16.09.2013 Views

Eerste opvang pasgeborene - UZ Gent

Eerste opvang pasgeborene - UZ Gent

Eerste opvang pasgeborene - UZ Gent

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

922<br />

Het klinisch onderzoek (1, 2)<br />

Alhoewel het klinisch onderzoek van een<br />

<strong>pasgeborene</strong> in principe analoog kan verlopen<br />

aan dat van een volwassene, vraagt het over het<br />

algemeen een meer individuele aanpak en de<br />

nodige vindingrijkheid. Als algemene regel geldt<br />

dat de baby best naakt wordt onderzocht en de<br />

onderzoeker bij voorkeur warme handen heeft.<br />

Voor wat betreft de volgorde van onderzoek<br />

is het raadzaam de minst „stresserende” handelingen<br />

het eerst uit te voeren. Observatie van de<br />

baby maakt hiervan een belangrijk deel uit. Er<br />

wordt aandacht besteed aan de algemene vorm<br />

en afmetingen van het hoofd, de hals, de romp<br />

en de extremiteiten, de kleur van de baby, het<br />

ademhalingspatroon, de houding en tonus, de<br />

graad van alertheid, de misvormingen en huidletsels<br />

(impregnatie van de huid met meconium?),<br />

de aanwezigheid van spontane of ritmische<br />

bewegingen. Als de baby rustig is, kunnen<br />

daarna een auscultatie van hart en longen en een<br />

abdominale palpatie gebeuren. Vanaf dan kan<br />

het klinisch onderzoek van craniaal naar caudaal<br />

verlopen, erop lettend dat geen enkel gebied vergeten<br />

wordt.<br />

De schedel wordt zorgvuldig gepalpeerd<br />

(caput succedaneum, cefaal hematoom) en<br />

de haargroei (abnormaal patroon, excessieve<br />

Tijdschr. voor Geneeskunde, 57, nr. 13, 2001<br />

EERSTE OPVANG VAN DE PASGEBORENE:<br />

KLINISCH ONDERZOEK EN BASISPRINCIPES VAN REANIMATIE 1<br />

L. GOOSSENS 2, 3 , K. SMETS 2 , W. DECALUWE 2 , P. VANHAESEBROUCK 2<br />

1 Postgraduaatcursus „De huisarts in de hedendaagse verloskunde”<br />

(organisatie: prof. dr. M. Temmerman, Vrouwenkliniek<br />

U.Z. <strong>Gent</strong>), ingericht door de Vereniging der<br />

Geneesheren, Oud-Studenten der Universiteit te <strong>Gent</strong><br />

(maart-mei 2000).<br />

2 Vakgroep Pediatrie, Dienst Neonatale Intensieve Zorgen,<br />

Universitair Ziekenhuis <strong>Gent</strong>.<br />

3 Correspondentieadres: dr. L. Goossens, Dienst Neonatale<br />

Intensieve Zorgen (1B1), Kliniek voor Kinderziekten<br />

„C. Hooft”, Universitair Ziekenhuis, De Pintelaan 185,<br />

9000 <strong>Gent</strong>.<br />

Samenvatting<br />

Het klinisch onderzoek bij de <strong>pasgeborene</strong><br />

is vooral gericht op een grondige observatie<br />

om aangeboren afwijkingen op te sporen en<br />

om de algehele klinisch-neurologische toestand<br />

te evalueren. Zoals bij de volwassen<br />

patiënt wordt eveneens aandacht besteed aan<br />

ieder orgaanstelsel op zich.<br />

De reanimatie van een pasgeboren baby<br />

steunt vooral op het vrijmaken van de luchtwegen<br />

en het verzekeren van een doeltreffende<br />

ademhaling. Als deze basisstappen<br />

succesvol verlopen, dient zelden of nooit<br />

overgegaan te worden tot hartmassage en/of<br />

medicamenteuze interventie.<br />

In deze bijdrage wordt een kort overzicht<br />

gegeven van de gebruikte medicatie en worden<br />

enkele speciale omstandigheden bij reanimatie<br />

van de <strong>pasgeborene</strong> besproken.<br />

hoeveelheid), de fontanel en de suturen worden<br />

beoordeeld.<br />

De ogen worden het best nagekeken door de<br />

baby rechtop te zetten tegen de hand van de<br />

onderzoeker. Eventueel kan met één hand het<br />

onderste van het bovenste ooglid gescheiden<br />

worden. Aandacht wordt besteed aan de oogstand<br />

(mongoloïd, antimongoloïd), de afstand<br />

tussen de pupillen (hyper-, hypotelorisme), de<br />

kleur van de sclerae, de abnormaliteiten van<br />

ooglid of iris (colobomen) of cornea-opaciteiten.<br />

Op hetzelfde moment kan de pupilreflex beoordeeld<br />

worden.<br />

De stand en vorm van de oren en de eventuele<br />

aanwezigheid van pre-auriculaire aanhangsels<br />

worden nagekeken.


