17.09.2013 Views

Antwoordenboek

Antwoordenboek

Antwoordenboek

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

PDB<br />

Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie<br />

berekeningen<br />

<strong>Antwoordenboek</strong>


PDB<br />

Praktijkdiploma boekhouden<br />

Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie<br />

berekeningen<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

drs. H.H. Hamers<br />

drs. W.J.M. de Reuver


Dit antwoordenboek behoort bij het studieboek PDB Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen,<br />

ISBN 978-90-415-0966-6.<br />

Lay-out en opmaak<br />

Studio Karmel, Middelburg<br />

2e druk, december 2010<br />

3e druk, november 2012<br />

ISBN 978-90-415-0967-3<br />

© 2012, Educatief bv, Leiden<br />

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een<br />

geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,<br />

mechanisch door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.


Inhoud<br />

1 Interest .................................................................................................................................... 1<br />

2 Renten en annuïteiten .......................................................................................................... 5<br />

3 Effecten ................................................................................................................................. 13<br />

4 Activiteitskengetallen......................................................................................................... 19<br />

5 Rentabiliteit ......................................................................................................................... 27<br />

6 Liquiditeit en solvabiliteit .................................................................................................. 37<br />

7 De liquiditeits- en de resultatenbegroting ....................................................................... 51<br />

8 Indexcijfers ........................................................................................................................... 55<br />

9 Statistiek ............................................................................................................................... 63<br />

Cases ............................................................................................................................................... 73<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

III


IV PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


1 Interest<br />

1-1 Als niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, betaal je bij kredietbeperkingstoeslag een<br />

hoger bedrag dan het factuurbedrag. Bij korting voor contant betaal je een kleiner bedrag dan<br />

het factuurbedrag als je wel op tijd betaalt.<br />

1-2 Als je niet op tijd betaalt, betaal je meer (om de klant te bewegen op tijd te betalen).<br />

1-3 Aan de debetkant van de balans; er is sprake van een vordering (op lange termijn).<br />

1-4 Bij enkelvoudige interest is 2% per half jaar gelijk aan 4% per jaar.<br />

Bij rente over rente (samengestelde interest) is 2% per half jaar meer dan 4% per jaar.<br />

1-5 Uit de rekening Debiteuren.<br />

1-6 a. aantal dagen: 27 + 31 + 30 + 31 + 30 + 31 + 27 = 207<br />

16.000 × 8 × 207 = € 725,92<br />

100 × 365<br />

b. aantal dagen: 28 + 5 × 30 + 27 = 205<br />

16.000 × 8 × 207 = € 728,89<br />

100 × 360<br />

1-7 aantal maanden = 6<br />

I = 5.000 × 7 × 6 = € 175<br />

100 × 12<br />

Ter beschikking: € 5.000 + € 175 = € 5.175<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

1


1-8 8.400 × 7 × D = € 330,25<br />

100 × 365<br />

D = 205 dagen<br />

1-9 a. € 250.000 × 11 × 5 = € 11.458,33<br />

100 × 12<br />

b. interest: € 230.000 × 11 × 6 =<br />

100 × 12<br />

€ 12.650<br />

aflossing: € 20.000<br />

€ 32.650<br />

c. € 250.000 - € 11 × € 20.000 = € 30.000<br />

d. interest: € 30.000 × 11 × 6 =<br />

100 × 12<br />

€ 1.650<br />

aflossing: € 20.000<br />

€ 21.650<br />

1-10 a. € 36.000 - 2 × € 6.000 = € 24.000<br />

b. € 24.000 × 9 × 3 = € 540<br />

100 × 12<br />

1-11 € 40.000 × 1,0185 40 = € 40.000 × 2,081811165 = € 83.272,45<br />

1-12 Eindwaarde op 31 december 2020: € 5.000 × 1,0811 = € 5.000 × 2,331638997 = € 11.658,19<br />

Eindwaarde op 31 december 2014: € 5.000 × 1,085 = € 5.000 × 1,469328077 = € 7.346,64<br />

De gekweekte interest bedraagt: € 11.658,19 - € 7.346,64 = € 4.311,55<br />

1-13 € 2.000 × 1,07 4 × 1,075 5 = € 2.000 × 1,31079601 × 1,435629326 = € 3.763,63<br />

1-14 a. € 40.000 × 1,01 120 = € 40.000 × 3,300386895 = € 132.015,48<br />

2 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


. eindwaarde na 7 jaar (84 maanden): € 40.000 × 1,01 84 =<br />

€ 40.000 × 2,306722744 = € 92.268,91<br />

eindwaarde na 4 jaar (48 maanden): € 40.000 × 1,01 48 =<br />

€ 40.000 × 1,612226078 = € 64.489,04 -<br />

gekweekte interest: € 27.779,87<br />

1-15 a. € 50.000 × 1,057 5 = € 50.000 × 1,3193953 = € 65.969,77<br />

€ 65.969,77 × 5,7 × 90 = € 940,07<br />

36.000<br />

De eindwaarde bedraagt: € 65.969,77 + € 940,07 = € 66.909,84.<br />

b. 90 dagen = 90 = ¼ jaar. Eindwaarde na 5¼ jaar = € 50.000 × 1,057 5,25 =<br />

360<br />

€ 50.000 × 1,337807676 = € 66.890,38.<br />

1-16 Begin 2013 is het bedrag van € 50.000 aangegroeid tot:<br />

€ 50.000 × 1,087 = € 50.000 × 1,713824269 = € 85.691,21<br />

De interest over 2013 bedraagt: 8% × € 85.691,21 = € 6.855,30.<br />

1-17 E = € 10.000 × 1,07 n = € 10.000 + € 28.696,84 dus € 10.000 × 1,07 n = € 38.696,84<br />

1,07 n = € 38.696,84 = 3,869684<br />

€ 10.000<br />

Met behulp van trial and error (bijvoorbeeld):<br />

1,0710 = 1,967… n > 10<br />

1,0725 = 5,427… n < 25<br />

1,0720 = 3,869684462 n = 20<br />

1-18 E = € 10.000 × (1 + i) 12 = € 10.000 + € 13.817,80 = € 23.817,80<br />

(1 + i) 12 = € 23.817,80 = 2,38178<br />

€ 10.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

3


Met behulp van trial and error (bijvoorbeeld):<br />

1,0512 = 1,795… p > 5<br />

1,0712 = 2,252… p > 7<br />

1,0812 = 2,518… p < 8<br />

1,07512 = 2,381779599 p = 7½%<br />

of<br />

(1 + i) 12 = 2,38178<br />

Voor en achter het =-teken vermenigvuldigen met ( 1/12 ):<br />

(1 + i) 12 × 1/12 = 2, 381781/12 = 2,381780,083333 = 1,075<br />

dus 1 + i = 1,075 i = 0,075 p = 7½%<br />

1-19 E = K + € 43.443,38 = K × 1,0815 K + € 43.443,38 = K × 3,17216914<br />

Trekken we links en rechts van het =-teken K af, dan houden we over:<br />

€ 43.443,38 = K × 2,17216914<br />

K = € 43.443,38 = € 20.000<br />

2,17216914<br />

1-20 € 48.000 × 1,05 -40 = € 48.000 × 0,142045682 = € 6.818,19<br />

1-21 € 36.000 × 1,02 -16 × 1,06 -8 = € 36.000 × 0,728445813 × 0,627412371 = € 16.453,29<br />

1-22 100 × 52 × 2% = 9,65%<br />

98 11<br />

1-23 100 × 52 × 1,5% = 15,8%<br />

98,5 5<br />

4 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


2 Renten en annuïteiten<br />

2-1 Bij postnumerando-rente vervallen de termijnen aan het eind van de perioden; bij prenumerando-rente<br />

vervallen de termijnen aan het begin van de perioden.<br />

2-2 In de beginjaren van de lening is de schuld groot en wordt er veel rente betaald. Hierdoor blijft<br />

er weinig over om af te lossen. Naarmate er meer wordt afgelost, neemt de jaarlijkse rente af<br />

waardoor de aflossingsbedragen van jaar tot jaar toenemen.<br />

2-3 De geldnemer geeft hypotheek op het onroerend goed (hij geeft de geldgever het recht het<br />

onroerend goed in het openbaar te verkopen als de geldnemer niet meer aan zijn verplichtingen<br />

kan voldoen). De geldnemer is hypotheekgever en de geldgever is hypotheekhouder.<br />

2-4 De snelste manier voor het berekenen van de schuldrest is:<br />

Schuldrest = contante waarde van de nog komende annuïteiten = annuïteit [(1 + i) -1 + ( 1 + i) -2<br />

+ ..... + (1 + i) -n ]<br />

2-5 Voordeel: over de gehele looptijd heeft de geldnemers maximale renteaftrek; en wordt immers<br />

tussentijds niets afgelost.<br />

Nadeel: aan het eind van de looptijd moet de geldnemer geld hebben om de lening ineens af te<br />

lossen.<br />

2-6 E = € 10.000 × 1,085 + ….. + € 10.000 × 1,085 16<br />

E = € 10.000 × 1,085 × 1,08516 - 1<br />

=<br />

0,085<br />

€ 10.850 × 31,63201204 = € 343.207,33<br />

2-7 In totaal zijn er 16 stortingen. Over de eerste storting wordt 15 jaar interest vergoed. Over de<br />

laatste storting wordt geen interest vergoed (deze storting vindt plaats op de datum van berekening).<br />

E = € 5.000 + € 5.000 × 1,09 + ….. + € 5.000 × 1,0915 E = € 5.000 × 1,0916 - 1 = € 165.016,99<br />

0,09<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

5


2-8 a. E = € 3.000 × 1,08 + ….. + € 3.000 × 1,08 19<br />

E = € 3.000 × 1,08 × 1,0819 - 1<br />

=<br />

0,08<br />

€ 3.240 × 41,44626324 = € 134.285,89<br />

b. E = € 3.000 + € 3.000 × 1,08 + ….. + € 3.000 × 1,08 18<br />

E = € 3.000 × 1,08 × 1,08 19 - 1 = € 124.338,79<br />

0,08<br />

of<br />

€ 134.285,89 = € 124.338,79<br />

1,08<br />

2-9 CW = € 2.000 + € 2.000 × 1,085 -1 + ….. + € 2.000 × 1,085 -12<br />

CW = € 2.000 × 1,085-13 - 1 -0,653731166<br />

= € 2.000 × =<br />

1,085-1 -1 -0,078341013<br />

€ 2.000 × 8,344686148 = € 16.689,37<br />

2-10 E = € 3.000 × 1,085 10 + ….. + € 3.000 × 1,085 25<br />

E = € 3.000 × 1,08510 × 1,08516 - 1<br />

=<br />

0,085<br />

€ 6.782,95 × 31,63201204 = € 214.558,36<br />

2-11 CW = € 4.000 × 1,065 -5 + ….. + € 4.000 × 1,065 -14<br />

CW = € 4.000 × 1,065 -5 × 1,065-10 - 1 =<br />

1,065 -1 - 1<br />

€ 2.919,523 × -0,0467273964 =<br />

-0,061032863<br />

€ 2.919,523 × 7,656104286 = € 22.352,17<br />

2-12 E = € 20.000 × 1,06531 = € 20.000 × 7,044299964 = € 140.886<br />

E = € 4.000 × 1,06511 + ….. + € 4.000 × 1,06530 =<br />

€ 4.000 × 1,06511 × 1,06520 - 1<br />

=<br />

0,065<br />

€ 7.996,6056 × 38,82530867 = € 310.470,68 +<br />

€ 451.356,68<br />

6 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


2-13 Eindwaarde van de stortingen:<br />

E = € 1.000 × 1,085 + ….. + € 1.000 × 1,0822 € 1.000 × 1,085 × 1,0818 - 1<br />

=<br />

0,08<br />

€ 1.469,328 × 37,45024374 = € 55.026,69<br />

Eindwaarde van de opnamen:<br />

€ 7.000 × 1,08 + ….. + € 7.000 × 1,084 E = € 7.000 × 1,08 × 1,084 - 1<br />

=<br />

0,08<br />

€ 7.560 × 4,506112 = € 34.066,21 -<br />

€ 20.960,48<br />

2-14 a. E = € 5.000 × 1,09 + ….. + € 5.000 × 1,09 11<br />

E = € 5.000 × 1,09 × 1,0911 - 1<br />

=<br />

0,09<br />

€ 5.450 × 17,56029339 = € 95.703,60<br />

gestort: 11 × € 5.000 = € 55.000 -<br />

gekweekte interest: € 40.703,60<br />

b. 9% × € 95.703,60 = € 8.613,32<br />

2-15 a. € 1.000 × 1,065 × 1,054 × 1,0412 =<br />

€ 1.000 × 1,338225578 × 1,21550625 × 1,601032219 = € 2.604,27<br />

b. Aantal perioden: 12 × 4 = 48<br />

CW = € 25.000 × 1,01-48 = € 25.000 × 0,620260405 = € 15.506,51<br />

c. E = € 480 × 1,065 + ….. + € 480 × 1,065 6 =<br />

€ 480 × 1,065 × 1,0656 - 1<br />

=<br />

0,65<br />

€ 511,50 × 7,063727639 = € 3.610,98<br />

premie: 10% × € 3.610,98 = € 361,10 +<br />

€ 3.972,08<br />

d. Op 1 januari 2016 wordt op de spaarrekening gestort:<br />

€ 2.604,27 + € 15.506,51 + € 3.972,08 = € 22.082,86<br />

Contante waarde van de opnamen per 1 januari 2016: X × 1,065-1 + ….. + X × 1,065-5 <strong>Antwoordenboek</strong><br />

