17.09.2013 Views

Aanvraag vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet - Maasvlakte 2

Aanvraag vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet - Maasvlakte 2

Aanvraag vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet - Maasvlakte 2

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Aanvraag</strong> om <strong>vergunning</strong><br />

INGEVOLGE DE ONTGRONDINGENWET<br />

PROJECTORGANISATIE<br />

MAASVLAKTE


Havenbedrijf Rotterdam N.V<br />

Projectorganisatie <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

23 februari 2007<br />

9S0134.A0/Ontgronding<br />

<strong>Aanvraag</strong> <strong>vergunning</strong> <strong>ingevolge</strong> <strong>de</strong><br />

ontgrondingwet voor <strong>Maasvlakte</strong> 2


Documenttitel <strong>Aanvraag</strong> <strong>vergunning</strong> <strong>ingevolge</strong> <strong>de</strong><br />

ontgrondingwet voor <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Verkorte documenttitel Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Datum 23 februari 2007<br />

Projectnaam Vergunningaanvragen <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Projectnummer 9S0134.A0/Ontgronding<br />

Referentie 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

Opdrachtgever Havenbedrijf Rotterdam N.V<br />

Projectorganisatie <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Handtekening<br />

Dhr. R. Paul<br />

Directeur Projectorganisatie <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Auteur(s) Robert Jan Zan<strong>de</strong>e, Thijs van <strong>de</strong>r Laan<br />

Collegiale toets Armand Dohmen<br />

Datum/paraaf 16 februari 2007 ………………….<br />

Vrijgegeven door Mark van Zanten<br />

Datum/paraaf 16 februari 2007 ………………….<br />

Hoofdweg 490<br />

Postbus 8520<br />

3009 AM Rotterdam<br />

+31 (0)10 286 54 32 Telefoon<br />

+31 (0)10 220 00 25 Fax<br />

info@rotterdam.royalhaskoning.com E-mail<br />

www.royalhaskoning.com Internet<br />

Arnhem 09122561 KvK


INHOUDSOPGAVE<br />

1 INLEIDING 1<br />

1.1 Gegevens aanvrager 1<br />

1.2 Leeswijzer 2<br />

2 TOELICHTING OP DE AANVRAAG 3<br />

2.1 Ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> <strong>vergunning</strong>aanvraag 3<br />

2.2 <strong>Ontgrondingenwet</strong> en Rijksreglement<br />

ontgronding 4<br />

2.3 Milieueffectrapportage 5<br />

2.4 Tijdspad en verloop van <strong>de</strong> aanvraag 5<br />

2.5 Fasering zandwinning 6<br />

2.6 Vervlechting en wijze aanbesteding 6<br />

3 LOCATIE ZANDWINNING 7<br />

3.1 Introductie: <strong>de</strong> aanvraag 7<br />

3.2 Locatiekeuze 8<br />

3.3 Zandkwaliteit 9<br />

3.3.1 Korreldiameter te winnen zand 9<br />

3.3.2 Slibgehalte en milieukwaliteit van het bo<strong>de</strong>mmateriaal 9<br />

3.4 Hoeveelheid te winnen zand 10<br />

4 INRICHTING ZANDWINVAK 11<br />

4.1 Vorm en oriëntatie 11<br />

4.2 Windiepte 11<br />

4.3 Helling 12<br />

4.4 Eindtoestand van het winvak 12<br />

5 UITVOERINGSMETHODE EN PLANNING 13<br />

5.1 Winperio<strong>de</strong>n 13<br />

5.2 Wintempo 13<br />

5.3 Materieel 14<br />

6 HUIDIGE SITUATIE EN AUTONOME ONTWIKKELING WINGEBIED 17<br />

6.1 Bo<strong>de</strong>mopbouw 17<br />

6.2 Geomorfologie 17<br />

6.3 Natuur 18<br />

6.3.1 Natuur- en habitattypen 18<br />

6.3.2 Soorten 18<br />

7 EFFECTEN VAN DE ONTGRONDING 21<br />

7.1 Inleiding 21<br />

7.2 Kust en Zee 21<br />

7.2.1 On<strong>de</strong>rhoudsbaggerwerk 21<br />

7.2.2 Waterbeweging 21<br />

7.2.3 Sedimenttransport 21<br />

7.2.4 Geomorfologie 22<br />

7.2.5 Bo<strong>de</strong>mopbouw 22<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

Blz.<br />

- i - 23 februari 2007


7.3 Nautische veiligheid 22<br />

7.4 Milieukwaliteit 23<br />

7.4.1 On<strong>de</strong>rwatergeluid 23<br />

7.4.2 Energieverbruik 24<br />

7.4.3 Luchtkwaliteit 24<br />

7.5 Natuur 25<br />

7.5.1 Verstoring en aantasting 25<br />

7.5.2 Natuureffecten door toename van <strong>de</strong> slibconcentratie 26<br />

7.6 Gebruiksfuncties 27<br />

7.6.1 Inleiding 27<br />

7.6.2 Visserij 27<br />

7.7 Archeologie 28<br />

8 NULMETING EN VOORSTEL TOT MONITORING 29<br />

8.1 Inleiding 29<br />

8.2 MEP <strong>Maasvlakte</strong> 2 29<br />

8.2.1 Vijf on<strong>de</strong>rzoeksthema’s 29<br />

8.2.2 Uitgangspunten Nulmeting en MEP 29<br />

8.2.3 De zandwinningactiviteiten 30<br />

8.2.4 De gebruikte on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>n 30<br />

8.3 Huidige stand van zaken nulmetingen en<br />

evaluatiemeetprogramma 32<br />

8.3.1 Nulmetingen 32<br />

8.4 Monitoring voortgang van <strong>de</strong> winning 33<br />

8.4.1 Bathymetrie 33<br />

8.4.2 Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek 33<br />

8.4.3 Zandwinning (ontgrondingshoeveelheid) 33<br />

8.4.4 Slibverspreiding 34<br />

8.5 Evaluatie 34<br />

BIJLAGEN<br />

1. Toelichting op <strong>de</strong> wijze van aanbesteding<br />

2. Locatie en coördinaten van het wingebied<br />

3. Verklaren<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nlijst en afkortingen<br />

4. MER Aanleg (separaat toegevoegd)<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- ii - 23 februari 2007


& '( ) # *" ' &<br />

+ *,<br />

& ' , ,- ( . + $<br />

/$ , , ,- , $ + *,<br />

( 0 + 1 20 +13<br />

0 . '<br />

% + '<br />

+ ( + #$ 44<br />

+ '<br />

" "5( 6 2 3 2 3<br />

6 2 3 4 2"53<br />

7' ( - $8 - " ' , '<br />

$' ( "# $ %<br />

) (<br />

7 $ $ . . 9 ' 9 -. :<br />

$: *. $ - ;<br />

;<br />

! ! "# $ %


1.2 Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 2 wordt een na<strong>de</strong>re toelichting op <strong>de</strong>ze <strong>vergunning</strong>aanvraag. Tevens wordt<br />

in dit hoofdstuk een beschrijving van <strong>de</strong> relevante wet- en regelgeving gegeven.<br />

In <strong>de</strong> hoofdstukken 3 tot en met 5 wordt <strong>de</strong> locatie van <strong>de</strong> zandwinning, <strong>de</strong> inrichting van<br />

het zandwinvak en <strong>de</strong> uitvoeringsmetho<strong>de</strong> en planning van <strong>de</strong> ontgronding beschreven.<br />

De huidige situatie en autonome ontwikkeling in het wingebied wordt beschreven in<br />

hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong> ontgronding toegelicht.<br />

Hoofdstuk 8 geeft een aanzet tot een monitorings- en evaluatieprogramma.<br />

In <strong>de</strong> bijlagen wordt een toelichting op <strong>de</strong> wijze van aanbesteding gegeven en zijn <strong>de</strong><br />

locatie en coördinaten van het wingebied opgenomen. Ver<strong>de</strong>r is een verklaren<strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>nlijst en afkortingen bijgevoegd en is separaat het MER Aanleg toegevoegd.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 2 - 23 februari 2007


2 TOELICHTING OP DE AANVRAAG<br />

2.1 Ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> <strong>vergunning</strong>aanvraag<br />

Havenbedrijf Rotterdam N.V. is <strong>de</strong> initiatiefnemer voor <strong>de</strong> landaanwinning voor<br />

<strong>Maasvlakte</strong> 2 en <strong>de</strong> daartoe noodzakelijke zandwinning te realiseren. De zandwinning<br />

vereist <strong>de</strong> verlening van een <strong>vergunning</strong> in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> <strong>Ontgrondingenwet</strong>.<br />

Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is bevoegd gezag voor <strong>de</strong> nu voorliggen<strong>de</strong><br />

aanvraag om ontgrondingen<strong>vergunning</strong>, voor zover het zandwinning op <strong>de</strong> Noordzee<br />

betreft. De uitvoeringsinstantie voor <strong>de</strong>ze <strong>vergunning</strong> is Rijkswaterstaat. Ten aanzien<br />

van an<strong>de</strong>re ontgrondingen, zoals <strong>de</strong> doorsteek van <strong>de</strong> Yangtzehaven en <strong>de</strong> interne<br />

winningen, ligt <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>vergunning</strong>verlening op grond van <strong>de</strong><br />

<strong>Ontgrondingenwet</strong> bij ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten van <strong>de</strong> betrokken provincie (in dit geval <strong>de</strong><br />

provincie Zuid-Holland). Die ontgrondingen zijn aldus niet in <strong>de</strong> voorliggen<strong>de</strong> aanvraag<br />

opgenomen.<br />

Naast <strong>de</strong>ze ontgrondingen<strong>vergunning</strong> wor<strong>de</strong>n door Havenbedrijf Rotterdam N.V. ook<br />

een <strong>vergunning</strong> in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Wet beheer rijkswaterstaatwerken, een Concessie 1<br />

voor <strong>de</strong> landaanwinning, en <strong>vergunning</strong>en in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Flora- en faunawet en <strong>de</strong><br />

Natuurbeschermingswet aangevraagd. In <strong>de</strong> aanvraag <strong>ingevolge</strong> <strong>de</strong><br />

Natuurbeschermingswet wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> effecten van <strong>Maasvlakte</strong> 2 op <strong>de</strong> Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n beschreven. Voor <strong>de</strong>ze laatste twee <strong>vergunning</strong>en is het Ministerie van<br />

Landbouw Natuur & Voedselkwaliteit (LNV) bevoegd gezag.<br />

De regulering van het toekomstige gebruik van <strong>de</strong> landaanwinning met <strong>de</strong> afweging van<br />

<strong>de</strong> ruimtelijke belangen vindt plaats in het bestemmingsplan. Ten behoeve van <strong>de</strong><br />

besluitvorming omtrent <strong>de</strong> aanleg en <strong>de</strong> bestemmingen van <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

zijn verschillen<strong>de</strong> milieueffectrapporten voor <strong>de</strong> aanleg (MER Aanleg) en <strong>de</strong><br />

bestemming (MER Bestemming) opgesteld. Alle (hoofd)besluiten die door Havenbedrijf<br />

Rotterdam N.V. wor<strong>de</strong>n aangevraagd zijn in on<strong>de</strong>rstaand schema te zien (figuur 2.1).<br />

1 Wet van 14 juli 1904, hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bepalingen omtrent het on<strong>de</strong>rnemen van droogmakerijen en indijkingen<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 3 - 23 februari 2007


Figuur 2.1: Schema aanvraag (hoofd)besluiten <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Initiatiefnemer<br />

(hoofd-)<br />

besluiten<br />

Bevoegd<br />

gezag<br />

Uitvoerings-<br />

instantie/<br />

directie<br />

Adviseur<br />

Wet beheer<br />

rijkswaterstaats-<br />

werken (Wbr)<br />

Minister van<br />

V&W<br />

Rijkswaterstaat<br />

Rijkshaven-<br />

meester<br />

Havenbedrijf Rotterdam N.V. - Projectorganisatie <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Wet van 14<br />

juli 1904<br />

(concessie)<br />

Kroon<br />

DG Water /<br />

Rijkswater-<br />

staat<br />

Provincie<br />

2.2 <strong>Ontgrondingenwet</strong> en Rijksreglement ontgronding<br />

Zuid-<br />

Holland<br />

Ongrondingen-<br />

wet (Ogw)<br />

Ministerie van<br />

Rijkswaterstaat<br />

Flora- en<br />

Faunawet<br />

Dit document betreft een aanvraag voor een ontgrondingen<strong>vergunning</strong> <strong>ingevolge</strong><br />

artikel 8 van <strong>de</strong> <strong>Ontgrondingenwet</strong> en artikel 3 van het Rijksreglement ontgrondingen.<br />

De duur van <strong>de</strong> te verlenen <strong>vergunning</strong> wordt aangevraagd voor een perio<strong>de</strong> tot 2033.<br />

De <strong>Ontgrondingenwet</strong> is aangenomen op 27 oktober 1965. De <strong>Ontgrondingenwet</strong> stelt<br />

regels ten aanzien van <strong>de</strong> winning van oppervlakte<strong>de</strong>lfstoffen, zoals zand, grind, klei en<br />

schelpen. De wet is na<strong>de</strong>r uitgewerkt in het Besluit van 17 augustus 1971, hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

uitvoering van <strong>de</strong> <strong>Ontgrondingenwet</strong> (Rijksreglement ontgrondingen) en <strong>de</strong> wet is op<br />

1 september 1971 in werking getre<strong>de</strong>n.<br />

V&W<br />

VROM /<br />

In <strong>de</strong> <strong>Ontgrondingenwet</strong> wordt on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen ontgrondingen die<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n in zee en bij AMvB aan te wijzen rijkswateren en an<strong>de</strong>re ontgrondingen.<br />

Hierbij wordt on<strong>de</strong>r 'zee' verstaan <strong>de</strong> Noordzee en <strong>de</strong> Wad<strong>de</strong>nzee (artikel 1). Tevens<br />

stelt <strong>de</strong> Wet dat een ontgronding wordt geacht in <strong>de</strong> zee plaats te hebben “indien zij<br />

plaats heeft daar, waar <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m bij gewone vloed of gewoon zomerpeil door het water<br />

van <strong>de</strong> zee wordt be<strong>de</strong>kt” (artikel 2). De rijkswateren waarop <strong>de</strong> <strong>Ontgrondingenwet</strong><br />

ver<strong>de</strong>r van toepassing is, zijn aangewezen in het Rijksreglement ontgrondingen. Ten<br />

slotte stelt <strong>de</strong> wet dat <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong> van toepassing is op ontgrondingen op het<br />

continentaal plat, bedoeld in artikel 1 van <strong>de</strong> Mijnbouwwet (artikel 4a).<br />

De wet bevat een algemeen verbod om zon<strong>de</strong>r <strong>vergunning</strong> te ontgron<strong>de</strong>n. Daarnaast<br />

wordt on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re aangegeven welke na<strong>de</strong>re voorschriften kunnen wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n<br />

aan een <strong>vergunning</strong> voor een ontgronding “ter bescherming van alle bij een ontgronding<br />

betrokken belangen” (artikel 3).<br />

De Minister van Verkeer en Waterstaat is bevoegd tot <strong>vergunning</strong>verlening, -wijziging en<br />

-intrekking voor een ontgronding in <strong>de</strong> zee en in <strong>de</strong> bij AMvB aangewezen rijkswateren.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

LNV<br />

Wet op <strong>de</strong><br />

ruimtelijke<br />

or<strong>de</strong>ning<br />

Gemeente<br />

Rotterdam<br />

dS+V<br />

(Ffw)<br />

Natuur-<br />

beschermings<br />

wet (Nb-wet)<br />

Ministerie van LNV<br />

Regionale Zaken<br />

- 4 - 23 februari 2007


Ten aanzien van an<strong>de</strong>re ontgrondingen, zoals <strong>de</strong> doorsteek van <strong>de</strong> Yangtzehaven en <strong>de</strong><br />

interne winningen, ligt <strong>de</strong>ze bevoegdheid bij ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten van <strong>de</strong> provincie<br />

Zuid-Holland (zoals aangegeven in paragraaf 2.1).<br />

Tenslotte is op 1 januari 1997 het wijzigingsbesluit Rijksreglement ontgrondingen in<br />

werking getre<strong>de</strong>n. Met dit wijzigingsbesluit zijn <strong>de</strong> artikelen 7 tot en met 7b van het<br />

Rijksreglement ontgrondingen voor <strong>de</strong>ze aanvraag niet meer van toepassing. Deze<br />

artikelen hebben betrekking op het heffen van recht voor <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling van een<br />

aanvraag voor een ontgrondingen<strong>vergunning</strong>.<br />

2.3 Milieueffectrapportage<br />

De zandwinning heeft een zodanige omvang dat het wettelijk verplicht is voorafgaand<br />

aan <strong>de</strong> besluitvorming een milieueffectrapportage (m.e.r.) uit te voeren.<br />

De door Havenbedrijf Rotterdam N.V. opgestel<strong>de</strong> startnotitie voor het MER Aanleg is op<br />

26 augustus 2004 ter inzage gelegd. Na inspraak en advisering door wettelijke<br />

adviseurs heeft <strong>de</strong> onafhankelijke commissie voor <strong>de</strong> milieueffectrapportage een advies<br />

voor ‘richtlijnen voor <strong>de</strong> inhoud van het MER’ uitgebracht. Het bevoegd gezag heeft<br />

vervolgens op 21 <strong>de</strong>cember 2004 <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve richtlijnen vastgesteld.<br />

De richtlijnen bakenen <strong>de</strong> inhoud van het te verrichten on<strong>de</strong>rzoek af: ze geven aan<br />

welke alternatieven en effecten in het on<strong>de</strong>rzoek betrokken moeten wor<strong>de</strong>n. Op basis<br />

van <strong>de</strong> richtlijnen, het wettelijk ka<strong>de</strong>r, beleidska<strong>de</strong>rs en <strong>de</strong> ‘beslissingen van wezenlijk<br />

belang’ uit <strong>de</strong> PKB, heeft Havenbedrijf Rotterdam N.V. het betreffen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek laten<br />

verrichten. De resultaten zijn gebun<strong>de</strong>ld in het MER Aanleg.<br />

