16.09.2013 Views

Afstudeerscriptie leeftijdsbewust personeelsbeleid - Leeftijd op het ...

Afstudeerscriptie leeftijdsbewust personeelsbeleid - Leeftijd op het ...

Afstudeerscriptie leeftijdsbewust personeelsbeleid - Leeftijd op het ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Colofon<br />

Titel: <strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Cliënt: Eaton Electric B.V.<br />

Eur<strong>op</strong>alaan 202<br />

7559 SC HENGELO<br />

P. O. Box 23<br />

7550 AA HENGELO<br />

The Netherlands<br />

T. +31 74 246 9111<br />

F. +31 74 246 4444<br />

Projectleider: A. Wijnhoven (Manager HR)<br />

Email: AgnesWijnhoven@eaton.com<br />

Tel.: +31 742464517<br />

Mob.: +31 653811842<br />

Fax: +31 742464120<br />

Begeleider Eaton: M. Oosterbos (HR specialist)<br />

E-mail: MoniqueOosterbos@eaton.com<br />

Tel.: +31 74 246 3510<br />

Mob.: +31 653 269 695<br />

Fax: +31 74 246 4120<br />

Project team: Carien Haring ook genaamd Brugger<br />

(student Business Administration, Track: HRM)<br />

Universiteit Twente<br />

Adres:<br />

Baalder-esch 77,<br />

7772 JZ Hardenberg, Nederland<br />

Email: carien_h@hotmail.com<br />

Tel.: +31 642740432<br />

Christian van Kan<br />

(student Business Administration, Track: HRM)<br />

Universiteit Twente<br />

Adres:<br />

Belgielaan 16,<br />

7543 ZA Enschede, Nederland<br />

Email: chrisvankan@gmail.com<br />

Tel.: +31 652614799


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Begeleiders Dr. N. Torka (BBT - Human Resource Management)<br />

Universiteit Email: n.torka@utwente.nl<br />

Tel.: +31 534893487<br />

Prof. Dr. J.C. Looise (BBT - Human Resource Management)<br />

Email: j.c.looise@utwente.nl<br />

Tel.: +31 534893508<br />

Plaats: Enschede/Hengelo, Nederland<br />

Datum: september 2006<br />

2


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Voorwoord<br />

Voor u ligt de scriptie met als onderwerp <strong>Leeftijd</strong>sbewust Personeelsbeleid bij Eaton Electric B.V. Dit<br />

rapport is <strong>het</strong> resultaat van ons afstudeeronderzoek ter afsluiting van de <strong>op</strong>leiding Business<br />

Administration, track Human Resource Management, aan de Universiteit Twente. De link met onze<br />

studie en de actualiteit van dit onderwerp heeft ons met enthousiasme doen inzetten voor dit<br />

onderzoek.<br />

Terugkijkend <strong>op</strong> de periode waarin wij aan deze scriptie gewerkt hebben, kunnen wij zeggen dat <strong>het</strong><br />

een uitdaging maar ook een plezier was om hieraan te werken. Het was lang niet altijd even<br />

makkelijk, met name de wetenschappelijke aanpak was voor ons beiden nieuw.<br />

Deze scriptie is natuurlijk niet alleen door onze inspanningen tot stand gekomen, sterker nog, zonder<br />

medewerking van anderen had deze scriptie niet tot een goed einde gebracht kunnen worden. Als<br />

eerste willen wij Dr. Nicole Torka, werkzaam bij de Universiteit Twente te Enschede, bedanken. Zij<br />

kwam met <strong>het</strong> onderwerp voor <strong>het</strong> onderzoek en regelde <strong>het</strong> contact met <strong>het</strong> bedrijf, Eaton Electric<br />

B.V. te Hengelo, waar <strong>het</strong> onderzoek kon plaatsvinden. Nicole Torka heeft zeer goede begeleiding<br />

gegeven en bracht ons weer terug <strong>op</strong> <strong>het</strong> spoor waar we meer dan eens vanaf zijn gedwaald. Ook<br />

willen wij Prof. Dr. J.C. Looise van de Universiteit Twente te Enschede bedanken voor zijn bijdrage<br />

aan deze scriptie.<br />

Ten tweede willen wij Eaton Electric B.V. bedanken. Deze organisatie stelde ons in de gelegenheid <strong>het</strong><br />

onderzoek uit te voeren. Van medewerkers en leidinggevenden kregen wij goede medewerking. Wij<br />

willen dan ook de medewerkers, en in <strong>het</strong> bijzonder de leidinggevenden, van Eaton Electric B.V.<br />

bedanken voor hun behulpzaamheid bij <strong>het</strong> invullen van de enquêtes. In <strong>het</strong> bijzonder willen wij<br />

Monique Oosterbos, HR Specialist, en Agnes Wijnhoven, Manager HR, bedanken. Agnes Wijnhoven<br />

was vooral coördinator en procesbewaker van <strong>het</strong> project. Monique Oosterbos begeleide ons binnen<br />

de organisatie. Zij gaf ons tips en stelde kritische vragen ten aanzien van te ondernemen stappen<br />

binnen de organisatie.<br />

Verder willen wij Marijke Wiedemeijer en Jeroen Ruiter bedanken voor hun bruikbare tips waardoor zij<br />

bijgedragen hebben aan de totstandkoming van onze scriptie.<br />

Bedankt voor alle moeite die en tijd die jullie beschikbaar maakten om van gedachten te wisselen<br />

tijdens <strong>het</strong> hele proces.<br />

Carien Haring ook genaamd Brugger<br />

Christian van Kan,<br />

Enschede, september 2006<br />

3


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Management Samenvatting<br />

Het doel van dit onderzoek, dat binnen Eaton Electric B.V. zal worden gehouden, is om uit te vinden<br />

of <strong>het</strong> nodig is om een personeelbeleid te ontwikkelen dat gericht is <strong>op</strong> verschillende<br />

leeftijdscategorieën. Daarnaast wil Eaton Electric B.V. duidelijk inzicht verkrijgen in de huidige en de<br />

toekomstige leeftijds<strong>op</strong>bouw en uitstroom van medewerkers. Tot slot wil men inzicht verkrijgen in de<br />

mogelijke gevolgen voor de organisatie.<br />

Uit de theorie is gebleken dat de negatieve beelden die over ouderen heersen veelal niet waar zijn.<br />

Relatief weinig ouderen gaan <strong>op</strong> lichamelijk, psychisch en cognitief gebied achteruit en wanneer zij<br />

achteruit gaan weten zij dit vaak te compenseren door middel van hun kennis en ervaring. Middels <strong>het</strong><br />

model van Beer e.a. (1995) worden vier HRM-domeinen uitgelicht <strong>op</strong> hun relatie met leeftijd:<br />

medewerkersinvloed, (in- en door)stroombeleid, arbeidsvoorwaarden en arbeidssysteem. Ten aanzien<br />

van HRM wordt er binnen de theorie specifiek ingegaan <strong>op</strong> <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong>:<br />

“Personeelsbeleid dat er <strong>op</strong> gericht is te voldoen aan de individuele verwachtingen en behoeften van<br />

<strong>het</strong> personeel, rekeninghoudend met de levensfase van de betreffende medewerker.” Dit beleid is<br />

vooral pro-actief van aard, gericht <strong>op</strong> de lange termijn en heeft onder andere als doel de functionele<br />

inzetbaarheid te behouden en verbeteren en een goed evenwicht te vinden tussen belastbaarheid en<br />

belasting.<br />

Uit de analyse van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> van Eaton Electric B.V. is gebleken dat er slechts twee<br />

regelingen specifiek gericht zijn <strong>op</strong> oudere medewerkers; oudere medewerkers hebben een hoger<br />

startsalaris dan jongeren en hebben recht <strong>op</strong> extra vrije dagen. Ten aanzien van de<br />

personeels<strong>op</strong>bouw is gebleken dat onder huidige omstandigheden en zonder aanname van nieuwe<br />

medewerkers binnen 10 jaar 28,9% van de medewerkers uitstroomt in verband met <strong>het</strong> bereiken van<br />

de leeftijd voor vervroegd pensioen. Dit komt mede doordat Eaton Electric B.V. een relatief oud<br />

personeelsbestand heeft; 62,4% van de medewerkers is 41 jaar of ouder, hiervan is 27,3% 51 jaar of<br />

ouder. De laatste jaren zijn er wel veel jongere medewerkers binnen de organisatie ingestroomd maar<br />

deze zijn afzienbare tijd ook weer vertrokken. Eaton Electric B.V. slaagt er onvoldoende in om jongere<br />

medewerkers aan de organisatie te binden. Dit kan mogelijk grote gevolgen hebben voor de<br />

toekomstige personeels<strong>op</strong>bouw omdat <strong>het</strong>, als gevolg van de huidige vergrijzing, dan moeilijker wordt<br />

om geschikte jongere medewerkers te vinden. Daarnaast kan dit ook grote gevolgen hebben voor de<br />

overdracht van kennis en ervaring; deze gaat <strong>op</strong> den duur verloren omdat zij niet overgedragen<br />

wordt.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek is gebleken dat er <strong>op</strong> basis van leeftijd geen verschillen zijn tussen medewerkers<br />

wat betreft directe participatie. Hieronder wordt verstaan <strong>het</strong> ontvangen van informatie, <strong>het</strong> hebben<br />

van inspraak <strong>op</strong> beslissingen in de organisatie en <strong>het</strong> hebben van medezeggenschap. Er is wel naar<br />

voren gekomen dat hoe verder zaken van de medewerker af staan, des te minder belang hecht men<br />

eraan om hierin te participeren.<br />

Ten aanzien van (in- en door)stroombeleid zijn in de onderzoeksresultaten een aantal significante<br />

verschillen te zien. Ouderen willen graag hoger<strong>op</strong> komen maar verwachten niet dat ze hoger<strong>op</strong><br />

komen. Deze discrepantie kan mogelijk twee oorzaken hebben. De eerste mogelijke oorzaak is ‘selffullfilling<br />

pr<strong>op</strong>hecy’. Medewerkers gaan zich gedragen naar de over hen heersende (negatieve)<br />

beelden en ontnemen zichzelf zo de kans <strong>op</strong> een hogere functie. De tweede mogelijke oorzaak is dat<br />

ouderen worden gediscrimineerd door de werkgever en dat zij aan hogere eisen moeten voldoen om<br />

promotie te maken. De oorzaak met betrekking tot verticale mobiliteitskansen ligt dus bij zowel bij de<br />

oudere medewerker als bij de werkgever. Het feit dat ouderen van mening zijn dat zij aan meer<br />

mobiliteitseisen moeten voldoen kan er ook toe bijdragen dat ouderen minder kansen <strong>op</strong> mobiliteit<br />

4


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

ervaren. Zij áchten zichzelf mogelijk minder in staat om aan deze eisen te voldoen dan jongeren. Met<br />

betrekking tot mobiliteitskansen en –eisen kan er geconcludeerd worden dat Eaton Electric B.V. te<br />

weinig gebruik maakt van de kennis en ervaring van ouderen.<br />

De constatering dat ouderen vinden dat ze minder kansen hebben <strong>op</strong> verticale mobiliteit kan verder<br />

een reden zijn dat ouderen niet meer bereid zijn aan hun employability te werken, minder bereid zijn<br />

trainingen en/of <strong>op</strong>leidingen te volgen en minder aandacht schenken aan de informatievoorziening<br />

hierover. Men is waarschijnlijk minder geïnteresseerd in de eigen ontwikkeling omdat men toch niet<br />

verwacht een hogere functie te krijgen. Daarnaast erváren ouderen dat zij minder informatie krijgen<br />

maar zij ontvangen dezelfde informatie als iedereen. Ditzelfde geldt voor <strong>het</strong> weten voor welke<br />

vacatures men in aanmerking zou kunnen komen. Ouderen weten dit minder goed. Aangezien<br />

ouderen van mening zijn dat zij minder kansen hebben, zullen zij zich wellicht ook minder interesseren<br />

voor vacatures binnen de organisatie.<br />

Uit de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat er een aantal significante verschillen zijn<br />

tussen jongeren en ouderen wat betreft de arbeidsvoorwaarden. Arbeidsvoorwaarden heeft<br />

betrekking <strong>op</strong> beoordeling, beloning en arbeidsvoorwaarden. Zo is er gebleken dat ouderen meer<br />

behoefte hebben aan deeltijdwerk dan jongeren. Zij zijn daarnaast minder tevreden over de<br />

mogelijkheden die Eaton Electric B.V. voor deeltijdwerk biedt. Dit zou tot mogelijke onvrede en een<br />

verstarring van de flexibiliteit van ouderen kunnen leiden. Verder is gebleken dat ouderen binnen<br />

Eaton meer tevreden zijn over hun salaris. Een logische verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat<br />

ouderen meer verdienen dan jongeren.<br />

Arbeidssysteem betreft de combinatie van arbeidsinhoud/taken, technologie, vaardigheden en<br />

managementstijl en de manier waar<strong>op</strong> dit uitgevoerd wordt. Het onderzoek binnen Eaton Electric B.V.<br />

laat zien dat ouderen minder waarde hechten aan uitdaging in hun functie dan jongeren. Zij hechten<br />

er geen waarde aan om nog uitdagingen aan te gaan omdat <strong>het</strong> <strong>op</strong>nieuw <strong>op</strong>doen van kennis en<br />

ervaring veel onzekerheid met zich meebrengt; iets waar vooral oudere medewerkers niet <strong>op</strong> zitten te<br />

wachten. Daarnaast is <strong>het</strong> zo dat men de tijd tot <strong>het</strong> (vervroegd) pensioen wil uitzitten en men geen<br />

zin meer heeft om een uitdaging aan te gaan.<br />

Het is niet aan te bevelen dat Eaton Electric B.V. een <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> implementeert.<br />

Dit omdat uit <strong>het</strong> onderzoek is gebleken dat de verschillen tussen medewerkers zich manifesteren <strong>op</strong><br />

diverse demografische variabelen waarvan leeftijd er slechts één is. Daarnaast wekt <strong>het</strong> gebruik van<br />

de term <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> verkeerde verwachtingen bij medewerkers. Zo denkt men al<br />

snel dat ouderen bevoordeeld worden ten <strong>op</strong>zichte van jongeren. Het is aan te bevelen dat Eaton<br />

Electric B.V. een diversiteitsbeleid implementeert. Diversiteitsbeleid gaat namelijk een stap verder dan<br />

zoge<strong>het</strong>en doelgroepenbeleid, iets waartoe <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> behoort. Diversiteitsbeleid<br />

wordt gedefinieerd als “alle activiteiten binnen een organisatie die bijdragen aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>timaal en<br />

duurzaam benutten van de talenten van alle medewerkers, rekening houdend met hun onderlinge<br />

verschillen én overeenkomsten”. Door middel van een diversiteitsbeleid kunnen oudere medewerkers<br />

worden gestimuleerd om langer te blijven werken. Diversiteitsbeleid sluit namelijk beter aan <strong>op</strong> de<br />

individuele behoeften en verwachtingen van medewerkers. Daarnaast voorkomt diversiteitsbeleid<br />

stigmatisering van bepaalde groepen werknemers, bijvoorbeeld ouderen, iets wat bij <strong>leeftijdsbewust</strong><br />

<strong>personeelsbeleid</strong> vaak wel <strong>het</strong> geval is. In <strong>het</strong> kader van diversiteitsbeleid kunnen verder de volgende<br />

aanbevelingen worden gedaan:<br />

1. Verander beeldvorming<br />

2. Leidinggevende als coach<br />

3. Trek jongeren aan<br />

5


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

4. Vervroegd pensioen (deels) afschaffen<br />

5. Stimuleer participatie<br />

6. Arbeidsvoorwaarden <strong>op</strong> maat<br />

7. Salaris naar prestatie<br />

8. Meer mogelijkheden bieden voor deeltijdwerk<br />

9. Voorkom ervaringsconcentratie; bevorder inzetbaarheid<br />

10. Training en <strong>op</strong>leiding <strong>op</strong> maat<br />

6


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Inhouds<strong>op</strong>gave<br />

Colofon.......................................................................................................................... 1<br />

Voorwoord .................................................................................................................... 3<br />

Management Samenvatting .......................................................................................... 4<br />

Inhouds<strong>op</strong>gave ............................................................................................................. 7<br />

1. Introductie .............................................................................................................. 9<br />

1.1 Probleembeschrijving .................................................................................................... 9<br />

1.2 Doel van <strong>het</strong> onderzoek .............................................................................................. 10<br />

1.3 Onderzoeksvraag........................................................................................................ 10<br />

1.4 Onderzoeksbenadering................................................................................................ 11<br />

1.5 Opzet scriptie ............................................................................................................. 11<br />

2. Theoretisch kader: verschillen tussen oudere en jongere medewerkers .............. 12<br />

2.1 Introductie: beelden en feiten over jongere en oudere medewerkers .............................. 12<br />

2.1.1 Fysieke kenmerken ............................................................................................ 12<br />

2.1.2 Cognitieve kenmerken........................................................................................ 13<br />

2.1.3 Psychische kenmerken ....................................................................................... 13<br />

2.1.4 Motivatie en behoeften....................................................................................... 13<br />

2.2 Human Resource Management beleid........................................................................... 14<br />

2.3 <strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> ................................................................................. 15<br />

2.3.1 Medewerkersinvloed ........................................................................................... 16<br />

2.3.2 (In- en door)stroombeleid................................................................................... 17<br />

2.3.3 Arbeidsvoorwaarden........................................................................................... 20<br />

2.3.4 Arbeidssysteem.................................................................................................. 23<br />

2.4 Onderzoeksmodel ....................................................................................................... 24<br />

3. Methodologische verantwoording ......................................................................... 25<br />

3.1 Onderzoek binnen Eaton Electric B.V. ........................................................................... 25<br />

3.2 Omvang onderzoek..................................................................................................... 26<br />

3.3 Te onderzoeken variabelen.......................................................................................... 27<br />

3.4 Gebruik SPSS ............................................................................................................. 28<br />

3.5 Randvoorwaarden....................................................................................................... 28<br />

4. Eaton Electric B.V. ................................................................................................. 29<br />

4.1 Algemene beschrijving Eaton Corporation ..................................................................... 29<br />

4.1.1 Geschiedenis Eaton Electric B.V........................................................................... 29<br />

4.1.2 Organisatie Eaton Electric B.V. ............................................................................ 29<br />

4.1.3 Strategie, filosofie, missie en visie Eaton Electric B.V............................................. 30<br />

4.2 HRM binnen Eaton Electric B.V..................................................................................... 32<br />

4.2.1 HR-afdeling binnen Eaton Electric B.V.................................................................. 32<br />

4.2.2 Strategisch <strong>personeelsbeleid</strong>............................................................................... 32<br />

4.2.3 Instrumenten ten behoeve van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong>............................................. 33<br />

4.2.4 Personeels<strong>op</strong>bouw ............................................................................................. 34<br />

4.3 Medewerkersinvloed ................................................................................................... 37<br />

4.4 (In- en door)stroombeleid ........................................................................................... 38<br />

7


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

4.5 Arbeidsvoorwaarden ................................................................................................... 39<br />

4.6 Arbeidssysteem .......................................................................................................... 41<br />

5. Resultaten ............................................................................................................. 42<br />

5.1 Respons..................................................................................................................... 42<br />

5.2 Demografische variabelen ........................................................................................... 42<br />

5.3 Betrouwbaarheidsanalyse............................................................................................ 43<br />

5.4 Analyse <strong>op</strong> basis van leeftijd........................................................................................ 44<br />

5.4.1 Medewerkersinvloed .......................................................................................... 44<br />

5.4.2 (In- en door)stroombeleid .................................................................................. 46<br />

5.4.3 Arbeidsvoorwaarden .......................................................................................... 52<br />

5.4.4 Arbeidssysteem ................................................................................................. 55<br />

5.5 Analyse <strong>op</strong> basis van andere demografische variabelen.................................................. 57<br />

5.5.1 Geslacht........................................................................................................... 57<br />

5.5.2 Opleidingsniveau .............................................................................................. 59<br />

5.5.3 Aantal dienstjaren............................................................................................. 60<br />

5.5.4 Soort dienstverband.......................................................................................... 62<br />

5.5.5 Afdeling ........................................................................................................... 62<br />

5.5.6 Functie ............................................................................................................ 63<br />

5.6 Overige informatie ...................................................................................................... 68<br />

6. Conclusies en aanbevelingen ................................................................................ 70<br />

6.1 Conclusies.................................................................................................................. 70<br />

6.2 Aanbevelingen............................................................................................................ 73<br />

6.3 Discussie en verder onderzoek..................................................................................... 75<br />

Referenties.................................................................................................................. 77<br />

Overzicht gebruikte figuren en tabellen ..................................................................... 81<br />

Overzicht gebruikte figuren ........................................................................................................ 81<br />

Overzicht gebruikte tabellen ....................................................................................................... 81<br />

Bijlagen ....................................................................................................................... 83<br />

8


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

1. Introductie<br />

In Nederland is de verhouding van <strong>het</strong> aantal ouderen ten <strong>op</strong>zichte van <strong>het</strong> aantal jongeren in de<br />

bevolking aan <strong>het</strong> veranderen. Het aantal ouderen neemt toe terwijl er steeds minder jongeren zijn.<br />

Vrouwen krijgen gemiddeld steeds minder kinderen waardoor <strong>het</strong> aantal jongeren in verhouding tot<br />

<strong>het</strong> aantal ouderen minder wordt. Daarbij komt dat mensen steeds ouder worden. Dit noemt men <strong>het</strong><br />

vergrijzen en ontgroenen van de maatschappij (Becker, 1995; Boerlijst e.a., 1994). Prognoses van <strong>het</strong><br />

CBS voorspellen dat <strong>het</strong> aandeel van ouderen in de maatschappij aanzienlijk zal toenemen. In 2005<br />

waren er 4.253.000 (26%) van de 16.306.000 Nederlanders tussen de 45 en 65 jaar. 10.029.000<br />

(61,5%) mensen zijn tussen de 20 en 65 jaar. Dit percentage zal de komende jaren afnemen. Het<br />

aantal mensen boven de 65 jaar zal in de toekomst stijgen, met in 2037 een hoogtepunt van 23,7%.<br />

Dit is nu 14% (CBS, 2006).<br />

Met de toename van <strong>het</strong> aantal ouderen in de maatschappij zal de gemiddelde leeftijd <strong>op</strong> de<br />

arbeidsmarkt ook stijgen. Er zullen steeds meer ouderen <strong>op</strong> de arbeidsmarkt actief (moeten) blijven.<br />

De gemiddelde deelname van ouderen (50-64 jaar) in de Nederlandse arbeidsmarkt was, vergeleken<br />

met <strong>het</strong> Eur<strong>op</strong>ese gemiddelde, altijd relatief laag. Dit komt grotendeels doordat de overheid jarenlang<br />

<strong>het</strong> uittreden met de regelingen als VUT (Vervroegd Uittreden) en Pré-pensioen heeft gestimuleerd.<br />

Dit had als consequentie dat veel ouderen vaak ruim voor hun 65 e jaar st<strong>op</strong>ten met werken (Nauta<br />

e.a., 2004). De trend van VUT en Pré-pensioen was overigens <strong>op</strong>merkelijk te noemen in <strong>het</strong> kader van<br />

de toenemende levensverwachting en een toename van ouderen in de maatschappij (Wise, 1997). Nu<br />

hervormingen van de WAO en VUT-regelingen door de overheid zijn doorgevoerd, lijkt de achterstand<br />

met Eur<strong>op</strong>ese landen grotendeels ingel<strong>op</strong>en (Brands, 2005). Één van de voornaamste redenen voor<br />

st<strong>op</strong>pen met werken voor de pensioengerechtigde leeftijd was dat <strong>het</strong> werd voorgesteld door de<br />

vakbonden vanuit een sociaal- en arbeidsperspectief. Vervroegd uittreden bood oudere medewerkers<br />

een financieel veiliger, en een sociaal acceptabelere manier om uit dienst te treden in plaats van door<br />

redenen als ontslag vanwege arbeidsongeschiktheid. Positief effect hierbij was <strong>het</strong> creëren van<br />

werkgelegenheid voor jongeren (Henkens, 1998).<br />

Vanwege de verouderende maatschappij en arbeidsmarkt en de daarmee gepaard gaande<br />

ontwikkelingen vindt er een maatschappelijk debat plaats over <strong>het</strong> werken na de leeftijd van 55 jaar<br />

(voorheen de minimum leeftijd voor VUT) of 65 jaar (officiële pensioengerechtigde leeftijd) (Siermann<br />

en Dirven, 2005). Peeters e.a. (2005) melden dat sinds 1999 de Miljoenennota slechts steeds één<br />

punt van beleid hanteert: (oudere) medewerkers moeten langer aan <strong>het</strong> werk blijven. De overheid wil<br />

dit om de vergrijzing beter betaalbaar te maken. Om werkgevers te stimuleren tot beleidsontwikkeling<br />

en -uitvoering gericht <strong>op</strong> de bevordering van arbeidsparticipatie van ouderen voorziet de overheid,<br />

onder een aantal voorwaarden, via <strong>het</strong> Ministerie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aantal<br />

organisaties van subsidies. Zodoende ontvangen organisaties financiële en praktische ondersteuning<br />

in de ontwikkeling van hun beleid. Dit is wat Taylor en Walker (1997) aanbevelen om de kans <strong>op</strong><br />

succes te vergroten. Zij stellen verder dat werkgevers een proactieve houding moeten aannemen en<br />

met toewijding moeten werken aan een goed en uitvoerbaar beleid die gelijke kansen biedt (onder<br />

andere bij sollicitaties) voor oudere medewerkers en hen stimuleert om langer te blijven werken. Tot<br />

nu toe heerst bij werkgevers vaak een negatief beeld over oudere medewerkers. Zo worden ouderen<br />

vaak als inflexibel en duur gezien en worden zij vaak <strong>op</strong> grond van hun leeftijd gediscrimineerd<br />

(Taylor en Walker, 1997).<br />

1.1 Probleembeschrijving<br />

De komende jaren zal blijvend gestimuleerd moeten worden om <strong>het</strong> aantal ouderen <strong>op</strong> de<br />

arbeidsmarkt te vergroten. Een afname van <strong>het</strong> geboortecijfer (dus minder potentiële arbeidskrachten<br />

in de toekomst) en een toename van ouderen zullen anders een grote druk leggen <strong>op</strong> <strong>het</strong> sociale<br />

9


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

zekerheidsstelsel. Op organisatieniveau dreigt dan een personeelstekort omdat ouderen in grote<br />

aantallen met pensioen zullen gaan en er steeds minder jongeren zijn om die lege plaatsen in te<br />

vullen. Men kan in dit verband ook spreken van een toename van de zoge<strong>het</strong>en ‘grijze druk’; de<br />

verhouding gepensioneerden ten <strong>op</strong>zichte van werkenden neemt toe (NVP, 2003). Ook zal veel kennis<br />

en ervaring verloren gaan met <strong>het</strong> vertrek van oudere medewerkers (Nauta e.a., 2004). Dit alles kan<br />

grote gevolgen hebben voor de Nederlandse economie. Daarom zullen meer en oudere medewerkers<br />

actief moeten zijn <strong>op</strong> de arbeidsmarkt (Peeters e.a., 2005) zodat grote personeelstekorten worden<br />

vermeden, kennis langer behouden blijft en men langer de tijd heeft om deze over te dragen <strong>op</strong> de<br />

jongere medewerkers.<br />

1.2 Doel van <strong>het</strong> onderzoek<br />

Het doel van <strong>het</strong> onderzoek, dat binnen Eaton Electric B.V. zal worden gehouden, is om uit te vinden<br />

of <strong>het</strong> nodig is om een personeelbeleid te ontwikkelen dat gericht is <strong>op</strong> verschillende<br />

leeftijdscategorieën. Er moet dus onderzocht worden of er verschillen zijn tussen jongeren en<br />

ouderen. Dit is verwerkt in de onderzoeksvraag welke in de volgende paragraaf wordt uitgewerkt.<br />

In <strong>het</strong> kader van de subsidieaanvraag bij <strong>het</strong> Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft<br />

Eaton Electric B.V. zich aan aantal doelen gesteld. Zo wil Eaton Electric B.V. duidelijk inzicht verkrijgen<br />

in de huidige en <strong>het</strong> toekomstige leeftijds<strong>op</strong>bouw en uitstroom van medewerkers. Daarnaast wil men<br />

inzicht krijgen in de mogelijke gevolgen voor de organisatie. Verder wil de organisatie al haar<br />

personeel de mogelijkheid geven om aan de eisen van de werksituatie te voldoen, nu en in de<br />

toekomst.<br />

1.3 Onderzoeksvraag<br />

De onderzoeksvraag kan als volgt worden geformuleerd:<br />

Zijn er ten aanzien van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> verschillen in houdingen en verwachtingen van Eaton<br />

Electric B.V. medewerkers, gedifferentieerd naar leeftijdscategorieën?<br />

De onderzoeksvraag leidt tot een aantal subvragen, deze worden <strong>op</strong>gesteld <strong>op</strong> basis van de theorie<br />

van Beer e.a. (1984). Beer e.a. omschrijven vier domeinen binnen Human Resource Management:<br />

medewerkersinvloed, (in- en door)stroombeleid, arbeidsvoorwaarden en arbeidssysteem. Deze vier<br />

domeinen vormen de leidraad van deze scriptie. De begrippen van Beer e.a. worden in <strong>het</strong><br />

theoretische hoofdstuk beschreven. Op basis van de theorie van Beer e.a. zijn een viertal subvragen<br />

geformuleerd:<br />

1a) Zijn er ten aanzien van medewerkersinvloed verschillen in houdingen en verwachtingen van<br />

Eaton Electric B.V. medewerkers, gedifferentieerd naar leeftijdscategorieën?<br />

1b) Zijn er ten aanzien van <strong>het</strong> (in- en door)stroombeleid verschillen in houdingen en verwachtingen<br />

van Eaton Electric B.V. medewerkers, gedifferentieerd naar leeftijdscategorieën?<br />

1c) Zijn er ten aanzien van arbeidsvoorwaarden verschillen in houdingen en verwachtingen van<br />

Eaton Electric B.V. medewerkers, gedifferentieerd naar leeftijdscategorieën?<br />

1d) Zijn er ten aanzien van <strong>het</strong> arbeidssysteem verschillen in houdingen en verwachtingen van<br />

Eaton Electric B.V. medewerkers, gedifferentieerd naar leeftijdscategorieën?<br />

Vanuit de behoefte van Eaton Electric B.V. is de volgende aanvullende onderzoeksvraag geformuleerd:<br />

Komt <strong>het</strong> huidige <strong>personeelsbeleid</strong> tegemoet aan de verschillen in houdingen en verwachtingen<br />

van Eaton Electric B.V. medewerkers?<br />

10


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Dit leidt tot de volgende subvragen:<br />

2a) Komt <strong>het</strong> huidige beleid ten aanzien van medewerkersinvloed tegemoet aan de verschillen in<br />

houdingen en verwachtingen van Eaton Electric B.V. medewerkers?<br />

2b) Komt <strong>het</strong> huidige beleid ten aanzien van <strong>het</strong> (in- en door)stroombeleid tegemoet aan de<br />

verschillen in houdingen en verwachtingen van Eaton Electric B.V. medewerkers?<br />

2c) Komt <strong>het</strong> huidige beleid ten aanzien van arbeidsvoorwaarden tegemoet aan de verschillen in<br />

houdingen en verwachtingen van Eaton Electric B.V. medewerkers?<br />

2d) Komt <strong>het</strong> huidige beleid ten aanzien van <strong>het</strong> arbeidssysteem tegemoet aan de verschillen in<br />

houdingen en verwachtingen van Eaton Electric B.V. medewerkers?<br />

1.4 Onderzoeksbenadering<br />

Dit onderzoek vindt plaats bij Eaton Electric B.V. binnen de divisie Hengelo in samenwerking met de<br />

Universiteit Twente te Enschede en wordt gesubsidieerd door <strong>het</strong> Ministerie van Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid. Het onderzoek wordt uitgevoerd door twee studenten van de Universiteit Twente.<br />

Christian van Kan heeft zich gericht <strong>op</strong> de onderwerpen (in- en door)stroombeleid en<br />

arbeidsvoorwaarden. Carien Haring ook genaamd Brugger heeft zich gericht <strong>op</strong> de onderwerpen<br />

arbeidssysteem en medewerkersinvloed. Overigens komt <strong>het</strong> grootste deel van deze scriptie voor<br />

rekening van beide auteurs.<br />

1.5 Opzet scriptie<br />

Om de lezer wegwijs te maken in dit verslag, wordt hieronder uitgelegd wat men in welk hoofdstuk<br />

kan verwachten. Dit vormt een duidelijk beeld van hoe deze scriptie is <strong>op</strong>gezet.<br />

In <strong>het</strong> volgende hoofdstuk van dit verslag (Hoofdstuk 2) wordt <strong>het</strong> theoretisch kader gepresenteerd.<br />

Gebaseerd <strong>op</strong> theorie en eerder onderzoek worden de kenmerken van <strong>het</strong> ouder worden in relatie tot<br />

arbeid beschreven en wordt deze gek<strong>op</strong>peld aan de verschillende terreinen van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong>.<br />

Dit hoofdstuk wordt afgesloten met <strong>het</strong> onderzoeksmodel.<br />

Hoofdstuk drie staat in <strong>het</strong> teken van de methodologie. Hierin wordt aangegeven welke<br />

onderzoeksmethoden er gebruikt gaan worden voor de uitvoer van <strong>het</strong> onderzoek. Er wordt onder<br />

andere beschreven waarom ervoor gekozen is een enquête uit te zetten. Daarnaast wordt er<br />

beschreven welke variabelen er gebruikt zijn en wat de omvang van <strong>het</strong> onderzoek is.<br />

Hoofdstuk vier is een beschrijving van de organisatie Eaton Electric B.V. Hierin wordt <strong>het</strong> ontstaan van<br />

<strong>het</strong> bedrijf beschreven alsmede de missie, visie, strategische doelen en filosofie die men nastreeft. Dit<br />

om een algemeen beeld te geven van de organisatie. Vervolgens zal inzicht worden gegeven in <strong>het</strong><br />

huidige Human Resource Management beleid dat binnen Eaton Electric B.V. wordt gevoerd alsmede<br />

de personeels<strong>op</strong>bouw in deze organisatie.<br />

In <strong>het</strong> vijfde hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten weergegeven. Een aantal hypothesen worden<br />

<strong>op</strong> basis van leeftijd, maar ook <strong>op</strong> basis van andere demografische variabelen getoetst <strong>op</strong><br />

significantie. De resultaten alsmede welke groepen van elkaar verschillen worden in dit hoofdstuk<br />

uitgewerkt.<br />

Het zesde hoofdstuk van deze scriptie staat in <strong>het</strong> teken van de conclusies en aanbevelingen. Als<br />

laatste worden de referenties weergegeven welke in deze scriptie zijn gebruikt, gevolgd door de<br />

bijlagen waarnaar in <strong>het</strong> verslag wordt verwezen.<br />

11


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

2. Theoretisch kader: verschillen tussen oudere en jongere medewerkers<br />

Dit hoofdstuk begint met een uiteenzetting van de beelden en feiten over jongere en oudere<br />

medewerkers zoals die uit de literatuur naar voren komen. Daarna wordt uitgelegd wat<br />

<strong>personeelsbeleid</strong> ofwel Human Resource Management inhoudt. Vervolgens komt <strong>leeftijdsbewust</strong><br />

<strong>personeelsbeleid</strong> aan bod: wat wordt daarmee bedoeld? Ten slotte wordt voor ieder aandachtsgebied<br />

van <strong>personeelsbeleid</strong> (te weten: medewerkersinvloed, (in- en door)stroombeleid, arbeidsvoorwaarden<br />

en arbeidssysteem) gesc<strong>het</strong>st <strong>op</strong> welke manier leeftijd een rol kan spelen. Daarbij is gebaseerd <strong>op</strong><br />

literatuur en (recent) empirisch onderzoek.<br />

2.1 Introductie: beelden en feiten over jongere en oudere medewerkers<br />

Het is zeer lastig om aan de hand van leeftijd grenzen te trekken wie tot welke groep behoort omdat<br />

de individuele verschillen <strong>op</strong> mentaal en lichamelijk gebied zeer groot zijn (Nauta e.a., 2004; Van<br />

Krimpen, 2001; Boerlijst e.a., 1995; Cramer en Van der Kamp, 1990). Peeters e.a. (2004) spreken dan<br />

ook in navolging van Wagemakers en Quispel (in Peeters e.a., 2004:299) over ‘differential aging’.<br />

Volgens Van Schaik-Colijn (1992) vormen ouderen geen homogene groep maar meer een sociale<br />

categorie. Het is daarom beter om te spreken over <strong>het</strong> beeld dat mensen hebben van jongeren en<br />

ouderen, oftewel stereotypering. Negatieve stereotypering kan makkelijk leiden tot <strong>het</strong> uitsluiten van<br />

bepaalde personen <strong>op</strong> de arbeidsmarkt. De beperkingen liggen dan vooral <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied van<br />

lo<strong>op</strong>baanbeleid. Dit geldt voor zowel jongeren als voor ouderen, maar in de praktijk blijken <strong>het</strong> vooral<br />

40-plussers te zijn die hier veel nadeel van ondervinden (Quispel, 2000). Negatieve beeldvorming<br />

beïnvloedt door middel van ‘self-fullfilling pr<strong>op</strong>hecy’ <strong>het</strong> beeld dat mensen van zichzelf hebben.<br />