7


CW = X × 1,065 -1 × 1,065-5 - 1 =<br />

1,065 -1 -1<br />

X × 0,938967136 × 4,425798655 = X × 4,155679488<br />

€ 22.082,86 = X × 4,155679488<br />

X = € 22.082,86 = € 5.313,90<br />

4,155679488<br />

2-16 a. aflossing: € 5.000<br />

interest: 9% van € 100.000 = € 9.000 +<br />

€ 14.000<br />

b. aflossing: € 5.000<br />

interest: 9% van € 55.000 = € 4.950 +<br />

€ 9.950<br />

c. r 1 = 9% × € 50.000 = € 4.500<br />

en<br />

a 1 = € 7.791 - € 4.500 = € 3.291<br />

d. a 10 = a 1 (1 + i) 9 = € 3.291 × 1,09 9 = € 3.291 × 2,171893279 = € 7.147,70<br />

en<br />

r 10 = Ann - a 10 = € 7.791 - € 7.147,70 = € 643,30<br />

2-17 a. interest: 8% van € 100.000 = € 8.000<br />

aflossing: € 10.000 +<br />

€ 18.000<br />

b. interest: 8% van € 60.000 = € 4.800<br />

aflossing: € 10.000 +<br />

€ 14.800<br />

c. annuïteit: € 7.451,50<br />

interest: 8% van € 50.000 = r = € 4.000 -<br />

1<br />

a = € 3.451,50<br />

1<br />

8 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


d. a 10 = € 3.451,50 × 1,08 9 = € 3.451,50 × 1,9990044627= € 6.899,56<br />

r 10 = € 7.451,50 - € 6.899,56 = € 551,94<br />

2-18 De annuïteit bedraagt € 150.000 × 0,38105 = € 57.157,50<br />

jaar schuldrest annuïteit interest aflossing schuldrest<br />

einde jaar<br />

1 150.000 57.157,50 10.500 46.657,50 103.342,50<br />

2 103.342,50 57.157,50 7.233,98 49.923,52 53.418,98<br />

3 53.418,98 57.157,50 3.739,33 53.418,17 0,81<br />

2-19 a. De annuïteit is € 30.000 × 0,25709 = € 7.712,70<br />

jaar schuldrest annuïteit interest aflossing schuldrest<br />

einde jaar<br />

1 € 30.000 € 7.712,70 € 2.700 € 5.012,70 € 24.987,30<br />

2 € 24.987,30 € 7.712,70 € 2.248,86 € 5.463,84 € 19.523,46<br />

3 € 19.523,46 € 7.712,70 € 1.757,11 € 5.955,59 € 13.567,87<br />

4 € 13.567,87 € 7.712,70 € 1.221,11 € 6.491,59 € 7.076,28<br />

5 € 7.076,28 € 7.712,70 € 636,87 € 7.075,83 € 0,45<br />

b. De som van de vijf aflossingen is € 29.999,55.<br />

Dit is gelijk aan het bedrag van de lening (behoudens het afrondingsverschil van € 0,45).<br />

2-20 a. a = Ann - r = € 19.849,60 - € 13.374,93 = € 6.474,67<br />

3 3<br />

a = a × (1 + i) 3 1 2<br />

a 1 = € 6.474,67 = € 5.449,60<br />

1,1881<br />

b. r 1 = Ann - a 1 = € 19.849,60 - € 5.449,60 = € 14.400<br />

c. r 1 = 9% × K, dus € 14.400 = 9% × K; K = 100 × € 14.400 = € 160.000<br />

9<br />

d. Lening = contante waarde van de 15 annuïteiten =<br />

€ 19.849,60 × 1,09-1 + € 19.849,60 × 1,09-2 + …..+ € 19.849,60 × 1,09-15 .<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

9


Met behulp van de somformule: a × r n - 1<br />

r - 1<br />

Lening = € 19.849,60 × 1,09 -1 × 1,09-15 - 1<br />

1,09 -1 - 1<br />

= € 18.210,64 × 8,786150416<br />

= € 160.001,42<br />

e. a 11 = a 1 × 1,09 10 = € 5.449.60 × 2,367363675 = € 12.901,19<br />

f. € 19.849,60 × 1,09 -1 × 1,09-5 - 1 = € 18.210.64 × 4,239719886 = € 77.208,02<br />

1,09 -1 -1<br />

g. schuldrest na 10 jaar: € 77.208,02<br />

aflossing 11 e jaar (zie antwoord e): € 12.901,19<br />

schuldrest na 11 jaar: € 64.306,83<br />

of<br />

€ 19.849,60 × 1,09 -1 × 1,09 -4 -1 = € 18.210,64 × 3,531294669 = € 64.307,14<br />

1,09 -1 -1<br />

2-21 a. r 1 + a 1 = € 10.800 + € 7.898,40 = € 18.698,40<br />

b. 9% van K = € 10.800<br />

en<br />

K = 100 × € 10.800 = € 120.000<br />

9<br />

K = a 1 t/m a 10 = € 7.898,40 + ….. + € 17.154,48 + € 0,14 = € 120.000<br />

c. a 8 = a 1 × 1,09 7 = € 7.898,40 × 1,828039121 = € 14.438,58<br />

d. a 8 = a 4 × 1,09 4 = € 10.228,66 × 1,41158161 = € 14.438,59<br />

e. € 18.698,40 × 1,09 -1 × 1,09-2 - 1 = € 17.154,50 × 1,9174312 = € 32.892,57<br />

1,09 -1 - 1<br />

10 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


of<br />

schuldrest na 8 jaar = som van de nog komende twee aflossingen<br />

of<br />

= a 9 + a 10 = € 15.738,06 + € 17.154,48 = € 32.892,54<br />

schuldrest na 8 jaar = contante waarde van de nog komende twee annuïteiten<br />

= € 18.698,40 × 1,09 -1 + € 18.698,40 × 1,09 -2<br />

= € 17.154,50 + € 15.738,07 = € 32.892.57<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

11


12 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


3 Effecten<br />

3-1 • Het aandelenvermogen is onderdeel van het eigen vermogen; een obligatielening van het<br />

vreemd vermogen.<br />

• Een aandeelhouder is mede-eigenaar van de nv; de obligatiehouder is schuldeiser.<br />

• Een aandeelhouder krijgt dividend dat afhangt van de winst; een obligatiehouder krijgt een<br />

vaste rente per jaar.<br />

• Een aandeelhouder heeft stemrecht op de AVA; een obligatiehouder niet.<br />

• De koers van aandelen hangt af van de winstverwachtingen van de nv; bij een obligatie<br />

hangt de koers vooral af van de marktrente.<br />

3-2 Het bedrag dat men maximaal rood mag staan bij een bank.<br />

3-3 Als de marktrente hoger is dan het rentepercentage van de obligatielening.<br />

3-4 • Om nieuwe investeringen te financieren.<br />

• Om geld ter beschikking te krijgen om andere ondernemingen over te nemen.<br />

• Om vreemd vermogen af te lossen.<br />

3-5 Als de omstandigheden om een emissie van aandelen uit te geven voor de onderneming ongunstig<br />

zijn (bijvoorbeeld omdat de onderneming enkele slechte jaren achter de rug heeft).<br />

3-6 a. Het geplaatste aandelenkapitaal stijgt met 2.000.000 × € 5 = € 10.000.000.<br />

De agioreserve neemt niet toe. De aandelen zijn a pari geplaatst.<br />

b. Totaal zijn er € 15.000.000 = 3.000.000 aandelen gecreëerd. Hiervan zijn er inmiddels<br />

€ 5<br />

2.000.000 geplaatst. Er kunnen er dus nog 1.000.000 geplaatst worden met een nominale<br />

waarde van € 5.000.000. Het geplaatste aandelenkapitaal stijgt met 1.000.000 × € 5 =<br />

€ 5.000.000<br />

Deze aandelen brengen 1.000.000 × € 5,65 = € 5.650.000 op.<br />

De agioreserve stijgt met 1.000.000 × € 0,65 = € 650.000.<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

13


3-7 a. De agioreserve stijgt met 250.000 × € 0,50 = € 125.000.<br />

b. De agioreserve stijgt met 250.000 × € 1,50 = € 375.000.<br />

c. De aandeelhouders hebben nu hogere verwachtingen voor de toekomst met betrekking tot<br />

het aandeel.<br />

3-8 a. De opbrengt van de emissie is 101½% van € 2.000.000 = € 2.030.000.<br />

b. Het agio is 1½% van € 2.000.000 = € 30.000.<br />

of<br />

€ 2.030.000 - € 2.000.000 = € 30.000<br />

c. De jaarlijkse rente voor aflossing is 5½% × € 2.000.000 = € 110.000.<br />

3-9 a. De opbrengst van de plaatsing van de obligaties is: 98% van € 4.000.000 = € 3.920.000.<br />

b. Het disagio is: 2% van € 4.000.000 = € 80.000.<br />

of<br />

€ 3.920.000 - € 4.000.000 = -/- € 80.000<br />

c. De obligaties worden beneden pari geplaatst als de rente van de obligaties lager is dan de<br />

marktrente.<br />

3-10 a. De dividenduitkering per aandeel over 2012 is € 1.425.000 = € 3,71 afgerond € 3,70.<br />

384.000<br />

b. Adriaan zal voor een aandeel Bartels nv ten hoogste willen betalen: 100 × € 3,70 = € 30,83.<br />

12<br />

3-11 a. maatschappelijk aandelenkapitaal: € 10.000.000<br />

aandelen in portefeuille: € 4.375.000<br />

€ 5.625.000<br />

statutaire reserve: € 6.200.000<br />

overige reserves: € 800.000<br />

winst: € 3.100.000<br />

eigen vermogen: € 15.725.000<br />

14 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


Intrinsieke waarde per aandeel: € 15.725.000 = € 27,96.<br />

562.500<br />

b. € 3.000.000 = 120.000 aandelen<br />

€ 25<br />

3-12 a. De intrinsieke waarde van de nv is:<br />

€ 71.750.000 - € 5.000.000 - € 1.000.000 - € 23.790.000 = € 41.960.000<br />

De intrinsieke waarde van een aandeel is € 41.960.000 / 800.000 = € 52,45.<br />

b. nominale waarde per aandeel: € 25<br />

agio per aandeel: € 25<br />

emissiekoers: € 50<br />

c. € 20.000.000 = 400.000 aandelen<br />

€ 50<br />

3-13 a. De intrinsieke waarde bedraagt: [114.400 - (8.120 + 4.460 + 14.140 + 5.370 + 15.230)] ×<br />

€ 1.000 = € 67.080.000<br />

Het aantal geplaatste aandelen is € 11.200.000 / € 25 = 448.000 stuks.<br />

De intrinsieke waarde per aandeel is € 67.080.000 / 448.000 = € 149,73.<br />

b. € 25 + € 125 = € 150<br />

c. € 30.000.000 = 200.000 aandelen<br />

€ 150<br />

3-14 a. € 3.000.000 = € 31,25<br />

96.000<br />

b. De contante waarde = € 250.000 × 1,055 -1 × 1,055-15 - 1 =<br />

1,055 -1 - 1<br />

€ 236.966,82 × 10,58964798 = € 2.509.395,21<br />

Rentabiliteitswaarde per aandeel = € 2.509.395,21 = € 26,14.<br />

96.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

15


c. De jaarlijkse winsten zijn relatief laag te noemen. De intrinsieke waarde per aandeel is<br />

namelijk groter dan de rentabiliteitswaarde per aandeel.<br />

d. 5,5% van de rentabiliteitswaarde = € 250.000<br />

De rentabiliteitswaarde = 100 × € 250.000 = € 4.545.454,55<br />

5,5<br />

3-15 a. € 7.500.000 + € 13.500.000 = € 28<br />

750.000<br />

b. 2 × € 500 + € 345 = € 26,90<br />

50<br />

c. 60% × € 3.000.000 = € 1.800.000<br />

Dit zijn € 1.800.000 = 3.600 obligaties.<br />

€ 500<br />

Per twee obligaties worden 50 aandelen uitgegeven dus per 3.600 obligaties: 1.800 × 50 =<br />

90.000 aandelen.<br />

d. Per 2 obligaties wordt € 345 ontvangen. Per 3.600 obligaties: 1.800 x € 345 = € 621.000.<br />

e. stijging aandelenkapitaal: 90.000 × € 10 = € 900.000<br />

stijging van de agioreserve: 90.000 × (€ 26,90 - € 10) =<br />

of: 1.800 × (€ 1.345 - € 500) =<br />

€ 1.521.000 +<br />

totaal<br />

€ 2.421.000<br />

aflossingspremie: 5,5% × 40% × € 3.000.000 =<br />

5,5% × € 1.200.000 =<br />

€ 66.000 -<br />

stijging eigen vermogen: € 2.355.000<br />

3-16 a. € 1.000 + € 500 = € 150<br />

10<br />

b. Per geconverteerde obligatie worden 10 aandelen uitgegeven. Per 1.600 obligaties worden<br />

16.000 aandelen uitgegeven.<br />

toename geplaatst aandelenkapitaal: 16.000 × € 100 = € 1.600.000<br />

toename agioreserve: 16.000 × € 50 = € 800.000<br />

toename eigen vermogen: € 2.400.000<br />

16 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


c. aantal aandelen intrinsieke waarde<br />

oud 78.000 aandelen à € 175 = € 13.650.000<br />

conversie 16.000 aandelen à € 150 = € 2.400.000<br />

94.000 aandelen: € 16.050.000<br />

Intrinsieke waarde per aandeel = € 16.050.000 = € 170,74<br />

94.000<br />

3-17 a. 2 × € 1.000 + € 350 = € 138,24<br />

17<br />

b. verkoop van 10 converteerbare obligaties à € 1.240: € 12.400<br />

lopende interest: € 97,78 +<br />

€ 12.497,78<br />

kosten en provisie: € 224,50 -<br />

opbrengst: € 12.273,28<br />

c. verkoop van 85 aandelen à € 168,60: € 14.331<br />

te betalen bij conversie: 5 × € 350 = € 1.750 -<br />

€ 12.581<br />

kosten en provisie: € 410 -<br />

opbrengst: € 12.171<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

17


18 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


4 Activiteitskengetallen<br />

4-1 Een kengetal krijgt pas betekenis in vergelijking met kengetallen van deze onderneming met<br />

voorgaande perioden. Ook krijgt een kengetal pas betekenis in vergelijking met kengetallen van<br />

soortgelijke ondernemingen van deze periode.<br />

4-2 Naarmate de krediettermijn van debiteuren lager is, is er minder vermogen nodig om de vorderingen<br />

op debiteuren te financieren.<br />

4-3 Als de eindvoorraad gelijk is aan de beginvoorraad, dus als er geen voorraadmutatie is.<br />

4-4 Naarmate de voorraad sneller wordt verkocht, neemt de tijd dat de voorraad opgeslagen is, af.<br />

Bij een omzetsnelheid van 9 per jaar is de opslagduur 40 dagen<br />

van 18 per jaar is de opslagduur 20 dagen<br />

( 360<br />

) . Bij een omzetsnelheid<br />

9<br />

( 360<br />

) . Dus als de één toeneemt, neemt de ander af.<br />

18<br />

4-5 Teller en noemer moeten gebaseerd zijn op inkoopprijzen of op verkoopprijzen. Het is fout als<br />

de teller gebaseerd is op verkoopprijzen en de noemer op inkoopprijzen (en omgekeerd).<br />

4-6 Het gemiddeld debiteurensaldo bedraagt:<br />

½ × 50.000 + 60.000 + 70.000 + 40.000 + ½ × 10.000<br />

= € 50.000<br />

4<br />

krediettermijn: 50.000 × 360 dagen = 51 dagen<br />

350.000<br />

4-7 a. Het gemiddeld crediteurensaldo bedraagt: € 48.000 + € 52.000 = € 50.000<br />

