Reuzenhoek 24 - Gemeente Terneuzen
Reuzenhoek 24 - Gemeente Terneuzen
Reuzenhoek 24 - Gemeente Terneuzen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Terneuzen</strong><br />
<strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong><br />
ruimtelijke onderbouwing
identificatie planstatus<br />
<strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong><br />
<strong>Terneuzen</strong><br />
ruimtelijke onderbouwing<br />
identificatiecode: datum: status:<br />
NL.IMRO.0715.OMGBTS08-ON01 27-08-2012 ontwerp<br />
projectnummer:<br />
0715.00912900<br />
opdrachtleider:<br />
ing. J.C.C.M. van Jole
Inhoudsopgave<br />
Ruimtelijke Onderbouwing 5<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding 7<br />
1.1 Aanleiding en doel 7<br />
1.2 Projectgebied 7<br />
1.3 Leeswijzer 8<br />
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving 9<br />
2.1 Beschrijving huidige situatie 9<br />
2.2 Vigerend bestemmingsplan 9<br />
2.3 Beschrijving afwijken van het bestemmingsplan 10<br />
Hoofdstuk 3 Toetsing aan beleid en visies 11<br />
3.1 Provinciaal beleid 11<br />
3.2 Regionaal en gemeentelijk beleid en visie 12<br />
3.3 Conclusie 13<br />
Hoofdstuk 4 Toetsing aan overige aspecten 15<br />
4.1 Bodem 15<br />
4.2 Water 15<br />
4.3 Ecologie 17<br />
4.4 Archeologie en cultuurhistorie 18<br />
4.5 Afstemming omliggende functies 18<br />
4.6 Externe veiligheid 19<br />
4.7 Planologisch relevante leidingen 20<br />
4.8 Luchtkwaliteit 21<br />
4.9 Wegverkeerslawaai 22<br />
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid 23<br />
Bijlagen 25<br />
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek 27<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
3
4<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke Onderbouwing<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
5
6<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 1 Inleiding<br />
1.1 Aanleiding en doel<br />
Basisschool <strong>Reuzenhoek</strong> is begin 2012 verhuisd naar de wijk Othene. Het leegstaande<br />
schoolgebouw aan de <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong>, is door de gemeente <strong>Terneuzen</strong> te koop aangeboden. De<br />
gronden hebben nu een maatschappelijke bestemming. De gemeente heeft de intentie het<br />
gebruik 'wonen' door middel van het 'afwijken van het bestemmingsplan' toe te staan, zodat ter<br />
plaatse gewoond kan worden.<br />
Om een ander gebruik dan 'maatschappelijk' juridisch planologisch mogelijk te maken, wordt<br />
een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan 'Buitengebied<br />
<strong>Terneuzen</strong>/Sas van Gent' aangevraagd.<br />
De voorliggende rapportage omvat de ruimtelijke onderbouwing behorende bij de<br />
omgevingsvergunningaanvraag. In het kader van de voorliggende ruimtelijke onderbouwing<br />
wordt uitsluitend de wijziging van gebruik geregeld en is er dus geen sprake van toetsing aan<br />
(interne of externe) bouwwerkzaamheden.<br />
1.2 Projectgebied<br />
Het projectgebied ligt ten oosten van de stad <strong>Terneuzen</strong> en ten noorden van de kern Zaamslag.<br />
Het perceel <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> is omsloten door woonpercelen van buurtschap <strong>Reuzenhoek</strong> en aan<br />
de achterzijde (westzijde) zijn agrarische gronden gelegen.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
7
8<br />
Figuur 1.1. Ligging projectgebied<br />
1.3 Leeswijzer<br />
De ruimtelijke onderbouwing heeft de volgende opzet. In hoofdstuk 2 worden de huidige<br />
situatie en voorgenomen wijziging van gebruik beschreven. In de hoofdstukken 3 en 4 worden<br />
de voorgenomen wijziging van gebruik getoetst aan het geldende beleidskader van<br />
verschillende overheden en aan ruimtelijke en milieuaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan<br />
op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving<br />
2.1 Beschrijving huidige situatie<br />
Op het perceel <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> staat een voormalig schoolgebouw. De speeltuin achter de<br />
school blijft intact en in eigendom van de gemeente. Het perceel heeft een oppervlak van circa<br />
2.000 m 2 en wordt ontsloten via de <strong>Reuzenhoek</strong>.<br />
De aangrenzende gronden zijn in gebruik voor woondoeleinden. Aan de achterzijde is een<br />
agrarisch perceel gesitueerd. Aan de overzijde, op circa 130 m uit het perceel, is een loonbedrijf<br />
gevestigd.<br />
Figuur 2.1. Begrenzing perceel <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong><br />
2.2 Vigerend bestemmingsplan<br />
In het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied <strong>Terneuzen</strong>/Sas van Gent' (op 31 maart 2005<br />
vastgesteld door de raad en op 25 oktober 2005 gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde<br />
Staten) zijn de gronden bestemd tot maatschappelijke doeleinden.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
9
10<br />
2.3 Beschrijving afwijken van het bestemmingsplan<br />
De afwijking van het bestemmingsplan, zoals onderbouwd in de voorliggende ruimtelijke<br />
onderbouwing, omvat enkel het gebruik van het voormalige schoolgebouw en bijbehorende<br />
gronden als 'wonen'. Eventuele (interne of externe) bouwwerkzaamheden (en bijbehorende<br />
toetsing) zijn niet in de voorliggende onderbouwing opgenomen.<br />
Het perceel wordt ontsloten via de huidige uitrit aan de <strong>Reuzenhoek</strong> en het parkeren zal<br />
plaatsvinden op eigen terrein.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 3 Toetsing aan beleid en visies<br />
3.1 Provinciaal beleid<br />
Omgevingsplan Zeeland 2006-2012<br />
Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012. Dit<br />
ruimtelijk plan voor de gehele provincie integreert het beleid van de fysieke leefomgeving in<br />
één beleidsplan.<br />
Woonbeleid<br />
<strong>Gemeente</strong>n geven zelf inhoud aan het woningbouwprogramma, waarbij de provincie aan de<br />
hand van een planningslijst en –monitor sturing geeft aan de bouwopgave. Als randvoorwaarde<br />
geldt daarbij dat 50% van de woningbouwplannen in bebouwd gebied plaatsvinden.<br />
Het bevorderen van de sociale en culturele dynamiek en het komen tot een gematigde<br />
bevolkingsgroei zijn twee hoofddoelen. Een belangrijk uitgangspunt is dat sociale effecten<br />
worden meegenomen in projecten om te komen tot de gewenste omgevingskwaliteit.<br />
Omgevingskwaliteit is verder uitgewerkt in de onderdelen ruimte, kwaliteit,<br />
voorzieningenniveau en veiligheid.<br />
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 (ontwerp, 2012)<br />
Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De<br />
Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden<br />
actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en<br />
kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de<br />
Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.<br />
De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken.<br />
Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische<br />
sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie<br />
deelgebieden:<br />
Produceren op Land aan Zee;<br />
Beleven van Land en Zee;<br />
Bloeien op Land en in Zee.<br />
<strong>Terneuzen</strong> maakt onderdeel uit van het deelgebied 'Produceren op Land aan Zee'.<br />
Woningbouw en herstructurering<br />
Een van de doelstellingen uit het omgevingsplan is: "Een goed woonklimaat en een goed<br />
werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland en met voldoende omvang,<br />
kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig<br />
ruimtegebruik voorop."<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
11
12<br />
Verordening Ruimte (ontwerp, 2012)<br />
Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan is geregeld in de verordening. Van<br />
gemeenten wordt een loyale bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen van het<br />
plan, ook ten aanzien van die onderdelen van het plan die niet in de verordening zijn<br />
opgenomen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van<br />
andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.<br />
3.2 Regionaal en gemeentelijk beleid en visie<br />
Structuurvisie gemeente <strong>Terneuzen</strong> 2025 (2010)<br />
De structuurvisie vormt een visie document voor de ontwikkeling van de gemeente <strong>Terneuzen</strong><br />
voor de lange termijn.<br />
De structuurvisie fungeert voor het gemeentebestuur als (ruimtelijk) afwegingskader bij de<br />
beoordeling van nieuwe initiatieven. Onderstaand worden de aspecten benoemd die relevant<br />
zijn voor de voorliggende ruimtelijke onderbouwing.<br />
Landschap<br />
Kenmerkend – met name op de zandgronden, maar ook in de oudere ingepolderde delen – is de<br />
lintbebouwing die langs oude structuurlijnen vanuit de kernen te vinden zijn. In het<br />
polderlandschap vallen de linten vaak samen met dijken. Deze lintbebouwing is in de loop der<br />
tijd verworden tot een aantrekkelijk landschapselement. Buurtschap <strong>Reuzenhoek</strong> is zo'n lint en<br />
is in de structuurvisie als landschapselement 'lintdorpen' aangemerkt.<br />
Archeologie<br />
De locatie is aangewezen als een gebied met een zeer lage archeologische<br />
verwachtingswaarde.<br />
Leidingen<br />
Op de kaart met leidingen zijn vlakbij de locatie ondergrondse hoogspanningstracés<br />
aangegeven. In hoofdstuk 4 (paragraaf 4.7) wordt hieraan getoetst.<br />
Figuur 3.1. Uitsnede figuur Leidingen (structuurvisie, 2010)<br />
Woongebieden<br />
De woningvoorraad in <strong>Terneuzen</strong> is verdeeld over de stad <strong>Terneuzen</strong>, de kernen en de<br />
dorpsgemeenschappen. In de visie wordt niet specifiek ingegaan op de buurtschap<br />
<strong>Reuzenhoek</strong>.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
3.3 Conclusie<br />
Het gebruik van het leegstaande schoolgebouw en bijbehorende gronden als wonen, is niet in<br />
strijd met het beleid van het rijk, provincie en gemeente.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
13
14<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 4 Toetsing aan overige aspecten<br />
4.1 Bodem<br />
Regelgeving<br />
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de<br />
uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het<br />
plangebied. Bij wijziging van gebruik dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende<br />
is voor het beoogde gebruik.<br />
Beoordeling<br />
In juni 2012 is ter plaatse van het projectgebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd<br />
(Oranjewoud, projectnummer <strong>24</strong>6156-13, d.d. 13-6-2012). Het doel van dit onderzoek was de<br />
bodemkwaliteit vast te leggen om in het kader van de voorgenomen aankoop van het terrein de<br />
gebruiksmogelijkheden van het terrein te bepalen.<br />
Uit het onderzoek is gebleken dat in de zwak puinhoudende kleiige bovengrond licht verhoogde<br />
gehalten aan lood, PAK en zink aanwezig zijn. In het grondwater is daarnaast een licht<br />
verhoogde concentratie aan molybdeen aangetoond. De gemeten concentraties zijn dusdanig<br />
klein dat ze de tussen- en interventiewaarde niet overschrijden. De onderzoeksresultaten<br />
geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen.<br />
Conclusie<br />
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde wijziging van gebruik.<br />
4.2 Water<br />
Regelgeving<br />
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de<br />
initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde<br />
ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van negatieve effecten<br />
van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op het duurzame waterbeheer.<br />
In het projectgebied wordt het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer gevoerd door het<br />
Waterschap Scheldestromen. De voorliggende waterparagraaf is voorgelegd aan de<br />
waterbeheerder. De waterbeheerder heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op het<br />
plan.<br />
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer<br />
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande<br />
de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en<br />
kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante<br />
nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
15
16<br />
Europa:<br />
Kaderrichtlijn Water (KRW)<br />
Nationaal:<br />
Nationaal Waterplan (NW)<br />
Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)<br />
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)<br />
Waterwet<br />
Provinciaal:<br />
Provinciaal Waterplan<br />
Provinciale Structuurvisie<br />
Verordening Ruimte<br />
Waterschapsbeleid<br />
Waterschap Scheldestromen is verantwoordelijk voor het beheer van het binnendijkse<br />
oppervlaktewater in Zeeland. Doel van het waterbeheer is het bereiken en in stand houden van<br />
een goede toestand van dit oppervlaktewater. Zowel wat de waterkwaliteit betreft als de<br />
waterkwantiteit. In het waterbeheerplan wordt aangegeven met welke maatregelen en tegen<br />
welke prijs het waterschap dit doel wil bereiken.<br />
Beoordeling<br />
Het huidige watersysteem<br />
Volgens de bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem ter plaatse van<br />
het projectgebied uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de<br />
gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de<br />
gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. Het maaiveld<br />
varieert tussen NAP +0,6 en +1,7 m.<br />
In de huidige situatie is op het perceel reeds bebouwing aanwezig. Het perceel is vrijwel geheel<br />
verhard. Er zijn geen problemen met het grondwater. In de (directe) omgeving van het<br />
projectgebied is geen bijzondere natuur aanwezig, op grond waarvan sprake zou kunnen zijn<br />
van een bufferzone. Het projectgebied ligt ook niet in de kern-/beschermingszone van een<br />
waterkering.<br />
Toekomstig watersysteem<br />
Nagegaan is aan de hand van de criteria uit de Zeeuwse Handreiking watertoets van het<br />
waterschap en de provincie of de beoogde wijziging van gebruik strijdig is met<br />
waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.<br />
thema beoogde wijziging van gebruik<br />
wateroverlast Het perceel is op dit moment vrijwel geheel verhard. Het<br />
verhard oppervlak zal in elk geval niet toenemen als gevolg van<br />
de wijziging van gebruik. Watercompensatie is voor de beoogde<br />
ontwikkeling dan ook niet noodzakelijk.<br />
riolering De rioleringssituatie zal niet wijzigen ten opzichte van de<br />
huidige situatie.<br />
bodemdaling Bodemdaling zal niet optreden. Er vindt geen aanpassing van<br />
polderpeilen plaats.<br />
oppervlaktewaterkwaliteit De oppervlaktewaterkwaliteit wordt door de wijziging van<br />
gebruik niet nadelig beïnvloed.<br />
De beoogde ontwikkeling is niet van invloed op de<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
veiligheid veiligheidssituatie in het projectgebied.<br />