Zandwinning hangt nauw samen met <strong>de</strong> landaanwinning, zowel functioneel als -in een<br />

aantal gevallen- ook qua milieueffecten. In het MER Aanleg heeft dit geresulteerd in een<br />

integraal Voorkeursalternatief (VKA) voor landaanwinning en zandwinning. Het<br />

Voorkeursalternatief is het totaalpakket waaraan Havenbedrijf Rotterdam N.V. als<br />

initiatiefnemer <strong>de</strong> voorkeur geeft. Het Voorkeursalternatief uit het MER Aanleg vormt <strong>de</strong><br />

basis voor alle <strong>vergunning</strong>aanvragen ten behoeve van <strong>Maasvlakte</strong> 2, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze<br />

aanvraag op grond van <strong>de</strong> <strong>Ontgrondingenwet</strong>.<br />

De effecten van <strong>de</strong> latere inrichting van het gebied wor<strong>de</strong>n in MER Bestemming<br />

beoor<strong>de</strong>eld. MER Bestemming dient primair als on<strong>de</strong>rbouwing voor <strong>de</strong> besluitvorming in<br />

het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Wet op <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>ning (<strong>de</strong> planbesluiten, waaron<strong>de</strong>r met name<br />

het bestemmingsplan <strong>Maasvlakte</strong> 2). Vanwege <strong>de</strong> gewenste integratie en transparantie<br />

van <strong>de</strong> besluitvorming wordt MER Bestemming als bijlage bij alle m.e.r.-plichtige<br />

<strong>vergunning</strong>aanvragen gevoegd en wor<strong>de</strong>n alle m.e.r.-plichtige <strong>vergunning</strong>aanvragen<br />

door het Havenbedrijf Rotterdam N.V. tegelijk in procedure gebracht.<br />

2.4 Tijdspad en verloop van <strong>de</strong> aanvraag<br />

De procedure van <strong>de</strong>ze aanvraag en <strong>de</strong> besluitvorming daarover zal conform <strong>de</strong> eisen<br />

van <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht wor<strong>de</strong>n doorlopen.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 5 - 23 februari 2007


2.5 Fasering zandwinning<br />

De zandwinning voor <strong>de</strong> aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 bestaat uit twee fasen. In <strong>de</strong> eerste<br />

fase wordt <strong>de</strong> (zachte) zeewering en het eerste <strong>de</strong>el van het binnengebied aangelegd.<br />

In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase wordt het resteren<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van het binnengebied aangelegd. Voor<br />

elke fase wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>de</strong>tails van <strong>de</strong> ontgronding uitgewerkt in een apart ontgrondingenplan.<br />

De <strong>de</strong>tails van <strong>de</strong> fasering, <strong>de</strong> uitvoeringsmetho<strong>de</strong> en <strong>de</strong> planning wordt ver<strong>de</strong>r<br />

uitgewerkt in hoofdstuk 5.<br />

2.6 Vervlechting en wijze aanbesteding<br />

In bijlage 1 wordt een toelichting gegeven op <strong>de</strong> wijze van aanbesteding van <strong>de</strong> eerste<br />

fase van <strong>de</strong> aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 (zie ook paragraaf 3.1). De wijze van ontwerp en<br />

uitvoering van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase zal on<strong>de</strong>r een an<strong>de</strong>r contract vallen, maar wel binnen <strong>de</strong><br />

ka<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong>ze aanvraag voor een ontgrondingen<strong>vergunning</strong>.<br />

Havenbedrijf Rotterdam N.V. zal <strong>de</strong> <strong>vergunning</strong>hou<strong>de</strong>r zijn geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gehele<br />

perio<strong>de</strong> waarvoor <strong>de</strong> te verlenen ontgrondingen<strong>vergunning</strong> zal gel<strong>de</strong>n. Dit houdt in dat<br />

Havenbedrijf Rotterdam N.V. eindverantwoor<strong>de</strong>lijk blijft en daarmee ook het<br />

aanspreekpunt voor het bevoegd gezag zal zijn.<br />

In het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> aanbesteding van <strong>de</strong> eerste fase van <strong>de</strong> zandwinning wordt het<br />

principe van <strong>de</strong>sign & construct gehanteerd. Om dit principe structuur en inhoud te<br />

geven, wor<strong>de</strong>n meer <strong>de</strong>tailgegevens betreffen<strong>de</strong> uitvoering in een nog op te stellen<br />

ontgrondingenplan opgenomen. Dit ontgrondingenplan zal <strong>de</strong> uitwerking bevatten die<br />

binnen <strong>de</strong> bandbreedte van het MER Aanleg en <strong>de</strong> te verlenen<br />

ontgrondingen<strong>vergunning</strong> vallen.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 6 - 23 februari 2007


3 LOCATIE ZANDWINNING<br />

3.1 Introductie: <strong>de</strong> aanvraag<br />

Deze aanvraag betreft <strong>de</strong> zandwinning in <strong>de</strong> Noordzee ten behoeve van zowel <strong>de</strong> eerste<br />

fase als <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase van <strong>de</strong> landaanwinning <strong>Maasvlakte</strong> 2 en <strong>de</strong> duincompensatie<br />

zoals benoemd in <strong>de</strong> PKB. In <strong>de</strong> figuur in bijlage 2 is te zien waar <strong>de</strong> zandwinning gaat<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />

De eerste fase betreft <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> zeeweringen en het eerste ge<strong>de</strong>elte van het<br />

binnengebied (<strong>de</strong> ‘terreinen’), maar ook een on<strong>de</strong>rhoudsperio<strong>de</strong> na <strong>de</strong> initiële aanleg<br />

van <strong>de</strong> zeeweringen. Hiervoor wordt circa 78% van het benodig<strong>de</strong> zand gewonnen.<br />

In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase van <strong>de</strong> landaanwinning <strong>Maasvlakte</strong> 2 wordt het twee<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte van<br />

het binnengebied aangelegd. Voor <strong>de</strong>ze fase bedraagt <strong>de</strong> hoeveelheid zand uit <strong>de</strong><br />

Noordzee circa 20% van het totale benodig<strong>de</strong> zand.<br />

Naast <strong>de</strong> zandwinning voor <strong>de</strong> landaanwinning komt uit <strong>de</strong> PKB voort dat ook<br />

duincompensatie moet plaatsvin<strong>de</strong>n. De winning van het daarvoor benodig<strong>de</strong> zand<br />

maakt on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong>ze aanvraag. Ter toelichting: voor <strong>de</strong> compensatie van <strong>de</strong><br />

effecten van het gebruik van <strong>de</strong> landaanwinning op beschermd open droog duin in<br />

Voorne, wor<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> Delflandse kust nieuwe duinen met strand aangelegd. Hiervoor<br />

vindt ook zandwinning op <strong>de</strong> Noordzee plaats. Dit behelst circa 2% van het benodig<strong>de</strong><br />

zand. Deze winning zal ook in <strong>de</strong> eerste fase plaatsvin<strong>de</strong>n. Het betreft overigens zand<br />

van een an<strong>de</strong>re kwaliteit (een fijnere fractie) dan gebruikt wordt voor <strong>de</strong> aanleg van<br />

<strong>Maasvlakte</strong> 2.<br />

In <strong>de</strong>ze aanvraag wordt het Voorkeursalternatief (VKA) voor <strong>de</strong> zandwinning uit het<br />

MER Aanleg aangevraagd. In <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel is het Voorkeursalternatief (VKA)<br />

samengevat.<br />

Tabel 3.1 Overzicht voorkeursalternatief uit MER Aanleg<br />

On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el /aspect Voorkeursalternatief<br />

Locatie Zie paragraaf 3.2 van <strong>de</strong>ze aanvraag voor <strong>de</strong> ligging van het wingebied<br />

Zandwinopgave 365 miljoen m 3 (zie paragraaf 3.4 van <strong>de</strong>ze aanvraag)<br />

Vorm en oriëntatie<br />

zandwinvakken<br />

Rechthoekige vorm met een minimale lengte van 3 km tot maximaal 9 km en<br />

een breedte tot 3 km.<br />

Lengte/breedteverhouding klein genoeg (L/B < 3); <strong>de</strong> zandwinvakken liggen bij<br />

voorkeur niet in <strong>de</strong> sector 15-45° tegen <strong>de</strong> klok in gedraaid ten opzichte van <strong>de</strong><br />

dominante getijstroming (zie paragraaf 4.1 van <strong>de</strong>ze aanvraag).<br />

Diepte Windiepte van minimaal gemid<strong>de</strong>ld 10 meter en maximale windiepte van 20<br />

meter bene<strong>de</strong>n zeebo<strong>de</strong>m (zie paragraaf 4.2 van <strong>de</strong>ze aanvraag).<br />

Helling Bandbreedte tussen 1:7 en 1:10 (zie paragraaf 4.3 van <strong>de</strong>ze aanvraag).<br />

Wintempo Maximaal 150 miljoen m 3 per jaar (zie paragraaf 5.2 van <strong>de</strong>ze aanvraag) .<br />

Vloot Sleephopperzuigers, maximaal 15 tegelijkertijd, inzet: 24 uur per dag, 7 dagen<br />

per week (zie paragraaf 5.3 van <strong>de</strong>ze aanvraag).<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 7 - 23 februari 2007


In het MER Aanleg is in eerste instantie vanuit <strong>de</strong> ecologie en <strong>de</strong> natuurwaar<strong>de</strong>n<br />

gekeken naar het ruimtebeslag van <strong>de</strong> zandwinning, in het bijzon<strong>de</strong>r naar het oppervlak<br />

en <strong>de</strong> ontgrondingsdiepte. In verband met mogelijke morfologische effecten van <strong>de</strong><br />

zandwinning zijn parameterstudies uitgevoerd naar vakvorm, vakoriëntatie, vakdimensie<br />

en ontgrondingsdiepte, uitgaan<strong>de</strong> van een gestandaardiseerd vak van 3 bij 5 kilometer.<br />

Daarnaast is ook gekeken naar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> parameters vanuit <strong>de</strong> operationele<br />

baggertechniek.<br />

Ie<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>ze aspecten geeft optimale waar<strong>de</strong>n of laat voorkeuren voor vakvorm, -<br />

oriëntatie en – dimensies zien, welke <strong>de</strong>els terugkomen in het Voorkeursalternatief.<br />

Op basis van on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> zandkwaliteit, <strong>de</strong> te verwachten vlootsamenstelling, <strong>de</strong><br />

uitein<strong>de</strong>lijk door <strong>de</strong> aannemer geïndiceer<strong>de</strong> uitvoeringstijd, <strong>de</strong> mogelijke effecten op het<br />

grijze en het groene milieu en an<strong>de</strong>re gebiedsgebruikers, is uitein<strong>de</strong>lijk door het<br />

Havenbedrijf Rotterdam N.V. gekozen voor het wingebied zoals weergegeven in<br />

bijlage 2. Voor <strong>de</strong> specifieke effecten op bescherm<strong>de</strong> natuurgebie<strong>de</strong>n en soorten<br />

bestaan separate afwegingska<strong>de</strong>rs, ten behoeve van <strong>de</strong> <strong>vergunning</strong>en en ontheffingen<br />

op grond van <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet en <strong>de</strong> Flora- en faunawet.<br />

Havenbedrijf Rotterdam N.V. vraagt <strong>de</strong> ontgrondingen<strong>vergunning</strong> aan, vooruitlopend op<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve aanbieding van <strong>de</strong> aannemers, gebaseerd op bovenstaan<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken<br />

en <strong>de</strong> effecten zoals beschreven in het MER Aanleg. Zoals in paragraaf 2.6 van <strong>de</strong><br />

aanvraag is aangegeven, zal Havenbedrijf Rotterdam N.V. voorafgaand aan <strong>de</strong> start van<br />

<strong>de</strong> uitvoering een ontgrondingenplan indienen. In dit ontgrondingenplan zal een na<strong>de</strong>re<br />

invulling van <strong>de</strong> vorm en oriëntatie van <strong>de</strong> daadwerkelijk te realiseren winvakken wor<strong>de</strong>n<br />

gegeven.<br />

3.2 Locatiekeuze<br />

De zandwinning zal plaatsvin<strong>de</strong>n in het wingebied zoals weergegeven in bijlage 2 van<br />

<strong>de</strong>ze aanvraag. De omhullen<strong>de</strong> coördinaten van het wingebied zijn hierin weergegeven.<br />

Het betreft een wingebied met een oppervlakte van circa 90 km 2 , waarbinnen <strong>de</strong><br />

uitein<strong>de</strong>lijke winputten wor<strong>de</strong>n gerealiseerd. Dit gebied valt binnen het zoekgebied voor<br />

<strong>de</strong> zandwinning zoals weergegeven in <strong>de</strong> PKB PMR (2006). In hoofdstuk 3 van bijlage 1<br />

van het MER Aanleg wordt dit na<strong>de</strong>r toegelicht.<br />

Uit het MER Aanleg blijkt dat <strong>de</strong> effecten op bescherm<strong>de</strong> natuurgebie<strong>de</strong>n en soorten<br />

gering tot verwaarloosbaar zijn (en niet significant) en dat <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> <strong>vergunning</strong>en<br />

en ontheffingen op grond van <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet en Flora- en faunwet kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n verkregen. Daarin is dus geen beletsel gelegen voor het gebruik van het in<br />

bijlage 2 weergeven wingebied. Uit het MER Aanleg blijkt voorts dat <strong>de</strong> milieubelasting<br />

van het grijze milieu (m.n. emissies) bij winning in het wingebied, zoals weergegeven in<br />

bijlage 2, het kleinst is. Dit is vanwege <strong>de</strong> kortere vaarafstan<strong>de</strong>n. Vanwege <strong>de</strong> kortere<br />

vaarafstan<strong>de</strong>n verdient winning in dit gebied ook gezien <strong>de</strong> kosten <strong>de</strong> voorkeur: <strong>de</strong><br />

meerkosten van winning ver<strong>de</strong>r weg (i.c. vlek 2, zie MER Aanleg, paragraaf 4.4) zijn<br />

geraamd op 160 miljoen euro, met name als gevolg van meer benodig<strong>de</strong> brandstof<br />

(circa 75 miljoen liter meer).<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 8 - 23 februari 2007


Uit <strong>de</strong> PKB PMR komt <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> voort dat <strong>de</strong> mogelijkheid voor het blootleggen<br />

van beton- en metselzandvoorkomens meegenomen moet wor<strong>de</strong>n in het MER.<br />

In vlek 3 en in het noordoostelijke ge<strong>de</strong>elte van vlek 1 zijn naar verwachting lokaal op<br />

grotere diepten winbare zandlagen aanwezig met grof zand, bruikbaar voor beton- en<br />

metselzand. Uit het MER Aanleg is gebleken dat <strong>de</strong> effecten van winning in vlek 3 en<br />

vlek 1 ten minste in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> or<strong>de</strong> zijn als van winning in het aan te vragen wingebied.<br />

De emissies en <strong>de</strong> kosten nemen echter fors toe door <strong>de</strong> grotere vaarafstand naar<br />

vlek 3. Daarom is er voor het Havenbedrijf Rotterdam N.V. geen aanleiding om voor<br />

winning in vlek 3 te kiezen, maar voor het noordoostelijke <strong>de</strong>el van vlek 1.<br />

Zoals in bijlage 1 wordt toegelicht, wordt door Havenbedrijf Rotterdam N.V. gestreefd<br />

naar een zo groot mogelijke operationele en ontwerpvrijheid voor <strong>de</strong> aannemer, binnen<br />

<strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n die volgen uit <strong>de</strong> door Havenbedrijf Rotterdam N.V. gestel<strong>de</strong><br />

functionele en kwaliteitseisen en <strong>de</strong> in <strong>de</strong> <strong>vergunning</strong>en vastgeleg<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n. Dit<br />

heeft tot gevolg dat in <strong>de</strong>ze <strong>vergunning</strong>saanvraag gekozen wordt voor een wingebied en<br />

(nog) niet voor exacte winlocaties, bijvoorbeeld in <strong>de</strong> vorm van vakken. De keuze van<br />

het in bijlage 2 weergegeven wingebied is na<strong>de</strong>r toegelicht in het MER Aanleg<br />

<strong>Maasvlakte</strong> 2 (hoofdstukken 4 en 14).<br />

De hierboven genoem<strong>de</strong> ‘vlekken’ zijn in het MER Aanleg beschreven.<br />

Het ontgrondingenplan zal aangeven wat <strong>de</strong> exacte winlocaties (winputten) wor<strong>de</strong>n<br />

binnen het wingebied. Deze locaties zullen daarbij na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n omschreven. Het<br />

ontgrondingenplan wordt voordat het werk aanvangt door <strong>de</strong> aannemer aan<br />

Havenbedrijf Rotterdam N.V. geleverd. Havenbedrijf Rotterdam N.V. zal het<br />

ontgrondingenplan voordat het werk aanvangt ter instemming voorleggen aan het<br />

bevoegd gezag.<br />

3.3 Zandkwaliteit<br />

3.3.1 Korreldiameter te winnen zand<br />

De zandkwaliteit in het zandwingebied, uitgedrukt in <strong>de</strong> mediane korreldiameter (D50),<br />

varieert van 200 tot circa 350 m. Voor <strong>de</strong> aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 ligt <strong>de</strong> voorkeur bij<br />

zand met een D50 van minimaal 250 m, gemid<strong>de</strong>ld 285 m en maximaal 450 m.<br />

In het zoekgebied is evenwel ook zand met een grotere gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> korreldiameter<br />

aanwezig. In het gebied kunnen potentiële winbare beton- en metselzandhoeveelhe<strong>de</strong>n<br />

voorkomen met een mediane korreldiameter groter dan 450 m. Als het zand boven <strong>de</strong><br />

laag met economisch winbaar beton- en metselzand van vergelijkbare bruikbaarheid is<br />

als el<strong>de</strong>rs in het wingebied zoals weergegeven in bijlage 2, dan zal <strong>de</strong> laag beton- en<br />

metselzand wor<strong>de</strong>n vrij gebaggerd tot <strong>de</strong> daarbij correspon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> diepte (circa 6 meter<br />

bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m).<br />

3.3.2 Slibgehalte en milieukwaliteit van het bo<strong>de</strong>mmateriaal<br />

Uit on<strong>de</strong>rzoek is gebleken dat het slibgehalte in het wingebied gemid<strong>de</strong>ld circa 1-2,5%<br />

bedraagt. Zie hiervoor hoofdstuk 6 van het hoofdrapport MER Aanleg. Uit on<strong>de</strong>rzoek is<br />

tevens gebleken dat <strong>de</strong> milieukwaliteit van het bo<strong>de</strong>mmateriaal ter plaatse van het<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 9 - 23 februari 2007


wingebied (slib)klasse 0 betreft. Dit betekent dat het materiaal schoon is en dus<br />

acceptabel is voor winning ten behoeve van <strong>de</strong> aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2.<br />