Bij palpatie van de hals wordt op de aanwezigheid<br />

van massa’s gelet en wordt de mobiliteit<br />

beoordeeld. De claviculae worden eveneens<br />

gepalpeerd.<br />

Meestal wordt aan het ademhalingspatroon<br />

van de baby al snel opgemerkt of er sprake is<br />

van (partiële) choanale atresie. Bij twijfel kan<br />

met behulp van een stethoscoop nagegaan worden<br />

of er passage van lucht is of kan men een<br />

katheter opschuiven via de neusgaten.<br />

Lip en palatum worden goed nagekeken wanneer<br />

de baby geeuwt of huilt. Het is bijgevolg<br />

niet altijd nodig om het verhemelte met de vinger<br />

te palperen en zo onnodig een wurgreflex uit te<br />

lokken bij te diepe palpatie om fracturen op te<br />

sporen.<br />

De thorax wordt beoordeeld op zijn vorm,<br />

aanwezigheid van intercostale intrekkingen,<br />

surnumeraire tepels.<br />

Bij de inspectie van het abdomen hoort de<br />

controle van de navelstreng op de aanwezigheid<br />

van twee arteriën en één vene (indien nog zichtbaar),<br />

de evaluatie van de huid errond op tekenen<br />

van infectie en de opsporing van een eventuele<br />

herniatie. Diastasis recti behoort tot de normale<br />

bevindingen.<br />

De rug van de baby wordt eveneens grondig<br />

geïnspecteerd op de aanwezigheid van abnormaal<br />

weefsel, haarplukken, huidafwijkingen,<br />

kuiltjes, vervormingen van de wervelkolom.<br />

Voor wat betreft de genitalia is er bij de<br />

mannelijke baby een fysiologische, niet-obstructieve<br />

fimosis aanwezig. De aanwezigheid van<br />

epi- of hypospadie wordt nagekeken alsook de<br />

lokalisatie van de testes. Dikwijls wordt een<br />

hydrokèle aangetroffen die meestal unilateriaal<br />

is. Bij vrouwelijke baby’s wordt aandacht besteed<br />

aan de grootte van de clitoris. De labia minora<br />

zijn gewoonlijk relatief groot. De eerste levensweek<br />

kunnen er bloederige of muceuze vaginale<br />

secreties opgemerkt worden.<br />

Belangrijk is ook om na te kijken of de anus<br />

open is.<br />

Onder de perifere pulsaties worden de femorale<br />

pulsaties het vaakst gepalpeerd omdat zij<br />

informatie kunnen verschaffen over het al dan<br />

niet voorkomen van een persisterende ductus<br />

arteriosus (heffende pulsaties) of het bestaan<br />

van een coarctatio van de aorta (zwakke tot<br />

afwezige pulsaties).<br />

Bij het onderzoek van de extremiteiten wordt<br />

vooral gelet op de spontane beweeglijkheid en<br />

symmetrie van de ledematen, op structurele<br />

misvormingen zoals klompvoet of polydactylie<br />

en op de vorm van de nagels. Dislocatie van de<br />

heup wordt nagegaan door de manoeuvres van<br />

Barlow en Ortolani.<br />

In eerste instantie heeft er geen uitgebreid<br />

klinisch-neurologisch onderzoek plaats. Ook<br />

hier maakt vooral observatie een belangrijk deel<br />

uit van het onderzoek. Zoals reeds hogerop vermeld,<br />

wordt gelet op de algemene houding, de<br />

alertheid en de tonus (hoofdcontrole, reactie van<br />

Landau) alsook op de symmetrie van de bewegingen.<br />

Meerdere primitieve reflexen kunnen<br />

worden nagegaan waaronder de Mororeflex,<br />

Galanreflex, plantaire en palmaire grijpreflex,<br />

zuigreflex, rootingreflex, glabellareflex en tonische<br />

nekreflex.<br />

Neonatale reanimatie (3-7)<br />

De oorspronkelijke richtlijnen voor neonatale<br />

reanimatie werden in 1979 opgesteld door het<br />

Emergency Cardiac Care Committee van de<br />