De aspecten onderhoud waterlopen, watervoorziening, volksgezondheid, verdroging en natte<br />
natuur zijn voor voorliggend plan niet van toepassing en daarom niet in de tabel opgenomen.<br />
Conclusie<br />
Geconcludeerd kan worden dat de beoogde wijziging van gebruik niet strijdig is met<br />
waterdoelstellingen.<br />
4.3 Ecologie<br />
Regelgeving<br />
Gebiedsbescherming<br />
Op 1 oktober 2005 is de (gewijzigde) 'Natuurbeschermingswet 1998' in werking getreden. De<br />
Europese regelgeving in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn is nu geheel in Nederlandse<br />
wetgeving geïmplementeerd. De ecologische hoofdstructuur is beschermd in het provinciale<br />
beleid.<br />
Soortbescherming<br />
De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten,<br />
verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en<br />
andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Flora- en faunawet is in zoverre<br />
voor de onderhavige ruimtelijke onderbouwing van belang, dat bij de voorbereiding van het<br />
plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.<br />
Beoordeling<br />
Gezien er geen interne en externe bouwactiviteiten plaatsvinden, geen grond wordt afgegraven<br />
en er geen beplanting wordt verwijderd, kan de toets aan de Flora- en faunawet en<br />
Natuurbeschermingswet 1998 achterwege blijven.<br />
Conclusie<br />
Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde wijziging van gebruik geen ontheffing in het kader<br />
van de Flora- en faunawet vereist is. Wat de gebiedsbescherming betreft mag worden<br />
geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische hoofdstructuur<br />
geen beletsel vormen voor de ontwikkeling.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
17
18<br />
4.4 Archeologie en cultuurhistorie<br />
Afweging<br />
Aangezien de aanvraag niet voorziet in vervangende nieuwbouw of sloop, een externe<br />
verbouwing zoals een aan- of uitbouw en de bodem niet verstoord wordt, vormen de aspecten<br />
'cultuurhistorie' en 'archeologie' geen belemmering voor de beoogde wijziging van gebruik.<br />
Conclusie<br />
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor het voorliggend<br />
project.<br />
4.5 Afstemming omliggende functies<br />
Regelgeving<br />
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt in ruimtelijke plannen rekening<br />
gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies.<br />
Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden<br />
beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.<br />
Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie<br />
Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Deze afstemming beperkt zich tot de volgende<br />
milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.<br />
Onderzoek<br />
Het project maakt de gebruikswijziging van een basisschool naar wonen mogelijk. Voor de<br />
directe omgeving zal dit een positieve bijdrage geven voor wat betreft het milieuaspect 'geluid'.<br />
Voor basisscholen geldt op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009)<br />
namelijk een richtafstand van 30 m in verband met het aspect geluid. Binnen deze richtafstand<br />
zijn in de huidige situatie echter woningen gevestigd. Door het verdwijnen van de school<br />
verdwijnt dus ook een hinder veroorzakend object. De woning die in de school wordt gevestigd,<br />
vormt geen hinder veroorzakend object. Er vindt door de ontwikkeling dus een verbetering van<br />
het woon- en leefklimaat in de omgeving van het projectgebied plaats.<br />
De directe omgeving van het projectgebied bestaat voornamelijk uit woningbouw. Ten oosten<br />
van het projectgebied is een agrarisch loonbedrijf gelegen (SBI code 2008: 016.1). Op basis<br />
van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering geldt voor loonbedrijven een richtafstand van<br />
50 m tot een rustige woonwijk (en 30 m tot gemengd gebied). Het bedrijf is op circa 130 m<br />
afstand van de planlocatie gelegen. Dit is ruim buiten de richtafstand. De aanwezigheid van het<br />
loonbedrijf staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.<br />
Ten westen van het projectgebied is een agrarisch perceel gelegen. Op basis van de<br />
VNG-uitgave geldt uitsluitend voor de bedrijfsgebouwen van akkerbouwbedrijven een<br />
richtafstand en niet voor de gronden. Op de gronden vindt namelijk slechts in beperkte mate<br />
hinder veroorzakende activiteiten plaats omdat hier maar in zeer beperkte mate grote<br />
landbouwmachines overheen gaan. Met deze gronden hoeft bij de milieuzonering dus geen<br />
rekening gehouden te worden. Het nieuwe gebruik in de vorm van wonen zal geen hinder van<br />
de omliggende activiteiten ondervinden.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
Conclusie<br />
Geconcludeerd wordt dat ter plaaste van de beoogde woningen, gelet op de aard van de<br />
omgeving, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Geconcludeerd wordt dat het<br />
aspect bedrijven en milieuhinder geen belemmering oplever voor de uitvoering van het<br />
bestemmingsplan.<br />
4.6 Externe veiligheid<br />
Regelgeving<br />
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te<br />
worden gekeken, namelijk:<br />
bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;<br />
vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.<br />
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te<br />
weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat<br />
een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil<br />
zeggen <strong>24</strong> uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou<br />
bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel<br />
infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde<br />
omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.<br />
De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een<br />
verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.<br />
Besluit externe veiligheid buisleidingen<br />
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat<br />
besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen<br />
(Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de<br />
minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren<br />
rekening gehouden met deze risicobenadering.<br />
Beoordeling<br />
Risicovolle inrichtingen<br />
Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat in de directe<br />
omgeving van het projectgebied geen risicorelevante inrichtingen aanwezig zijn. Ook vindt in<br />
de omgeving van het projectgebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg,<br />
het water, het spoor of door buisleidingen.<br />
Schuilzone kerncentrale<br />
Het plangebied ligt binnen een schuilzone, een zone waarbinnen geschuild moet worden in het<br />
geval van een kernongeval. Het plangebied ligt binnen deze 20.000 meter zone van<br />
Kerncentrale Borssele. Dit vormt verder geen belemmering voor de (plan)ontwikkeling.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
19
20<br />
Figuur 4.1. Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)<br />
Conclusie<br />
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor voorliggend project.<br />
4.7 Planologisch relevante leidingen<br />
Beoordeling<br />
In paragraaf 4.6 is ingegaan op de eventueel in de omgeving aanwezige risicorelevante<br />
leidingen. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals<br />
rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het projectgebied<br />
hoeft in de ruimtelijke onderbouwing geen rekening te worden gehouden. Dergelijke kabels en<br />