3.4 Hoeveelheid te winnen zand<br />

De aan te vragen hoeveelheid te winnen zand voor <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> eerste en <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> fase van <strong>de</strong> landaanwinning <strong>Maasvlakte</strong> 2 (inclusief het zand voor het<br />

on<strong>de</strong>rhoud en voor <strong>de</strong> duincompensatie) bedraagt in totaal 365 miljoen kubieke meter.<br />

De on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel 3.2 laat zien welke volume zand per fase benodigd is. Bij <strong>de</strong><br />

zandwinopgave is rekening gehou<strong>de</strong>n met een toeslagfactor voor het materiaal dat bij<br />

<strong>de</strong> winning via <strong>de</strong> overvloei terug in zee gaat en dat bij het storten niet meteen op <strong>de</strong><br />

beoog<strong>de</strong> plek terechtkomt.<br />

Tabel 3.2: opgave per fase<br />

Fase 1 (2008 - 2023)<br />

(inclusief 10 jaar on<strong>de</strong>rhoud en duincompensatie)<br />

Totaal benodigd<br />

volume<br />

(in miljoen m 3 )<br />

Zandwinopgave*<br />

(in miljoen m 3 )<br />

230 290<br />

Fase 2 (2013 - 2033) 60 75<br />

Totaal benodigd 290 365<br />

* totaal benodigd volume x 1,26<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 10 - 23 februari 2007


4 INRICHTING ZANDWINVAK<br />

4.1 Vorm en oriëntatie<br />

De vaarafstand, die een sleephopperzuiger bij een gebruikelijke vaarsnelheid van<br />

1,5 à 3 knopen tij<strong>de</strong>ns het la<strong>de</strong>n aflegt, is maatgevend voor <strong>de</strong> grootte van een<br />

zandwinvak. Dit gegeven resulteert in een minimale lengte van het zandwinvak van 3<br />

km. Dit is namelijk <strong>de</strong> afstand die een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> sleephopperzuiger tij<strong>de</strong>ns het la<strong>de</strong>n<br />

overbrugt, waarbij het ruim (beun) vol gela<strong>de</strong>n wordt zon<strong>de</strong>r dat het schip moet keren.<br />

On<strong>de</strong>r meer in verband met <strong>de</strong> beuncapaciteit, <strong>de</strong> vaarsnelheid van <strong>de</strong> grootste in te<br />

zetten hoppers en het bovenstrooms winnen, bedraagt <strong>de</strong> maximale lengte van het<br />

zandwinvak dientengevolge circa 9 kilometer.<br />

Om erosie, vanuit het oogpunt van beheersbaarheid, te voorkomen wordt uitgegaan van<br />

een lengte/breedte-verhouding van een zandwinvak die klein genoeg is (L/B < 3). Zie<br />

hiervoor ook het MER Aanleg, paragraaf 4.3.1.<br />

Bovenstaan<strong>de</strong> leidt tot afmetingen (bij een breedte van 3 kilometer) van 3x3 vierkante<br />

kilometer tot 3x9 vierkante kilometer.<br />

Voor wat betreft <strong>de</strong> oriëntatie van het vak wordt bij voorkeur verme<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze in een<br />

sector van 15-45 (tegen <strong>de</strong> klok in gedraaid) ten opzichte van <strong>de</strong> dominante<br />

getijstroming komt te liggen. Hierdoor kunnen ongewenste morfologische effecten door<br />

zandwinning wor<strong>de</strong>n voorkomen (groter dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> migratie van <strong>de</strong> vakrand).<br />

De vorm en oriëntatie van <strong>de</strong> zandwinvak(ken) zullen binnen <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong><br />

randvoorwaar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> ontgrondingen<strong>vergunning</strong> na<strong>de</strong>r omschreven wor<strong>de</strong>n in het<br />

ontgrondingenplan.<br />

4.2 Windiepte<br />

De windiepte voor het te ontgron<strong>de</strong>n zand is minimaal gemid<strong>de</strong>ld 10 meter bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

zeebo<strong>de</strong>m, met een maximum van 20 meter bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m. De<br />

beschikbaarheid van sleephopperzuigers met on<strong>de</strong>rwaterpompen in <strong>de</strong> zuigbuis is<br />

daarbij bepalend voor <strong>de</strong> maximale windiepte. De waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> minimale gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

windiepte wordt bepaald door <strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong> om het winningsoppervlak te<br />

beperken. Beperking van het winningsoppervlak betekent een beperking van <strong>de</strong><br />

aantasting van het bo<strong>de</strong>mareaal en daarmee beperking van <strong>de</strong> verstoring van het<br />

bo<strong>de</strong>mleven.<br />

Indien tij<strong>de</strong>ns het winnen beton- en metselzand wordt aangetroffen, dan wordt die laag<br />

beton- metselzand vrij gegraven door <strong>de</strong> er boven liggen<strong>de</strong> zandlaag te verwij<strong>de</strong>ren,<br />

mits die bovenliggen<strong>de</strong> zandlaag van vergelijkbare bruikbaarheid is als el<strong>de</strong>rs in het<br />

wingebied. De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> windiepte zal daardoor niet an<strong>de</strong>rs wor<strong>de</strong>n. Eventuele<br />

min<strong>de</strong>r diepe winningen (dat wil zeggen min<strong>de</strong>r dan 10 meter) wor<strong>de</strong>n el<strong>de</strong>rs in het<br />

gebied gecompenseerd door dieper (tot maximaal 20 meter) te winnen, ten ein<strong>de</strong> het<br />

ruimtebeslag op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m te beperken.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 11 - 23 februari 2007


4.3 Helling<br />

De windiepte is hier ge<strong>de</strong>finieerd als <strong>de</strong> dikte van <strong>de</strong> laag waarmee <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

oorspronkelijke bo<strong>de</strong>m wordt afgegraven (figuur 4.1). Naast <strong>de</strong> windiepte is overigens<br />

ook <strong>de</strong> waterdiepte relevant voor <strong>de</strong> zandwinning, in verband met <strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong><br />

zuigbuis en <strong>de</strong> locatie en capaciteit van <strong>de</strong> baggerpomp(en).<br />

Figuur 4.1: Schematische weergave waterdiepte en windiepte<br />

De windiepte (en <strong>de</strong> verschillen tussen en binnen <strong>de</strong> winvakken) zullen na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n<br />

omschreven in het ontgrondingenplan.<br />

Een werkbaar uitgangspunt voor het ontwerp van een zandwinvak is een taludhelling<br />

van 1:7 tot 1:10. Dit is uitvoeringstechnisch realiseerbaar en het risico op zuurstofloosheid<br />

langs <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n van het vak is dan uitgesloten. Een flauwere helling ligt niet voor<br />

<strong>de</strong> hand omdat daarmee het ruimtebeslag van <strong>de</strong> zandwinvakken onnodig toeneemt.<br />

De helling van <strong>de</strong> taluds van <strong>de</strong> zandwinvak(ken) zal in het ontgrondingenplan na<strong>de</strong>r<br />

omschreven wor<strong>de</strong>n.<br />

4.4 Eindtoestand van het winvak<br />

Het bo<strong>de</strong>mprofiel van <strong>de</strong> zandwinvakken zal bij oplevering zo vlak mogelijk zijn. Daar<br />

waar door obstructies zoals wrakken en/of an<strong>de</strong>re gebruiksfuncties geen zand<br />

gewonnen kan of mag wor<strong>de</strong>n, dan wel daar waar vanwege <strong>de</strong> zandkwaliteit dieper (tot<br />

maximaal 20 meter) wordt gewonnen, zal <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m gelei<strong>de</strong>lijk (natuurlijk) verlopen.<br />

Binnen het totale zandwingebied en binnen een zandwinvak kunnen dus verschillen<strong>de</strong><br />

niveaus c.q. terrassen voorkomen. In het ontgrondingenplan zal hierop na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n<br />

ingegaan.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 12 - 23 februari 2007


5 UITVOERINGSMETHODE EN PLANNING<br />

5.1 Winperio<strong>de</strong>n<br />

Eerste fase<br />

De eerste perio<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eerste fase van <strong>de</strong> zandwinning staat in het teken van <strong>de</strong><br />

aanleg van <strong>de</strong> (zachte) zeewering en het eerste <strong>de</strong>el van het binnengebied. Deze<br />

perio<strong>de</strong> duurt vijf jaar. Bij een start in 2008 is <strong>Maasvlakte</strong> 2 in 2013 gereed voor <strong>de</strong><br />

eerste gebruikers. Op dat moment is <strong>de</strong> buitencontour dicht en is <strong>de</strong> doorsteek<br />

gerealiseerd. De volgen<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> is <strong>de</strong> instelperio<strong>de</strong> van <strong>de</strong> zeewering van<br />

<strong>Maasvlakte</strong> 2. Het natuurlijke evenwichtsprofiel zal uiterlijk in 2018 moeten zijn<br />

ingesteld. Hierna vindt door Havenbedrijf Rotterdam N.V. nog 5 jaar on<strong>de</strong>rhoud van <strong>de</strong><br />

zeewering plaats, hetgeen tot uiterlijk 2023 duurt. In het totale benodig<strong>de</strong> volume zand<br />

heeft <strong>de</strong> buitencontour met circa 60% het grootste aan<strong>de</strong>el. De resteren<strong>de</strong> 40% wordt<br />

benut voor <strong>de</strong> gefaseer<strong>de</strong> aanleg van het binnengebied. De helft daarvan moet<br />

eveneens in fase 1 beschikbaar komen. Fase 1 is daarmee goed voor circa 80% van het<br />

benodig<strong>de</strong> zand dat aangevraagd wordt.<br />

Twee<strong>de</strong> fase<br />

De twee<strong>de</strong> fase loopt van 2013 en eindigt naar verwachting in 2033. In <strong>de</strong>ze fase wordt<br />

het twee<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte van het binnengebied aangelegd. Hiervoor is circa 20% van het<br />

totale benodig<strong>de</strong> volume zand nodig.<br />

On<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur geeft een schematische weergave van <strong>de</strong> winperio<strong>de</strong>.<br />

Figuur 5.1 Schematische weergave van <strong>de</strong> winperio<strong>de</strong><br />

In het ontgrondingenplan zal, nadat het werk is ver- en gegund, na<strong>de</strong>r ingegaan wor<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> volumes tij<strong>de</strong>ns bovengenoem<strong>de</strong> fasen en perio<strong>de</strong>s.<br />

5.2 Wintempo<br />

Binnen <strong>de</strong> uitvoeringsaspecten is het wintempo een wezenlijke variabele en is sterk<br />

afhankelijk van <strong>de</strong> uitvoeringsplanning. Vanuit ecologisch perspectief is geen voorkeur<br />

uit te spreken voor een lager dan wel een hoger aanleg- en dus wintempo. Langzaam<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 13 - 23 februari 2007


5.3 Materieel<br />

winnen in fase 1 leidt weliswaar tot iets min<strong>de</strong>r effecten op <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta, maar duurt<br />

1 tot 3 jaar langer; bij snel winnen kunnen <strong>de</strong> optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> effecten in <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta groter<br />

zijn, maar duurt <strong>de</strong> winning en daarmee <strong>de</strong> totale verstoring in <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta wel 1 tot<br />

3 jaar korter.<br />

Uit het MER Aanleg blijkt dat ook voor <strong>de</strong> grijze milieueffecten (geluids- en<br />

luchtemissies) het wintempo niet on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nd is. Het wintempo wordt daarom<br />

bepaald door <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n die het project biedt: <strong>de</strong> maximaal inzetbare vloot aan<br />

baggerschepen, <strong>de</strong> weersomstandighe<strong>de</strong>n en voortgang van <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> har<strong>de</strong><br />

zeewering. Het tempo dat op basis van <strong>de</strong>ze factoren is bepaald, is maximaal<br />

150 miljoen kubieke meter per jaar.<br />

Omdat het on<strong>de</strong>rzochte maximale wintempo niet leidt tot significante effecten op <strong>de</strong><br />

natuurwaar<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta en <strong>de</strong> effecten bij een lager wintempo van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> or<strong>de</strong><br />

zijn, wordt een wintempo aangevraagd van maximaal 150 miljoen kubieke meter per<br />

jaar.<br />

Een na<strong>de</strong>re uitwerking van <strong>de</strong> wintempo’s geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> winning zal in<br />

het ontgrondingenplan wor<strong>de</strong>n opgenomen en wel binnen <strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

<strong>vergunning</strong>en.<br />

Gezien het benodig<strong>de</strong> volume zand, <strong>de</strong> beschikbare tijd voor <strong>de</strong> winning van dit volume,<br />

<strong>de</strong> transportafstan<strong>de</strong>n (minimaal 10 kilometer), <strong>de</strong> waterdiepte (en daarmee <strong>de</strong><br />

bereikbaarheid van <strong>de</strong> ontgrondingsbo<strong>de</strong>m) en <strong>de</strong> weersgesteldheid in het zoekgebied<br />

komen <strong>de</strong> meeste baggertechnieken – zoals een snijkopzuiger, een diepzuiger of een<br />

zogenoem<strong>de</strong> “Punaise 2 ” – niet in aanmerking voor <strong>de</strong> zandwinning op zee ten behoeve<br />

van <strong>Maasvlakte</strong> 2. Kenmerkend voor <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> technieken is dat het gewonnen<br />

zand vanaf <strong>de</strong> winlocatie via transportleidingen (al dan niet drijvend) naar <strong>de</strong> stortlocatie<br />

getransporteerd wordt. Het eigen vermogen van het betreffen<strong>de</strong> materieel is niet<br />

toereikend om <strong>de</strong> grote transportafstand te overbruggen en daarom zal het noodzakelijk<br />

zijn <strong>de</strong> transportleidingen te voorzien van zogenoem<strong>de</strong> boostertussenstations. Ook dan<br />

blijft echter – gezien <strong>de</strong> te overbruggen afstand – het gevaar van blokka<strong>de</strong>s in <strong>de</strong><br />

transportleiding bestaan. Bezwaarlijk is bovendien dat <strong>de</strong> transportleidingen mogelijk (dit<br />

hangt af van <strong>de</strong> geselecteer<strong>de</strong> winlocaties) <strong>de</strong> Euro-Maasgeul moeten kruisen. De<br />

meteorologische en hydrodynamische omstandighe<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns stormperio<strong>de</strong>n (o.a.<br />

herkenbaar door aanzienlijke golfhoogten) die zich in het zoekgebied kunnen voordoen,<br />

vormen eveneens een belemmering voor het werken met drijven<strong>de</strong> transportleidingen.<br />

2 De punaise is een “kale”centrifugaalpomp die op zijn kant ligt, met een korte zuigbuis en die direct op een<br />

on<strong>de</strong>rwaterleiding is aangesloten. In dwarsaanzicht lijkt dit op een punaise.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 14 - 23 februari 2007


De enige baggertechniek die in aanmerking komt, is <strong>de</strong> inzet van ‘hopperzuigers’. Een<br />

hopperzuiger is een zelfvarend vaartuig dat, als het niet zuigt, zich voortbeweegt als een<br />

gewoon schip. Binnen <strong>de</strong> vloot van sleephopperzuigers zijn diverse klassen beschikbaar<br />

die effectief kunnen wor<strong>de</strong>n ingezet gegeven <strong>de</strong> zandvraag die bij <strong>Maasvlakte</strong> 2 aan <strong>de</strong><br />

or<strong>de</strong> is en <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n ter plaatse van <strong>de</strong> stortlocatie. De sleephopperzuigers<br />

die wor<strong>de</strong>n ingezet voldoen voor wat betreft <strong>de</strong> emissies aan wettelijke bepaling, zoals<br />

<strong>de</strong> (aangescherpte) Marpol-vereisten. 3<br />

Sleephopperzuigers zijn in staat zelfvarend <strong>de</strong> afstand tussen wingebied en stortlocatie<br />

te overbruggen. Daarnaast zijn ze goed manoeuvreerbaar, wat zeer belangrijk is in een<br />

gebied met veel scheepvaart. Sleephopperzuigers kunnen theoretisch ook tot een<br />

windkracht van 6 á 7 Beaufort doorgaan met winnen, zodat het weerverlet bij het winnen<br />

minimaal is. De genoem<strong>de</strong> windkracht kan mogelijk wel bij het lossen van zand tot<br />

weerverlet lei<strong>de</strong>n. Al <strong>de</strong>ze voor<strong>de</strong>len zijn met an<strong>de</strong>rsoortig materieel niet te evenaren.<br />

De zandwinning op zee zal uitgevoerd wor<strong>de</strong>n met maximaal 15 sleephopperzuigers op<br />

enig tijdstip. De keuze voor <strong>de</strong> exacte omvang en samenstelling van <strong>de</strong> zandwinvloot<br />

vormt on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> aanbieding zoals <strong>de</strong> bie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> partijen die zullen uitbrengen.<br />

Een har<strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong> daarbij is wel dat <strong>de</strong> zandwinning 24 uur per dag, 7 dagen<br />

per week gaat plaatsvin<strong>de</strong>n. De exacte samenstelling van <strong>de</strong> zandwinvloot zal wor<strong>de</strong>n<br />

opgenomen in het ontgrondingenplan. Zie ver<strong>de</strong>r paragraaf 4.5.1 van het MER Aanleg.<br />

Ver<strong>de</strong>r zal <strong>de</strong> winning zo veel als mogelijk bovenstrooms plaatsvin<strong>de</strong>n opdat het<br />

dynamische <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> overvloei dat on<strong>de</strong>r het vlak van het schip komt direct naar <strong>de</strong><br />

bo<strong>de</strong>m binnen het winvak gaat. Bij vloed en/of ebstroom wisselen <strong>de</strong> winlocaties elkaar<br />

dus af. Dit wordt ver<strong>de</strong>r uitgewerkt in het ontgrondingenplan.<br />