Mensen gaan zich gedragen naar de beelden die heersen over hen (Nauta e.a., 2004; Blankemeijer,<br />

2005; Quispel, 2000; Schruijer, 1995). Over ouderen zeggen Rothbauw, Dekker en Ester, Kite e.a. (in<br />

Schruijer, 1995:80) <strong>het</strong> volgende:<br />

“Ouderen daarentegen worden beschouwd als ouderwets, passief, inflexibel, ziekelijk, moe,<br />

knorrig, ongelukkig, fysiek onaantrekkelijk, geïsoleerd, eenzaam, afhankelijk, hulpbehoevend,<br />

zwak, maar ook als aardig, ervaren, geduldig, bescheiden, intelligent, gul, betrouwbaar en<br />

goedgemanierd.”<br />

Quispel (2000) voegt daar aan toe: Oudere medewerkers zijn minder productief, hebben een hoger<br />

ziekteverzuim, een kennisachterstand, oudere medewerkers willen zo snel mogelijk st<strong>op</strong>pen en zijn<br />

duurder.<br />

Schruijer (1995:80) noemt naar aanleiding van zijn onderzoek de volgende (stereotype) beelden over<br />

jongeren:<br />

“Jongeren worden onder meer gezien als prestatiegeoriënteerd, intelligent, fysiek aantrekkelijk,<br />

actief, creatief, onafhankelijk, flexibel, ruimdenkend, tolerant, assertief, ongeduldig, onervaren en<br />

egoïstisch”.<br />

Quispel (2000) voegt daar de eigenschappen dynamisch, innovatief en ambitieus aan toe. Na deze<br />

meer algemene verkenning over beelden die ‘men’ over jongeren en ouderen heeft, worden nu meer<br />

specifieke beelden en feiten gepresenteerd.<br />

2.1.1 Fysieke kenmerken<br />

Over ouderen heerst vaak <strong>het</strong> beeld dat zij (deels) lichamelijk beperkt zijn. Van Bezooijen (1995:45)<br />

definieert ‘veroudering’ als volgt:<br />

“Veroudering is de som van veranderingen die in een organisme plaatsvinden tussen<br />

volwassenheid en de dood.”<br />

12


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Uit beschrijving van de verschillende menselijke stelsels en organen door Van Bezooijen (1995: 1992)<br />

blijkt dat ouderen lichamelijk wel wat achteruit gaan maar dat zij onder normale, niet-belastende<br />

omstandigheden nog prima kunnen functioneren. Bij abnormale veroudering wordt de mens vaak wel<br />

geconfronteerd met problemen in <strong>het</strong> functioneren. Echter, volgens de auteur blijkt <strong>het</strong> heersende<br />

beeld over de fysieke condities van ouderen (zwak, minder productief en moe) slechts voor een deel<br />

te kl<strong>op</strong>pen. De fysieke kenmerken van ouderen blijken niet veel te verschillen met die van jongeren.<br />

2.1.2 Cognitieve kenmerken<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek van Jelicic en Houx (in Peeters e.a., 2005) en Schluderman e.a. (in Nauta e.a.,<br />

2004) blijkt dat achteruitgang niet echt zo belemmerend voor <strong>het</strong> functioneren van mensen is als<br />

wordt beweerd. Boerlijst e.a. (1995) beschrijven dat bij de meeste cognitieve functies ernstig verval<br />

niet eerder <strong>op</strong>treedt dan de leeftijd van 65 jaar. Dit betekent dat, ten minste met de huidige<br />

pensioengerechtigde leeftijd, mensen pas na hun pensioengerechtigde leeftijd cognitief bezien<br />

achteruit gaan. Daarnaast blijkt geleidelijke achteruitgang van cognitieve functies prima te<br />

compenseren doordat ouderen met veel kennis van en ervaring in hun vakgebied relatief snel weten<br />

welke informatie wel en niet relevant is (Hoyer in Cremer, 1995). Ook kunnen ouderen door hun<br />

geheugen te trainen de effecten van achteruitgang enigszins verhelpen. Door leerstrategieën als<br />

ezelsbruggetjes te gebruiken kunnen ouderen hun geheugen sterk verbeteren (Baltes en Kiegel in<br />

Cremer, 1995). Als laatste blijkt dat cognitief veeleisende functies juist heel geschikt zijn voor ouderen<br />

omdat dit de cognitieve achteruitgang voorkomt (Nauta e.a., 2004).<br />

Uit onderzoek van Schaie (in Cremer, 1995) blijkt dat <strong>op</strong> oudere leeftijd (60+) vooral bekende,<br />

geautomatiseerde vaardigheden behouden blijven en dat inspannende vaardigheden verminderen.<br />

Cremer (in Peeters e.a., 2005) maakt in navolging van Horn (in Peeters e.a., 2005) een onderscheid<br />

tussen gekristalliseerde en fluïde vermogens en vaardigheden. Fluïde vermogens betreffen de snelheid<br />

van informatieverwerking, analytisch denken en problemen <strong>op</strong>lossen. Met name deze vermogens gaan<br />

achteruit. Gekristalliseerde vermogens zijn de kennis, ervaring en vaardigheden die iemand heeft.<br />

Deze vermogens kunnen juist vooruit gaan: als mensen ouder worden bouwen ze meer kennis en<br />

ervaring <strong>op</strong>. Voor organisaties betekent dit dat ouderen geschikt zijn om als expert en als supervisor<br />

voor de jongeren <strong>op</strong> te treden.<br />

2.1.3 Psychische kenmerken<br />

Over <strong>het</strong> algemeen blijkt dat met <strong>het</strong> ouder worden de psychische gezondheid toeneemt. Nauta e.a.<br />

(2005) betrekken hierbij de cijfers van <strong>het</strong> CBS welke aantonen dat 19 procent van de jongeren tot 25<br />

jaar last heeft van psychische klachten terwijl slechts 10 procent van de mensen tussen 65 en 74 jaar<br />

hier last van heeft. Uit een onderzoek van Meuleman (in Nauta, 2005) blijkt dat jongeren meer<br />

emotioneel uitgeput zijn en meer last hebben van psychosomatische (lichamelijke en geestelijke)<br />

klachten dan ouderen (boven 40 jaar). Hieruit kan geconcludeerd worden dat ouderen minder kans<br />

hebben <strong>op</strong> langdurig ziekteverzuim of om in de WAO te belanden als gevolg van psychosomatische<br />

klachten dan jongeren.<br />

2.1.4 Motivatie en behoeften<br />

Van Krimpen (2001) spreekt over motivatie voortkomend uit behoeften van mensen. Hij verdeelt de<br />

verschillende behoefteniveaus uit de behoeften hiërarchie van Maslow over leeftijdsontwikkeling om<br />

hier vervolgens een patroon mee te beschrijven. Van Krimpen geeft daarbij aan dat generalisaties<br />

over deze leeftijdsgroepen niet echt hard zijn te maken maar dat elke leeftijdsgroep toch extra<br />

specifieke eigen aandacht vraagt. Het patroon ziet er als volgt uit:<br />

13


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

<strong>Leeftijd</strong>scategorie<br />

Tot 25 jaar 26 – 35 jaar 36 – 45 jaar 46 jaar en ouder<br />

Behoefteniveau<br />

1 e : fysiologische<br />

X<br />

X<br />

2 e : veiligheid X<br />

3 e : sociaal X<br />

4 e : erkenning X X<br />

5 e : zelfontplooiing X X<br />

Figuur 1.1. Naar: Krimpen, H. Van (2001), Werk moet wel verschrikkelijk zijn… p. 78<br />

Na deze beschrijving van de feiten over jongere en oudere medewerkers kan worden geconcludeerd<br />

dat de beelden die genoemd zijn in paragraaf 2.1 niet per definitie <strong>op</strong>gaan. Gezien de geformuleerde<br />

onderzoeksvraag zal vanaf nu worden gericht <strong>op</strong> de relatie tussen de leeftijd van medewerkers en <strong>het</strong><br />

<strong>personeelsbeleid</strong>. Personeelsbeleid wordt ook wel Human Resource Management (HRM) genoemd.<br />

2.2 Human Resource Management beleid<br />

Een veelgebruikte HRM-benadering is die van Beer, Spector, Lawrence, Mills en Walton, ook wel de<br />

systeembenadering van de Harvard Business School genaamd. Beer e.a. (1984) omschrijven HRM als<br />

alle managementactiviteiten en beslissingen welke invloed hebben <strong>op</strong> de aard van de relatie tussen de<br />

organisatie en haar medewerkers. HRM neigt meer reactief dan pro-actief te zijn in <strong>het</strong> modelleren<br />

van de lange-termijn relatie tussen de organisatie en haar medewerkers. Dit kan alleen verbeteren<br />

indien HRM wordt gezien als meer dan de verantwoordelijkheid van een specifieke afdeling. Het HRMbeleid<br />

wordt beïnvloed door zowel situationele factoren alsook door interesses van belanghebbenden.<br />

Met situationele factoren worden wetten, sociale waarden, arbeidsmarktcondities, vakbonden,<br />

arbeidskrachtkarakteristieken, organisatiestrategieën, management filosofie(en) en taaktechnologie<br />

bedoeld welke bestaan binnen of in de omgeving van de organisatie. De belanghebbenden zijn onder<br />

meer aandeelhouders, management, medewerkers, vakbonden, maatschappij en overheid.<br />

De organisatie dient bij <strong>het</strong> bepalen van <strong>het</strong> HRM-beleid rekening te houden met al deze<br />

belanghebbenden. Gebeurt dit niet dan zal zij <strong>op</strong> lange termijn niet weten te voldoen aan de<br />

verwachtingen en behoeften van deze belanghebbenden. Keuzes die men maakt voor <strong>het</strong> HRM-beleid<br />

zijn direct van invloed <strong>op</strong> de HR-uitkomsten, indirect ook <strong>op</strong> de lange-termijn consequenties voor<br />

zowel organisatie als individu, welke weer van invloed kunnen zijn <strong>op</strong> de interesses van<br />

belanghebbenden en de situationele factoren. Beer e.a. (1984) benadrukken twee kenmerken welke<br />

van toepassing zijn <strong>op</strong> HRM. De eerste is dat managers meer verantwoordelijkheid accepteren voor<br />

<strong>het</strong> <strong>op</strong> elkaar laten aansluiten van competitieve strategie, <strong>personeelsbeleid</strong> en ander beleid wat<br />

invloed heeft <strong>op</strong> personen. Ten tweede, de afdeling HRM heeft de missie om beleid te creëren dat<br />

bepaalt hoe personeelsactiviteiten ontwikkeld én geïmplementeerd worden <strong>op</strong> een manier dat ze<br />

elkaar versterken. Met andere woorden: HRM ontwikkelt beleid dat vervolgens door de managers<br />

wordt uitgevoerd, ook wel integraal <strong>personeelsbeleid</strong> genoemd.<br />

Het hedendaagse HRM-beleid staat bloot aan verschillende invloeden welke een breder,<br />

veelomvattender en strategischer perspectief vereisen met betrekking tot Human Resources. Beer e.a.<br />

(1984) noemen de volgende invloeden: toenemende internationale competitie, toenemende<br />

complexiteit en omvang van organisaties, langzamere groei van markten, toenemende<br />

overheidsbemoeienis met betrekking tot HRM, toenemende educatie van arbeidskrachten,<br />

veranderende normen en waarden, meer betrokkenheid bij arbeidsleven en levensbehoeften en<br />

veranderingen in demografie. Verder is vooral de manier (verwachtingen scheppen, feedback geven,<br />

vertrouwen creëren en <strong>het</strong> delegeren van verantwoordelijkheden) waar<strong>op</strong> supervisors en<br />

14


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

leidinggevenden omgaan met hun ondergeschikten van erg groot belang voor de relatie tussen<br />

werkgever en medewerker.<br />

Beer e.a. stellen dat <strong>het</strong> HRM-beleid van organisaties kan worden ondergebracht in vier domeinen. Elk<br />

van deze vier gebieden bakent een deel van <strong>het</strong> totale HRM-beleid af. Deze vier domeinen zijn:<br />

Employee Influence, Human Resource Flow, Reward Systems en Work Systems. In deze scriptie wordt<br />

uitsluitend de Nederlandse vertaling van de begrippen gebruikt: medewerkersinvloed, (in- en<br />

door)stroombeleid, arbeidsvoorwaarden en arbeidssysteem. Een specifieke vorm van HRM-beleid<br />

welke gerelateerd is aan leeftijd is <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong>. Hieronder zal nu worden<br />

beschreven wat dit inhoudt.<br />

2.3 <strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong><br />

In de lo<strong>op</strong> der jaren is er <strong>op</strong> diverse manieren getracht rekening te houden met leeftijdsverschillen <strong>op</strong><br />

de arbeidsmarkt in Nederland. Dit uitte zich met name in specifiek beleid gericht <strong>op</strong> ouderen.<br />

Ouderenbeleid (ook wel seniorenbeleid) richtte zich voornamelijk <strong>op</strong> <strong>het</strong> minder belasten van ouderen<br />

door middel van meer vrije uren, taakverlichting en <strong>het</strong> verkrijgen van vrijstelling voor overwerk en<br />

ploegendiensten (Quispel, 2000). Thijssen (1997) spreekt in dit verband ook wel van ‘ouderenbeleid<br />

oude stijl’. Hij beschrijft dat <strong>het</strong> ouderenbeleid oude stijl, dus <strong>het</strong> geheel van plannen en maatregelen<br />

welke gericht is <strong>op</strong> veroudering, is gebaseerd <strong>op</strong> duidelijke leeftijdsgrenzen. Uitgangspunt hierbij is<br />

dat ouderen minder belastbaar zijn dan jongeren.<br />

Vanwege grote werkloosheid gedurende de jaren ‘80 ging men meer gebruik maken van VUTregelingen.<br />

Dit had een tweeledig doel: enerzijds bood <strong>het</strong> ouderen een financieel veiliger en een<br />

sociaal acceptabelere manier om uit dienst te treden in plaats van door redenen als ontslag vanwege<br />

arbeidsongeschiktheid of gedwongen ontslag. Anderzijds had <strong>het</strong> een positief effect <strong>op</strong> <strong>het</strong> creëren<br />

van werkgelegenheid voor jongeren (Henkens, 1998). Vooral gedurende de jaren negentig van de<br />

vorige eeuw heeft <strong>het</strong> onderwerp <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> zeer veel aandacht gekregen in de<br />

vakliteratuur en <strong>op</strong> seminars (Blankemeijer, 2005). Sindsdien zijn er steeds meer organisaties die zich<br />

met enige vorm van <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> bezighouden. Thijssen (1997) spreekt over<br />

‘ouderenbeleid nieuwe stijl’ welke uitgaat van grote verschillen tussen individuen, en de verschillen in<br />

veroudering van deze individuen. Het beleid is gericht <strong>op</strong> <strong>op</strong>leiding, ontwikkeling en lifetime<br />

employability van alle groepen medewerkers zodat ook preventief vastlo<strong>op</strong>problemen kunnen worden<br />

voorkomen bij jongere medewerkers. Om die reden is <strong>het</strong> ouderenbeleid nieuwe stijl ook wel<br />

‘<strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong>’ of ‘lo<strong>op</strong>baangericht <strong>personeelsbeleid</strong>’ genoemd. Centraal binnen<br />

<strong>leeftijdsbewust</strong> beleid staat dat elke leeftijdsfase verschillende mogelijkheden dient te bieden tot<br />

verdere ontwikkeling en ontplooiing van de medewerker (Kerkhoff, 1993).<br />

De definitie van <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> in dit onderzoek luidt als volgt:<br />

“Personeelsbeleid dat er <strong>op</strong> gericht is te voldoen aan de individuele verwachtingen en behoeften<br />

van <strong>het</strong> personeel, rekeninghoudend met de levensfase van de betreffende medewerker.”<br />

Er zijn een viertal strategieën welke onderscheiden kunnen worden binnen <strong>leeftijdsbewust</strong><br />

<strong>personeelsbeleid</strong> (Thijssen, 1997). Dit zijn de ‘ontwikkelingsstrategie’, ‘blokkeringsstrategie’,<br />

‘verzorgingsstrategie’ en de ‘verversingsstrategie’. De ontwikkelingsstrategie is vooral gericht <strong>op</strong> lange<br />

termijn begeleidingsmaatregelen welke er van uitgaat dat inzetbaarheid moet worden geleerd.<br />

Blokkeringsstrategie is een korte termijn strategie waarbij medewerkers worden gedwongen tot<br />

flexibilisering door bijvoorbeeld uitdiensttreding minder aantrekkelijk te maken. Wanneer er een<br />

verzorgingsstrategie gevoerd wordt streeft men ernaar om oudere medewerkers met zo veel mogelijk<br />

psychische en medische <strong>op</strong>vang, én verminderde werkbelasting te begeleiden bij een geleidelijke<br />

uitstroomprocedure. Hier tegenover staat de verversingsstrategie. Uitgangspunt hierbij is dat <strong>het</strong> voor<br />

15


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

werkgever en medewerker beter is om snelle ingrijpende maatregelen, bijvoorbeeld door oudere<br />

medewerkers te vervangen door jongere van buitenaf.<br />

Thunnissen, Thijssen en De Lange (2000) noemen vijf hoofddoelen met betrekking tot <strong>leeftijdsbewust</strong><br />

<strong>personeelsbeleid</strong>:<br />

Behoud en verbetering van arbeidstevredenheid;<br />

Behoud en verbetering van functionele inzetbaarheid;<br />

Goed evenwicht tussen belastbaarheid en belasting;<br />

Gedifferentieerde financiële regelingen;<br />

Deskundig management.<br />

Om deze hoofddoelen te bereiken worden veelal bestaande personeelsinstrumenten gebruikt, echter<br />

met een andere manier van toepassing. Zo zal er meer sprake zijn van maatwerk, regelingen en<br />

instrumenten die zijn aangepast aan de betreffende levensfase waarin de medewerker zich bevindt.<br />

Dit omdat de levensfase waarin men zich bevindt bepaalde eisen stelt aan de persoon.<br />

<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> is tot slot vooral pro-actief van aard en gericht <strong>op</strong> de lange termijn<br />

(NVP, 2003):<br />

Een evenwichtige <strong>op</strong>bouw van <strong>het</strong> personeelsbestand;<br />

Aandacht en waardering voor ieders inbreng;<br />

Optimale match tussen taken en personen. Taakverdeling <strong>op</strong> basis van competentie-, leer- en<br />

leefbehoeften;<br />

Personeelsbeleid en arbeidsvoorwaarden die aansluiten <strong>op</strong> in <strong>het</strong> vorige punt benoemde<br />

behoeften. Dit heeft verdere individualisering tot gevolg.<br />

Nu duidelijk is wat wordt verstaan onder <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> wordt verder ingegaan <strong>op</strong><br />

de vier domeinen van Beer e.a. (1984): medewerkersinvloed, (in- en door)stroombeleid,<br />

arbeidsvoorwaarden en arbeidssysteem. Hierin wordt per domein besproken wat de relatie is met<br />

leeftijd.<br />

2.3.1 Medewerkersinvloed<br />

Centraal bij medewerkersinvloed staat de vraag hoeveel verantwoordelijkheid, autoriteit en macht de<br />

organisatie vrijwillig wil delegeren en aan wie. De taak voor <strong>het</strong> management hierbij is <strong>het</strong><br />

ontwikkelen en implementeren van beleid ten aanzien van verschillende zaken zoals<br />

organisatiedoelstellingen, salaris, arbeidsomstandigheden, carrièreperspectief, baanzekerheid of de<br />

taakinhoud zelf. Hierbij dient <strong>het</strong> management rekening te houden met de verschillende<br />

belanghebbenden, te weten: aandeelhouders, vakbonden, medewerkers(groepen), overheid en de<br />

maatschappij. Medewerkers hebben verschillende belangen in organisaties welke deels belangen zijn<br />

van economische aard. Daarnaast zijn er ook psychologische en politieke belangen die meespelen. Het<br />

gevoerde beleid binnen <strong>het</strong> gebied medewerkersinvloed vormt de steunpilaar voor <strong>het</strong> ontwikkelen<br />

van beleid <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied van (in- en door)stroom, de arbeidsvoorwaarden en <strong>het</strong> arbeidssysteem<br />

(Beer e.a., 1984). Anders gezegd: ‘succesvol’ HRM-beleid moet rekening houden met de houdingen en<br />

verwachtingen van medewerkers <strong>op</strong> deze terreinen.<br />

Medewerkersinvloed betreft kort gezegd de invloed die medewerkers hebben <strong>op</strong> beslissingen in de<br />

organisatie. Hier wordt dus gesproken over directe participatie van medewerkers. In dit onderzoek zal<br />

worden ingegaan <strong>op</strong> directe participatie omdat er tot <strong>op</strong> heden informatie ontbreekt over<br />

leeftijdsverschillen in houdingen en verwachtingen ten aanzien van dit onderwerp. Dit onderzoek zal<br />

zich beperken tot de volgende onderwerpen: <strong>het</strong> ontvangen van informatie, <strong>het</strong> hebben van inspraak<br />

<strong>op</strong> beslissingen in de organisatie, en <strong>het</strong> hebben van medezeggenschap. Daarbij wordt een<br />

16


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

onderscheid gemaakt tussen directe participatie ten aanzien van zaken die te maken hebben met de<br />

taken, de afdeling en de organisatie als geheel. Dat dit onderscheid belangrijk is blijkt uit <strong>het</strong><br />

onderzoek van Co<strong>op</strong>ey (1995). Hij veronderstelt dat vooral <strong>het</strong> niet betrekken van werknemers bij<br />

onderwerpen die direct met hun werk te maken hebben, funest is voor betrokkenheid. In paragraaf<br />

2.1 zijn een aantal beweringen en bevindingen gepresenteerd die wellicht bij de formulering van<br />

aannames ten aanzien van mogelijke verschillen tussen oudere en jongere medewerkers kunnen<br />

dienen. Dit zijn de volgende: Rothbauw en collega’s (1995) sc<strong>het</strong>sen een beeld van ouderen als zijnde<br />

‘ervaren’ en Cremer (2005) concludeert dat mensen met toenemende leeftijd meer ervaring en kennis<br />

<strong>op</strong>bouwen. Zo bezien kan dan ook gesteld worden dat ouderen meer mede te delen hebben dan<br />

jongeren en daarmee waarschijnlijk ook meer gehoord willen worden. Dit lijkt ook voor afdelings- en<br />

functieoverstijgende foci van participatie te gelden. Zo laat onderzoek zien dat de gemiddelde leeftijd<br />

van de vakbondsvrijwilliger toeneemt en gemiddeld 52,2 jaar is en de gemiddelde leeftijd van <strong>het</strong><br />

middenkader (Ondernemingsraad- en Personeelsvertegenwoordigingleden) is 48,4 jaar (FNV Bouw,<br />

2006). Omdat empirisch onderzoek over dit deelaspect van HRM in relatie tot leeftijd ontbreekt,<br />

worden <strong>op</strong> grond van deze bevindingen de volgende hypothesen geformuleerd:<br />

Hypothese 1: Oudere medewerkers vinden directe participatie ten aanzien van taken belangrijker<br />

dan jongeren.<br />

Hypothese 1a: Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> ontvangen van informatie ten aanzien van taken<br />

belangrijker dan jongeren.<br />

Hypothese 1b: Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van inspraak ten aanzien van taken<br />

belangrijker dan jongeren.<br />

Hypothese 1c: Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van medezeggenschap ten aanzien van<br />

taken belangrijker dan jongere.<br />

Hypothese 2: Oudere medewerkers vinden directe participatie ten aanzien van afdelingszaken<br />

belangrijker dan jongeren.<br />

Hypothese 2a: Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> ontvangen van informatie ten aanzien van<br />

afdelingszaken belangrijker dan jongeren.<br />

Hypothese 2b: Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van inspraak ten aanzien van afdelingszaken<br />

belangrijker dan jongeren.<br />

Hypothese 2c: Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van medezeggenschap ten aanzien van<br />

afdelingszaken belangrijker dan jongere.<br />

Hypothese 3: Oudere medewerkers vinden directe participatie ten aanzien van organisatiezaken<br />

belangrijker dan jongeren.<br />

Hypothese 3a: Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> ontvangen van informatie ten aanzien van<br />

organisatiezaken belangrijker dan jongeren.<br />

Hypothese 3b: Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van inspraak ten aanzien van<br />

organisatiezaken belangrijker dan jongeren.<br />

Hypothese 3c: Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van medezeggenschap ten aanzien van<br />

organisatiezaken belangrijker dan jongere.<br />

2.3.2 (In- en door)stroombeleid<br />

Dit domein van <strong>het</strong> HRM-beleid concentreert zich <strong>op</strong> de verantwoordelijkheid van managers in een<br />

organisatie voor <strong>het</strong> managen van de in-, door-, en uitstroom van medewerkers <strong>op</strong> alle niveaus.<br />

Traditionele personeelsinstrumenten als recruitment, interne werving, beloning en outplacement<br />

vallen onder dit domein (Beer e.a., 1984). Van groot belang hierbij is dat men de stroming van <strong>het</strong><br />

personeel afstemt <strong>op</strong> de strategische lange termijn vereisten van de organisatie wat betreft <strong>het</strong> juiste<br />

aantal medewerkers en de juiste mix van de benodigde competenties. Beslissingen over selectie,<br />

17


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

promotie en uitstroom moeten tevens voldoen aan de behoeften van de medewerkers aangaande<br />

werkzekerheid, carrièremogelijkheden, vooruitgang in <strong>het</strong> werk en eerlijke behandeling. Daarnaast<br />

moet <strong>het</strong> voldoen aan de eisen die hieraan vanuit de maatschappij worden gesteld. Beslissingen <strong>op</strong><br />

gebied van selectie, promotie en uitstroom worden beïnvloed door verschillende factoren waaronder<br />

de winstdoelstellingen, groei van de organisatie en <strong>het</strong> dividendbeleid. Effectief (in- en<br />

door)stroombeleid beleid betekent een continu proces van (strategische) afstemming van individuele<br />

carrièrebehoeften en organisatiebehoeften. Individuele carrièrebehoeften worden vaak gek<strong>op</strong>peld aan<br />

de lo<strong>op</strong>baanfase waarin men zich bevindt.<br />

Het onderzoek richt zich uitsluitend <strong>op</strong> medewerkers in dienst van een organisatie en dus niet <strong>op</strong><br />

instromende en/of uitstromende medewerkers. Daarom wordt uitsluitend gefocust <strong>op</strong><br />

doorstroombeleid. Bovendien richt verreweg <strong>het</strong> meeste onderzoek naar <strong>leeftijdsbewust</strong><br />

<strong>personeelsbeleid</strong> zich <strong>op</strong> dit deelaspect dat ook wel ‘inzetbaarheids-‘ of ‘employability’-beleid wordt<br />

genoemd. Nauta e.a. (2005) definiëren inzetbaarheid als ‘de mate waarin medewerkers hun huidige<br />

en andere functies goed kunnen vervullen’.<br />

Doorstroom<br />

HRM kan een belangrijke rol spelen als <strong>het</strong> gaat om de doorstroommogelijkheden van <strong>het</strong> personeel.<br />

Men kan er voor zorgen dat medewerkers zowel verticaal als horizontaal mobiel zijn en blijven. Onder<br />

verticale mobiliteit wordt verstaan: <strong>het</strong> doorstromen naar een functie hoger in de organisatie, een<br />

inhoudelijk moeilijkere functie al dan niet met meer verantwoordelijkheid. Onder horizontale mobiliteit<br />

wordt <strong>het</strong> doorstromen naar een andere functie <strong>op</strong> gelijk niveau verstaan. Veel<br />

doorstroombeslissingen worden genomen <strong>op</strong> basis van (competentie)beoordelingen door de<br />

werkgever. Uit onderzoek is gebleken dat werkgevers niet discrimineren <strong>op</strong> basis van objectief te<br />

beoordelen competenties (Smith en Webber, 2005). Objectieve promotiebeoordelingen kan men doen<br />

<strong>op</strong> basis van <strong>op</strong>leiding, academische prestatie en specifieke (technische) vaardigheden (Beer e.a.,<br />

1984). De doorstroombehoeften en –mogelijkheden worden beïnvloed door de behoeften van de<br />

persoon, <strong>het</strong> gezin en door <strong>het</strong> beleid van de organisatie waarin men werkzaam is (Schein in Taillieu,<br />

1995).<br />

Hieronder wordt verder ingegaan <strong>op</strong> lo<strong>op</strong>baanfasen, <strong>op</strong>leiding en ontwikkeling omdat deze van<br />

invloed zijn <strong>op</strong> de doorstroombehoeften en –mogelijkheden van de medewerker.<br />

Lo<strong>op</strong>baanfasen<br />

Taillieu (1995) geeft aan dat mensen veelal werken om te kunnen voorzien in de levensbehoeften die<br />

men heeft voor zichzelf en hun naasten. Werk heeft dus voor een groot deel een instrumentele<br />

waarde. Daarnaast heeft <strong>het</strong> ook een andere waarde: de uitdrukking van de eigen waarden en<br />

identiteit. Binnen de eigen levensdoelen heeft men een beroep waarin en waardoor men zich<br />

ontwikkelt. Dit wordt aangeduid met carrière of lo<strong>op</strong>baan. Spijkerman en Reynaert (2001:20) komen<br />

tot de volgende definitie:<br />

“Een lo<strong>op</strong>baan is de weg die <strong>het</strong> individu aflegt in de wereld van de arbeid in <strong>het</strong> samenspel met<br />

andere actoren <strong>op</strong> de markt. Een individu bepaalt daarbij zijn richting <strong>op</strong> basis van leren, oftewel<br />

door reflectie <strong>op</strong> zijn eigen dilemma’s, sturingsprincipes en leerprofiel”.<br />

De gezinssituatie verschilt per leeftijdscategorie: zo zullen jonge mensen een andere rol in <strong>het</strong> gezin<br />

vervullen dan oudere mensen die kinderen, een partner en een eigen (ko<strong>op</strong>)woning hebben. Dit zal<br />

uiteraard weer van invloed zijn <strong>op</strong> de keuzes die men maakt: met name de rol van ouder/lid van een<br />

huishouden heeft een zeer grote invloed <strong>op</strong> de keuzes die men als persoon maakt in de<br />

beroepslo<strong>op</strong>baan (Taillieu, 1995).<br />

18


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Volgens Taillieu (1995) krijgen vooral oudere medewerkers te maken met problemen in hun lo<strong>op</strong>baan.<br />

Er zijn verschillende factoren die effect hebben <strong>op</strong> de lo<strong>op</strong>baan: 1) veroudering van technische kennis<br />

doordat technologische ontwikkelingen elkaar snel <strong>op</strong>volgen, 2) bereiken van een plateau in de<br />

lo<strong>op</strong>baan wat inhoudt dat men een punt bereikt waarna verdere promotie erg onwaarschijnlijk wordt<br />

en 3) een veranderende ideologie van de bedrijfsvoering binnen de organisatie als gevolg van<br />

globalisering (Taillieu, 1995).<br />

Zowel bij instroom als bij horizontale en/of verticale doorstroom ondervinden ouderen problemen.<br />

Warr en Pennington (1994) hebben een onderzoek over functioneren van ouderen gedaan. Uit dat<br />

onderzoek blijkt dat organisaties voor zowel jongeren als ouderen apart bepaalde functies hebben<br />

zodat deze aansluiten bij de eigenschappen van hun leeftijd. Jongeren hebben vooral functies die<br />

volgens de personeelsmanagers van organisaties niet kunnen worden uitgevoerd door ouderen omdat<br />

de functie fysiek veel vraagt, een beroep doet <strong>op</strong> cognitieve vermogens, men flexibel moet zijn en<br />

zich kunnen aanpassen aan veranderingen. Ouderen hebben vooral functies waarin betrouwbaarheid,<br />

deskundigheid en volwassenheid belangrijk zijn. Smith en Webber (2005) hebben onderzoek gedaan<br />

naar de kansen van ouderen, ten <strong>op</strong>zichte van jongeren, om promotie te kunnen maken. Uit hun<br />

onderzoek blijkt dat werkgevers ouderen niet discrimineren wanneer zij competenties beoordelen<br />

maar juist wel discrimineren wanneer beslissingen over promotie moeten worden gemaakt: oudere<br />

medewerkers moeten aan hogere eisen voldoen om promotie te mogen maken dan jongeren. Oudere<br />

medewerkers raken hierdoor gedemotiveerd en kunnen beslissen eerder te st<strong>op</strong>pen met werken.<br />

Smith en Webber (2005) beschrijven dat dit een probleem is wanneer men oudere medewerkers<br />

langer in dienst wil houden. Ouderen verwachten te worden beoordeeld <strong>op</strong> hun verdiensten en niet <strong>op</strong><br />

irrelevante eigenschappen als leeftijd. Oudere medewerkers moeten net zo veel kansen krijgen als<br />

jongere medewerkers. Ook laat onderzoek zien dat de eisen voor mobiliteit niet alleen zwaarder zijn<br />

dan voor jongeren, maar ook dat de mobiliteit <strong>op</strong> zich voor ouderen beperkter is. Uit onderzoek van<br />

Boerlijst, Van der Heijden en Van Assen (1994) blijkt dat leidinggevenden van mening zijn dat veertigplussers<br />

vastgeroest zijn in hun functie en daarom ongeschikt voor een andere functie. Zo’n negatieve<br />

attitude van leidinggevenden kan de mobiliteitsmogelijkheden voor ouderen beperken. Op grond van<br />

<strong>het</strong> voorgaande kunnen de volgende hypothesen worden geformuleerd:<br />

Hypothese 4: Ouderen vinden dat ze minder mobiliteitskansen hebben dan jongeren.<br />

Hypothese 4a: Ouderen vinden dat ze minder kansen <strong>op</strong> horizontale mobiliteit hebben dan jongeren.<br />

Hypothese 4b: Ouderen vinden dat ze minder kansen <strong>op</strong> verticale mobiliteit hebben dan jongeren.<br />

Hypothese 5: Ouderen vinden dat ze aan meer eisen moeten voldoen voor mobiliteit dan jongeren.<br />

Hypothese 5a: Ouderen vinden dat ze aan meer eisen moeten voldoen voor horizontale mobiliteit<br />

dan jongeren.<br />

Hypothese 5b: Ouderen vinden dat ze aan meer eisen moeten voldoen voor verticale mobiliteit dan<br />

jongeren.<br />

Gezien de attitudes van leidinggevenden is <strong>het</strong> dan ook niet verwonderlijk dat organisaties steeds<br />

minder investeren in training en <strong>op</strong>leiding van medewerkers naarmate zij ouder worden (Boerlijst e.a.<br />

1994). De Human Capital Theory (Becker, 1993) stelt dat de tijd die besteed wordt aan training en<br />

ontwikkeling afneemt naarmate men ouder wordt vanwege de ‘terugverdientijd’: de investering kan<br />

niet lang genoeg terugverdiend worden bij oudere medewerkers in vergelijking met jongere<br />

medewerkers. Tevens neemt <strong>het</strong> aantal trainingen en <strong>op</strong>leidingen waaraan wordt deelgenomen af<br />

naarmate de leeftijd toeneemt. Dit leeftijdseffect is met name sterk voor de lange-termijn activiteiten<br />

welke gericht zijn <strong>op</strong> <strong>het</strong> verbreden van iemands kennis en vaardigheden (Boerlijst e.a., 1994). Als<br />

medewerkers niet de gelegenheid krijgen of aangrijpen om zich voortdurend te ontwikkelen leidt dit<br />

19


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

onder andere tot verlies van werkmotivatie en productiviteit, tot gebrek aan creativiteit en vermogen<br />

om aan te passen en te vernieuwen (Boerlijst e.a., 1994). Aan organisaties kan dus een grote rol<br />

toegedicht worden als <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> ontkrachten van de huidige beelden over ouderen door hen te<br />

trainen en ook al bij jongeren te beginnen met actief <strong>op</strong> te leiden. Deze informatie leidt tot de<br />

volgende hypothesen:<br />

Hypothese 6: Ouderen vinden dat zij minder training en <strong>op</strong>leiding krijgen dan jongeren.<br />

Hypothese 7: Oudere medewerkers vinden dat zij minder informatie over <strong>op</strong>leidingen en trainingen<br />

ontvangen dan jongeren.<br />

Niet alleen organisaties werken mee aan de heersende beeldvorming en omgang met ouderen.<br />

Ouderen zelf denken ook dat zij niet meer in aanmerking komen voor mobiliteit. Dit wordt ook wel<br />

self-fullfilling pr<strong>op</strong>hecy genoemd (Nauta e.a., 2004; Blankemeijer, 2005; Quispel, 2000; Schruijer,<br />

1995). Ouderen gedragen zich naar de over hen heersende beelden, nemen een afwachtende houding<br />

aan en hebben als gevolg daarvan minder vertrouwen in hun eigen mogelijkheden om zich te<br />

ontwikkelen en blijvend te presteren (Quispel en Schroots in Nauta e.a., 2004). Werkgevers<br />

verwachten niet van ouderen dat zij zich nog verder ontwikkelen waardoor ouderen ook zelf niet de<br />

instelling hebben om te willen ontwikkelen en daarmee te werken aan hun employability.<br />

Voortvloeiend uit bovenstaande informatie kunnen de volgende hypothesen geformuleerd worden:<br />

Hypothese 8: Oudere medewerkers zijn minder bereid om te werken aan hun employability dan<br />

jongeren.<br />

Hypothese 9: Oudere medewerkers hebben minder inzicht in de interne arbeidsmarkt dan jongeren.<br />

Hypothese 10: Oudere medewerkers zijn minder <strong>op</strong>leidingsbereid dan jongere medewerkers.<br />