American Heart Association. Het eerste tekstboek<br />

voor neonatale reanimatie verscheen in 1990.<br />

Hierin werden de meest recente aanbevelingen<br />

opgenomen van de American Heart Association<br />

en de American Academy of Pediatrics. In 1992<br />

werd het International Liaison Committee on<br />

Resuscitation (ILCOR) opgericht als „verbindingsorgaan”<br />

tussen de verschillende bestaande<br />

organisaties. Hierin zetelen vertegenwoordigers<br />

uit Noord- en Zuid-Amerika, Europa, Australië,<br />

Nieuw-Zeeland en Afrika. Deze ILCOR Pediatrische<br />

Werkgroep werd versterkt door de bijdrage<br />

van het Neonatal Resuscitation Program<br />

(NRP), de New Zealand Resuscitation Council<br />

(NZRC) en de World Health Organization<br />

(WHO). De meest recente richtlijnen voor neonatale<br />

reanimatie werden geformuleerd op de<br />

International Guidelines 2000 Conference on<br />

Cardiopulmonary Resuscitation (CPR) and<br />

Emergency Cardiac Care (ECC) (8).<br />

Inleiding<br />

Vijf à tien procent van alle <strong>pasgeborene</strong>n<br />

heeft nood aan een of andere vorm van reanimatie<br />

bij de geboorte. Door systematische screening<br />

van obstetrische risico’s kan een meerderheid<br />

van deze gevallen voorspeld worden. Voor de<br />

overige, onverwachte situaties blijft snel en<br />

923


doeltreffend handelen levensbelangrijk. Bij iedere<br />

geboorte moet personeel aanwezig zijn dat de<br />

basisprincipes van neonatale reanimatie kent.<br />

Meer specifiek opgeleid personeel moet in geval<br />

van noodsituaties snel oproepbaar zijn of ter<br />

plekke aanwezig zijn indien een verhoogd risico<br />

op neonatale reanimatie verwacht wordt. Het<br />

reanimatiemateriaal moet bij de hand liggen en<br />

in perfecte staat verkeren. Het belang van communicatie<br />

tussen de artsen onderling kan niet<br />

genoeg beklemtoond worden. Dit betekent het<br />

doorgeven van belangrijke informatie zoals<br />

maternale medicatie, gegevens over cardiotocografie<br />

(CTG) en foetale echografie. Indien de<br />

tijd het toelaat, moet de mogelijkheid geboden<br />

worden om de ouders in te lichten over de planning<br />

en met hen overleg te plegen (bv. in geval<br />

van extreme prematuriteit of potentieel letale<br />

misvormingen).<br />

<strong>Eerste</strong> stappen<br />

Het beperken van warmteverlies is een<br />

belangrijke eerste stap. Koudestress veroorzaakt<br />

een verhoogd zuurstofverbruik en belemmert<br />

een doeltreffende reanimatie. Praktisch betekent<br />

dit dat de baby moet worden opgevangen in een<br />

warme, tochtvrije ruimte. Van zodra de baby<br />

geboren is, wordt de huid snel afgedroogd en<br />

het natte linnen verwijderd; de baby wordt onder<br />

een warmtebron geplaatst of op de borst of het<br />

abdomen van de moeder genesteld in het geval<br />

van een probleemloze start.<br />

Recente studies hebben aangetoond dat<br />

selectieve hypothermie bij een <strong>pasgeborene</strong> met<br />

asfyxie kan bijdragen tot het beperken van de<br />

hersenschade. Op het ogenblik is er echter nog<br />

geen eensgezindheid om dit routinematig toe te<br />

passen. Belangrijk om te vermelden is dat hyperthermie<br />

eveneens dient vermeden te worden<br />

omdat deze geassocieerd wordt met ademhalingsdepressie<br />

bij de baby (8).<br />

Het wordt ten zeerste aanbevolen handschoenen<br />

te dragen bij de <strong>opvang</strong> van een <strong>pasgeborene</strong><br />

