Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
79. Schrijfopdracht:<br />
Vertel in honderd woorden: waar je werkt of studeert; hoe je het op je werk/op je school vindt; hoe je naar je werk/school gaat;<br />
hoe ver dit is en hoeveel de reis kost; wat de voor- en nadelen van deze vorm van vervoer zijn. Gebruik zinnen als: "Het is<br />
jammer dat..."; "Gelukkig..."...<br />
80. "Te" of "aan het"? Vul in!<br />
1. Het is 1958. Mijn vader is soldaat, dat betekent: hij _________________ zich <strong>twee</strong> jaar lang _________________ (zitten &<br />
vervelen).<br />
2. Hij ligt te slapen als hij merkt dat hij moet plassen (liggen & slapen).<br />
3. Een andere soldaat "staat op wacht", hij __________ bij de poort de wacht _________________ (staan & houden).<br />
4. Als soldaat ______ je verplicht ________________ (zijn & groeten=salueren).<br />
5. Mijn vader vraagt: "__________ het echt nodig ____________ (zijn & salueren)?"<br />
6. "Je _________________ me alleen maar door _________________ (hoeven & laten).<br />
7. Als je ____________ me _________________!" zegt mijn vader (durven & rapporteren).<br />
8. Maar de soldaat _____________ vast van plan het door _________________ (zijn & geven).<br />
9. Met Kerstmis __________ mijn oma thuis _______________ (lopen & huilen). Haar zoon heeft gevangenisstraf gekregen door<br />
niet ________________ (groeten).<br />
10. Soms is het beter (adjectief) iemand _______________ (gehoorzamen). Het is leuker (adjectief) een rotzak achter zijn rug<br />
_______________________ (uitlachen).<br />
81. Onregelmatige werkwoorden 6: breken–brak/braken–gebroken (spreken, steken, stelen, nemen); gevengaf/gaven-gegeven<br />
(eten, lezen, vergeten, optreden; ook: zitten, liggen); maar let op: (be)wegen-woog-gewogen,<br />
weten–wist-geweten!<br />
1. Jeroen ..... (spreken, o) eens met Paul, omdat er spullen ..... (ontbreken, o):<br />
2. "Misschien is er iets ...... (breken, o)? Of heeft iemand ze .......... (meenemen, o)? Ze zijn toch niet ........... (stelen, o)!?"<br />
3. Ze ....... (zitten, o) toen in de kantine, waar ze een broodje ..... (eten, o).<br />
4. Jeroen .... (wegen, o) zijn woorden; hij ... (geven, o) niet graag iemand de schuld.<br />
5. "Het gereedschap ..... (liggen, o) weer eens niet op de juiste plek; misschien ...... (vergeten, o) iemand het terug te leggen?"<br />
6. "Ik denk niet dat het is ........ (vergeten, o), ..... (zeggen, o) Paul.<br />
7. Nadat ze hadden ........ (eten, o) ..... Paul hard ..... (optreden, o) en ..... (spreken, o) het personeel toe:<br />
8. "Als ik ....... (weten, o) wie degene is die dat gereedschap in zijn zak heeft ..... (steken, o), dan .... (liggen, o) hij nu op het<br />
kerkhof!"<br />
9. Niemand ....... (bewegen) toen Paul hun de les ...... (lezen, o)<br />
["de les lezen" = scherp corrigeren].<br />
10. Iedereen ...... (zitten, o) stil. De volgende dag ..... (liggen, o) de spullen weer op hun plek. Eind goed, al goed.<br />
Woordenschat: enerzijds en anderzijds, aan/van de ene en aan/van de andere kant<br />
In het dorp is het rustig, maar ook soms wat saai.<br />
Enerzijds is het dorp rustig, anderzijds soms wat saai.<br />
Van de ene kant is het dorp rustig, van de andere kant soms wat saai.<br />
82. Vul in:<br />
1. Een stad is _________________, maar ook _________________.<br />
2. Enerzijds vind ik een dorp _____________, anderzijds lijkt het me ______________.<br />
3. Van de ene kant is de trein _________________, van de andere kant is-ie ______________.<br />
4. Sport vind ik enerzijds _____________, anderzijds ________________ .<br />
5. Mijn docent is van de ene kant _________________, van de andere kant (is hij) ________________.<br />
6. Ik vind openbaar vervoer wel _________________, maar ook _________________.<br />
7. Enerzijds is _________________ leuk, anderzijds is __________________.<br />
8. Democratie is aan de ene kant __________, aan de andere kant __________.<br />
9. Maastricht is wel _____________, maar ook ___________.<br />
10. ______________ vind ik enerzijds klote, anderzijds ______________________.<br />
83. Geef antwoord. Gebruik enerzijds/anderzijds of van de ene/andere kant.<br />
1. Wat vind je van sport?<br />
2. Wat vind je van Nederland, het land?<br />
3. Wat vind je van het Nederlands, van de taal?<br />
4. Wat vind je van het Nederlands eten?<br />
5. En wat vind je van je docent?<br />
43