3 In 1973 vond <strong>de</strong> International Convention for the Prevention of Pollution from Ships plaats. Deze conventie leg<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> basis voor het protocol (MARPOL 73/78, bekrachtigd in 1978) waarin eisen zijn geformuleerd ten aanzien van<br />

<strong>de</strong> vervuiling van het zeemilieu (lucht en water) vanaf schepen. Op dit moment is met name Annex VI van <strong>de</strong><br />

Marpolregeling, bekrachtigd in 1995, van belang. Zie ook: www.imo.org.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 15 - 23 februari 2007


Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 16 - 23 februari 2007


6 HUIDIGE SITUATIE EN AUTONOME ONTWIKKELING WINGEBIED<br />

6.1 Bo<strong>de</strong>mopbouw<br />

In <strong>de</strong> ondiepe kustzone rondom <strong>de</strong> landaanwinning bestaat <strong>de</strong> toplaag van <strong>de</strong><br />

zeebo<strong>de</strong>m voornamelijk uit mid<strong>de</strong>lmatig fijn zand (getypeerd door D50= 150-200 m) met<br />

af en toe fijne tot mid<strong>de</strong>lmatige fijne schelpenresten. Lokaal kan het zand echter veel<br />

grover zijn met uitschieters tot 400 m. De slibpercentages zijn in <strong>de</strong> ondiepe kustzone<br />

over het algemeen laag (< 1%).<br />

Het sediment van <strong>de</strong> diepere zeebo<strong>de</strong>m bestaat voornamelijk uit fijn tot mid<strong>de</strong>lgrof zand<br />

(getypeerd door D50 = 200-300 m). Het slibpercentage op <strong>de</strong> Noordzeebo<strong>de</strong>m varieert<br />

globaal tussen tussen 1-5%. Het slibgehalte in het wingebied zoals weergegeven in<br />

bijlage 2 is gemid<strong>de</strong>ld 1-2,5 %. Zie ver<strong>de</strong>r paragraaf 6.5.7 van het MER Aanleg.<br />

6.2 Geomorfologie<br />

De ondiepe vooroever rondom <strong>de</strong> Rijn-Maasmonding bestaat uit <strong>de</strong> stran<strong>de</strong>n en <strong>de</strong><br />

hellen<strong>de</strong> kustzone van Goeree, Voorne en Delfland, <strong>de</strong> intergetij<strong>de</strong>ngebie<strong>de</strong>n en <strong>de</strong><br />

geulen in <strong>de</strong> Haringvlietmonding. De bo<strong>de</strong>mligging in <strong>de</strong>ze zone is het gevolg van een<br />

complexe wisselwerking tussen <strong>de</strong> stroming (getij, golven, rivierafvoer) en het transport<br />

van sediment. Dit gebied is continue aan veran<strong>de</strong>ringen on<strong>de</strong>rhevig door zowel variaties<br />

in <strong>de</strong> natuurlijke processen als door menselijke ingrepen (bijv. aanleg Maasmonding,<br />

Haringvlietsluizen, Slufter). Op basis van metingen blijkt dat <strong>de</strong> natuurlijke variabiliteit<br />

van het plaatareaal in <strong>de</strong> Haringvlietmonding circa 100 hectare is in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

1986-2000. Daarnaast heeft zich (zoals voorspeld) voor <strong>de</strong> huidige <strong>Maasvlakte</strong> een<br />

erosiekuil ontwikkeld vanwege <strong>de</strong> contractie van <strong>de</strong> getijstroming.<br />

Op <strong>de</strong> zandige Noordzeebo<strong>de</strong>m komen natuurlijke zandgolven voor met een hoogte van<br />

5-10 meter en een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> afstand van 200-350 meter. De golven verplaatsen zich<br />

met een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> snelheid tussen <strong>de</strong> 0 en <strong>de</strong> 10 meter per jaar. Enkele grootschalige<br />

zandbanken liggen voor <strong>de</strong> kust van <strong>de</strong> Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilan<strong>de</strong>n. De<br />

banken hebben een lengte van enkele tientallen kilometers en zijn één tot enkele<br />

kilometers breed. De oriëntatie van <strong>de</strong>ze banken is in ZW-NO-richting. Door het gebied<br />

loopt <strong>de</strong> Eurogeul die op diepte wordt gehou<strong>de</strong>n vanwege <strong>de</strong> scheepvaartfunctie. Zie<br />

ver<strong>de</strong>r paragraaf 6.5.6 van het MER Aanleg.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 17 - 23 februari 2007


6.3 Natuur<br />

6.3.1 Natuur- en habitattypen<br />

6.3.2 Soorten<br />

Het wingebied voor <strong>de</strong> zandwinning ligt minimaal 2 kilometer ten westen van <strong>de</strong><br />

doorgaan<strong>de</strong> -20 meter dieptelijn en bestaat vrijwel geheel uit natuurtype<br />

‘hoogdynamische zandige open zee’. Dit is geen habitattype van bijlage 1 van <strong>de</strong><br />

Habitatrichtlijn. Aan <strong>de</strong> landzij<strong>de</strong> zijn ‘uitlopers’ van <strong>de</strong> kustzone aanwezig met diepten<br />

min<strong>de</strong>r dan 20 meter. Deze kunnen tot het natuurtype ‘diepe on<strong>de</strong>rwateroever’ wor<strong>de</strong>n<br />

gerekend, dat gerekend wordt tot habitattype 1110 ‘permanent overstroom<strong>de</strong><br />

zandbanken’. Desondanks hebben ze niet <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bescherm<strong>de</strong> status omdat ze<br />

zeewaarts liggen van <strong>de</strong> speciale beschermingszone (gebied met bijzon<strong>de</strong>re waar<strong>de</strong>).<br />

Zie ver<strong>de</strong>r paragraaf 8.4.2 van het MER Aanleg.<br />

Bo<strong>de</strong>mdieren<br />

In het studiegebied komen geen doelsoorten voor volgens het Handboek<br />

Natuurdoeltypen, noch komen er soorten voor die beschermd zijn volgens <strong>de</strong><br />

Natuurbeschermingswet of <strong>de</strong> Flora- en faunawet. Zie ver<strong>de</strong>r paragaaf 8.4.3 van het<br />

MER Aanleg.<br />

Vissen<br />

Voor vissen is het niet mogelijk <strong>de</strong> huidige situatie voor het wingebied kwantitatief te<br />

beschrijven. Alleen voor het noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta (inclusief<br />

Haringvlietmond) zijn hiervoor voldoen<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> gegevens beschikbaar (zie<br />

hoofdstuk 4 van <strong>de</strong> Bijlage Natuur van het MER Aanleg).<br />

Van <strong>de</strong> in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijn belangrijke trekvissen: fint, zeeprik<br />

en zalm zijn geen kwantitatieve gegevens beschikbaar. Resultaten van<br />

fuikbemonsteringen in <strong>de</strong> Nieuwe Waterweg en het Haringvliet laten zien dat finten<br />

zeker, en zeeprikken mogelijk, in het noor<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta voorkomen. Zie<br />

ver<strong>de</strong>r paragaaf 8.4.3 van het MER Aanleg.<br />

Foerageren<strong>de</strong> kust- en zeevogels<br />

In het wingebied, op <strong>de</strong> volle Noordzee, komen vooral zeevogels voor die buiten <strong>de</strong><br />

broedtijd <strong>de</strong> hele Noordzee gebruiken als voedselgebied. In voorjaar en zomer zijn <strong>de</strong><br />

dichthe<strong>de</strong>n van zeevogels laag, omdat <strong>de</strong> vogels zich dan in hoofdzaak in <strong>de</strong> omgeving<br />

van broedgebie<strong>de</strong>n el<strong>de</strong>rs bevin<strong>de</strong>n. De hoogste dichthe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n bereikt in <strong>de</strong><br />

winterperio<strong>de</strong>.<br />

In totaal komen in het beoog<strong>de</strong> wingebied en <strong>de</strong> 2 kilometer bre<strong>de</strong> bufferzone tot <strong>de</strong><br />

20 meter dieptelijn circa 14 aandachtssoorten voor. De drieteenmeeuw is <strong>de</strong> meest<br />

talrijke soort gevolgd door zeekoet en kleine mantelmeeuw. An<strong>de</strong>re aandachtsoorten die<br />

in substantiële aantallen voorkomen zijn noordse stormvogel, jan van gent,<br />

stormmeeuw, dwergmeeuw en alk. Verschillen<strong>de</strong> soorten pijlstormvogels,<br />

stormvogeltjes en jagers komen in (zeer) lage aantallen voor, die met <strong>de</strong> huidige<br />

telmetho<strong>de</strong>n en –intensiteit niet te schatten zijn.<br />

Zeevogels komen in het algemeen tamelijk verspreid voor. Enkele meeuwensoorten<br />

hebben <strong>de</strong> hoogste dichthe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Noordzeekustzone en gebruiken dit <strong>de</strong>el van het<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 18 - 23 februari 2007


studiegebied in substantiële aantallen als voedselgebied. Zie ver<strong>de</strong>r paragaaf 8.4.3 van<br />

het MER Aanleg.<br />

Zeezoogdieren<br />

In het wingebied wor<strong>de</strong>n drie soorten zeezoogdieren regelmatig waargenomen, te weten<br />

gewone zeehond, grijze zeehond en bruinvis. Deze soorten zijn alle drie wettelijk meer<br />

(gewone zeehond, bruinvis) of min<strong>de</strong>r streng (grijze zeehond) beschermd (Flora- en<br />

faunawet). Voor <strong>de</strong> gewone zeehond geldt voor <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta bovendien een<br />

instandhoudingsdoelstelling. Zie ver<strong>de</strong>r paragaaf 8.4.3 van het MER Aanleg.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 19 - 23 februari 2007


Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 20 - 23 februari 2007


7 EFFECTEN VAN DE ONTGRONDING<br />

7.1 Inleiding<br />

In dit hoofdstuk wordt een (korte) toelichting gegeven op <strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong> ontgronding<br />

op <strong>de</strong> omgeving. Dit om aan te sluiten bij het gestel<strong>de</strong> in het Regionaal<br />

Ontgrondingenplan Noordzee (RON 2).<br />

De effectbeschrijving wordt gedaan aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> thema’s die wor<strong>de</strong>n gehanteerd<br />

in het MER Aanleg. Voor meer informatie aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze effecten wordt dan ook<br />

verwezen naar het hoofdrapport MER Aanleg en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> bijlagen. De<br />

natuureffecten als gevolg van <strong>de</strong> zandwinning wor<strong>de</strong>n tevens behan<strong>de</strong>ld in <strong>de</strong> aanvraag<br />

<strong>ingevolge</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet.<br />

7.2 Kust en Zee<br />

7.2.1 On<strong>de</strong>rhoudsbaggerwerk<br />

Er is sprake van een effect op het on<strong>de</strong>rhoudsbaggerwerk in <strong>de</strong> Maasgeul, <strong>de</strong><br />

Maasmonding en <strong>de</strong> Oostelijke havenbekkens tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> aanlegfase ten opzichte van <strong>de</strong><br />

autonome ontwikkeling. Deze toename wordt veroorzaakt door het vrijkomen van fijn<br />

zand en slib bij <strong>de</strong> zandwinning. Zandwinning in het wingebied kan lei<strong>de</strong>n tot een<br />

toename in het on<strong>de</strong>rhoudsbaggerwerk in <strong>de</strong> geul. In combinatie met <strong>de</strong><br />

aanlegwerkzaamhe<strong>de</strong>n leidt dit tot een toename aan on<strong>de</strong>rhoudsbaggerwerk van circa<br />

45%. De effecten op het tij<strong>de</strong>lijke on<strong>de</strong>rhoudsbaggerwerk wor<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r toegelicht in<br />

paragraaf 6.9.3 van het MER Aanleg.<br />

7.2.2 Waterbeweging<br />

Het verdiepen van <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m in <strong>de</strong> zandwinvakken leidt lokaal tot veran<strong>de</strong>ringen in<br />

<strong>de</strong> waterbeweging. Het effect op <strong>de</strong> stroomsnelheid is dominant, <strong>de</strong> effecten op <strong>de</strong><br />

waterstan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> golfkarakteristieken zijn echter beperkt. De stroomsnelheid neemt<br />

af ten opzichte van <strong>de</strong> omgevingssnelheid door <strong>de</strong> vergroting van <strong>de</strong> waterdiepte ter<br />

plaatse van het zandwinvak. De effecten op <strong>de</strong> waterbeweging wor<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r toegelicht<br />

in paragraaf 6.5.5 van het MER Aanleg.<br />

7.2.3 Sedimenttransport<br />

Bij <strong>de</strong> effecten op het sedimenttransport is er on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> zandfractie<br />

(63-2000 m) en slib (< 63 m). Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> aanlegfase komt bij <strong>de</strong> winning mid<strong>de</strong>ls <strong>de</strong><br />

overvloei een hoeveelheid fijn zand (63-150 m) en slib (< 63 m) in <strong>de</strong> waterkolom. Dit<br />

zand bezinkt in en rondom het winvak. In <strong>de</strong> aanwezigheidsfase zal – als gevolg van <strong>de</strong><br />

wijzigingen in <strong>de</strong> waterbeweging – ook het reguliere zandtransport in en rondom het<br />

zandwinvak wijzigen. De mate van beïnvloeding van dit zandtransport wordt via <strong>de</strong><br />

locale stroomsnelheid voornamelijk gestuurd door <strong>de</strong> windiepte.<br />

Bij <strong>de</strong> zandwinning komt ook een hoeveelheid slib vrij. Dit slib verspreidt zich als gevolg<br />

van <strong>de</strong> getijstroming in zowel zui<strong>de</strong>lijke als noor<strong>de</strong>lijke richting. Uit <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lberekeningen<br />

blijkt dat <strong>de</strong> slibverspreiding voornamelijk plaatsvindt in <strong>de</strong> Zeeuwse en<br />

Hollandse kustzone. Door <strong>de</strong> reststroom is <strong>de</strong> dominante richting noordwaarts gericht.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 21 - 23 februari 2007


De ruimtelijke omvang, intensiteit en duur van <strong>de</strong> slibverspreiding hangt samen met <strong>de</strong><br />

winsnelheid, <strong>de</strong> meteorologische omstandighe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> locatie van <strong>de</strong> zandwinvakken.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> rustige perio<strong>de</strong> gaat een <strong>de</strong>el van het slib <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m in (‘buffering’), bij<br />

stormen komt dit weer vrij. Bij een winning met een hoge snelheid zijn <strong>de</strong> maximale<br />

slibgehalten groter, maar is <strong>de</strong> duur daarvan navenant kleiner. Na afloop van <strong>de</strong><br />

zandwinning duurt het enkele jaren voordat <strong>de</strong> extra verhoging ten gevolge van <strong>de</strong><br />

zandwinning op het slibtransport verwaarloosbaar klein is (het zogenoem<strong>de</strong> naijleffect<br />

ten gevolge van <strong>de</strong> buffering van het slib in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m). De effecten op het<br />

sedimenttransport wor<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r toegelicht in paragraaf 6.5.6 van het MER Aanleg.<br />

7.2.4 Geomorfologie<br />

De aanleg van <strong>de</strong> zandwinvakken leidt lokaal tot een verstoring van <strong>de</strong> geomorfologie<br />

van <strong>de</strong> Noordzeebo<strong>de</strong>m. Het wingebied ligt in een gebied met zandgolven en<br />

zandbanken. Naar verwachting zullen <strong>de</strong> zandwinvakken in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> tijd heel<br />

langzaam migreren en opvullen. De migratiesnelheid in kustlangse richting wordt<br />

geschat op circa 2-5 meter per jaar, en maximaal 1 meter per jaar in <strong>de</strong> richting dwars<br />

op <strong>de</strong> kust. Na verloop van eeuwen zal <strong>de</strong> oorspronkelijke situatie van <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m<br />

weer min of meer zijn hersteld. Zandwinvakken hebben geen effect op <strong>de</strong> morfologie<br />

van <strong>de</strong> kustzone bij Voorne, Goeree en Delfland. De effecten op <strong>de</strong> geomorfologie<br />

wor<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r toegelicht in paragraaf 6.5.7 van het MER Aanleg.<br />

7.2.5 Bo<strong>de</strong>mopbouw<br />

De zandwinning zal <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mopbouw ter plaatse van <strong>de</strong> zandwinvakken beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />

Direct na afloop van <strong>de</strong> zandwinning zal <strong>de</strong> toplaag in <strong>de</strong> winput bestaan uit relatief fijn<br />

zand met een hoger slibpercentage (maximaal 5-10%). In <strong>de</strong> wij<strong>de</strong>re omgeving zal het<br />

slibpercentage in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m ook beperkt toenemen, in or<strong>de</strong> van enkele procenten. Na<br />

afloop van <strong>de</strong> zandwinning zal <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>msamenstelling langzaam gaan veran<strong>de</strong>ren door<br />

het herstel van het natuurlijke sedimenttransport waardoor opvulling van <strong>de</strong> vakken met<br />

zand uit <strong>de</strong> omgeving op gang komt; er zal nauwelijks slibsedimentatie in <strong>de</strong> vakken<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> wij<strong>de</strong>re omgeving zal <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>msamenstelling na verloop van jaren<br />

terugkeren naar <strong>de</strong> oorspronkelijke situatie, zei het op een lager niveau ten opzichte van<br />

<strong>de</strong> oorspronkelijke zeebo<strong>de</strong>m.<br />

Naar verwachting zal in het vak zelf – net als in <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong> zandwinvakken –<br />

na verloop van tijd weer een patroon van zandgolven ontstaan door interactie tussen <strong>de</strong><br />

getijbeweging en <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m. Deze zandgolven zullen, vanwege <strong>de</strong> lagere<br />

stroomsnelhe<strong>de</strong>n in het achtergebleven zanwinvak, qua hoogte en lengte kleiner zijn<br />

dan <strong>de</strong> zandgolven uit <strong>de</strong> omgeving.<br />

De effecten op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mopbouw wor<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r toegelicht in paragraaf 6.5.8 van het<br />