2<br />

krediettermijn: 50.000 × 360 dagen = 90 dagen<br />

80% van 250.000<br />

b. op rekening werd gekocht 80% van € 250.000 = € 200.000<br />

toename crediteurensaldo € 4.000<br />

betaald aan crediteuren € 196.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

19


4-8 € 60.000 × 360 = 45<br />

y<br />

45y = € 60.000 × 360<br />

y = € 480.000<br />

4-9 a. y × 360 = 60<br />

€ 360.000<br />

360y = € 360.000 × 60<br />

y = € 60.000<br />

b. € 100.000 × 360 = 90<br />

y<br />

90y = € 100.000 × 360<br />

y = € 400.000 (omzet op rekening)<br />

De omzet bedraagt dan: 100 × € 400.000 = € 533.333,33.<br />

80<br />

4-10 Inkoopwaarde van de omzet = 100 × € 120.000 = € 100.000.<br />

120<br />

€ 100.000 = 5<br />

gemiddelde voorraad<br />

gemiddelde voorraad = € 100.000 = € 20.000<br />

5<br />

4-11 a. € 32.000 × 360 dagen = 36 dagen<br />

€ 320.000<br />

b. € 50.000 × 360 dagen = 45 dagen<br />

€ 400.000<br />

c. € 320.000 = 8<br />

gemiddelde voorraad<br />

20 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


gemiddelde voorraad = € 320.000 = € 40.000<br />

8<br />

d. opslagduur: 1 × 360 dagen = 45 dagen.<br />

8<br />

4-12 a. € 150.000 × 360 dagen = 28 dagen<br />

€ 1.920.000<br />

b. € 130.000 × 360 dagen = 43 dagen<br />

€ 1.080.000<br />

c. goederenvoorraad op 1 januari: € 200.000<br />

inkopen 1 januari - 31 december: € 1.800.000 +<br />

€ 2.000.000<br />

inkoopwaarde van de omzet 1 januari - 31 december: € ................<br />

goederenvoorraad op 31 december: € 300.000<br />

De inkoopwaarde van de omzet bedraagt dus: € 1.700.000:<br />

€ 1.700.000 = 6,8<br />

250.000<br />

d. 1 × 360 dagen = 53 dagen<br />

6,8<br />

e. De brutowinst is: € 2.400.000 - € 1.700.000 × 100% = 29% (29,17%).<br />

€ 2.400.000<br />

f. Gemiddeld totaal vermogen: € 1.050.000 + € 1.210.000 = € 1.130.000.<br />

2<br />

Omloopsnelheid van het gemiddeld totaal vermogen: € 2.400.000 = 2,12.<br />

€ 1.130.000<br />

g. Omloopsnelheid van het gemiddeld eigen vermogen: € 2.400.000 = 3,29.<br />

€ 730.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

21


4-13 a. € 30.000 × 360 dagen = 30 dagen<br />

€ 360.000<br />

b. € 3.000 × 100% = 10%<br />

€ 30.000<br />

c. 10% van het gemiddeld crediteurensaldo is € 2.000.<br />

Het gemiddeld crediteurensaldo moet dan € 20.000 worden.<br />

d. € 20.000 × 360 dagen = 18 dagen<br />

€ 400.000<br />

4-14 a. ½ × 42.000 + 32.000 + 86.000 + 48.000 + ½ × 38.000 = 51.500 kg<br />

4<br />

b. 42.000 + 408.000 - 38.000 = 412.000 kg<br />

c. 51.500 × 365 dagen = 46 dagen<br />

412.000<br />

d. € 330.000 × 365 dagen = 21 dagen<br />

€ 5.747.700<br />

e. 100 × 100 × € 5.747.700 = € 4.200.000<br />

119 115<br />

f. € 4.200.000 = € 105.000<br />

40<br />

4-15 a. voorraad op 1 januari: € 1.900.000<br />

inkopen over 2012: € ................<br />

inkoopwaarde van de omzet:<br />

€ ................<br />

over 2012: € 20.000.000<br />

voorraad op 31 december: € 2.100.000<br />

De inkopen over 2012 bedroegen € 22.100.000 - € 1.900.000 = € 20.200.000<br />

22 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


. € 750.000 × 360 dagen = 13 dagen<br />

€ 20.200.000<br />

c. € 1.200.000 × 360 dagen = 17 dagen<br />

€ 25.000.000<br />

d. € 20.000.000 = 10<br />

€ 2.000.000<br />

e. 1 × 360 dagen = 36 dagen<br />

10<br />

f. € 25.000.000 = 5,56<br />

€ 4.500.000<br />

g. € 25.000.000 = 3,03<br />

€ 8.250.000<br />

h. € 400.000 × 100% = 12,5%<br />

€ 3.200.000<br />

4-16 a. De opslagduur = 90 dagen = 360 dagen dus de omzetsnelheid is 4.<br />

omzetsnelheid<br />

b. omzetsnelheid = 4 = inkoopwaarde van de omzet inkoopwaarde omzet<br />

=<br />

gemiddelde voorraad 160.000<br />

Inkoopwaarde van de omzet: 4 × 160.000 = 640.000 = 80% van de omzet.<br />

100<br />

De omzet: × 640.000 = 800.000.<br />

80<br />

De omzet op rekening bedraagt: 75% × 800.000 = € 600.000.<br />

c. inkoopwaarde van de omzet: 640.000<br />

toename van de voorraad: 180.000 - 140.000 = 40.000<br />

inkopen in 2012: 680.000<br />

Inkopen op rekening: 90% × 680.000 = € 612.000.<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

23


of<br />

voorraad 1 januari 2012: 140.000<br />

inkopen in 2012: ……….<br />

……….<br />

inkoopwaarde van de omzet in 2012: 640.000<br />

voorraad 31 december 201: 180.000<br />

Inkopen in 2012: 180.000 + 640.000 - 140.000 = 680.000.<br />

Inkopen op rekening: 90% × 680.000 = € 612.000.<br />

d. gemiddeld crediteurensaldo (X) × 360 dagen = 40 dagen<br />

612.000<br />

360X = 40 × 612.000 = 24.480.000<br />

Dus X = 24.480.000 = 68.000.<br />

360<br />

gemiddeld crediteurensaldo = 68.000 = 60.000 + Y (schuld per 31 december)<br />

2<br />

60.000 + Y = 68.000 × 2 = 136.000<br />

Dus Y = 136.000 - 60.000 = 76.000.<br />

Schuld aan crediteuren per 31 december 2012: € 76.000.<br />

e. 1.410.000 - 500.000 - 250.000 - 500.000 - 76.000 (zie vraag d) - 70.000 = € 14.000<br />

f. gemiddeld debiteurensaldo × 360 dagen = 100.000 × 360 dagen = 60 dagen<br />

omzet op rekening 600.000<br />

g. 800.000 = 800.000 = 0,57<br />

1.420.000 + 1.410.000 1.415.000<br />

2<br />

h. 800.000 = 1,78<br />

450.000<br />

24 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


i. Omdat pas eind 2012 werd afgelost bedraagt de schuld over 2012 € 300.000.<br />

Rente: 5% × € 300.000 = € 15.000.<br />

j. ⁹⁄₁₂ × 600.000 + ³⁄₁₂ × 500.000 = 450.000 + 125.000 = € 575.000<br />

k. Rente: 8% × 575.000 = € 46.000.<br />

of<br />

rente 1 januari - 1 oktober: 8% × 600.000 × ⁹∕12 = € 36.000<br />

rente 1 oktober tot 31 december: 8% × 500.000 × 3∕12 = € 10.000<br />

rente over 2012: € 46.000<br />

4-17 a. De verkoopprijs = 1,1667 × € 150 = € 175<br />

inkoopwaarde omzet = 100/116 ⅔ × € 3.500.000 = € 3.000.000 = € 5<br />

gemiddelde voorraad 4.000 × € 150 € 600.000<br />

omzet = € 3.500.000 = € 3.500.000 = € 5<br />

gemiddelde voorraad tegen verkoopprijs 4.000 × € 175 € 700.000<br />

omzet in hoeveelheden (afzet) = € 3.500.000 / € 175 = € 20.000 = 5<br />

gemiddelde voorraad in hoeveelheden 4.000 4.000<br />

b. eindvoorraad: 2.000 stuks<br />

afzet: 20.000 stuks<br />

22.000 stuks<br />

beginvoorraad: 6.000 stuks<br />

productie: 16.000 stuks<br />

c. 16.000 = 2.000 eenheden<br />

8<br />

d. 2.000 × 175 = € 350.000<br />

of<br />

16.000 × 175 = 2.800.000 = € 350.000<br />

8 8<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

25


e. Productie op basis van verkoopprijzen = 437.500 × 8 = 3.500.000.<br />

Productie: 3.500.000 = 20.000 eenheden.<br />

175<br />

f. Nodig zijn: 24.000 = 6 werknemers. Overbodig worden 2 werknemers.<br />

4.000<br />

4-18 Gemiddeld aantal arbeiders: 5 + 11 + 8 = 12<br />

2<br />

Op basis van verkoopprijzen:<br />

PR: 50.000 × 40 = € 2.000.000<br />

PS: 2∕5 × 75.000 × 62,50 = € 1.875.000<br />

3∕5 × 75.000 × 68,75 = € 3.093.750<br />

€ 6.968.750<br />

€ 6.968.750 = € 580.729,17<br />

12<br />

4-19 a. Omzet 2012: 100 × 2.400.000 = 4.000.000.<br />

60<br />

Arbeidsproductiviteit: 4.000.000 = 4.000.000 = € 100.000.<br />

30 + ½ × 20 40<br />

b. omzet = 105.000; de omzet wordt 4.200.000.<br />

40<br />

omzetstijging: 200.000 × 100% = 5%<br />

4.000.000<br />

c. Nodig zijn: 4.200.000 = 35 fulltime werknemers.<br />

120.000<br />

Overbodig zijn 5 werknemers met een volledige weektaak of 10 werknemers met een halve<br />

weektaak of een combinatie van werknemers met een volledige weektaak en werknemers<br />

met een parttime baan.<br />

26 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


5 Rentabiliteit<br />

5-1 Als REV vb > RTV<br />

5-2 Als IVV < RTV<br />

5-3 • De winst kan lager uitvallen dan verwacht, maar aan de verplichtingen met betrekking tot<br />

het vreemd vermogen (rente en aflossing) moeten worden voldaan.<br />

• Om voor een nieuwe lening in aanmerking te komen, stelt de bank nogal eens de eis dat het<br />

vreemd vermogen niet te groot mag zijn t.o.v. het eigen vermogen.<br />

• Naarmate de verhouding VV/EV groter is, eisen de verschaffers van een nieuwe lening een<br />

hogere interestvergoeding.<br />

5-4 Met het winstsaldo kan worden gemanipuleerd: in een jaar met een bescheiden winst kan besloten<br />

worden minder af te schrijven om de winst een beter aanzien te geven. Deze handelwijze<br />

is niet mogelijk met de cashflow, omdat deze bestaat uit de winst na belasting + de afschrijvingen.<br />

5-5 ROI is een maatstaf die wel gebruikt wordt om de prestaties van afdelingen/divisies van een<br />

onderneming te beoordelen (gekeken wordt naar de winst van de afzonderlijke afdelingen t.o.v.<br />

het in de afdelingen geïnvesteerde vermogen).<br />

RTV geeft de mate aan waarin de onderneming in staat is een opbrengst te geven aan de verschaffers<br />

van het geïnvesteerde (eigen en vreemd) vermogen. RTV is dus een maatstaf om te<br />

beoordelen hoe de onderneming in zijn geheel heeft gepresteerd.<br />

ROI = winst van een bepaalde divisie × 100%;<br />

geïnvesteerd vermogen in de divisie<br />

RTV = winst + rente × 100%<br />

geïnvesteerd totaal vermogen<br />

5-6 a. REV nb = € 30.000 × 100% = 10%<br />

€ 300.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

27


. REV vb = € 40.000 × 100% = 13,3%<br />

€ 300.000<br />

c. RTV = € 40.000 + € 3.875 + € 3.600 + € 2.000 × 100%= 11,6%<br />

€ 425.000<br />

d. De banklening is erg duur ten opzichte van RTV. De onderneming zal moeten proberen<br />

deze lening te vervangen door een goedkopere lening of door eigen vermogen. De hoge<br />

interest die over deze lening betaald moet worden, gaat ten koste van de winst.<br />

e. Gunstig.<br />

f. REV vb > RTV.<br />

g. IVV < RTV (NB: IVV = € 9.475 (zie vraag c) × 100% = 7,58%)<br />

€ 125.000<br />

5-7 a. winst voor belasting + interest: 16% van € 5.000.000 = € 800.000<br />

interest: 12% van € 3.000.000 = € 360.000<br />

winst voor belasting: € 440.000<br />

b. REV vb = € 440.000 × 100% = 22%<br />

€ 2.000.000<br />

c. Bij een gunstig hefboomeffect wordt op het vreemd vermogen verdiend. Dit komt ten gunste<br />

van de winst en daarmee van REV.<br />

d. REV vb = 16% + (16% - 12%) × 3 = 22%<br />

2<br />

e. – De verplichtingen aan de verschaffers van vreemd vermogen (interest en aflossing) moeten<br />

altijd nagekomen worden ook bij tegenvallende resultaten.<br />

– Voor het verkrijgen van een nieuwe lening stelt de bank nogal eens de eis dat het vreemd<br />

vermogen niet te groot mag zijn t.o.v. het eigen vermogen.<br />

– Vaak eisen verschaffers van vreemd vermogen een hogere interestvergoeding naarmate de<br />

verhouding VV/EV hoger is.<br />

28 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


5-8 a. Intrinsieke waarde per aandeel = eigen vermogen =<br />

aantal geplaatste aandelen<br />

€ 300.000 + € 169.000 + € 50.000 = € 519.000 = € 17,30<br />

30.000 30.000<br />

b. het geplaatste aandelenkapitaal steeg met: € 100.000<br />

de agioreserve nam toe met: € 80.000<br />

de opbrengst van de emissie bedraagt: € 180.000<br />

Er werden: € 100.000 = 10.000 aandelen geplaatst.<br />

€ 10<br />

De uitgiftekoers per aandeel: € 180.000 = € 18<br />

€ 10.000<br />

c. Bij de winstdeling over het boekjaar 2012 werd € 52.000 toegevoegd aan de algemene<br />

reserve. Deze steeg van € 169.000 naar € 221.000.<br />

d. EV 31/12/11: € 519.000 (zie a)<br />

EV 31/12/12: € 400.000 + € 221.000 + € 130.000 = € 751.000<br />

e. € 519.000 + € 751.000 = € 635.000<br />

2<br />

f. € 970.000 + € 1.220.000 = € 1.095.000<br />

2<br />

g. REV vb = € 150.000 × 100% = 23,6%<br />

€ 635.000<br />

h. interest hypothecaire lening: 8% × € 80.000 = € 6.400<br />

interest obligatielening: 7% × € 195.000 = € 13.650<br />

kosten leverancierskrediet van: € 100.000 = € 8.650<br />

overige schulden op korte termijn: € 85.000 = € 0<br />

€ 460.000 € 28.700<br />

RTV = € 150.000 + € 28.700 × 100% = € 178.700 × 100% = 16,3%<br />

€ 635.000 + € 460.000 € 1.095.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

