33-1 kleurentelevisies, 2 antenne, 3 kabel, 4 satelliet, 5 journaal=nieuws, 6 publieke, 7 reclame 8 actualiteitenrubriek 9 presentator 10 video/dvd 34-1 met, mee 2 om 3 aan 4 met 5 mee 6 aan 7 in 8 van 9 in 10 voor 11 van 12 aan 13 in 14 om 15 aan 35-1 Vroeger zongen de mensen hun eigen liedjes. Iedereen zong zelf. 2. Tegenwoordig, vandaag de dag, komen ze uit radio en tv. Of uit de Ipod. 3. Eén verschil is dat mensen alles wordt aangeboden, ze zingen, vertellen, verzinnen minder zelf. 36-1 Met een afstandsbediening kun je elektronica van een afstand regelen; de beeldbuis is het deel van de tv waarnaar je kijkt; luidsprekers (=boxen) hgeven geluid; stereo is geluid dat van <strong>twee</strong> kanten komt. 2. Mijn favoriete tv-programma is ..., omdat .... 38-1. Ik heb er vals geld mee gedrukt. of: Ik heb vals geld ermee gedrukt.2. We hebben zo op allerlei manieren ertegen gezondigd. 3. Jan heeft er mij een drietal printers neergezet. of: Jan heeft mij een drietla printers erin neergezet. 4. De printers stonden eronder de hele dag biljetten uit de spuwen. 5. Moet de politie wel of niet ertegen optreden? 6. Valsemunterij is geen halsmisdaad, maar de burgerij kan haar afkeer ervan niet onderdrukken. 7. We werden daarom veroordeeld. 8. De rechter heeft ons daar(voor) niet zo makkelijk (voor) laten gaan. 9. De straf heeft ons er(van) in geen tijd (van) genezen. 10. We hebben er(voor) wel massa’s spullen (voor) teruggekregen. 39-1a 2c 3c 4b 5b 6c 7b 8b 9a 10a 40-1 gingen, wilden (wouden, wouen - informeel) 2 wilde/wou, ging 3 kwamen .. tegen, zagen 5 gingen, deden 6 zagen, kwam 7 zaten, vertelden 8 gegaan, kwam 9 kwamen, deed 10 uitgegaan, konden 42-1 laten, 2 moeten 3 gaan 4 komen 5 laten 6 leren 7 gaan 8 zitten, gaan 9 laten 10 kunnen 43-1c 2b (2a is fout - landbouw is ook belangrijk -, 2c is niet helemaal compleet (niet alleen het water, ook de centrale ligging is belangrijk) 3a (3c: toen Philips zijn oorlog begon was er van onafhankelijkheid nog ghelemaal geen sprake!!) 4a 5b 6c 7 allemaal goed 8a 9b 10a 44-1 heb 2 had 3 ben 4 zijn 5 heb 6 hadden 7 zijn 8 hebben 9 hebt, hebt 10 had 45-1 met 2 aan 3 aan 4 van 5 op 6 van 7 om 8 naar 9 op 10 voor 11 aan 12 bij 13 van 14 met, met 15 op 47 Mogelijke zinnen: 1. Nadat de zee was verdwenen, zag je er alleen nog akkers, weiden en vee. 2. De jongen verdronk, ofschoon men probeerde hem te redden. 3. Bij inpoldering wordt land op de zee gewonnen doordat men het water wegpompt. 4. Als de zeespiegel stijgt, komt het land in gevaar. 48-1. De Nederlanders willen nu de Waddenzee niet meer inpolderen. Misschien vanwege de waarde van de natuur (de waarde die ze aan de natuur hechten). 2. Nederland is een klein land. Toch heb je er rustige plekken. 3. Religie speelt een grote rol in het leven van de mensen, en in de geschiedenis. De meeste intellectuelen geloven niet. Daarom verwaarlozen veel intellectuelen het belang van godsdienst. 4. Ik zou die kerk graag eens van binnen zien. Nu is hij dicht. Misschien moet ik maar terugkomen als er een mis is. 5. Waar mensen wonen moet men voor veiligehied zorgen. 