MER Aanleg.<br />

7.3 Nautische veiligheid<br />

De zandwinning heeft geen noemenswaardige effecten op <strong>de</strong> nautische veiligheid en<br />

bereikbaarheid. De werkzaamhe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n zodanig uitgevoerd dat <strong>de</strong> vlotheid en<br />

veiligheid van het scheepvaartverkeer en <strong>de</strong> bereikbaarheid van het Rotterdamse<br />

havengebied tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zandwinning ten minste vergelijkbaar blijven met <strong>de</strong> huidige<br />

situatie. Hiertoe wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> maatregelen genomen:<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 22 - 23 februari 2007


• In <strong>de</strong> aanlegfase wordt via gebruiksregels voor <strong>de</strong> baggerschepen en an<strong>de</strong>r varend<br />

materieel gewaarborgd dat <strong>de</strong> veiligheid niet in het geding komt en <strong>de</strong> reguliere<br />

scheepvaart geen hin<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> aanlegwerkzaamhe<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rvindt. Hiertoe wordt<br />

voor aanvang van <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n ten behoeve van <strong>de</strong> ontgrondingen op en<br />

nabij het water en <strong>de</strong> daaruit voortvloeien<strong>de</strong> vaarbewegingen goedkeuring<br />

gevraagd aan <strong>de</strong> Rijkshavenmeester.<br />

• In het contract met <strong>de</strong> aannemer zal <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> zijn opgenomen dat geduren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> realisatie van <strong>Maasvlakte</strong> 2 het niet toegestaan is dat door het han<strong>de</strong>len of<br />

nalaten van <strong>de</strong> opdrachtnemer negatieve gevolgen op het gebied van ontsluiting,<br />

functionaliteit en bereikbaarheid optre<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> huidige gebruikers van <strong>de</strong><br />

huidige <strong>Maasvlakte</strong>, tenzij aantoonbaar vooraf toestemming is verkregen van <strong>de</strong><br />

huidige gebruikers van <strong>de</strong> huidige <strong>Maasvlakte</strong>.<br />

• In <strong>de</strong> aanwezigheidsfase is <strong>de</strong> stromingssituatie in <strong>de</strong> Maasgeul beter dan in <strong>de</strong><br />

huidige situatie. De maximale snelheid van <strong>de</strong> stroming dwars op <strong>de</strong> Maasgeul en<br />

<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> dwarsstroomsnelheid over een bepaal<strong>de</strong> afstand<br />

(‘dwarsstroomgradiënt’) nemen af. De aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 wordt zodanig<br />

uitgevoerd dat <strong>de</strong> huidige karakteristieken van <strong>de</strong> stromingssituatie tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

aanlegfase minimaal gehandhaafd blijven.<br />

• Voorts werkt Havenbedrijf Rotterdam N.V. momenteel aan een maatregelenpakket<br />

om in <strong>de</strong> toekomst <strong>de</strong> bereikbaarheid en veiligheid op peil te hou<strong>de</strong>n en waar<br />

mogelijk nog ver<strong>de</strong>r te verbeteren. Het gaat hierbij on<strong>de</strong>r meer om aanpassingen<br />

aan <strong>de</strong> (haven)infrastructuur en optimalisering van <strong>de</strong> scheepvaartbegeleiding. De<br />

consequenties van het extra scheepvaartverkeer zodra <strong>Maasvlakte</strong> 2 eenmaal in<br />

gebruik is, wor<strong>de</strong>n in dit maatregelenpakket meegenomen.<br />

7.4 Milieukwaliteit<br />

7.4.1 On<strong>de</strong>rwatergeluid<br />

Bij geluid is een on<strong>de</strong>rscheid te maken tussen on<strong>de</strong>rwatergeluid en luchtgeluid (geluid<br />

boven water). De baggerschepen zijn vooral <strong>de</strong> geluidsbron voor het extra<br />

on<strong>de</strong>rwatergeluid. On<strong>de</strong>rwatergeluid kan mogelijk verstoring van zeezoogdieren en<br />

vissen met zich meebrengen. Dit wordt, samen met an<strong>de</strong>re vormen van verstoring,<br />

toegelicht in paragraaf 4.4 van het MER Aanleg.<br />

Ongeacht <strong>de</strong> locatiekeuze of keuze voor een wintempo (tussen 60 en 150 miljoen<br />

kubieke meter per jaar) is geen gebied aan te wijzen waar verwacht mag wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />

bruinvis of <strong>de</strong> zeehond een reactie gaat vertonen als gevolg van <strong>de</strong><br />

landaanwinningactiviteiten. In het MER is dan ook geconclu<strong>de</strong>erd dat er geen<br />

significante effecten als gevolg van on<strong>de</strong>rwatergeluid optre<strong>de</strong>n.<br />

Voor luchtgeluid is, behalve <strong>de</strong> baggervloot, vooral het materieel van belang dat op <strong>de</strong><br />

landaanwinning zelf wordt ingezet. De totale geluidsbelasting overschrijdt op geen enkel<br />

moment geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 <strong>de</strong> normen uit <strong>de</strong> Wet geluidhin<strong>de</strong>r. De<br />

bereken<strong>de</strong> geluidcontouren hou<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> afstand tot <strong>de</strong> woongebie<strong>de</strong>n die het<br />

dichtst bij <strong>de</strong> landaanwinning liggen (Hoek van Holland) en tot <strong>de</strong> aangewezen<br />

stiltegebie<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> regio.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 23 - 23 februari 2007


De effecten op <strong>de</strong> milieukwaliteit wor<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r toegelicht in paragraaf 7.4.2 van het<br />

MER Aanleg.<br />

7.4.2 Energieverbruik<br />

Het totale energieverbruik voor <strong>de</strong> zandwinning is een goe<strong>de</strong> maat voor <strong>de</strong> totale<br />

uitstoot van stoffen hetgeen van belang is voor het grijze milieu. Het gekozen wingebied<br />

draagt bij aan een relatief zuinig brandstofverbruik. De effecten op het energieverbruik<br />

wor<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r toegelicht in paragraaf 7.4.3 van het MER Aanleg.<br />

7.4.3 Luchtkwaliteit<br />

Het brandstofgebruik van het materieel leidt tot uitstoot van stoffen die <strong>de</strong> luchtkwaliteit<br />

beïnvloe<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong> luchtkwaliteit op land zijn <strong>de</strong> emissies dichtbij of op <strong>de</strong><br />

landaanwinning het meest bepalend. De sleephopperzuigers – wanneer <strong>de</strong>ze dichtbij <strong>de</strong><br />

kust varen en/of bij <strong>de</strong> landaanwinning het zand aan het storten zijn – leveren hieraan<br />

<strong>de</strong> grootste bijdrage; gevolgd door <strong>de</strong> (snijkop)zuigers die in <strong>de</strong> overslagput(ten) liggen,<br />

die het havenbassin op diepte brengen en <strong>de</strong> doorsteek van <strong>de</strong> Yangtzehaven maken.<br />

Het Besluit luchtkwaliteit bepaalt welke stoffen relevant zijn en wat <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong>n zijn<br />

voor maximaal toelaatbare concentraties in <strong>de</strong> lucht. In <strong>de</strong> Regio Rijnmond zijn vooral<br />

<strong>de</strong> concentraties van NO2 (stikstofdioxi<strong>de</strong>), SO2 (zwaveldioxi<strong>de</strong>) en PM10 (fijn stof) van<br />

belang. Die concentraties zijn ook nu al hoog, met name voor NO2 en PM10. De vraag is<br />

welke extra bijdrage <strong>de</strong> aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 heeft, ten opzichte van <strong>de</strong><br />

achtergrondconcentraties. Dit is on<strong>de</strong>rzocht met mo<strong>de</strong>lberekeningen voor drie<br />

referentiepunten: Hoek van Holland, bestaan<strong>de</strong> <strong>Maasvlakte</strong> en Voornes Duin.<br />

De aanlegwerkzaamhe<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n tot een toename van NO2 en SO2, maar <strong>de</strong> norm<br />

wordt niet overschre<strong>de</strong>n. De jaargemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> concentratie van fijn stof (PM10) voldoet in<br />

<strong>de</strong> huidige situatie, in <strong>de</strong> autonome ontwikkeling en in <strong>de</strong> situatie met realisatie van<br />

<strong>Maasvlakte</strong> 2 eveneens aan <strong>de</strong> norm. Voor fijn stof is er nog een twee<strong>de</strong> norm: per<br />

kalen<strong>de</strong>rjaar mogen er hooguit 35 etmalen zijn met een hogere concentratie dan 50<br />

g/m 3 . De meest recente gegevens en mo<strong>de</strong>lberekeningen wijzen uit dat <strong>de</strong>ze<br />

etmaalnorm in het specifieke geval van Hoek van Holland in <strong>de</strong> autonome ontwikkeling<br />

(2010) dicht bena<strong>de</strong>rd wordt: 33 dagen. Bij een wintempo van 150 miljoen m 3 per jaar<br />

neemt het bereken<strong>de</strong> aantal overschrijdingsdagen op dit referentiepunt met 1 dag toe<br />

(34 dagen), geduren<strong>de</strong> twee tot drie jaar. Ook dan wordt <strong>de</strong>ze norm echter niet<br />

overschre<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> tabel zijn <strong>de</strong> bereken<strong>de</strong> concentraties in Hoek van Holland weergegeven. Daaruit<br />

blijkt dat <strong>de</strong> aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 alhier niet tot overschrijding van <strong>de</strong> relevante<br />

luchtkwaliteitsnormen leidt. Voor <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re referentiepunten gel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

conclusies.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 24 - 23 februari 2007


7.5 Natuur<br />

Tabel 7.1: Bereken<strong>de</strong> concentraties in Hoek van Holland<br />

Hoek van Holland Norm Situatie in 2010<br />

zon<strong>de</strong>r aanleg<br />

<strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Jaargemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> NO2concentratie<br />

Jaargemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> SO2concentratie<br />

Jaargemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> PM10concentratie<br />

Aantal dagen met<br />

hogere daggemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

concentratie dan 50<br />

g/m 3<br />

Situatie in 2010<br />

mét aanleg<br />

<strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Toename Voldaan<br />

aan norm<br />

40 g/m 3 22,5 g/m 3 24,3 g/m 3 +1,8 g/m 3<br />

(+8,0 %)<br />

20 g/m 3 3,9 g/m 3 4,7 g/m 3 +0,8 g/m 3<br />

(+20,5%)<br />

40 g/m 3 28,80 g/m 3 28,93 g/m 3 +0,13<br />

g/m 3<br />

(+0.45%)<br />

35 dagen 33 dagen 34 dagen +1 dag<br />

De effecten op <strong>de</strong> luchtkwaliteit wor<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r toegelicht in paragraaf 7.4.3 van het MER<br />

Aanleg.<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf ligt het accent op <strong>de</strong> mogelijke gevolgen voor <strong>de</strong> bescherm<strong>de</strong><br />

natuurwaar<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta. In <strong>de</strong> aanlegfase is vooral <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>lijke toename van <strong>de</strong><br />

slibconcentratie in <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta van belang, al leidt dit niet tot significante<br />

natuureffecten. In <strong>de</strong> aanwezigheidsfase is het ruimtebeslag van <strong>de</strong> landaanwinning <strong>de</strong><br />

dominante factor. Dit heeft wél significante effecten: voor één beschermd habitattype en<br />

drie bescherm<strong>de</strong> vogelsoorten. Deze effecten zijn onvermij<strong>de</strong>lijk omdat het ruimtebeslag<br />

niet ver<strong>de</strong>r te beperken is. Het zeereservaat met het bijbehoren<strong>de</strong> beheerplan<br />

(competentie van het Rijk) compenseert <strong>de</strong>ze effecten. Aangezien <strong>de</strong>ze<br />

<strong>vergunning</strong>aanvraag <strong>de</strong> zandwinning betreft wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze paragraaf alleen <strong>de</strong><br />

effecten van <strong>de</strong> aanlegfase besproken.<br />

7.5.1 Verstoring en aantasting<br />

De zandwinning en <strong>de</strong> aanlegwerkzaamhe<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> landaanwinning lei<strong>de</strong>n tot<br />

verstoring door geluid (on<strong>de</strong>r water en boven water) en tot verstoring door het gebruik<br />

van materieel, wat schuwe soorten kan afschrikken. Verstoring kan tij<strong>de</strong>lijk, in <strong>de</strong> directe<br />

omgeving van <strong>de</strong> verstoringsbronnen, aanleiding geven tot mijdingsgedrag. Veel<br />

bescherm<strong>de</strong> soorten hebben echter een grote actieradius en in het algemeen zijn er<br />

binnen <strong>de</strong> omvangrijke Voor<strong>de</strong>lta ruim voldoen<strong>de</strong> uitwijkmogelijkhe<strong>de</strong>n. Het tij<strong>de</strong>lijke<br />

effect op het leef- en foerageergebied van bescherm<strong>de</strong> soorten is dan ook gering.<br />

Permanente effecten zijn niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />

Een lokaal en tij<strong>de</strong>lijk effect van <strong>de</strong> zandwinning is aantasting van het bo<strong>de</strong>mleven. Bij<br />

een windiepte van maximaal 20 meter bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m zijn er geen<br />

belemmeringen voor rekolonisatie. Volledig herstel treedt naar verwachting op na twee<br />

tot vier jaar.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 25 - 23 februari 2007<br />

Ja<br />

Ja<br />

Ja<br />

Ja


7.5.2 Natuureffecten door toename van <strong>de</strong> slibconcentratie<br />

Voor alle bescherm<strong>de</strong> natuurwaar<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta is on<strong>de</strong>rzocht welke effecten <strong>de</strong><br />

tij<strong>de</strong>lijke toename van <strong>de</strong> slibconcentratie kan hebben. Voor <strong>de</strong> bescherm<strong>de</strong><br />

habitattypen (zeebo<strong>de</strong>m, slikken, schorren) zijn er geen consequenties; voor verreweg<br />

<strong>de</strong> meeste bescherm<strong>de</strong> soorten evenmin. De kans bestaat dat er wél effecten optre<strong>de</strong>n<br />

voor drie soorten schelpdier-eten<strong>de</strong> een<strong>de</strong>n (ei<strong>de</strong>reend, zwarte zee-eend en<br />

toppereend) en twee soorten viseten<strong>de</strong> vogels (visdief, grote stern).<br />

Keten van ingreep naar effect voor schelpdier-eten<strong>de</strong> een<strong>de</strong>n en viseten<strong>de</strong> vogels<br />

De ein<strong>de</strong>reend, <strong>de</strong> toppereend en <strong>de</strong> zwarte zee-eend zijn in <strong>de</strong> winterperio<strong>de</strong> jaarlijks aanwezig in<br />

<strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta. De zwarte zee-eend is overigens in <strong>de</strong> afgelopen winters niet in substantiële aantallen<br />

waargenomen in het beïnvloedingsgebied, maar voor <strong>de</strong>ze soort is <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta in <strong>de</strong> winter wel een<br />

belangrijk potentieel foerageergebied.<br />

De keten van ingreep (tij<strong>de</strong>lijke toename slibconcentratie) naar mogelijk effect (<strong>de</strong> kans op een<br />

tij<strong>de</strong>lijke afname van <strong>de</strong> populatie) is voor <strong>de</strong>ze schelpdiereten<strong>de</strong> een<strong>de</strong>n als volgt opgebouwd. Een<br />

hogere slibconcentratie maakt het water troebeler en vermin<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> lichtinval. In het voorjaar en <strong>de</strong><br />

zomer remt dit <strong>de</strong> groei van algen – voedsel voor schelpdieren en schelpdierlarven – enigszins af.<br />

Vooral van belang is echter dat <strong>de</strong> piek in <strong>de</strong> algengroei, <strong>de</strong> zogenoem<strong>de</strong> voorjaarsbloei, door <strong>de</strong><br />

vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lichtinval één tot twee weken later kan optre<strong>de</strong>n dan an<strong>de</strong>rs het geval zou zijn. Hierdoor<br />

kan <strong>de</strong> situatie ontstaan dat op een bepaald tijdstip er al veel juist uit het ei gekomen schelpdierlarven<br />

in het water zweven, terwijl <strong>de</strong> voorjaarsbloei op dat moment nog niet is ingetre<strong>de</strong>n. Er is dan een<br />

‘mismatch’: <strong>de</strong> piek in <strong>de</strong> voedselvraag van <strong>de</strong> schelpdierlarven loopt niet samen met <strong>de</strong> piek in het<br />

voedselaanbod. De larven groeien dan min<strong>de</strong>r goed en zijn tegen <strong>de</strong> tijd dat ze zich op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m<br />

vestigen kleiner dan wanneer er geen ‘mismatch’ was geweest. Aangenomen is dat ze <strong>de</strong>ze<br />

groeiachterstand niet meer inhalen. De groei wordt daarnaast beperkt doordat er bij een toegenomen<br />

slibconcentratie verhoudingsgewijs meer oneetbaar slib en min<strong>de</strong>r eetbare algen in het water<br />

aanwezig zijn. De mogelijke consequentie van <strong>de</strong>ze mechanismen is dat het vleesgewicht van <strong>de</strong><br />

schelpdieren in het najaar lager is, en er dus ook min<strong>de</strong>r voedsel beschikbaar is voor ei<strong>de</strong>reen<strong>de</strong>n,<br />

toppereen<strong>de</strong>n en zwarte zee-een<strong>de</strong>n.<br />

Vermin<strong>de</strong>ring van het doorzicht doordat het water bij een hogere slibconcentratie troebeler wordt, kan<br />

eveneens tij<strong>de</strong>lijk consequenties hebben voor <strong>de</strong> visdief en <strong>de</strong> grote stern, en dan vooral in het<br />

broedseizoen. Wordt het water vlak langs <strong>de</strong> kust zodanig troebel dat visdieven en grote sterns hun<br />

prooivissen min<strong>de</strong>r goed kunnen waarnemen, dan moeten <strong>de</strong>ze ‘op zicht jagen<strong>de</strong>’ vogels<br />

mogelijkerwijs ver<strong>de</strong>r vliegen om voedsel te vergaren. In het broedseizoen kan dit ten koste gaan van<br />

het broedsucces en daarmee <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> populatie. Overigens is hierbij wel sprake van een<br />

worst case-aanname omdat er aanwijzingen zijn dat prooivissen zich dichter bij het wateroppervlak<br />

wagen indien ze zich min<strong>de</strong>r zichtbaar achten. Bij <strong>de</strong> berekening van het maximale effect is dit echter<br />

niet meegenomen.<br />

Voor <strong>de</strong> ei<strong>de</strong>reend, <strong>de</strong> toppereend en <strong>de</strong> zwarte zee-eend is in een cijfer uit te drukken<br />

wat het maximaal mogelijke effect is indien <strong>de</strong> in <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rtekst beschreven samenloop<br />

van omstandighe<strong>de</strong>n voor elke schakel in <strong>de</strong> keten zo ongunstig mogelijk uitpakt (worst<br />

case). Gezien <strong>de</strong> veelheid van relevante factoren is er evenzogoed een kans dat het<br />

uitein<strong>de</strong>lijke effect nihil is. De on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel geeft dan ook voor <strong>de</strong> ei<strong>de</strong>reend, <strong>de</strong><br />

toppereend en <strong>de</strong> zwarte zee-eend expliciet een bandbreedte weer tussen geen effect<br />

en het maximale effect. De tabel laat daarnaast zien wat het maximaal mogelijke effect<br />