29


i. IVV = € 28.700 × 100% = 6,2%<br />

€ 460.000<br />

j. RTV > IVV. Op het totale vermogen wordt 16,3% verdiend, terwijl de nv over het vreemd<br />

vermogen 6,2% aan interest moet afdragen. Op het vreemd vermogen wordt dus door de nv<br />

verdiend (waardoor REV > RTV).<br />

vb<br />

k. Men kan RTV niet vergelijken met REV omdat RTV berekend wordt voor aftrek van<br />

nb<br />

belasting. Een goede vergelijking van RTV en REV is alleen mogelijk als beide vóór aftrek<br />

van belasting worden berekend.<br />

l. REV vb = 16,3% + (16,3% - 6,2%) × € 460.000 = 23,6%<br />

€ 635.000<br />

5-9 a. REV nb = € 1.500.000 × 100% = € 1.500.000 × 100% = 20%<br />

€ 4.100.000 + € 2.650.000 + ½ × € 1.500.000 € 7.500.000<br />

b. RTV = € 1.500.000 + € 500.000 + € 180.000 + € 100.000 + € 50.000 × 100% =<br />

€ 9.800.000 + € 12.200.000 / 2<br />

€ 2.330.000 × 100% = 21,18%<br />

€ 11.000.000<br />

c. Toename van de winst: (16% - 9%) van € 1.000.000 = € 70.000<br />

5-10 a. – Ten behoeve van de periode vergelijking (waarbij gelijksoortige cijfers uit verschillende<br />

perioden met elkaar worden vergeleken).<br />

– Ten behoeve van de bedrijfsvergelijking (waarbij gelijksoortige cijfers uit eenzelfde periode,<br />

maar afkomstig van verschillende vergelijkbare ondernemingen, met elkaar worden<br />

vergeleken).<br />

b. Eigen vermogen op 1/1: 150 + 200 = 350<br />

op 31/12: 130 + 210 + 100 = 440<br />

Gemiddeld eigen vermogen: 350 + 440 = 395.<br />

2<br />

REV = € 100.000 × 100% = 25,3%<br />

€ 395.000<br />

30 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


c. Vreemd vermogen op 1/1: 70 + 90 = 160<br />

op 31/12: 50 + 110 = 160<br />

RTV = € 100.000 + € 15.000 × 100% = € 115.000 × 100% = 20,7%<br />

€ 395.000 + € 160.000 € 555.000<br />

d. IVV = € 15.000 × 100% = 9,4<br />

€ 160.000<br />

e. Gunstig: REV > RTV.<br />

f. REV = 20,7% + (20,7% - 9,4%) × 160 = 25,3%<br />

395<br />

g. Als RTV > IVV dan wordt op het vreemd vermogen verdiend, wat ten goede komt van de<br />

winst en daarmee van REV.<br />

h. – Bij een relatief groot vreemd vermogen is het denkbaar dat de verschaffers van nieuw<br />

vreemd vermogen alleen bereid zijn uit te lenen tegen een hogere interestvergoeding.<br />

– Als de verhouding VV/EV te groot is, kan de verschaffer van vreemd vermogen besluiten<br />

geen nieuwe lening te sluiten.<br />

i. Een maatstaf voor de mate van winstgevendheid. De cashflow is ook een maatstaf voor de<br />

mate waarin de onderneming in staat is haar schulden op korte termijn te betalen (de mate<br />

van liquiditeit). Dit laatst komt in het volgende hoofdstuk aan de orde.<br />

j. Cashflow = € 100.000 + € 15.000 = € 115.000<br />

k. € 1.000.000 = 4,3<br />

€ 230.000<br />

l. € 115.000 × 365 dagen = 28 dagen<br />

€ 1.500.000<br />

m. € 100.000 × 365 dagen = 36 dagen<br />

€ 1.020.000<br />

NB: € 1.020.000 = € 1.000.000 + € 240.000 - € 220.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

31


n. De gemiddelde opslagduur van de voorraad = 1 × 365 dagen.<br />

omzetsnelheid<br />

o. Afname van de omzetsnelheid van de voorraad vergroot (in principe) de behoefte aan (lange<br />

termijn)vermogen. Immers de voorraden nemen toe (bij gelijkblijvende omzet).<br />

p. Omloopsnelheid van het vermogen: € 1.500.000 = 2,7.<br />

€ 555.000<br />

De omloopsnelheid van het vermogen heeft zich dus gunstig ontwikkeld ten opzichte van<br />

2011 (de omzet is gestegen ten opzichte van het gemiddelde vermogen).<br />

5-11 a. REV in 2011: vb 36 × 100% = 36 × 100% = 9%<br />

380 + 420 400<br />

2<br />

REVvb in 2012: 24 × 100% = 24 × 100% = 5,45%<br />

420 + 460 440<br />

2<br />

REVnb in 2011: 27 × 100% = 6,75%<br />

400<br />

REVnb in 2012: 18 × 100% = 4,09%<br />

440<br />

36 + 72 108<br />

RTV in 2011: = × 100% = 9%<br />

1.184+1.216 1.200<br />

2<br />

24 + 80 104<br />

RTV in 2012: = × 100% = 8%<br />

1.216+1.384 1.300<br />

2<br />

De rentabiliteit (zowel de REV als de RTV) heeft zich in 2012 ongunstig ontwikkeld.<br />

Over 2012 zijn de rentabiliteitspercentages lager dan over 2011.<br />

32 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


. IVV in 2011: 72 × 100% = 72 × 100% = 9%<br />

804 + 796 800<br />

2<br />

IVV in 2012: 80 × 100% = 80 × 100% = 9,3%<br />

796 + 924 860<br />

2<br />

c. Om te beoordelen of er sprake is van een gunstig of ongunstig hefboomeffect moeten we<br />

REV voor aftrek van belasting (REV ) vergelijken met RTV. In 2012 was er sprake van een<br />

vb<br />

ongunstig hefboomeffect omdat REV < RTV.<br />

vb<br />

d. Oorzaak van een ongunstig hefboomeffect: IVV > RTV.<br />

e. REV vb = RTV + (RTV - IVV) × VV<br />

EV<br />

= 8% + (8% - 9,3%) × 860<br />

440<br />

= 8% - 1,3% × 860<br />

440<br />

= 8% - 2,54%<br />

REV vb = 5,46%<br />

5-12 a. Het gemiddeld eigen vermogen: € 276.400 + € 101.100 + ½ van € 68.000 = € 411.500.<br />

REV = € 68.000 × 100% = 16,5%<br />

€ 411.500<br />

b. RTV = € 68.000 + € 8.200 (4% × € 205.000) + € 1.800 = € 78.000 × 100% = 12,2%<br />

€ 411.500 + € 228.720 € 640.220<br />

c. IVV = € 10.000 × 100% = 4,4%<br />

€ 228.720<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

33


d. REV = 12,2% + (12,2% - 4,4%) × € 228.720 = 12,2% + 4,3% = 16,5%<br />

€ 441.500<br />

5-13 a. REV nb = € 448.600 - € 112.150 × 100% = € 336.450 = 0,15<br />

gemiddeld eigen vermogen gemiddeld eigen vermogen<br />

gemiddeld eigen vermogen: € 336.450 = € 2.243.000<br />

0,15<br />

b. REV vb = € 448.600 × 100% = 20%<br />

€ 2.243.000<br />

c. RTV = € 448.600 + € 94.000 × 100% = € 542.600 = 0,16<br />

gemiddeld totale vermogen gemiddeld totale vermogen<br />

gemiddeld totale vermogen: € 542.600 = € 3.391.250<br />

0,16<br />

d. IVV = € 94.000 × 100% = € 94.000 × 100% = 8,19%<br />

€ 3.391.250 - € 2.243.000 € 1.148.250<br />

e. REV vb = 16% + (16% - 8,19%) × € 1.148.250 = 16% + 4% = 20%<br />

€ 2.243.000<br />

f. Cashflow = € 336.450 + € 180.000 (€ 35.000 + € 60.000 + € 85.000) = € 516.450<br />

5-14 a. A: 12% × € 2.000.000 = € 240.000<br />

B: 10% × € 3.000.000 = € 300.000<br />

Sector B heeft de grootste bijdrage.<br />

b. Sector A: 12% (t.o.v. 10% van sector B).<br />

5-15 a. REV nb = € 2.640.000 - € 660.000 × 100% = € 1.980.000 = 0,18<br />

gemiddeld eigen vermogen gemiddeld eigen vermogen<br />

gemiddeld eigen vermogen: € 1.980.000 = € 11.000.000<br />

0,18<br />

34 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


. Stel: gemiddeld vreemd vermogen = X<br />

RTV = € 2.640.000 + € 741.200 × 100% = € 3.381.200 = 0,10<br />

€ 11.000.000 + X € 11.000.000 + X<br />

3.381.200 = 0,1 × 11.000.000 + 0,1X<br />

3.381.200 = 1.100.000 + 0,1X<br />

2.281.200 = 0,1X<br />

X = € 22.812.000<br />

c. IVV = € 741.200 × 100% = 3,25%<br />

€ 22.812.000<br />

d. REV vb = 10% + (10% - 3,25%) × € 22.812.000 = 10% + 14% = 24%<br />

€ 11.000.000<br />

e. Het voordeel dat de aandeelhouders hebben m.b.t. het vreemd vermogen t.o.v. het totale<br />

vermogen (10% - 3,25% = 6,75%) wordt versterkt door de verhouding VV/EV; deze verhouding<br />

werkt als een soort hefboom waardoor het voordeel 14% wordt.<br />

f. Het winstsaldo wordt mede bepaald door de wijze van afschrijven: naarmate er meer wordt<br />

afgeschreven, is de winst kleiner en naarmate er minder wordt afgeschreven is de winst<br />

groter. Met andere woorden: het winstsaldo kan beïnvloed worden door de afschrijvingskosten.<br />

De cashflow bestaat uit winst na belasting + afschrijvingen waardoor de cashflow niet gevoelig<br />

is voor de wijze (en de hoogte) van afschrijven.<br />

g. afschrijving 2012 = cashflow - winst na belasting<br />

= € 4.780.000 - € 1.980.000<br />

= € 2.800.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

35


36 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


6 Liquiditeit en solvabiliteit<br />

6-1 Slechte bedrijfsresultaten, te hoge investeringen, te hoge aflossings- en interestverplichtingen,<br />

te grote voorraden.<br />

6-2 • Als er geen of weinig voorraden zijn (zoals bij dienstverlenende ondernemingen).<br />

• Als de onzekerheid over de waarde van de voorraden erg groot is.<br />

6-3 • We hebben te maken met een momentopname (morgen kan de situatie anders zijn).<br />

• De onderneming kan de grootte van de kengetallen beïnvloeden (door vlak voor de balansdatum<br />

bijvoorbeeld een kortlopende schuld af te lossen).<br />

• De balans geeft niet aan op welke tijdstippen ontvangsten en betalingen plaatsvinden.<br />

• De balans geeft niet aan wat de dispositieruimte is.<br />

6-4 Nee, het uitgeven van aandelen valt onder externe financiering: de onderneming doet een beroep<br />

op de vermogensmarkt (het vermogen komt van buiten de onderneming).<br />

6-5 Bedreigender is een slechte liquiditeitspositie. Als de onderneming haar direct opeisbare schulden<br />

niet meer betaalt, willen leveranciers niet meer leveren (dan alleen tegen contante betaling).<br />

Als de werknemers geen loon meer ontvangen, weigeren ze te werken enzovoort.<br />

6-6 a. quick ratio = € 12.000 + € 15.000 + € 3.000 = € 30.000 = 0,34<br />

€ 36.000 + € 13.000 + € 25.000 + € 14.000 € 88.000<br />

De quick ratio is zeer klein (veel kleiner dan 1). De liquiditeit laat veel te wensen over.<br />

b. Machines behoren tot de vaste activa en staan dus los van de quick ratio. De liquiditeit<br />

verslechtert omdat de vlottende activa afnemen terwijl de schulden op korte termijn toenemen.<br />

De quick ratio wordt: € 12.000 + € 3.000 = € 15.000 = 0,12.<br />

€ 36.000 + € 13.000 + € 25.000 + € 54.000 € 128.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

37


6-7 a. Balans per 31 maart 2012 (× € 1.000)<br />

Vaste activa: Eigen vermogen:<br />

Gebouwen 260<br />

(Maatschappelijk)<br />

Afschrijving<br />

Aandelenkapitaal 250<br />

gebouwen<br />

108<br />

Aandelen in portefeuille 90<br />

152 160<br />

Machines 123 Reserves 200<br />

Afschrijving<br />

Winstsaldo 10<br />

machines 70<br />

370<br />

53 Vreemd lang vermogen<br />

Inventaris 190 (Vreemd vermogen op<br />

Deelnemingen<br />

210 lange termijn):<br />

Kerndebiteuren<br />

11 Hypothecaire lening o/g 125<br />

IJzeren voorraad<br />

16 Kerncrediteuren<br />

50<br />

632 Voorzieningen 100<br />

Vlottende activa: 275<br />

Grondstoffen 27 Vreemd kort vermogen<br />

Voorraad gereed (Vreemd vermogen op<br />

product<br />

20 korte termijn):<br />

Vooruitbetaalde<br />

ABN AMRO<br />

15<br />

bedragen<br />

25 Te betalen kosten<br />

15<br />

Debiteuren 17 Crediteuren 85<br />

Effecten<br />

20<br />

115<br />

Rabobank<br />

15<br />

Kas 4<br />

128<br />

760 760<br />

b. 128 - 115 = 13 (€ 13.000)<br />

c. current ratio = 128 = 1,11<br />

115<br />

d. quick ratio = 128 - 27 - 20 = 0,7<br />

115<br />

e. de emissie van 2.000 aandelen brengt op: 2.000 × € 55 = € 110.000<br />

ter financiering van de vaste activa is nodig: € 90.000<br />

er resteert een bedrag van: € 20.000<br />

38 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


De schuld aan de ABN AMRO van € 15.000 slaat om in een vordering op de bank van<br />

€ 5.000. Hierdoor wordt de liquiditeit beter. De current ratio wordt: 89 + 44 = 1,33<br />