om ieder risico op infectie bij het personeel<br />

te beperken.<br />

Bij <strong>pasgeborene</strong>n met primaire apneu kan<br />

tactiele stimulatie volstaan om spontane ademhaling<br />

op gang te brengen. Dit gebeurt door de<br />

baby goed af te drogen met een doek, of door<br />

te tikken op de onderkant van de voeten of<br />

zachtjes te wrijven op de rug. Slaan, schudden of<br />

ondersteboven houden van de baby is potentieel<br />

924<br />

gevaarlijk en bijgevolg niet aan te raden. „Gasping”<br />

is een ongunstig teken en vraagt om<br />

actieve interventie. Omdat de ademfrequentie<br />

van een baby zeer variabel is, wordt de frequentie<br />

op zich niet gebruikt als parameter voor het<br />

starten van reanimatie, maar gaat men voor de<br />

algemene beoordeling af op de kleur van de<br />

baby en op het hartritme dat boven de 100 per<br />

minuut moet zijn.<br />

Het hartritme kan beoordeeld worden door<br />

auscultatie, door de pulsaties te voelen aan de<br />

basis van de navelstreng, of door palpatie van de<br />

A. brachialis of de A. femoralis. Palpatie van<br />

de A. carotis wordt niet aanbevolen omdat dit<br />

in de eerste plaats technisch moeilijk is en daarbij<br />

iatrogene obstructie van de luchtweg en/of<br />

vagale stimulatie kan veroorzaken.<br />

Tot slot is ook nog de kleur van een <strong>pasgeborene</strong><br />

van belang. In normale omstandigheden<br />

ziet een baby roze zonder toediening van extra<br />

zuurstof. Cyanose wordt het best waargenomen<br />

door observatie van de centrale lichaamsdelen of<br />

de muceuze membranen. Acrocyanose komt<br />

vaak voor bij de geboorte en wordt als normaal<br />

beschouwd. Het kan ook een teken zijn van koudestress.<br />

Acrocyanose is geen goede indicator<br />

om de oxygenatie te beoordelen.<br />

Reanimatietechnieken<br />

Gezonde, levendige <strong>pasgeborene</strong>n hebben<br />

over het algemeen geen nood aan aspiratie na de<br />

geboorte. Het volstaat ze enkel goed af te drogen<br />

en warm te houden. Bij problemen neemt men<br />

verdere maatregelen. Positioneren, drogen en<br />

aspireren behoren tot de handelingen van stimulatie.<br />

De <strong>pasgeborene</strong> wordt het best op de<br />

rug geplaatst met het hoofd in een neutrale positie<br />

of in lichte extensie naar de onderzoeker<br />

gewend. De baby wordt dan afgedroogd en zo<br />

nodig worden mond en neus (in die volgorde)<br />

geaspireerd (8). Bij thuisbevallingen is dan ook de<br />

aanwezigheid van een mucusextractor onontbeerlijk.<br />

Agressieve mechanische suctie van de<br />

farynx kan larynxspasmen en vagale bradycardie<br />

veroorzaken en stelt het moment van spontane<br />

ademhaling uit. Daarom wordt aangeraden<br />

niet dieper te aspireren dan 5 centimenter,<br />

vanaf de lip gemeten, en niet langer dan 5 seconden.<br />

De negatieve druk waarmee geaspireerd<br />

wordt kan best beperkt worden tot 100 mmHg.<br />

Routinematige suctie van de maag is niet aangewezen<br />

en is zelfs schadelijk.