leidingen zijn veelal aangelegd langs/in combinatie met aanwezige infrastructuur. In verband<br />
hiermee zal op het moment van daadwerkelijke realisering van de voorgenomen ontwikkeling<br />
tenminste drie werkdagen voor de aanvang van graafwerkzaamheden door degene die de<br />
graafwerkzaamheden uitvoert contact (moeten) worden opgenomen met het KLIC1), waarbij<br />
dient te worden gemeld waar en wanneer wordt gegraven.<br />
Onderzoek en conclusie<br />
In (de omgeving van) het projectgebied lopen verschillende ondergrondse<br />
hoogspanningsleidingen ten behoeve van de stroomtoevoer die vanuit de centrales elders in<br />
Nederland via Zuid-Beveland naar Zeeuws-Vlaanderen wordt geleid. Voor werken in de<br />
nabijheid van deze ondergrondse kabelverbinding gelden bepaalde veiligheidsvoorschriften. Er<br />
dient een veiligheidsafstand aangehouden te worden van 5 meter van de kabel.<br />
Verder zijn er geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of<br />
straalpaden in het projectgebied aanwezig.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
4.8 Luchtkwaliteit<br />
Regelgeving<br />
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan<br />
uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met<br />
de luchtkwaliteit.<br />
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet<br />
milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet<br />
milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden,<br />
fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs<br />
wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en<br />
daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de<br />
volgende tabel weergegeven.<br />
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm<br />
stof toetsing van grenswaarde geldig<br />
stikstofdioxide<br />
(NO2)<br />
jaargemiddelde<br />
concentratie<br />
jaargemiddelde<br />
concentratie<br />
fijn stof (PM 10) jaargemiddelde<br />
concentratie<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
21<br />
60 µg/m³ 2010 tot en met 2014<br />
40 µg/m³ vanaf 2015<br />
40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011<br />
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen<br />
kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de<br />
bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de<br />
bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de<br />
buitenlucht.<br />
NIBM<br />
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de<br />
gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij<br />
worden 2 situaties onderscheiden:<br />
een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2<br />
en PM10 (= 1,2 µg/m³);<br />
een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze<br />
categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.<br />
Beoordeling<br />
De gebruikswijziging van een basisschool naar wonen zal niet bijdrage aan een toename van<br />
het aantal verkeersbewegingen en naar verwachting zelfs zorgen voor een afname van het<br />
aantal verkeersbewegingen. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan<br />
3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit<br />
nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.<br />
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter<br />
plaatse van het projectgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool<br />
(www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort.<br />
Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct<br />
langs de Rondweg Zaamslag (als dichtstbijzijnde weg die in de monitoringstool is opgenomen)
22<br />
ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs<br />
deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het projectgebied het<br />
geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie<br />
verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele projectgebied sprake van een<br />
aanvaardbaar woon- en leefklimaat.<br />
Conclusie<br />
De Wlk staat de realisering van het project niet in de weg.<br />
4.9 Wegverkeerslawaai<br />
Afweging<br />
De nieuwe woonfunctie is net als de bestaande school een geluidsgevoelige functie gelegen<br />
binnen de zone van het gezoneerde wegdeel ten noorden van de locatie (60 km/h). Strikt<br />
genomen moet conform artikel 76a van de Wet geluidhinder bij een omgevingsvergunning voor<br />
afwijken van het bestemmingsplan voor een dergelijke functiewijziging door middel van een<br />
akoestisch onderzoek een toetsing aan de normen van de Wet geluidhinder plaatsvinden.<br />
Gezien de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan het omzetten van<br />
het ene geluidsgevoelige object naar het andere geluidsgevoelige object betreft, is akoestisch<br />
onderzoek niet zakelijk.<br />
In het kader van de bouwaanvraag zal worden aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan<br />
de wettelijke binnenwaarde.<br />
Conclusie<br />
Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de realisatie van een woonfunctie<br />
in het voormalige schoolgebouw.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid<br />
De voorliggende onderbouwing betreft enkel de onderbouwing voor de beoogde wijziging van<br />
gebruik. Er is geen sprake van een bouwtitel zoals beschreven in het Bro, artikel 6.2.1. en er<br />
hoeft dus geen exploitatieplan te worden opgesteld.<br />
De gronden en opstallen zijn op dit moment in eigendom van de gemeente. Tussen de<br />
gemeente en de kopende partij is een verkoopovereenkomst gesloten waarin de (financiële)<br />
afspraken over deze ontwikkeling zijn vastgelegd. De kosten van de planologische procedure<br />
komen ten laste van het positief verkoopresultaat.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
23
<strong>24</strong><br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
ijlage
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 0715.00912900<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
27
28<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
0715.00912900 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
Rapport Verkennend bodemonderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> te Zaamslag<br />
Projectnr. <strong>24</strong>6156‐13<br />
juni 2012, revisie 00<br />
Inhoud blz.<br />
1 Inleiding....................................................................................................................................... 2<br />
2 Vooronderzoek............................................................................................................................ 3<br />
2.1 Algemeen .................................................................................................................................... 3<br />
2.2 Locatiegegevens .......................................................................................................................... 3<br />
2.3 Terreinbeschrijving...................................................................................................................... 3<br />
2.4 Voormalig‐ en huidig gebruik ...................................................................................................... 4<br />
2.5 Toekomstig gebruik..................................................................................................................... 5<br />
2.6 Bodemopbouw en geohydrologie............................................................................................... 5<br />
