AS-UITLIJNEN

SPM Instrument B.V, Drunen, Netherlands – Antwerpen, Belgium. www.spminstrument.nl www.spminstrument.be
© 2004 Damalini AB. We reserve the right to make modifications without prior notification. Damalini AB, Åbäcksgatan 6B, 431 67 Mölndal, Sweden, www.damalini.com 05-0254
BELANGRIJK ! LEES ALTIJD DE VEILIGHEIDS-
INSTRUCTIES IN DE COMPLETE HANDLEIDING
VOORDAT U HET LASER SYSTEEM GEBRUIKT.
1. MONTEREN VAN DE MEETUNITS
Belangrijk !
S-unit op stationaire machine plaatsen
M-unit op de verplaatsbare machine plaatsen
(gebruik de ingebouwde waterpassen).
Kijk over de verplaatsbare machine (M)
naar de stationaire machine (S).
Dan is 9 uur aan de linkerzijde zoals
aangegeven op de tekening.
De meetunits monteren met de standaard kettingbeugels.
Verbindt de meetkabels : van S-unit naar M-unit en van S- of M- unit naar de displaybox.
2. START HET MEETPROGRAMMA
Druk op om het meetsysteem te starten.
De meetprogramma’s worden getoond.
Ga naar de volgende pagina met toets .
Toets de twee cijfers in van het gewenste programma.
Het wordt aanbevolen om met programma 13, Softfoot, te
beginnen (laserstraal wordt geactiveerd na intoetsen
programma nr.). Maak nu een ruwe uitlijning indien nodig
(stap 3), of ga naar stap 4, om de afstanden in te geven
alvorens verder te gaan met stap 5.
3. RUWE UITLIJNING
1. Draai de assen met de meetunits naar de 9 uur positie. Richt de laserstralen op het hart
van de detector (schuifjes gesloten).
2. Draai de assen met de meetunits naar de 3 uur positie. (A= de baan die de laser volgt van
de M-unit tijdens het draaien. B = de laserstraal valt buiten de detector).
3. Onthoudt waar de laserstraal uitkomt en stel deze vervolgens zo af dat de straal het
midden (C) raakt tussen punt B en het midden van de detector (D).
4. Verschuif de verplaatsbare machine zodanig dat de laser het hart (D) van beide
detectoren raakt.
5. Open de schuifjes voor de detectoren. De ruwe uitlijning is klaar.
Laser afstel
schroeven
S
S
(Allen S-unit afgebeeld)
B
C
D
9 uur positie 3 uur positie
M
M
A
AS-UITLIJNEN
QUICK START HANDLEIDING
Programma Horizontal, EasyTurn, Softfoot
4. AFSTANDEN INVOEREN
Voer de gevraagde afstanden in (mm)
vanaf de witte streep op de S-unit.
Bevestig elke afstand met
[Corrigeer met toets ]
S - C
S - M
S - F1
S - F2 [S - F2]
5. SOFT-FOOT CONTROLE
Het Softfoot programma laat het verschil zien tussen een aangedraaide en een los
gedraaide bout. Vanuit dit programma kan direct het programma Horizontal of EasyTurn
(vanaf D505) gekozen worden. De ingegeven afstanden blijven bewaard.
1. Draai meetunits naar 12 uur.
Richt de laserstralen op het hart van de schuifjes.
Open de schuifjes.
Bevestig met
[corrigeer met toets ]
2. Draai de eerste bout los, wacht tot meetwaarde niet meer
oploopt en daarna weer vast.
Bevestig met
Herhaal stap 2 voor elke bout .
[ indien gewenst, op nul stellen met ]
[corrigeer met toets ]
3. Het resultaat van alle metingen wordt getoond.
Plaats vulplaten onder de voet (en) met de hoogste waarde.
[ meet opnieuw met toets ]
[ om direct naar het uitlijn programma te gaan en de
ingegeven afstanden te behouden toets ]
6. DE MEETPROCEDURE
Met programma Horizontal (11) worden de assen met meetunits gedraaid naar de
posities 9, 12 en 3 uur. Dit betekent dat de assen 180° moeten kunnen draaien.
Met programma EasyTurn (12) kan vanuit elke positie begonnen worden met meten.
De minimale hoek tussen 2 meetposities moet 20° zijn.
LET OP ! Controleer in elke positie (9, 12, 3) of de laserstraal de detector raakt.
9
12
3
Minimaal 20°
Minimaal 20°
Programma Horizontal (11) Programma EasyTurn (12)
Vervolg achterzijde ➥

6. DE MEETPROCEDURE (vervolg)
S en M unit wijzers
7. DE MEETRESULTATEN
* Horizontale waarden
veranderen direct bij
het stellen.
* Verticale waarden
veranderen continu.
Vertikaal:
A. Parallelfout
B. Hoekfout
C. Vertikale correctie
1. Eerste meting (kies met EasyTurn een willekeurige
positie of met Horizontal : 9 uur). Draai de as met meetunits
zodat op het display de wijzers over elkaar heen vallen. Stel
de laserstralen af. Open de schuifjes.
Bevestig
[ Opnieuw ]
2. Tweede meting. Draai de as minimaal 20°
naar links of rechts tot voorbij het zwarte streepje
op de cirkel. Of bij programma Horizontal: 12 uur.
