WATERVAL twee

WATERVAL twee WATERVAL twee

16.09.2013 Views

78 mogelijke antwoorden: 1. leuk / druk (of andersom: druk / leuk) 2 rustig / saai 3 comfortabel / duur 4 fijn / vermoeiend 5 grappig / chaotisch 6. Ik vind openbaar vervoer wel goed, maar ook omslachtig/onhandig 7 Enerzijds is sport leuk, anderzijds is vermoeiend. 8 Democratie is aan de ene kant goed, aan de andere kant langzaam. 9. Maastricht is wel leuk, maar ook klein. 10. Huishouden vind ik enerzijds klote, anderzijds nodig. 80-1. Jos is aan het koken. Hij staat te koken. 2. Omdat Nelly jarig is. 3. Nelly is aan het dansen / is gaan dansen. 4. Dave gaat naar de bioscoop. 5. Ze zijn van plan op bezoek te gaan. 6. Hij is van plan Dave te bellen. 81-1. De vader probeert zijn familie te redden. 2. De wolven proberen het gezin te grijpen door 't te achtervolgen. 3. Door te rennen halen de wolven hen in. 4. De kinderen durven niet te kijken. 5. Het is niet slim nu te stoppen. 6. De ouders houden de moed erin door te zingen. 7. De wolven lijken hen te achterhalen. 8. Ze zijn de moeder aan het opeten. 9. De vader zit nog te peinzen (=denken). 10 Hij springt op, om zijn blijdschap te vieren. BOINK! 82-1. Meneer Boers is de directeur. Hij komt naar het werk in zijn auto, omdat hij moeilijk met de fiets bij een klant kan komen – zegt hij. 2 Paul is een collega van Jeroen. Hij komt met de fiets, dat is gezond. 3 Paul heeft geen last van het weer, en trouwens, er is zelden neerslag.4 Het weer is, in het verhaal althans, mooi: het is licht bewolkt. 5 Het is vandaag ??? Ik kom/ga met de ???? 83-1. Het KNMI verwacht motregen en veel bewolking. 2. Het wordt een droge middag. 3. De middagtemperatuur wordt 10 ºC. 4. Er waait een matige wind uit het westen. 5. Vanaf vrijdag wordt het kouder (met meer wind en neerslag). 84-1. nooit, altijd 2. vaak. 3. Vaak. 4. geregeld 5. zelden, soms 6. Soms, vaak 7. soms, vaak 8. altijd , geregeld 9. vaak. 10. altijd 86-1. Ik reken op een uitkering. 2. Ben je bekend met dat apparaat? 3. Ik ben het niet eens met jouw mening hierover. 4. Hij heeft een schrijnend (=groot) gebrek aan humor. 5. De machine beantwoordt niet aan mijn verwachtingen. 6. Jonge kinderen dwepen vaak met tv-idolen. Ze aanbidden hen, idoliseren ze. 7. Ik houd niet zo van techniek. 8. Je kunt je beter met iets anders bezighouden. 9. Ben je op de hoogte van de problemen? 10. Ik verlang naar een andere baan. 11. Ik ben niet bang voor mijn vrije tijd. 12. Ben je bevrijd van je werk, dan kun je uren bezig zijn met motorrijden. 13. Andere mensen hebben plezier van schilderen of wandelen. 14. Ze profiteren zo optimaal van hun vrije tijd. 15. Wie geen belangstelling heeft voor zaken als boetseren of fotograferen kan beter niet stoppen met werken. 87-1 droeg, viel 2 vroeg 3 gevraagd 4 vroeg, gelaten 5 sliep 6 voer 7 vroeg, gevaren 8 gedragen 9 geslapen, gevraagd 10 viel, droeg 89. De zon komt op in het Oosten. 2 Ze gaat onder in het Westen. 3 Om twaalf uur staat de zon in het Zuiden. 4 De Wadden liggen in het Noorden. 5 Den Haag ligt in het Westen, aan zee. 6 België ligt in het Zuiden, ten zuiden van Nederland. 