Hypothese 11: Oudere medewerkers zijn minder <strong>op</strong> ambitie gericht dan jongeren.<br />

Hypothese 12: Ouderen ervaren minder persoonlijke groei en ontwikkeling in hun werk dan<br />

jongeren.<br />

2.3.3 Arbeidsvoorwaarden<br />

Beloning is een belangrijk middel voor een organisatie als <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> sturen van gedrag en<br />

attitudes van haar medewerkers. Bij beloning van medewerkers kan men aan zowel financiële<br />

beloning alsook aan beloning in natura denken. Het is een krachtig middel naar de medewerkers toe<br />

om te laten zien wat voor een soort organisatie <strong>het</strong> management wenst te creëren en wil houden<br />

(Beer e.a., 1994). Een aantal belangrijke vragen hierbij zijn: 1) of de organisatie wil belonen <strong>op</strong> basis<br />

van individueel of groepsniveau (bijvoorbeeld afdelingen of divisies), 2) hoe men beloning wil<br />

inzetten: als stimuleringsprikkel of juist als erkenning van prestaties en 3) wil men economische<br />

<strong>op</strong>brengsten, bijvoorbeeld winst of kostenreducering, delen met individuen of juist met groepen<br />

medewerkers. De antwoorden <strong>op</strong> deze vragen leiden tot <strong>het</strong> ontwerp en implementatie van<br />

rechtvaardige arbeidsvoorwaarden dat als doel heeft alle medewerkers <strong>op</strong> alle niveaus aan te trekken,<br />

te motiveren en tevreden te stellen (Beer e.a., 1994).<br />

Bij <strong>het</strong> ontwerpen van een dergelijk systeem is <strong>het</strong> van belang dat rekening wordt gehouden met de<br />

vereisten die vanuit de overheid en vakbonden worden gesteld en de afstemming <strong>op</strong> de<br />

organisatiestrategie, managementfilosofie en de drie andere HRM-domeinen. Verder is <strong>het</strong> van belang<br />

om een <strong>op</strong>timale mix te vinden in de mate waar beloning moet worden gebruikt als prikkel, de mix<br />

tussen intrinsieke en extrinsieke beloning en de mate waarin beloning verbonden is aan individuele<br />

20


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

versus organisatieprestaties. Beloning moet verder aan de volgende voorwaarden voldoen omdat deze<br />

van grote invloed zijn <strong>op</strong> de medewerkerstevredenheid:<br />

- De beloning (output) moet in verhouding staan met de geleverde prestatie (input);<br />

- De beloning moet redelijk overeenkomen met die van anderen in vergelijkbare functies en<br />

organisaties. Een grote bron van dissatisfactie is <strong>het</strong> hebben van een verkeerd beeld van de<br />

beloning van anderen; mensen neigen <strong>het</strong> salaris van collega’s te overschatten en tegelijkertijd<br />

hun prestatie te onderschatten;<br />

- Tevredenheid bij medewerkers wordt ten slotte bepaald door de mix van intrinsieke en<br />

extrinsieke beloningen, niet door <strong>het</strong> geven van één enkele beloning (Beer e.a., 1984).<br />

Primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden<br />

Arbeidsvoorwaarden kunnen worden onderverdeeld in primaire en secundaire voorwaarden. Onder<br />

primaire arbeidsvoorwaarden worden zaken verstaan als salaris, vakantietoeslag, dertiende maand,<br />

provisie, prestatietoeslag, tantième, winstdelingstoeslag, arbeidsduur en aantal vakantiedagen. Onder<br />

de secundaire arbeidsvoorwaarden vallen onder andere tegemoetkoming ziektekostenverzekering,<br />

onkostenvergoeding, studietoelage, auto(regeling), bedrijfsspaarregeling en verhuiskostenregeling.<br />

Blankemeijer (2005) geeft aan dat arbeidsvoorwaarden een belangrijke rol spelen in <strong>het</strong> verlo<strong>op</strong> van<br />

de lo<strong>op</strong>baan van een medewerker. Huidige arbeidsvoorwaarden zijn veelal collectief geregeld en<br />

bevatten extra voorzieningen voor ouderen en beloningen <strong>op</strong> basis van anciënniteit. Bij werkgevers<br />

heerst daarom <strong>het</strong> beeld dat oudere medewerkers duur zijn. Het Landelijk Bureau<br />

<strong>Leeftijd</strong>sdiscriminatie [LBL] (2000) deelt deze mening. Het LBL heeft bezwaar tegen <strong>het</strong> feit dat<br />

seniorenregelingen gebaseerd zijn <strong>op</strong> de relatie tussen leeftijd en belastbaarheid. Het draagt bij aan<br />

<strong>het</strong> al bestaande negatieve stereotype beeld van ouderen en wordt soms gebruikt om oudere<br />

sollicitanten af te kunnen wijzen. Blankemeijer (2005) noemt dat beloning <strong>op</strong> grond van prestatie, in<br />

plaats van <strong>op</strong> leeftijd, en nieuwe pensioensystemen stappen in de goede richting zijn om <strong>het</strong><br />

negatieve beeld van werkgevers weg te nemen en leeftijdsdiscriminatie tegen te gaan. Volgens<br />

Kompier (1990) kan stress en ontevredenheid <strong>op</strong> gebied van arbeidsvoorwaarden veroorzaakt worden<br />

door bijvoorbeeld slechte werk- en rusttijdenregeling, ploegendienst, lage beloning, stukloon, weinig<br />

lo<strong>op</strong>baanmogelijkheden en beperkte werkzekerheid. Davies en Sparrow (in Charness, 1985)<br />

concluderen dat oudere in relatie tot jongere medewerkers meer waarde hechten aan zaken als<br />

vakantietoeslag, dertiende maand, provisie, prestatietoeslag, tantième, winstdelingstoeslag,<br />

werkzekerheid en goede arbeidstijden. Aansluitend <strong>op</strong> de arbeidsvoorwaarde arbeidstijden noemen<br />

Wognum e.a. (2006) <strong>het</strong> bieden van flexibele arbeidstijden een maatregel om de arbeidsvreugde van<br />

oudere medewerkers te verhogen.<br />

Nederlands onderzoek laat de volgende verschillen tussen ouderen en jongeren ten aanzien van<br />

bovenstaand genoemde arbeidsvoorwaarden zien. Onderzoek wijst uit dat <strong>het</strong> werken in<br />

ploegendienst een factor is die vooral belastend kan zijn voor oudere werknemers. Vooral bij de<br />

terugkeer uit de nachtdienst kost <strong>het</strong> ouderen meer tijd om terug te komen in <strong>het</strong> dag- en nachtritme<br />

(AWVN, 2006). Tros (2004) noemt de volgende maatregelen om flexibiliteit en werkzekerheid van<br />

ouderen te bevorderen: flexibele pensioensregelingen (deeltijdwerk en deeltijdpensioen), aangepaste<br />

arbeidstijden en –taken, jobrotaties, deeltijdwerk, <strong>op</strong>leiding/vorming, flexibele arbeidsuren en<br />

ouderenbanen. Over aangepaste arbeidstijden gaat <strong>het</strong> volgende. Uit onderzoek van Tijdens (2003)<br />

blijkt dat veel mannen met kinderen die al uit huis zijn (doorgaans oudere mannen) vaak onvervulde<br />

arbeidstijdwensen hebben: zij willen <strong>op</strong> grote schaal minder uren werken maar kunnen dit blijkbaar<br />

niet realiseren. Onderzoek van Josten en Ester (2005) specificeert deze conclusie: bij ouderen<br />

vergroot <strong>het</strong> doen van lichamelijk zwaar werk de kans dat zij minder uren willen gaan werken, bij<br />

jongeren niet. Onderzoek van Tijdens en Van Klaveren (2003) laat zien dat ouderen gemiddeld meer<br />

verdienen dan jongeren en oudere mannen verdienen meer dan oudere vrouwen. Ouderen zijn dan<br />

ook veel vaker tevreden met hun loon dan jongeren: 37% van de 25-jarigen tegen 60% van de 55-<br />

21


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

plussers is daarmee tevreden. Wel kan ervan worden uitgegaan dat voor ouderen arbeidsvoorwaarden<br />

die direct in geld te waarderen zijn belangrijker zijn dan voor jongeren. Immers, ouderen hebben vaak<br />

ook hogere financiële belastingen zoals een hypotheek. Deze aanname wordt gesteund door Van<br />

Krimpen (2001): hij veronderstelt dat oudere medewerkers van boven de 45 jaar meer waarde<br />

hechten aan fysiologische zaken dan jongere medewerkers. Onder fysiologische zaken worden dingen<br />

als eten, drinken en onderdak verstaan. Om dit te kunnen bereiken is goede extrinsieke beloning<br />

noodzakelijk zodat men kan zorgdragen voor deze zaken.<br />

Ook blijkt uit <strong>het</strong> eerder genoemde onderzoek van Tijdens en Van Klaveren (2003) dat ouderen meer<br />

werkzekerheid ervaren dan jongeren. Onderzoek naar de leeftijden van uitzendkrachten kan meer<br />

vertellen over de behoefte aan werkzekerheid van ouderen. In 2004 bedroeg <strong>het</strong> aandeel oudere<br />

uitzendkrachten 9%. Echter, <strong>het</strong> blijkt dat <strong>het</strong> aandeel ouderen onder uitzendkrachten sneller is<br />

gestegen dan <strong>het</strong> aandeel ouderen in de werkzame beroepsbevolking. Dit betekent niet dat meer<br />

ouderen voor minder contractzekerheid kiezen: <strong>het</strong> werken via een uitzendbureau is vaak de enige<br />

mogelijkheid om aan <strong>het</strong> werk te komen en blijven (Expertisecentrum <strong>Leeftijd</strong>, 2005). Naar aanleiding<br />

van <strong>het</strong> bovenstaande kunnen de volgende hypothesen worden geformuleerd:<br />

Hypothese 13: Ouderen zijn minder tevreden over <strong>het</strong> werken in ploegendienst dan jongeren.<br />

Hypothese 14: Ouderen zijn minder tevreden over <strong>het</strong> werken in nachtdienst dan jongeren.<br />

Hypothese 15: Ouderen hebben meer behoefte aan deeltijdwerk dan jongeren.<br />

Hypothese 16: Ouderen zijn minder tevreden over mogelijkheid voor deeltijdwerk dan jongeren.<br />

Hypothese 17: Ouderen hebben meer behoefte aan een flexibele indeling van werkuren dan<br />

jongeren.<br />

Hypothese 18: Ouderen zijn minder tevreden over de flexibele indeling van werkuren dan jongeren.<br />

Hypothese 19: Voor ouderen zijn primaire arbeidsvoorwaarden belangrijker dan voor jongeren.<br />

Hypothese 20: Ouderen zijn meer tevreden over primaire arbeidsvoorwaarden dan jongeren.<br />

Hypothese 21: Ouderen zijn meer tevreden over hun werkzekerheid dan jongeren.<br />

Beoordeling<br />

Het is van groot belang dat HRM zorgt voor een objectieve beoordeling van medewerkers door<br />

leidinggevenden en supervisors. Dit kan men doen <strong>op</strong> basis van beoordeling naar prestatie maar ook<br />

door er voor te zorgen dat de leidinggevenden nauw betrokken zijn bij de medewerkers en over<br />

voldoende informatie beschikken. Het is raadzaam om aan <strong>het</strong> begin van elk jaar doelen <strong>op</strong> te stellen<br />

tussen beoordelaar en medewerker zodat beiden weten wat er verwacht kan worden. Dit om de<br />

objectiviteit te vergroten. Verder zou de medewerker (anoniem) beoordeeld kunnen worden door<br />

collega’s (360 0 feedback) en zou men dit kunnen laten gelden als basis voor de beloning. Het is dan<br />

echter van zeer groot belang dat wanneer dit gebeurt, de medewerker zo vroeg mogelijk <strong>op</strong> de<br />

hoogte wordt gesteld van de voortgang en beoordeling. Ook moeten medewerkers geholpen worden,<br />

waar nodig, bij <strong>het</strong> interpreteren van de gegevens (Van der Heijden en Nijhof, 2003). De manier<br />

waar<strong>op</strong> medewerkers beoordeeld worden is van groot belang wanneer een organisatie de beoordeling<br />

gebruikt als instrument om beslissingen te nemen aangaande de beloning, doorstroom en uitstroom<br />

van medewerkers.<br />

Uit onderzoek van Van der Heijden en Nijhof (2003) blijkt dat er een verband is tussen leeftijd en<br />

zelfbeoordeling alsmede de beoordeling door een supervisor. Het blijkt dat er geen significant verschil<br />

is tussen de zelfbeoordelingen van ouderen ten <strong>op</strong>zichte van die van jongere medewerkers;<br />

22


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

medewerkers zelf hechten minder waarde aan leeftijd dan dat supervisors of leidinggevenden doen.<br />

Supervisors hebben een positiever beeld over de capaciteiten van jongere medewerkers dan over die<br />

van ouderen. Supervisors beoordelen ouderen <strong>op</strong> een negatievere manier dan jongeren. Dit wordt<br />

deels veroorzaakt door de stereotypen die er heersen over zowel jongeren als ouderen. Ouderen<br />

zouden in <strong>het</strong> geval waarin de beloning is gek<strong>op</strong>peld aan de beoordeling benadeeld worden ten<br />

<strong>op</strong>zichte van jongere medewerkers. Naar aanleiding van deze informatie kan de onderstaande<br />

hypothese worden <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 22: Ouderen zijn minder tevreden over hun beoordeling door leidinggevenden dan<br />

jongeren.<br />

2.3.4 Arbeidssysteem<br />

De term arbeidssysteem refereert aan een specifieke combinatie van arbeidsinhoud/taken (Job<br />

Content), (taak)technologie (Task Technology), vaardigheden (Pe<strong>op</strong>le) en managementstijl<br />

(Supervision-Management Style), en de manier waar<strong>op</strong> dit uitgevoerd wordt (Management Policies<br />

and Practices) (Beer e.a., 1984). Op alle niveaus van de organisatie dient men personeel, informatie,<br />

activiteiten en technologie te organiseren en <strong>op</strong> elkaar af te stemmen. De rol van managers hierin is<br />

<strong>het</strong> definiëren en ontwerpen van werk. De beslissingen die men <strong>op</strong> dit gebied neemt hebben invloed<br />

<strong>op</strong> de kwaliteit van de beslissingen die medewerkers nemen, de coördinatie tussen functies en taken,<br />

de mate waarin competenties (efficiënt) worden benut, de mate waarin medewerkers toegewijd zijn<br />

aan de organisatiedoelstellingen en de mate waarin de behoeften van medewerkers met betrekking<br />

tot ontwikkeling en werktevredenheid (Quality of Working Life, [QWL]) bevredigd worden (Beer e.a.,<br />

1994). Wanneer <strong>het</strong> werksysteem goed is ontworpen heeft dit verder een positieve invloed <strong>op</strong><br />

Commitment, Competence, Cost Effectiveness en Congruence welke door Beer e.a. worden genoemd.<br />

Job Content oftewel arbeidsinhoud betreft <strong>het</strong> geheel van taken (aard en inhoud van de functie),<br />

benodigde competenties, promotiemogelijkheden, mate van belasting, mate van regelmogelijkheden<br />

en vrijheid in <strong>het</strong> werk (Daals en Mollemans, 1991; NIP en LVE, 2005). Een goede afstemming van al<br />

deze zaken dient te zorgen voor een zekere werktevredenheid welke door de medewerkers ervaren<br />

wordt.<br />

HRM heeft geen directe maar meer indirecte rol wat betreft arbeidsinhoud: <strong>het</strong> stelt <strong>het</strong> kader <strong>op</strong><br />

waarbinnen leidinggevenden <strong>het</strong> beleid vorm kunnen geven. Leidinggevenden spelen wel een directe<br />

rol in <strong>het</strong> ontwerpen van beleid en <strong>het</strong> toezicht <strong>op</strong> de arbeidsinhoud (Beer e.a., 1984). Zij kunnen<br />

overzien of de arbeidsinhoud aansluit bij <strong>het</strong> kunnen van hun medewerkers. HRM kan vervolgens de<br />

leidinggevende en/of medewerker adviseren en begeleiden wanneer er geen aansluiting is. Het is van<br />

belang dat HRM rekening houdt met de wensen en behoeften van medewerkers ten aanzien van de<br />

arbeidsinhoud omdat indien dit niet gebeurt <strong>het</strong> evenwicht tussen <strong>het</strong> kunnen van de medewerker en<br />

<strong>het</strong>geen vanuit zijn functie gevraagd wordt uit balans raakt. Dit kan grote gevolgen hebben voor de<br />

gezondheid en functioneren van de medewerker. Verschillende onderzoeken zijn gedaan naar<br />

verschillen tussen ouderen en jongeren betreffende de arbeidsinhoud. Dit wordt hieronder verder<br />

uitgewerkt.<br />

Volgens Mottaz (in Hendrikse e.a., 1995) letten jongeren meer <strong>op</strong> de intrinsieke aspecten van <strong>het</strong><br />

werk zoals interessant en uitdagend werk dan ouderen en letten ouderen vooral <strong>op</strong> extrinsieke<br />

aspecten als salaris (zie ook paragraaf 2.3.3 Arbeidsvoorwaarden). Oudere medewerkers werken vaak<br />

al meerdere jaren in dezelfde functie en hebben zich daar in vergaande mate in gespecialiseerd; dit<br />

wordt ook wel aangeduid met ervaringsconcentratie. Ze bezitten alle basiskennis die nodig is voor hun<br />

functie en met hun ervaring kunnen zij problemen makkelijk <strong>op</strong>vangen. Dit kan leiden tot <strong>het</strong> ervaren<br />

van minder uitdaging in de functie (Thijssen, 1997). Verder laat onderzoek zien dat jongere<br />

23


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

medewerkers meer waarde hechten aan sociale contacten en erkenning (Van Krimpen, 2001). Wel<br />

lijken oudere werknemers veel waarde te hechten aan mogelijkheden voor <strong>het</strong> ontwikkelen van<br />

interpersoonlijke relaties <strong>op</strong> <strong>het</strong> werk, maar zij houden zich hier minder mee bezig dan jongeren<br />

(Davies en Sparrow in Charness, 1985). Ouderen lijken toch meer te kiezen voor hun eigen functie en<br />

zelfontplooiing (Phillips, Barrett en Rush in Peeters e.a., 2005). Meer specifiek zijn er nog andere<br />

onderzoeksresultaten beschikbaar: werknemers van middelbare leeftijd lijken meer last te hebben van<br />

werkdruk dan jongere werknemers (Thunnissen e.a., 2000) maar uit onderzoek blijkt dat 94% juist<br />

mogelijkheden wil hebben om talenten en vaardigheden te benutten (American Association of Retired<br />

Persons, 2002). Het laatstgenoemde sluit nauw aan bij <strong>het</strong> taakkenmerk ‘uitdaging’. Ook autonomie<br />

lijkt van belang te zijn: onderzoek van Hermanussen en Hendrikse (2001) laat zien dat<br />

verantwoordelijkheid (voor de invulling) van eigen werk een belangrijk onderdeel van effectief<br />

ouderenbeleid moet zijn. Morrow en McElroy (1987) hebben onderzoek gedaan naar de verschillen in<br />

werktevredenheid (‘Job satisfaction’) van medewerkers in verschillende lo<strong>op</strong>baanfasen. Zij<br />

concludeerden dat oudere medewerkers die in de laatste lo<strong>op</strong>baanfase zitten <strong>het</strong> meest tevreden zijn<br />

met hun werk. Recenter onderzoek van Veldkamp en anderen (2006) bevestigt deze conclusie. Wel<br />

zijn medewerkers in de laatste lo<strong>op</strong>baanfase <strong>het</strong> minst tevreden over hun kansen <strong>op</strong> promotie (zie ook<br />

paragraaf 2.3.2 Doorstroom). Rekening houdend met de resultaten van bovenstaand onderzoek,<br />

kunnen de volgende hypothesen worden geformuleerd:<br />

Hypothese 23: Ouderen hebben meer last van werkdruk dan jongeren.<br />

Hypothese 24: Ouderen ervaren minder uitdaging in hun functie dan jongeren<br />

Hypothese 25: Ouderen hechten meer waarde aan uitdaging in hun functie dan jongeren.<br />

Hypothese 26: Ouderen hechten meer belang aan autonomie in hun werk dan jongeren.<br />

Hypothese 27: Ouderen zijn meer tevreden met hun werk dan jongeren.<br />

2.4 Onderzoeksmodel<br />

Op basis van de theorie kan een onderzoeksmodel worden gepresenteerd. Deze wordt hieronder<br />

weergegeven (figuur 2.1). In <strong>het</strong> onderzoek wordt geanalyseerd of leeftijd van invloed is <strong>op</strong> de<br />

verschillen tussen medewerkers ten aanzien van de vier deelgebieden van Beer e.a. (1984). Deze<br />

houdingen en verwachtingen hebben weer invloed <strong>op</strong> de motivatie, betrokkenheid en prestatie van<br />

medewerkers. Naar aanleiding van een citaat van Peeters (2005): “Verschillen tussen mensen kunnen<br />

zich manifesteren <strong>op</strong> vele dimensies waarvan leeftijd er slechts één is”, wordt naast een analyse <strong>op</strong><br />

basis van leeftijd ook onderzocht of er <strong>op</strong> basis van andere demografische kenmerken verschillen zijn<br />

tussen medewerkers.<br />

<strong>Leeftijd</strong><br />

Geslacht<br />

Opleidingsniveau<br />

Aantal dienstjaren<br />

Afdeling<br />

Functie<br />

Figuur 2.1 Onderzoeksmodel<br />

Medewerkersinvloed<br />

(In- en door)stroombeleid<br />

Arbeidsvoorwaarden<br />

Arbeidssysteem<br />

Motivatie<br />

Betrokkenheid<br />

Prestatie<br />

24


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

3. Methodologische verantwoording<br />

Volgens de Leeuw (1996) is onderzoek <strong>het</strong> via een systematische weg zoeken naar antwoorden <strong>op</strong><br />

vragen die dienen ter vergelijking of aanvulling van kennis of inzicht. Betrouwbaarheid wil zeggen dat<br />

onderzoeksresultaten zo min mogelijk van <strong>het</strong> toeval afhankelijk zijn. Bij herhaalde meting zal er<br />

<strong>het</strong>zelfde resultaat uitkomen. Valide wil zeggen dat je dat hebt gemeten wat je wilde meten (De<br />

Leeuw, 1993). Hieronder wordt ter verduidelijking nogmaals de onderzoeksvraag van dit onderzoek<br />

vermeld:<br />

Zijn er ten aanzien van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> verschillen in houdingen en verwachtingen van Eaton<br />

Electric B.V. medewerkers, gedifferentieerd naar leeftijdscategorieën?<br />

Een analyse naar de houdingen en verwachtingen van medewerkers van Eaton Electric B.V. is nodig<br />

om een goed <strong>personeelsbeleid</strong> te kunnen ontwikkelen, of waar nodig aan te passen, zodat <strong>het</strong> aansluit<br />

bij hun houdingen en verwachtingen. Zodoende ho<strong>op</strong>t Eaton haar medewerkers langer en plezieriger<br />

in dienst te kunnen houden. In dit hoofdstuk zal de gebruikte onderzoeks<strong>op</strong>zet uiteen worden gezet.<br />

3.1 Onderzoek binnen Eaton Electric B.V.<br />

Het onderzoek dat gehouden zal worden binnen Eaton Electric B.V. zal een zoge<strong>het</strong>en praktijkgericht<br />

onderzoek zijn. Praktijkgericht onderzoek richt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> voldoen aan een specifieke klantgebonden<br />

behoefte aan kennis. Het product van dit onderzoek zijn gegevens, methoden, inzichten en concepten<br />

die bruikbaar zijn bij specifieke managementproblemen in een bepaalde organisatie (De Leeuw,<br />

1996). Praktijkgericht onderzoek kan worden onderscheiden in probleem<strong>op</strong>lossend onderzoek en<br />

beleidsondersteunend onderzoek. Voor Eaton zal een beleidsondersteunend onderzoek plaatsvinden.<br />

Dit heeft als doel concrete kennis <strong>op</strong> te leveren die bruikbaar is in een specifieke situatie van een<br />

aanwijsbare klant en welke een partiële kennisbehoefte bevredigt. Producten van<br />

beleidsondersteunend onderzoek kunnen beweringen, ontwerpen, aanpakken en instrumenten zijn.<br />

Het onderzoek binnen Eaton dient aan te tonen of <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> noodzakelijk is.<br />

Het onderzoek binnen Eaton Electric B.V. is een kwantitatief onderzoek. Kwantitatief onderzoek is<br />

gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong> verzamelen van gegevens teneinde conclusies te kunnen trekken over een p<strong>op</strong>ulatie <strong>op</strong><br />

basis van een steekproef, dus voor <strong>het</strong> generaliseren van de door onderzoek verkregen informatie.<br />

Kwantitatief onderzoek probeert ervoor te zorgen dat zaken kunnen worden gegeneraliseerd aan de<br />

hand van bijvoorbeeld steekproeven. Het wordt gebruikt voor <strong>het</strong> testen van bepaalde (causale)<br />

hypothesen. Het wordt dan ook wel een toetsend onderzoek genoemd (Baarda en De Goede, 2001).<br />

Aan <strong>het</strong> toetsend onderzoek liggen altijd één of meerdere hypothesen ten grondslag en wordt<br />

nagegaan in hoeverre de uit de theorie <strong>op</strong>gestelde hypothesen door de werkelijkheid worden<br />

bevestigd.<br />

Een belangrijke eis die wordt gesteld aan onderzoek is dat <strong>het</strong> werk verifieerbaar is waardoor <strong>het</strong> een<br />

zekere mate van legitimiteit, reproduceerbaarheid, betrouwbaarheid en objectiviteit verkrijgt (Grix,<br />

2004). Kwantitatieve onderzoekstechnieken houden onder meer in <strong>het</strong> identificeren van (algemene)<br />

patronen en relaties tussen variabelen, testen van hypothesen en theorieën en <strong>het</strong> maken van<br />

voorspellingen welke gebaseerd zijn <strong>op</strong> deze resultaten. De meest voorkomende methoden van<br />

onderzoek welke geassocieerd worden met de kwantitatieve methode is <strong>het</strong> gebruik van enquêtes,<br />

analyse van eerder verzamelde data of officiële statistieken en gestructureerde observatie.<br />

Het onderzoeksontwerp welke wordt toegepast <strong>op</strong> Eaton Electric B.V. is een zoge<strong>het</strong>en surveyonderzoek.<br />

Dit houdt in dat een groot aantal onderzoekseenheden, oftewel medewerkers van Eaton<br />

Electric B.V., zullen worden verzocht een enquête in te vullen. Een enquête, een vorm van een<br />

25


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

gestructureerd interview, is de aangewezen methode om achter de houdingen en verwachtingen van<br />

een groot aantal medewerkers te komen.<br />

Naast <strong>het</strong> houden van een enquête wordt ook een analyse gemaakt van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> van<br />

Eaton Electric B.V. Er wordt dus gebruik gemaakt van bestaande gegevens. Baarda en De Goede<br />

(2001) geven in dit kader een aantal voor- en nadelen. Bij de analyse van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> zijn<br />

een aantal nadelen aanwezig. De gegevens zijn namelijk beperkt toegankelijk door de hoeveelheid<br />

informatie die niet altijd even goed te vinden is. Daarnaast is slecht inzichtelijk welke informatie<br />

actueel of al verouderd is en is er onlangs overgeschakeld van een oud naar een nieuw<br />

personeelsinformatiesysteem. Om deze redenen is ervoor gekozen zelf eerst een analyse te houden<br />

en daarna ter verduidelijking en controle van de informatie medewerkers van de HR-afdeling te<br />

vragen deze informatie te checken. De analyse van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> is te vinden in hoofdstuk 4.<br />

3.2 Omvang onderzoek<br />

Eaton Electric B.V. heeft 959 (peildatum 28-03-2006) medewerkers in dienst. Deze medewerkers zijn<br />

verspreid over verschillende afdelingen welke zijn ondergebracht in twaalf hoofdgroepen. Deze twaalf<br />

groepen zijn:<br />

Administration Medium Voltage Systems<br />

Distribution Operation Others<br />

Eaton Electric General Services Research & Devel<strong>op</strong>ment<br />

Laboratorium Sales<br />

Low Voltage Components Service<br />

Low Voltage Systems Supply Chain<br />

Aangezien <strong>het</strong> te ver gaat om alle kleine afdelingen in <strong>het</strong> onderzoek mee te nemen beperkt dit<br />

onderzoek zich tot de 12 hoofdgroepen waaronder deze vallen. De groep Administration bestaat<br />

bijvoorbeeld uit HR, Facilitaire Dienst, IT, marketing enzovoort. Aangezien er binnen groepen<br />

uiteenl<strong>op</strong>ende functies zijn, zal er een splitsing worden gemaakt. Deze is als volgt: engineer, kantoor,<br />

leidinggevend, magazijn, secretarieel, productie en overig. Deze splitsing naar functies is gemaakt in<br />

overleg met Eaton Electric B.V. Op deze manier zal getracht worden <strong>het</strong> verschil tussen afdelingen en<br />

<strong>het</strong> verschil tussen <strong>het</strong> soort werk binnen afdelingen te ondervangen.<br />

Er zijn grote verschillen in aantallen medewerkers per groep. Om dit probleem <strong>op</strong> te lossen is ervoor<br />

gekozen om bij de productiemedewerkers per groep 50% van <strong>het</strong> aantal mee te nemen in de<br />

steekproef. Op die manier is de verhouding medewerkers per groep representatief voor de gehele<br />

p<strong>op</strong>ulatie. Productiepersoneel kan de enquête <strong>op</strong> papier invullen gedurende daarvoor georganiseerde<br />

bijeenkomsten. Kantoorpersoneel werd middels een uitnodiging via e-mail gevraagd de enquête <strong>op</strong><br />

een internetsite in te vullen. Voor kantoorpersoneel was in eerste instantie ook gekozen voor een<br />

aselecte steekproef maar om te voorkomen dat de respons via <strong>het</strong> internet zou tegenvallen, is<br />

besloten alle medewerkers die beschikken over een e-mail adres van Eaton, te benaderen voor de<br />

enquête. Uiteindelijk zal de respons moeten uitkomen <strong>op</strong> ongeveer 480 personen (50% van <strong>het</strong> totale<br />

personeelsbestand).<br />

Belangrijk om nog te vermelden is dat gedurende <strong>het</strong> onderzoek de anonimiteit gewaarborgd wordt.<br />

Dit om de eerlijkheid en <strong>op</strong>enheid waarmee medewerkers de enquête invullen zo veel mogelijk te<br />

bevorderen. Om deze anonimiteit te waarborgen zal er in <strong>het</strong> onderzoek met betrekking tot de leeftijd<br />

uitsluitend gevraagd worden in welke leeftijdscategorie men zit, er zal niet gevraagd worden naar de<br />

exacte leeftijd. Daarnaast dient de enquête naamloos en zonder personeelsnummer ingevuld te<br />

worden.<br />

26


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

3.3 Te onderzoeken variabelen<br />

Nu duidelijk is welke en hoeveel eenheden onderwerp van onderzoek zijn, kan uitgelegd worden<br />

welke variabelen worden onderzocht. Voor een overzicht van de variabelen, en de items welke een<br />

bepaalde schaal vormen zie bijlage 1.<br />

Hieronder volgt een overzicht van de verschillende HRM onderdelen met daarbij de onderwerpen<br />

welke in <strong>het</strong> onderzoek onder andere zullen worden meegenomen.<br />

Medewerkersinvloed<br />

Directe participatie van medewerkers ten aanzien van hun taken, afdelingszaken en Eaton als<br />

geheel. Het gaat hierbij om de informatie die zij ontvangen, in hoeverre zij hun mening kunnen<br />

geven en in hoeverre zij mogen meebeslissen.<br />

(In- en door)stroombeleid<br />

- Verticale en horizontale mobiliteit van medewerkers: worden er meer/minder eisen aan<br />

ouderen gesteld en zijn hun mobiliteitskansen kleiner dan die van jongeren.<br />

- Training en scholing van medewerkers.<br />

Arbeidsvoorwaarden<br />

Mening van medewerkers over arbeidsvoorwaarden als:<br />

- ploegendienst en nachtdienst,<br />

- deeltijdwerk,<br />

- indeling van werkuren,<br />

- arbeidstijdenregelingen en,<br />

- werkzekerheid.<br />

Arbeidssysteem<br />

- Routine in <strong>het</strong> werk;<br />

- Uitdaging in <strong>het</strong> werk;<br />

- Autonomie;<br />

- Werkdruk;<br />

- Werktevredenheid.<br />

De te onderzoeken variabele is leeftijd. <strong>Leeftijd</strong> is een gegeven waarover niet meerdere<br />

mogelijkheden voor uitleg voor bestaan. Uit de theorie is echter gebleken dat <strong>het</strong> lastig is om aan de<br />

hand van leeftijd grenzen te trekken wie tot de categorie ‘ouderen’ behoort en wie niet. Daarnaast<br />

kan <strong>het</strong> zo zijn dat iemand van 50 jaar met betrekking tot bepaalde zaken verschilt van iemand van 60<br />

jaar, ondanks dat men beiden in de categorie ‘ouderen’ hoort. Daarom is er voor gekozen om zes<br />

leeftijdscategorieën te hanteren. Deze zijn als volgt:<br />

1. 16-20 jaar<br />

2. 21-30 jaar<br />

3. 31-40 jaar<br />

4. 41-50 jaar<br />

5. 51-60 jaar<br />

6. 61 jaar en ouder<br />

Het is de bedoeling in <strong>het</strong> onderzoek nuancering in antwoordmogelijkheden aan te brengen zodat<br />

beter de verschillen in houdingen en verwachtingen tussen de respondenten zijn vast te stellen.<br />

Baarda en De Goede (2001) raden daarom aan om meerdere antwoordschalen te gebruiken. In dit<br />

onderzoek zal steeds een schaal worden gebruikt met vijf categorieën.<br />

27


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Deze zijn als volgt:<br />

Helemaal niet mee eens – Helemaal mee eens<br />

In <strong>het</strong> geheel niet – In zeer grote mate<br />

Geheel bij Eaton – Geheel bij mijzelf<br />

Daarnaast is bij een aantal vragen ook gevraagd in hoeverre men <strong>het</strong> betreffende onderwerp<br />

belangrijk of niet belangrijk vindt. Voor een overzicht van de volledige enquete zie bijlage 2.<br />

3.4 Gebruik SPSS<br />

Voor een analyse van de verzamelde gegevens zal <strong>het</strong> programma SPSS gebruikt worden, een<br />

programma voor statistische gegevensverwerking en –analyse. Alle <strong>op</strong> basis van de theorie <strong>op</strong>gestelde<br />

hypothesen zullen worden getoetst met behulp van de ANOVA-analyse. De ANOVA-analyse is een<br />

variantieanalyse welke gemiddelden van verschillende, doorgaans drie of meer, groepen met elkaar<br />

vergelijkt (Huizingh, 2004). Omdat er verschillende leeftijdscategorieën onderscheiden worden, er<br />

sprake is van een vergelijking van meer dan twee groepen, en deze <strong>op</strong> een aantal variabelen met<br />

elkaar worden vergeleken, is de One-Way ANOVA de aangewezen toets. Wanneer er door middel van<br />

de ANOVA-analyse blijkt dat er verschillen zijn tussen verschillende leeftijdscategorieën wordt de<br />

Scheffé-toets uitgevoerd. De Scheffé-toets is een (post hoc) vergelijkingstoets binnen ANOVA<br />

waarmee gekeken kan worden tussen welke leeftijdscategorieën deze verschillen zitten en hoe deze<br />

categorieën van elkaar verschillen, vervolgens kan de geformuleerde hypothesen verworpen of<br />

aangenomen worden. Bij zowel de ANOVA als de Scheffé-toets wordt getoetst bij een p< 0,05. Dit<br />

laatste houdt in dat de kans dat de gevonden verschillen <strong>op</strong> toeval berusten kleiner is dan 5%, of<br />

anders gezegd, er is voor 95% zekerheid dat de gevonden verschillen daadwerkelijk (significante)<br />

verschillen zijn.<br />

3.5 Randvoorwaarden<br />

Hieronder zal kort worden aangegeven aan welke voorwaarden <strong>het</strong> eindproduct (rapport) en <strong>het</strong><br />

onderzoeksproces dienen te voldoen:<br />

Product<br />

De aanbevelingen dienen te voldoen aan de verwachtingen en eisen van Eaton Electric B.V. en,<br />

indien van toepassing, <strong>het</strong> Ministerie van SZW welke <strong>het</strong> project subsidieert;<br />

Delen van <strong>het</strong> onderzoeksrapport zullen niet <strong>op</strong>enbaar worden;<br />

Het onderzoek zal moeten voldoen aan de interne kwaliteitseisen die gesteld zijn door de<br />

faculteit BBT van de Universiteit Twente.<br />

Proces<br />

De duur van <strong>het</strong> onderzoekstraject is 6 maanden;<br />

Het onderzoek beperkt zich tot <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> binnen Eaton Electric B.V.;<br />