2.7 Conclusie vooronderzoek en hypothese ..................................................................................... 6<br />
3 Verrichte werkzaamheden .......................................................................................................... 7<br />
3.1 Veldwerkzaamheden................................................................................................................... 7<br />
3.2 Laboratoriumonderzoek.............................................................................................................. 7<br />
4 Onderzoeksresultaten ................................................................................................................. 8<br />
4.1 Lokale bodemopbouw en veldwaarnemingen ............................................................................ 8<br />
4.2 Analyseresultaten........................................................................................................................ 8<br />
4.2.1 Toetsingskader ............................................................................................................................ 8<br />
4.2.2 Grond........................................................................................................................................... 8<br />
4.2.3 Grondwater ................................................................................................................................. 9<br />
5 Conclusies..................................................................................................................................10<br />
Bijlagen<br />
1. Profielbeschrijvingen en zintuiglijke waarnemingen<br />
2. Analyseresultaten grondmonsters met overschrijding normwaarden<br />
3. Analyseresultaten grondwatermonsters met overschrijding normwaarden<br />
4. Normwaarden grond en grondwater<br />
5. Toelichting op normwaarden grond en grondwater<br />
6. Analysecertificaten<br />
7. Foto's onderzoekslocatie<br />
8. Historische kaarten<br />
9. Luchtfoto onderzoekslocatie<br />
10. Kwaliteitsaspecten, toegepaste methoden en strategieën en betrouwbaarheid/garanties van het<br />
onderzoek<br />
Tekeningen<br />
<strong>24</strong>6156‐13‐O‐1 Overzichtstekening met ligging locatie<br />
<strong>24</strong>6156‐13‐S‐1 Situatietekening met boringen, peilbuizen en fotonamepunten<br />
Copyright © 2012 Ingenieursbureau Oranjewoud<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk,<br />
fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.<br />
blad 1 van 10<br />
ow 3.2
Rapport Verkennend bodemonderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> te Zaamslag<br />
Projectnr. <strong>24</strong>6156‐13<br />
juni 2012, revisie 00<br />
1 Inleiding<br />
In opdracht van de gemeente <strong>Terneuzen</strong> is door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. in de periode mei<br />
en juni 2012 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> te<br />
Zaamslag.<br />
Aanleiding<br />
De aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen aankoop van het terrein.<br />
Doel<br />
Het doel van het verkennend bodemonderzoek is de bodemkwaliteit vast te leggen om in het kader van<br />
de voorgenomen aankoop de gebruiksmogelijkheden van het terrein te bepalen.<br />
Onderzoeksstrategie en kwaliteit<br />
Het bodemonderzoek is gebaseerd op de richtlijnen uit de NEN 5740 (Onderzoeksstrategie bij<br />
verkennend onderzoek, NEN, 2009).<br />
Met betrekking tot de kwaliteitsaspecten, toegepaste methoden en betrouwbaarheid/garanties van het<br />
onderzoek wordt verwezen naar bijlage 10.<br />
In dit rapport wordt verslag gedaan van de uitgevoerde werkzaamheden en worden de resultaten van<br />
het onderzoek beschreven.<br />
blad 2 van 10<br />
ow 3.2
Rapport Verkennend bodemonderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> te Zaamslag<br />
Projectnr. <strong>24</strong>6156‐13<br />
juni 2012, revisie 00<br />
2 Vooronderzoek<br />
2.1 Algemeen<br />
Bij toepassing van de NEN 5740 moet een hypothese worden opgesteld omtrent de aan‐/ afwezigheid,<br />
de aard en de ruimtelijke verdeling van eventuele verontreinigingen. Ten behoeve van het opstellen van<br />
een hypothese dient een vooronderzoek te worden uitgevoerd overeenkomstig de NEN 5725 (Strategie<br />
voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NNI, januari 2009).<br />
Op basis van de verzamelde basisinformatie, de aanleiding van het onderzoek en de mate van<br />
verdachtheid van de onderzoekslocatie is gekozen voor een standaard vooronderzoek.<br />
Het standaard vooronderzoek richt zich op de onderzoekslocatie en de direct hieraan grenzende<br />
percelen. Indien een direct aangrenzend perceel
Rapport Verkennend bodemonderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> te Zaamslag<br />
Projectnr. <strong>24</strong>6156‐13<br />
juni 2012, revisie 00<br />
2.4 Voormalig‐ en huidig gebruik<br />
Voor het vaststellen van het voormalige en huidige gebruik is op 7 mei 2012 een vooronderzoek bij de<br />
gemeente <strong>Terneuzen</strong> uitgevoerd. Onderstaand is per geraadpleegde bron de gevonden informatie<br />
omschreven.<br />
Historie<br />
In bijlage 8 zijn historische kaarten van de periode tussen 1910 en 1997 opgenomen. Uit de historische<br />
kaarten blijkt dat de locatie vanaf 1910 tot 1997 altijd bebouwd is geweest als school. In de omgeving<br />
was vanaf 1910 in zuidoostelijke richting al de Zaamslagsedijk aanwezig. In de periode 1910 ‐ 1997 zijn<br />
hier diverse woningen gebouwd. Het overige gedeelte bestaat uit agrarische percelen.<br />
Archieven<br />
Voor zover bekend hebben er op de onderzoekslocatie geen calamiteiten of overtredingen van<br />
voorschriften in het kader van de Wet milieubeheer en/of Wet bodembescherming en/of andere<br />
milieuregelgeving plaatsgevonden.<br />
Luchtfoto’s<br />
In bijlage 9 is een luchtfoto van de onderzoekslocatie opgenomen.<br />
Bodemonderzoeken<br />
Op de onderzoekslocatie zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd. In de omgeving zijn de volgende<br />
bodemonderzoeken uitgevoerd:<br />
Verkennend bodemonderzoek locatie gelegen aan de <strong>Reuzenhoek</strong> 33 te Zaamslag, Grond‐, gewas‐<br />
en milieulaboratorium Zeeuws‐Vlaanderen B.V., d.d. 7‐9‐1995<br />
Het onderzoek is uitgevoerd ten zuidoosten van onderhavige locatie. Aanleiding tot het onderzoek<br />
is de aanvraag van een bouwvergunning. In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan lood<br />
en PAK aangetoond. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. In het grondwater<br />
is een licht verhoogde concentratie aan lood aangetoond.<br />
Historisch onderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> 20 te Zaamslag, Register, d.d. 11‐12‐2001<br />
Het onderzoek is uitgevoerd ten zuidoosten van onderhavige locatie. Uit het onderzoek blijkt dat er<br />
ter plaatse van de locatie mogelijk sprake is van een bodemverontreiniging. Het betreft de plaats<br />
van de ondergrondse tank, de vulpunt en de aftappomp.<br />
Verkennend bodemonderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> ongenummerd te Zaamslag, Oranjewoud, project nr.<br />
162342‐159, d.d. <strong>24</strong>‐3‐2009.<br />
Het onderzoek is uitgevoerd ten (zuid)oosten van onderhavige onderzoekslocatie. Aanleiding tot<br />
het onderzoek is de verkoop van het terrein. In de bovengrond is in een seperaat grondmonster<br />
met zwak kolengruishoudende bijmengingen een interventiewaarde overschrijding voor PAK<br />
aangetoond (wegberm). In de overige bovengrondmonsters zijn maximaal licht verhoogde gehalten<br />