7 Duitsland ligt ten oosten van Nederland. 8 Noorwegen ligt ten noorden van Nederland. 9 Ik woon in het ... van .... 10 Holland is niet hetzelfde als Nederland: Holland is maar een deel van Nederland. Maar omdat Holland het rijkste en belangrijkste deel was, noemden en noemen veel buitenlanders Nederland "Holland". 90-1 In het noorden wordt het koud / gaat het vriezen / krijgt men vorst. 2 In het westen wordt het winderig / gaat het waaien / krijgt men wind. Het wordt twaalf graden. 3 In het midden komt er regen, het wordt vijftien graden. 4 In het oosten komt er onweer met hagel. Het wordt er achttien graden.5 Het Nederlands klimaat is wisselvallig (=onbestendig, wisselend). 6 Nederland heeft een zeeklimaat. In het oosten is er al sprake van een overgangsklimaat. 7 Hij vindt het niet vervelend [saai]. 8 Ik vind het ...., want/omdat .... 9 Ik vind het wel.niet lekker. 10 In mijn geboorteland is er een ........klimaat. Het weer is er ................... 93-1. Mensen met macht krijgen veel kritiek. 2. Of: Het kan vriezen, het kan dooien. Soms zit het mee, soms zit het tegen. Je hebt goede tijden en slechte tijden. 3. Van kwaad tot erger. Het middel verergert de kwaal, de situatie. 4. Alles kost geld. 5. Niet te vroeg hoera roepen. "Je moet de huid niet verkopen voordat de beer geschoten is." 6. Als je onrust veroorzaakt kan die zich tegen jou keren. 7. Thuis is het beste. 97-1. Meneer De Smet heeft een ongeluk gehad. 2. Zijn arm, knie en hoofd doen pijn. 3. In zijn woonwijk, op weg naar het werk 4. Gisteren. 5. (Het ongeluk is gebeurd) Door een bal. 6. Ze onderzoekt hem. 7. Nee (het is niet ernstig). 8. Hij heeft een lichte hersenschudding en een pijnlijke knie. 9. Meneer De Smet moet (een paar dagen) rust houden. 10. Nee, hij klinkt helemaal niet ziek! 98-1. Een ongeluk is zo gebeurd. 2. Krijg je één probleem, dan krijg je vaak meer. 3. Doe je iets fout, dan moet je ervoor boeten. 4. Je kunt problemen niet eindeloos vergroten of negeren. 5. Van fouten leer je. 6. Houd scherpe dingen weghouden van kinderen. 7. Gooi een spiegel kapot en je zult het geluk kennen (☺). 99-1. liep 2. keek. 3. vlogen 4. trok 5. dook 6. viel 7. brak. 8. droeg 9. vond 10. gehouden. 100-1 Ze heeft een ongeluk gehad. 2 Ze botste met een auto. 3 Ze viel om. 4 De automobilist reed door. 5. Nee, je moet stoppen. 6 Ja, sommigen kwamen na een tijdje helpen. 7 Nee, ze is niet gewond, maar ze had wel pijn. 8 Ze had pijn aan haar knie. 9 De trapper kwam tegen de knie. 10 De fiets is kapot [stuk]. 14. Dan moet je de politie bellen, en soms een ambulance. Je moet ook een verzekeringsformulier invullen. 15 Snijden kun je met een mes – en met een auto! 101-1 niemand 2 veel mensen/velen/de meeste mensen/de meesten 3 veel/de meeste/een heleboel 4 sommigen/enigen/enkelen 5. sommige/enige/enkele/een paar 6. iemand 7. alle 8. sommige/enige/enkele/een paar, niemand/geen men/ geen van allen... 9. sommige/enige/enkele/een paar m veel/de meeste/een heleboel 5 iemand 6 alle 7 niemand/geen enkele/geen mens 8 sommige/enige/enkele een paar mensen 10 iedereen 102-1 Norton en BSA zijn merken van motoren. 