Methode: <strong>het</strong> onderzoek zal moeten voldoen aan de methodologische eisen van de faculteit BBT<br />

ten aanzien van afstudeerscripties.<br />

28


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

4. Eaton Electric B.V.<br />

4.1 Algemene beschrijving Eaton Corporation<br />

De Eaton Corporation is een veelzijdige industriële producent met een totale verko<strong>op</strong> van $11.1<br />

miljard in 2005. Eaton is marktleider <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied van hydraulische systemen en biedt producten en<br />

diensten aan voor algemeen industriële toepassingen en voor de auto- en vliegtuigindustrie. Eaton<br />

produceert systemen en componenten voor de distributie en regeling van elektrische energie;<br />

luchtbehandeling en brandstofregeling in auto- en vrachtwagenmotoren en intelligente<br />

aandrijfsystemen voor brandstofbesparing en veiligheid in vrachtwagens.<br />

Eaton heeft ruim 59.000 medewerkers (Eaton, 2005) en verko<strong>op</strong>t producten aan klanten in meer dan<br />

125 landen. Eenmaal bekend als leverancier voor voertuigcomponenten, heeft Eaton zich gericht <strong>op</strong><br />

een bredere industriële en commerciële focus. De beleidsnota van Eaton vormt de basis voor een<br />

kwaliteitsgerichte cultuur. Dit middels een geïntegreerd “<strong>op</strong>erating’ systeem: <strong>het</strong> “Eaton Business<br />

System”. Eaton heeft verschillende business units welke vier verschillende marktsegmenten bedienen:<br />

“Electrical”, “Fluid Power”, “Truck” en “Automotive” (www.eaton.com).<br />

4.1.1 Geschiedenis Eaton Electric B.V.<br />

Op 1 maart 1962 ontstond Holec N.V. door een aandelenruil tussen Heemaf N.V. en de N.V.<br />

Electrotechnische Industrie voorheen Willem Smit & Co. (Smit Slikkerveer). Ruim een jaar later<br />

kwamen de N.V. Fabriek van Electrische Apparaten voorheen F. Hazemeyer & Co. en Heemaf N.V. tot<br />

<strong>op</strong>richting van de Samenwerkende Electrotechnische Fabrieken Holec N.V. Begin jaren '70 werden de<br />

activiteiten van de verschillende samenwerkende bedrijven geclusterd in onder andere de Holec<br />

Schakelaargroep en de Holec Machines en Systemengroep. Eind 1989 ging Holec N.V. over in handen<br />

van de Koninklijke Begemann Groep en zette een decentralisatiebeleid in. Daarbij ontstonden Holec<br />

Systemen en Componenten B.V. en Holec International B.V. Eind 1994 werd Holec Hoogspanning,<br />

onderdeel van Holec Systemen en Componenten B.V., uit de groep gehaald en verkocht aan Elin<br />

Energieversorgung GmbH in Oostenrijk. Eind 1995 werden de activiteiten van de Holec-groepen<br />

Laagspanning, Middenspanning en Algemene Toelevering losgemaakt uit de Begemann Groep en<br />

verkocht aan een groep investeerders. UBS Capital B.V., de investeringsmaatschappij van de Union<br />

Bank of Switzerland, is daarvan de meerderheidsaandeelhouder, naast CINven, een groep Engelse<br />

pensioenfondsen, en <strong>het</strong> zittende Holec-management. In november 1996 werd 2,6% van de aandelen<br />

ondergebracht bij <strong>het</strong> Holec-personeel. Sinds 28 april 1998 maakten de bedrijven van Holec Holland<br />

deel uit van Delta PLC, een Britse industriële onderneming, met beursnotering in London. De groep<br />

kent drie hoofdactiviteiten, waaronder een "elektrische" divisie. Binnen die electrical division zorgt de<br />

overname van Holec Holland voor een verdubbeling van omzet en winst. Op 31 januari 2003 is de<br />

overname van de Delta Electrical Division door <strong>het</strong> Amerikaanse Eaton voltooid. Holec Holland heet<br />

sindsdien officieel Eaton Electric B.V. (www.holec.com, Historie, 2003).<br />

4.1.2 Organisatie Eaton Electric B.V.<br />

Eaton Electric B.V. is onderdeel van <strong>het</strong> wereldwijde “Eaton Corporation” en maakt deel uit van de<br />

divisie “Electrical”. Eaton Electric B.V. heeft bijna 1000 medewerkers in dienst in Nederland en<br />

daarbuiten. De jaaromzet bedraagt € 125 miljoen (2005). Eaton Electric B.V. richt zich <strong>op</strong> de<br />

distributie en veilige beheersing van elektrische energie, <strong>het</strong> bedrijf maakt en levert producten voor<br />

<strong>het</strong> schakelen en verdelen van elektriciteit en zorgt ervoor dat er veilig gebruik gemaakt kan worden<br />

van elektrische energie. De brede reeks schakelsystemen en –componenten is er voor zowel<br />

laagspanning (tot 1 kilovolt) alsook voor middenspanning (tot 38 kilovolt). Voor de organogram van<br />

Eaton Electric Eur<strong>op</strong>e en Eaton Electric B.V., zie respectievelijk bijlage 3 en 4.<br />

29


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

4.1.3 Strategie, filosofie, missie en visie Eaton Electric B.V.<br />

Eaton Electric B.V. hanteert een beleidsfilosofie die is gebaseerd <strong>op</strong> de vaststelling van identiteit,<br />

strategische doelen en methoden om deze doelen te bereiken. Deze zijn hieronder weergegeven.<br />

Strategische doelen<br />

De organisatie kent verschillende strategische doelen voor <strong>het</strong> jaar 2006. Dit zijn <strong>het</strong> verhogen van:<br />

Omzet;<br />

Winstgevendheid (verminderen voorraad, verhogen winst als % van de omzet);<br />

Servicegraad aan de klanten (<strong>op</strong> tijd leveren van voorraad, <strong>op</strong> tijd leveren van niet voorraad);<br />

Operationele uitmuntendheid (Eaton Lean System en Eaton Business Excellence);<br />

Organisatieontwikkeling (<strong>op</strong>leidingsuren per medewerker en medewerkersbetrokkenheid).<br />

Filosofie<br />

Om blijvende t<strong>op</strong>garanties te garanderen en te zorgen dat medewerkers zich blijven inzetten voor de<br />

doelstellingen van <strong>het</strong> bedrijf heeft Eaton een bedrijfsfilosofie geïntroduceerd, dit om ervoor te zorgen<br />

dat medewerkers, managers en <strong>het</strong> bedrijf bepaalde <strong>op</strong>vattingen delen. De filosofie van Eaton wordt<br />

hieronder samengevat (Folder “Waarden en filosofie van Eaton”, 1998).<br />

100% inzet;<br />

Personeel gericht ingezet;<br />

Communicatie is <strong>op</strong>en, eerlijk en <strong>op</strong> tijd;<br />

Betrokkenheid bij succes en groei;<br />

Voortdurend leren;<br />

Het werk (snelheid en stiptheid) is belangrijk;<br />

Prestaties worden beoordeeld;<br />

Marktconforme vergoeding voor geleverde prestaties;<br />

Stimuleren van creativiteit.<br />

Missie<br />

“De beste leverancier zijn voor klanten, met een onderscheidend en hooggewaardeerd aanbod van<br />

producten, diensten en <strong>op</strong>lossingen. De snelste leverancier worden van elektrotechnische<br />

<strong>op</strong>lossingen.” (Eaton Ondernemingsstrategie 2004-2008).<br />

Visie<br />

“De meest bewonderde onderneming in onze markten zijn. Klanten die zeggen: “Wij willen meer<br />

zaken doen met Eaton. Aandeelhouders die zeggen: “Eaton is een van mijn beste investeringen.”<br />

Medewerkers die zeggen: “Ik ben er trots <strong>op</strong> deel uit te maken van <strong>het</strong> Eaton-team.” (Eaton<br />

Ondernemingsstrategie 2004-2008).<br />

Wie is Eaton? Waar wil Eaton naar toe?<br />

Eaton is een onderneming met een solide positie in Nederland. Vanuit die positie willen zij voor de<br />

nationale en internationale markt componenten, systemen en diensten voor <strong>het</strong> schakelen, verdelen<br />

en beheersen van elektrische energie winstgevend ontwikkelen, produceren, verk<strong>op</strong>en en<br />

onderhouden. De hoofddoelstellingen van Eaton zijn winstgevendheid, een aantrekkelijk rendement<br />

voor haar investeerders en de waarde voor de aandeelhouders verhogen. Om deze doelen te bereiken<br />

dient Eaton vast te houden aan de waarden die centraal staan binnen de organisatie (Eaton<br />

Beleidsnota, 2003).<br />

Hoe wil Eaton Electric dit bereiken?<br />

Alle onderstaande informatie is verkregen via Beleidsnota <strong>op</strong> de website www.holec.com (2003).<br />

30


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Door groei:<br />

Voldoende autonome omzetgroei;<br />

Sterkere groei is mogelijk via joint-ventures en acquisities.<br />

Door winstgevendheid:<br />

Handhaven van een minimaal rendement <strong>op</strong> geïnvesteerd vermogen, <strong>het</strong>geen eisen stelt aan<br />

<strong>het</strong> bedrijfsresultaat voor belasting als percentage van de omzet nodig.<br />

Door kennis en kunde:<br />

Kennis en kunde <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied van strategische marketing, proces- en producttechnologie wil<br />

Eaton vastleggen, verbeteren, ontwikkelen of aanschaffen. Zonodig biedt Eaton deze kennis en<br />

kunde aan derden aan;<br />

Aan onderzoek en ontwikkeling wordt een vast percentage van de omzet besteed, waar<br />

mogelijk mede te financieren door derden.<br />

Via de medewerkers:<br />

De inzet en betrokkenheid van onze medewerkers ziet Eaton als bepalend voor <strong>het</strong> succes van<br />

onze organisatie;<br />

Besluitvorming delegeert Eaton Electric naar een zo laag mogelijk niveau in de organisatie;<br />

De effectiviteit van Eatons medewerkers en processen willen zij <strong>op</strong>timaliseren door<br />

voortdurende verbetering van de organisatie;<br />

Eaton wil snel en flexibel reageren <strong>op</strong> veranderingen in de markt.<br />

Welke waarden hanteert Eaton?<br />

De klant wordt gezien als partner;<br />

De juiste kwaliteit in werk en product;<br />

Routines doorbreken door innovatie;<br />

Samen sterk met respect voor <strong>het</strong> individu.<br />

Eatons beleidsaccenten<br />

Effectief gebruik van tijd, grondige voorbereiding en afmaken waaraan wordt begonnen;<br />

Consequent doorvoeren van <strong>het</strong> "vier-ogen-principe" bij <strong>het</strong> nemen van beslissingen en <strong>het</strong><br />

aangaan van verplichtingen;<br />

Medewerkers krijgen ontplooiingskansen door <strong>het</strong> <strong>op</strong>doen van ervaring en <strong>het</strong> actief volgen van<br />

<strong>op</strong>leidingen;<br />

Een inspanningsplicht van werkgever en medewerker;<br />

Medewerkers belonen <strong>op</strong> basis van functie en beoordeling, in relatie met branche en omgeving;<br />

Actief verantwoordelijkheid nemen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied van veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu;<br />

Discriminatie wordt afgewezen bij Eaton;<br />

Eaton streeft naar meer vrouwen in verantwoordelijke functies;<br />

Eaton hecht aan <strong>op</strong>en communicatie en stimuleert de dialoog.<br />

Eaton Lean System<br />

Eaton kent <strong>het</strong> “Eaton Lean System” om de efficiency van <strong>het</strong> productiesysteem te verhogen, dit<br />

systeem omvat 8 verschillende onderdelen:<br />

1. Value Stream Mapping (<strong>het</strong> in kaart brengen van waardestromen);<br />

2. 5S Werkplekinrichting (scheiden, schikken, schoonmaken, standaardiseren, stimuleren en in<br />

stand houden);<br />

3. Gestandaardiseerd werk;<br />

4. TPM (onderhoud voor maximale beschikbaarheid);<br />

31


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

5. Defecten voorkomen;<br />

6. Set up reduction (insteltijd verkorten);<br />

7. Continue Productie Stroom;<br />

8. Kanban Pull System.<br />

4.2 HRM binnen Eaton Electric B.V.<br />

4.2.1 HR-afdeling binnen Eaton Electric B.V.<br />

Binnen de organisatie is er een centrale HR-afdeling welke zorgdraagt voor <strong>het</strong> integraal<br />

<strong>personeelsbeleid</strong> van de organisatie. De Manager HR maakt onderdeel uit van <strong>het</strong> Management Team,<br />

daarnaast zijn er 3 HR-specialisten en 5 medewerkers “Service Desk P&O”. Het organogram (incl.<br />

FTE) van de afdeling HR ziet er als volgt uit (Personeelshandboek Eaton Electric B.V., 2006):<br />

Figuur 4.1 Organogram afdeling HR<br />

Secretary<br />

0.4<br />

HR Specialist<br />

0,6<br />

HR Specialist<br />

1.0<br />

HR Specialist<br />

0.9<br />

Manager HR<br />

1.0<br />

Lead analist HR<br />

HR Service desk<br />

1.0<br />

Admin support:<br />

1.0 + 0.5<br />

HR Analist<br />

0.8<br />

PMS Admin<br />

1.0<br />

Totaal: 8.2 fte<br />

4.2.2 Strategisch <strong>personeelsbeleid</strong><br />

Personeelsbeleid is <strong>het</strong> geheel van activiteiten die structureel gericht zijn <strong>op</strong> <strong>het</strong> doelmatig en<br />

doeltreffend functioneren van mensen in een arbeidsorganisatie.<br />

Naar aanleiding van de strategische doelen die zijn vastgesteld door Eaton Corporate, en de daaruit<br />

voortvloeiende strategische doelen van Eaton Electric Eur<strong>op</strong>e en Eaton Electric B.V., zijn de volgende<br />

strategische doelstellingen van <strong>het</strong> strategisch <strong>personeelsbeleid</strong> van Eaton Electric B.V. geformuleerd:<br />

Het creëren van een positieve werkomgeving, gebaseerd <strong>op</strong> de principes van de Eaton-filosofie;<br />

Het bouwen van een organisatie met vakbekwame mensen om de hoge prestatiecultuur te<br />

ondersteunen;<br />

Het implementeren van één P&O-structuur voor <strong>het</strong> gehele bedrijf Eaton;<br />

Het komen tot een online selfservice bedrijf;<br />

Het nastreven van wereldwijde functionele uitmuntendheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied van P&O.<br />

De rol van P&O binnen Eaton Electric B.V. is:<br />

Strategisch Business partner met gedeelde verantwoordelijkheid. P&O neemt initiatieven om de<br />

bedrijfsplannen te ontplooien;<br />

Acteren als “Change Agent”. Leidinggevenden stimuleren om een pro-actieve omgeving te<br />

creëren;<br />

Manager van Talent. Behouden van talent voor de organisatie en <strong>het</strong> maken van<br />

ontwikkelingsplannen;<br />

32


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Optreden als coach van <strong>het</strong> management en vormgeven aan <strong>het</strong> Eaton leiderschapsmodel;<br />

P&O heeft een tweezijdige rol om management en medewerker te ondersteunen met<br />

inachtneming van een hoge mate van integriteit;<br />

P&O is eigenaar van P&O-processen en <strong>het</strong> centrale aanspreekpunt voor personeelszaken.<br />

De algemene doelstelling van <strong>het</strong> integraal <strong>personeelsbeleid</strong> is <strong>het</strong> zo goed mogelijk <strong>op</strong> elkaar<br />

afstemmen van de belangen van de organisatie en de medewerkers. De visie met betrekking tot <strong>het</strong><br />

integrale <strong>personeelsbeleid</strong> luidt als volgt “Mensen zijn onze kracht en de sleutelfactor tot succes”. Dit<br />

leidt binnen Eaton Electric B.V. tot de volgende doelstellingen:<br />

Continuïteit in personeelsbezetting;<br />

Ontplooien van medewerkers in bovengenoemde eigenschappen (ontwikkeling);<br />

Passende beoordeling en beloning;<br />

Ontwikkelen van een passende organisatie;<br />

- arbeidsinhoud<br />

- arbeidsomstandigheden<br />

- 'platte' organisatiestructuur (decentralisatie)<br />

Blijvend stimuleren en vergroten van <strong>op</strong>en communicatie en samenwerking.<br />

4.2.3 Instrumenten ten behoeve van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong><br />

Binnen Eaton Electric B.V. beschikt men over verschillende primaire instrumenten om <strong>het</strong> integrale<br />

<strong>personeelsbeleid</strong> zo <strong>op</strong>timaal mogelijk te kunnen uitvoeren. De term ‘instrument’ moet ruim worden<br />

<strong>op</strong>gevat, <strong>het</strong> betreft namelijk niet alleen systemen en procedures maar ook vaardigheden en<br />

commissies. De personeelsinstrumenten kunnen in de volgende zes basisgroepen ingedeeld worden:<br />

Bezetting Beoordeling Beloning<br />

Personeelsplanning Beoordelingssysteem Promotiemogelijkheden<br />

(Interne) werving en selectie Potentieelbeoordeling Informele personeelsactiviteiten<br />

Overplaatsing<br />

Ontslag (exit-interview) en<br />

outplacement<br />

Promotie, progressie, demotie<br />

ISF/SAO-systeem Persoonlijke waardering van <strong>het</strong><br />

management<br />

Primaire, secundaire arbeidsvoorwaarden<br />

en reglementen<br />

Ontwikkeling Overleg & medezeggenschap Organisatieontwikkeling<br />

Opleidingen en stages Werkoverleg Taakstructurering<br />

MD-programma Ondernemingsraad (OR) Arbeidsomstandigheden<br />

Lo<strong>op</strong>baanbegeleiding<br />

(functioneringsgesprekken)<br />

Werkgroepen Organisatiecultuur<br />

Naast de bovengenoemde primaire personeelsinstrumenten zijn er ook de zogenaamde secundaire<br />

personeelsinstrumenten: instrumenten ter bestrijding/preventie van <strong>het</strong> ziekteverzuim (bijvoorbeeld<br />

Sociaal-medische teams), introductie nieuwe medewerkers, contacten met externe instanties<br />

(vakbonden, adviesbureaus en dergelijke), personeelsinformatiesysteem, personeelszorg, interne<br />

communicatie en voorlichting.<br />

33


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

4.2.4 Personeels<strong>op</strong>bouw<br />

De personeels<strong>op</strong>bouw naar aantal dienstjaren, leeftijd en de verdeling man/vrouw binnen Eaton<br />

Electric B.V. is weergegeven in de onderstaande grafieken (peildatum: 28-03-2006). Voor een<br />

overzicht van de exacte getallen wordt verwezen naar bijlage 5.<br />

20,0%<br />

15,0%<br />

10,0%<br />

5,0%<br />

0,0%<br />

Figuur 4.2 Overzicht Dienstjaren Gemiddeld aantal dienstjaren: 21<br />

40,0%<br />

30,0%<br />

20,0%<br />

10,0%<br />

0,0%<br />

Figuur 4.3 Overzicht <strong>Leeftijd</strong> Gemiddelde leeftijd: 40<br />

100,0%<br />

80,0%<br />

60,0%<br />

40,0%<br />

20,0%<br />

0,0%<br />

Figuur 4.4 Verdeling Man/Vrouw<br />

Overzicht (in %) dienstjaren<br />

<strong>Leeftijd</strong>s<strong>op</strong>bouw (in %) Eaton Electric B.V.<br />

Verdeling (in %) man/vrouw<br />

0<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6-10<br />

11-15<br />

16-20<br />

21-25<br />

26-30<br />

31-35<br />

36-40<br />

41-45<br />

46-50<br />

16-20<br />

21-30<br />

31-40<br />

41-50<br />

51-60<br />

> 60<br />

Man<br />

Vrouw<br />

Naast <strong>het</strong> onderzoek is een analyse van de personeels<strong>op</strong>bouw in de toekomst ook van belang om<br />

eventuele problemen <strong>op</strong> tijd te signaleren zodat de organisatie tijdig deze problemen kan voorkomen<br />

of <strong>op</strong>lossen. Voor een volledige analyse zijn zowel de instroom en uitstroom van <strong>het</strong> bedrijf nodig als<br />

andere factoren, bijvoorbeeld de werking <strong>op</strong> de arbeidsmarkt en consumentenmarkt. De factoren van<br />

de consumentenmarkt worden in deze analyse echter buiten beschouwing gelaten omdat deze niet<br />

34


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

gerelateerd zijn aan de richting van <strong>het</strong> onderzoek. Wel zullen <strong>op</strong> basis van de voorspellingen van <strong>het</strong><br />

Regionaal Platform Arbeidsmarkt (tot 2008) globale uitspraken worden gedaan over de ontwikkelingen<br />

in de arbeidsmarkt in de regio Twente en de mogelijke gevolgen voor Eaton Electric B.V. en haar<br />

medewerkers. Daarnaast zal, voor zover mogelijk, <strong>het</strong> strategisch plan van Eaton Electric B.V. worden<br />

meegenomen in de analyse om te zien of in <strong>het</strong> kader daarvan problemen zijn te verwachten als <strong>het</strong><br />

om personeel gaat. Hieronder wordt eerst toegelicht hoe de personeels<strong>op</strong>bouw van de toekomst is<br />

berekend. Daarna wordt ingegaan <strong>op</strong> de arbeidsmarkt en <strong>het</strong> strategisch plan.<br />

Uitstroom medewerkers<br />

Bij de uitstroom van medewerkers is alleen gekeken naar uitstroom in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> bereiken van<br />

de 61-jarige leeftijd; de leeftijd waar<strong>op</strong> men <strong>op</strong> dit moment nog met vervroegd pensioen kan. Het is<br />

moeilijk te voorspellen hoeveel medewerkers er de komende jaren uit dienst zullen gaan of moeten in<br />

verband met andere factoren als een aantrekkelijkere functie bij een ander bedrijf of inkrimping van<br />

de organisatie. Ook is weinig te voorspellen als <strong>het</strong> gaat om de instroomcijfers van Eaton Electric B.V.<br />

in Hengelo. Uit cijfers van <strong>het</strong> jaar 2000 tot en met 2005 blijkt dat <strong>het</strong> aantal mensen wat instroomt<br />

per jaar sterk fluctueert en dat een deel van de ingestroomde medewerkers binnen 1 tot 3 jaar ook<br />

weer uitstroomt vanwege een contract voor bepaalde tijd. Voor een analyse van de personeels<strong>op</strong>bouw<br />

voor de komende jaren is dus alleen gekeken naar <strong>het</strong> aantal medewerkers wat nu in dienst is bij<br />

Eaton Electric B.V. en de leeftijdscategorie waarbinnen zij nu en tot over maximaal 10 jaar vallen.<br />

Hierbij zijn stagiair(e)s niet meegerekend maar wel leerlingen (deze staan <strong>op</strong> de payroll van Eaton<br />

Electric B.V. en werken in <strong>het</strong> kader van hun <strong>op</strong>leiding).<br />

De medewerkers van Eaton Electric B.V. zijn onder te brengen in 12 grote groepen waaronder weer<br />

kleinere afdelingen vallen. De indeling van de groepen van groot naar klein zijn als volgt:<br />

Groep % 1 % 2 % 3 % 4<br />

Medium Voltage Systems 19,0 4,9 9,9 26,4<br />

Eaton Electric General Services 15,0 3,5 12,5 28,5<br />

Sales 13,0 5,5 14,3 23,8<br />

Low Voltage Components 10,0 8,8 16,2 35,4<br />

Service 9,0 8,3 17,9 26,2<br />

Administration 8,0 5,0 10,0 22,5<br />

Supply Chain 7,0 2,9 10,1 31,8<br />

Low Voltage Systems 7,0 3,1 6,3 20,3<br />

Research & Devel<strong>op</strong>ment 5,0 15,1 20,8 34,0<br />

Operation Others 3,0 9,7 13,3 26,6<br />

Distribution 3,0 3,4 6,9 24,1<br />

Laboratorium 1,0 7,6 15,4 23,1<br />

%¹ = Grootte (aantal medewerkers in %) van de groep binnen Eaton Electric B.V. ten <strong>op</strong>zichte van <strong>het</strong> totaal.<br />

% 2 = Percentage medewerkers welke binnen 3 jaar uitstromen in de betreffende groep in verband met bereiken van de<br />

61-jarige leeftijd.<br />

% 3 = Percentage medewerkers welke binnen 5 jaar uitstromen in de betreffende groep in verband met bereiken van de<br />

61-jarige leeftijd.<br />

% 4 = Percentage medewerkers welke binnen 10 jaar uitstromen in de betreffende groep in verband met bereiken van de<br />

61-jarige leeftijd.<br />

Uit bovenstaande tabel blijkt dat binnen 10 jaar een aantal afdelingen 1/3 van zijn medewerkers<br />

kwijtraakt door uitstroom. Dit hoeft niet maar kan wel problematisch worden indien er te weinig<br />

nieuwe medewerkers worden aangenomen en er te weinig mensen doorstromen naar bepaalde ‘key<br />

positions’ die door uitstroom dreigen <strong>op</strong>en komen te staan.<br />

35


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Key positions wordt als volgt gedefinieerd:<br />

“Belangrijke functies in de organisatie waarvoor veel kennis en ervaring vereist is en waar in veel<br />

gevallen leiding wordt gegeven aan andere medewerkers. De functie is vrijwel onmisbaar in de<br />

organisatie omdat deze zorgt voor samenhang tussen verschillende afdelingen en/of activiteiten en<br />

is moeilijk <strong>op</strong> korte termijn te vervangen door een andere medewerker.”<br />

Aan deze definitie houdend is per afdeling bekeken welke key positions binnen 10 jaar <strong>op</strong>en komen te<br />

staan door uitstroom van de medewerker. Voor een overzicht van key positions, zie bijlage 6 van dit<br />

verslag.<br />

Analyse grafieken per afdeling<br />

Bij alle groepen blijken <strong>het</strong> aantal medewerkers in de categorie 61-65 jaar in snel tempo te groeien.<br />

De categorie 51-60 jaar blijkt bij de groepen Sales, Laboratorium, LVS en MVS ongeveer gelijk te<br />

blijven gedurende de komende 10 jaar. Bij Operation Others en R&D daalt <strong>het</strong> aantal medewerkers<br />

van die categorie zelfs gestaag. Wat <strong>op</strong>valt is dat <strong>het</strong> aantal medewerkers in de categorie 41-50 jaar<br />

bij de meeste afdelingen <strong>het</strong> hoogst is. Voor een overzicht van de leeftijds<strong>op</strong>bouw per afdeling zie ook<br />

bijlage 7.<br />

Arbeidsmarkt<br />

Nu de leeftijds<strong>op</strong>bouw binnen Eaton Electric B.V. is geanalyseerd, is <strong>het</strong> goed te kijken naar de<br />

invloed van de arbeidsmarkt. Voor deze informatie is gebruik gemaakt van de cd-rom RATIO-II van<br />

<strong>het</strong> Regionaal Platform Arbeidsmarkt Twente (2005) en <strong>het</strong> rapport CWI Arbeidsmarktprognose 2006-<br />

2011 (2006). Om enige uitspraken te kunnen doen of er in de toekomst problemen te verwachten zijn<br />

ten aanzien van personeel, is <strong>het</strong> belangrijk de beroepsbevolking van de toekomst te analyseren.<br />

Houdend aan de indeling van <strong>het</strong> CWI rapport zijn binnen Eaton Electric B.V. hoofdzakelijk drie<br />

beroepsgroepen te onderscheiden, namelijk: Verko<strong>op</strong>/Commercieel, Administratief/Beleidsadviserend<br />

en Productie/Onderhoud. Tot <strong>het</strong> jaar 2011 zal <strong>het</strong> aandeel beroepsbevolking in de beroepsgroep<br />

Verko<strong>op</strong>/Commercieel gelijk blijven, Administratief/Beleidsadviserend stijgt met 1,2% en<br />

Productie/Onderhoud neemt af met 3,6%. Voor Eaton zou dit kunnen betekenen dat <strong>het</strong> in de<br />

toekomst lastig is om Productie/Onderhoud personeel aan te nemen maar gezien de voorspelde<br />

negatieve dan wel gematigde ontwikkeling van banen in de industriesector lijkt <strong>het</strong> wel goed mogelijk<br />

te zijn. Voor de twee andere beroepsgroepen blijkt <strong>het</strong> wel iets beter mogelijk te zijn om personeel<br />

aan te nemen.<br />

Eaton heeft medewerkers in dienst met zeer verschillende niveaus van <strong>op</strong>leiding. Daarom is <strong>het</strong><br />

interessant om te kijken naar de ontwikkeling van de beroepsbevolking naar <strong>op</strong>leidingsniveau. Het<br />

aantal mensen met een hogere <strong>op</strong>leiding neemt in 2007 toe: zij nemen een groter deel in van de<br />

beroepsbevolking. Dit geldt ook voor de middelbare <strong>op</strong>leiding. Het aantal mensen met een lagere<br />

<strong>op</strong>leiding neemt af met ongeveer de helft. Van 2008 tot en met 2011 wordt verwacht dat alles<br />

afneemt, maar nog steeds meer blijft dan in 2006. Mogelijke gevolgen voor Eaton zijn dat er<br />

makkelijker personeel te krijgen is met een middelbare of hogere <strong>op</strong>leiding en minder makkelijk om<br />

laag <strong>op</strong>geleiden aan te nemen.<br />

Naast een prognose van de beroepsgroepen en <strong>op</strong>leidingsniveau apart, is ook een prognose<br />

beschikbaar van een combinatie van beide. Uit die prognose blijkt vooral een toename van <strong>het</strong> aantal<br />

mensen in de beroepsbevolking <strong>op</strong> alle <strong>op</strong>leidingsniveaus van Administratief/Beleidsadviserend<br />

(variërend van +3000 tot +16000). Ook is er een geringe toename van <strong>het</strong> aantal mensen die hoger<br />

en middelbaar <strong>op</strong>geleid zijn richting Verko<strong>op</strong>/Commercieel (respectievelijk +8000 en +3000). Een<br />

36


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

sterke daling vindt plaats als <strong>het</strong> gaat om lager en middelbaar <strong>op</strong>geleide mensen richting<br />

Productie/Onderhoud (respectievelijk –17000 en –21000).<br />

Met name voor de technische beroepen wordt een tekort aan kandidaten voorspeld. Het aantal<br />

<strong>op</strong>enstaande vacatures overstijgt <strong>het</strong> aantal niet-werkende werkzoekenden. Dit ‘vraagoverschot’ doet<br />

zich bij de hogere technische beroepen (net) niet voor, maar de relatieve krapte voor dit<br />

beroepssegment is vrij hoog. Er is geen sprake van een groot vraagoverschot, maar de bestaande<br />

vacatures zijn verhoudingsgewijs wel lastig in te vullen. Op middellange termijn zal zich bij de<br />

middelbare en hogere technische beroepen meer krapte voordoen dan bij de andere beroepen<br />

(Regionaal Platform Arbeidsmarkt, 2005).<br />

Als laatste is <strong>het</strong> van belang te kijken naar de leeftijds<strong>op</strong>bouw van Nederland in de toekomst. Zoals<br />

besproken in de introductie (Hoofdstuk 1), zal <strong>het</strong> aandeel ouderen in de maatschappij toenemen en<br />

<strong>het</strong> aandeel jongeren afnemen. Gevolg hiervan is dat bedrijven meer moeite zullen ondervinden met<br />

<strong>het</strong> vinden van geschikte jonge medewerkers. Hier zal Eaton, net als de rest van de organisaties in<br />

Nederland meer moeite mee krijgen. Organisaties moeten met elkaar concurreren om jonge en<br />

geschikte personen in dienst te kunnen nemen. Organisaties die dit niet lukt zullen, om <strong>op</strong>enstaande<br />

vacatures in te vullen, toegewezen zijn <strong>op</strong> oudere medewerkers.<br />

Strategisch Plan<br />

Eaton Electric B.V. heeft een strategisch plan geformuleerd tot en met 2008. Het plan is slechts<br />

algemeen geformuleerd en daarmee te beperkt om aan te geven of er in de toekomst uitbreiding of<br />

inkrimping binnen Eaton Electric B.V. zal plaatsvinden en <strong>op</strong> welke afdelingen. Hiervan afgeleid is <strong>het</strong><br />

moeilijk om te voorspellen of er in de toekomst meer of minder medewerkers van bepaalde<br />

beroepsrichtingen in dienst zullen zijn. In de strategie van Eaton Electric B.V. is wél aangegeven dat<br />

Eaton Electric B.V. wil groeien wat netto omzet betreft en <strong>op</strong>erationeel uitmuntend wil zijn. Dit zou<br />

kunnen betekenen dat er in de toekomst meer medewerkers zullen worden aangenomen en dat men<br />

meer zal investeren in de training en <strong>op</strong>leiding van medewerkers.<br />

4.3 Medewerkersinvloed<br />

Medewerkersinvloed gaat over de mate van verantwoordelijkheid, inspraak en ‘macht’ die de<br />

organisatie overlaat aan haar medewerkers. De belangrijkste vormen van medewerkersinvloed binnen<br />

Eaton Electric B.V. zijn de ondernemingsraad en werkoverleg. Iedere onderneming met meer dan 50<br />

medewerkers is volgens de Wet <strong>op</strong> de Ondernemingsraden verplicht een Ondernemingsraad te<br />

hebben. De Ondernemingsraad [OR] is een medezeggenschapsorgaan ter behartiging van (individuele<br />

en collectieve) belangen van medewerkers en organisatie. Bij Eaton bestaat de OR momenteel uit 15<br />

personen welke gekozen zijn door de medewerkers van de organisatie. De hoofdtaak van de OR<br />

binnen Eaton heeft betrekking <strong>op</strong> strategische onderwerpen. Als wettig gekozen<br />

medezeggenschapsorgaan overlegt de OR met de daarvoor volgens de WOR aangewezen bestuurder.<br />

De OR behandelt alle onderwerpen, die van gemeenschappelijk belang zijn voor Eaton Electric B.V.<br />

Naast de OR wordt er binnen Eaton ook regelmatig terugkerend werkoverleg <strong>op</strong> afdelingen<br />

uitgevoerd; hierin worden dan zaken behandeld die de gehele afdeling aangaan. Tevens zijn er<br />

werkgroepen actief binnen de organisatie. In deze (tijdelijke) groepen die zijn samengesteld uit<br />

medewerkers van verschillende afdelingen/industriegroepen worden actuele thema’s in de organisatie<br />

behandeld. Verder is er een ideeënbus waarin de medewerkers hun <strong>op</strong>merkingen maar ook hun<br />

ideeën kwijt kunnen aan <strong>het</strong> management, al dan niet anoniem.<br />

37


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

4.4 (In- en door)stroombeleid<br />

(In- en door)stroombeleid betreft <strong>het</strong> HRM-beleid welke de in-, door- en uitstroom regelt van<br />

medewerkers. Van (in- en door)stroombeleid komt in zowel <strong>het</strong> theoriehoofdstuk als in <strong>het</strong> onderzoek<br />

alleen doorstroom aan bod. Om die reden wordt alleen ingegaan <strong>op</strong> doorstroom binnen Eaton Electric<br />

B.V. Binnen Eaton zijn er verschillende mogelijkheden voor medewerkers om door te stromen naar<br />

andere functies. Er kan zowel horizontaal als verticaal doorgestroomd worden binnen Eaton. Hiervoor<br />

zijn regelingen ontwikkeld: promotieregeling, demotiebeleid en een regeling voor overplaatsing.<br />

Verder geldt <strong>het</strong> beleid dat vacatures bij voorkeur intern vervuld worden. Dit komt ten goede aan de<br />

interne doorstroommogelijkheden voor de medewerkers. Eaton biedt medewerkers mogelijkheden om<br />

<strong>op</strong>leidingen en trainingen te volgen. Deze dienen echter wel in één van de volgende drie categorieën<br />

te vallen: 1) functienoodzakelijk, 2) lo<strong>op</strong>baanontwikkelend en 3) wenselijk of gericht <strong>op</strong><br />

zelfontplooiing. Dit wil zeggen dat men een verbreding van kennis en vaardigheden voor de huidige of<br />

toekomstige baan wil <strong>op</strong>doen of <strong>het</strong> functioneren wil verbeteren maar niet functiegericht zijn. Eaton<br />

biedt, vanaf <strong>het</strong> punt van beleid gezien, haar medewerkers voldoende mogelijkheden met betrekking<br />

tot <strong>het</strong> volgen van <strong>op</strong>leidingen en trainingen. Goedkeuring voor een <strong>op</strong>leiding of training dient te<br />

gebeuren door zowel de direct leidinggevende als de afdeling Human Resources. Het initiatief voor<br />

verandering van functie of <strong>het</strong> volgen van een <strong>op</strong>leiding of training ligt bij de medewerkers en<br />

leidinggevenden.<br />

Lo<strong>op</strong>baanbeleid<br />

Binnen Eaton Electric B.V. is een uitgebreid lo<strong>op</strong>baanbeleid <strong>op</strong>gesteld. Door middel van <strong>het</strong><br />

lo<strong>op</strong>baanbeleid wil Eaton Electric B.V. aan de doelstellingen, zoals omschreven staan in de strategie,<br />

voldoen. Het belang van Eaton staat dus voor<strong>op</strong> maar wordt ook afgestemd <strong>op</strong> de wensen en<br />

behoeften van de individuele medewerker. Het initiatief voor de ontwikkeling van medewerkers ligt bij<br />

de medewerkers zelf. Zij moeten zelf de stap nemen om aan te geven wat zij willen ontwikkelen. De<br />

verantwoordelijkheid voor de uitvoer van <strong>het</strong> lo<strong>op</strong>baanbeleid ligt bij de managers. De HR-afdeling<br />

heeft vooral een facilitaire rol.<br />

Met APEX wordt de individuele prestatie en gedrag gemeten, met OCA wordt bekeken of de<br />

organisatie over voldoende management beschikt om de gestelde doelen te realiseren van de<br />

organisatie en de managers en in Talent Management wordt geanalyseerd wat de talenten binnen de<br />

organisatie zijn. Aan de hand daarvan wordt een plan <strong>op</strong>gesteld met competenties die nog (verder)<br />

ontwikkeld moeten worden. Door middel van APEX wordt gewerkt om aan ontwikkeling van<br />

medewerkers te doen. Het APEX model bevat vele instrumenten. Een aantal belangrijke instrumenten<br />

zijn de volgende:<br />

- Performance coaching: stimuleert iedereen om betere resultaten te bereiken.<br />