De luchtweg vrijmaken van meconium (8, 9)<br />

Als algemeen principe geldt dat de mond,<br />

de farynx en de neus moeten worden geaspireerd<br />

zodra het hoofd geboren wordt. Indien het<br />

vruchtwater meconiaal is en de baby bij de<br />

geboorte géén of een onderdrukte spontane<br />

ademhaling vertoont, algemeen slap is of een<br />

hartritme van minder dan 100 per minuut heeft,<br />

wordt aanbevolen om onmiddellijk een laryngoscopie<br />

en intubatie uit te voeren. Hierbij aspireert<br />

men de trachea door rechtstreekse suctie uit te<br />

oefenen op de tube terwijl deze tezelfdertijd verwijderd<br />

wordt; aangestipt kan worden dat 15 à<br />

20% van de baby’s met meconiumaspiratie géén<br />

meconiumbeslag vertonen op de stembanden.<br />

Dit manoeuvre van intubatie en tracheale suctie<br />

wordt meerdere malen herhaald tot er geen<br />

meconium meer kan geaspireerd worden of de<br />

toestand van de patiënt het niet meer toelaat en<br />

verdere reanimatie nodig is. Om praktische redenen<br />

is het bovenstaande niet uitvoerbaar bij thuisbevallingen.<br />

Bij ernstige respiratoire depressie zal<br />

onmiddellijke positievedrukbeademing noodzakelijk<br />

zijn. Door middel van herhaalde aspiratie<br />

met een sonde door de tube kan men alsnog proberen<br />

resterend meconium te verwijderen. Meconium<br />

wordt pas als laatste uit de maag verwijderd<br />

om aspiratie naar de longen te vermijden.<br />

Er zijn aanwijzingen dat tracheale aspiratie bij<br />

een vinnige baby geen effect heeft op de uitkomst<br />

en tevens verwikkelingen kan veroorzaken.<br />

Zuurstoftoediening<br />

Bij cyanose of noodzaak tot positievedrukbeademing<br />

wordt aanbevolen 100%-zuurstof toe<br />

te dienen via een zuurstofmasker of ballon. Een<br />

„self-inflating”-ballon is niet geschikt voor passieve<br />

zuurstoftherapie omdat de zuurstoftoediening<br />

onbetrouwbaar is tenzij men de ballon<br />

samendrukt (8). Als positievedrukbeademing<br />

zich opdringt maar supplementaire zuurstof niet<br />

beschikbaar is, wordt de omgevende lucht<br />

gebruikt. Alhoewel er recentelijk argumenten zijn<br />

om de zuurstofconcentratie tijdens de reanimatie<br />

zo laag mogelijk te houden (10, 11), wordt<br />

dit nog niet routinematig toegepast. In ideale<br />

omstandigheden zou men tijdens een reanimatie<br />

moeten gebruikmaken van een saturatiemeter.<br />

Beademing<br />

Beademing wordt gestart indien de baby na<br />

stimulatie apnoïsch blijft, gasping vertoont, een<br />

hartritme heeft dat lager is dan 100 per minuut<br />

of indien er aanhoudend een centrale cyanose<br />

aanwezig is niettegenstaande toediening van<br />

100%-zuurstof. Voor de eerste ademteugen zijn<br />

hogere inspiratoire drukken en langere inspiratoire<br />

tijden nodig dan voor de volgende. De aanbevolen<br />

beademingsfrequentie bedraagt 40 tot<br />

60 per minuut. Voor een ballon met een inhoud<br />

van minstens 500 ml (maximaal 750 ml voor<br />

neonati) wordt een zuurstofdebiet van 4 à 5 liter<br />

per minuut aanbevolen. Iedere huisarts die thuisbevallingen<br />

begeleidt, zou dan ook moeten<br />

beschikken over een beademingsballon aangepast<br />