(worst case) is voor <strong>de</strong> visdief en <strong>de</strong> grote stern.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 26 - 23 februari 2007


Tabel 7.2: Mogelijke effecten op <strong>de</strong> populatie in <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta<br />

Mogelijke effecten op <strong>de</strong><br />

populatie in <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta<br />

Situatie in 2009-2011 zon<strong>de</strong>r<br />

zandwinning voor <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Situatie in 2009-2011 mét<br />

zandwinning voor <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Ei<strong>de</strong>reend Geen effect. Afname: 0% tot maximaal 6,4 %<br />

Toppereend Geen effect Afname: 0% tot maximaal 5,0 %<br />

Zwarte zee-eend Geen effect Afname: 0% tot maximaal 6,4 %<br />

Visdief Geen effect Afname: maximaal 0,6 %<br />

Grote stern Geen effect Afname: maximaal 0,7 %<br />

Voor elk van <strong>de</strong> vijf soorten is het maximaal mogelijke effect als ‘niet significant’<br />

beoor<strong>de</strong>eld. De belangrijkste overweging hierbij is dat het om een tij<strong>de</strong>lijk effect gaat,<br />

dat met aan zekerheid grenzen<strong>de</strong> waarschijnlijkheid niet tot een structurele, permanente<br />

afname van <strong>de</strong> populatie leidt. De maximale afname is ook aanzienlijk kleiner dan <strong>de</strong><br />

natuurlijke fluctuaties in <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> populaties.<br />

7.6 Gebruiksfuncties<br />

7.6.1 Inleiding<br />

7.6.2 Visserij<br />

De gebruiksfuncties zijn te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n in visserij, baggerstortlocaties, offshore<br />

mijnbouw, kabels en leidingen, militaire activiteiten en windparken. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering<br />

van <strong>de</strong> zandwinning zijn er enige beperkingen voor <strong>de</strong> visserij omdat er ter plaatse van<br />

<strong>de</strong> zandwinputten dan niet gevist kan wor<strong>de</strong>n. Voor alle an<strong>de</strong>re gebruiksfuncties heeft<br />

<strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> zandwinning geen consequenties.<br />

De extra vaarbewegingen van en naar het zandwinvak kunnen hin<strong>de</strong>r opleveren voor <strong>de</strong><br />

visserij. Geduren<strong>de</strong> een aantal jaren zullen <strong>de</strong> zandwinvakken niet bruikbaar (tij<strong>de</strong>ns<br />

zandwinning) tot beperkt bruikbaar (eerste jaren na zandwinning) zijn voor <strong>de</strong> visserij.<br />

Eventuele negatieve effecten komen vooral op het conto van <strong>de</strong> visserij binnen <strong>de</strong><br />

12 mijlszone (eurokotters) aangezien het areaal visgrond voor dit <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

visserijsector min<strong>de</strong>r groot is dan voor <strong>de</strong> grotere visserij buiten <strong>de</strong> 12 mijlszone.<br />

Door <strong>de</strong> vorm en <strong>de</strong> diepte van <strong>de</strong> winvakken zal het effect op het zuurstofgehalte in het<br />

water zeer beperkt zijn; zuurstofloosheid zal niet ontstaan. Wel kunnen veran<strong>de</strong>ringen<br />

van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>msamenstelling en <strong>de</strong> lokale stroomsnelheid zorgen voor een veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

voedselbeschikbaarheid. Het effect hiervan op <strong>de</strong> visstand is niet kwantitatief vast te<br />

stellen maar, gezien het te verwaarlozen oppervlakte van <strong>de</strong> zandwinvakken ten<br />

opzichte van het totale oppervlak waarover <strong>de</strong> meeste vis zich beweegt voor foerage<br />

(<strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke Noordzee) wordt verwacht dat het effect verwaarloosbaar klein zal zijn. De<br />

slibverspreiding (pluim) die optreedt als gevolg van <strong>de</strong> zandwinning kan een veran<strong>de</strong>ring<br />

in <strong>de</strong> verspreiding van volwassen vis tot gevolg hebben, maar het heeft geen effect op<br />

<strong>de</strong> hoeveelheid vis. Zo zullen zichtjagers mogelijk tij<strong>de</strong>lijk min<strong>de</strong>r voedsel kunnen vin<strong>de</strong>n<br />

rond <strong>de</strong> zandwinvakken terwijl an<strong>de</strong>re vissoorten juist zullen wor<strong>de</strong>n aangetrokken tot<br />

<strong>de</strong> zandwinvakken door <strong>de</strong> aanwezigheid van kleine bo<strong>de</strong>mdieren die via <strong>de</strong> overvloei in<br />

<strong>de</strong> waterkolom komen. Een vertegenwoordiger van het Productschap Vis heeft<br />

aangegeven dat ook het licht veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> stroomklimaat aan <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n van het winvak<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 27 - 23 februari 2007


een aantrekken<strong>de</strong> werking heeft voor bepaal<strong>de</strong> soorten. Daarnaast heeft <strong>de</strong> helling van<br />

het winvak een effect voor <strong>de</strong> visserij. Vanuit <strong>de</strong> visserij wordt gevraagd geen steilere<br />

hellingen dan 1:3 op te leveren. Bij <strong>de</strong> ontgronding wordt een helling van 1:7 tot 1:10<br />

gehanteerd, hetgeen ruimschoots aan <strong>de</strong> vraag van <strong>de</strong> visserij voldoet.<br />

Daarnaast is het aspect nautische veiligheid relevant voor <strong>de</strong> visserijschepen. Voor wat<br />

betreft dit laatste aspect wordt verwezen naar paragraaf 7.3.<br />

De effecten op <strong>de</strong> visserij wor<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r toegelicht in paragraaf 10.5.1 van het MER<br />

Aanleg.<br />

7.7 Archeologie<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse kust is al in vroegere eeuwen steeds bewoond geweest. Als gevolg van<br />

zeespiegelrijzing en bo<strong>de</strong>mdaling zijn veel sporen van vroegere activiteiten be<strong>de</strong>kt (en<br />

beschermd) door sediment. Binnen het studiegebied is mogelijk een drietal typen<br />

archeologische waar<strong>de</strong>n aanwezig. Deze waar<strong>de</strong>n zijn aangeduid als waar<strong>de</strong>n in<br />

categorie I, II en III:<br />

• categorie I waar<strong>de</strong>n betreffen mogelijke archeologische en ecologische resten uit<br />

<strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>n-Steentijd, mogelijk uit <strong>de</strong> Late Ou<strong>de</strong> Steentijd, voorkomend in <strong>de</strong> Laag<br />

van Velsen en mogelijk in <strong>de</strong> top van het on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> Pleistoceen;<br />

• categorie II waar<strong>de</strong>n betreffen historische houten scheepswrakken uit <strong>de</strong> Romeinse<br />

tijd en <strong>de</strong> Vroege Mid<strong>de</strong>leeuwen tot aan <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw in sub-Atlantische<br />

geulafzettingen;<br />

• categorie III waar<strong>de</strong>n bestaan uit wrakresten en verloren ladingen in <strong>de</strong> actieve<br />

(bovenste) laag in <strong>de</strong> Noordzee.<br />

Door <strong>de</strong> zandwinning op <strong>de</strong> Noordzee voorbij <strong>de</strong> doorgaan<strong>de</strong> -20 m NAP lijn is<br />

aantasting in categorie I en III waar<strong>de</strong>n mogelijk. Op voorhand is echter niet dui<strong>de</strong>lijk<br />

waar <strong>de</strong> categorie I en III waar<strong>de</strong>n zich bevin<strong>de</strong>n. Bij aanvang van <strong>de</strong> zandwinactiviteiten<br />

wordt, me<strong>de</strong> om baggertechnische re<strong>de</strong>nen een zeebo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek<br />

uitgevoerd. Tegelijkertijd kan hiermee archeologisch on<strong>de</strong>rzoek plaats vin<strong>de</strong>n, aan <strong>de</strong><br />

hand waarvan <strong>de</strong> archeologische waar<strong>de</strong> van objecten kan wor<strong>de</strong>n vastgesteld. De<br />

waar<strong>de</strong>volle objecten wor<strong>de</strong>n, door het werken aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> hiervoor opgestel<strong>de</strong><br />

protocollen, zo veel mogelijk gespaard tij<strong>de</strong>ns het baggeren.<br />

Voor <strong>de</strong> zandwinning zijn <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> protocollen van toepassing:<br />

1. protocol voor een toevallige vondst in Categorie III bij aanvaring van zuigkop met<br />

een niet vooraf geï<strong>de</strong>ntificeerd object;<br />

2. protocol voor omgaan met toevallige vondsten in Categorie I en III (aan boord van<br />

<strong>de</strong> sleephopperzuiger of op het stort);<br />

3. als er een aanwijzing is voor Categorie I objecten (met name prehistorische<br />

faunaresten) op <strong>de</strong> zandwinlocaties wordt on<strong>de</strong>rzoek gepleegd met behulp van<br />

sleepnetten, <strong>de</strong> CERPOLEX-metho<strong>de</strong>.<br />

De effecten op <strong>de</strong> archeologie wor<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r toegelicht in paragraaf 11.5 van het MER<br />

Aanleg.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 28 - 23 februari 2007


8 NULMETING EN VOORSTEL TOT MONITORING<br />

8.1 Inleiding<br />

Specifiek voor MER-plichtige projecten is er ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> verplichting om achteraf een<br />

evaluatie van <strong>de</strong> werkelijk optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> effecten uit te voeren.<br />

De verplichting tot het uitvoeren van <strong>de</strong> nulmetingen en <strong>de</strong> opstelling van <strong>de</strong> opzet van<br />

een monitorings- en evaluatieprogramma (MEP) liggen bij <strong>de</strong> Initiatiefnemer. Dit<br />

hoofdstuk zal ingaan op <strong>de</strong> MEP en <strong>de</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> nulmetingen. Voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>tails<br />

van <strong>de</strong> MEP wordt verwezen naar hoofdstuk 16 van het MER Aanleg.<br />

Naast <strong>de</strong> monitoring op grond van <strong>de</strong> bevindingen van het MER is er uiteraard ook nog<br />

monitoring van <strong>de</strong> winning. Bij het bepalen van <strong>de</strong> monitoringbehoefte is rekening<br />

gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> internationale richtlijnen zoals beschreven in <strong>de</strong> ‘ICES Gui<strong>de</strong>lines for<br />

the management of marine sediment extraction’ (annex 10 van het ‘2003 Report of the<br />

ICES Advisory Committee for Marine Environment’).<br />

8.2 MEP <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

8.2.1 Vijf on<strong>de</strong>rzoeksthema’s<br />

Voor <strong>de</strong> monitoring en evaluatie van <strong>de</strong> zandwinning zijn naast metingen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

zandwinning, nulmetingen noodzakelijk om op <strong>de</strong> centrale vraagstelling antwoor<strong>de</strong>n te<br />

geven en causale verban<strong>de</strong>n aan te tonen (hypothese). Er dienen voor een aantal<br />

on<strong>de</strong>rzoeksthema’s meer<strong>de</strong>re nulmetingen te wor<strong>de</strong>n verricht.<br />

Het on<strong>de</strong>rzoeksprogramma nulmetingen is uitgewerkt in vijf afzon<strong>de</strong>rlijke thema’s:<br />

1. Bo<strong>de</strong>mligging (bathymetrie).<br />

2. Bo<strong>de</strong>msamenstelling (geologie en lithologie).<br />

3. Concentraties slib en nutriënten in <strong>de</strong> waterkolom.<br />

4. Bo<strong>de</strong>mdieren (benthos).<br />

5. Effecten slib op vissen.<br />

De thema’s 1 en 2 zijn on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het aan te beste<strong>de</strong>n contract voor <strong>de</strong> eerste fase<br />

van aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2 en wor<strong>de</strong>n uitgevoerd voordat <strong>de</strong> zandwinning daadwerkelijk<br />

aanvangt. De thema’s 3, 4 en 5 wor<strong>de</strong>n uitgevoerd als zelfstandig on<strong>de</strong>rzoek. De eerste<br />

serie metingen ten behoeve van het thema benthos is inmid<strong>de</strong>ls uitgevoerd<br />

(april-juni 2006). In 2007 zal op basis van nieuwe inzichten met een aangepast<br />

bemonsteringsplan <strong>de</strong> benthos opnieuw gemeten wor<strong>de</strong>n.<br />

8.2.2 Uitgangspunten Nulmeting en MEP<br />

Voor <strong>de</strong> thema’s 3, 4 en 5 zijn een aantal uitgangspunten gehanteerd:<br />

• De zandwinningactiviteiten.<br />

• De gebruikte on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>n.<br />

• De on<strong>de</strong>rzoeksgebie<strong>de</strong>n.<br />

• De te on<strong>de</strong>rzoeken parameters.<br />

• De keuze van meetapparatuur en databeheer.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 29 - 23 februari 2007


On<strong>de</strong>rstaand wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze uitgangspunten ver<strong>de</strong>r besproken.<br />

8.2.3 De zandwinningactiviteiten<br />

De volgen<strong>de</strong> zandwinningactiviteiten wor<strong>de</strong>n in het MEP meegenomen in <strong>de</strong><br />

beoor<strong>de</strong>ling:<br />

• het on<strong>de</strong>rzoek wordt gericht op <strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong> feitelijke zandwinning ter plaatse<br />

van <strong>de</strong> winlocaties en in <strong>de</strong> wij<strong>de</strong> omgeving daarvan; dit geldt voor zowel <strong>de</strong><br />

effecten van zan<strong>de</strong>xtractie aan <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m als <strong>de</strong> slibverspreiding door <strong>de</strong> overvloei<br />

van <strong>de</strong> baggerschepen;<br />

• tot en met <strong>de</strong> aanbesteding van <strong>de</strong> zandwinning zal het onzeker blijven op welke<br />

locatie(s) (hoeveel) zand gewonnen zal wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> opzet van het on<strong>de</strong>rzoek is er<br />

rekening mee gehou<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> winning op elke potentieel geschikte locatie binnen<br />

<strong>de</strong> grenzen van het aangevraag<strong>de</strong> wingebied kan plaatsvin<strong>de</strong>n;<br />

• het effectenon<strong>de</strong>rzoek richt zich op <strong>de</strong> zandwinning in <strong>de</strong> vorm waarin <strong>de</strong>ze feitelijk<br />

wordt uitgevoerd. Er wor<strong>de</strong>n geen verschillen<strong>de</strong> technieken, typen winputten en<br />

<strong>de</strong>rgelijke met elkaar vergeleken. Deze vergelijking is reeds in het voortraject<br />

gedaan in verkennen<strong>de</strong> studies en <strong>de</strong>skstudies in het ka<strong>de</strong>r van het MER Aanleg.<br />

De volgen<strong>de</strong> zandwinningactiviteiten wor<strong>de</strong>n in het MEP niet meegenomen in <strong>de</strong><br />

beoor<strong>de</strong>ling.<br />

• effecten van het storten van zand ter plaatse van <strong>de</strong> landaanwinning maken geen<br />

<strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> vraagstelling; hiertoe is een aparte MEP Landaanwinning<br />

opgesteld 4 ;<br />

• effecten van <strong>de</strong> vaarbewegingen van <strong>de</strong> baggerschepen van en naar <strong>de</strong> winlocatie<br />

wor<strong>de</strong>n niet meegenomen.<br />

8.2.4 De gebruikte on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>n<br />

Aanpak thema 3: Concentraties slib en chlorofyl in <strong>de</strong> waterkolom<br />

Met het on<strong>de</strong>rzoek van dit thema wordt <strong>de</strong> reikwijdte, duur en concentraties van <strong>de</strong><br />

verspreiding van zweven<strong>de</strong> stof en verhoog<strong>de</strong> slibsedimentatie in kaart gebracht.<br />

Het on<strong>de</strong>rzoek naar slibverspreiding (en in samenhang daarmee <strong>de</strong> chlorofyl- en<br />

nutriëntgehalten) wordt primair gebaseerd op het concept van transversaal on<strong>de</strong>rzoek.<br />

Hierbij wordt uitgegaan van een ruimtelijke vergelijking van concentraties on<strong>de</strong>r<br />

verschillen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n. Hierbij zal gebruik gemaakt wor<strong>de</strong>n van metingen in het<br />

veld, die in combinatie met <strong>de</strong> meting van <strong>de</strong> effecten op juveniele vissen (zie aanpak<br />

thema 5) verricht zullen wor<strong>de</strong>n. Van <strong>de</strong>ze gegevens wordt binnen thema 3 gebruik<br />

gemaakt ter calibratie van remote sensing-gegevens (satellietwaarnemingen). Uit<br />

satellietbeel<strong>de</strong>n afgelei<strong>de</strong> slibgehalten en chlorofylgehalten wor<strong>de</strong>n daartoe<br />

geanalyseerd.<br />

De nulmeting dient om een globaal beeld te geven van <strong>de</strong> normale waar<strong>de</strong>n en <strong>de</strong><br />

variatie (tijd en ruimte) van slibconcentraties in water en bo<strong>de</strong>m en van chlorofylgehalten<br />

in <strong>de</strong> waterkolom in het zandwingebied en <strong>de</strong> wij<strong>de</strong> omgeving hiervan. Hiermee kan <strong>de</strong><br />

invloed van factoren die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> feitelijke monitoringsperio<strong>de</strong> (tij<strong>de</strong>ns en na <strong>de</strong><br />