aangetoond. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. In het grondwater is een<br />
licht verhoogde concentratie aan barium aangetoond.<br />
Tankarchief<br />
De onderzoekslocatie komt niet voor in het tankarchief.<br />
Milieuarchief<br />
Voor de onderzoekslocatie en in de directe omgeving zijn geen milieuvergunningen afgegeven.<br />
Bouwarchief<br />
In tabel 2.1 staan de bouwvergunningen weergegeven die voor de onderzoekslocatie zijn afgegeven.<br />
blad 4 van 10<br />
ow 3.2
Rapport Verkennend bodemonderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> te Zaamslag<br />
Projectnr. <strong>24</strong>6156‐13<br />
juni 2012, revisie 00<br />
Tabel 2.1.: Bouwvergunningen<br />
Locatie<br />
Onderzoekslocatie<br />
Titel Jaartal<br />
<strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> bouwen van een school met berging voor kolen september 1911<br />
verbouwen kolen en houtbergplaats school juni 19<strong>24</strong><br />
verbouwen van het schoolgebouw augustus 1966<br />
vergroten basisschool februari 1987<br />
verbouwen van het schoolgebouw juni 1998<br />
slopen van een gedeelte van het schoolgebouw en fietsenberging juni 1998<br />
Omgeving onderzoekslocatie<br />
<strong>Reuzenhoek</strong> 20 vernieuwen van een gevel mei 1958<br />
bouwen wc en douche november 1967<br />
verbouwen van berging tot garage juli 1970<br />
veranderen van de voorgevel februari 1974<br />
<strong>Reuzenhoek</strong> 21 vernieuwen keuken en berging november 1954<br />
vernieuwen van het kozijn november 1958<br />
veranderen van de voorgevel en dak van garage mei 1968<br />
verbouwen woning juni 1988<br />
wijzigen voorgevel juli 1990<br />
verbouwen woning/garage februari 1998<br />
<strong>Reuzenhoek</strong> 25 bouwen van een landbouwschuur met wagenhuis augustus 1998<br />
verbouwen van een schoenmakerswerkplaats maart 1950<br />
bouwen van een garage april 1986<br />
vergroten van een woning april 1990<br />
Bodemkwaliteitskaart (BKK)<br />
De bovengrond voldoet op basis van de bodemkwaliteitskaarten aan klasse wonen en de ondergrond<br />
voldoet aan de klasse Achtergrondwaarden (Bodemkwaliteitskaart gemeente <strong>Terneuzen</strong>, Marmos<br />
bodemmanagement, 29‐12‐2008).<br />
Functieklassekaart<br />
De onderzoekslocatie heeft de bodemfunctie 'Wonen' (Bodemfunctiekaart gemeente <strong>Terneuzen</strong>,<br />
Marmos Bodemmanagement, 6‐4‐2012).<br />
2.5 Toekomstig gebruik<br />
In de nabije toekomst blijft het bodemgebruik van de onderzoekslocatie ongewijzigd.<br />
2.6 Bodemopbouw en geohydrologie<br />
Gegevens over de regionale geohydrologie en de bodemopbouw zijn in tabel 2.2 weergegeven. De<br />
locatie is gelegen op globaal 0,9 m + NAP.<br />
Tabel 2.2: Regionale bodemopbouw<br />
Globale diepte<br />
(m –mv)<br />
Geohydrologische eenheid Lithostratigrafische eenheid Lithologische samenstelling<br />
0‐11 Deklaag Westland Formatie klei<br />
11‐22 Eerste watervoerend pakket Formatie van Twente fijn tot matig zand,<br />
slibhoudend<br />
> 22 Slecht doorlatende basis Formatie van Rupel fijn tot matig fijn zand<br />
Gegevens over de geohydrologie en de bodemopbouw zijn verkregen uit de Grondwaterkaart van<br />
Nederland TNO/DGV, kaartblad Zeeuws Vlaanderen (GWK 30, november 1982).<br />
Het grondwater in het Eerste watervoerend pakket heeft globaal een zuidwestelijk tot westelijk gerichte<br />
stroming, richting Otheense Kreek.<br />
De locatie is niet in een grondwaterbeschermingsgebied (Omgevingsplan Zeeland 2006‐2012).<br />
blad 5 van 10<br />
ow 3.2
Rapport Verkennend bodemonderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> te Zaamslag<br />
Projectnr. <strong>24</strong>6156‐13<br />
juni 2012, revisie 00<br />
2.7 Conclusie vooronderzoek en hypothese<br />
De verzamelde informatie geeft geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van (voormalige)<br />
bodembedreigende activiteiten op het onderzoeksterrein. Ook wordt niet verwacht dat de activiteiten<br />
op de omliggende percelen de bodemkwaliteit op het onderzoeksterrein negatief hebben beïnvloed.<br />
Op basis van het vooronderzoek is voor de onderzoekslocatie de strategie voor een onverdachte locatie<br />
(ONV) aangehouden.<br />
blad 6 van 10<br />
ow 3.2
Rapport Verkennend bodemonderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> te Zaamslag<br />
Projectnr. <strong>24</strong>6156‐13<br />
juni 2012, revisie 00<br />
3 Verrichte werkzaamheden<br />
3.1 Veldwerkzaamheden<br />
De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op 16 en <strong>24</strong> mei 2012.<br />
Verspreid over de onderzoekslocatie zijn geplaatst:<br />
- 9 boringen tot 0,5 m ‐mv.<br />
- 1 boring tot 1,0 m ‐mv.<br />
- 2 boringen tot grondwaterniveau (max. 2 m ‐mv.)<br />
- 1 peilbuis (filterstelling 2,0‐3,0 m ‐mv.)<br />
Tijdens de terreininspectie binnen het onderzoeksgebied en bij het uitvoeren van de boringen is<br />
aandacht geschonken aan de aanwezigheid van asbestverdachte materialen op het maaiveld of in het<br />
opgeboorde materiaal.<br />
De boorlocaties zijn weergegeven op situatietekening <strong>24</strong>6156‐13‐S‐1.<br />
3.2 Laboratoriumonderzoek<br />
In de volgende tabel is een overzicht gegeven van de uitgevoerde analyses.<br />
Tabel 3.1: (Meng)monster samenstelling en uitgevoerde analyses per monster<br />
(Meng)monster<br />
(traject m ‐mv)<br />
Grond<br />
Boringen Analyses<br />
MM1 (0,0 ‐ 0,5) 001‐3; 009‐1 Standaardpakket bodem incl. lutum + organische stof<br />
MM2 (0,0 ‐ 0,5) 002‐3; 004‐1; 006‐1; 011‐1; 012‐1 Standaardpakket bodem incl. lutum + organische stof<br />
MM3 (0,5 ‐ 1,5)<br />
Grondwater<br />
001‐5; 007‐4; 009‐2; 009‐3; 013‐2 Standaardpakket bodem incl. lutum + organische stof<br />
001‐1‐1 (2,0 ‐ 3,0) Standaardpakket grondwater (nieuw)<br />
1) Standaardpakketten:<br />
- grond: zware metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), polychloorbifenylen (PCB<br />
som 7), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK 10 VROM), minerale olie (GC)<br />
- grondwater: zware metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), vluchtige aromaten,<br />
(benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen, styreen en naftaleen), vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen (17 stuks),<br />
minerale olie (GC)<br />
blad 7 van 10<br />
ow 3.2
Rapport Verkennend bodemonderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> te Zaamslag<br />
Projectnr. <strong>24</strong>6156‐13<br />
juni 2012, revisie 00<br />
4 Onderzoeksresultaten<br />
4.1 Lokale bodemopbouw en veldwaarnemingen<br />
De profielbeschrijvingen van de verrichte boringen met de bijbehorende veldwaarnemingen zijn<br />
opgenomen in bijlage 1.<br />
Uit de profielbeschrijvingen blijkt dat de bodem tot circa 0,5 m ‐mv. over het algemeen uit zwak tot<br />
matig zandige/siltige klei bestaat. Ter plaatse van de boringen 001, 002, 003 en 007 is in de bovengrond<br />
zand aangetroffen. Vervolgens bestaat de bodem tot circa 2,6 m ‐mv. uit siltig, zandige klei. Vanaf 2,6 m<br />
‐mv. tot de maximale boordiepte van 3,0 m ‐mv. is matig fijn zand aangetroffen.<br />
Bij het uitvoeren van het veldonderzoek zijn waarnemingen gedaan die duiden op<br />
bodemverontreiniging. De veldwaarnemingen zijn weergegeven in tabel 4.1.<br />
Tabel 4.1: Veldwaarnemingen<br />
Boring Einddiepte<br />
Veldwaarnemingen<br />
Grondsoort<br />
(m ‐mv.) Diepte (m ‐mv.) Waarneming<br />
001 3,0 0,2 ‐ 0,8 zwak puin klei<br />
007 1,0 0,6 ‐ 0,9 matig puin, resten kolengruis zand<br />
