is dat het systeem ook<br />

een daling van investerings- en<br />

bedrijfskosten tot gevolg heeft.<br />

Middels een speciale bedieningsplaat, die is<br />

uitgevoerd met geïntegreerde besturing en<br />

programmeerbare elektronica, zijn spoelintervallen<br />

(een- tot driemaal per week) en de<br />

gewenste spoelhoeveelheid (drie tot negen<br />

liter) per ruimte instelbaar. Het programmeren<br />

verloopt eenvoudig door een magneetsleutel<br />

<strong>voor</strong> de bedieningsplaat te houden.<br />

De bedieningsplaat registreert elke<br />

handmatige bediening van het toilet<br />

of urinoir en berekent vervolgens het<br />

ingestelde tijdinterval automatisch opnieuw.<br />

Er wordt niet meer dan nodig is gespoeld om<br />

het risico op de vorming van ziektekiemen<br />

te <strong>voor</strong>komen. Dat bespaart water en zorgt<br />

<strong>voor</strong> een daling van de bedrijfskosten. Naast<br />

het automatische spoelsysteem introduceert<br />

Viega een speciale functie van het planninginstrument<br />

Viptool Piping. De software<br />

ondersteunt de gebruiker met berekeningen<br />

van leidingen en advies over de plaatsing van<br />

de tappunten en monstertappunten én met<br />

tal van visualisaties. De hydraulische verhoudingen<br />

in de drinkwaterinstallatie worden<br />

berekend met reële weerstandscoëfficiënten,<br />

Dubbele muurplaten <strong>voor</strong> de doorvoer van leidingen<br />

van tappunt naar tappunt<br />

zodat de gebruiker direct inzicht heeft in de<br />

besparingsmogelijkheden.<br />

Voor meer informatie: Carl-Jan Jongen<br />

(035) 538 04 42.<br />

Nederlandse<br />

distributeur<br />

Dragflow<br />

dompelpompen<br />

Eekels Pompen uit Barendrecht is<br />

sinds enkele maanden de distributeur<br />

in Nederland van slijtvaste Dragflowdompelpompen<br />

met woelkop.<br />

De dompelpompen van Dragflow behoren<br />

tot het type dat <strong>voor</strong>al wordt ingezet in<br />

zoet en zout water, maar ook toepasbaar is<br />

in elke andere situatie waarin het nodig is<br />

grote volumes water met een hoog gehalte<br />

aan vaste en schurende bestanddelen - zoals<br />

modder, slib, zand, kiezel en steenslag - te<br />

verpompen.<br />

Voor meer informatie: (0180) 69 69 69.<br />

Eén van de drie dompelpompen van Dragflow die<br />

Eekels distribueert.


SLAGERIJ VAN KAMPEN<br />

WOENSDAG 29 SEPTEMBER<br />

LOÏS LANE<br />

DINSDAG 28 SEPTEMBER<br />

BIG BLACK & BEAUTIFUL<br />

DONDERDAG 30 SEPTEMBER<br />

AMSTERDAM AM<br />

RAI

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!