- Career coaching: medewerkers helpen een hoge mate van betrokkenheid en tevredenheid te<br />

bereiken en de beste en meest waardevolle medewerkers te behouden.<br />

- Devel<strong>op</strong>ment coaching: doel is om medewerkers te helpen hun bestaande vaardigheden te<br />

verbeteren en nieuwe te ontwikkelen.<br />

- APEX online: software applicatie die medewerkers helpt doelen te formuleren, ontwikkeling te<br />

plannen, identificeren/definiëren van vaardigheden en competenties en evaluaties en<br />

rapporten <strong>op</strong>stellen. Daarnaast biedt APEX tips en hulp voor <strong>het</strong> hele proces.<br />

- APEX offline; voor medewerkers zonder PC en beneden een bepaalde functiegroep.<br />

Het lo<strong>op</strong>baanbeleid is gebaseerd <strong>op</strong> drie systemen:<br />

APEX: Achieving Performance Excellence<br />

OCA: Organization Capability Assessment<br />

Talent Management<br />

38


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Belangrijk te vermelden is dat in <strong>het</strong> kader van APEX geen gescheiden beoordelings- en/of<br />

functioneringsgesprekken worden gehouden maar een Mid-year Progress Check. In deze check-ups<br />

wordt een beoordeling- en functioneringsgesprek ineen gehouden. Het gesprek vindt twee maal per<br />

jaar plaats en de eerste check in <strong>het</strong> jaar is gek<strong>op</strong>peld aan <strong>het</strong> salaris zodat prestatie uitmondt in<br />

beloning. Hieronder is een figuur te vinden welke <strong>het</strong> lo<strong>op</strong>baanbeleidbeleid overzichtelijk weergeeft.<br />

Assessment of<br />

Performance &<br />

Behaviors<br />

Processes are applicable<br />

to all levels: Sites, Divisions,<br />

Groups, Corporate<br />

Figuur 4.5 APEX schema<br />

APEX<br />

Dual rating:<br />

- Performance &<br />

behaviors<br />

- Leadership<br />

model rating<br />

Talent Management<br />

- T<strong>op</strong> Talent Profiles<br />

- Key Position Profiles<br />

- Cross- Group or<br />

function moves for<br />

Devel<strong>op</strong>ment<br />

- Exposure to Senior<br />

leaders (& Board)<br />

OCA<br />

- Organizational<br />

assessment<br />

- Assessments of<br />

leaders<br />

- Lists of T<strong>op</strong><br />

Talent<br />

Operationalization of the plan:<br />

Movement of T<strong>op</strong> Talent for Devel<strong>op</strong>ment<br />

Assessment of<br />

Potential<br />

Binnen <strong>het</strong> lo<strong>op</strong>baanbeleid wordt veel aandacht besteedt aan de coachende en feedback<br />

vaardigheden van managers. Zo moet men actief kunnen luisteren, vertrouwen <strong>op</strong>bouwen en<br />

zelfontdekking aanmoedigen. Ook is beschreven hoe men kan coachen. Dit alles om een goede<br />

communicatie tussen medewerkers en managers mogelijk te maken. Kortom, <strong>het</strong> lo<strong>op</strong>baanbeleid is<br />

uitvoerig en concreet beschreven en steekt goed in elkaar. Daarentegen blijkt dat er in de praktijk<br />

minder gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die <strong>het</strong> beleid biedt dan dat men ho<strong>op</strong>t.<br />

4.5 Arbeidsvoorwaarden<br />

Arbeidsvoorwaarden betreffen de systemen voor beoordeling en beloning welke een organisatie<br />

gebruikt. De standaardvormen van beloning zijn <strong>op</strong>genomen in een collectieve arbeidsovereenkomst<br />

[CAO’s]. Er zijn meerdere CAO’s die binnen Eaton Electric B.V. van toepassing zijn. Dit zijn:<br />

Metalektro 2004/2007;<br />

Hoger Personeel [HP] in de Metalektro 2004/2007;<br />

Aanvullende CAO in de Metalektro betreffende de toepassing van ISF en/of SAO 2004/2007;<br />

SUM-Affinancierings CAO 2003/2007 en;<br />

CAO inzake Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro [A+O] 2005/2008.<br />

Beoordeling<br />

Verder beschikt Eaton over een beoordelingssysteem waarbij zowel naar de individuele prestatie van<br />

de medewerker wordt gekeken als naar de bedrijfsgebonden en persoonlijke omstandigheden. De<br />

beoordelingen vinden jaarlijks plaats en de criteria voor beoordeling zijn van tevoren vastgesteld. Elke<br />

medewerker, dus ook de oudere medewerkers, ondergaan de tweejaarlijkse check-ups. Eaton hoort<br />

daarmee bij de bedrijven die wel hun oudere medewerkers bij deze gesprekken betrekt, dit in<br />

39


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

tegenstelling tot vele andere bedrijven welke oudere medewerkers niet meer laten deelnemen aan<br />

beoordelings- en/of functioneringsgesprekken.<br />

Bij Eaton Electric B.V. geldt een systeem van beloning gek<strong>op</strong>peld aan beoordeling voor alle schalen.<br />

Met behulp van de lijst met criteria welke aan de medewerker wordt gesteld en onderstaand schema<br />

kan men de beoordeling k<strong>op</strong>pelen aan beloning (procentuele salarisverhoging). Echter, er geldt voor<br />

elke medewerker een minimum salaris, welke gerelateerd is aan leeftijd, waar men wettelijk gezien<br />

recht <strong>op</strong> heeft. Vanaf die basis kan men in aanmerking komen voor salarisverhoging.<br />

Wat<br />

Hoe<br />

Figuur 4.6 APEX beoordelingsschema<br />

0<br />

H<br />

P<br />

N<br />

U<br />

APEX beoordelingsresultaat<br />

en procentuele salarisverhoging<br />

0%<br />

O1<br />

0%<br />

H1<br />

0%<br />

P1<br />

0%<br />

N1<br />

0%<br />

U1<br />

2,0%<br />

O2<br />

1,5%<br />

H2<br />

1,0%<br />

P2<br />

0%<br />

N2<br />

0%<br />

U2<br />

3,0%<br />

O3<br />

2,5%<br />

H3<br />

2,0%<br />

P3<br />

0,5%<br />

N3<br />

4,5%<br />

O4<br />

4,0%<br />

H4<br />

2,5%<br />

P4<br />

1,0%<br />

N4<br />

6,0%<br />

O5<br />

5,0%<br />

H5<br />

3,0%<br />

P5<br />

1,5%<br />

N5<br />

Verklaring schema<br />

O = Outstanding. Uitstekende voltooiing van functieverantwoordelijkheden. Buitengewone prestaties.<br />

H = Highly Effective. Hoogst effectief in <strong>het</strong> vervullen van basiscompetenties voor de functie.<br />

P = Performing. Presteert goed.<br />

N = Needs improvement. Behoeft verbetering.<br />

U = Unsatisfactory. Onbevredigend.<br />

Leiderschaps-/compententieklassering<br />

1. Vertoont geen capaciteit, of er wordt wellicht tegengesteld gedrag geobserveerd. Gedragingen<br />

hinderen algemene resultaten/prestaties, een tekortkoming in dit individu.<br />

3. Begrijpt de hoge verwachting van Eaton en vertoont consequent vakkundigheid/ effectiviteit.<br />

Werkt actief aan <strong>het</strong> ontwikkelen van de vaardigheden en gedragingen vereist om "de lat<br />

hoger te leggen" voor hun eigen prestaties.<br />

5. Wordt als een rolmodel beschouwd; toonde ware beheersing van de betrokken vaardigheden,<br />

competenties en kennis; is/zou een maatstaf voor anderen moeten zijn waar anderen zich aan<br />

zouden moeten meten en van leren. Stelt de norm voor anderen.<br />

Regelingen voor oudere medewerkers<br />

Net als in de meeste CAO’s worden in de CAO’s welke van toepassing zijn <strong>op</strong> Eaton, voor oudere<br />

medewerkers meerdere vrije dagen toegekend dan voor jongere medewerkers. Verder zijn er binnen<br />

Eaton geen andere regelingen die ouderen andere specifieke rechten geven ten <strong>op</strong>zichte van<br />

jongeren.<br />

0%<br />

U3<br />

0%<br />

U4<br />

0%<br />

U5<br />

1 2 3 4 5<br />

40


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

4.6 Arbeidssysteem<br />

Arbeidsomstandigheden<br />

Bij <strong>het</strong> uitvoeren van <strong>het</strong> algemene ondernemingsbeleid zorgt Eaton Electric B.V. voor zo goed<br />

mogelijke arbeidsomstandigheden. Ten aanzien hiervan zijn de doelstellingen in <strong>het</strong> kader van<br />

arbobeleid vastgesteld, <strong>op</strong> welke wijze en welke termijn deze bereikt dienen te worden alsmede wie<br />

binnen de organisatie verantwoordelijk is voor <strong>het</strong> realiseren van deze doelstellingen. Het is voor<br />

iedereen inzichtelijk <strong>op</strong> welke wijze de arbozorg binnen <strong>het</strong> bedrijf is georganiseerd en wat de<br />

hoofddoelstellingen zijn. Daarnaast huurt Eaton Electric B.V. een afzonderlijke bedrijfsarts in.<br />

Veel medewerkers staan bij de uitvoering van werkzaamheden bloot aan fysieke belasting. Zware<br />

fysieke arbeid komt niet echt voor binnen de organisatie. Soms moet er getild worden, maar hiervoor<br />

zijn hijskranen of kleine kranen beschikbaar. Vanuit de Ziekteverzuimbegeleiding komen weinig<br />

arbeidsgebonden klachten voor in dit kader. Ter preventie van verzuim en/of gezondheidsklachten is<br />

<strong>het</strong> van belang de fysieke belasting te reduceren. Hiertoe besteedt Eaton aandacht aan de volgende<br />

aspecten: organisatie van de arbeid, inrichting van de arbeidsplaats, productie- en werkmethode,<br />

aanwezigheid hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen. Over <strong>het</strong> algemeen zijn de<br />

werkplekken netjes ingericht en is er voldoende aandacht besteed aan de ergonomie. De<br />

leidinggevende van een afdeling heeft een integrale verantwoordelijkheid voor onder andere de<br />

veiligheid van de werkplekken.<br />

Om medewerkers te beschermen tegen gehoorschade ten gevolge van blootstelling aan schadelijk<br />

lawaai voert Eaton Electric B.V. een beleid gericht <strong>op</strong> de beperking van <strong>het</strong> ontstaan van schadelijk<br />

lawaai.<br />

In de arbeidstijdenwet staan de maximale werktijden, de minimale rusttijden en de pauzes vermeld.<br />

Deze wet biedt flexibiliteit aan werkgevers en medewerkers ten aanzien van de werktijden. Er is een<br />

zogenaamde standaardregeling en daarnaast een overlegregeling, die de medewerkers- en<br />

werkgeversvertegenwoordiging of CAO-partijen de ruimte biedt om van de standaardregeling af te<br />

wijken (Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit). Binnen Eaton Electric B.V. zijn de werktijden<br />

geregeld in de werktijdenregeling, ook wordt er gebruik gemaakt van een tijdsregistratiesysteem. Tot<br />

slot kent Eaton Electric B.V. een aantal certificeringen, welke de veiligheid en kwaliteit garanderen<br />

met betrekking tot onder meer <strong>het</strong> vervaardigen, assembleren en installeren van producten.<br />

Daarnaast is er beleid met betrekking tot Veiligheid, Gezondheid en Welzijn.<br />

Arbeidsinhoud<br />

HRM heeft geen directe maar meer indirecte rol wat betreft arbeidsinhoud: <strong>het</strong> stelt <strong>het</strong> kader <strong>op</strong><br />

waarbinnen leidinggevenden <strong>het</strong> beleid vorm kunnen geven. Leidinggevenden spelen wel een directe<br />

rol in <strong>het</strong> ontwerpen van beleid en <strong>het</strong> toezicht <strong>op</strong> de arbeidsinhoud (Beer e.a., 1984). Zij kunnen<br />

overzien of de arbeidsinhoud aansluit bij <strong>het</strong> kunnen van hun medewerkers. HRM kan vervolgens de<br />

leidinggevende en/of medewerker adviseren en begeleiden wanneer er geen aansluiting is.<br />

41


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

5. Resultaten<br />

In dit hoofdstuk zullen de gegevens welke zijn verkregen via de enquêtes worden gepresenteerd. Aan<br />

de hand van deze gegevens zal worden gekeken of de <strong>op</strong>gestelde hypothesen verworpen of<br />

aangenomen dienen te worden. Allereerst zal kort de respons uit worden gewerkt (paragraaf 5.1).<br />

Vervolgens zullen in paragraaf 5.2 de demografische variabelen uitgewerkt worden. Welke toetsen<br />

binnen SPSS, een programma voor statistische gegevensverwerking en –analyse, gebruikt worden<br />

wordt toegelicht in paragraaf 5.3. Paragraaf 5.4 staat in <strong>het</strong> teken van de analyse(s). De analyse van<br />

de gegevens wordt eerst uitgevoerd <strong>op</strong> basis van leeftijd: zijn er verschillen tussen<br />

leeftijdscategorieën te vinden? Na deze analyse zal verder worden gekeken naar andere verschillen <strong>op</strong><br />

basis van andere demografische variabelen als geslacht, <strong>op</strong>leidingsniveau, aantal dienstjaren, afdeling<br />

en functie.<br />

5.1 Respons<br />

Er zijn 683 mensen benaderd voor <strong>het</strong> invullen van de enquête, de respons van de benaderde<br />

personen bedroeg 464 stuks (=68%). Gerelateerd aan <strong>het</strong> totale personeel van Eaton Electric B.V.<br />

betekent dit dat 48,4% van <strong>het</strong> totale personeelsbestand (=959) de enquête heeft ingevuld. Gezien<br />

<strong>het</strong> feit dat de enquête eind juni is uitgezet, veel personeel al met vakantie was en de korte invultijd<br />

(één week) is de respons boven verwachting te noemen. Om praktische redenen, onder andere de<br />

bereikbaarheid van personen en <strong>het</strong> beschikken over een computer, is er voor gekozen om bij <strong>het</strong><br />

houden van de enquêtes onderscheid te maken tussen productie- en kantoorpersoneel.<br />

Bij <strong>het</strong> productiepersoneel is er voor gekozen om een aselecte steekproef te houden, inhoudende dat<br />

50% van de werknemers via hun leidinggevende is benaderd om de enquête <strong>op</strong> papier in te vullen.<br />

Deze medewerkers zijn random gekozen uit een alfabetisch <strong>op</strong>gestelde namenlijst. De selectie vond<br />

plaats door om-en-om medewerkers uit de namenlijst te selecteren. Het vooraf geselecteerde<br />

productiepersoneel heeft onder werktijd tijdens 15 minuten durende bijeenkomsten de enquêtes<br />

ingevuld. Van <strong>het</strong> productiepersoneel zijn er 177 enquêtes retour gekomen. Van <strong>het</strong> kantoorpersoneel<br />

is iedereen persoonlijk via e-mail benaderd met <strong>het</strong> verzoek om de enquête <strong>op</strong> <strong>het</strong> internet in te<br />

vullen. Het totaal geretourneerde enquêtes via <strong>het</strong> internet bedroeg 287.<br />

Kritische kanttekening bij de enquêtes die <strong>op</strong> papier ingevuld dienden te worden is dat bij een aantal<br />

afdelingen de leidinggevende bij <strong>het</strong> invullen aanwezig was. De leidinggevende was er dan<br />

voornamelijk aanwezig om zorg te dragen dat iedereen de enquête invulde. Dit leidde soms tot<br />

<strong>op</strong>merkingen als: “Ik vul maar neutraal in, want anders krijg ik gedonder met mijn leidinggevende”.<br />

Ondanks <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> goed aan <strong>het</strong> personeel is duidelijk gemaakt dat <strong>het</strong> om een<br />

wetenschappelijk onderzoek gaat en dus geen onderzoek vanuit Eaton zelf bleef er bij sommigen toch<br />

enig wantrouwen bestaan. Ook <strong>op</strong>merkingen als: “Ach, er wordt toch niks gedaan met de uitkomsten<br />

van <strong>het</strong> onderzoek, zo gaat dat altijd bij dit bedrijf” werden door sommige personeelsleden geplaatst.<br />

Dit alles kan er toe leiden dat er een percentage ‘neutraal’ is ingevuld als antwoordmogelijkheid terwijl<br />

men eigenlijk wel duidelijk een mening heeft over <strong>het</strong> betreffende onderwerp maar deze wellicht niet<br />

durft te geven.<br />

5.2 Demografische variabelen<br />

De onderstaande respons is uitgedrukt in percentages van <strong>het</strong> aantal respondenten welke de<br />

betreffende vraag in hebben gevuld, non respons is buiten beschouwing gelaten. Verder zijn er<br />

afrondingsverschillen bij sommige variabelen, waardoor <strong>het</strong> totaal percentage soms kan afwijken van<br />

100%. Deze afrondingsverschillen komen doordat SPSS getallen afrond <strong>op</strong> 1 decimaal.<br />

42


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Van de respondenten (N=461) welke <strong>het</strong> geslacht hebben ingevuld, is 82,6% man en 17,4% vrouw.<br />

Van de mannelijke respondenten (N=381) is 26,1% werkzaam in de productie, 23,2% <strong>op</strong> kantoor,<br />

16,3% is leidinggevende, 14,5% valt onder ’overig’ personeel. Verder is 14,2% engineer, 4,4%<br />

secretarieel en 1,3% heeft een magazijnfunctie. Bij de vrouwelijke respondenten (N=80) is 61,2% in<br />

de productie werkzaam, 22,4% <strong>op</strong> kantoor, 7,5% valt in de categorie ‘overig’ personeel. Verder heeft<br />

3,8% een magazijnfunctie, 2,5% is engineer, 1,3% is leidinggevend en 1,3% heeft een secretariële<br />

functie.<br />

Wanneer de respondenten (N=464) worden onderverdeeld in leeftijdscategorieën valt 6,5% in de<br />

categorie 21-30 jaar; 30,2% in de categorie 31-40 jaar; 33,4% in de categorie 41-50 jaar en 30,0% in<br />

de categorie 51-60 jaar. Er zijn geen respondenten in de categorie 16-20 jaar alsmede de categorie<br />

61 jaar en ouder. In diagram zit de verdeling naar leeftijd er als volgt uit:<br />

Respons (in %) per leeftijdscategorie<br />

30,0%<br />

33,4%<br />

6,5%<br />

30,2%<br />

16-20<br />

21-30<br />

31-40<br />

41-50<br />

51-60<br />

> 60<br />

<strong>Leeftijd</strong><strong>op</strong>bouw (in %) Eaton Electric B.V.<br />

27,3%<br />

35,1%<br />

1,6%<br />

6,5%<br />

29,5%<br />

Figuur 5.1 Respons per leeftijdscategorie Figuur 5.2 <strong>Leeftijd</strong>s<strong>op</strong>bouw Eaton Electric B.V.<br />

16-20<br />

21-30<br />

31-40<br />

41-50<br />

51-60<br />

> 60<br />

Het <strong>op</strong>leidingsniveau van de respondenten (N=461) is als volgt: 4,1% heeft Universiteit; 26,0% HBO;<br />

45,3% MBO; 10,4% LBO; 1,3% VWO; 1,7% Havo; 5,2% Mavo; 5,2% heeft een andere <strong>op</strong>leiding en<br />

0,7% heeft geen <strong>op</strong>leiding. Gevraagd naar soort dienstverband gaf 98% van de respondenten<br />

(N=456) aan een vast dienstverband te hebben, 2% heeft een tijdelijk dienstverband. De duur van<br />

<strong>het</strong> dienstverband (N=463) is als volgt: 1,9% werkt korter dan 1 jaar bij Eaton; 8,4% werkt er 1-5<br />

jaar; 18,4% 6-10 jaar; 31,7% 11-20 jaar; 16,4% 21-30 jaar; 20,5% 31-40 jaar en 2,6% werkt 41 jaar<br />

of langer bij Eaton.<br />

De respons (N=458) per afdeling is als volgt: Administration 7,8%, Distribution 3,2%, EEGS 12,1%,<br />

Laboratorium 1,9%, LVC 12,3%, LVS 9,5%, MVS 17,5%, Operation Others 2,4%, R&D 5,6%, Sales<br />

11,0%, Service 9,5% en Supply Chain 6,0%. Ten slotte volgt de verdeling naar type functie (N=463):<br />

Engineering 12,1%, Kantoor 23,1%, Leidinggevend 13,6%, Magazijn 1,7%, Secretarieel 3,9%,<br />

Productie 32,3% en Overig 13,1%.<br />

5.3 Betrouwbaarheidsanalyse<br />

Bij <strong>het</strong> samenvoegen van een aantal items tot één schaal om een bepaalde variabele te meten is <strong>het</strong><br />

belangrijk om een goede interne consistentie te hebben. Dit komt er <strong>op</strong> neer dat alle items in deze<br />

schaal <strong>het</strong>zelfde dienen te meten. De Cronbach’s alpha (α) is een belangrijke, en veruit de meest<br />

gebruikte, maat die de interne consistentie van een schaal weergeeft (De Heus, Van der Leeden en<br />

Gazendam, 1995). Het is een indicatie van de mate waarin een aantal items in een onderzoek een<br />

betrouwbare schaal vormen voor <strong>het</strong> meten van een bepaalde variabele. Een alphawaarde van .60 is<br />

vereist om items te mogen samenvoegen tot een schaal om een bepaalde variabele te meten (Moore<br />

43


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

en McCabe, 2003). De Cronbach’s Alpha’s van de gebruikte schalen in <strong>het</strong> onderzoek worden<br />

weergegeven in tabel 5.1. Hierin zijn alleen de schalen weergegeven welke voldoende Cronbach’s<br />

alpha’s bezitten (> .60). De schalen met een onvoldoende Cronbach’s alpha voor <strong>het</strong> meten van een<br />

variabele, worden bij de betreffende variabele genoemd. Daar wordt geanalyseerd <strong>op</strong> item-niveau.<br />

Tabel 5.1<br />

Waarden Cronbach’s alpha<br />

Variabele Aantal items<br />

Cronbach’s<br />

alpha (=α)<br />

Participatie ten aanzien van taken 3 .74<br />

Participatie ten aanzien van afdelingszaken 3 .78<br />

Participatie ten aanzien van organisatiezaken 3 .68<br />

Eisen voor mobiliteit 3 .69<br />

Training en <strong>op</strong>leiding 2 .74<br />

Informatie over training en <strong>op</strong>leiding 2 .90<br />

Employability 4 .80<br />

Opleidingsbereidheid 3 .89<br />

Gericht zijn <strong>op</strong> ambitie 3 .63<br />

Persoonlijke groei en ontwikkeling 3 .78<br />

Werkdruk 3 .79<br />

Ervaren van uitdaging in de functie 2 .83<br />

Autonomie 4 .80<br />

Werktevredenheid 4 .91<br />

Verantwoordelijkheid training en <strong>op</strong>leiding 2 .64<br />

5.4 Analyse <strong>op</strong> basis van leeftijd<br />

Gezien <strong>het</strong> onderzoek is gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong> ontdekken van verschillen tussen leeftijdscategorieën, wordt in<br />

eerste instantie gekeken of er ten aanzien van de variabelen significante verschillen te constateren<br />

zijn tussen leeftijdcategorieën. De analyse wordt hieronder uitgewerkt aan de hand van de<br />

onderwerpen welke ook in de theorie zijn gehanteerd. Eerst komt medewerkersinvloed aan bod,<br />

gevolgd door (in- en door)stroombeleid, arbeidsvoorwaarden en als laatste arbeidssysteem. Voor een<br />

overzicht van de statistische gegevens wordt verwezen naar de verschillende tabellen.<br />

5.4.1 Medewerkersinvloed<br />

Ten aanzien van <strong>het</strong> onderwerp medewerkersinvloed zijn de volgende hypothesen en deelhypothesen<br />

<strong>op</strong>gesteld:<br />

1. Oudere medewerkers vinden directe participatie ten aanzien van taken belangrijker dan jongere .<br />

1a. Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> ontvangen van informatie ten aanzien van taken belangrijker<br />

dan jongeren.<br />

1b. Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van inspraak ten aanzien van taken belangrijker dan<br />

jongeren.<br />

1c. Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van medezeggenschap ten aanzien van taken<br />

belangrijker dan jongeren.<br />

2. Oudere medewerkers vinden directe participatie ten aanzien van afdelingszaken belangrijker dan<br />

jongeren.<br />

2a. Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> ontvangen van informatie ten aanzien van afdelingszaken<br />

belangrijker dan jongeren.<br />

44


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

2b. Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van inspraak ten aanzien van afdelingszaken<br />

belangrijker dan jongeren.<br />

2c. Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van medezeggenschap ten aanzien van<br />

afdelingszaken belangrijker dan jongeren.<br />

3. Oudere medewerkers vinden directe participatie ten aanzien van organisatiezaken belangrijker<br />

dan jongeren.<br />

3a. Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> ontvangen van informatie ten aanzien van organisatiezaken<br />

belangrijker dan jongeren.<br />

3b. Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van inspraak ten aanzien van organisatiezaken<br />

belangrijker dan jongeren.<br />

3c. Oudere medewerkers vinden <strong>het</strong> hebben van medezeggenschap ten aanzien van<br />

organisatiezaken belangrijker dan jongeren.<br />

Om de (deel)hypothesen te toetsen is er <strong>op</strong> zowel item- als variabeleniveau geanalyseerd. Het toetsen<br />

van de deelhypothesen is gedaan middels een ANOVA-analyse van de verschillende individuele items.<br />

Daarnaast zijn de verschillende items samengevoegd tot een schaal welke is gebruikt voor <strong>het</strong> toetsen<br />

van de variabele behorend bij de hypothesen. Uit de analyse <strong>op</strong> item-niveau (tabel 5.2) en<br />

variabeleniveau (tabel 5.3) blijkt dat er geen significante verschillen tussen jongere en oudere<br />

medewerkers bestaan betreffende medewerkersinvloed. Daarom kunnen de deelhypothesen alsmede<br />

de hypothesen 1, 2 en 3 worden verworpen.<br />

Tabel 5.2<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Participatie<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Ik ontvang goede informatie over zaken die met mijn functie 2.085 .101<br />

te maken hebben.<br />

- Over zaken die met mijn functie te maken hebben 0.100 .960<br />

mag ik mijn mening geven.<br />

- Ik mag meebeslissen over zaken die met mijn functie 0.827 .479<br />

te maken hebben.<br />

- Ik ontvang goede informatie over zaken die met mijn 0.616 .429<br />

afdeling te maken hebben.<br />

- Over zaken die met mijn afdeling te maken hebben mag 0.441 .724<br />

ik mijn mening geven.<br />

- Ik mag meebeslissen over zaken die met mijn afdeling te 0.328 .805<br />

maken hebben.<br />

- Ik ontvang goede informatie over zaken die met Eaton 0.310 .818<br />

te maken hebben.<br />

- Over zaken die met Eaton te maken hebben mag ik 0.758 .518<br />

mijn mening geven.<br />

- Ik mag voldoende meebeslissen over zaken die met Eaton 1.320 .267<br />

te maken hebben.<br />

45


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Tabel 5.3<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Participatie<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Participatie ten aanzien van taken 1.097 .350<br />

- Participatie ten aanzien van afdelingszaken 0.155 .927<br />

- Participatie ten aanzien van organisatiezaken 0.903 .439<br />

In de enquête is verder gevraagd naar of men <strong>het</strong> betreffende onderwerp belangrijk vindt of niet. Het<br />

overgrote deel van de respondenten vindt <strong>het</strong> belangrijk om informatie te ontvangen over zowel hun<br />

functie (96,8%, N=405), hun afdeling (94,4%, N=393) als Eaton (87,0%, N=385). Daarnaast vinden<br />

ze <strong>het</strong> belangrijk dat zij hun mening mogen geven (98,5%, N=403) en mogen meebeslissen (97,5%,<br />

N=399) over zaken <strong>op</strong> functieniveau. Verder vindt men <strong>het</strong> ook belangrijk om zijn mening te mogen<br />

geven (93,9%, N=395) en te mogen meebeslissen (91,5%, N=388) <strong>op</strong> afdelingsniveau. Opvallend te<br />

noemen is <strong>het</strong> feit dat men <strong>het</strong> minder belangrijk vindt dat men zijn mening mag geven (72,3%,<br />

N=383) over zaken die met Eaton te maken hebben en <strong>het</strong> mogen meebeslissen (64,0%, N=383)<br />

over zaken die met Eaton te maken hebben.<br />

Er zijn met betrekking tot <strong>het</strong> wel of niet belangrijk vinden van de betreffende onderwerpen geen<br />

significante verschillen tussen de leeftijdscategorieën te vinden. Een overzicht hiervan met de<br />

bijbehorende F- en p-waarden is te vinden in tabel 5.4.<br />

Tabel 5.4<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Belangrijk / niet belangrijk<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Ik ontvang goede informatie over zaken die met mijn functie 1.036 .377<br />

te maken hebben.<br />

- Over zaken die met mijn functie te maken hebben 0.450 .717<br />

mag ik mijn mening geven.<br />

- Ik mag meebeslissen over zaken die met mijn functie 0.583 .626<br />

te maken hebben.<br />

- Ik ontvang goede informatie over zaken die met mijn 0.616 .605<br />

afdeling te maken hebben.<br />

- Over zaken die met mijn afdeling te maken hebben mag 1.253 .290<br />

ik mijn mening geven.<br />

- Ik mag meebeslissen over zaken die met mijn afdeling te 0.101 .959<br />

maken hebben.<br />

- Ik ontvang goede informatie over zaken die met Eaton 1.000 .393<br />

te maken hebben.<br />

- Over zaken die met Eaton te maken hebben mag ik 0.298 .827<br />

mijn mening geven.<br />

- Ik mag voldoende meebeslissen over zaken die met Eaton 0.159 .924<br />

te maken hebben.<br />

5.4.2 (In- en door)stroombeleid<br />

Interne mobiliteitskansen<br />

Ten aanzien van interne mobiliteitskansen zijn de volgende deelhypothesen en hypothese <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 4a: Ouderen vinden dat ze minder kansen <strong>op</strong> horizontale mobiliteit hebben dan jongeren.<br />

46


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Middels <strong>het</strong> item “Ik denk dat ik bij Eaton komend jaar andere, maar niet moeilijkere taken heb” is<br />

hypothese 4a onderzocht. De ANOVA-toets laat geen significante verschillen zien tussen de<br />

categorieën (zie ook tabel 5.5). Daarom wordt hypothese 4a verworpen.<br />

Van alle respondenten (N=368) geeft verder 62,8% aan <strong>het</strong> belangrijk te vinden om in aanmerking te<br />

komen voor ander maar niet zwaarder werk. Er zijn hier geen verschillen te constateren tussen de<br />

diverse leeftijdscategorieën (zie tabel 5.6).<br />

Hypothese 4b: Ouderen vinden dat zij minder kansen hebben <strong>op</strong> verticale mobiliteit dan jongeren.<br />

Middels de vraag “Ik denk dat Eaton mij komend jaar taken met meer verantwoordelijkheden wil<br />

geven” is hypothese 4b onderzocht. Er blijkt een significant verschil (tabel 5.5) tussen de categorie<br />

51-60 jaar enerzijds en 21-30 en 31-40 jaar anderzijds. De oudste leeftijdscategorie scoort significant<br />

lager dan de andere 2 categorieën, wat aangeeft dat men <strong>het</strong> minder mee eens is met de stelling of<br />

zij komend jaar taken met meer verantwoordelijkheden krijgen. Daarom wordt hypothese 4b<br />

aangenomen.<br />

Verder vindt 73,8% van de respondenten (N=374) <strong>het</strong> belangrijk om taken met meer<br />

verantwoordelijkheid te krijgen. Er blijken hier significante verschillen (zie tabel 5.6) te zitten tussen<br />

enerzijds de categorie 31-40 jaar en anderzijds de categorie en 51-60 jaar. De respondenten uit de<br />

leeftijdscategorie 51-60 jaar scoren hier significant hoger en vinden dit dus belangrijker dan de 31-40<br />

jarigen.<br />

Hypothese 4: Ouderen vinden dat ze minder mobiliteitskansen hebben dan jongeren.<br />

Gezien de bovenstaande resultaten kan hypothese 4 slechts gedeeltelijk worden aanvaard. Ouderen<br />

vinden alleen dat ze ten aanzien van taken met meer verantwoordelijkheid (verticale mobiliteit)<br />

minder kansen hebben dan hun jongere collega’s.<br />

Tabel 5.5<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Mobiliteitskansen<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Ik denk dat ik bij Eaton komend jaar andere, maar niet<br />

moeilijkere taken heb.<br />

0.748 .524<br />

- Ik denk dat Eaton mij komend jaar taken met meer<br />

verantwoordelijkheden wil geven<br />

4.809 .003*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Tabel 5.6<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Belangrijk / Niet belangrijk<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Ik denk dat ik bij Eaton komend jaar andere, maar niet<br />

moeilijkere taken krijg.<br />

1.548 .202<br />

- Ik denk dat Eaton mij komend jaar taken met meer<br />

verantwoordelijkheden wil geven.<br />

4.738 .003*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

47


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Mobiliteitseisen<br />

Ten aanzien van mobiliteitseisen zijn de volgende deelhypothesen en hypothese <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 5a: Ouderen vinden dat ze aan meer eisen moeten voldoen voor horizontale mobiliteit dan<br />

jongeren.<br />

Middels de vraag: “Gezien mijn ervaring en kennis kom ik bij Eaton ook voor ander werk (niet<br />

zwaarder, gelijke verantwoordelijkheid) in aanmerking” is hypothese 5a onderzocht. Uit de ANOVAanalyse<br />

is gebleken dat er een significant verschil tussen leeftijdscategorieën is te constateren (zie<br />

tabel 5.7). De leeftijdscategorie 21-30 jaar verschilt significant van de categorie 51-60 jaar. De<br />

leeftijdscategorie 51-60 jaar scoort hier significant lager <strong>op</strong> inhoudende dat men van mening is dat<br />

men aan meer eisen moet voldoen om voor horizontale mobiliteit in aanmerking te komen. Hypothese<br />

5a kan daarom worden aangenomen.<br />

Van alle respondenten (N=387) geeft verder 78,3% aan <strong>het</strong> belangrijk te vinden om voor horizontale<br />

mobiliteit in aanmerking te komen. Hier blijken geen significante leeftijdsverschillen in te constateren,<br />

zie ook tabel 5.8.<br />

Hypothese 5b: Ouderen vinden dat ze aan meer eisen moeten voldoen voor verticale mobiliteit dan<br />

jongeren.<br />

Middels de vraag: “Gezien mijn ervaring en kennis kom ik bij Eaton ook voor een zwaardere (meer<br />

verantwoordelijkheid of moeilijkere taken) functie in aanmerking” is hypothese 5b onderzocht. Er blijkt<br />

een significant verschil tussen de leeftijdscategorieën te zijn (tabel 5.7). Uit analyse van de Scheffétoets<br />

blijkt dat ouderen hier lager <strong>op</strong> scoren en dus van mening zijn dat zij aan meer eisen moeten<br />

voldoen voor verticale mobiliteit dan jongeren, ze verwachten dus dat ze in mindere mate voor een<br />

zwaardere functie in aanmerking komen. Hypothese 5b wordt dus aangenomen.<br />

75,1% van <strong>het</strong> totaal aantal respondenten (N=381) geeft aan <strong>het</strong> belangrijk te vinden om voor<br />

verticale mobiliteit in aanmerking te komen. Hierin zijn verder significante verschillen te constateren<br />

tussen enerzijds de categorie 51-60 jaar en anderzijds 21-30 en 31-40 jaar (zie tabel 5.8). De<br />

categorie 51-60 jaar vindt dit <strong>het</strong> meest belangrijk.<br />

Hypothese 5: Ouderen vinden dat ze aan meer eisen moeten voldoen voor mobiliteit dan jongeren.<br />

Gezien de bovenstaande resultaten kan hypothese 5 worden aangenomen: Ouderen vinden dat ze aan<br />

meer eisen moeten voldoen voor mobiliteit dan jongeren.<br />

Tabel 5.7<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Mobiliteitseisen<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Gezien mijn ervaring en kennis kom ik bij Eaton ook voor<br />

ander werk (niet zwaarder, gelijke verantwoordelijkheid) in<br />

aanmerking<br />

3.969 .008*<br />

- Gezien mijn ervaring en kennis kom ik bij Eaton ook voor een 7.090 .000*<br />

zwaardere (meer verantwoordelijkheid of moeilijkere taken) functie<br />

in aanmerking.<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

48


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Tabel 5.8<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Belangrijk / niet belangrijk<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Gezien mijn ervaring en kennis kom ik bij Eaton ook voor<br />

ander werk (niet zwaarder, gelijke verantwoordelijkheid) in<br />

aanmerking.<br />

0.657 .579<br />

- Gezien mijn ervaring en kennis kom ik bij Eaton ook voor een 6.115 .000*<br />

zwaardere (meer verantwoordelijkheid of moeilijkere taken) functie<br />

in aanmerking..<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Training en <strong>op</strong>leiding<br />