aan neonati (type Laerdal ® ), een zuurstofbron en<br />

de nodige kennis om een efficiënte ballonbeademing<br />

toe te passen. Langdurige ballonbeademing<br />

geeft inflatie van de maag met kans op perforatie.<br />

In deze gevallen strekt het plaatsen van een maagsonde<br />

zeker tot aanbeveling. Ook in het geval van<br />

een thuissituatie moet hierbij stilgestaan worden.<br />

Intubatie<br />

Intubatie wordt uitgevoerd indien de ballonbeademing<br />

niet succesvol was of langer dient<br />

voortgezet te worden. Algemeen wordt aanbevolen<br />

een laryngoscoop met recht blad te<br />

gebruiken (nr. 0 voor preterme baby’s, nr. 1 voor<br />

à terme baby’s) en oraal te intuberen. Op de<br />

afdeling alsook bij het transporteren van een<br />

zieke <strong>pasgeborene</strong> verkiezen wij de nasale intubatie<br />

boven de orale omdat een betere fixatie<br />

van de tube mogelijk is met minder kans op<br />

accidentele extubatie. Tijdens de intubatie kan<br />

externe druk op het cricoïd nuttig zijn voor een<br />

betere visualisatie. De goede positionering van<br />

de tube wordt klinisch nagekeken aan de hand<br />

van de thoraxbewegingen, verbetering van kleur,<br />

saturatie en hartritme, alsook door auscultatie.<br />

Alhoewel niet strikt noodzakelijk, is het toch<br />

aan te raden dat een huisarts die dikwijls thuisbevallingen<br />

doet, zich eveneens bekwaamt in<br />

deze techniek.<br />

Hartmassage<br />

Meestal volstaat een doeltreffende ventilatie<br />

om het hartritme te herstellen. Hartmassage<br />

wordt toegepast indien geen hartritme voorkomt<br />

nà het instellen van een doeltreffende ventilatie<br />

of indien het hartritme beneden 60 per minuut<br />

blijft nà een doeltreffende ventilatie met 100%zuurstof<br />

gedurende 30 seconden.<br />

Praktisch wordt hartmassage uitgevoerd ter<br />

hoogte van het onderste derde van het sternum.<br />

Bij voorkeur wordt er een relatieve diepte van<br />

925


de compressie aangeraden tot op een derde van<br />

de anteroposterieure diameter van de thorax in<br />

plaats van een absolute diepte van 2 à 3 centimeter.<br />

De toegelaten technieken van hartmassage<br />

zijn ten eerste de „tweeduimenmethode” waarbij<br />

beide duimen (op of naast elkaar naargelang<br />

de grootte van de baby) onder een rechte<br />

hoek op het sternum worden geplaatst, terwijl<br />

de andere vingers de thorax omcirkelen. Deze<br />

techniek geniet op het ogenblik de voorkeur.<br />

De tweede methode is de „tweevingermethode”<br />

waarbij de wijs- en middenvinger van één hand<br />

gebruikt worden voor de hartmassage, terwijl<br />

de andere hand de rug ondersteunt. De verhouding<br />

van compressies tot ventilaties moet 3<br />

op 1 bedragen, dus 90 compressies en 30 ventilaties,<br />

zodat er per minuut in totaal 120 acties<br />

gebeuren. Iedere 30 seconden wordt het spontane<br />

hartritme geëvalueerd. De hartmassage<br />

wordt gestopt indien het spontane hartritme<br />

meer dan 60 per minuut bedraagt.<br />

Medicatie<br />

1. Epinefrine<br />

Epinefrine wordt theoretisch toegediend bij<br />

asystolie of indien het hartritme onder 60 per<br />

minuut blijft na minimaal 30 seconden doeltreffende<br />

ventilatie en hartmassage. De aanbevolen<br />