4 Valt on<strong>de</strong>r verantwoor<strong>de</strong>lijkheid van het Rijk en betreft o.a. het Zeereservaat<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 30 - 23 februari 2007


zandwinning) <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksresultaten zou<strong>de</strong>n kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n (zoals stormachtige<br />

perio<strong>de</strong>s) beter wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld. Het on<strong>de</strong>rzoek bestaat daarom uit twee on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len:<br />

1. Nulmeting: verzamelen globale gegevens normale slib-, chlorofyl- en<br />

nutriëntenconcentraties in het studiegebied in <strong>de</strong> uitgangs (T0)situatie.<br />

2. MEP: Verkennen reikwijdte verhoog<strong>de</strong> slib-, chlorofyl- en nutriëntenconcentraties in<br />

het studiegebied tij<strong>de</strong>ns en na <strong>de</strong> zandwinning.<br />

Aanpak thema 4: verlies en herstel (bo<strong>de</strong>m)leven zandwinputten<br />

Voor <strong>de</strong> opzet van dit thema wordt uitgegaan van het ‘BACI’-concept: Before and<br />

After/Control and Impact. In een BACI-opzet wor<strong>de</strong>n uitgangssituaties zo goed mogelijk<br />

i<strong>de</strong>ntiek gekozen en vastgelegd (nulmeting = ‘before’). Vervolgens wordt <strong>de</strong> te<br />

on<strong>de</strong>rzoeken ingreep (‘impact’) uitgevoerd. De veran<strong>de</strong>ringen wor<strong>de</strong>n daarna (‘after’)<br />

gevolgd en gedocumenteerd. Dit gebeurt zowel in het gebied waar <strong>de</strong> ingreep heeft<br />

plaatsgevon<strong>de</strong>n als in een gebied dat als onbeïnvloe<strong>de</strong> referentie (‘control’) geldt. Het<br />

verschil in ontwikkeling is (in principe) het on<strong>de</strong>rzochte effect.<br />

Het on<strong>de</strong>rzoek bestaat op basis hiervan uit twee hoofdon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len:<br />

1. Nulmetingen: het vastleggen van <strong>de</strong> uitgangs(T0)situatie in het plangebied en <strong>de</strong><br />

referentiegebie<strong>de</strong>n.<br />

Er is in 2006 een nulmeting benthos uitgevoerd, bestaan<strong>de</strong> uit het nemen van<br />

boxcore op 265 meetpunten in een gebied rondom <strong>de</strong> toekomstige <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

(80 á 100 * 50 km 2 ). Daarnaast zijn op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> locaties ook nog eens monsters<br />

genomen met een zogenaam<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mschaaf. In 2007 zal <strong>de</strong>ze meting herhaald<br />

wor<strong>de</strong>n. Wellicht dat het gebied nog wordt aangepast aan <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong><br />

eerst meting.<br />

2 MEP: Effectenon<strong>de</strong>rzoek: het uitvoeren van metingen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering én<br />

daarna om eventuele veran<strong>de</strong>ringen in het plangebied vast te stellen en te kunnen<br />

vergelijken met <strong>de</strong> metingen in <strong>de</strong> referentiegebie<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns en na <strong>de</strong> zandwinning.<br />

Aanpak thema 5: effecten slib op vissen<br />

Het on<strong>de</strong>rzoek richt zich op <strong>de</strong> mogelijke effecten van verhoog<strong>de</strong> slibconcentraties door<br />

<strong>de</strong> zandwinning op juveniele vissen (zie ka<strong>de</strong>r hieron<strong>de</strong>r). Het effect van verhoog<strong>de</strong> c.q.<br />

verlaag<strong>de</strong> slib-, chlorofyl- en nutriëntbeschikbaarheid op grotere afstand wordt ook in<br />

kaart gebracht. Het effectenon<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> effecten op juveniele vissen is<br />

gebaseerd op het concept van transversaal on<strong>de</strong>rzoek. Hierbij wordt uitgegaan van een<br />

ruimtelijke vergelijking van effecten on<strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n.<br />

Het on<strong>de</strong>rzoek bestaat uit twee on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len:<br />

1. Nulmeting: Het verzamelen van globale gegevens over visconcentraties (in <strong>de</strong> vorm<br />

van juveniele vissen) in het studiegebied tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitgangs(T0)situatie.<br />

In 2007 zullen drie metingen naar <strong>de</strong> conditie van juveniele vis wor<strong>de</strong>n uitgevoerd:<br />

april, juli en oktober. Het betreft 20 raaien loodrecht op <strong>de</strong> kust, van Petten tot aan<br />

Walcheren. Per raai zullen circa 5 locaties wor<strong>de</strong>n bemonsterd. Zowel pelagische<br />

als <strong>de</strong>mersale juveniele vissen wor<strong>de</strong>n gevangen. Totaal zijn dit dus circa<br />

100 punten.<br />

2. MEP: Verkennen reikwijdte effecten tij<strong>de</strong>ns (en indien nodig na) <strong>de</strong> zandwinning.<br />

In het MER Aanleg zijn ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebie<strong>de</strong>n en monsterpunten, <strong>de</strong> specifieke<br />

parameters en <strong>de</strong> keuze van meetapparatuur en databeheer benoemd.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 31 - 23 februari 2007


Effecten van slib op larven en juveniele vissen<br />

De indirect effecten, evenals <strong>de</strong> directe effecten, wor<strong>de</strong>n niet geacht meetbare effecten op te leveren<br />

op volwassen vis. Deze groep zal door zijn grote mobiliteit het hin<strong>de</strong>rgebied eenvoudig kunnen<br />

ontvluchten. De (mogelijke) effecten van <strong>de</strong> zandwinputten en het verhoogd slibgehalte in <strong>de</strong><br />

waterkolom op larven en juveniele exemplaren van <strong>de</strong> aanwezige vissoorten wor<strong>de</strong>n meetbaar geacht.<br />

Larven en <strong>de</strong> 0-groep van <strong>de</strong> juvenielen zijn <strong>de</strong> meest kwetsbare on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> populatie: ze<br />

groeien (<strong>de</strong>els) op in het beïnvloe<strong>de</strong> gebied langs <strong>de</strong> kust in ondiep water. Effecten op juveniele vis<br />

kunnen lei<strong>de</strong>n tot een verhoog<strong>de</strong> mortaliteit (ook als gevolg van beperktere mogelijkhe<strong>de</strong>n tot<br />

zichtjagen), een veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> voedselopname en het achterblijven van groei of an<strong>de</strong>rszins een<br />

verslechter<strong>de</strong> conditie. De juveniele vis zal zich min of meer passief door het beïnvloe<strong>de</strong> gebied heen<br />

bewegen door <strong>de</strong> noordoostelijk gerichte reststroming en uitein<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> nabije kustwateren en<br />

(estuariene) zeearmen ver<strong>de</strong>r opgroeien, alvorens een <strong>de</strong>el <strong>de</strong> Noordzee optrekt. Naar huidig inzicht<br />

zullen <strong>de</strong> effecten op <strong>de</strong> larven en juveniele vissen gering zijn en verwaarloosbaar als het gaat om <strong>de</strong><br />

doorvertaling naar volwassen vis. Dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het MEP dient daarom, vooral ter verificatie van <strong>de</strong><br />

aanname ten aanzien van <strong>de</strong> effecten op larven en juveniele vissen.<br />

8.3 Huidige stand van zaken nulmetingen en evaluatiemeetprogramma<br />

8.3.1 Nulmetingen<br />

In april 2006 is <strong>de</strong> eerste nulmeting van start gegaan. Het betreft <strong>de</strong> nulmeting Benthos<br />

(bo<strong>de</strong>mdieren). In het najaar van 2006 zijn <strong>de</strong> eerste rapportages opgeleverd.<br />

De nulmeting ‘effecten slib op juveniele vissen’ is in voorbereiding en <strong>de</strong> meting zal naar<br />

verwachting begin 2007 plaatsvin<strong>de</strong>n. In 2007 zullen voor elk van <strong>de</strong> drie<br />

on<strong>de</strong>rzoeksthema’s (3, 4 en 5) nulmetingen wor<strong>de</strong>n uitgevoerd.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> zandwinning zal minimaal 1 complete set metingen ten<br />

behoeve van <strong>de</strong> thema’s 3, 4 en 5 wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering zullen<br />

meer<strong>de</strong>re remote sensing metingen plaatsvin<strong>de</strong>n, in combinatie met mogelijk korte<br />

ijkcampagnes als blijkt dat <strong>de</strong> vaste opstelling(en) te weinig calibratiewaar<strong>de</strong>n geven.<br />

Benthos<br />

Er is in 2006 een nulmeting benthos uitgevoerd, bestaan<strong>de</strong> uit het nemen van boxcoremonsters<br />

op 265 meetpunten in een gebied rondom <strong>Maasvlakte</strong> 2 (80 á 100 * 50 km 2 ).<br />

Daarnaast zijn op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> locaties ook nog eens monsters genomen met een<br />

zogenaam<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mschaaf. In 2007 zal <strong>de</strong>ze meting herhaald wor<strong>de</strong>n. Wellicht dat het<br />

gebied nog wordt aangepast aan <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> eerst meting.<br />

Vis (juvenielen)<br />

In 2007 zullen drie metingen naar <strong>de</strong> conditie van juvenielen wor<strong>de</strong>n uitgevoerd: april,<br />

juni en oktober. Het betreft 20 raaien op <strong>de</strong> kust, van Petten tot aan Walcheren. Per raai<br />

zullen circa 5 plekken wor<strong>de</strong>n bemonsterd. Zowel pelagische als <strong>de</strong>mersale juveniele<br />

wor<strong>de</strong>n gevangen. Totaal zijn dit dus circa 100 punten.<br />

Slib en kwaliteit van <strong>de</strong> waterkolom<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 32 - 23 februari 2007


Op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> punten van het on<strong>de</strong>rzoek naar juveniele vis zal ook een slibverticaal<br />

wor<strong>de</strong>n gemeten. In totaal wor<strong>de</strong>n 100 punten gemeten langs <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kust,<br />

verspreid over drie perio<strong>de</strong>n in één jaar.<br />

Op dit moment wordt ook on<strong>de</strong>rzoek verricht (geïnitieerd en gesponsord door<br />

Havenbedrijf Rotterdam N.V.) naar <strong>de</strong> mogelijkheid om het on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nd vermogen in<br />

<strong>de</strong> analyse van remote sensing gegevens zo hoog mogelijk te maken en voor generieke<br />

nulmeting toepasbaar te maken. Dit gebeurd mid<strong>de</strong>ls twee sporen, een puur<br />

“statistische” aanpak en een “data assimilatie met mathematische mo<strong>de</strong>llen” aanpak.<br />

Bei<strong>de</strong> zullen naar verwachting eind 2007/begin 2008 afgerond zijn.<br />

8.4 Monitoring voortgang van <strong>de</strong> winning<br />

8.4.1 Bathymetrie<br />

De bathymetrie van het zandwingebied wordt opgenomen vlak voor <strong>de</strong> start van <strong>de</strong><br />

winning, opdat <strong>de</strong> laatste stand van <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m a<strong>de</strong>quaat in beeld wordt gebracht. De<br />

spreiding van <strong>de</strong> meetpunten (<strong>de</strong>kking van raaien) ten opzichte van <strong>de</strong> gebiedsgrootte<br />

zal zodanig zijn dat een goed representatief en reproduceerbaar beeld van <strong>de</strong><br />

zeebo<strong>de</strong>m kan wor<strong>de</strong>n verkregen. Dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> monitoring is on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het<br />

contract met <strong>de</strong> aannemer.<br />

Stabiliteit van het winvak<br />

Eénmaal per jaar zal een bathymetrische opname van het wingebied wor<strong>de</strong>n gemaakt<br />

waardoor het mogelijk is <strong>de</strong> vorm, <strong>de</strong> voortgang van <strong>de</strong> zandwinning (hoeveelhe<strong>de</strong>n) en<br />

<strong>de</strong> stabiliteit van het winvak te beoor<strong>de</strong>len. Deze bathymetrische opnamen lopen dus<br />

door tot aan het eind van <strong>de</strong> <strong>vergunning</strong>perio<strong>de</strong> (tot 2033). Na het ein<strong>de</strong> van een<br />

zandwinperio<strong>de</strong> kan <strong>de</strong> frequentie van bathymetrische opnamen vermin<strong>de</strong>ren.<br />

8.4.2 Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek<br />

Naast <strong>de</strong> bathymetrie zal <strong>de</strong> aannemer gevraagd wor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> mogelijke obstakels en<br />

an<strong>de</strong>re ongerechtighe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m in kaart te brengen mid<strong>de</strong>ls een si<strong>de</strong> scan<br />

sonar on<strong>de</strong>rzoek (eenmalig).<br />

Dit si<strong>de</strong> scan sonar on<strong>de</strong>rzoek zal tevens <strong>de</strong> basis zijn voor het vroegtijdig ont<strong>de</strong>kken<br />

van mogelijke categorie I archeologische vondsten. Let wel het on<strong>de</strong>rzoek faciliteert ten<br />

opzichte van <strong>de</strong> archeologie, het is geen uitgebreid archeologisch on<strong>de</strong>rzoek, me<strong>de</strong><br />

omdat <strong>de</strong> kans op archeologische vondsten als laag is aangemerkt.<br />

Voor <strong>de</strong> afhan<strong>de</strong>ling van archeologische vondsten wordt verwezen naar <strong>de</strong> protocollen,<br />

zoals beschreven in Bijlage Archeologie van het MER Aanleg. Deze protocollen zijn<br />

tevens on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het contract met <strong>de</strong> aannemer.<br />

8.4.3 Zandwinning (ontgrondingshoeveelheid)<br />

Omdat Havenbedrijf Rotterdam NV een Design & Construct contract in <strong>de</strong> markt heeft<br />

gezet, is er voor Havenbedrijf Rotterdam N.V. geen noodzaak om nauwgezet inzicht te<br />

hebben in het gewonnen zand an<strong>de</strong>rs dan op het moment van het verstrijken van een<br />

certificaatmoment. Er wordt immers niet op basis van kubieke meter met <strong>de</strong> aannemers<br />

afgerekend.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 33 - 23 februari 2007


Er wordt vanuit gegaan dat, voor <strong>de</strong> <strong>vergunning</strong>verlening, ie<strong>de</strong>re in te zetten<br />

sleephopperzuiger van <strong>de</strong> aannemer wordt uitgerust met een zgn. “Blackbox” waarmee<br />

zichtbaar kan wor<strong>de</strong>n gemaakt waar <strong>de</strong> zuiger heeft gevaren, gezogen en wanneer dat<br />

was.<br />

Daarnaast zal <strong>de</strong> aannemer ie<strong>de</strong>re maand (ten behoeve van <strong>de</strong> <strong>vergunning</strong>) een<br />

hoeveelhe<strong>de</strong>nstaat moeten leveren waarin <strong>de</strong> zandbalans wordt bijgehou<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> lijst<br />

zal on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re staan:<br />

• Type schip:<br />

- Trip no (correspon<strong>de</strong>rend met Blackbox gegevens), hoeveelheid per trip;<br />

- Aantal trips, totaal kubieke meter per tijdseenheid.<br />

• Tonnen Droge Stof-systeem of vergelijkbaar. Zo’n systeem geeft het aantal m 3 in<br />

het beun per trip.<br />

8.4.4 Slibverspreiding<br />

8.5 Evaluatie<br />

De metingen naar <strong>de</strong> verspreiding van het slib en <strong>de</strong> mogelijke effecten op <strong>de</strong> omgeving<br />

(zie nulmetingen) wor<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering van het werk herhaald. Frequentie en<br />

omvang van <strong>de</strong> metingen zal in overleg met ecologen na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n bepaald (in<br />

samenhang met het <strong>de</strong>finitieve on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het ontgrondingplan). Pas als <strong>de</strong><br />

zandproductie goed op gang is gekomen, is het zinvol een meting uit te voeren.<br />

De remote sensing technieken in combinatie met <strong>de</strong> statistiek en <strong>de</strong> numerieke<br />

mo<strong>de</strong>llen kunnen al in en eer<strong>de</strong>r stadium inzicht geven in <strong>de</strong> voorspel<strong>de</strong> effecten (en <strong>de</strong><br />

natuurlijke variabiliteit van <strong>de</strong> Noordzee) tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering kan het nodig zijn om <strong>de</strong> slibhoeveelheid in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m rondom het<br />

winvak in kaart te brengen als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een transversale meting. Na<strong>de</strong>re<br />

uitwerking van <strong>de</strong>ze meting vindt plaats in het nog op te stellen ontgrondingenplan.<br />

De start van <strong>de</strong> evaluatiemeting zal naar verwachting plaatsvin<strong>de</strong>n 1 tot 2 jaar na het<br />

ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eerste fase van <strong>de</strong> zandwinning.<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 34 - 23 februari 2007


Bijlage 1<br />

Toelichting op <strong>de</strong> wijze van aanbesteding<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

23 februari 2007


Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 1 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 1 - 23 februari 2007


Toelichting op <strong>de</strong> wijze van aanbesteding<br />

Voor <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> eerste objecten van <strong>Maasvlakte</strong> 2 (zeeweringen, havenbassin,<br />

eerste terreinen, basis infrastructuur en doorsteek Yangtzehaven) heeft Havenbedrijf<br />

Rotterdam N.V. gekozen voor een zogenaamd “<strong>de</strong>sign and construct” contract. Deze<br />

contractvorm betekent dat het contract niet aan <strong>de</strong> hand van ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong><br />

beschrijvingen zoals in een bestek wordt vastgelegd, maar dat <strong>de</strong> eisen functioneel zijn<br />

geformuleerd. Deze eisen wor<strong>de</strong>n vastgelegd in een zogenaamd ‘Programma van<br />