6. Wat je daar zegt is helemaal waar. 7. Terwijl wij hier zitten te kletsen gaat alles mis. 8. Doordat jij zo stom doet is de middag verpest. 9. Toen je gisteren binnenkwam werd het meteen veel gezelliger. 10. Nu je dat probleem hebt afgehandeld kun je doorgaan met het volgende. 49 mogelijk: 1: aan de telefoon kan hij niet goed uit zijn woorden komen / Hij kan niet goed uit zijn woorden komen aan de telefoon 2. Hij vergeet zich voor te stellen bij het opnemen. 3. Jullie hebben dat aan ons verteld / verteld aan ons. 4. wat moeten we we nu met hem doen (met hem)? 5. Hij heeft van Onze Lieve Heer een goede telefoonstem gekregen (van OLH). 6. Belangrijke boodschappen moet je aan de betreffende persoon doorgeven. 7. hij heeft vergeten dat meerdere keren vergeten. 8. Men heeft vaker gevraagd aan hem: 9 wil je niet met volle mond praten aan de telefoon? 10. en dan gaat hij zonder groeten ook nog vaak opleggen zonder groeten! 50-1 op 2 naar 3 op 4 om 5 op 6 op 7 op 8 aan 9 met 10 naar 11 op 12 tegen 13 op 14naar 15naar 51-1 riep, opgenomen 2 zocht 3 zei, gelopen 4 liep, kocht 5 vonden, dronk 6 keek, geroepen 7 was, kwam 8 gezocht, riep 9 kwam, zocht, was 10 had, gezocht, was, had 52-1a 2b 3b 4c 5b 6a 7c 8a 9c 10b 54-1. was, geheten 2. lachte, scheen 3 droeg, bakte 4 bracht 5 gekomen, afgenomen 6 stond, bedierf 7 waste, weggewassen 8 werd, gelachen, gebakken 9 heette 10 waste, verliet 56- gitaar-viool-strijkstok-bas-het koffer; trommel-het drumstel-xylofoon-trommelstokken-tamboerijn; piano (vleugel) - het toetsenbord-het orgel-harp-accordeon; trompet-klarinet-(dwars)fluit-saxofoon-hoorn; dirigent-het orkest-het joor-noot-(blad)muziek op notenstandaard/pult. 58-1 aanpakken 2 pak ... aan 3 laat ... los 4 voorstellen 5 trek ... aan 6 gaan ... mis 7 gaat door 8 komen ... voor 9 leer ... bij 10 stilstaan 11 om bij te leren 12 zat vast 13 tegenzit 14 omhoog te houden 15 tegenvallen, tegenvalt 59-1 aanvaard 2 doorbreek 3 als je dat soort situaties voorkomt 4 aanvaarden 5 Zo achterhaal 6 Misschien overschat ik 7 als ik mezelf overstijg 8 volhardt 9 overbelast 10 een beetje overdreven. 60-1a, 2c, 3a, 4b, 5c, 6b, 7a, 8f, 9c 61-1 voor 2 van 3 op 4 van 5 op 6 in 7 van 8 met 9 voor 10 op 11 in 12 met 13 met 14 aan, aan 15 op 16 aan 17 aan 18 om/over 19 op 20 op. 11 in 12 met 13 met 14 aan 15 op 16 aan 17 aan 18 om/over 19 op 20 op 62-1. misgun 2. aanbidt 3. schrijft ... over 4. overschat 5. afgezaagd, mishandelt 6. overgespeeld, weerklinkt 7. aangepakt 8. weerhoudt, onderdruk 9. afgevraagd, overdacht 10. voorspel, ga..door 64-1c 2a 3a 4b 5c 6a 7c 8a 9c 10b 11c 65-1. Als ik 's morgens opsta ben jij al wakker. 2. Omdat jij 's morgens opmoet lig je ook vroeg erin. 3. Voordat je gaat slapen kun je beter iets ontspannends doen. 4. Zodra ik om zessen wakker word denk ik aan alle verplichtingen. 5. Terwijl ik slaap droom ik van wat nog moet gebeuren. 6. Dat je zelden rustig slaapt vind ik jammer. 