dosering intraveneus of endotracheaal<br />

bedraagt 0,01 tot 0,03 mg/kg van een 1/10.000oplossing<br />

(0,1 tot 0,3 ml/kg) en mag om de 3 à<br />

5 minuten herhaald worden. Voor de huisarts<br />

die potentieel kan betrokken raken bij een neonatale<br />

reanimatie, is het dan ook noodzakelijk<br />

dat hij over deze medicatie beschikt.<br />

2. Volume-expanders<br />

Volume-expanders worden overwogen als er<br />

argumenten zijn voor bloedverlies en/of de baby<br />

in shock verkeert, alsook indien er geen reactie<br />

was op de klassieke stappen van reanimatie.<br />

Hiervoor kunnen vers bloed (O-negatief bloed<br />

of bloed uit de navelstreng in geval van nood)<br />

of krystalloïden (zoutoplossing, Ringerlactaat)<br />

gebruikt worden (13). De aanvangsdosering<br />

bedraagt 10 ml/kg en kan naargelang de noodzaak<br />

opgedreven worden.<br />

Het gebruik van albuminebevattende oplossingen<br />

wordt afgeraden om meerdere redenen<br />

waaronder de beperkte beschikbaarheid van de<br />

oplossingen, het risico op infectie en de beschre-<br />

926<br />

ven associatie met toenemende mortaliteit bij<br />

toediening (8).<br />

3. Naloxon<br />

Naloxon kan gebruikt worden indien de<br />

moeder narcotica kreeg minder dan vier uur<br />

vóór de geboorte en de baby onvoldoende<br />

ademhalingsactiviteit vertoont. Toch is ook hier<br />

ondersteunende ventilatie de belangrijkste eerste<br />

maatregel. In geval van chronisch maternaal<br />

druggebruik wordt de toediening van naloxon<br />

afgeraden vanwege de kans op plotse ontwenning<br />

(11).<br />

De aanbevolen dosering bedraagt 0,1 mg/kg<br />

en kan intraveneus, endotracheaal, intramusculair<br />

of subcutaan toegediend worden. De laatste<br />

twee toegangswegen zijn enkel van toepassing<br />

indien er een goede circulatie aanwezig is.<br />

Rekening houdend met het korte halfleven van<br />

naloxon bestaat de kans dat het meerdere malen<br />

moet aangewend worden.<br />

4. Bicarbonaat<br />

Bicarbonaat wordt aanbevolen bij een langdurige<br />

reanimatie als metabole acidose wordt<br />

vermoed of aangetoond is, en als een doeltreffende<br />

ventilatie en circulatie verzekerd worden<br />

(11, 12, 14). De aanbevolen dosering bedraagt<br />

1 tot 2 mEq/kg van een oplossing van 0,5 mEq/ml<br />

en wordt traag intraveneus toegediend.<br />

5. Atropine<br />

Het gebruik van atropine wordt afgeraden<br />

vanwege de mogelijke ongewenste neveneffecten<br />

(11).<br />

Speciale omstandigheden<br />

Congenitale bovensteluchtwegobstructie<br />

Bij iedere baby die roze kleurt bij huilen<br />

maar cyanotisch wordt in rust, moet gezocht<br />

worden naar een mogelijke bovensteluchtwegobstructie<br />

of choanale atresie. Een vrije luchtweg<br />

kan dan bekomen worden door het plaatsen<br />

van een Mayopijpje (in geval van choanale<br />

atresie), door het inbrengen van een endotracheale<br />

tube in de posterieure farynx of door de<br />

baby op de buik te leggen. Het plaatsen van een<br />

Mayopijpje is een eenvoudige ingreep die cruciaal<br />

kan zijn in het verzekeren van een vrije luchtweg.<br />

Bij thuisbevallingen zou het dan ook tot<br />

de standaarduitrusting moeten behoren.