Bevestig
[ toon/verberg M-hoek markering met ]
[ Opnieuw ]
3. Derde meting. Gelijk aan tweede meting
Draai de as tot voorbij de 20° markering.
Of bij programma Horizontal: 3 uur.
Bevestig
4. Het resultaat wordt getoond. De horizontale en verticale
positie van de verplaatsbare machine wordt zowel in getallen
als in symbolen weergegeven.
[ Door op te drukken als de meetwaarden worden
getoond, kan een nieuwe S-F2 afstand worden ingevoerd voor
een derde paar machinevoeten.
Nieuwe F2 waarden (afstellen en uitvullen) zullen automatisch
worden berekend en getoond)
[ Druk op om een nieuwe meting uit te voeren vanuit de 9
uur positie.]
[ Druk op om de tolerantie evaluatie te controleren t.o.v.
het meetresultaat.]
[ Druk op om de thermische groei compensatie in te
voeren.]
[ Druk op voor live waarden in het Horizontal programma
(zie punt G hieronder). ]
F1 F2
F1
F2
Horizontaal:
D. Parallelfout
E. Hoekfout
F. Horizontale correctie
G H
9 uur
12 uur
3 uur
Standaard procedure: draai eerst de as met meetunits naar de 12 uur positie.
Plaats vulplaten volgens de waarden op het display (live). Draai dan de as naar de 3 uur
positie ( of 9 uur) en stel de machine horizontaal (live waarden).
G. Dit symbool geeft de hoekstand aan van de meetunits in het EasyTurn programma.
Let op! In het Horizontal programma geeft dit symbool aan in welke stand de meetunits
moeten staan voor live meting. Dit is noodzakelijk omdat het Horizontal programma niet
de inclinometers gebruikt om de positie van de meetunits te bepalen.
H.* De voetsymbolen worden zwart wanneer de meetunits in de positie worden gebracht
(horizontaal of vertikaal) waarin de meetwaarden live veranderen.
Let op! Controleer dat de meetunits in de goede positie staan ( 3 of 12 uur)
A
B
C
D
E
F
( 8. TOLERANTIE CONTROLE )
Het meetresultaat kan geëvalueerd worden volgens de tolerantietabel,
gebaseerd op het toerental van de machine. Als de uitlijning binnen de tolerantie valt,
wordt de linker helft van het koppelingsymbool zwart. Dit werkt ook live.
HOOFDMENU
1
2
3
4
5
6
7
8
9
0
.
PROBLEMEN OPLOSSEN / ONDERHOUD
A. Het display gaat niet aan?
1. Druk langer (2 sec.) op de on/off toets.
2. Controleer of de batterijen volgens
de afbeelding op de achterzijde zijn
geplaatst.
3. Vervang de batterijen.
B. De laserstraal is niet zichtbaar?
1. Controleer de kabel connectors.
2. Vervang de batterijen.
1. Selecteer het toerental
De tolerantie waarden worden niet automatisch getoond. (de
functie wordt uitgeschakeld elke keer als het display wordt
aangezet)
Druk op of om het toerental te selecteren. De
toleranties worden direct getoond.
Bevestig toerental
( 9. METINGEN OPSLAAN )
Geef het regelnummer in om de instelling
te wijzigen. Alleen de mogelijkheden
worden getoond.
A. Aantal meetunits/detectors dat is
aangesloten.
B. Aantal opgeslagen metingen.
C. Het aantal sterretjes geeft de batterij
status weer. H is hoog en L is laag.
2. De linker helft van het koppeling symbool wordt zwart
als het resultaat binnen de tolerantie valt.
( In het voorbeeld hiernaast vallen de hoekfouten binnen de
tolerantie, maar is de parallelfout te groot )
1. Het meetresultaat wordt getoond (zie hierboven).
2. Druk op de menu toets
3. Druk op (opslaan)
4. Geef de omschrijving van de machine in (max. 20 tekens)
5. Afsluiten en opslaan
Zet de display verlichting aan of uit.
Stel het contrast van het display in, in 10 stappen.
Voer datum in.
Voer tijd in.
Stel autom. uitschakelen in (10 tot 99 min.). Voer 00 in om dit niet te activeren.
Stel het meetfilter in tussen 0 en 30.
Selecteer de meeteenheid in : 0.1, 0.01, 0.001 mm.
Print het vorige scherm op een aangesloten printer.
Zend de meetresultaten naar een aangesloten printer of PC.
Sla de meting op .
Helpfunctie geeft, indien aanwezig, ondersteuning vanuit elk scherm.
Terug naar vorig scherm.
Reinigen – Voorkom dat de lenzen van de laser en de detector vies worden door vuil en
vingerafdrukken. Voorzichtig! Gebruik hiervoor speciale lensvloeistof en een wattestaafje.
Batterijen – Het systeem werkt op 4 stuks R14 ( C ) batterijen. De meeste types kunnen
worden gebruikt, ook oplaadbare. Alkaline batterijen gaan het langst mee. Verwijder de
batterijen als het systeem lang niet wordt gebruikt
C. Geen meetwaarden op het display?
1. Zie punt B.
2. Open de schuifjes voor de detectors.
3. Richt de laser op de detector.
D. Meetwaarden zijn niet stabiel?
1 Draai de bouten aan van de machine voeten.
2 Richt de laser op het hart van de detector.
3 Verhoog de filter waarde (optie 6 in het
hoofdmenu).
A
B
C