Met betrekking tot training en <strong>op</strong>leiding zijn er twee hypothesen <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 6: Ouderen vinden dat zij minder training en <strong>op</strong>leiding krijgen dan jongeren.<br />

Hypothese 6 is getoetst door middel van <strong>het</strong> samenvoegen van twee items tot één schaal welke de<br />

variabele ‘training en <strong>op</strong>leiding’ meet. Het samenvoegen van deze twee items leidt tot een<br />

betrouwbare schaal (α= .74) voor de meting van de variabele ‘training en <strong>op</strong>leiding’. Uit analyse van<br />

de ANOVA-gegevens, zie tabel 5.9, blijkt dat er geen significante leeftijdsverschillen bestaan.<br />

Hypothese 6 wordt daarom verworpen.<br />

Hypothese 7: Oudere medewerkers vinden dat zij minder informatie over trainingen en <strong>op</strong>leidingen<br />

ontvangen dan jongeren.<br />

Het ontvangen van informatie over trainingen en <strong>op</strong>leidingen is met behulp van een uit twee items<br />

bestaande schaal gemeten. Dit leidt tot een betrouwbare meting (α= .90). Er blijken hier significante<br />

leeftijdsverschillen te zijn, zie ook tabel 5.9. De 51 tot 60-jarigen verschillen hierin van mening ten<br />

<strong>op</strong>zichte van de 31 tot 40-jarigen. De oudste categorie medewerkers vindt dat zij minder informatie<br />

ontvangen dan de 31 tot 40-jarigen. Hypothese 7 wordt gezien <strong>het</strong> significante verschil aangenomen.<br />

Tabel 5.9<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Training en <strong>op</strong>leiding<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Training en <strong>op</strong>leiding 1.811 .144<br />

- Informatie over trainingen en <strong>op</strong>leidingen 5.953 .001*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Employability<br />

Ten aanzien van employability is de volgende hypothese <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 8: Oudere medewerkers zijn minder bereid om te werken aan hun employability dan<br />

jongeren.<br />

De variabele ‘employability’ werd met vier items ge<strong>op</strong>erationaliseerd (α= .80). Hier is een significant<br />

verschil te zien tussen leeftijdscategorieën. Deze zit namelijk tussen 51 tot 60-jarigen enerzijds en de<br />

overige categorieën anderzijds. Tussen de overige categorieën onderling zijn geen significante<br />

49


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

verschillen gevonden. Uit de data is af te lezen dat jongeren hoger scoren en dus meer bereid zijn om<br />

aan hun employability te werken dan ouderen. Hypothese 8 kan dus worden aangenomen.<br />

Tabel 5.10<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Werken aan employability<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Werken aan employability 9.302 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Inzicht interne arbeidsmarkt<br />

De theorie aangaande inzicht in de interne arbeidsmarkt leverde de volgende hypothese <strong>op</strong>:<br />

Hypothese 9: Oudere medewerkers hebben minder inzicht in de interne arbeidsmarkt dan jongeren.<br />

Onder inzicht in interne arbeidsmarkt wordt verstaan dat medewerkers inzicht hebben in welke<br />

vacatures er zijn binnen de organisatie. De twee items welke horen bij inzicht in de interne<br />

arbeidsmarkt mogen niet worden samengevoegd tot een schaal gezien de lage Cronbach’s alpha van<br />

.53. Daarom is er <strong>op</strong> item-niveau geanalyseerd, zie tabel 5.11. Ten aanzien van <strong>het</strong> item “Ik weet<br />

voor welke vacatures ik bij Eaton momenteel in aanmerking zou kunnen komen”, zijn er significante<br />

verschillen geconstateerd. Zo verschilt de leeftijdscategorie 21-30 jaar van de categorieën 41-50 en<br />

51-60 jaar. Tevens verschillen de categorieën 31-40 jaar en 51-60 jaar. Uit de data valt af te lezen dat<br />

hoe ouder men is, hoe lager men scoort. Er kan dus gesteld worden dat hoe ouder men is hoe minder<br />

goed men weet voor welke vacatures men in aanmerking zou kunnen komen. Bij <strong>het</strong> item “Ik ontvang<br />

goede informatie over vacatures bij Eaton” zijn geen significante verschillen te zien. Hypothese 9 kan<br />

daarom slechts gedeeltelijk worden aanvaard: ouderen vinden alleen dat ze minder inzicht hebben<br />

met betrekking tot de vacatures binnen Eaton waarvoor men in aanmerking zou kunnen komen.<br />

Tabel 5.11<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Interne arbeidsmarkt<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Ik weet voor welke vacatures ik bij Eaton momenteel in<br />

aanmerking zou kunnen komen.<br />

6.621 .000*<br />

- Ik ontvang goede informatie over vacatures bij Eaton. 1.239 .295<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Opleidingsbereidheid<br />

Naar aanleiding van <strong>het</strong> onderwerp <strong>op</strong>leidingsbereidheid is de volgende hypothese geformuleerd:<br />

Hypothese 10: Oudere medewerkers zijn minder <strong>op</strong>leidingsbereid dan jongere medewerkers.<br />

Voor <strong>het</strong> meten van de <strong>op</strong>leidingsbereidheid zijn drie items samengevoegd tot een betrouwbare schaal<br />

(α= .89). Er blijkt dat alle categorieën significant van elkaar verschillen (zie tabel 5.12) behalve de<br />

groep 31 tot 40 jaar ten <strong>op</strong>zichte van 41 tot 50 jaar. Hierbij valt <strong>op</strong> dat hoe ouder medewerkers zijn,<br />

des te minder medewerkers bereid zijn nog een <strong>op</strong>leiding te volgen. Aangezien de verschillende<br />

leeftijdsgroepen significant van elkaar verschillen: de oudste leeftijdscategorie de laagste score heeft<br />

en de jongste categorie de hoogste score, wordt hypothese 10 aangenomen.<br />

50


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Tabel 5.12<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Opleidingsbereidheid<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Opleidingsbereid 38.370 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Gericht zijn <strong>op</strong> ambitie<br />

Ten aanzien van ambitie is de volgende hypothese <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 11: Oudere medewerkers zijn minder <strong>op</strong> ambitie gericht dan jongeren.<br />

Voor <strong>het</strong> toetsen van deze hypothese is een schaal, bestaande uit drie items, gebruikt. De interne<br />

consistentie bedraagt .63 wat redelijk is te noemen. Uit de analyse blijkt dat er geen significante<br />

leeftijdsverschillen zijn waar te nemen, zie ook tabel 5.13. Hypothese 11 wordt dus verworpen.<br />

Tabel 5.13<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Ambitie<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Gericht zijn <strong>op</strong> ambitie 2.287 .078<br />

Persoonlijke groei en ontwikkeling<br />

Ten aanzien van persoonlijke groei en ontwikkeling is de volgende hypothese <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 12: Ouderen ervaren minder persoonlijke groei en ontwikkeling in hun werk dan jongeren.<br />

Voor deze hypothesen zijn 3 items samengevoegd tot een schaal welke een Cronbach’s alpha <strong>op</strong>levert<br />

van .78, wat redelijk is te noemen. Ook hier laat SPSS geen significante verschillen zien tussen de<br />

verschillende leeftijdscategorieën, zie tabel 5.14. Hypothese 12 wordt dus verworpen.<br />

Tabel 5.14<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Persoonlijke groei en ontwikkeling<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Persoonlijke groei en ontwikkeling 1.487 .217<br />

Verantwoordelijkheid training en <strong>op</strong>leiding<br />

Ten aanzien van <strong>het</strong> onderwerp (in- en door)stroombeleid is in de enquête nog naar een aantal zaken<br />

gevraagd vanuit de behoefte van de organisatie. Deze vragen zijn daarom dan ook niet <strong>op</strong>gesteld <strong>op</strong><br />

basis van hypothesen. Twee items zijn samengevoegd tot één schaal (α= .64) welke de variabele<br />

‘verantwoordelijkheid voor training en <strong>op</strong>leiding’ meet. In tabel 5.15 wordt een overzicht gegeven van<br />

de ANOVA-uitkomst ten aanzien van deze variabele. Er kan geconstateerd worden dat er geen<br />

significante verschillen zijn tussen de leeftijdscategorieën als <strong>het</strong> gaat om of men de<br />

verantwoordelijkheid meer als die van Eaton of als die van zichzelf ziet.<br />

51


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Tabel 5.15<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Verantwoordelijkheid training en <strong>op</strong>leiding<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Verantwoordelijkheid training en <strong>op</strong>leiding 2.420 .065<br />

Werken na 55+<br />

Tevens zijn in de enquête een aantal stellingen voorgelegd vanuit de behoefte van Eaton Electric B.V.<br />

Deze zijn, alsmede de ANOVA-waarden, te vinden in tabel 5.16. Alleen de stellingen waarbij<br />

significante verschillen zijn geconstateerd, worden hieronder verder uitgewerkt.<br />

Op de stelling “Wil ik <strong>het</strong>zelfde werk doen dat ik nu doe” blijkt dat ouderen hier een significant hogere<br />

score laten zien dan jongeren. Ouderen zijn <strong>het</strong> er, ten <strong>op</strong>zichte van jongeren, meer mee eens dat ze<br />

<strong>het</strong>zelfde werk willen blijven doen. Daarnaast werd de stelling “Wil ik minder lichamelijk belastend<br />

werk” voorgelegd. Ook hier blijkt er een significant verschil te zijn tussen de leeftijdsgroepen 31-40 en<br />

51-60 jaar. De oudere categorie medewerkers willen minder lichamelijk belastend werk dan jongeren.<br />

Ook is uit <strong>het</strong> onderzoek naar voren gekomen dat jongeren een hogere score laten zien in vergelijking<br />

met de oudere leeftijdscategorieën wanneer <strong>het</strong> gaat over “Werk met meer verantwoordelijkheid voor<br />

mensen”. Jongeren denken dus dat wanneer zij ouder dan 55 zijn, liever werk willen met meer<br />

verantwoordelijkheid voor mensen dan dat oudere medewerkers dit willen. Gevraagd naar of men nog<br />

eens een uitdaging aan wil gaan na <strong>het</strong> 55 ste levensjaar bleek dat er significante verschillen bestaan<br />

tussen de leeftijdsgroepen. De groepen 31-40, 41-50 en 51-60 jaar verschillen significant van elkaar.<br />

Hierbij scoort de categorie 51-60 jaar <strong>het</strong> laagst, wat wil zeggen dat men geen uitdaging meer wil<br />

aangaan, gevolgd door de categorie 31-40 jaar en als hoogst scoorenden de leeftijdscategorie 41-50<br />

jaar. Deze laatste categorie denkt na zijn 55 ste nog wel een uitdaging aan te willen gaan.<br />

Tabel 5.16<br />

ANOVA Stellingen volgend <strong>op</strong> “Vanaf mijn 55 ste levensjaar…”<br />

Stelling F-waarde p-waarde<br />

- Wil ik <strong>het</strong>zelfde werk doen dat ik nu doe. 21.258 .000*<br />

- Wil ik minder lichamelijk belastend werk. 3.782 .011*<br />

- Wil ik werk met moeilijkere taken. 2.815 .039<br />

- Wil ik werk met meer verantwoordelijkheid voor mensen. 9.083 .000*<br />

- Lijkt <strong>het</strong> me leuk om mijn ‘<strong>op</strong>volgers’ in te werken. 0.691 .558<br />

- Wil ik mijn huidige functie met een collega delen. 2.002 .113<br />

- Wil ik nog eens een uitdaging aangaan. 7.194 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

5.4.3 Arbeidsvoorwaarden<br />

Ploegen- en nachtdienst<br />

Er zijn een tweetal hypothesen <strong>op</strong>gesteld met betrekking tot <strong>het</strong> tevreden zijn met ploegen- en<br />

nachtdienst:<br />

Hypothese 13 luidt: Ouderen zijn minder tevreden over <strong>het</strong> werken in ploegendienst dan jongeren.<br />

Uit statistische analyse blijkt dat er geen significante leeftijdsverschillen zijn te constateren, zie tabel<br />

5.17. Daarom wordt hypothese 13 verworpen.<br />

52


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Hypothese 14 is als volgt geformuleerd: Ouderen zijn minder tevreden over <strong>het</strong> werken in nachtdienst<br />

dan jongeren.<br />

Ook hier blijken geen significante verschillen te constateren, zie ook tabel 5.17. Hypothese 14 wordt<br />

verworpen.<br />

Tabel 5.17<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Ploegen- en nachtdienst<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Het werken in ploegendienst ervaar ik als belastend 2.393 .068<br />

- Het werken in nachtdienst ervaar ik als belastend 2.386 .069<br />

Deeltijdwerk<br />

Ten aanzien van <strong>het</strong> onderwerp deeltijdwerk zijn er twee hypothesen <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 15: Ouderen hebben meer behoefte aan deeltijdwerk dan jongeren.<br />

Uit tabel 5.18 blijkt dat er een significant verschil is tussen de verschillende leeftijdscategorieën met<br />

betrekking tot de behoefte aan deeltijdwerk. Jongeren hebben een lagere score dan ouderen wat<br />

inhoudt dat ouderen meer belang hechten deeltijdwerk dan jongeren. Hypothese 15 wordt daarom<br />

aangenomen.<br />

Hypothese 16: Ouderen zijn minder tevreden over mogelijkheid voor deeltijdwerk dan jongeren.<br />

Uit de ANOVA-analyse, zie tabel 5.18, is gebleken dat er een significant verschil is te vinden tussen<br />

leeftijdscategorieën met betrekking tot de tevredenheid over de mogelijkheden voor deeltijdwerk. Het<br />

verschil zit tussen de categorie 31-40 jaar en 51-60 jaar. De categorie 31-40 jaar scoort hoger wat wil<br />

zeggen dat zij meer tevreden zijn over de mogelijkheden om deeltijd te werken. Hypothese 16 wordt<br />

gezien <strong>het</strong> significante verschil aangenomen.<br />

Tabel 5.18<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Deeltijdwerk<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Ik zou graag minder uren willen werken. 5.643 .001*<br />

- Ik vind dat Eaton voldoende mogelijkheden<br />

voor deeltijdwerk biedt.<br />

3.613 .013*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Flexibele indeling werkuren<br />

Over de mening van medewerkers ten aanzien van <strong>het</strong> onderwerp flexibele indeling werkuren, zijn<br />

een tweetal hypothesen <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 17: Ouderen hebben meer behoefte aan een flexibele indeling van werkuren dan jongeren.<br />

Met betrekking tot hypothese 17 blijkt na analyse van de gegevens, tabel 5.19, dat er geen<br />

significante verschillen kunnen worden geconstateerd. Dit leidt tot de verwerping van hypothese 17.<br />

Hypothese 18: Ouderen zijn minder tevreden over de flexibele indeling van werkuren dan jongeren.<br />

53


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Na <strong>het</strong> toetsen van de variabele behorend bij hypothese 18 blijken er wederom geen significante<br />

verschillen te bestaan tussen de verschillende leeftijdscategorieën, zie tabel 5.19. Hypothese 18 wordt<br />

daarom verworpen.<br />

Tabel 5.19<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Flexibele werkuren<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Ik zou graag meer mogelijkheden willen hebben om mijn werkuren 1.356 .256<br />

zelf in te delen.<br />

- Ik vind dat Eaton voldoende mogelijkheden biedt voor een flexibele 0.992 .397<br />

indeling van werkuren.<br />

Primaire arbeidsvoorwaarden<br />

De volgende hypothesen zijn geformuleerd voor dit onderwerp:<br />

Hypothese 19: Voor ouderen zijn primaire arbeidsvoorwaarden belangrijker dan voor jongeren.<br />

Zoals uit tabel 5.20 kan worden afgeleid, zijn er met betrekking tot <strong>het</strong> item behorend bij hypothese<br />

19 geen significante verschillen tussen de leeftijdscategorieën. Dit wil zeggen dat hypothese 19 kan<br />

worden verworpen.<br />

Hypothese 20: Ouderen zijn meer tevreden over primaire arbeidsvoorwaarden dan jongeren.<br />

Met betrekking tot <strong>het</strong> item behorend bij hypothese 20 is er een significant verschil te zien (zie tabel<br />

5.20). Oudere medewerkers scoren hoger en zijn ten <strong>op</strong>zichte van jongere medewerkers dus meer<br />

tevreden over hun salaris. Hypothese 20 kan dus worden aangenomen.<br />

Tabel 5.20<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Primaire arbeidsvoorwaarden<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Een goed salaris is <strong>het</strong> belangrijkste bij een keuze voor een baan. 2.058 .105<br />

- Ik ben tevreden over <strong>het</strong> salaris dat ik bij Eaton verdien. 5.708 .001*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Werkzekerheid<br />

Met betrekking tot werkzekerheid is de volgende hypothese <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 21 luidt: Ouderen zijn meer tevreden over hun werkzekerheid dan jongeren.<br />

De variabele werkzekerheid behorend bij hypothese 21 is gemeten middels één item. Uit analyse van<br />

de gegevens, zie tabel 5.21, blijkt er geen significant verschil te zijn en daarmee is de hypothese<br />

verworpen.<br />

Tabel 5.21<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Werkzekerheid<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Bij Eaton heb ik goede werkzekerheid 1.643 .179<br />

54


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Beoordeling door leidinggevende<br />

Ten aanzien van beoordeling is de volgende hypothese <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 22: Ouderen zijn minder tevreden over hun beoordeling door hun leidinggevende dan<br />

jongeren.<br />

Hypothese 22 kan verworpen worden omdat er geen significante verschillen tussen de<br />

leeftijdscategorieën bestaan. Voor de data wordt verwezen naar tabel 5.22.<br />

Tabel 5.22<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Beoordeling leidinggevende<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Ik ben tevreden met de beoordeling door mijn leidinggevende. 0.154 .927<br />

Combinatie werk- en privé-leven<br />

Tot slot is er vanuit de behoefte van Eaton Electric B.V. gevraagd naar in hoeverre <strong>het</strong> de respondent<br />

lukt om werk- en privé-leven goed te combineren. Hier bleken geen significante verschillen tussen de<br />

verschillende leeftijdsgroepen te constateren (zie tabel 5.23).<br />

Tabel 5.23<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Werk- en privé-leven<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- In hoeverre lukt <strong>het</strong> u om werk- en privé-leven goed te combineren? 0.949 .417<br />

5.4.4 Arbeidssysteem<br />

Werkdruk<br />

Over werkdruk is de volgende hypothese <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 23: Ouderen hebben meer last van werkdruk dan jongeren.<br />

De variabele werkdruk bestaat uit 3 items welke zijn samengevoegd tot één schaal. Deze schaal heeft<br />

een Cronbach’s alpha van .79. Hypothese 23 blijkt verworpen te kunnen worden aangezien er geen<br />

significante verschillen zijn. Voor de gegevens zie onderstaande tabel 5.24.<br />

Tabel 5.24<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Werkdruk<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Werkdruk 2.608 .051<br />

Uitdaging<br />

De volgende hypothesen zijn geformuleerd voor <strong>het</strong> onderwerp uitdaging:<br />

Hypothese 24: Ouderen ervaren minder uitdaging in hun functie dan jongeren.<br />

Het ervaren van uitdaging in de functie is gemeten middels een uit 2 items bestaande schaal (α=<br />

.83). Er zijn geen significante verschillen tussen leeftijdscategorieën geconstateerd, zie tabel 5.25.<br />

Hypothese 24 kan daarom worden verworpen.<br />

55


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Tabel 5.25<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Uitdaging ervaren<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Uitdaging in de functie 1.670 .173<br />

Hypothese 25: Ouderen hechten meer waarde aan uitdaging in hun werk dan jongeren.<br />

Uit tabel 5.26 kan worden afgelezen dat er met betrekking <strong>het</strong> belangrijk vinden van uitdaging in <strong>het</strong><br />

werk er significant verschil is. Jongeren scoren significant hoger dan de oudere leeftijdscategorieën. Er<br />

kan gesteld worden dat hoe jonger men is, hoe belangrijker men dit vindt. Hypothese 25 kan derhalve<br />

worden verworpen: ouderen hechten juist minder waarde aan uitdaging in hun werk dan jongeren.<br />

Tabel 5.26<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Uitdaging<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Uitdaging in mijn werk vind ik heel belangrijk 7.678 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Autonomie<br />

Voor autonomie is de volgende hypothese <strong>op</strong>gesteld:<br />

Hypothese 26: Ouderen hechten meer belang aan autonomie in hun werk dan jongeren.<br />

Autonomie is gemeten middels een uit vier items bestaande schaal (α= .80). Hypothese 26 kan, zoals<br />

uit tabel 5.27 kan worden afgelezen, worden verworpen gezien de niet significante verschillen.<br />

Tabel 5.27<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Autonomie<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Autonomie 1.383 .247<br />

Gevraagd naar of men de afzonderlijke items welke de schaal behorend bij hypothese 26 vormen<br />

belangrijk of niet belangrijk vindt, blijkt dat 74,8% (N=326) <strong>het</strong> belangrijk vindt dat er vaste en<br />

duidelijk omschreven regels zijn waaraan men zich dient te houden. Er zijn hierbij geen significante<br />

leeftijdsverschillen te constateren, zie ook tabel 5.28. 85,5% (N=317) vindt <strong>het</strong> belangrijk dat er<br />

vaststaat wat er in <strong>het</strong> werk wordt verwacht van de medewerker, ook hier zijn geen significante<br />

verschillen te constateren tussen de leeftijdscategorieën. Verder gevraagd naar of er precies is<br />

vastgelegd hoe men de taak dient uit te voeren blijkt 64,5% (N=318) dit belangrijk te vinden, <strong>het</strong><br />

hebben van een gedetailleerde taakomschrijving blijkt 68,8% (N=314) belangrijk te vinden. Beide<br />

items laten geen significante leeftijdsverschillen zien. Voor een overzicht van de ANOVA-gegevens zie<br />

tabel 5.28.<br />

56


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Tabel 5.28<br />

<strong>Leeftijd</strong> – Belangrijk/niet belangrijk<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Er zijn in mijn werk vaste en duidelijk omschreven regels 2.159 .093<br />

waaraan ik mij dien te houden.<br />

- Het staat in mijn werk vast wat er van mij wordt verwacht. 3.188 .024<br />

- Er is precies vastgelegd hoe ik mijn taak moet uitvoeren. 2.064 .105<br />

- Ik heb een gedetailleerde taakomschrijving. 0.290 .832<br />

Werktevredenheid<br />

De laatste hypothese van <strong>het</strong> onderwerp arbeidssysteem is de volgende:<br />

Hypothese 27: Ouderen zijn meer tevreden met hun werk dan jongeren.<br />

Werktevredenheid is ge<strong>op</strong>erationaliseerd met behulp van een betrouwbare schaal (α= .91) bestaande<br />

uit vier items. Deze hypothese kan ook worden verworpen, zie tabel 5.29. Er zijn geen significante<br />

verschillen geconstateerd tussen de verschillende leeftijdscategorieën.<br />

Tabel 5.29<br />

ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Werktevredenheid<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Werktevredenheid 1.174 .319<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

5.5 Analyse <strong>op</strong> basis van andere demografische variabelen<br />

Nu uit de analyse <strong>op</strong> basis van leeftijdscategorieën is gebleken dat <strong>op</strong> 12 punten significante<br />

verschillen zijn ontdekt, zal in onderstaande paragraaf verder worden gekeken of er wellicht<br />

significante verschillen te ontdekken zijn <strong>op</strong> basis van andere demografische variabelen. De<br />

hypothesen zullen hier niet behandeld worden aangezien deze <strong>op</strong> basis van leeftijd zijn <strong>op</strong>gesteld en<br />

hier <strong>op</strong> andere demografische kenmerken wordt getoetst. In deze paragraaf zullen uitsluitend<br />

variabelen en/of items worden weergegeven welke significante verschillen bevatten: niet significante<br />

verschillen zullen buiten beschouwing worden gelaten. Demografische variabelen waar<strong>op</strong> in zal<br />

worden gegaan zijn: geslacht, <strong>op</strong>leidingsniveau, aantal dienstjaren, soort dienstverband, de afdeling<br />

waar<strong>op</strong> men werkzaam is en <strong>het</strong> soort functie in welke men werkzaam is.<br />

5.5.1 Geslacht<br />

In tegenstelling tot de andere demografische kenmerken wordt geslacht getoetst met de ‘Independent<br />

Samples T-test’. Dit omdat deze toets berekent of gemiddelden van 2 groepen aan elkaar gelijk zijn.<br />

De ANOVA-toets is alleen geschikt als meerdere groepen met elkaar worden vergeleken, welke in <strong>het</strong><br />

geval van geslacht waarbij alleen man of vrouw kan worden ingevuld, niet zo is.<br />

Medewerkersinvloed<br />

Het eerste gevonden significante verschil betreft de variabele welke gaat over directe participatie ten<br />

aanzien van afdelingszaken, zie tabel 5.30. Mannen scoren hier iets hoger dan vrouwen dus mannen<br />

vinden directe participatie ten aanzien van afdelingszaken wat belangrijker dan vrouwen. De variabele<br />

behorend bij de derde hypothese, welke ook gaat over directe participatie maar nu ten aanzien van<br />

organisatiezaken, bevat ook een significant verschil (tabel 5.30). Mannen vinden wederom directe<br />

participatie ten aanzien van organisatiezaken wat belangrijker dan vrouwen. Wanneer er gekeken<br />

wordt naar de afzonderlijke items is gebleken dat vrouwen <strong>het</strong> belangrijker vinden dan mannen om te<br />

57


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

mogen meebeslissen over zaken die met de functie te maken hebben (T=-2.051, p=.041) en over<br />

zaken die met de afdeling te maken hebben (T=-2.228, p=.026).<br />

Tabel 5.30<br />

T-toets Geslacht – Participatie<br />

Variabele T-waarde p-waarde<br />

- Directe participatie ten aanzien van afdelingszaken 2.422 .016*<br />

- Directe participatie ten aanzien van organisatiezaken 4.326 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

(In- en door)stroombeleid<br />

Zoals in tabel 5.31 te zien is, bevat de variabele ‘training en <strong>op</strong>leiding’ een significant verschil.<br />

Vrouwen scoren hier iets lager <strong>op</strong> wat wil zeggen dat zij vinden dat zij minder training en <strong>op</strong>leiding<br />

krijgen.<br />

Tabel 5.31<br />

T-toets Geslacht – Training en <strong>op</strong>leiding<br />

Variabele T-waarde p-waarde<br />

- Training en <strong>op</strong>leiding 2.024 .044*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Arbeidsvoorwaarden<br />

Wat betreft de tevredenheid over flexibele indeling van werkuren is er een significant verschil te<br />

constateren, zie tabel 5.32. Vrouwen scoren lager dan mannen, wat betekent dat vrouwen minder<br />

tevreden zijn over de flexibele indeling dan mannen.<br />

Tabel 5.32<br />

T-toets Geslacht – Flexibele indeling werkuren<br />

Item T-waarde p-waarde<br />

- Ik vind dat Eaton voldoende mogelijkheden biedt voor een<br />

flexibele indeling van werkuren<br />

4.490 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Arbeidssysteem<br />

Wanneer <strong>het</strong> gaat over de werkdruk die men ervaart is er een significant verschil te zien, zie tabel<br />

5.33. Mannen scoren hoger dan vrouwen. Dat wil zeggen dat mannen meer werkdruk ervaren dan<br />

vrouwen.<br />

Tabel 5.33<br />

T-toets Geslacht – Werkdruk<br />

Variabele T-waarde p-waarde<br />

- Werkdruk 2.334 .022*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Gevraagd naar de waarde die men hecht aan uitdaging in de functie is er ook een significant verschil<br />

te zien tussen mannen en vrouwen. Voor de data wordt verwezen naar tabel 5.34. Vrouwen scoren<br />

58


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

iets hoger dan mannen. Dit houdt in dat zij wat meer waarde aan uitdaging in hun functie hechten<br />

dan mannen.<br />

Tabel 5.34<br />

T-toets Geslacht – Uitdaging<br />

Item T-waarde p-waarde<br />

- Uitdaging in mijn werk vind ik heel belangrijk -2.977 .003*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

5.5.2 Opleidingsniveau<br />

Om aan te geven welk hoogste <strong>op</strong>leidingsniveau respondenten hebben afgerond konden zij kiezen uit<br />

negen <strong>op</strong>ties: Universiteit, HBO, MBO, LBO, VWO, Havo, Mavo, Anders of Geen. Hieronder worden<br />

uitsluitend de variabelen behandeld die een significant verschil bevatten welke uit de ANOVA-analyse<br />

naar voren zijn gekomen.<br />

Medewerkersinvloed<br />

Ten aanzien van dit onderwerp zijn geen significante verschillen gevonden als men kijkt naar <strong>het</strong><br />

<strong>op</strong>leidingsniveau van de respondenten.<br />

(In- en door)stroombeleid<br />

Bij de variabele ‘eisen voor mobiliteit’ blijken er significante verschillen te zijn tussen enerzijds<br />

Universitair <strong>op</strong>geleiden en Mavo, MBO, LBO en ‘anders’ <strong>op</strong>geleiden anderzijds, zie tabel 5.35. Uit<br />

nadere analyse blijkt dat hoe hoger men is <strong>op</strong>geleid, des te meer men verwacht aan de eisen te<br />

voldoen om voor een andere of zwaardere functie in aanmerking te komen. Lager <strong>op</strong>geleiden<br />

verwachten aan meer eisen te moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een andere of<br />

zwaardere functie.<br />

Tabel 5.35<br />

ANOVA Opleidingsniveau – Mobiliteitseisen<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Eisen voor mobiliteit 5.816 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Verder is, zoals in tabel 5.36 weergegeven, een significant verschil te constateren als <strong>het</strong> gaat over bij<br />

wie de verantwoordelijkheid ligt om te zorgen voor geschikte <strong>op</strong>leidingen en trainingen. Medewerkers<br />

met een HBO en Universitair diploma scoren hier <strong>het</strong> hoogst <strong>op</strong>, wat inhoud dat zij dit meer zien als<br />

de eigen verantwoordelijkheid. Medewerkers met Mavo, LBO en MBO scoren hier <strong>het</strong> laagst <strong>op</strong>,<br />

inhoudende dat zij dit meer zien als de verantwoordelijkheid van Eaton.<br />

Tabel 5.36<br />

ANOVA Opleidingsniveau – Verantwoordelijkheid <strong>op</strong>leiding/training<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Verantwoordelijkheid voor <strong>op</strong>leiding/training (Eaton) 4.749 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

59


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Arbeidsvoorwaarden<br />

Ten aanzien van arbeidsvoorwaarden zijn geen significante verschillen gevonden tussen verschillende<br />

<strong>op</strong>leidingsniveaus.<br />

Arbeidssysteem<br />

Wanneer <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> ervaren van uitdaging in de functie blijken LBO <strong>op</strong>geleiden significant te<br />

verschillen (tabel 5.37) van Universitair, HBO en MBO <strong>op</strong>geleiden. LBO <strong>op</strong>geleiden scoren significant<br />

hoger <strong>op</strong> dit aspect, inhoudende dat ze minder uitdaging ervaren in hun werk dan de overig<br />

genoemde categorieën. Daarnaast blijken ook ‘anders’ <strong>op</strong>geleiden significant te verschillen van<br />

Universitair <strong>op</strong>geleide medewerkers. ‘Anders’ <strong>op</strong>geleiden scoren significant hoger dan universitair<br />

<strong>op</strong>geleiden.<br />

Tabel 5.37<br />

ANOVA Opleidingsniveau – Uitdaging<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Uitdaging in functie 6.424 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Verder is er een significant verschil tussen LBO’ers enerzijds en HBO’ers en WO’ers anderzijds in de<br />

mate waarin zij autonomie ervaren in hun werk (tabel 5.38). LBO’ers scoren significant hoger dan de<br />

HBO’ers en WO’ers, wat inhoud dat men minder autonomie ervaart in <strong>het</strong> werk. Gevraagd naar of<br />

men de vier afzonderlijke items belangrijk of niet belangrijk vindt, zijn er <strong>op</strong> twee items significante<br />

verschillen te constateren. Het item “Er is precies vastgelegd hoe ik mijn taak moet uitvoeren” laat<br />

significante verschillen (F= 4.096, p= .000) zien tussen enerzijds WO-<strong>op</strong>geleiden en anderzijds LBO<br />

en ‘anders’ <strong>op</strong>geleiden. WO-<strong>op</strong>geleiden scoren hier <strong>het</strong> hoogst <strong>op</strong>, inhoudende dat zij <strong>het</strong> belangrijker<br />

vinden dat precies is vastgelegd hoe ze hun taak moeten uitvoeren. Het item “Ik heb een<br />

gedetailleerde taakomschrijving” laat ook een significant verschil (F=4.614, p=.000) zien. Wederom<br />

scoren universitair <strong>op</strong>geleiden hier <strong>het</strong> hoogst, inhoudende dat zij dit belangrijker vinden.<br />

Tabel 5.38<br />

ANOVA Opleidingsniveau – Autonomie<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Autonomie in <strong>het</strong> werk 5.045 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

5.5.3 Aantal dienstjaren<br />

De categorieën dienstjaren waaruit respondenten een keuze konden maken zijn:<br />

- korter dan 1 jaar - 21 tot 30 jaar<br />

- 1 tot 5 jaar - 31 tot 40 jaar<br />

- 6 tot 10 jaar - 40 jaar en langer<br />

- 11 tot 20 jaar<br />

Medewerkersinvloed<br />

Ten aanzien van Medewerkersinvloed zijn bij de variabele ‘aantal dienstjaren’ geen significante<br />

verschillen gevonden. Om deze reden wordt dit onderdeel niet verder uitgewerkt.<br />

60


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

(In- en door)stroombeleid<br />

Wat betreft de eisen voor verticale mobiliteit blijkt dat er een significant verschil (tabel 5.39) zit tussen<br />

de verschillende categorieën alsmede of men dit belangrijk of niet belangrijk (F=5.181, p=.000) vindt.<br />

Met betrekking tot de eisen voor verticale mobiliteit blijkt de categorie 1-5 jaar significant te<br />

verschillen van de categorieën 21-30 en 31-40 jaar; de categorie 1-5 jaar in dienst scoort hierbij<br />

significant hoger, inhoudende dat men van mening is dat men meer aan eisen voldoet dan de andere<br />

twee genoemde categorieën. Als <strong>het</strong> gaat om of men <strong>het</strong> belangrijk vindt aan de eisen voor verticale<br />

mobiliteit te voldoen blijkt de categorie 31-40 significant te verschillen van de categorieën 1-5, 6-10,<br />

11-20. De categorie 31-40 scoort hier <strong>het</strong> hoogst inhoudende dat zij dit belangrijker vinden dan de<br />

overige twee genoemde categorieën.<br />

Tabel 5.39<br />

ANOVA Aantal dienstjaren – Verticale Mobiliteiteisen<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Gezien mijn ervaring en kennis, kom ik bij Eaton ook voor een<br />

zwaardere functie in aanmerking<br />

5.682 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Verder verschilt de groep medewerkers die 31 tot 40 jaar in dienst zijn van Eaton significant (tabel<br />

5.40) van de medewerkers met een dienstverband van 1 tot 5 jaar, 6 tot 10 jaar en 11 tot 20 jaar<br />

wanneer er gevraagd wordt of zij bereid zijn om aan hun employability te werken. De categorie 31 tot<br />

40 jaar in dienst scoort significant lager dan de andere categorieën, inhoudende dat zij minder bereid<br />

zijn om aan hun employability te werken dan mensen die korter in dienst van Eaton zijn.<br />

Tabel 5.40<br />

ANOVA Aantal dienstjaren – Employability<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Employability 6.462 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Het laatste significante verschil welke is geconstateerd, zie tabel 5.41, betreft de mate waarin<br />

medewerkers bereid zijn <strong>op</strong>leiding en/of training te volgen. Er blijkt dat alle groepen dienstjaren<br />

significant van elkaar verschillen. Hierbij valt <strong>op</strong> dat hoe langer medewerkers in dienst zijn, des te<br />

minder medewerkers bereid zijn nog een <strong>op</strong>leiding te volgen.<br />

Tabel 5.41<br />

ANOVA Aantal dienstjaren – Opleidingsbereidheid<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Opleidingsbereidheid 19.119 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Arbeidsvoorwaarden<br />

Ten aanzien van dit onderwerp zijn er bij de variabele ‘aantal dienstjaren’ geen significante verschillen<br />

gevonden. Daarom wordt dit onderdeel niet verder behandeld.<br />

61


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Arbeidssysteem<br />

Ten aanzien van arbeidssysteem zijn er bij de variabele ‘aantal dienstjaren’ twee significante<br />

verschillen. Allereerst is er een significant verschil als <strong>het</strong> gaat om de waarde die men hecht aan<br />

uitdaging in de functie, zie tabel 5.42. Hoe langer men in dienst is hoe minder waarde men hier aan<br />

hecht. Verder verschillen mensen die 6-10 jaar in dienst zijn significant (F=3.376, p=.003) ten<br />