Oesofagale atresie/tracheo-oesofagale fistel<br />

In deze omstandigheden wordt aangeraden<br />

de baby in anti-Trendelenburghouding te leggen<br />

zodat er minder kans bestaat op aspiratie van<br />

maaginhoud naar de longen via de fistel. Er<br />

wordt tevens suctie aangelegd op het proximale,<br />

blindeindigende deel van de oesofagus.<br />

Congenitale hernia diaphragmatica<br />

Indien de diagnose prenataal gesteld werd,<br />

bestaat de <strong>opvang</strong> uit onmiddellijke endotracheale<br />

intubatie en het plaatsen van een maagsonde<br />

onder continue suctie.<br />

Foetale hydrops<br />

Na het verzekeren van een open luchtweg<br />

(intubatie) kan drainage van pleura- en ascitesvocht<br />

bijdragen tot een verbetering van de longexpansie<br />

en oxygenatie. Door deze procedures<br />

kan een belangrijke shift van vocht optreden<br />

naar de extravasculaire ruimte waardoor er<br />

acute nood aan intravasculaire vulling ontstaat.<br />

Etische vraagstelling<br />

Wanneer wordt een reanimatie gestart?<br />

In geval van twijfel (baby’s met aangeboren<br />

afwijkingen, immature baby’s) wordt aanbevolen<br />

om reanimatie in ieder geval te starten. Indien<br />

er voldoende inlichtingen verzameld worden,<br />

de situatie kan worden beoordeeld en bespro-<br />

1. MCINTOSH N. Routine care of the full-term infant. In:<br />

Campbell AG, McIntosh N. Textbook of paediatrics.<br />

Aberdeen/Edinburgh: Churchill Livingstone, 1992: 127-<br />

130.<br />

2. WISWELL TE. Examination of the critically ill neonate.<br />

In: Spitzer AR. Intensive care of the fetus and neonate.<br />

St. Lous: Mosby, 1996: 337-343.<br />

3. KATTWINKEL J, NIERMEYER S, NADKARNI V, et al.<br />

Resuscitation of the newly born infant: an advisory statement<br />

from the Pediatric Working Group of the International<br />

Liaison Committee on Resuscitation. Eur J<br />

Pediatr 1999; 158: 345-358.<br />

4. WIMMER JE Jr. Neonatal resuscitation. Pediatr Rev 1994;<br />

15: 255-265.<br />

5. DORREPAAL CA, GROENENDAAL F. Reanimatie van de<br />

<strong>pasgeborene</strong>. Tijdschr Kindergeneeskd 1998; 66: 2-7.<br />

6. LEUTHNER SR, JANSEN RD, HAGEMAN JR. Cardiopulmonary<br />

resuscitation of the newborn. An update. Pediatr<br />

Clin North Am 1994; 41: 893-907.<br />

7. WOLKOFF LI, DAVIS JM. Delivery room resuscitation of<br />

the newborn. Clin Perinatol 1999; 26: 641-658.<br />

LITERATUUR<br />

ken worden met de familie, bestaat nog de<br />

mogelijkheid om in alle rust en goed gedocumenteerd<br />

een beslissing te nemen.<br />

Wanneer wordt een reanimatie gestopt?<br />

Het lijkt aanvaardbaar om iedere reanimatie<br />

te stoppen indien na 15 minuten geen spontane<br />

circulatie op gang komt. Over dit tijdstip<br />

bestaat heel wat discussie voor wat betreft preterme<br />

baby’s (11).<br />

Besluit<br />

Het klinisch onderzoek bij de <strong>pasgeborene</strong><br />

vraagt van de onderzoeker een rustige en kindvriendelijke<br />

aanpak.<br />

In geval van reanimatie bij de geboorte is<br />

een doeltreffende ventilatie uiterst belangrijk.<br />

Het toedienen van hartmassage en medicatie is<br />

zelden aangewezen. In dit kader is het belangrijk<br />

dat iedere huisarts voor noodgevallen<br />

beschikt over aspiratiemateriaal (type DeLeemucusextractor),<br />

ballon en masker, mondpijpjes<br />

en eventueel zuurstof.<br />

Om voor de hand liggende redenen lijkt het<br />

niet aangewezen om bij preterme geboorten<br />

onder de 37 weken, prenataal vermoeden van<br />

dysmaturiteit of elke gekende perinatale risicosituatie<br />

voor moeder of kind, voor een thuisbevalling<br />

te kiezen.<br />

8. NIERMEYER S, KATTWINKEL J, VAN REEMPTS P, et al.<br />

International Guidelines for Neonatal Resuscitation: An<br />

excerpt from the Guidelines 2000 for Cardiopulmonary<br />

Resuscitation and Emergency Cardiovascular Care:<br />

International Consensus on Science. Contributors and<br />

Reviewers for the Neonatal Resuscitation Guidelines.<br />

Pediatrics 2000; 106: E29.<br />

9. WISWELL TE, FULORIA M. Management of meconiumstained<br />

amniotic fluid. Clin Perinatol 1999; 26: 659-668.<br />

10. SAUGSTAD OD. Resuscitation with room-air or oxygen<br />

supplementation. Clin Perinatol 1998; 25: 741-756.<br />

11. GINSBERG HG, GOLDSMITH JP. Controversies in neonatal<br />

resuscitation. Clin Perinatol 1998; 25: 1-15.<br />

12. BURCHFIELD DJ. Medication use in neonatal resuscitation.<br />

Clin Perinatol 1999; 26: 683-691.<br />

13. ROBERTON NR. Use of albumin in neonatal resuscitation.<br />

Eur J Pediatr 1997; 156: 428-431.<br />

14. HEIN HA. The use of sodium bicarbonate in neonatal<br />

resuscitation: help or harm? Pediatrics 1993; 91: 496-<br />

497.<br />

927

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!