Eisen’. Dit wil zeggen dat wel nauwkeurig omschreven staat wát er moet komen, maar<br />

niet hóe dat er moet komen. De aannemer mag zelf kiezen op welke wijze het object<br />

gerealiseerd wordt. Een belangrijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> functionele eisen vloeit voort uit <strong>de</strong><br />

ka<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> PKB en <strong>de</strong> UWO Landaanwinning, die bei<strong>de</strong> een bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> functie voor<br />

alle projectpartners geven.<br />

In dit verband is het goed om vast te stellen dat <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs voor het ontwerp vast liggen.<br />

Dit betekent dat <strong>de</strong> aannemer zich in zijn ontwerpvrijheid beperkt. Op hoofdlijnen<br />

betreffen <strong>de</strong> beperkingen:<br />

• De zeewering, <strong>de</strong> zuidwestelijke zeewering moet bestaan uit een uit zand<br />

opgebouw<strong>de</strong> zeewering (<strong>de</strong> zachte zeewering) en <strong>de</strong> noordwestelijke zeewering<br />

moet bestaan uit een dijklichaam (<strong>de</strong> har<strong>de</strong> zeewering).<br />

• Daarnaast gel<strong>de</strong>n er beperkingen voor het maken van <strong>de</strong> haventoegang, <strong>de</strong>ze moet<br />

gecreëerd wor<strong>de</strong>n door een doorsteek van <strong>de</strong> Yangtzehaven, waarbij uiteraard als<br />

voorwaar<strong>de</strong> geldt dat <strong>de</strong> doorsteek pas gemaakt kan wor<strong>de</strong>n als er sprake is van<br />

afdoen<strong>de</strong> ontsluiting van <strong>de</strong> noordwest hoek van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> <strong>Maasvlakte</strong>.<br />

• Alle objecten moeten gerealiseerd wor<strong>de</strong>n binnen har<strong>de</strong> objectgrenzen die het<br />

ruimtebeslag maximeren tot <strong>de</strong> in het MER Aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2 en <strong>de</strong> PKB<br />

gestel<strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n (respectievelijk 2000 hectare areaal verlies en<br />

1000 hectare netto uitgeefbaar).<br />

Havenbedrijf Rotterdam N.V. heeft eisen geformuleerd, vooral over <strong>de</strong> bruikbaarheid<br />

van <strong>de</strong> te maken objecten en <strong>de</strong> veiligheid van <strong>de</strong>ze objecten en haar omgeving. Hierbij<br />

wordt zowel <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns als ná <strong>de</strong> aanleg afge<strong>de</strong>kt.<br />

Kwaliteitsborging<br />

De aan Havenbedrijf Rotterdam N.V. te verlenen <strong>vergunning</strong>en, waaron<strong>de</strong>r die op grond<br />

van <strong>de</strong> <strong>Ontgrondingenwet</strong>, zullen integraal on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uitmaken van het contract tussen<br />

Havenbedrijf Rotterdam N.V. en <strong>de</strong> aannemer. In dat contract zal tevens een uitgebreid<br />

stelsel van controles wor<strong>de</strong>n opgenomen om <strong>de</strong> aannemer constant te kunnen<br />

controleren tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering zal Havenbedrijf Rotterdam N.V.<br />

<strong>de</strong> naleving van het contract controleren (en daarmee haar eisen) door <strong>de</strong> kwaliteit van<br />

<strong>de</strong> processen en producten van <strong>de</strong> aannemer continu te toetsen en daar waar nodig te<br />

sanctioneren. Daarnaast is op vier cruciale momenten in <strong>de</strong> uitvoering een minimaal<br />

prestatieniveau ge<strong>de</strong>finieerd (in vaktaal wor<strong>de</strong>n dit “certificaten” en<br />

“certificaatmomenten” genoemd). De verwerving van <strong>de</strong>ze certificaten is on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van<br />

het statisch <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze <strong>vergunning</strong>aanvraag, voor zover die certificaten voor <strong>de</strong><br />

ontgronding relevant zijn. Het ontwerp en <strong>de</strong> uitvoering moeten op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

momenten blijvend aan dit minimale prestatieniveau voldoen:<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 1 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 2 - 23 februari 2007


Aanvang<br />

De opdrachtnemer moet aantoonbaar beschikken over onafhankelijk getoetste<br />

kwaliteits- veiligheids- en risicomanagementsystemen. Totdat <strong>de</strong> opdrachtnemer<br />

beschikt over <strong>de</strong>ze systemen mag geen aanvang gemaakt wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />

werkzaamhe<strong>de</strong>n binnen het aanleggebied. Havenbedrijf Rotterdam N.V. zal voor <strong>de</strong><br />

aanvang van het werk een ontgrondingenplan en monitorings- en evaluatieprogramma<br />

(MEP) ter instemming voorleggen aan het bevoegd gezag<br />

Veiligheid <strong>de</strong> huidige <strong>Maasvlakte</strong><br />

De opdrachtnemer moet aantonen dat <strong>de</strong> stand van het werk dusdanig is dat het huidige<br />

veiligheidsniveau van <strong>de</strong> huidige <strong>Maasvlakte</strong> geborgd is, ook wanneer een aanvang<br />

gemaakt wordt met het (ge<strong>de</strong>eltelijk) verwij<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> zeewering van <strong>de</strong><br />

huidige <strong>Maasvlakte</strong>.<br />

Gebruiksgereed<br />

De opdrachtnemer moet aantonen dat <strong>de</strong> eerste ka<strong>de</strong> in gebruikgenomen kan wor<strong>de</strong>n<br />

achter een gesloten buitencontour die voldoet aan het veiligheidsniveau zoals dat<br />

ge<strong>de</strong>finieerd is voor <strong>Maasvlakte</strong> 2.<br />

Oplevering<br />

De opdrachtnemer moet vóór oplevering aantonen dat <strong>de</strong> objecten (a) voldoen aan alle<br />

daaraan te stellen eisen en dat (b) daarnaast (in het bijzon<strong>de</strong>r bij <strong>de</strong> zachte zeewering)<br />

sprake is van een duurzaam evenwichtsprofiel, zodat er sprake is van een normale<br />

on<strong>de</strong>rhoudsinspanning.<br />

Het ontgrondingenplan wordt on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het eerste certificaatmoment, <strong>de</strong> Aanvang.<br />

Uitgebrei<strong>de</strong>re rapportages rondom <strong>de</strong> zandwinning 5 kunnen -voor zover relevant-<br />

gekoppeld wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> certificaatmomenten Veiligheid <strong>de</strong> huidige <strong>Maasvlakte</strong> en<br />

Gebruiksgereed. Als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Oplevering kan dan een totaalbeeld van het tot<br />

dan toe gewonnen zand als voorwaar<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />

5 Naast <strong>de</strong> reguliere rapportages, over bijvoorbeeld gewonnen hoeveelheid, winsnelheid, verliezen, kwaliteit van het<br />

zand (met name <strong>de</strong> D50), precieze winplekken en na<strong>de</strong>re analyses<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 1 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 3 - 23 februari 2007


Bijlage 2<br />

Locatie en coördinaten van het wingebied<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

23 februari 2007


Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 1 - 23 februari 2007


Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 2 - 23 februari 2007


Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 3 - 23 februari 2007


Bijlage 3<br />

Verklaren<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nlijst en afkortingen<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

23 februari 2007


Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 3 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 1 - 23 februari 2007


Verklaren<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nlijst<br />

achtergrondconcentratie Het concentratieniveau van een stof in een gebied, zon<strong>de</strong>r dat daar <strong>de</strong><br />

voorgenomen activiteit plaatsvindt<br />

archeologie Kennis en studie van <strong>de</strong> culturele overblijfselen uit ou<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n. Veelal bevin<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>ze overblijfselen zich in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m<br />

areaal 1. Verspreidingsgebied van een planten- of diersoort<br />

2. Oppervlak<br />

autonome ontwikkeling De ontwikkeling die het studiegebied zal doormaken, wanneer <strong>de</strong> voorgenomen<br />

activiteit niet plaatsvindt<br />

bathymetrisch on<strong>de</strong>rzoek Meting van <strong>de</strong> ligging (niveau) van een on<strong>de</strong>rwaterbo<strong>de</strong>m (met behulp van<br />

verschillen<strong>de</strong> technieken)<br />

beun Laadruim van een sleephopperzuiger<br />

buitencontour De zeewering van <strong>Maasvlakte</strong> 2, bestaan<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> har<strong>de</strong> en zachte zeewering.<br />

De buitencontour omsluit het gehele nieuwe haventerrein<br />

categorie I, II, III De drie voor dit studiegebied on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n categorieën archeologische<br />

waar<strong>de</strong>n<br />

certificaatmoment Tijstip waarop een afgesproken prestatie van <strong>de</strong> aannemer formeel wordt<br />

getoetst<br />

ecologie Wetenschap die <strong>de</strong> relaties tussen leven<strong>de</strong> organismes on<strong>de</strong>rling en met hun<br />

omgeving bestu<strong>de</strong>ert<br />

emissie De uitstoot of uitworp van stoffen naar lucht en water door bepaal<strong>de</strong> bronnen<br />

erosie Afslag en aantasting, in dit geval van <strong>de</strong> kust, door stroming, golven en wind<br />

fauna Dieren<br />

flora Planten<br />

geomorfologie Leer en beschrijving van <strong>de</strong> vormen van het aardoppervlak<br />

golfkarakteristieken Kentallen voor het beschrijven van <strong>de</strong> golven (bijv. golfhoogte, golfperio<strong>de</strong>)<br />

grijze milieueffecten Effecten voor lucht, geluid en externe veiligheid<br />

geluidscontour Verbindingslijn tussen punten met een gelijk geluidsdrukniveau<br />

habitat Woon- of verblijfplaats van een plant- of diersoort<br />

Habitat-Richtlijn Europese Maatregel ter bescherming van habitats<br />

Haringvlietmond Het getij<strong>de</strong>ngebied tussen <strong>de</strong> Hin<strong>de</strong>rplaat, <strong>de</strong> Westplaat, Voorne, <strong>de</strong><br />

Haringvlietdam en Goeree<br />

havenbassin Het geheel van vaargeulen en havenbekkens binnen <strong>Maasvlakte</strong> 2, inclusief<br />

Yangtzehaven<br />

Jaargemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> concentratie Jaargemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> concentratie (voor luchtkwaliteit): concentratie in <strong>de</strong> buitenlucht,<br />

gemid<strong>de</strong>ld over 24-uurgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> concentraties in een kalen<strong>de</strong>rjaar, uitgedrukt<br />

in microgram per m3 lucht bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van<br />

101,3 kiloPascal voor zwaveldioxi<strong>de</strong>, stikstofdioxi<strong>de</strong>, stikstofoxi<strong>de</strong>n, lood en<br />

benzeen en bij heersen<strong>de</strong> temperatuur en druk voor zweven<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltjes (PM10)<br />

luchtkwaliteit De concentratie van luchtverontreinigen<strong>de</strong> stoffen in <strong>de</strong> lucht<br />

12 mijls zone Denkbeeldige gebied langs <strong>de</strong> kust op zee<br />

MER Milieu-effectrapport, rapport waarin <strong>de</strong> milieueffecten van meer<strong>de</strong>re varianten<br />

van een voorgenomen activiteit on<strong>de</strong>rzocht, vergeleken en beoor<strong>de</strong>eld wor<strong>de</strong>n<br />

m.e.r. milieu-effectrapportage, procedure zoals vastgelegd in <strong>de</strong> Wet Milieubeheer<br />

natuurtype Een begrensd gebied met specifieke omgevingskenmerken (on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re<br />

bo<strong>de</strong>m, zoutgehalte, waterdiepte, waterhuishouding), waardoor bepaal<strong>de</strong><br />

planten- en diersoorten er kunnen leven<br />

offshore On<strong>de</strong>r offshore (techniek) verstaat men het ontwerpen, construeren en plaatsen<br />

van kunstwerken die dienst doen bij industriële processen of publieke<br />

voorzieningen op zee<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 3 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 2 - 23 februari 2007


on<strong>de</strong>rwatergeluid Geluid dat zich door het water voortplant<br />

ontgronding Winning van oppervlakte<strong>de</strong>lfstoffen als zand, schelpen en grind<br />

open zee Een vanaf <strong>de</strong> kust tot aan <strong>de</strong> horizon obstakelvrije zee, waar alleen <strong>de</strong> branding<br />

en <strong>de</strong> golven het zicht bepalen<br />

raaien Denkbeeldige lijnen waarlangs metingen wor<strong>de</strong>n verricht<br />

sedimentatie Bezinken en op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m terechtkomen van zweven<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltjes in het water<br />

si<strong>de</strong> scan sonar on<strong>de</strong>rzoek On<strong>de</strong>rzoek met een apparaat waarmee objecten die zich op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong><br />

zee bevin<strong>de</strong>n in beeld gebracht kunnen wor<strong>de</strong>n; hierbij wordt aan twee zij<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> son<strong>de</strong> (gesleept met vlak boven <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m) zijwaarts gescand, door<br />

uitzending van sonarsignalen waarvan <strong>de</strong> echo wordt opgevangen; het<br />

teruggekaatste signaal of echo draagt <strong>de</strong> informatie waarmee een beeld van<br />

gevon<strong>de</strong>n objecten gegenereerd kan wor<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> van on<strong>de</strong>rzoek is<br />

ongeschikt voor het <strong>de</strong>tecteren van objecten die geheel begraven zijn in <strong>de</strong><br />

bo<strong>de</strong>m.<br />

slib Sediment<strong>de</strong>eltjes met een korrelgrootte groter dan 2 micrometer en kleiner dan<br />

63 micrometer<br />

slufter Algemeen: ge<strong>de</strong>elte van het duingebied dat regelmatig door zeewater wordt<br />

overspoeld<br />

Op <strong>de</strong> <strong>Maasvlakte</strong>: <strong>de</strong>pot voor <strong>de</strong> berging van verontreinigd baggerslib op <strong>de</strong><br />

zuidpunt van <strong>de</strong> <strong>Maasvlakte</strong>;<br />

startnotitie Officiële aanmelding van <strong>de</strong> voorgenomen m.e.r.-plichtige activiteit door <strong>de</strong><br />

initiatiefnemer bij het bevoegd gezag, waarin het wat, waar, waarom en hoe<br />

beschreven is<br />

studiegebied Gebied waarbinnen relevante milieu-effecten verwacht kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

vogel Richtlijn Europese maatregel ter bescherming van vogels<br />

voorkeursalternatief Het alternatief dat <strong>de</strong> voorkeur heeft van Havenbedrijf Rotterdam N.V., na een<br />

vergelijking van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> alternatieven<br />

Voor<strong>de</strong>lta Ondiepe voorzee tussen Westkapelle en <strong>de</strong> Eurogeul; als gevolg van <strong>de</strong> sluiting<br />

van <strong>de</strong> Zeeuwse en Zuid-Hollandse zeearmen ontstane verondieping en<br />

opslibbing van een reeks lang gerekte platen in noord-zuid richting, met <strong>de</strong><br />

Hin<strong>de</strong>rplaat als <strong>de</strong> meest noor<strong>de</strong>lijke uitloper, behorend bij <strong>de</strong> ecologische<br />

hoofdstructuur van Ne<strong>de</strong>rland<br />

vooroever Ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> kuststrook zeewaarts van <strong>de</strong> laagwaterlijn tot <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m; ook<br />

wel on<strong>de</strong>rwateroever<br />

zachte zeewering De zeewering aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> van <strong>Maasvlakte</strong> 2 opgebouwd uit zand<br />

zand Sediment<strong>de</strong>eltjes met een korrelgrootte groter dan 63 micrometer en kleiner dan<br />

2 millimeter<br />

zandbalans Optelling van <strong>de</strong> hoeveelheid zand die bij het maken van <strong>de</strong> landaanwinning<br />

beschikbaar komt en <strong>de</strong> hoeveelheid zand die voor het maken van <strong>de</strong><br />

landaanwinning nodig is; het resultaat is <strong>de</strong> hoeveelheid zand die ‘extern’ moet<br />

wor<strong>de</strong>n gewonnen.<br />

zandgolf Dit zijn een soort on<strong>de</strong>rzeese duinen met een (golf-)lengte van 100-800m en een<br />

karakteristieke hoogte (top-dal) van 5-10m; <strong>de</strong> toppen van <strong>de</strong> zandgolven liggen<br />

op een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> afstand van 200-350 meter met variaties tussen <strong>de</strong> 100 en<br />

500 meter; <strong>de</strong> zandgolven bevin<strong>de</strong>n zich in dieper water vanaf ca. 20m - NAP<br />

zeewering Een barrière die belet dat <strong>de</strong> zee het binnenland overstroomt;<br />

1. Har<strong>de</strong> Zeewering: Deze zeewering bevindt zich aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> van het<br />

plangebied langs <strong>de</strong> vaargeul en bestaat uit har<strong>de</strong> materialen.<br />

2. Zachte Zeewering bestaat uit zacht materiaal (zand).<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 3 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 3 - 23 februari 2007


Afkortingen<br />

AMvB Algemene Maatregel van Bestuur<br />

NAP Normaal Amsterdams Peil<br />

PKB Planologische Kern Beslissing<br />

PMR Project Mainportontwikkeling Rotterdam<br />

VKA Voorkeursalternatief<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 3 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 4 - 23 februari 2007


Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 3 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 5 - 23 februari 2007


Bijlage 4<br />

MER Aanleg<br />

(Zie separaat document)<br />

Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

23 februari 2007


Ontgrondingen <strong>Maasvlakte</strong> 2 Bijlage 4 9S0134.A0/Ontgronding/R015/TVDL/Rott1<br />

- 1 - 23 februari 2007


Havenbedrijf Rotterdam N.V.<br />

Projectorganisatie <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Postbus 6622<br />

3002 AP Rotterdam<br />

Ne<strong>de</strong>rland<br />

T +31 (0)10 252 1111<br />

F +31 (0)10 252 1100<br />

E infomv2@portofrotterdam.com<br />

W www.portofrotterdam.com<br />

W www.maasvlakte2.com

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!