100<br />

en de quick ratio: 42 + 44 = 0,86<br />

100<br />

6-8 a. € 3.000.000 + € 2.000.000 + € 1.000.000 + € 750.000 × 100% = 56,25%<br />

€ 12.000.000<br />

b. 100% - 56,25% = 43,75%<br />

of<br />

€ 2.000.000 + € 1.800.000 + € 800.000 + € 400.000 + € 250.000 × 100% = 43,75%<br />

€12.000.000<br />

c. € 6.750.000 = € 45<br />

150.000<br />

d. Er wordt € 1.800.000 ontvangen uit de aandelenemissie. Het eigen vermogen wordt<br />

€ 1.800.000 groter. Het vreemd vermogen wordt € 1.800.000 kleiner.<br />

Het totaal vermogen blijft ongewijzigd.<br />

De solvabiliteitspercentages worden:<br />

eigen vermogen × 100% = € 8.550.000 × 100% = 71,25%.<br />

totaal vermogen € 12.000.000<br />

en de debt ratio: € 3.450.000 × 100% = 28,75%<br />

€ 12.000.000<br />

e. De solvabiliteit is verbeterd omdat de schulden zijn afgenomen en het eigen vermogen toegenomen<br />

is. Dit blijkt ook uit de solvabiliteitspercentages die bij a, b en d berekend zijn.<br />

f. De opbrengst wordt gebruikt om de hypothecaire lening af te lossen. De vlottende activa, de<br />

liquide middelen en de schulden op korte termijn ondergaan geen verandering. De liquiditeit<br />

verandert dan ook niet. (Op termijn zal er wel minder interest verschuldigd zijn.)<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

39


6-9 a. 10% van € 9.000.000 = € 900.000<br />

b. 2011: 7.000.000 = 0,5<br />

14.000.000<br />

2012: 9.000.000 = 0,5625<br />

16.000.000<br />

De solvabiliteit is beter geworden.<br />

c. € 4.000.000 + € 2.000.000 + € 1.000.000 + € 2.000.000 = € 45<br />

200.000<br />

d. 2011: current ratio: € 5.000.000 = 2,50<br />

€ 2.000.000<br />

2012: € 6.000.000 = 2,22<br />

€ 2.700.000<br />

e. De liquiditeit is slechter geworden (de current ratio is kleiner geworden).<br />

f. aandelenkapitaal is toegenomen met: € 1.000.000<br />

agioreserve is toegenomen met: € 1.000.000<br />

opbrengst: € 2.000.000<br />

Het aantal geplaatste aandelen is: € 1.000.000 = 50.000.<br />

20<br />

koers: € 2.000.000 = € 40<br />

50<br />

g. € 10.000.000 - € 9.000.000 + € 900.000 = € 1.900.000<br />

h. Winst na belasting: € 1.200.000 - € 900.000 = € 300.000.<br />

Winst voor belasting: 100 × € 300.000 = € 400.000.<br />

75<br />

40 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


6-10 a. 20% van € 1.000.000 = € 200.000<br />

b. € 200.000 + € 100.000 = € 300.000<br />

of<br />

vaste activa eind 2011: € 800.000<br />

afschrijving: € 200.000<br />

€ 600.000<br />

vaste activa eind 2012: € 900.000<br />

investering in vaste activa: € 300.000<br />

c. vaste activa eind 2011: € 800.000<br />

aanschaf machines: € 200.000<br />

€ 1.000.000<br />

afschrijving 20%: € 200.000<br />

€ 800.000<br />

vaste activa eind 2012: € 900.000<br />

aanschafprijs vrachtauto: € 100.000<br />

of<br />

€ 300.000 (antwoord van vraag b) - € 200.000 (investering machines) = € 100.000<br />

d. Het netto werkkapitaal is op 1 januari 2012 gelijk aan:<br />

(400 + 100 - 60 - 130 - 80) × € 1.000 = € 230.000<br />

Op 31 december 2012 is het netto werkkapitaal gelijk aan:<br />

(500 + 100 - 70 - 110 - 120) × € 1.000 = € 300.000.<br />

Het netto werkkapitaal is gestegen met € 70.000. Op 1 januari 2012 was de liquiditeitspositie<br />

al redelijk goed te noemen en de liquiditeit is in 2012 verder verbeterd.<br />

e. Debt ratio op 1 januari 2012: € 500.000 × 100% = 38,46%.<br />

€ 1.300.000<br />

of<br />

€ 500.000 = 0,38<br />

€ 1.300.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

41


Op 31 december is de debt ratio: € 545.000 × 100% = 36,33%.<br />

€ 1.500.000<br />

of<br />

€ 545.000 = 0,36<br />

€ 1.500.000<br />

De solvabiliteit was op 1 januari 2012 al erg goed en is in 2012 nog iets beter geworden (de<br />

schulden zijn een nog kleiner deel gaan uitmaken van het totale vermogen).<br />

f. Cashflow: 75% × € 320.000 + € 200.000 = € 440.000.<br />

6-11 a. Behalve door het inhouden van winst, kan er reserve ontstaan door:<br />

– het plaatsen van aandelen boven de nominale waarde (agioreserve);<br />

– het boeken van waardevermeerderingen van activa zoals gebouwen en machines (herwaarderingsreserve).<br />

b. geplaatst aandelenvermogen:<br />

€ 6.000.000 - € 1.000.000 = € 5.000.000<br />

reserves: € 1.800.000<br />

toevoeging uit de winst: 40% × € 500.000 = € 200.000 +<br />

reserves na winstverdeling: € 2.000.000 +<br />

eigen vermogen na winstverdeling: € 7.000.000<br />

c. voorzieningen op lange termijn:<br />

€ 1.000.000 - € 410.000 - € 140.000 = € 450.000<br />

6%-onderhandse lening: € 1.000.000 +<br />

lang vreemd vermogen: € 1.450.000<br />

d. voorzieningen op korte termijn: € 410.000 + € 140.000 = € 550.000<br />

bank: € 1.700.000<br />

crediteuren: € 2.500.000<br />

dividend: 60% × € 500.000 = € 300.000 +<br />

kort vreemd vermogen: € 5.050.000<br />

e. eigen vermogen = € 7.000.000 = 0,54 (54%)<br />

totaal vermogen € 13.500.000<br />

42 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


f. Solvabiliteit.<br />

g. De solvabiliteit is gunstig. Het eigen vermogen is groter dan het vreemd vermogen.<br />

h. IVV = vergoeding vreemd vermogen × 100%<br />

gemiddeld vreemd vermogen<br />

= € 520.000 × 100% = 8,1%<br />

€ 6.400.000<br />

i. REV vb = winst voor vennootschapsbelasting × 100%<br />

gemiddeld eigen vermogen<br />

= € 500.000 + € 410.000 × 100% = 12,6%<br />

€ 7.200.000<br />

j. RTV = winst voor vennootschapsbelasting + rente vreemd vermogen × 100%<br />

gemiddeld totale vermogen<br />

= € 500.000 + € 410.000 + € 520.000 × 100% = 10,5%<br />

€ 7.200.000 + € 6.400.000<br />

k. Gunstig hefboomeffect: REV vb > RTV (oorzaak: IVV < RTV).<br />

l. REV vb = 10,5% + (10,5% - 8,1%) × 6,4 = 10,5% + 2,1% = 12,6%<br />

7,2<br />

m. Cashflow = € 500.000 + € 400.000 (10% × € 4.000.000) = € 900.000<br />

n. De cashflow geeft informatie over de rentabiliteit en de liquiditeit.<br />

De winst na belasting en de afschrijvingskosten zeggen iets over de mate van winstgevendheid<br />

en over de geldstroom die gedurende een bepaalde periode per saldo de onderneming<br />

binnenkomst (dus de liquiditeit).<br />

6-12 a. Vergelijking mogelijk (in de tijd of met andere bedrijven).<br />

b. (2.200 / 4.000) × 100% = 55%<br />

c. Het is gebaseerd op een momentopname.<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

43


d. (1.800 / 12.000) × 365 = 55 dagen<br />

of<br />

omzetsnelheid: 75% × 16.000 = 12.000 = 6,67<br />

1.800 1.800<br />

Gemiddelde opslagduur = 365 = 55 dagen.<br />

6,67<br />

e. (1.700 / 16.000) × 365 = 39 dagen<br />

f. (1.900 / 9.500) × 365 = 73 dagen<br />

g. Solvabiliteit blijft onveranderd want er komt geen wijziging in de omvang van het vreemd<br />

vermogen.<br />

h. Geen (vaste) renteverplichtingen, geen aflossingsverplichtingen, verbetering solvabiliteit.<br />

i. 20.000 aandelen à € 25 nominaal<br />

Intrinsieke waarde per aandeel: 2.000.000 / 20.000 = € 100.<br />

j. 1.500.000 = 18.750 stuks<br />

80<br />

k. 100.000 = € 5 per aandeel<br />

20.000<br />

l. 18.750 × € 5 = € 93.750<br />

m. 6½% × 1.500.000 = € 97.500 dit is meer dan het te betalen extra dividend. Het is dus voordeliger<br />

aandelen uit te geven.<br />

6-13 a. Het aandeel van het eigen vermogen in het totale vermogen is gestegen.<br />

of<br />

Het eigen vermogen is gestegen ten opzichte van het vreemd vermogen.<br />

44 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


. winst 2012: € 9.500.000<br />

winst 2011: 180.000.000 × 4% = € 7.200.000<br />

toename: € 2.300.000<br />

c. Nee, de winst per aandeel was:<br />

in 2011: 7.200.000 / 1.600.000 = € 4,50<br />

in 2012: 9.500.000 / 2.500.000 = € 3,80<br />

d. Vergroting eigen vermogen 2012: 55% × € 126.000.000 - 50% × € 94.000.000 =<br />

€ 22.300.000<br />

e. vergroting eigen vermogen 2012: € 22.300.000<br />

aandelenemissie: 900.000 × € 10 = € 9.000.000<br />

toename reserves: € 13.300.000<br />

f. – Na een aandelenemissie zal ook over de nieuw uitgegeven aandelen dividend moeten<br />

worden uitgekeerd.<br />

– Winstinhouding is goedkoper, omdat geen prospectus en geen bemiddeling van de bank<br />

nodig zijn.<br />

– Er wordt voorkomen dat meer aandeelhouders invloed krijgen.<br />

– Aandelenemissies leveren (relatief ) grote bedragen ineens op, terwijl winstinhouding het<br />

vermogen meer geleidelijk vergroot.<br />

g. REV vb = 9.500.000 × 100% = 13,7%<br />

55% van 126.000.000<br />

h. 6% × € 190.000.000 = € 11.400.000<br />

i. RTV = 9.500.000 + 11.400.000 × 100% = 16,6%<br />

126.000.000<br />

j. IVV = € 11.400.000 × 100% = € 11.400.000 × 100% = 20,1%<br />

45% × € 126.000.000 € 56.700.000<br />

k. Negatief: REV vb < RTV.<br />

l. IVV > RTV<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

45


m. RTV vb = 16,6% + (16,6% - 20,1%) × 56,7 = 16,6% - 2,9% = 13,7%<br />

69,3<br />

n. winst na belasting: 75% × € 9.500.000 = € 7.125.000<br />

afschrijvingskosten: 8% × € 190.000.000 = € 15.200.000<br />

cashflow: € 22.325.000<br />

6-14 a. current ratio: € 220.000 = 2<br />

kort vreemd vermogen<br />

Dus het kort vreemd vermogen bedraagt € 110.000.<br />

b. quick ratio: € 220.000 - voorraad = 1,33<br />

€ 110.000<br />

€ 220.000 - voorraad = € 146.300; de omvang van de voorraad bedraagt € 73.700.<br />

c. debt ratio: € 350.000 + € 110.000 = 0,8<br />

totaal vermogen<br />

totaal vermogen: € 460.000 = € 575.000<br />

0,8<br />

eigen vermogen: € 575.000 - € 460.000 = € 115.000<br />

d. Betaalde interest over 2012 = 9% × € 460.000 = € 41.400.<br />

RTV = winst + € 41.400 = 0,12<br />

€ 575.000<br />

winst + € 41.400 = € 69.000<br />

Dus winst 2012 = € 27.600.<br />

e. In 2012 heeft de liquiditeit zich gunstig ontwikkeld; zowel de current als de quick ratio stegen<br />

(de liquiditeitspositie is dus in 2012 verbeterd). Kortom de liquiditeitspositie was begin<br />

2012 al goed en is in 2012 nog beter geworden.<br />

f. De solvabiliteit heeft zich in 2012 niet gunstig ontwikkeld; de debt ratio steeg: begin 2012<br />

bestond het totaal vermogen voor 75% uit vreemd vermogen en eind 2012 voor 80%.<br />

46 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


Kortom de solvabiliteit was begin 2012 al slecht en is in 2012 nog slechter geworden.<br />

g. REV vb = € 27.600 × 100% = 24%<br />

€ 115.000<br />

Aan de hand van de hefboomformule:<br />

REVvb = 12% + (12% - 9%) × 460 = 12% + 12% = 24%<br />

115<br />

6-15 a. gebouwen machines inventaris auto’s totaal<br />

waarde 1/1 € 500.000 € 830.000 € 70.000 € 240.000 € 1.640.000<br />

geïnvesteerd € ............. € ................ € ............. € ............. € ................<br />

€ 500.000 € 1.340.000 € 100.000 € 500.000 € 2.440.000<br />

afgeschreven € 20.000 € 230.000 € 40.000 € 60.000 € 350.000<br />

waarde 31/12 € 480.000 € 1.110.000 € 60.000 € 440.000 € 2.090.000<br />

geïnvesteerd € 0 € 510.000 € 30.000 € 260.000 € 800.000<br />

b. winst na belasting: € 375.000<br />

afschrijvingen 2012: € 350.000<br />

cashflow over 2012: € 725.000<br />

c. Debt ratio eind 2011: 640 × 100% = 26,67%; eind 2012: 825 × 100% = 27,5%.<br />

2.400 3.000<br />

De solvabiliteit was begin 2012 erg gunstig (van het totaal vermogen bestond slechts 26,67%<br />

uit vreemd vermogen) en is eind 2012 iets minder gunstig.<br />

d. Eind 2011 was de current ratio: 760 = 3,2; eind 2012: 910 = 2,1<br />

240 435<br />

Eind 2011 was de quick ratio: 320 = 1,3; eind 2012: 400 = 0,9<br />

240 435<br />

De liquiditeitspositie is goed. In de loop van 2012 is de liquiditeitspositie wel duidelijk<br />

minder goed geworden. Van de vlottende activa zijn de voorraden relatief groot en de liquide<br />

middelen relatief klein.<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

47


e. Van de winst na belasting wordt € 200.000 gereserveerd en € 175.000 uitgekeerd als dividend.<br />