<strong>op</strong>zichte van mensen die 21-30 jaar in dienst zijn als <strong>het</strong> gaat om of men <strong>het</strong> belangrijk vindt dat er<br />

vaste en duidelijk omschreven regels zijn waaraan men zich dient te houden. Mensen die 21-30 jaar in<br />

dienst zijn scoren significant lager dan mensen die 6-10 jaar in dienst zijn en vinden dit dus minder<br />

belangrijk.<br />

Tabel 5.42<br />

ANOVA Aantal dienstjaren – Uitdaging<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Uitdaging in mijn werk vind ik heel belangrijk 4.182 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

5.5.4 Soort dienstverband<br />

In paragraaf 5.1 wordt informatie verschaft over de demografische kenmerken van de respondenten.<br />

Uit deze informatie blijkt dat bijna alle respondenten een vast dienstverband hebben, namelijk 98%,<br />

wat neerkomt <strong>op</strong> 455 medewerkers. Hiertegenover staat slechts 2%, oftewel 9 medewerkers met een<br />

tijdelijk dienstverband. Gezien de zeer uiteenl<strong>op</strong>ende groottes van de groepen en <strong>het</strong> beperkte aantal<br />

respondenten in de groep van tijdelijke dienstverbanden, is ervoor gekozen een analyse achterwege<br />

te laten.<br />

5.5.5 Afdeling<br />

De afdelingen waaruit respondenten een keuze konden maken zijn:<br />

- Administration - Distribution<br />

- Eaton Electric General Services - Laboratorium<br />

- Low Voltage Components - Low Voltage Systems<br />

- Medium Voltage Systems - Operation Others<br />

- R&D - Sales<br />

- Service - Supply Chain<br />

Medewerkersinvloed<br />

Ten aanzien van dit onderwerp zijn er bij de variabele ‘afdeling’ geen significante verschillen<br />

gevonden. Daarom wordt dit onderdeel niet verder behandeld.<br />

(In- en door)stroombeleid<br />

Uit analyse blijkt dat vooral de afdeling Sales <strong>op</strong> een tweetal onderwerpen significant verschillen van<br />

andere afdelingen. Zo verschillen de medewerkers van de afdeling Sales significant van de LVC<br />

medewerkers wanneer <strong>het</strong> gaat om ambitiegerichtheid. LVC scoort hier <strong>het</strong> laagst, de afdeling Sales<br />

heeft de hoogste score. De medewerkers bij Sales zijn ambitieuzer.<br />

Tabel 5.43<br />

ANOVA Afdeling – Ambitie<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Ambitiegerichtheid 4.039 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

62


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

In tabel 5.44 is <strong>het</strong> significante verschil weergegeven ten aanzien van de mening bij wie de<br />

verantwoordelijkheid voor training en <strong>op</strong>leiding ligt. Sales medewerkers verschillen significant van de<br />

afdelingen EEGS, LVS, LVC en MVS. Bij Sales zijn ze van mening dat de verantwoordelijkheid meer bij<br />

de medewerker ligt dan bij Eaton. De andere vier genoemde afdelingen zijn van mening dat de<br />

verantwoordelijkheid meer bij Eaton ligt.<br />

Tabel 5.44<br />

ANOVA Afdeling – Verantwoordelijkheid training en <strong>op</strong>leiding<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Verantwoordelijkheid training en <strong>op</strong>leiding (Eaton) 5.180 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Arbeidsvoorwaarden<br />

Ten aanzien van dit onderwerp zijn er bij de variabele ‘afdeling’ geen significante verschillen<br />

gevonden. Daarom wordt dit onderdeel niet verder behandeld.<br />

Arbeidssysteem<br />

Een significant verschil zit tussen de afdeling Sales enerzijds en de afdelingen EEGS en LVC<br />

anderzijds. Hierbij gaat <strong>het</strong> om de uitdaging die men in de functie ervaart. Sales medewerkers ervaren<br />

meer uitdaging in de functie dan de andere afdelingen. Data betreffende <strong>het</strong> significante verschil is te<br />

vinden in onderstaande tabel (5.45).<br />

Tabel 5.45<br />

ANOVA Afdeling – Uitdaging<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Ervaren van uitdaging in de functie 4.973 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Het laatste significante verschil, zie tabel 5.46, zit in de mate waarin <strong>het</strong> lukt om werk- en privé-leven<br />

goed te combineren. De afdeling EEGS verschilt significant van de afdelingen Administration, MVS en<br />

Supply Chain. EEGS scoort hier <strong>het</strong> laagst wat inhoud dat medewerkers van mening zijn dat zij werk-<br />

en privé-leven minder goed kunnen combineren dan de respondenten van de overige 3 genoemde<br />

afdelingen.<br />

Tabel 5.46<br />

ANOVA Afdeling – Werk- en privé-leven<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- In hoeverre lukt <strong>het</strong> u om werk- en prive-leven goed te combineren? 3.891 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

5.5.6 Functie<br />

Respondenten konden voor <strong>het</strong> invullen van hun functie kiezen uit de volgende <strong>op</strong>ties:<br />

- Engineering - Secretarieel<br />

- Kantoor - Productie<br />

- Leidinggevende - Overig<br />

- Magazijn<br />

63


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Medewerkersinvloed<br />

Het eerste significante verschil is geconstateerd bij de variabele directe participatie ten aanzien van<br />

taken, zie tabel 5.47. Leidinggevenden verschillen significant van Engineers, productiemedewerkers en<br />

kantoormedewerkers. Leidinggevenden vinden directe participatie belangrijker dan de andere<br />

medewerkers.<br />

Wanneer <strong>het</strong> gaat over directe participatie ten aanzien van afdelingszaken is er ook een significant<br />

verschil (tabel 5.47) te constateren. Leidinggevenden verschillen significant van alle functies behalve<br />

die van magazijn. Leidinggevenden vinden directe participatie ten aanzien van afdelingszaken<br />

significant belangrijker dan andere medewerkers. Het onderwerp directe participatie ten aanzien van<br />

organisatiezaken bevat ook een significant verschil, zie ook tabel 5.47. Leidinggevenden verschillen<br />

significant van productiemedewerkers. Leidinggevenden vinden directe participatie ten aanzien van<br />

organisatiezaken belangrijker dan productiemedewerkers.<br />

Tabel 5.47<br />

ANOVA Functie – Participatie<br />

Variabelen F-waarde p-waarde<br />

- Directe participatie ten aanzien van taken 8.459 .000*<br />

- Directe participatie ten aanzien van afdelingszaken 15.275 .000*<br />

- Directe participatie ten aanzien van organisatiezaken 4.059 .001*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

(In- en door)stroombeleid<br />

Met betrekking tot de kansen <strong>op</strong> horizontale mobiliteit blijkt uit tabel 5.48 dat er een significant<br />

verschil is. Magazijnmedewerkers verschillen van Engineers en overig personeel:<br />

magazijnmedewerkers schatten hun kansen <strong>op</strong> horizontale mobiliteit hoger in dan de andere<br />

medewerkers.<br />

Ook wanneer <strong>het</strong> gaat over de kansen <strong>op</strong> verticale mobiliteit is er een significant verschil en wel<br />

tussen leidinggevenden en productiepersoneel. Leidinggevenden schatten hun kansen <strong>op</strong> verticale<br />

mobiliteit hoger in dan productiepersoneel. In onderstaande tabel (5.48) zijn de data weergegeven.<br />

Tabel 5.48<br />

ANOVA Functie – Mobiliteitskansen<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Ik denk dat ik bij Eaton komend jaar andere, maar niet<br />

moeilijkere taken krijg.<br />

3.255 .004*<br />

- Ik denk dat Eaton mij komend jaar taken met meer<br />

verantwoordelijkheden wil geven.<br />

5.034 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Wanneer <strong>het</strong> gaat over <strong>het</strong> moeten voldoen aan eisen voor verticale mobiliteit, zijn er significante<br />

verschillen te zien (zie tabel 5.49). Het productiepersoneel verschilt ten <strong>op</strong>zichte van <strong>het</strong><br />

leidinggevend en overig personeel. Productiepersoneel scoort hier <strong>het</strong> laagst, inhoudende dat zij van<br />

mening zijn dat ze aan meer eisen moeten voldoen dan <strong>het</strong> leidinggevend en overig personeel.<br />

64


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Tabel 5.49<br />

ANOVA Functie – Mobiliteitseisen<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Gezien mijn ervaring en kennis kom ik bij Eaton ook voor een 6.225 .000*<br />

zwaardere (meer verantwoordelijkheid of moeilijkere taken) functie<br />

in aanmerking..<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Uit analyse van de gegevens is gebleken dat er significante verschillen zijn wanneer <strong>het</strong> gaat over<br />

training en <strong>op</strong>leiding, zie tabel 5.50. Leidinggevenden verschillen significant van Engineers,<br />

productiemedewerkers en secretarieel personeel. Kantoorpersoneel verschilt significant van<br />

secretarieel personeel en productiepersoneel. Als laatste verschilt overig personeel van secretarieel<br />

personeel. Secretarieel personeel scoort <strong>het</strong> laagst en leidinggevenden scoren <strong>het</strong> hoogst van alle<br />

functies. Leidinggevenden vinden meer dat zij voldoende training en <strong>op</strong>leiding ontvangen dan<br />

secretarieel personeel.<br />

Tabel 5.50<br />

ANOVA Functie – Training en <strong>op</strong>leiding<br />

Variabele F-waarde P-waarde<br />

- Training en <strong>op</strong>leiding 11.704 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Gevraagd naar <strong>het</strong> gericht zijn <strong>op</strong> ambitie blijken er ook significante verschillen te zijn, zie tabel 5.51.<br />

Hier blijkt dat leidinggevenden significant meer gericht zijn <strong>op</strong> ambitie dan personeel van kantoor,<br />

secretarieel personeel en productiemedewerkers. Overig personeel is ook significant meer gericht <strong>op</strong><br />

ambitie dan secretarieel- en productiepersoneel. Deze laatste twee functiegroepen scoorden <strong>het</strong><br />

laagst.<br />

Tabel 5.51<br />

ANOVA Functie – Ambitie<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Gericht zijn <strong>op</strong> ambitie 11.919 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Verder blijkt er een significant verschil aanwezig te zijn tussen de functies leidinggevende en<br />

kantoorpersoneel, productiepersoneel en secretarieel personeel als <strong>het</strong> gaat over <strong>het</strong> ervaren van<br />

persoonlijke groei en ontwikkeling in <strong>het</strong> werk, zie tabel 5.52. Leidinggevenden en overig personeel<br />

scoorden hoger dan de andere functies wat inhoudt dat zij meer persoonlijke groei en ontwikkeling<br />

ervaren in <strong>het</strong> werk dan de overige functies.<br />

Tabel 5.52<br />

ANOVA Functie – Persoonlijke groei en ontwikkeling<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Persoonlijke groei en ontwikkeling 11.221 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

65


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Zoals eerder genoemd zijn er vragen <strong>op</strong>gesteld vanuit de behoefte van Eaton Electric B.V. Gevraagd<br />

naar bij wie de verantwoordelijkheid ligt om te zorgen voor geschikte <strong>op</strong>leidingen en trainingen blijkt<br />

dat er significante verschillen zijn (tabel 5.53) Het productiepersoneel verschilt significant van de<br />

categorieën: kantoor, leidinggevend en overig. Productiepersoneel is meer van mening dat de<br />

verantwoordelijkheid bij Eaton ligt dan dat de andere functiegroepen dit vinden. Op de vraag of men<br />

na hun 55 ste minder lichamelijk belastend werk wil doen blijken de functiegroepen secretarieel en<br />

productie beiden significant te verschillen van de groepen leidinggevenden, Engineers en<br />

kantoormedewerkers. Productiemedewerkers en secretarieel personeel willen na hun 55 ste minder<br />

lichamelijk belastend werk doen. Bij de stelling ‘Na mijn 55 ste lijkt <strong>het</strong> mij leuk om mijn ‘<strong>op</strong>volgers’ in<br />

te werken’ werd ook een significant verschil geconstateerd tussen verschillende functiegroepen. De<br />

Scheffé-toets laat echter niet zien tussen welke groepen dit verschil zit. Hetzelfde geldt voor de vraag:<br />

‘Na mijn 55 ste wil ik nog eens een uitdaging aangaan’. Deze vraag bleek ook significante verschillen <strong>op</strong><br />

te leveren tussen de functiegroepen maar weer laat de Scheffé toets niet zien welke functiegroepen<br />

significant van elkaar verschillen. Voor resultaten van de bovenstaande vragen, zie tabel 5.54.<br />

Tabel 5.53<br />

ANOVA Functie – Verantwoordelijkheid training en <strong>op</strong>leiding<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Verantwoordelijkheid training en <strong>op</strong>leiding 6.285 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Tabel 5.54<br />

ANOVA Functie – Significante items<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Wil ik minder lichamelijk belastend werk doen. 12.341 .000*<br />

- Lijkt <strong>het</strong> me leuk om mijn ‘<strong>op</strong>volgers’ in te werken. 2.567 .019*<br />

- Wil ik nog eens een uitdaging aangaan. 2.991 .007*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Arbeidsvoorwaarden<br />

Wanneer er gevraagd wordt naar de behoefte aan flexibele indeling van de werkuren is er een<br />

significant verschil tussen medewerkers van de productie enerzijds en Engineers, leidinggevenden en<br />

kantoormedewerkers anderzijds, zie tabel 5.55. Productiemedewerkers hebben meer behoefte aan<br />

flexibele indeling van werkuren dan de andere medewerkers.<br />

Ook de tevredenheid over de flexibele indeling van werkuren toont een significant verschil (tabel<br />

5.54). Dit verschil zit ten eerste tussen productiemedewerkers enerzijds en alle andere functies,<br />

behalve de magazijnmedewerkers, anderzijds. Ten tweede zit <strong>het</strong> verschil tussen<br />

magazijnmedewerkers enerzijds en alle andere functies anderzijds, uitgezonderd<br />

productiemedewerkers. Het laatste significante verschil zit tussen de leidinggevenden en medewerkers<br />

met overige functies. Productie- en magazijnmedewerkers zijn <strong>het</strong> minst tevreden over de<br />

mogelijkheden die Eaton biedt voor flexibele indeling van werkuren.<br />

66


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Tabel 5.55<br />

ANOVA Functie – Flexibele indeling werkuren<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Ik zou graag meer mogelijkheden willen hebben om mijn werkuren<br />

zelf in te delen<br />

6.712 .000*<br />

- Ik vind dat Eaton voldoende mogelijkheden biedt voor een<br />

flexibele indeling van werkuren<br />

61.699 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Gevraagd naar <strong>het</strong> belang dat men hecht aan primaire arbeidsvoorwaarden, is er een significant<br />

verschil ontdekt. Productiemedewerkers verschillen significant van leidinggevenden:<br />

productiemedewerkers vinden primaire arbeidsvoorwaarden belangrijker dan dat leidinggevenden dit<br />

vinden. Met betrekking tot <strong>het</strong> tevreden zijn over de primaire arbeidsvoorwaarden blijkt dat<br />

productiemedewerkers minder tevreden zijn over primaire arbeidsvoorwaarden dan leidinggevenden.<br />

Voor een weergave van de data, zie tabel 5.56.<br />

Tabel 5.56<br />

ANOVA Functie – Primaire arbeidsvoorwaarden<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Een goed salaris is <strong>het</strong> belangrijkste bij een keuze voor een baan 3.602 .002*<br />

- ik ben tevreden over <strong>het</strong> salaris dat ik bij Eaton verdien 4.540 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Tot slot is er een significant verschil tussen de functies te constateren, zie tabel 5.57, als <strong>het</strong> gaat om<br />

de mate van tevredenheid met de beoordeling door de leidinggevende. Leidinggevenden zelf zijn <strong>het</strong><br />

meest tevreden over de beoordeling door hun leidinggevende. Productiemedewerkers en secretarieel<br />

personeel zijn hierover <strong>het</strong> minst tevreden.<br />

Tabel 5.57<br />

ANOVA Functie – Beoordeling<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Ik ben tevreden met de beoordeling door mijn leidinggevende 4.523 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Arbeidssysteem<br />

Wat betreft <strong>het</strong> ervaren van uitdaging in de functie zijn er significante verschillen (tabel 5.58). De<br />

volgende functies verschillen allen significant van elkaar: Productie, Engineering, kantoorpersoneel,<br />

leidinggevenden, overig personeel en secretarieel personeel. Productiepersoneel en secretarieel<br />

personeel ervaren <strong>het</strong> minst uitdaging in hun werk, leidinggevenden, engineering en ‘overig’<br />

personeel ervaren <strong>het</strong> meest uitdaging in hun werk.<br />

Wat betreft <strong>het</strong> waarde hechten aan uitdaging in de functie blijken er significante verschillen te zijn<br />

tussen <strong>het</strong> ‘overig’ en <strong>het</strong> productiepersoneel, zie tabel 5.59. Productiepersoneel scoort significant<br />

lager wat inhoudt dat zij hier minder waarde aan hechten dan <strong>het</strong> ‘overig’ personeel.<br />

67


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Tabel 5.58<br />

ANOVA Functie – Uitdaging (Variabele)<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Ervaren van uitdaging in de functie 26.597 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Tabel 5.59<br />

ANOVA Functie – Uitdaging (Item)<br />

Item F-waarde p-waarde<br />

- Waarde hechten aan uitdaging in de functie 3.577 .002*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Het belang hechten aan autonomie in <strong>het</strong> werk toont ook een significant verschil, zie tabel 5.60.<br />

Productie verschilt significant van Engineers, leidinggevenden en kantoormedewerkers. Productie<br />

scoorde <strong>het</strong> laagst van alle functiegroepen, wat wil zeggen dat deze groep <strong>het</strong> minst belang hecht aan<br />

autonomie in hun werk.<br />

Tabel 5.60<br />

ANOVA Functie – Autonomie<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Autonomie 6.218 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

Gevraagd naar de tevredenheid in <strong>het</strong> werk zijn ook hier significante verschillen te constateren. Hierbij<br />

blijkt dat leidinggevenden significant verschillen van de functiegroepen secretarieel en productie. De<br />

functiegroep overige verschilt ook significant van productie. Leidinggevenden en<br />

magazijnmedewerkers zijn <strong>het</strong> meest tevreden met hun werk, productiemedewerkers en secretarieel<br />

personeel <strong>het</strong> minst. In onderstaande tabel (tabel 5.61) worden de exacte significante waarden<br />

weergegeven.<br />

Tabel 5.61<br />

ANOVA Functie – Werktevredenheid<br />

Variabele F-waarde p-waarde<br />

- Werktevredenheid 7.699 .000*<br />

* geeft een significant resultaat weer <strong>op</strong> α=.05 niveau<br />

5.6 Overige informatie<br />

Naast een analyse van alle variabelen en items, zijn er ook nog drie <strong>op</strong>en vragen in de enquête<br />

gesteld. Het betreft de vragen “Heeft u andere ideeën over ‘prettig werken’ voor 55-plussers?”,<br />

“Hoeveel uur per week zou u willen werken?” en “Ik verwacht tot mijn … levensjaar bij Eaton te<br />

blijven werken”.<br />

In bijlage 8 van deze scriptie is een uitwerking te vinden van alle antwoorden welke respondenten<br />

invulden <strong>op</strong> de vraag “Heeft u andere ideeën over ‘prettig werken’ voor 55-plussers?”. De ideeën<br />

welke de respondenten gaven liepen erg uiteen. Velen beantwoordden de vraag met minder werken<br />

als <strong>op</strong>lossing. Andere respondenten kwamen met ideeën als: medewerkers boven de 55 jaar minder<br />

68


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

lichamelijk belasten, accepteren dat ouderen minder productief zijn en ouderen meer inzetten bij de<br />

overdracht van kennis aan jongeren. Enkele <strong>op</strong>vallende ideeën waren de volgende: “Bekijken wat<br />

mogelijk is in de organisatie, eventueel <strong>op</strong> andere functies tijdelijk werken, een soort snuffelstage<br />

doen”, “Het werk personaliseren. De één wil meer verantwoordelijkheid, terwijl de ander daar niet<br />

meer zo goed tegen kan” en “Variatie in job is erg belangrijk, maar daar kan je niet na je 55e mee<br />

beginnen. Dat rouleren moet <strong>op</strong> jonge leeftijd beginnen, maar wordt als erg hinderlijk ervaren door<br />

bedrijven die <strong>op</strong> korte termijn sturen”.<br />

De tweede extra vraag was: “Hoeveel uur per week zou u willen werken?”. 230 medewerkers hebben<br />

deze vraag ingevuld. De grootste groep medewerkers, dit zijn er 88, hebben ingevuld 32 uur per week<br />

te willen werken. 46 medewerkers gaven aan 40 uur per week te willen werken. De derde grote groep<br />

medewerkers, dit zijn er 32, willen 36 uur per week werken. 14 medewerkers willen 38 uur per week<br />

werken. 2 medewerkers willen 35 uur werken, 7 medewerkers 30 uur en 8 medewerkers 24 uur per<br />

week. 3 medewerkers vulden een aantal uren in boven de 40. 29 medewerkers vulden minder dan 20<br />

uur in. De verdeling wordt weergegeven in figuur 5.2<br />

29%<br />

Hoeveel uren per week zou u willen werken?<br />

7%<br />

23%<br />

16%<br />

"Ik verwacht tot mijn ... levensjaar bij Eaton te<br />

blijven werken"<br />

5%<br />

27%<br />

4% 4%<br />

Figuur 5.3 Antwoorden <strong>op</strong> de vraag: “Hoeveel uren per week zou u willen werken?”<br />

De laatste extra vraag betreft de vraag “Ik verwacht tot mijn … levensjaar bij Eaton te blijven<br />

werken”. Met <strong>het</strong> invullen van de enquêtes bleek dat respondenten (N=302) de vraag <strong>op</strong> twee<br />

verschillende manieren <strong>op</strong>vatten. De ene groep respondenten vatte <strong>het</strong> woord ‘verwacht’ <strong>op</strong> zoals <strong>het</strong><br />

er staat, dus gezien de huidige regels ten aanzien van pensioen. Andere respondenten zagen <strong>het</strong><br />

woord ‘verwacht’ meer als ‘wenst’ dus wanneer zij uit dienst zouden willen gaan. Toch blijkt uit<br />

analyse van de gegevens dat verreweg de meeste respondenten verwachten met 60, 62 of 65 jaar uit<br />

dienst te kunnen. 58 medewerkers verwachten met 60 jaar uit dienst te kunnen, 83 medewerkers met<br />

62 jaar en 88 medewerkers met 65 jaar. 36 medewerkers verwachten of wensen <strong>op</strong> een leeftijd<br />

tussen de 55 en 60 uit dienst te kunnen. 14 respondenten verwachten tussen de 65 en 70 jaar uit<br />

dienst te gaan. 23 medewerkers vulden een leeftijd in beneden de 50 jaar. In diagram ziet de<br />

verdeling er als volgt uit.<br />

8%<br />

12%<br />

19%<br />

< 50<br />

55-60<br />

60<br />

62<br />

65<br />

65-70<br />

Figuur 5.4 Antwoorden <strong>op</strong> de vraag: “Ik verwacht tot mijn … levensjaar bij Eaton te blijven werken”.<br />

1%<br />

1%<br />

44%<br />


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

6. Conclusies en aanbevelingen<br />

In dit afsluitende hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen gegeven die naar voren zijn<br />

gekomen uit <strong>het</strong> onderzoek dat is uitgevoerd binnen Eaton Electric B.V. Allereerst zal er een antwoord<br />

worden gegeven <strong>op</strong> de onderzoeksvraag en de aanvullende onderzoeksvraag. Aansluitend zullen de<br />

verschillen subvragen beantwoordt worden. Achtereenvolgens zullen aanbevelingen voor Eaton<br />

Electric B.V. worden gedaan. Tot slot zal worden ingegaan <strong>op</strong> de beperkingen van <strong>het</strong> onderzoek.<br />

6.1 Conclusies<br />

De onderzoeksvraag luidt:<br />

Zijn er ten aanzien van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> verschillen in houdingen en verwachtingen van Eaton<br />

Electric B.V. medewerkers, gedifferentieerd naar leeftijdscategorieën?<br />

Er zijn slechts een beperkt aantal verschillen tussen leeftijdscategorieën gevonden. Uit nadere analyse<br />

is gebleken dat er een aantal verschillen, meer zelfs dan <strong>op</strong> basis van leeftijd, is gevonden wanneer er<br />

gekeken wordt naar andere demografische variabelen zoals geslacht, functie en afdeling. Er kan dus<br />

geconcludeerd worden dat de gevonden verschillen niet uitsluitend verklaard worden door leeftijd<br />

maar ook door andere variabelen. Zoals Peeters e.a. (2005) <strong>het</strong> duidelijk benoemen, ‘verschillen<br />

tussen mensen kunnen zich manifesteren <strong>op</strong> vele dimensies waarvan leeftijd er slechts één is’.<br />

De aanvullende onderzoeksvraag luidt:<br />

Komt <strong>het</strong> huidige <strong>personeelsbeleid</strong> tegemoet aan de verschillen in houdingen en verwachtingen<br />

van Eaton Electric B.V. medewerkers?<br />

Uit analyse van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> van Eaton Electric B.V. is gebleken dat men geen beleid heeft dat<br />

speciaal gericht is <strong>op</strong> verschillende leeftijdscategorieën. Er kan geconcludeerd worden dat, gezien de<br />

analyse <strong>op</strong> basis van leeftijd en <strong>het</strong> beperkte aantal significante verschillen, <strong>het</strong> beleid van Eaton<br />

Electric B.V. grotendeels tegemoet komt aan de verschillende houdingen en verwachtingen van<br />

medewerkers. Waar significante verschillen gevonden zijn, komt <strong>het</strong> beleid niet tegemoet aan de<br />

verschillende houdingen en verwachtingen van medewerkers. Verder<strong>op</strong> in deze conclusie zal per<br />

subvraag (2a tot en met 2d) behandeld worden waar <strong>het</strong> beleid van Eaton Electric B.V. wel of niet<br />

tegemoet komt aan de verschillen in houdingen en verwachtingen van haar medewerkers.<br />

Nu de onderzoeksvraag en de aanvullende onderzoeksvraag zijn beantwoord, wordt een antwoord<br />

gegeven <strong>op</strong> de subvragen.<br />

1a) Zijn er ten aanzien van medewerkersinvloed verschillen in houdingen en verwachtingen van<br />

Eaton Electric B.V. medewerkers, gedifferentieerd naar leeftijdscategorieën?<br />

Met betrekking tot medewerkersinvloed zijn er geen significante leeftijdsverschillen geconstateerd als<br />

<strong>het</strong> gaat om de mate waarin men participatiemogelijkheden heeft. Ook zijn er geen verschillen<br />

gevonden of men <strong>het</strong> belangrijk vindt om te participeren <strong>op</strong> functie-, afdelings-, en/of<br />

organisatieniveau. Er kan geconcludeerd worden dat er geen verschillen tussen leeftijdscategorieën<br />

zijn wanneer <strong>het</strong> gaat om de behoefte aan participatie, alsmede of men <strong>het</strong> belangrijk vindt of niet.<br />

Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten kan nog een conclusie getrokken worden: Hoe verder<br />

zaken van de medewerker af staan, des te minder belang hecht men eraan om hierin te participeren.<br />

De meeste medewerkers (97,6%) vinden participatie ten aanzien van hun functie belangrijk, 93,3%<br />

van de medewerkers vindt participatie ten aanzien van afdelingszaken belangrijk. Het minst belangrijk<br />

vindt men participatie ten aanzien van organisatiezaken: 74,4% van de medewerkers vindt dit<br />

belangrijk. Hierbij valt vooral <strong>het</strong> percentage medewerkers <strong>op</strong> dat wil meebeslissen over zaken die<br />

70


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

met Eaton te maken hebben: slechts 64,0% vindt dit belangrijk. Dit is mogelijk te verklaren doordat<br />

medewerkers niet de kennis en interesse hebben om invloed uit te oefenen <strong>op</strong> organisatieniveau.<br />

Daarnaast is <strong>het</strong> zo dat de functie waarin men werkt en de afdeling waarbinnen men zich bevindt veel<br />

dichter bij de medewerker zelf staan; daar heeft de medewerker dagelijks mee te maken en wil men<br />

graag invloed <strong>op</strong> uitoefenen.<br />

2a) Komt <strong>het</strong> huidige beleid ten aanzien van medewerkersinvloed tegemoet aan de verschillen in<br />

houdingen en verwachtingen van Eaton Electric B.V. medewerkers?<br />

Er zijn geen significante verschillen gevonden wanneer er geanalyseerd wordt <strong>op</strong> basis van<br />

leeftijdscategorieën. Ook is <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> geanalyseerd. Op basis van deze twee analyses kan<br />

er geconcludeerd worden dat <strong>het</strong> beleid van Eaton Electric B.V. ten aanzien van dit onderwerp<br />

tegemoet komt aan de verschillen in houdingen en verwachtingen tussen leeftijdscategorieën van<br />

Eaton Electric B.V. medewerkers.<br />

1b) Zijn er ten aanzien van (in- en door)stroombeleid verschillen in houdingen en verwachtingen<br />

van Eaton Electric B.V. medewerkers, gedifferentieerd naar leeftijdscategorieën?<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek is gebleken dat er ten aanzien van (in- en door)stroombeleid een aantal significante<br />

verschillen tussen leeftijdscategorieën zijn. Het eerste significante verschil is dat ouderen vinden dat<br />

zij minder kansen hebben <strong>op</strong> verticale mobiliteit dan jongeren. Ouderen vinden <strong>het</strong> echter wel<br />

belangrijk voor verticale mobiliteit in aanmerking te komen. Ouderen willen graag hoger<strong>op</strong> komen<br />

maar verwachten niet dat ze hoger<strong>op</strong> komen, deze discrepantie tussen houding en verwachting kan<br />

mogelijk twee oorzaken hebben.<br />

De eerste mogelijke oorzaak is ‘self-fullfilling pr<strong>op</strong>hecy’. Medewerkers gaan zich gedragen naar de<br />

over hen heersende (negatieve) beelden en ontnemen zichzelf zo de kans <strong>op</strong> een hogere functie<br />

(Quispel en Schroots in Nauta e.a., 2004). De tweede mogelijke oorzaak is afkomstig uit een<br />

onderzoek van Smith en Webber (2005). Smith en Webber geven als oorzaak dat ouderen worden<br />

gediscrimineerd door de werkgever en dat zij aan hogere eisen moeten voldoen om promotie te<br />

maken. De oorzaak met betrekking tot verticale mobiliteitskansen ligt dus bij zowel bij de oudere<br />

medewerker als bij de werkgever. Het feit dat ouderen van mening zijn dat zij aan meer<br />

mobiliteitseisen moeten voldoen kan er ook toe bijdragen dat ouderen minder kansen <strong>op</strong> mobiliteit<br />

ervaren. Zij áchten zichzelf mogelijk minder in staat om aan deze eisen te voldoen dan jongeren. Met<br />

betrekking tot mobiliteitskansen en –eisen kan er geconcludeerd worden dat Eaton Electric B.V. te<br />

weinig gebruik maakt van de kennis en ervaring van ouderen.<br />

De constatering dat ouderen vinden dat ze minder kansen hebben <strong>op</strong> verticale mobiliteit kan verder<br />

een reden zijn voor de overige gevonden significante verschillen: ouderen zijn niet meer bereid aan<br />

hun employability te werken, zijn minder bereid trainingen en/of <strong>op</strong>leidingen te volgen en schenken<br />

minder aandacht aan de informatievoorziening hierover. Men is waarschijnlijk minder geïnteresseerd<br />

in de eigen ontwikkeling omdat men toch niet verwacht een hogere functie te krijgen, dit komt<br />

overeen met de bevindingen van Boerlijst e.a. (1994). Daarnaast erváren ouderen dat zij minder<br />

informatie krijgen maar zij ontvangen dezelfde informatie als iedereen. Ditzelfde geldt voor <strong>het</strong> weten<br />

voor welke vacatures men in aanmerking zou kunnen komen. Ouderen weten dit minder goed.<br />

Aangezien ouderen van mening zijn dat zij minder kansen hebben, zullen zij zich wellicht ook minder<br />

interesseren voor vacatures binnen de organisatie.<br />

Uit <strong>het</strong> bovenstaande kan dus geconcludeerd worden dat er een samenhang is tussen de aspecten<br />

van (in- en door)stroombeleid, welke significante verschillen tussen leeftijdscategorieën bezitten.<br />

71


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

2b) Komt <strong>het</strong> huidige beleid ten aanzien van <strong>het</strong> (in- en door)stroombeleid tegemoet aan de<br />

verschillen in houdingen en verwachtingen van Eaton Electric B.V. medewerkers?<br />

Ten aanzien van dit onderwerp is een aantal significante verschillen gevonden wanneer er<br />

geanalyseerd wordt <strong>op</strong> basis van leeftijd, er zijn dus verschillen tussen houdingen en verwachtingen<br />

van Eaton Electric B.V. medewerkers. Er kan dus geconcludeerd worden dat <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> van<br />

Eaton Electric B.V. niet volledig tegemoet komt aan de verschillen in houdingen en verwachtingen van<br />

medewerkers. Uit <strong>het</strong> onderzoek is namelijk gebleken dat ouderen minder tevreden zijn dan jongeren<br />

over <strong>het</strong> beleid dat Eaton Electric B.V. hanteert ten aanzien van onder andere <strong>het</strong> werken aan<br />

employability, mobiliteitskansen, mobiliteitseisen en informatievoorziening omtrent training en<br />

<strong>op</strong>leiding.<br />

1c) Zijn er ten aanzien van <strong>het</strong> arbeidsvoorwaarden verschillen in houdingen en verwachtingen van<br />

Eaton Electric B.V. medewerkers, gedifferentieerd naar leeftijdscategorieën?<br />

Er is gebleken dat ouderen meer behoefte hebben aan deeltijdwerk dan jongeren. Zij zijn daarnaast<br />

minder tevreden over de mogelijkheden die Eaton Electric B.V. voor deeltijdwerk biedt. Er is dus een<br />

discrepantie tussen <strong>het</strong>geen waar men behoefte aan heeft en <strong>het</strong>geen men kan realiseren binnen<br />

Eaton Electric B.V. Dit zou tot mogelijke onvrede en een verstarring van de flexibiliteit van ouderen<br />

kunnen leiden. Tros (2004) ondersteunt dit, hij noemt deeltijdwerk als maatregel om flexibiliteit te<br />

bevorderen. Verder is gebleken dat ouderen binnen Eaton Electric B.V. meer tevreden zijn over hun<br />

salaris. Dit komt overeen met onderzoeken van Tijdens en Van Klaveren (2003) die ook constateerden<br />

dat ouderen vaker tevreden zijn met hun loon dan jongeren. Zij geven als logische verklaring hiervoor<br />

dat ouderen meer verdienen dan jongeren.<br />

2c) Komt <strong>het</strong> huidige beleid ten aanzien van <strong>het</strong> arbeidsvoorwaarden tegemoet aan de verschillen in<br />

houdingen en verwachtingen van Eaton Electric B.V. medewerkers?<br />

Er kan geconcludeerd worden dat <strong>het</strong> beleid van Eaton Electric B.V. met betrekking tot<br />

arbeidsvoorwaarden grotendeels tegemoet komt aan de verschillende houdingen en verwachtingen<br />

van Eaton Electric B.V. medewerkers. Het beleid komt echter niet tegemoet aan de verschillen in<br />

houdingen en verwachtingen tussen leeftijdscategorieën wat betreft deeltijdwerk en salaris. Dit blijkt<br />

uit de significante verschillen welke ten aanzien van de onderwerpen deeltijdwerk en salaris gevonden<br />

zijn in <strong>het</strong> onderzoek en de analyse van <strong>het</strong> <strong>personeelsbeleid</strong>.<br />

1d) Zijn er ten aanzien van <strong>het</strong> arbeidssysteem verschillen in houdingen en verwachtingen van<br />

Eaton Electric B.V. medewerkers, gedifferentieerd naar leeftijdscategorieën?<br />

Het onderzoek binnen Eaton Electric B.V. laat zien dat oudere medewerkers minder waarde hechten<br />

aan uitdaging in hun functie dan jongeren. Deze onderzoeksuitkomst komt overeen met die van<br />

Mottaz (in Hendrikse e.a., 1995). Zowel jongere als oudere medewerkers die al meerdere jaren in<br />

dezelfde functie werken hebben zich daar in vergaande mate in gespecialiseerd: dit wordt ook wel<br />

aangeduid met ervaringsconcentratie (Thijssen, 1997). Zij hebben veel kennis en ervaring van één<br />

beperkt gebied waardoor ze over veel zelfvertrouwen beschikken. Deze medewerkers hechten er<br />

minder waarde aan om uitdagingen aan te gaan omdat <strong>het</strong> <strong>op</strong>nieuw <strong>op</strong>doen van kennis en ervaring<br />

veel onzekerheid met zich meebrengt. Daarnaast is <strong>het</strong> vaak zo dat een deel van de ouderen de tijd<br />

tot <strong>het</strong> (vervroegd) pensioen wil uitzitten en men geen zin meer heeft om een uitdaging aan te gaan.<br />

2d) Komt <strong>het</strong> huidige beleid ten aanzien van <strong>het</strong> arbeidssysteem tegemoet aan de verschillen in<br />

houdingen en verwachtingen van Eaton Electric B.V. medewerkers?<br />

Het huidige beleid ten aanzien van <strong>het</strong> arbeidssysteem komt vrijwel helemaal tegemoet aan de<br />

verschillen in houdingen en verwachtingen van medewerkers. De enige uitzondering vormt <strong>het</strong><br />

waarde hechten aan uitdaging in de functie. Deze bevat in <strong>het</strong> onderzoek een significant verschil<br />

tussen verschillende leeftijdscategorieën.<br />

72


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Analyse <strong>op</strong> basis van andere demografische kenmerken<br />