009 2,0 0,3 ‐ 0,6 sporen kolengruis zand<br />
De zuurgraad (pH) en het elektrische‐geleidingsvermogen (EC) zijn niet afwijkend van een natuurlijke<br />
situatie.<br />
4.2 Analyseresultaten<br />
4.2.1 Toetsingskader<br />
4.2.2 Grond<br />
(Meng)monster<br />
(traject m‐mv)<br />
De getoetste analyseresultaten van de onderzochte grond‐ en grondwatermonsters zijn weergegeven in<br />
respectievelijk bijlage 2 en bijlage 3. De analysecertificaten zijn toegevoegd in bijlage 6.<br />
De resultaten zijn getoetst aan de actuele achtergrond‐, streef‐ en interventiewaarden uit de Circulaire<br />
bodemsanering 2009. De achtergrond‐ en interventiewaarden, die voor de grond afhankelijk zijn van het<br />
organisch stof‐ en lutumgehalte, en de streefwaarden zijn opgenomen in bijlage 4. Een toelichting op<br />
het toetsingskader is opgenomen in bijlage 5.<br />
In de tekst zal de term 'licht verhoogd' worden gebruikt bij gehalten hoger dan de achtergrond‐ of<br />
streefwaarden en lager dan de tussenwaarden. De term 'matig verhoogd' wordt gebruikt bij gehalten<br />
hoger dan de tussenwaarden en lager dan de interventiewaarden. De term 'sterk verhoogd' wordt<br />
gebruikt bij gehalten hoger dan de interventiewaarden.<br />
In de volgende tabel zijn de parameters weergegeven, die de betreffende achtergrond‐, tussen‐ of<br />
interventiewaarde overschrijden.<br />
Tabel 4.2: Overschrijdingstabel grond<br />
Deelmonsters Veldwaarneming Analyses<br />
MM1 (0,0 ‐ 0,5) 001‐3; 009‐1 Zwak puin, zwak standaardpakket,<br />
grind<br />
incl H/L<br />
MM2 (0,0 ‐ 0,5) 002‐3; 004‐1; 006‐1; ‐ standaardpakket,<br />
011‐1; 012‐1<br />
incl H/L<br />
Parameters<br />
> achtergrondwaarde =<<br />
tussenwaarde (licht<br />
verontreinigd)<br />
Lood, Pak‐totaal, Zink<br />
> tussenwaarde =<<br />
interventiewaarde<br />
(matig verontreinigd)<br />
‐ ‐<br />
‐ ‐ ‐<br />
> interventiewaarde<br />
(sterk verontreinigd)<br />
blad 8 van 10<br />
ow 3.2
(Meng)monster<br />
(traject m‐mv)<br />
Rapport Verkennend bodemonderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> te Zaamslag<br />
Projectnr. <strong>24</strong>6156‐13<br />
juni 2012, revisie 00<br />
MM3 (0,5 ‐ 1,5) 001‐5; 007‐4; 009‐2;<br />
009‐3; 013‐2<br />
Deelmonsters Veldwaarneming Analyses<br />
‐ standaardpakket,<br />
incl H/L<br />
Parameters<br />
> achtergrondwaarde =< > tussenwaarde =< > interventiewaarde<br />
tussenwaarde (licht interventiewaarde (sterk verontreinigd)<br />
verontreinigd)<br />
(matig verontreinigd)<br />
‐ ‐ ‐<br />
‐ : Geen veldwaarneming / geen van de onderzochte parameters overschrijdt de betreffende toetsingswaarde<br />
4.2.3 Grondwater<br />
In de volgende tabel zijn de parameters weergegeven, die de betreffende streef‐, tussen‐ of<br />
interventiewaarde overschrijden.<br />
Tabel 4.3: Overschrijdingstabel grondwater<br />
Watermonster filterdiepte Parameters<br />
m‐mv > streefwaarde =< tussenwaarde<br />
(licht verontreinigd)<br />
001‐1‐1 2,0 ‐ 3,0 Molybdeen<br />
> tussenwaarde =<<br />
interventiewaarde (matig<br />
verontreinigd)<br />
‐ : Geen van de onderzochte parameters overschrijdt de betreffende toetsingswaarde<br />
> interventiewaarde (sterk<br />
verontreinigd)<br />
blad 9 van 10<br />
ow 3.2
Rapport Verkennend bodemonderzoek <strong>Reuzenhoek</strong> <strong>24</strong> te Zaamslag<br />
Projectnr. <strong>24</strong>6156‐13<br />
juni 2012, revisie 00<br />
5 Conclusies<br />
In het uitgevoerde bodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5740 de milieuhygiënische<br />
bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld.<br />
Grond<br />
In de zwak puinhoudende kleiige bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan lood, PAK en zink<br />
aangetoond. In de zintuiglijk schone kleiige boven‐ en ondergrond zijn geen van de onderzochte<br />
parameters verhoogd aangetroffen. De gemeten gehalten aan onderzochte stoffen zijn allen lager dan<br />
de betreffende achtergrondwaarden en/of de detectiegrenzen.<br />
Grondwater<br />
In het grondwater is een licht verhoogde concentratie aan molybdeen aangetoond. De overige<br />
onderzochte stoffen zijn allen lager dan de betreffende achtergrondwaarden en/of de detectiegrenzen.<br />
Toetsing hypothese<br />
De vooraf opgestelde hypothese ‘onverdachte locatie’ wordt verworpen, vanwege de lichte<br />
verontreiniging in de grond en het grondwater.<br />
De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende<br />
maatregelen, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen‐ en<br />
interventiewaarde. De resultaten vormen geen milieuhygiënische belemmering voor de voorgenomen<br />
aankoop van de locatie.<br />
Voornoemde conclusies zijn gebaseerd op het vooronderzoek, de zintuiglijke waarnemingen en<br />
analyseresultaten van dit onderzoek.<br />
Ingenieursbureau Oranjewoud B.V.<br />
Goes, juni 2012<br />
blad 10 van 10<br />
ow 3.2
Bijlage 1: Profielbeschrijvingen en zintuiglijke waarnemingen
Bijlage 2: Analyseresultaten grondmonsters met<br />
overschrijding normwaarden
Bijlage 3: Analyseresultaten grondwatermonsters met<br />
overschrijding normwaarden
Bijlage 4: Normwaarden grond en grondwater
Bijlage 5: Toelichting op normwaarden grond en grondwater
Toelichting op normwaarden grond en grondwater<br />
Hieronder wordt uitgebreider op de begrippen achtergrond‐, streef‐, tussen‐ en interventiewaarden en hun<br />
betekenis ingegaan.<br />
De achtergrondwaarden (AW2000) zijn landelijk geldende waarden voor een multifunctionele bodemkwaliteit en<br />
geven de bovengrens aan voor wat in de dagelijkse praktijk 'schone grond' wordt genoemd. Deze<br />
achtergrondwaarden (bekend als AW2000) zijn vastgesteld op basis van gehalten zoals deze voorkomen in de<br />
bodem van natuur‐ en landbouwgronden. Dit omdat in dergelijke gronden geen belasting door lokale<br />
verontreinigingsbronnen aanwezig wordt geacht.<br />
De streefwaarde (S) geeft het concentratieniveau in grondwater aan waarboven wèl en waaronder géén sprake is<br />
van een aantoonbare verontreiniging.<br />
De interventiewaarde (I) geeft het concentratieniveau in de grond, waterbodem of grondwater aan waarboven de<br />
functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant en dier heeft, in ernstige mate kunnen zijn verminderd.<br />
In het overheidsbeleid wordt gesproken van een geval van ernstige bodem‐verontreiniging, indien de gemiddelde<br />
concentratie aan één stof de interventiewaarde overschrijdt in tenminste 25 m 3 grond/slib of voor het grondwater<br />
in tenminste 100 m 3 bodemvolume.<br />
Over de hoeveelheid grond/slib of grondwater waarop een eventuele overschrijding van de interventiewaarde zich<br />
voordoet kan in een eerste onderzoek meestal nog geen betrouwbare uitspraak worden gedaan. Daarom kunnen<br />
op basis van de resultaten van dit eerste onderzoek dan ook geen conclusies worden getrokken ten aanzien van het<br />
wel of niet ernstig zijn van het verontreinigingsgeval.<br />
Een geval van ernstige bodemverontreiniging kan zich ook voordoen zonder dat de interventiewaarden worden<br />
overschreden. Als een verontreiniging zich zodanig in een ander milieucompartiment (bijv. het grondwater) of<br />
objecten (bijv. consumptiegewassen) verspreidt dat daar schadelijke effecten kunnen optreden, is er sprake van een<br />
geval van ernstige bodemverontreiniging. Ook als het bij puntbronnen van verontreinigingen (bijv. op grond van<br />
berekeningen) waarschijnlijk is dat zonder maatregelen op korte termijn (binnen maximaal enkele maanden) een<br />