Dit levert problemen op als het dividend in contanten wordt uitgekeerd omdat de<br />

liquide middelen eind 2012 slechts € 160.000 bedragen.<br />

6-16 a. current ratio eind 2010: 764 = 2,18<br />

350<br />

current ratio eind 2011: 736 = 2,16<br />

340<br />

current ratio eind 2012: 864 = 2,06<br />

420<br />

De current ratio geeft aan dat de liquiditeit goed is. In 2011 en 2012 is de liquiditeitspositie<br />

wel iets minder goed geworden.<br />

of<br />

quick ratio eind 2010: 404 = 0,87<br />

350<br />

quick ratio eind 2011: 376 = 1,11<br />

340<br />

quick ratio eind 2012: 444 = 1,06<br />

420<br />

De quick ratio geeft aan dat de liquiditeit redelijk goed is. In 2011 en 2012 wordt de liquiditeitspositie<br />

beter.<br />

b. In 2012 daalde de omzet ten opzichte van de omzet van 2011.<br />

c. VV × 100%, eind 2010: 804 × 100% = 67,9%<br />

TV 1.184<br />

VV × 100%, eind 2011: 796 × 100% = 65,5%<br />

TV 1.216<br />

48 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


VV × 100%, eind 2012: 924 × 100% = 66,8%<br />

TV 1.384<br />

of<br />

EV × 100%, eind 2010: 380 × 100% = 32,1%<br />

TV 1.184<br />

EV × 100%, eind 2011: 420 × 100% = 34,5%<br />

TV 1.216<br />

EV × 100%, eind 2012: 460 × 100% = 33,2%<br />

TV 1.384<br />

De solvabiliteitspositie laat te wensen over: een groot deel van het totaal vermogen bestaat<br />

uit vreemd vermogen. In 2011 wordt ze iets beter en in 2012 treedt er weer een verslechtering<br />

op.<br />

d. Dat is niet met zekerheid te zeggen. De reserves kunnen in 2012 ook door andere oorzaken<br />

(dan plaatsing boven pari) zijn toegenomen bijvoorbeeld doordat een deel van de winst over<br />

2011 werd gereserveerd.<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

49


50 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


7 De liquiditeits- en de<br />

resultatenbegroting<br />

7-1 Wanneer zij in staat is de schulden (debts), die zij op korte termijn heeft, te voldoen.<br />

7-2 Leveranciers, beleggers en de onderneming zelf.<br />

7-3 • slechte bedrijfsresultaten<br />

• te grote investeringen<br />

• te hoge aflossingsverplichtingen<br />

• te grote voorraden<br />

7-4 • inkopen uitstellen<br />

• leverancierskrediet bedingen<br />

• uitstellen investeringen<br />

• extra verkoopinspanning<br />

• winst niet uitkeren, maar reserveren (retained earnings)<br />

• korting geven voor contante betaling<br />

7-5 Aflossen is het verminderen van een schuld. Hierbij vloeien liquide middelen weg uit de onderneming.<br />

Afschrijven (depreciation) is het tot uitdrukking brengen van de waardedaling van vaste activa.<br />

Er vindt hierbij geen betaling plaats.<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

51


7-6 a. Liquiditeitsbegroting Van Basten 2013 (in euro’s)<br />

1 e kwartaal 2 e kwartaal 3 e kwartaal 4 e kwartaal totaal<br />

ontvangsten:<br />

debiteuren<br />

uitgaven:<br />

1.220.000 960.000 1.000.000 760.000 3.940.000<br />

crediteuren 1.000.000 800.000 800.000 800.000 3.400.000<br />

aflossing 40.000 40.000 80.000<br />

lonen 48.000 48.000 48.000 48.000 192.000<br />

verkoopkosten 24.400 19.200 20.000 15.200 78.800<br />

overige kosten 32.000 38.000 28.000 18.000 116.000<br />

vakantietoeslag 14.400 14.400<br />

investeringen 40.000 40.000 20.000 100.000<br />

dividend 50.000 50.000<br />

belastingen 62.000 62.000<br />

ontvangsten -<br />

1.144.400 1.021.600 1.026.000 901.200 4.093.200<br />

uitgaven 75.600 - 61.600 - 26.000 - 141.200 - 153.200<br />

beginsaldo 36.000 111.600 50.000 24.000 36.000<br />

eindsaldo 111.600 50.000 24.000 - 117.200 - 117.200<br />

b. De onderneming zal uitsluitend in het 4e kwartaal gebruik maken van het bankkrediet tot<br />

een bedrag van € 117.200.<br />

7-7 Liquiditeitsbegroting derde kwartaal 2013 (in euro’s)<br />

ontvangsten<br />

contante verkopen 8.000<br />

debiteuren 84.000<br />

92.000<br />

uitgaven<br />

crediteuren 102.000<br />

aflossing 5.000<br />

interest 4.500<br />

brandverzekeringspremie 1.000<br />

lonen 12.000<br />

verkoopkosten 4.000<br />

128.500<br />

verandering liquide middelen - 36.500<br />

saldo liquide middelen begin 3e kwartaal 40.000<br />

saldo liquide middelen eind 3e kwartaal 3.500<br />

52 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


Toelichting:<br />

ontvangen van debiteuren: ⅓ × € 120.000 × 0,9 + ⅔ × € 80.000 × 0,9 = € 84.000.<br />

betaald aan crediteuren: ⅔ × € 93.000 + ⅓ × € 120.000 = € 102.000.<br />

interest: 0,05 × (€ 100.000 - 2 × € 5.000) = € 4.500.<br />

7-8 a. (× € 1.000)<br />

1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal<br />

saldo liquide middelen begin 56 - 11 - 26 68<br />

totale ontvangsten 61 147 244 118<br />

totale uitgaven 128 162 150 169<br />

toe-/afname liquide middelen - 67 - 15 94 - 51<br />

saldo liquide middelen eind - 11 - 26 68 17<br />

Conclusie: hoewel in het eerste en tweede kwartaal een tekort aan liquide middelen ontstaat,<br />

is alleen in het tweede kwartaal sprake van een liquiditeitsprobleem, omdat het tekort van het<br />

tweede kwartaal (€ 26.000) niet opgevangen kan worden met het bankkrediet (€ 15.000).<br />

b. Voorbeelden van juiste antwoorden:<br />

– het ontvangen leverancierskrediet verlengen;<br />

– proberen de pacht gespreid(er) te gaan betalen;<br />

– de aanschaf van de inventaris uit te stellen (of gespreid te gaan betalen);<br />

– een extra bankkrediet aanvragen.<br />

7-9 Resultatenbegroting De Haas 2013 (in euro’s)<br />

1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal totaal<br />

brutowinst<br />

kosten<br />

174.000 90.000 90.000 174.000 528.000<br />

interest 16.000 16.000 16.000 16.000 64.000<br />

verkoopkosten constant 6.000 6.000 6.000 6.000 24.000<br />

verkoopkosten variabel 17.400 9.000 9.000 17.400 52.800<br />

overige variabele kosten 14.000 14.000 14.000 14.000 56.000<br />

lonen 72.000 72.000 72.000 72.000 288.000<br />

sociale lasten 36.000 36.000 36.000 36.000 144.000<br />

vakantie-uitkering 5.400 5.400 5.400 5.400 21.600<br />

afschrijving 20.000 20.000 20.000 20.000 80.000<br />

totale kosten 186.800 178.400 178.400 186.800 730.400<br />

resultaat - 12.800 - 88.400 - 88.400 - 12.800 - 202.400<br />

cumulatief resultaat - 101.200 - 189.600 - 202.400<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

53


7-10 a. Liquiditeitsbegroting Verwaayen BV 2013 (in euro’s)<br />

1 e kwartaal 2 e kwartaal 3 e kwartaal 4 e kwartaal totaal<br />

ontvangsten:<br />

debiteuren<br />

uitgaven:<br />

1.410.000 1.710.000 1.202.000 1.374.000 5.696.000<br />

crediteuren 1.360.000 1.200.000 1.140.000 1.440.000 5.140.000<br />

lonen 42.000 42.000 42.000 42.000 168.000<br />

sociale lasten 16.800 16.800 16.800 16.800 67.200<br />

vakantie-uitkering 12.600 12.600<br />

investeringen 120.000 160.000 280.000<br />

vennootschapsbelasting 103.000 103.000<br />

dividend 240.550 240.550<br />

dividendbelasting 42.450 42.450<br />

aflossingen 50.000 50.000 100.000<br />

interest 28.000 28.000 56.000<br />

constante verkoopkosten 3.000 3.000 3.000 3.000 12.000<br />

variabele verkoopkosten 32.400 24.520 26.160 38.040 121.120<br />

overige variabele kosten 48.000 36.000 28.000 60.000 172.000<br />

totale uitgaven 1.502.200 1.773.470 1.561.410 1.677.840 6.514.920<br />

ontvangsten - uitgaven - 92.200 - 63.470 - 359.410 - 303.840 - 818.920<br />

beginsaldo 144.000 51.800 - 11.670 - 371.080 144.000<br />

eindsaldo 51.800 - 11.670 - 371.080 - 674.920 - 674.920<br />

b. Resultatenbegroting Verwaayen BV 2013 (in euro’s)<br />

1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal totaal<br />

brutowinst<br />

kosten:<br />

324.000 245.200 261.600 380.400 1.211.200<br />

lonen 42.000 42.000 42.000 42.000 168.000<br />

sociale lasten 16.800 16.800 16.800 16.800 67.200<br />

vakantie-uitkering 3.150 3.150 3.150 3.150 12.600<br />

afschrijvingen 38.000 38.000 38.000 38.000 152.000<br />

interest 14.000 14.000 14.000 14.000 56.000<br />

constante verkoopkosten 3.000 3.000 3.000 3.000 12.000<br />

variabele verkoopkosten 32.400 24.520 26.160 38.040 121.120<br />

overige variabele kosten 43.000 43.000 43.000 43.000 172.000<br />

192.320 184.470 186.110 197.990 760.920<br />

resultaat 131.650 60.730 75.490 182.410 450.280<br />

cumulatief resultaat 192.380 267.870 450.280<br />

54 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


8 Indexcijfers<br />

8-1 Indien het betrekking heeft op slechts één artikel.<br />

8-2 Partiële indexcijfers<br />

8-3 Wanneer er meer dan één artikel bij is betrokken.<br />

8-4 Volgens de indirecte methode en de directe methode.<br />

8-5 Een algemene prijsstijging in een bepaalde periode.<br />

8-6 a. Partiële prijsindexcijfers 2010 (2011 = 100).<br />

cement: 1,90 × 100 = 76<br />

2,50<br />

zand: 1,50 × 100 = 75<br />

2,00<br />

kiezel: 0,80 × 100 = 80<br />

1,00<br />

Verhouding gewichten: 10, 6 en 1.<br />

SGPI = 10 × 76 + 6 × 75 +1× 80 = 76 (afgerond)<br />

17<br />

b. Partiële prijsindexcijfers 2013 (2010 = 100).<br />

cement: 110<br />

zand: 115<br />

kiezel: 120<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

55


SGPI = 10 × 110 + 6 × 115 + 1 × 120 = 112 (afgerond)<br />

17<br />

8-7 a. EPI A = € 4,25 × 100 = 121,4<br />

€ 3,50<br />

EPI B = € 0,90 × 100 = 72<br />

€ 1,25<br />

EPI C = € 16 × 100 = 125,5<br />

€ 12,75<br />

De SGPI is dan 102,3.<br />

b. De waarde van de import is ten opzichte van de basisperiode met 2,3% gestegen ten gevolge<br />

van prijsveranderingen.<br />

8-8 a. Voor de hoeveelheid vinden we achtereenvolgens: 101; 100; 98; 97; 92.<br />

Voor de FOB-waarden vinden we: 98,5; 100; 100; 101; 101.<br />

b. Indexcijfers hoeveelheid/FOB-waarde 2009 - 2013<br />

indexcijfers<br />

102<br />

98<br />

94<br />

90<br />

0<br />

2009 2010 2011 2012 2013<br />

jaartal<br />

56 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen<br />

FOB-waarde<br />

hoeveelheid


c. de prijs bedroeg in 2009 € 5,23 afgerond:<br />

Wi = 101 × 100 = 102,5<br />

98,5<br />

de prijs bedroeg in 2013 € 5,88 afgerond:<br />

Hi = 92 × 100 = 91,1<br />

101<br />

de stijging in procenten bedroeg 12,43% dus:<br />

Pi = 102,5 = 112,5 (stijging 12,5%)<br />

91,1<br />

d. De exportorganisatie had 3.500,7 (× 1.000 kg);<br />

e. De overige 8.168,3 (× 1.000 kg).<br />

f. De hoeveelheidsverhouding is 3 : 7; de prijsverhouding is 207 : 200.<br />

De omzetverhouding moet dan zijn 621 : 1.400.<br />

Voor de exportorganisatie geldt: 621 × € 65.113 = € 20.007,50 (× 1.000).<br />

2.021<br />

g. Voor de overige geldt: 1.400 × € 65.113 = € 45.105,50 (× 1.000).<br />

2.021<br />

h. De prijs voor de exportorganisatie bedroeg € 5,72.<br />

De prijs voor de overige bedroeg € 5,52.<br />

8-9 a. Het hoeveelheidsindexcijfer voor product B in 2013 is 600 × 100 = 200.<br />

300<br />

b. Het prijsindexcijfer voor product B in 2013 is € 1.116,67 = 111,67, afgerond 112.<br />

€ 1.000<br />

c. Het waarde-indexcijfer voor product A in 2013 is € 180.000 × 100 = 128,57, afgerond<br />

€ 140.000<br />

129.<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

57


d. Het samengestelde ongewogen hoeveelheidsindexcijfer voor de producten A en B in 2013<br />

is: 100 + 200 = 150.<br />

2<br />

e. Het samengestelde gewogen hoeveelheidsindexcijfer voor de producten A en B in 2013<br />

is: 100 × € 140.000 + 200 × € 300.000 = 168,18, afgerond 168.<br />

€ 140.000 + € 300.000<br />

f. Het samengestelde ongewogen prijsindexcijfer van de producten A en B in 2013 is<br />

128,57 + 111,67<br />

= 120,12, afgerond 120.<br />

2<br />

g. Het samengestelde gewogen prijsindexcijfer van de producten A en B in 2013 is<br />