7. Nadat we een tukje deden waren wee weer fris. 8. Toen ze haar schoonheidsslaapje deed was het erg rustig in huis. 9. Ofschoon slaap belangrijk is moet je niet teveel slapen. 10. Of hij morgen komt is nog onduidelijk. 66-1 aan 2 met/aan 3 van 4 met 5 aan 6 over 7 uit/door 8 van 9 mee 10 voor 11 op 12 bij 13 in 14 naar 15 met 67-1 Het universele gedogen 2 prostitutie, euthanasie en de softdrugshandel: het CDA was ertegen, maar kon het niet oplossen. 3 Paars - een regering van socialisten (rood) en liberalen (blauw). 4 Nee, onbeschoft gedrag is bijvoorbeeld een burgerzaak. 5 "Geweld wordt nooit gedoogd". 6 Uitgeprocedeerden worden door burgers gesteund en gaan in de illegaliteit: dit is wel te bestrijden, maar niet op te lossen. 7b 8a 9a 10d 68-1 wierven, hielpen 2 wierp, wierf 3 bedierven, verkochten 4 waren, bedorven, kreeg 5 verloren, hielp 6 gehouden, hield 7 belden op, wilde/wou, geholpen 8 zei, gestorven 9 speet 10 sprak, bedorven, roken 69-1a 2c 3c 4b; 70-1b 2c 3b 4b 5a 6b 7b 8a 9b 10c 71 Mogelijke antwoorden: 1 Wie dit gelooft is gek / kan lezen... 2. De reden dat ik opbel is dat ik je nodig heb. 3. Ik zou u willen vragen (om) meteen te komen. 4. Hoe langer ik naar je betoog luister, des te meer moet ik gapen 5 Omdat mijn dochtertje ziek is kan ik niet komen. 6 Zij geeft antwoord op de vraag: "Waarom hebben mannen een navel?" 72-1 Kan ik wat geld van je lenen? 2 Zullen we naar het strand gaan? Studeren komt me de neus uit. 3 Ik kijk even rond. 4 Sorry, maar het viel me een beetje tegen. 5 Ik wil van studie veranderen. Hoe doe ik dat? 6 Is dit het nummer van Karin? Nee? Dan heb ik het verkeerde nummer gedraaid, sorry. 74-1c 2c 3c 4a en c 5a 6d 7b; 75-1e 2b 3b 4b 5b & d 6a en b 76-1 de printer 2 (het) adres 3 (de) datum 4 (de) aanhef 5 (de) titel 6 vormelijk; (de) sollicitatie 7 (de) inhoud; (de) boodschap 8 (de) groet, (de) 150
handtekening 9 (de) envelop, (de) postzegel 10 (de) afzender, brievenbus 77-1 van 2 naar 3 voor 4 voor 5 met 6 met 7 op 8 op, in 9 door, met 10 over 11 op, op 12 op 13 om 14 op 15 op 79-1 de einder=de horizon, knotten=snoeien (knippen van bomen), de olm=de iep=een boomsoort, het gewest=de streek=de regio, de ramp=de katastrofe 2 De Rijn (en zijn uitlopers de Waal, de Lek en de IJssel), de Maas en de Schelde 3 Wolken en mist dempen (=verzwakken) het zonlicht. 4 Overstromingen 6 "breede" en "hooge" met dubbele klinker; "aan den einder"; "grootsch" in plaats van groots 10 In 1940 was de Tweede Wereldoorlog begonnen. 82-1 op 2 naar 3 van 4 van 5 van 6 tot 7 in 8 tot 9 voor 11 van/voor 11 op 12 van 13 van 14 met 15 om 16 aan 17 af 18 van 19 op 20 voor 83-1 Sorry maar ik moet nu echt opleggen, want ik was nét bezig het af te maken! 2 (Misschien klinkt het onnozel, maar) Zou u even kunnen uitleggen wat het periodiek systeem is? 3 Pardon, is deze computer nog vrij? 4 Ik wilde even doorgeven dat ik helaas niet kan komen, ik ben niet lekker. 5 Zou je me wellicht kunnen helpen met mijn Nederlands? 6 Neem me niet kwalijk, maar kan dit écht niet tot morgen wachten? 151