verontreiniging van genoemde 25 of 100 m 3 bodemvolume kan optreden, is er sprake van een geval van ernstige<br />
bodemverontreiniging.<br />
De ernst en spoedeisendheid van het geval wordt vastgesteld in een nader onderzoek. Een nader onderzoek kan<br />
worden uitgevoerd als er een duidelijke indicatie bestaat dat sprake is van een geval van ernstige<br />
bodemverontreiniging. In het overheidsbeleid wordt als criterium voor het uitvoeren van een nader onderzoek,<br />
afhankelijk van de omstandigheden, uitgegaan van een concentratie, voor respectievelijk grond en grondwater, die<br />
ligt boven het gemiddelde van respectievelijk de interventie‐ en achtergrondwaarde (T‐waarde = (AW2000+I)/2)<br />
voor grond en de interventie‐ en streefwaarde (T‐waarde = (S+I)/2) voor grondwater.<br />
De achtergrond‐ en interventiewaarden van de stoffen in de grond zijn om uiteenlopende redenen gedeeltelijk<br />
afhankelijk gesteld van de samenstelling van de grond, nl. het gehalte lutum (bodemdeeltjes < 2 μm) en/of het<br />
gehalte organisch stof (humus). In bijlage 4 zijn deze achtergrond‐ en interventiewaarden berekend aan de hand<br />
van geanalyseerde of geschatte gehalten organisch stof en lutum.<br />
Wanneer het gehalte van een parameter beneden de voorgeschreven rapportagegrens van de AS3000 ligt mag er<br />
voor de betreffende parameter van worden uitgegaan dat wordt voldaan aan de achtergrond‐ of streefwaarde.<br />
Voor somparameters geldt hetzelfde indien alle individuele componenten van die somparameter lager zijn dan de<br />
voorgeschreven rapportagegrens. Indien er voor één of meerdere individuele componenten een gemeten gehalte<br />
(zonder < teken) is of sprake is van verhoogde rapportagegrenzen, dan dient de berekende waarde te worden<br />
getoetst aan de van toepassing zijnde normwaarde. Het verkregen toetsingsresultaat, op basis van een berekende<br />
somwaarde waarin voor één of meer individuele componenten is gerekend met een waarde van 0,7 maal de<br />
rapportagegrens, heeft geen verplichtend karakter. Er kan onderbouwd worden geconcludeerd dat het betreffende<br />
monster niet in die mate is verontreinigd als het toetsingsresultaat aangeeft.<br />
Barium<br />
In de Circulaire bodemsanering 2009 is aangegeven dat de norm voor barium tijdelijk is ingetrokken. Gebleken is<br />
namelijk dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt.<br />
Indien sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een<br />
antropogene bron, kan dit gehalte worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium<br />
van 920 mg/kg d.s. (voor standaardbodem). Analyses op barium dienen wel nog te worden uitgevoerd, maar de<br />
resultaten hoeven dus niet meer getoetst te worden, tenzij een duidelijke antropogene bron aanwezig is.
Bijlage 6: Analysecertificaten
Bijlage 7: Foto's onderzoekslocatie
Fotonummer: 1 Fotonummer: 2<br />
Fotonummer: 3 Fotonummer: 4<br />
Fotonummer: 5 Fotonummer: 6
Bijlage 8: Historische kaarten
Historische kaart 1910‐1912<br />
Historische kaart 1940‐1951
Historische kaart 1959‐1962<br />
Historische kaart 1968‐1972
Historische kaart 1993‐1997
Bijlage 9: Luchtfoto onderzoekslocatie
Bijlage 10: Kwaliteitsaspecten van het onderzoek, de<br />
toegepaste methoden en strategieën en<br />
betrouwbaarheid/garanties
Kwaliteitsaspecten van het onderzoek, de toegepaste methoden en strategieën en<br />
betrouwbaarheid/garanties<br />
Betrouwbaarheid/garanties<br />
Bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van al dan niet<br />
verdachte bodemlagen. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. conform de toepasselijke en van kracht zijnde<br />
regelgeving handelt, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien<br />
van de verontreinigingssituatie af te geven op basis van de resultaten van een bodemonderzoek.<br />
Het vorenstaande betekent dat Oranjewoud op voorhand geen aansprakelijkheid accepteert ten aanzien van<br />
mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Oranjewoud uitgevoerde<br />
bodemonderzoek neemt. In een voorkomend geval adviseren wij u altijd contact op te nemen met uw<br />
aanspreekpunt binnen Oranjewoud.<br />
In dit kader kan ook worden opgemerkt dat de voor het historisch onderzoek geraadpleegde bronnen niet altijd<br />
zonder fouten en volledig zijn. Voor het verkrijgen van historische informatie is Oranjewoud wel afhankelijk van deze<br />
bronnen, waardoor Oranjewoud niet kan instaan voor de juistheid en volledigheid van de verzamelde historische<br />
informatie.<br />
Certificatie/accreditatie<br />
Ingenieursbureau Oranjewoud is gecertificeerd volgens NEN‐ISO 9001. Ons bureau is lid van de Vereniging<br />
Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB).<br />
Het veldwerk is uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 (Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB‐proces‐certificaat voor<br />
veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek). Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. is volgens dit SIKB‐<br />
procescertificaat gecertificeerd en erkend. Eventuele afwijkingen van de beoordelingsrichtlijn zijn in voorliggend<br />
rapport vermeld. In het colofon staan de namen en parafen van de veldmedewerkers die de kritische functies binnen<br />
het veldwerk hebben uitgevoerd.<br />
De naleving van de kwaliteitseisen en ‐procedures wordt periodiek getoetst door interne auditors en externe<br />
auditors, onder toezicht van de Raad voor Accreditatie.<br />
De onderzochte locatie is niet in eigendom van Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. of gerelateerde zusterbedrijven.<br />
De in het bodemonderzoek benodigde analyses van grond en grondwater laat Oranjewoud verrichten door een door<br />
de RvA geaccrediteerd laboratorium. Deze accreditatie garandeert dat bij de analyses consequent de juiste en<br />
vastgelegde procedures worden gehanteerd zodat de analyseresultaten een hoge betrouwbaarheid hebben. Voor de<br />
analyses geldt dat deze conform het Accreditatieschema(AS)3000 zijn uitgevoerd.<br />
Toepassing grond en asbest<br />
Het bodemonderzoek geeft inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het kader van het gebruik<br />
en/of de bestemming van de onderzochte locatie. Indien echter grond van de locatie wordt afgevoerd voor<br />
toepassing elders, volstaan de resultaten van het verrichte bodemonderzoek mogelijk niet. Afhankelijk van de<br />
omvang van de af te voeren partij(en) grond en de eisen die door de acceptant of het bevoegd gezag ter plaatse van<br />
de nieuwe toepassingslocatie worden gesteld (bijvoorbeeld aanwezigheid van een bodemkwaliteitskaart met<br />
bijbehorend bodembeheerplan), dient de grond eventueel nog conform de richtlijnen van het Besluit<br />
bodemkwaliteit te worden onderzocht.<br />
Met nadruk wordt vermeld dat onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem geen onderdeel uitmaakt<br />
van onderzoek dat door Oranjewoud volgens de NEN 5740 is uitgevoerd. Als tijdens het veldwerk in de bodem<br />
asbestverdachte materialen zijn opgemerkt, dan komt dit in de profielbeschrijvingen en de conclusies naar voren.<br />
Specifiek onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem dient volgens de NEN 5707 ‘Inspectie,<br />
monsterneming en analyse van asbest in de bodem’ (NNI, april 2003) te zijn uitgevoerd.
Tekeningen<br />
<strong>24</strong>6156‐13‐O‐1 Overzichtstekening met ligging locatie<br />
<strong>24</strong>6156‐13‐S‐1 Situatietekening met boringen, peilbuizen en fotonamepunten