Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
4e. Door de stad<br />
Lijn elf rijdt van Vrijburg, een buitenwijk, naar het centrum van de stad.<br />
In Vrijburg was het tamelijk druk, maar nu is er niet veel verkeer: de<br />
ochtendspits valt mee. Er zijn geen files.<br />
Sara ziet de gebouwen: woonhuizen en flats, kerken, kantoren en<br />
bioscopen, warenhuizen en winkels, fabrieken en scholen, de bruggen,<br />
het stadhuis, het theater. In haar geboortedorp was alles nogal klein; in<br />
deze stad heb je best grote gebouwen. Haar ouders viel dat tegen: de<br />
overgang van het dorp naar de stad was vrij groot voor hen. Maar Sara<br />
voelt zich hier thuis, ze zou de stad missen.<br />
Erg groot is de stad niet, ze heeft maar honderdduizend inwoners. Er zijn<br />
geen wolkenkrabbers, zoals in Rotterdam; zelfs geen echt hoge flats.<br />
"Dit is maar een gezellig stadje", peinst Sara, als de bus de brug over de<br />
gracht neemt en naar het Stationsplein rijdt.<br />
"Hoe zou het zijn om in een grote stad te wonen?<br />
Of zou ik liever in een dorp wonen, zoals vroeger?" Sara denkt na en rilt:<br />
ze wil niet terug. "Ik pakte meteen mijn koffers."<br />
65. Streep de foute zin door:<br />
1. Je denkt dat het mooi weer wordt, maar het regent. Wat kun je zeggen?<br />
Dat valt mee: beter dan verwacht. / Dat valt tegen: een teleurstelling, een deceptie.<br />
2. Je denkt dat je ziek bent maar je bent gezond. Wat kun je zeggen?<br />
Dat valt mee. / Dat valt tegen.<br />
3. Iedereen zegt dat Amsterdam saai (=vervelend) is, maar het blijkt (=is) leuk.<br />
Dat valt mee. / Dat valt tegen.<br />
4. Je denkt dat je acht weken vakantie hebt, maar je krijgt er maar drie.<br />
Dat valt mee. / Dat valt tegen.<br />
5. Je springt van een flat omdat je denkt dat je kunt vliegen, maar je valt omlaag.<br />
Dat valt mee. / Dat valt tegen. / Dat valt hard. / Dat valt hard tegen.<br />
Regel: de conditionalis<br />
"Ik zou liever in een dorp wonen."<br />
"Nou, ik pakte meteen mijn koffers."<br />
36<br />
nieuwe woorden<br />
peinzen=denken<br />
meevallen < > tegenvallen<br />
dat valt mee < > dat valt tegen<br />
rillen=bibberen<br />
helemaal niet = niet<br />
niet zo = niet echt = niet erg<br />
nogal = tamelijk = wel<br />
redelijk = best = vrij<br />
erg = heel<br />
heel erg = ontzettend = geweldig =<br />
vreselijk = hartstikke...<br />
de buitenwijk het centrum=de binnenstad<br />
de spits=het spitsuur<br />
het gebouw<br />
het woonhuis de flat<br />
de kerk het kantoor<br />
de bioscoop de fabriek<br />
de brug het stadhuis<br />
het theater de overgang<br />
het dorp < > de stad<br />
de inwoner de wolkenkrabber<br />
de gracht het plein<br />
Soms wil je dingen zeggen die niet werkelijk zijn, maar werkelijk zouden kunnen zijn.<br />
Ze zijn niet actueel, maar potentieel. Onder bepaalde voorwaarden (= condities) kunnen ze reëel (=werkelijk, echt) worden.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
"Ik woon niet in een dorp, maar ik zou er graag wonen."<br />
"Ik pak mijn koffers niet, maar als ik in een dorp woonde ging ik meteen pakken."<br />
De voorbeelden tonen hoe het Nederlands de conditionalis vormt:<br />
1. Met "zou" en "zouden":<br />
"Wat ík zou doen? Ik zou gaan."<br />
"Jij neemt de bus? Wij zouden de trein nemen."<br />
2. Door gewoon het imperfectum te nemen:<br />
"Wat ík deed? Ik ging."<br />
"Jij neemt de bus? Wij namen de trein."