700 × 257,14 + 300 × 1.116,67<br />

= 117,05, afgerond 117.<br />

700 × 200 + 300 × 1.000<br />

h. Hoeveelheids- en prijsindexcijfers van de producten A en B over de periode 2009 t/m 2013<br />

indexcijfers<br />

160<br />

150<br />

140<br />

130<br />

120<br />

110<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

0<br />

2009 2010 2011 2012 2013<br />

jaartal<br />

58 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen<br />

hoeveelheid A<br />

prijs A<br />

hoeveelheid B<br />

prijs B


8-10 a. Voor A: 364 × 100 = 130<br />

280<br />

Voor B: 81 × 100 = 135<br />

60<br />

b. 6.000 × 280 × 130 + 10.000 × 60 × 135 × 100 = 131,32<br />

6.000 × 280 + 10.000 × 60<br />

c. 8.500 × 280 + 14.000 × 60 × 100 = 141,23<br />

6.000 × 280 + 10.000 × 60<br />

d. 8.500 × 364 + 14.000 × 81 × 100 = 185,44<br />

6.000 × 280 + 10.000 × 60<br />

e. 8.500 × 364 + 14.000 × 81 × 100 × 100 = 148,35<br />

6.000 × 280 + 10.000 × 60 125<br />

of<br />

185,44 × 100 = 148,35<br />

125<br />

f. Geld omzet artikel A<br />

2005: 6.000 × € 280 = € 1.680.000<br />

2006: € 1.680.000 + € 100.000 = € 1.780.000<br />

2007: € 1.680.000 + € 220.000 = € 1.900.000<br />

2008: € 1.680.000 + € 370.000 = € 2.050.000<br />

2009: € 1.680.000 + € 580.000 = € 2.260.000<br />

2010: € 1.680.000 + € 870.000 = € 2.550.000<br />

2011: € 1.680.000 + € 1.200.000 = € 2.880.000<br />

2012: 8.500 × € 364 = € 3.094.000<br />

2013: 8.000 × € 365 = € 2.920.000<br />

g. minder verkocht: 500 × € 364 = € 182.000<br />

prijsstijging: 8.000 × € 1 = € 8.000<br />

achteruitgang geldomzet: € 174.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

59


h. Tussen punt a. (€ 600.000, 2005) en punt b. (€ 1.134.000, 2012) dient een rechte lijn te zijn<br />

getrokken.<br />

Geldomzet van artikel B over 2005 t/m 2013<br />

× € 1.000<br />

1.200<br />

1.100<br />

1.000<br />

900<br />

800<br />

700<br />

600<br />

0<br />

8-11 a. 2010: 240 × 23.200 = 96<br />

58.000<br />

2011: 250 × 23.200 = 100<br />

58.000<br />

2012: 100<br />

2013: 60.900 × 100 = 105<br />

58.000<br />

b. De omzet is 0,96 × 58.000 × € 12 = € 668.160.<br />

c. De gemiddelde verkoopprijs is: € 748.200 = € 12,90.<br />

58.000<br />

d. Pica: 14,04 × 100 = 104<br />

13,50<br />

a<br />

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013<br />

60 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen<br />

b


e. Resa: 2,10 = 105<br />

2<br />

f. 104 +105 = 104,5<br />

2<br />

g. 58.000 × 14,04 + 258.000 × 2,10 × 100 = 104,4<br />

58.000 × 13,50 + 258.000 × 2<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

61


62 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


9 Statistiek<br />

9-1 Bij een staafdiagram worden de staven tegen elkaar geplaatst, zonder tussenruimte, bij een kolommendiagram<br />

niet.<br />

9-2 De frequentie per gekozen klasseneenheid.<br />

9-3<br />

– gegevens omtrent de omzetten (maand-, week- of kwartaalcijfers).<br />

– dezelfde gegevens, maar nu gestapeld of gecumuleerd.<br />

– dezelfde gegevens, maar nu in de vorm van voortschrijvend jaartotalen.<br />

9-4 Moving Annual Totals (voortschrijvende jaartotalen).<br />

9-5 De middelste waarneming, nadat alle waarnemingen op volgorde (naar grootte) zijn gerangschikt.<br />

9-6 a. Het aantal klassen is te groot, er ontbreekt een opschrift, de massa is niet homogeen en er<br />

zijn ongelijke klassenbreedtes.<br />

b. Het totaal aantal werknemers bedraagt 239. De ongeschoolde werknemers moeten dan zijn<br />

239 - 155 = 84 man. Van deze 84 man hebben er 7 een weekloon van € 400 - € 410 namelijk:<br />

84 - 6 - 10 - 17 - 44 = 7<br />

De nieuwe tabel wordt dan:<br />

geschoolden ongeschoolden<br />

weekloon aantal weekloon aantal<br />

400-


c. Weeklonen geschoolde en ongeschoolde werknemers<br />

aantal personen<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

360 380 400 420 460 480 500<br />

weekloon (x € 1)<br />

9-7 a. Het geschatte aantal zal 32.000 bedragen. De stijging wordt steeds kleiner.<br />

b. De fabricagekostprijs per eenheid product bedraagt achtereenvolgens: € 100; € 108;<br />

€ 116,25; € 125,50; € 135,50.<br />

De stijging bedraagt elke keer 8%.<br />

c. De fabricagekostprijs bedraagt dan € 135,50 + 8% = € 146,25<br />

d. de opbrengst zal bedragen: 32.000 × € 157,50 = € 5.040.000<br />

de kostprijs bedraagt: 32.000 × € 146,25 = € 4.680.000<br />

geschat resultaat bedraagt: € 360.000<br />

e. De netto-omzet product A 2008-2012<br />

omzet (x € 1.000)<br />

5.000<br />

4.000<br />

3.000<br />

2.000<br />

1.000<br />

0<br />

2008 2009 2010 2011 2012<br />

64 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen<br />

tijd<br />

winst<br />

fabricagekostprijs


9-8 a. Inkomensverdeling van 100 werknemers in een softwarehouse over het jaar 2012 (kolommendia-<br />

gram)<br />

20<br />

10<br />

0<br />

500 1.000 2.000 3.500 5.000<br />

nettosalaris in euro’s<br />

Inkomensverdeling van 100 werk nemers in een softwarehouse over het jaar 2012 (lijndiagram)<br />

frequentiedichtheid<br />

per € 500<br />

20<br />

10<br />

500 1.000 2.000 3.500 5.000<br />

nettosalaris in euro’s<br />

b. nettosalaris in euro’s aantal werknemers klassenmidden klassenmidden ×<br />

aantal<br />

500-


d. gezin met een inkomen van € 2.000-


9-10 a. De omzetten bedroegen:<br />

b. en c.<br />

1 2 3 4<br />

€ 57.600 € 62.400 € 72.000 € 67.200<br />

€ 81.000 € 94.500 € 90.000 € 90.000<br />

€ 29.400 € 33.600 € 42.000 € 16.800<br />

€ 168.000 € 190.000 € 204.000 € 174.000<br />

omzet × € 1.000<br />

kwartalen 2012 abs. cum. MAT<br />

1 168 168 720<br />

2 190,5 358,5 720,5<br />

3 204 562,5 722,5<br />

4 174 736,5 736,5<br />

d. Omzetcijfer Auraria in 2012<br />

omzet (x € 1.000)<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

I II III IV<br />

tijd<br />

9-11 a. Kwartaalomzetten × € 1.000 in 2012 op basis van de prijzen per 31 december 2011.<br />

eerste kwartaal: 12.870 = 12.339<br />

1,043<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

67


tweede kwartaal: 11.405 = 10.935<br />

1,043<br />

derde kwartaal: 11.118 × ⅔ + 11.118 × ⅓ = 7.106 + 3.494 = 10.600<br />

1,043 1,043 × 1,017<br />

vierde kwartaal: 14.456 = 13.628<br />

1,043 × 1,017<br />

b. en c. Verwachte omzetten per kwartaal × € 1.000 voor 2013.<br />

2013<br />

kwartaal<br />

zonder prijsverhogingen in 2013 met prijsverhogingen in 2013<br />

eerste 12.870 × 1,017 = 13.089 13.089<br />

tweede 11.405 × 1,017 = 11.599 11.599 × 1,022 = 11.854<br />

derde 11.118 × 1,017 × ⅔ + 11.118 × ⅓ = 11.244 11.244 × 1,022 = 11.491<br />

vierde 14.456 14.456 × 1,022 × 1,031 = 15.232<br />

d. en e. Verwachte geaccumuleerde omzetten × € 1.000 na elk kwartaal in 2013.<br />

kwartaal zonder prijsverhogingen in 2013 met prijsverhogingen in 2013<br />

eerste 13.089 13.089<br />

tweede 24.688 24.943<br />

derde 35.932 36.434<br />

vierde 50.388 51.666<br />

f. Verwachte voortschrijdende jaaromzetten × € 1.000 voor 2013 rekening houdend met prijsverhogingen<br />

in 2013.<br />

2013 kwartaal voortschrijdende jaaromzet × € 1.000<br />

eerste 11.405 + 11.118 + 14.456 + 13.089 = 50.068<br />

tweede 11.118 + 14.456 + 13.089 + 11.854 = 50.517<br />

derde 14.456 + 13.089 + 11.854 + 11.491 = 50.890<br />

vierde 13.089 + 11.854 + 11.491 + 15.232 = 51.666<br />

g. De verwachte omzetten per kwartaal in 2013 (I), de verwachte geaccumuleerde omzetten<br />

na elk kwartaal in 2013 (II) en de verwachte voortschrijdende jaaromzetten van 2013 (III)<br />

rekening houdend met de verwachte prijsverhogingen in 2013.<br />

68 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


omzetten (x € 1.000.000)<br />

52<br />

50<br />

48<br />

46<br />

44<br />

42<br />

40<br />

38<br />

36<br />

34<br />

32<br />

30<br />

28<br />

26<br />

24<br />

22<br />

20<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

III<br />

II<br />

1 2 3 4<br />

9-12 a. Omzet in het eerste kwartaal van 2012:<br />

(0,775 × 2.450 + 0,725 × 3.675 + 0,675 × 1.500) × € 125 = € 696.953<br />

Omzet in het tweede kwartaal van 2012:<br />

(0,775 × 2.675 + 0,725 × 4.100 + 0,675 × 1.700) × € 125 = € 774.141<br />

Omzet in het derde kwartaal van 2012:<br />

(0,775 × 3.050 + 0,725 × 4.050 + 0,675 × 2.000) × € 125 = € 831.250<br />

Omzet in het vierde kwartaal van 2012:<br />

(0,775 × 2.850 + 0,725 × 4.000 + 0,675 × 900) × € 125 = € 714.531<br />

I<br />

tijd<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

69


. De cumulatieve kwartaaltotalen voor 2012 zijn:<br />

1e kwartaal: € 696.953<br />

2e kwartaal: € 696.953 + € 774.141 = € 1.471.094<br />

3e kwartaal: € 1.471.094 + € 831.250 = € 2.302.344<br />

4e kwartaal: € 2.302.344 + € 714.531 = € 3.016.875<br />

c. De voortschrijdende jaartotalen voor 2012 zijn:<br />

1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal<br />

€ 789.624 € 822.938 € 657.368 € 696.953<br />

€ 822.938 € 657.368 € 696.953 € 774.141<br />

€ 657.368 € 696.953 € 774.141 € 831.250<br />

€ 696.953 € 774.141 € 831.250 € 714.531<br />

€ 2.966.883 € 2.951.400 € 2.959.712 € 3.016.875<br />

d. Omzetten autostofzuigers in 2012<br />

omzet x € 1.000<br />

3.000<br />

2.500<br />

2.000<br />

1.500<br />

1.000<br />

500<br />

0<br />

voortschrijdende jaartotalen<br />

omzet per kwartaal<br />

cumulatieve kwartaaltotalen<br />

I II III IV<br />

kwartalen<br />

70 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


e. omzet in 2011: € 2.950.156<br />

omzet in 2012: € 3.016.875<br />

toename: € 66.719 dit is € 66.719 × 100% = 2,26154%<br />

€ 2.950.156<br />

De begrote omzet voor 2013 is 1,0226154 × € 3.016.875 = € 3.085.102,83, afgerond<br />

€ 3.085.000.<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

71


72 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


Cases<br />

A. 1. Uitgaande van ¾ per maand:<br />

Interest per maand: ¾% × € 10.000 = € 75<br />

Interest per jaar: 12 × € 75 = € 900<br />

Uitgaande van 9¼% per jaar:<br />

Interest per jaar: 9¼% × € 10.000 = € 925<br />

Voorkeur voor 9¼% per jaar (of 9¼% > 9% namelijk 12 × ¾% = 9%).<br />

2. Uitgaande van ¾% per maand:<br />

Eindwaarde na één jaar: € 10.000 × 1,0075 12 = € 10.000 × 1,093806898 = € 10.938,07.<br />

Uitgaande van 9¼% per jaar:<br />

Eindwaarde na één jaar: € 10.000 × 1,0925 = € 10.925.<br />

Voorkeur voor ¾% per maand.<br />

B. 1. € 100.000 × 1,07 4 = € 100.000 × 1,31079601 = € 131.079,60<br />

2. 50% van € 131.079,60 = € 65.539,80<br />

€ 28.335<br />

X X X X E<br />

1/1<br />

12<br />

3. € 28.335 × 1,065 4 = € 28.335 × 1,286466351 = € 36.452,02<br />

4. De eindwaarde van de bijstortingen is: X × 1,065 + ….. + X × 1,065 4<br />

1/1<br />

16<br />

E = X × 1,065 × 1,065 4 - 1 = X × 4,693640976<br />

0,065<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

73


X × 4,693640976 = € 66.000 - € 36.452,02 = € 29.547,98<br />

X = € 29.547,98 = € 6.295,32<br />

4,693640976<br />

5. € 6.295,32 = € 44,97 afgerond € 45<br />

140<br />

C. 1. annuïteit: € 12.700,50<br />

r 10 : € 9.919,54<br />

a 10 : € 2.780,96<br />

2. a 10 = a 5 (1+i) 5 a 28 = a 10 × 1,075 18<br />

€ 2.780,96 = a 5 × 1,075 5 a 28 = € 2.780,96 × 3,675804089<br />

€ 2.780,96 = a 5 × 1,435629326 a 28 = € 10.222,26<br />

a 5 = € 2.780,96 = € 1.937,10<br />

1,435629326<br />

3. annuïteit = a 28 + r 28<br />

r 28 = annuïteit - a 28 = € 12.700,50 - € 10.222,26 = € 2.478,24<br />

4. € 12.700,50 × 1,075 -1 × 1,075-5 - 1 =<br />

1,075 -1 - 1<br />

€ 11.814,42 × 4,349326314 = € 51.384,76<br />

5. In de eerste jaren wordt in verhouding veel rente betaald en wordt er weinig afgelost. De<br />

laatste jaren is het omgekeerde het geval: vanwege de kleinere schuld, wordt de rente steeds<br />

lager en is er steeds meer beschikbaar om af te lossen. Hierdoor wordt in de laatste vijf jaar<br />

ruim € 50.000 afgelost.<br />

D. 1. De intrinsieke waarde = eigen vermogen = waarde van de activa - schulden =<br />

€ 160.000 + € 1.290.000 - € 100.000 - € 300.000 - € 40.000 = € 1.010.000<br />

Intrinsiek waarde per aandeel: € 1.010.000 = € 25,25.<br />

40.000<br />

2. 2 × € 500 + € 800 = € 18<br />

100<br />

74 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


3. 100 × € 800 = € 80.000<br />

4. het geplaatst aandelenkapitaal stijgt met: 10.000 × € 10 = € 100.000<br />

de (agio)reserve stijgt met: 10.000 × € 8 = € 80.000<br />

toename eigen vermogen: € 180.000<br />

E. 1. (€ 450.000 + € 1.400.000 + € 550.000) / 2 = € 1.200.000<br />

2. (0,80 × € 8.400.000) / € 1.200.000 = 5,6<br />

3. 1 × 365 dagen = 65 dagen<br />

5,6<br />

4. € 700.000 × 365 dagen = 30 dagen<br />

€ 8.400.000<br />

5. 0,80 × € 8.400.000 = € 6.720.000<br />

6. € 6.720.000 + € 200.000 = € 6.920.000<br />

7. 1.040.000 × 365 dagen = 55 dagen<br />

6.920.000<br />

8. Ten behoeve van vergelijking in de tijd ten aanzien van het eigen bedrijf.<br />

Ten behoeve van vergelijking met andere soortgelijke bedrijven.<br />

F. 1. het geplaatst aandelenvermogen steeg met: € 500.000<br />

de agioreserve nam toe met: € 500.000<br />

toename van het eigen vermogen: € 1.000.000<br />

2. bij de winstverdeling over 2012 werd:<br />

toegevoegd aan de algemene reserve: € 200.000<br />

de te betalen vennootschapsbelasting is: € 450.000<br />

het te betalen dividend bedraagt: € 225.000<br />

de te betalen dividendbelasting is: € 75.000<br />

en de te betalen tantièmes bedragen: € 50.000<br />

winst over het jaar 2012 is: € 1.000.000<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