Naast de analyse <strong>op</strong> basis van leeftijd, zijn ook analyses uitgevoerd <strong>op</strong> basis van andere<br />

demografische kenmerken. Deze zijn als volgt: geslacht, <strong>op</strong>leidingsniveau, aantal dienstjaren, soort<br />

dienstverband, afdeling en functie. Ten aanzien van medewerkersinvloed zijn significante verschillen<br />

gevonden: zo is gebleken dat er <strong>op</strong> basis van geslacht en functie significante verschillen zijn. (In- en<br />

door)stroombeleid bevat ook significante verschillen en wel <strong>op</strong> basis van geslacht, <strong>op</strong>leidingsniveau,<br />

aantal dienstjaren, afdeling en functie. Binnen <strong>het</strong> onderwerp arbeidsvoorwaarden zijn significante<br />

verschillen gevonden <strong>op</strong> basis van geslacht en functie. Als laatste blijken er bij <strong>het</strong> onderdeel<br />

arbeidssysteem significante verschillen te zijn <strong>op</strong> basis van geslacht, <strong>op</strong>leidingsniveau, aantal<br />

dienstjaren, afdeling en functie.<br />

Uit de verschillende analyses is gebleken dat er ook <strong>op</strong> basis van de andere demografische variabelen<br />

significante verschillen zijn gevonden tussen medewerkers. De variabele functie toont de meeste<br />

significante verschillen tussen medewerkers. De andere variabelen tonen wel máár minder significante<br />

verschillen. De functie die men uitvoert blijkt van grote invloed <strong>op</strong> de houding en verwachting van<br />

medewerkers. Er kan <strong>op</strong> basis van <strong>het</strong> voorgaande geconcludeerd worden dat alleen leeftijd geen<br />

bepalende factor is als <strong>het</strong> gaat om verschillen tussen medewerkers.<br />

Analyse personeelsbestand<br />

Er is gebleken dat <strong>op</strong> een aantal afdelingen binnen 10 jaar bijna 1/3 van <strong>het</strong> medewerkers uitstroomt.<br />

Dat komt mede doordat Eaton Electric B.V. een relatief oud personeelsbestand heeft; 62,4% van de<br />

medewerkers is 41 jaar of ouder, hiervan is 27,3% 51 jaar of ouder. Met name de afdelingen Low<br />

Voltage Components, Supply Chain en Research & Devel<strong>op</strong>ment krijgen binnen nu en tien jaar te<br />

maken met een uitstroom van meer dan 30%. Voor een compleet overzicht van de uitstroomgegevens<br />

van alle afdelingen en (key)functies zie bijlage 6.<br />

De laatste jaren zijn er wel veel jongere medewerkers binnen de organisatie ingestroomd maar deze<br />

zijn binnen afzienbare tijd ook weer vertrokken. Eaton Electric B.V. slaagt er dus onvoldoende in om<br />

jongere medewerkers aan de organisatie te binden. Dit kan mogelijk grote gevolgen hebben voor de<br />

toekomstige personeels<strong>op</strong>bouw omdat <strong>het</strong> dan moeilijker wordt om geschikte jongere medewerkers te<br />

vinden, dit als gevolg van de huidige vergrijzing. Dit kan problematisch worden indien er te weinig<br />

nieuwe medewerkers worden aangenomen en er te weinig mensen doorstromen naar bepaalde ‘key<br />

positions’ die door uitstroom dreigen <strong>op</strong>en komen te staan. Daarnaast kan dit ook grote gevolgen<br />

hebben voor de overdracht van kennis en ervaring, deze gaat <strong>op</strong> den duur verloren omdat zij niet<br />

overgedragen wordt. Er kan daarom geconcludeerd worden dat Eaton Electric B.V. meer jong<br />

personeel moet aantrekken en behouden om <strong>het</strong> personeelsbestand te verjongen.<br />

6.2 Aanbevelingen<br />

<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> of diversiteitsbeleid?<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek is gebleken dat er ten aanzien van een aantal onderwerpen, waaronder<br />

employability, arbeidsvoorwaarden en informatie over trainingen en <strong>op</strong>leidingen, verschillen zijn <strong>op</strong><br />

basis van leeftijd. Dit zijn slechts een beperkt aantal verschillen. Er is gebleken dat deze verschillen<br />

ook verklaard kunnen worden <strong>op</strong> basis van andere demografische variabelen. Het is daarom niet aan<br />

te bevelen een beleid in te voeren welke alleen rekening houdt met verschillende leeftijdscategorieën,<br />

zogenaamd <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong>. Daarnaast wekt <strong>het</strong> gebruik van de term <strong>leeftijdsbewust</strong><br />

<strong>personeelsbeleid</strong> veelal ook verkeerde verwachtingen bij medewerkers. Zo denkt men al snel dat<br />

ouderen bevoordeeld worden ten <strong>op</strong>zichte van jongeren.<br />

73


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Het is aan te bevelen dat Eaton Electric B.V. een diversiteitsbeleid implementeert. Diversiteitsbeleid<br />

gaat namelijk een stap verder dan zoge<strong>het</strong>en doelgroepenbeleid, iets waartoe <strong>leeftijdsbewust</strong><br />

<strong>personeelsbeleid</strong> behoort. Uitgangspunt van diversiteitsbeleid is dat ook binnen groepen grote<br />

verschillen bestaan, dat ieder mens uniek is. Diversiteitsbeleid wordt door De Vries, Van de Ven,<br />

Nuyens, Stark, Van Schie en Van Sloten (in Peeters e.a., 2005) gedefinieerd als “alle activiteiten<br />

binnen een organisatie die bijdragen aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>timaal en duurzaam benutten van de talenten van alle<br />

medewerkers, rekening houdend met hun onderlinge verschillen én overeenkomsten”. Door middel<br />

van een diversiteitsbeleid kunnen oudere medewerkers worden gestimuleerd om langer te blijven<br />

werken. Er wordt middels diversiteitsbeleid namelijk niet alleen rekening gehouden met de leeftijd of<br />

levensfase (zoals in <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong>) van medewerkers maar ook met andere<br />

persoonsgebonden factoren als <strong>op</strong>leiding, functie, etniciteit en afdeling. Diversiteitsbeleid sluit dus<br />

beter aan <strong>op</strong> de individuele behoeften en verwachtingen van medewerkers. Diversiteitsbeleid<br />

voorkomt daarnaast stigmatisering van bepaalde groepen werknemers, bijvoorbeeld ouderen<br />

(Schabracq in Peeters e.a., 2005), iets wat bij <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong> vaak wel <strong>het</strong> geval is.<br />

In <strong>het</strong> kader van diversiteitsbeleid verdienen een aantal aanbevelingen bijzondere aandacht, onder<br />

meer om <strong>het</strong> langer doorwerken van oudere medewerkers te stimuleren.<br />

Verander beeldvorming<br />

Eaton Electric B.V. moet (onder meer in gesprekken met medewerkers) als uitgangspunt nemen dat<br />

medewerkers blijven werken tot de pensioengerechtigde leeftijd (65 jaar). Dit stimuleert medewerkers<br />

na te denken over hun verdere lo<strong>op</strong>baan, en voorkomt dat medewerkers de jaren tot hun (vervroegd)<br />

pensioen af gaan tellen. Daarnaast kan Eaton Electric B.V. de heersende beelden over ouderen<br />

veranderen door anders over en tegen oudere medewerkers te praten. Men moet dus voorkomen dat<br />

alleen negatief over oudere medewerkers wordt gepraat (bijvoorbeeld over de mindere productiviteit)<br />

en dat meer de positieve eigenschappen benadrukt worden en hier gebruik van wordt gemaakt<br />

(bijvoorbeeld de kennis en ervaring van ouderen). Dit alleen al zal een positief effect hebben <strong>op</strong> de<br />

beeldvorming. Het beeld dat medewerkers hebben van oudere collega’s zal dus moeten veranderen,<br />

alsmede <strong>het</strong> beeld dat oudere medewerkers van zichzelf hebben.<br />

Stijl van leidinggeven<br />

De leidinggevende heeft een belangrijke rol binnen de organisatie als <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> uitdragen van<br />

<strong>het</strong> HR-beleid. De leidinggevende moet een meer coachende rol naar zijn medewerkers toe vervullen<br />

en <strong>op</strong> deze manier de medewerkers bewuster maken van hun eigen kunnen en hun capaciteiten, dit<br />

geldt óók voor oudere medewerkers. Wanneer men zich bewuster is van zijn/haar eigen kunnen en<br />

capaciteiten kan de leidinggevende de medewerker stimuleren hiervan <strong>op</strong>timaler gebruik te maken.<br />

Daarnaast moet de leidinggevende tijdens gesprekken, waaronder de ‘Mid Year Progress Check’,<br />

aandacht besteden aan onderwerpen als ambitie(s) en lo<strong>op</strong>baanplanning van de medewerker, de<br />

beleving van <strong>het</strong> werk (veranderende rollen, de ‘fit’ met veranderende bedrijfscultuur) en<br />

belemmeringen die men ervaart. Wanneer dit duidelijk is kan er een betere afstemming plaatsvinden<br />

tussen <strong>het</strong>geen men wil én kan en <strong>het</strong>geen dat mogelijk is binnen de organisatie. Met andere<br />

woorden er is dan een betere fit tussen werk en individu. Instrumenten die kunnen worden ingezet<br />

om tot een betere fit tussen organisatie en persoon te komen zijn afhankelijk van de wensen van de<br />

medewerker en mogelijkheden binnen de organisatie.<br />

Trek jongeren aan<br />

Eaton Electric B.V. moet, om de uitstroom van oudere medewerkers in de komende jaren te<br />

compenseren, meer jongeren in dienst nemen. Dit kan onder andere door te werven via bijvoorbeeld<br />

<strong>op</strong>leidingsinstituten. Maar dit is niet voldoende, de ingestroomde jongeren moeten ook aan de<br />

organisatie gebonden worden zodat zij deze niet binnen korte tijd weer verlaten. Het binden van<br />

74


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

jongeren aan de organisatie kan onder andere door te investeren in trainingen en <strong>op</strong>leidingen. Ook<br />

<strong>het</strong> bieden van voldoende doorstroommogelijkheden (mits afgestemd <strong>op</strong> de situatie van de<br />

medewerker) is een middel om jongeren aan de organisatie te binden. Ditzelfde geldt voor <strong>het</strong> bieden<br />

van goede arbeidsvoorwaarden welke aansluiten bij de voorkeur van de individuele medewerker. Uit<br />

<strong>het</strong> onderzoek is namelijk gebleken dat jongeren minder tevreden zijn over hun salaris dan ouderen,<br />

hier zou Eaton Electric B.V. dus rekening mee kunnen houden. Het is verder van belang dat de oudere<br />

medewerkers hun kennis en ervaring overdragen <strong>op</strong> de jongere medewerkers zodat dit behouden<br />

blijft voor de organisatie. Deze kennisoverdracht zou onder meer vorm kunnen krijgen door ouderen<br />

en jongeren als team of k<strong>op</strong>pel te laten werken.<br />

Arbeidsvoorwaarden <strong>op</strong> maat<br />

Om arbeidsvoorwaarden <strong>op</strong> maat aan te bieden aan medewerkers, is <strong>het</strong> aan te bevelen een<br />

zoge<strong>het</strong>en ‘cafetariamodel’ te implementeren: hierbij stellen medewerkers zelf (periodiek) hun eigen<br />

arbeidsvoorwaardenpakket samen zodat deze aansluit <strong>op</strong> hun persoonlijke behoeften. Het<br />

samenstellen van individuele pakketten met arbeidsvoorwaarden hoeft overigens geen extra kosten<br />

met zich mee te brengen. Medewerkers ruilen namelijk de ene arbeidsvoorwaarde in voor een andere.<br />

Meer mogelijkheden bieden voor deeltijdwerk<br />

Eaton Electric B.V. moet medewerkers die daar behoefte aan hebben meer mogelijkheden voor<br />

deeltijdwerk bieden. Dit zal hun flexibiliteit en werkmotivatie vergroten. Ook zal men mogelijk langer<br />

door willen en/of kunnen werken indien men meer en betere mogelijkheden tot deeltijdwerk heeft. Op<br />

deze manier kan men een betere mix tussen werk en privé vinden. Om de kosten van deeltijdwerk te<br />

beperken zou men aan <strong>het</strong> volgende kunnen denken: medewerkers kunnen arbeidsvoorwaarden<br />

inleveren (bijv. toeslag, winstdeling of 13 e maand) en daarvoor extra vrije tijd krijgen.<br />

Voorkom ervaringsconcentratie; bevorder inzetbaarheid<br />

Door functies zodanig te ontwerpen dat werknemers er een breed scala aan kennis, ervaring en<br />

vaardigheden in <strong>op</strong> kunnen doen, draagt Eaton Electric B.V. bij aan de inzetbaarheid van haar<br />

medewerkers voor hun eigen functie. Daarnaast beperken ze hiermee de snelheid waarmee<br />

inzetbaarheid voor andere functies afneemt. Eaton Electric B.V. moet dus functies binnen de<br />

organisatie waar mogelijk gaan verbreden. Ook kan inzetbaarheid bevorderd worden door<br />

medewerkers van functie te laten wisselen, snuffelstages te laten doen en taakroulatie.<br />

Training en <strong>op</strong>leiding <strong>op</strong> maat<br />

Eaton Electric B.V. moet in alle werknemers evenveel geld en tijd investeren. Men blijft door <strong>het</strong><br />

aanleren van nieuwe vaardigheden gemotiveerd om aan zijn/haar employability te werken. Van groot<br />

belang bij <strong>het</strong> aanbieden van training en <strong>op</strong>leiding is dat deze aansluit bij de verschillen in ervaring en<br />

leervormen die diverse groepen medewerkers hebben en dat de nieuwe vaardigheden <strong>op</strong> korte<br />

termijn kunnen worden toegepast in de dagelijkse werkzaamheden. Wat betreft <strong>het</strong> volgen van<br />

trainingen en/of <strong>op</strong>leidingen is <strong>het</strong> aan te raden om ouderen vooral ‘training on the job’ aan te bieden:<br />

praktijkgerichte trainingen en/of <strong>op</strong>leidingen.<br />

6.3 Discussie en verder onderzoek<br />

Deze scriptie is onder andere gebaseerd <strong>op</strong> onderzoek onder een deel van de medewerkers van Eaton<br />

Electric B.V. Eaton Electric B.V. bevindt zich in de metalektro-industrie. Hierin is, in tegenstelling tot bij<br />

overheidsorganisaties en zakelijke dienstverlening, nog weinig onderzoek gedaan naar verschillen<br />

tussen medewerkers <strong>op</strong> basis van leeftijd. Daarnaast is als onderdeel van <strong>het</strong> onderzoek gevraagd<br />

naar verschillen <strong>op</strong> basis van leeftijd ten aanzien van directe participatie. Tot <strong>op</strong> heden ontbreekt<br />

informatie hierover. Een groot deel van de overige onderzoeksresultaten komt overeen met<br />

uitkomsten van andere onderzoeken.<br />

75


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Bij <strong>het</strong> afnemen van de enquêtes onder medewerkers zijn enkele kritische kanttekeningen te plaatsen.<br />

Bij de enquêtes <strong>op</strong> papier zijn leidinggevenden aanwezig geweest. De leidinggevende was er dan<br />

voornamelijk aanwezig om zorg te dragen dat iedereen de enquête invulde. Helaas leidde dit soms tot<br />

<strong>op</strong>merkingen als: “Ik vul maar neutraal in, want anders krijg ik gedonder met mijn leidinggevende”.<br />

Ook <strong>op</strong>merkingen als: “Ach, er wordt toch niks gedaan met de uitkomsten van <strong>het</strong> onderzoek, zo gaat<br />

dat altijd bij dit bedrijf” werden door sommige personeelsleden geplaatst. Dit kan ertoe hebben geleid<br />

dat een deel van de medewerkers ‘neutraal’ als antwoordmogelijkheid heeft ingevuld waardoor de<br />

onderzoeksresultaten niet altijd even representatief zijn. Nog een mogelijke oorzaak waardoor de<br />

onderzoeksresultaten kunnen zijn beïnvloed, is dat bij <strong>het</strong> invullen van de enquête medewerkers bij<br />

elkaar zaten waardoor ze elkaar middels overleg kunnen hebben beïnvloed en daardoor ook de<br />

antwoorden die zij ingevuld hebben.<br />

Aansluitend <strong>op</strong> <strong>het</strong> onderzoek welke in <strong>het</strong> kader van deze scriptie heeft plaatsgevonden, kan nog<br />

onderzoek worden gedaan naar verschillen tussen medewerkers <strong>op</strong> basis van gecombineerde<br />

demografische variabelen. Hiermee wordt bedoeld dat in dit onderzoek naar verschillen is gezocht <strong>op</strong><br />

basis van leeftijd en daarnaast <strong>op</strong> basis van variabelen als <strong>op</strong>leidingsniveau of functie. In een<br />

vervolgonderzoek zouden deze met elkaar gecombineerd kunnen worden, bijvoorbeeld: is de<br />

<strong>op</strong>leidingsbereidheid van een 55-jarige medewerker met MBO-<strong>op</strong>leiding <strong>het</strong>zelfde als die van een 55jarige<br />

medewerker met Universiteit? Er is namelijk <strong>op</strong> basis van literatuur aanleiding om aan te nemen<br />

dat hier verschillen zijn tussen medewerkers.<br />

Daarnaast zou er onderzocht moeten worden of oudere medewerkers daadwerkelijk minder kansen <strong>op</strong><br />

mobiliteit hebben en of zij daadwerkelijk aan meer eisen moeten voldoen. In dit onderzoek is<br />

uitsluitend onderzocht hoe de medewerkers dit ervaren, niet of er ook daadwerkelijk andere eisen<br />

worden gesteld aan ouderen. Ook zou er gekeken moeten worden naar waarom jongere medewerkers<br />

die instromen binnen Eaton Electric B.V. de organisatie binnen korte tijd weer verlaten.<br />

Tot slot kan worden aanbevolen onderzoek te doen naar in hoeverre de aanbevelingen daadwerkelijk<br />

bijdragen aan een voorkoming van de verwachte arbeidsproblematiek. Tot <strong>op</strong> heden is er nog weinig<br />

bekend over <strong>het</strong> draagvlak voor en de effectiviteit van HRM-maatregelen ter bevordering van de<br />

inzetbaarheid van oudere medewerkers. In hoeverre kunnen ingezette personeelsinstrumenten eraan<br />

bijdragen dat ouderen inderdaad langer willen en kunnen blijven werken?<br />

76


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Referenties<br />

AWNV (2006). URL: http://www.awvn.nl/Docs/werkgeven_2005_5_artikel_ploegendienst.pdf. (26 mei<br />

2005).<br />

Baarda, D.B., M.P.M. de Goede (2001). Basisboek Methoden en Technieken. Handleiding voor <strong>het</strong><br />

<strong>op</strong>zetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen: Stenfert Kroese.<br />

Becker, H.A. (1995). “De demografie van ontgroening en vergrijzing”. In: Winnubst, J.A.M., M.J.<br />

Schabracq, J. Gerrichhauzen, A. Kampermann, Arbeid, levenslo<strong>op</strong> en gezondheid. Utrecht: Lemma.<br />

1995.<br />

Beer, M., B. Spector, P.R. Lawrence, D.Q. Mills, R.E. Walton (1984). Managing human assets. New<br />

York: The free press.<br />

Bezooijen, C.F.A. van (1992). “Lichamelijke veroudering”. In: F.L. Loth e.a., Ouderen en ouder worden<br />

in maatschappelijk perspectief. Heerlen: Samsom-Sijthoff, p. 235-248.<br />

Bezooijen, C.F.A. van (1995) “Fysiologische en anatomische aspecten van veroudering in relatie tot<br />

belasting.” In: Winnubst, J.A.M., M.J. Schabracq, J. Gerrichhauzen, A. Kampermann, Arbeid,<br />

levenslo<strong>op</strong> en gezondheid. Utrecht: Lemma. 1995, p. 45-61.<br />

Blankemeijer, R. (2005). “Nieuwe kansen voor ouderenbeleid”. Gids voor Personeelsmanagement,<br />

84/5, p. 13-16.<br />

Boerlijst, J.G., B.I.J.M van der Heijden, A. van Assen (1994). Veertig-plussers in de onderneming.<br />

Assen: Van Gorcum,<br />

Boerlijst, J.G., J.A.M. Munnichs, B.I.J.M. van der Heijden (1995). De oudere medewerker. Human<br />

Resource Management Paper, 95/01.<br />

Brands, M. (2005). “Steeds meer ouderen aan de slag.” Gids voor personeelsmanagement, 84/5, p.<br />

28.<br />

Centraal Bureau voor de Statistiek (2006). StatLine, URL: http://www.cbs.nl (2 maart 2006).<br />

Co<strong>op</strong>ey, J. (1995). Managerial culture and the stillbirth of organisational commitment. Human<br />

Resource Management Journal, 5: 56-76.<br />

Cramer, G., M. van der Kamp (1990). Leren <strong>op</strong> latere leeftijd. Amsterdam: Swets & Zeitlinger.<br />

Cremer, R. (1995). “Mentale belastbaarheid en veroudering”. In: Winnubst, J.A.M., M.J. Schabracq, J.<br />

Gerrichhauzen, A. Kampermann, Arbeid, levenslo<strong>op</strong> en gezondheid. Utrecht: Lemma. 1995, p. 63-81.<br />

Daals, W.Th., W.J.L. Mollemans (1991). P&O Begrippenlijst. Deventer: Kluwer Bedrijfswetenschappen.<br />

Davies, D.R., P.R. Sparrow (1985), Age and Work Behaviour. In: N. Charness, Aging and Human<br />

Performance. Chichester: John Wiley & Sons.<br />

77


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Diephuis, A., R. Dam ten (2006). Competenties in een productieomgeving. <strong>Afstudeerscriptie</strong> ter<br />

verkrijging van de Master Managing Human Resources, Deventer: Hogeschool IJsselland.<br />

Eaton (2006). URL: http://www.eaton.com (2 maart 2006).<br />

Eaton (2006). URL: http://www.holec.nl (2 maart 2006).<br />

Expertisecentrum <strong>Leeftijd</strong> (2005).<br />

URL: http://www.leeftijd.nl/voortdurende_groei_van_oudere_uitzendkrachten.html<br />

Finkelstein, L.M., J.T. Kulas, K.D. Dages (2003). Age differences in proactive newcomer socialization<br />

strategies in two p<strong>op</strong>ulations. In: Journal of Business and Psychology. 17/4, p. 473-201.<br />

FNV Bouw (2006). URL: http://www.fnvbouw.net/weblog/index.php/vrijwilligers/comments/615/ (27<br />

april 2006).<br />

Greller, M.M., P. Simpson (1999). In search of late career: a review of contemporary social science<br />

research applicable to the understanding of late career. In: Human Resource Management Review.<br />

9/3, p. 309-347.<br />

Grix, J. (2004). The foundations of research. Hampshire, New York: Palgrave Macmillan.<br />

Heijden, B.I.J.M. van der (1998). The measurement and devel<strong>op</strong>ment of professional expertise<br />

throughout the career. Unpublished PhD thesis, Universiteit Twente, Enschede.<br />

Heijden, B.I.J.M. van der, A.H.J. Nijhof (2004). The value of subjectivity: problems and prospects for<br />

360-degree appraisal systems. In: International Journal of Human Resource Management. 15/3, p.<br />

493-511.<br />

Hendrikse, A., R. Schalk, S. van de Rijdt (1995). Veroudering: een multidimensionaal, biologisch en<br />

sociaal fenomeen. In: R. Schalk. Oudere medewerkers in een veranderende wereld. Utrecht: Lemma,<br />

p. 61-74.<br />

Henkens, K. (1998). Older Workers in transition, Studies on the early retirement decision in the<br />

Netherlands. Meppel: Krips Repro Meppel.<br />

Hermanussen, R., A. Hendrikse (2001). Werkend ouder worden in <strong>het</strong> HBO. Eindrapport. Tilburg: IVA.<br />

Heus, P. de, R. van der Leeden, B. Gazendam (1995). Toegepaste data-analyse. Maarssen: Elsevier /<br />

De Tijdstroom<br />

Interne Arbodienst Universiteit Leiden. (2004) Spanningsbronnen voor welzijn.<br />

URL: http://www.arbodienst.leidenuniv.nl/index.php3?c=163 (12 april 2006).<br />

Jacobs, R. (1989). Getting the measure of management competence. Personnel Management.<br />

Josten, E., P. Ester (2005). Quality of work life and work transitions. The Netherlands in Eur<strong>op</strong>ean<br />

Perspective. OSA publicatie.<br />

Kerkhoff, W.H.C. (1993). De oudere werknemer. Deventer: Kluwer Bedrijfswetenschappen.<br />

78


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Kompier, M.A.J., en Marcelissen, F.H.G. (1990). Handboek Werkstress: systematische aanpak voor de<br />

bedrijfspraktijk. Amsterdam: Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden.<br />

Krimpen, H. van (2001). Werk moet wel verschrikkelijk zijn…, Assen: Koninklijke van Gorcum.<br />

Leeuw, A.C.J. de (1996). Bedrijfskundige methodologie: management van onderzoek. Assen: Van<br />

Gorcum.<br />

Morrow, P.C., J.C. McElroy (1987). Work commitment and Job satisfaction over three career stages.<br />

In: Journal of Vocational Behavior. 30, p. 330-346.<br />

Nauta, A., M.R. de Bruin, R. Cremer (2004). De mythe doorbroken. Gezondheid en inzetbaarheid<br />

oudere medewerkers. Hoofddorp: TNO Arbeid.<br />

Nauta, A., E. de Vroome, E. Cox, T. Korver, K. Kraan (2005). “Samenhang tussen leeftijd en<br />

inzetbaarheid”. In: Gedrag & Organisatie, 18/6, vanaf p.326.<br />

Nederlands Instituut van Psychologen, Landelijke Vereniging van Eerstelijnpsychologen. (2005). Werk<br />

en psychische klachten. URL: http://www.psynip.nl/upload2/projecten/richtlijn.pdf (03-04-2006).<br />

Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement en Organisatieontwikkeling (2003). Ouderenbeleid,<br />

aanbevelingen en aandachtspunten voor P&O-professionals. Nieuwegein: NVP, p. 1.<br />

Peeters, M.C.W., A. Nauta, J. de Jonge, R. Schalk (2005). “De toekomst van oudere medewerkers: de<br />

revival van een ‘oud’ thema in de arbeids- en organisatiepsychologie”. In: Gedrag & Organisatie, 18/6,<br />

p. 297-308.<br />

Quispel, Y.M. (2000). <strong>Leeftijd</strong>sgrenzen <strong>op</strong> de arbeidsmarkt. Utrecht: Landelijk Bureau<br />

<strong>Leeftijd</strong>sdiscriminatie.<br />

Schabracq, M.J., J.A.M. Winnubst (1995). “Ouderen”. In: Winnubst, J.A.M., M.J. Schabracq, J.<br />

Gerrichhauzen, A. Kampermann, Arbeid, levenslo<strong>op</strong> en gezondheid. Utrecht: Lemma. 1995, p.178-<br />

180.<br />

Schruijer, S. (1995). “Beelden over jongere managers en oudere managers”. In: R. Schalk. Oudere<br />

medewerkers in een veranderende wereld. Utrecht: Lemma, p. 79-95.<br />

Siermann, C., H.J. Dirven (2005). Sociaal Economische Trends 3 e kwartaal 2005. Centraal Bureau voor<br />

de Statistiek.<br />

Smith, K., L. Webber (2005). Promotion: Age matters. International Congress Series. 1280. p. 403-<br />

408.<br />

Spijkerman, R., W. Reynaert (2001). Lo<strong>op</strong>baandilemma’s. Leer- en zoekprocessen <strong>op</strong> de arbeidsmarkt.<br />

Leeuwarden: LDC.<br />

Taillieu, T. (1995). “De lo<strong>op</strong>baan”. In: R. Schalk. Oudere medewerkers in een veranderende wereld.<br />

Utrecht: Lemma, p. 41-59.<br />

79


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Taylor, P., A. Walker (1998). Policies and practices towards older workers: a framework for<br />

comparative research. In: Human Resource Management Journal. 8/3, p. 61-76.<br />

Thijssen, J. G. L. (1997). Zicht <strong>op</strong> ouderenbeleid. Van afvloeiing naar inzetbaarheid, Serie: HRM in de<br />

Praktijk, nr. 11, Deventer.<br />

Thunnissen, M. A. G., J. G. L. Thijssen en W. A. M. DeLange (2000). Beleid zonder management?<br />

De praktijk van <strong>leeftijdsbewust</strong> <strong>personeelsbeleid</strong>, OSA-publicatie A174, OSA, Tilburg.<br />

Tijdens (2003). URL: http://www.uva-aias.net/files/aias/nwsbrief%20najaar%202003.pdf.<br />

Tijdens, K. M. Klaveren, van (2003). Ouderen <strong>op</strong> de arbeidsmarkt. Amsterdams Instituut voor<br />

Arbeidsstudies.<br />

URL: http://www.wageindicator.org/documents/ publicationslist/0309-COL-ouderen.pdf .<br />

Tros, F. (2004). Kruispunt of rondpunt, bewandelt <strong>het</strong> tewerkstellingsbeleid rond ouderen andere<br />

wegen? In: Over*Werk, 3: 58-63.<br />

Warr, P., J. Pennington (1994). Occupational Age-Grading: Jobs for Older and Younger Nonmanagerial<br />

Employees. In: Journal of Vocational Behavior. 45, p. 328-346.<br />

Wise, D.A. (1997). “Retirement Against the Demographic Trend: More Older Pe<strong>op</strong>le Living Longer,<br />

Working Less, and Saving Less”. Demography, 34/1, p. 83-95.<br />

Wognum, A.A.M., B.P. Veldkamp, A. de Grip, I. Sieben (2006). Ageing workforce and Age-related<br />

Policies: A Secondary Analysis. In: T.S. Rocco en J.G.L. Thijssen. Older workers, new directions.<br />

Employment and devel<strong>op</strong>ment in an ageing labor market. Miami: Florida International University, p.<br />

93-106.<br />

80


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Overzicht gebruikte figuren en tabellen<br />

Overzicht gebruikte figuren<br />

Figuur 1.1. Naar: Krimpen, H. Van (2001), Werk moet wel verschrikkelijk zijn… p. 78 ..................... 14<br />

Figuur 2.1 Onderzoeksmodel ......................................................................................................24<br />

Figuur 4.1 Organogram afdeling HR............................................................................................ 32<br />

Figuur 4.2 Overzicht Dienstjaren................................................................................................. 34<br />

Figuur 4.3 Overzicht <strong>Leeftijd</strong> ...................................................................................................... 34<br />

Figuur 4.4 Verdeling Man/Vrouw................................................................................................. 34<br />

Figuur 4.5 APEX schema ............................................................................................................ 39<br />

Figuur 4.6 APEX beoordelingsschema.......................................................................................... 40<br />

Figuur 5.1 Respons per leeftijdscategorie ................................................................................ 43<br />

Figuur 5.2 <strong>Leeftijd</strong>s<strong>op</strong>bouw Eaton............................................................................................... 43<br />

Figuur 5.3 Antwoorden <strong>op</strong> de vraag: “Hoeveel uren per week zou u willen werken?”....................... 69<br />

Figuur 5.4 Antwoorden <strong>op</strong> de vraag: “Ik verwacht tot mijn … levensjaar bij Eaton te blijven werken”.<br />

............................................................................................................................................... 69<br />

Overzicht gebruikte tabellen<br />

Tabel 5.1 Waarden Cronbach’s alpha .......................................................................................... 44<br />

Tabel 5.2 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Participatie ....................................................................................... 45<br />

Tabel 5.3 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Participatie ....................................................................................... 46<br />

Tabel 5.4 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Belangrijk / niet belangrijk ................................................................. 46<br />

Tabel 5.5 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Mobiliteitskansen .............................................................................. 47<br />

Tabel 5.6 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Belangrijk / Niet belangrijk................................................................. 47<br />

Tabel 5.7 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Mobiliteitseisen ................................................................................. 48<br />

Tabel 5.8 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Belangrijk / niet belangrijk ................................................................. 49<br />

Tabel 5.9 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Training en <strong>op</strong>leiding......................................................................... 49<br />

Tabel 5.10 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Werken aan employability ................................................................ 50<br />

Tabel 5.11 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Interne arbeidsmarkt....................................................................... 50<br />

Tabel 5.12 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Opleidingsbereidheid ....................................................................... 51<br />

Tabel 5.13 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Ambitie .......................................................................................... 51<br />

Tabel 5.14 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Persoonlijke groei en ontwikkeling .................................................... 51<br />

Tabel 5.15 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Verantwoordelijkheid training en <strong>op</strong>leiding ........................................ 52<br />

Tabel 5.16 ANOVA Stellingen volgend <strong>op</strong> “Vanaf mijn 55ste levensjaar…” ...................................... 52<br />

Tabel 5.17 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Ploegen- en nachtdienst .................................................................. 53<br />

Tabel 5.18 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Deeltijdwerk ................................................................................... 53<br />

Tabel 5.19 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Flexibele werkuren .......................................................................... 54<br />

Tabel 5.20 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Primaire arbeidsvoorwaarden ........................................................... 54<br />

Tabel 5.21 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Werkzekerheid................................................................................ 54<br />

Tabel 5.22 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Beoordeling leidinggevende.............................................................. 55<br />

Tabel 5.23 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Werk- en privé-leven ....................................................................... 55<br />

Tabel 5.24 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Werkdruk ....................................................................................... 55<br />

Tabel 5.25 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Uitdaging ervaren............................................................................ 56<br />

Tabel 5.26 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Uitdaging ....................................................................................... 56<br />

Tabel 5.27 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Autonomie...................................................................................... 56<br />

Tabel 5.28 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Belangrijk/niet belangrijk ................................................................. 57<br />

Tabel 5.29 ANOVA <strong>Leeftijd</strong> – Werktevredenheid........................................................................... 57<br />

Tabel 5.30 T-toets Geslacht – Participatie.................................................................................... 58<br />

Tabel 5.31 T-toets Geslacht – Training en <strong>op</strong>leiding ..................................................................... 58<br />

Tabel 5.32 T-toets Geslacht – Flexibele indeling werkuren ............................................................ 58<br />

Tabel 5.33 T-toets Geslacht – Werkdruk...................................................................................... 58<br />

Tabel 5.34 T-toets Geslacht – Uitdaging ...................................................................................... 59<br />

Tabel 5.35 ANOVA Opleidingsniveau – Mobiliteitseisen ................................................................. 59<br />

81


<strong>Leeftijd</strong>sbewust <strong>personeelsbeleid</strong> bij Eaton Electric B.V.<br />

Tabel 5.36 ANOVA Opleidingsniveau – Verantwoordelijkheid <strong>op</strong>leiding/training ............................... 59<br />

Tabel 5.37 ANOVA Opleidingsniveau – Uitdaging.......................................................................... 60<br />

Tabel 5.38 ANOVA Opleidingsniveau – Autonomie ........................................................................ 60<br />

Tabel 5.39 ANOVA Aantal dienstjaren – Verticale Mobiliteiteisen .................................................... 61<br />

Tabel 5.40 ANOVA Aantal dienstjaren – Employability................................................................... 61<br />

Tabel 5.41 ANOVA Aantal dienstjaren – Opleidingsbereidheid........................................................ 61<br />

Tabel 5.42 ANOVA Aantal dienstjaren – Uitdaging ........................................................................ 62<br />

Tabel 5.43 ANOVA Afdeling – Ambitie ......................................................................................... 62<br />

Tabel 5.44 ANOVA Afdeling – Verantwoordelijkheid training en <strong>op</strong>leiding ....................................... 63<br />

Tabel 5.45 ANOVA Afdeling – Uitdaging....................................................................................... 63<br />

Tabel 5.46 ANOVA Afdeling – Werk- en privé-leven ...................................................................... 63<br />

Tabel 5.47 ANOVA Functie – Participatie...................................................................................... 64<br />

Tabel 5.48 ANOVA Functie – Mobiliteitskansen............................................................................. 64<br />

Tabel 5.49 ANOVA Functie – Mobiliteitseisen................................................................................ 65<br />

Tabel 5.50 ANOVA Functie – Training en <strong>op</strong>leiding ....................................................................... 65<br />

Tabel 5.51 ANOVA Functie – Ambitie........................................................................................... 65<br />

Tabel 5.52 ANOVA Functie – Persoonlijke groei en ontwikkeling .................................................... 65<br />

Tabel 5.53 ANOVA Functie – Verantwoordelijkheid training en <strong>op</strong>leiding......................................... 66<br />

Tabel 5.54 ANOVA Functie – Significante items ............................................................................ 66<br />

Tabel 5.55 ANOVA Functie – Flexibele indeling werkuren .............................................................. 67<br />

Tabel 5.56 ANOVA Functie – Primaire arbeidsvoorwaarden ........................................................... 67<br />

Tabel 5.57 ANOVA Functie – Beoordeling .................................................................................... 67<br />

Tabel 5.58 ANOVA Functie – Uitdaging (Variabele)....................................................................... 68<br />

Tabel 5.59 ANOVA Functie – Uitdaging (Item) ............................................................................. 68<br />

Tabel 5.60 ANOVA Functie – Autonomie ...................................................................................... 68<br />

Tabel 5.61 ANOVA Functie – Werktevredenheid ........................................................................... 68<br />

82

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!