Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
61. Reistip: dierentuinen.<br />
Voel je je opgesloten? Gekooid? Onder stress? Ga eens naar een dierentuin, en je zult zien dat het allemaal nogal meevalt. Raar<br />
maar waar: het kijken naar andere dieren in gevangenschap werkt ontspannend op de mens.<br />
Het moet echter gezegd: Nederlandse dierentuinen doen hun best het de dieren naar de zin te maken. De stress valt mee omdat<br />
de dieren steeds minder in kleine kooien zitten. Men probeert steeds meer hun natuurlijk biotoop te imiteren (=na te doen)<br />
door middel van grote gebieden of hallen. Ga maar 's kijken in het Noorder Dierenpark in Emmen of Burgers Zoo bij Arnhem,<br />
voortrekkers op dit gebied. Of anders in de zoos in Kerkrade (Gaia Park), Hilvarenbeek (Beekse Bergen), Rhenen (Ouwehands),<br />
Amersfoort of Apeldoorn (Apenheul).<br />
Ook de "oude", klassieke dierentuinen van Antwerpen (de Zoo), Amsterdam (Artis) en Rotterdam (Blijdorp) volgen deze trend.<br />
De Rotterdamse gorilla Bokito vond het niet genoeg: hij ontsnapte om een bezoekster aan zijn<br />
"harem" toe te voegen...<br />
Wereldberoemde Nederlander: gorilla Bokito<br />
62. Rollenspel: in de bus<br />
1B. Je staat op voor een ander en zegt dat die mag zitten.<br />
1B. Gaat u (maar) zitten.<br />
1A. Bedank de ander.<br />
1A. Dat is heel vriendelijk van u. / Bedankt.<br />
2A. Vraag hoeveel strippen het is naar het station.<br />
2A. Hoeveel strippen is het naar het station?<br />
2B. Zeg dat het drie zones is, dus vier strippen.<br />
2B. ((Het is) Drie zones, dus) Vier strippen.<br />
3A. Vraag of de ander altijd met de bus reist.<br />
3A. Reist u/Reis je altijd met de bus?<br />
3B. Antwoord dat je meestal de fiets neemt, maar die is kapot. 3B. Meestal met de fiets, maar die is kapot/stuk.<br />
4A. Vraag hoe je naar Aken komt.<br />
4A. Hoe kom ik/je naar Aken?<br />
4B. Antwoord dat je via Gulpen gaat.<br />
4B. Je moet via Gulpen (gaan/reizen).<br />
5A. Vraag hoe lang dat duurt.<br />
5A. Hoe lang duurt dat?<br />
5B. Antwoord: 45' - als de bus niet te laat is.<br />
5B. 45 Minuten/Drie kwartier, zonder vertraging.<br />
6A. Zeg dat je haast hebt.<br />
6B. Zeg dat je moet uitstappen.<br />
6A. Oeps/Oei! Ik heb haast. / Ik moet opschieten.<br />
6B. En ik moet hier uitstappen.<br />
7A. Laat de ander voorgaan bij het uitstappen.<br />
7A. Na u! / Gaat u voor.<br />
7B. Bedank.<br />
7B. Dat is heel vriendelijk van u. / Bedankt.<br />
8A. Je raakt de ander per ongeluk aan. Excuseer.<br />
8A. Sorry! / Pardon. / ......<br />
8B. Zeg dat het geen probleem is.<br />
8B. Geen probleem. / (Het) Geeft niet.<br />
9A/9B. Groet elkaar. 9A./9B. Tot ziens!<br />
32