75


3. Eigen op 1 januari 2012 na winstverdeling:<br />

€ 2.000.000 + € 1.000.000 + € 500.000 + € 850.000 = € 4.350.000<br />

4. Eigen vermogen op 31 december 2012 voor winstverdeling:<br />

€ 2.500.000 + € 1.000.000 (€ 1.200.000 - € 200.000) + € 1.000.000 + € 950.000 +<br />

€ 1.000.000 (winst) = € 6.450.000<br />

5. € 4.350.000 + € 6.450.000 = € 5.400.000<br />

2<br />

6. Vreemd vermogen op 1 januari 2012 na winstverdeling:<br />

€ 600.000 + € 400.000 + € 600.000 + € 360.000 + € 165.000 + € 55.000 + € 40.000 =<br />

€ 2.220.000<br />

7. Vreemd vermogen op 31 december 2012 voor winstverdeling:<br />

€ 700.000 + € 300.000 + € 600.000 = € 1.600.000<br />

8. € 2.220.000 + € 1.600.000 = € 1.910.000<br />

2<br />

9. REV vb = € 1.000.000 × 100% = 18,5%<br />

€ 5.400.000<br />

10. RTV = € 1.000.000 + € 52.000 + € 31.500 + € 13.000 × 100% =<br />

€ 5.400.000 + € 1.910.000<br />

€ 1.096.500 × 100% = 15%<br />

€ 7.310.000<br />

11. IVV = € 96.500 × 100% = 5,05%<br />

€ 1.910.000<br />

12. REV vb > RTV (oorzaak: IVV < RTV)<br />

13. REV vb = 15% + (15% - 5,05%) × 1.910 = 15% + 3,5% = 18,5%<br />

5.400<br />

76 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


14. gebouwen: 3.000 + 100 - afschrijving = 2.850; afschrijving = € 250.000<br />

inventaris: 600 + 300 - 50 - afschrijving = 800; afschrijving = € 50.000<br />

vrachtauto’s: 580 - afschrijving = 440; afschrijving = € 140.000<br />

overige: 710 + 200 - afschrijving = 820; afschrijving = € 90.000<br />

€ 530.000<br />

15. winst na belasting: € 750.000<br />

afschrijving 2012: € 530.000<br />

€ 1.280.000<br />

16. € 1.920.000 + € 700.000 + € 520.000 = € 3.140.000 = 2,24<br />

€ 600.000 + € 450.000 + € 225.000 + € 75.000 + € 50.000 € 1.400.000<br />

17. De liquiditeitspositie is sterk verbeterd. De current ratio is gestegen.<br />

18. Bij de bepaling van de quick ratio blijven de voorraden buiten beschouwing. Van de vlottende<br />

activa zijn de voorraden het minst snel in geld om te zetten (ze zijn het minst liquide).<br />

Voorraden kunnen door ondernemingen op verschillende manieren worden gewaardeerd.<br />

De waardering van bederfelijke voorraden en voorraden die economisch kunnen verouderen,<br />

is moeilijk.<br />

De quick ratio zal zeker gebruikt worden als er weinig of geen voorraden zijn (zoals bij<br />

dienstverlenende bedrijven). Kortom, door de voorraden buiten beschouwing te laten, kan<br />

men de liquiditeitspositie van ondernemingen beter vergelijken.<br />

19. De debt ratio is op 1 januari 2012: € 2.220.000 × 100% = 33,8%<br />

€ 6.570.000<br />

De debt ratio is op 31 december 2012: € 2.400.000 × 100% = 29,8%<br />

€ 8.050.000<br />

Conclusie: de solvabiliteitspositie is goed en is in de loop van 2012 nog iets verbeterd.<br />

G. 1. Bijvoorbeeld current ratio.<br />

2. vlottende activa × 100%<br />

kort vreemd vermogen<br />

3. De balans is een momentopname (en zegt niets over het moment waarop het geld ontvangen<br />

c.q. betaald wordt).<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

77


4. Liquiditeitsbegroting 2013 (× € 1.000)<br />

1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal<br />

ontvangsten:<br />

debiteuren<br />

uitgaven:<br />

1.200 1.060 1.070 1.190<br />

crediteuren 820 800 740 810<br />

salarissen 75 75 75 75<br />

sociale lasten 50 50<br />

vakantiegeld 28<br />

verkoopkosten 120 106 107 119<br />

assurantiekosten 24<br />

overige kosten 15 15 15 15<br />

aflossing 20<br />

interest geldlening 10 9<br />

investeringen 50 60 40<br />

vennootschapsbelasting, dividend 140<br />

totale uitgaven 1.160 1.188 1.056 1.059<br />

tekort of overschot + 40 - 128 + 14 + 131<br />

stand begin 90 130 2 16<br />

stand eind 130 2 16 147<br />

5. Resultatenbegroting 1e kwartaal 2013 (× € 1.000)<br />

omzet 1.180<br />

inkoopwaarde 826<br />

brutowinst<br />

kosten:<br />

354<br />

salarissen 75<br />

sociale lasten 25<br />

vakantiegeld 7<br />

verkoopkosten 118<br />

assurantiekosten 6<br />

interestkosten 5<br />

overige kosten 15<br />

afschrijving gebouw 10<br />

overige afschrijvingen 9<br />

totale kosten 270<br />

nettowinst 84<br />

78 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


H. 1. De inkoopwaarde van de omzet in 2012 bedraagt: € 600.000 (voorraad 1 januari) +<br />

€ 5.200.000 (inkopen) - € 900.000 (voorraad 31 december) = € 4.900.000.<br />

De omzetsnelheid van de gemiddelde voorraad in 2012 is:<br />

€ 4.900.000 = 6,53, afgerond 6,5.<br />

½ × (€ 600.000 + € 900.000)<br />

2. De krediettermijn debiteuren is: ½ × (€ 490.000 + € 410.000) × 365 dagen = 25,34,<br />

90% × € 7.200.000<br />

afgerond 25 dagen.<br />

3. Het verwachte gemiddelde debiteurensaldo in 2013 bedraagt: (80% van € 7.200.000) × 15 =<br />

365<br />

€ 236.712,33, afgerond € 237.000.<br />

4. Het gemiddelde crediteurensaldo in 2012 bedraagt: ½ × (€ 200.000 + € 380.000) =<br />

€ 290.000.<br />

In 2013 zal dat zijn: € 290.000 + € 80.000 = € 370.000.<br />

De verwachte gemiddelde krediettermijn van crediteuren in 2013 is:<br />

€ 370.000 × 365 dagen = 24,50 dagen, afgerond 25 dagen.<br />

€ 5.200.000 × 1,06<br />

5. De verwachte afzet van artikelen Bies in de verschillende kwartalen van 2013 is:<br />

1 e kwartaal: 115 × 90.000 = 25.875 stuks<br />

400<br />

2 e kwartaal: 120 × 90.000 = 27.000 stuks<br />

400<br />

3 e kwartaal: 90 × 90.000 = 20.250 stuks<br />

400<br />

4 e kwartaal: 75 × 90.000 = 16.875 stuks<br />

400<br />

6. De stijging van de omzet in 2012 ten opzichte van 2008 is: 168 - 142 × 100% = 18,3%.<br />

142<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

79


7. Het indexcijfer van de omzet met 2009 als basisjaar is: 168 × 100 = 112.<br />

150<br />

Het hoeveelheidsindexcijfer in 2012 is: 112 × 100 = 98.<br />

114<br />

I. 1. Het enkelvoudig hoeveelheidsindexcijfer van type A voor het jaar 2012 is: 90.000 × 100 =<br />

102.000<br />

88,23, afgerond 88,2.<br />

2. Het enkelvoudig waarde-indexcijfer van type A voor het jaar 2012 is: 90.000 × € 315 × 100 =<br />

102.000 × € 285<br />

97,52, afgerond 97,5.<br />

3. De omzet van type A is in 2012 ten opzichte van 2010 afgenomen met: 100% - 97,5% =<br />

2,5%.<br />

4. Van het product B zijn de verkochte hoeveelheden in:<br />

2010: € 28.500.000 = 75.000 stuks<br />

€ 380<br />

2012: € 34.760.000 = 88.000 stuks<br />

€ 395<br />

88.000<br />

Het enkelvoudig hoeveelheidsindexcijfer van type B voor het jaar 2012 is: × 100 =<br />

75.000<br />

117,33, afgerond 117,3.<br />

Het enkelvoudig hoeveelheidsindexcijfer van type A is 88,2 (zie het antwoord van vraag 1).<br />

Het samengesteld ongewogen hoeveelheidsindexcijfer van de typen A en B voor het jaar<br />

2012 is: 117,3 + 88,2<br />

= 102,75, afgerond 102,8.<br />

2<br />

5. Het samengesteld gewogen prijsindexcijfer van de typen A en B voor het jaar 2012 volgens<br />

de directe methode is: € 315 × 102.000 + € 395 × 75.000 × 100 = 107,26, afgerond 107,3.<br />

€ 285 × 102.000 + € 28.500.000<br />

80 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


6. De enkelvoudige prijsindexcijfers voor het jaar 2012 zijn:<br />

type A: € 315 × 100 = 110,52, afgerond 110,5<br />

€ 285<br />

type B: € 395 × 100 = 103,94, afgerond 103,9<br />

€ 380<br />

Het samengesteld gewogen prijsindexcijfer van de typen A en B voor het jaar 2012 volgens de<br />

indirecte methode is: 110,5 × € 285 × 102.000 + 103,9 × € 28.500.000 = 107,23, afgerond<br />

€ 285 × 102.000 + € 28.500.000<br />

107,2.<br />

7. De prijs per product type A in 2013 bedraagt: 108,0 × € 285 = € 307,80, afgerond 308.<br />

100<br />

8. De verwachte afzet van type A in 2013 is: 124,0 × 102.000 = 126.480 stuks, afgerond<br />

100<br />

126.000 stuks.<br />

9. De verwachte omzet van producten type A in 2013 bedraagt: € 308 × 126.000 = € 38.808.000,<br />

afgerond € 38.800.000.<br />

of<br />

€ 307,80 × 126.480 = € 38.930.544, afgerond € 38.900.000.<br />

J. 1. De totale afzet in de klasse 12.000 en meer is: 4.615.320 - (306 × 3.000 + 198 × 8.400) =<br />

2.034.120 stuks.<br />

De gemiddelde ordergrootte in die klasse is:<br />

2.034.120 stuks<br />

= 13.039,2... stuks afgerond 13.039 stuks.<br />

156<br />

2. Het gewogen gemiddelde percentage rabat dat over 2012 aan afnemers is verstrekt, is:<br />

0,20 × 306 × 3.000 + 0,25 × 198 × 8.400 + 0,30 × 156 × 13.039<br />

× 100% = 26,20...%<br />

4.615.320<br />

afgerond 26,2%.<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

81


3. De verkoopwinst per 100 blikjes verkocht kattenvoer bedraagt in 2012:<br />

60 × 100 × € 0,80 - 26,2% van 100 × € 0,80 = € 9,04.<br />

160<br />

4. De netto-omzet per 100 blikjes kattenvoer bedraagt: (€ 100% - 26,0%) van 100 × € 0,80 =<br />

€ 59,20.<br />

De omzet in de kwartalen van 2012 bedraagt:<br />

1 e kwartaal: 1.360.740 × € 59,20 = € 805.558<br />

100<br />

2 e kwartaal: 988.920 × € 59,20 = € 585.441<br />

100<br />

3 e kwartaal: 743.340 × € 59,20 = € 440.057<br />

100<br />

4 e kwartaal: 1.522.320 × € 59,20 = € 901.213<br />

100<br />

5. De cumulatieve netto-omzet na elk kwartaal in 2012 bedraagt:<br />

1e kwartaal: € 805.558<br />

2e kwartaal: € 805.558 + € 585.441 = € 1.390.999<br />

3e kwartaal: € 1.390.999 + € 440.057 = € 1.831.056<br />

4e kwartaal: € 1.831.056 + € 901.213 = € 2.732.269<br />

6. De voortschrijdende jaartotalen van de netto-omzet per kwartaal in 2012 bedragen:<br />

1e kwartaal: € 614.380 + € 537.246 + € 894.060 + € 805.558 = € 2.851.244<br />

2e kwartaal: € 537.246 + € 894.060 + € 805.558 + € 585.441 = € 2.822.305<br />

3e kwartaal: € 894.060 + € 805.558 + € 585.441 + € 440.057 = € 2.725.116<br />

4e kwartaal: € 805.558 + € 585.441 + € 440.057 + € 901.213 = € 2.732.269<br />

7. Z-diagram van de netto-omzet van Kiswa nv in 2012<br />

82 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen


netto-omzet x € 1.000<br />

3.000<br />

2.500<br />

2.000<br />

1.500<br />

1.000<br />

500<br />

0<br />

I II III IV<br />

kwartalen<br />

kwartaalomzetten<br />

cumulatieve kwartaalomzetten<br />

voortschrijdende jaartotalen<br />

<strong>Antwoordenboek</strong><br />

83


84 PDB - Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie berekeningen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!