2 Langzaam rijden vonden ze tijd verknoeien. (tijdverspilling). 3 Met "die lui" worden Bertus en Tinus bedoeld. De mensen horen nooit meer wat van ze omdat ze zijn verongelukt. 4 Het lijkt me wel/niet leuk om motor te rijden. 5 Ik ben onvoorzichtig, maar niet roekeloos. 6 Ik kan "Oerend hard" zonder de Nederlandse vertaling wel/niet begrijpen. 7. Ik kan het dialect wel/niet verstaan, ik heb de Nederlandse versie wel niet nodig. 8. Ik woon in _____________. 9 Hier spreekt men wel/geen dialect. Ik kan dit dialect wel/niet verstaan. 10. Daar spreekt men wel/geen dialect. Het heel Limburgs ("plat"). 103-1 aardedonker, kanlblauw, sneeuwwit, gitzwarty, bloedrood; vederlicht, in- en inslecht, witheet (=razend, heel boos), ijskoud, loeizwaar; huizenhoog en mijlenver, spotgoedkoop of peperduur, doodziek of kerngezond, spiernaakt (of poedeltjenaakt) maar bloedmooi; knettergek en morsdood, doodgewoon maar springlevend, piepjong of stokoud, spuuglelijk en brandnieuw. 104-1. Oerend hard kwamen zij aangereden 2. Oerend hard want zij hadden van het crossen gehoord 3. Langzamer rijden deden zij nimmer (=nooit). 4. Sneller sjezen (racen) willen ze immer 5. Tinus op zijn brommer en Karel op zijn motor 6. De kippen en de hanen stoven aan de kant 7. Zij waren koningen op de wegen 8. Allebei hadden ze grote witte koppen 9. We komen Tinus en Karel nooit meer tegen 10. Een zatte kerel kwam dat gejakker stoppen. 106-1 aan 2. in 3. om, over 4. naar 5. voor 5. voor 6. op. 8. voor 9 aan 10. op 11. voor 12. van 13. van 14. met 15. op 148

Hoofdstuk 5 1-1 Met een tang kun je nagels/spijkers uittrekken. 2 Met een schroevendraaier kun je schroeven vastschroeven – en weer losschroeven, indien gewenst. 3 Met een hamer kun je timmeren (timmeren in engere zin, slaan dus). 4 Je kunt spijkers [nagels] in een muur slaan. 5 Zagen doe je met een zaag. 6 In fabrieken maakt men allerlei producten: voeding, meubels, plastic, auto’s – teveel om op te noemen. 7 Ja/Nee, ik heb (niet/nooit) in een fabriek gewerkt. 8 Janine is de secretaresse. 9 Paul en Jeroen onderhouden de machines; het zijn onderhoudsmensen, monteurs. 10 "Aan de slag" betekent "aan het werk". "Handen uit de mouwen!" betekent hetzelfde. 2-1 met 2 voor 3 op 4 aan 5 met, mee 6 voor 7 tegen 8 met 9 aan 10 met 11 op 12 12 van 13 in 14 naar 15 in 3-1 Ik kocht twee broeken. 2 Ik heb drie tangen. 3 Hij wordt niet betaald voor het werk. 4 Ze kunnen zich bezeren [pijn doen] aan de machines. 5 Op de blikken of op het poeder? Dit is allebei goed! Een onduidelijke, ambivalente zin. 4-1. op school 2. tijdens de stage 3. in de fabriek 4. op mijn werk 5. ergens, maar nergens in het bijzonder 5 de hamer-de spijker/de nagel-het boor-de zaag-de bijl; de schroevendraaier-de schroef-de bout-de sleutel en de moer-de kist; de kwast-de verf- de ladder-het stopcontact-de stekker; we verven/schilderen het huis-de schaar-de lijm-de monteur-de hendel; de man boort – de balk – de helm-de secretaresse-de centimeter. 6-1. Jij koopt er tien. 2 Let goed erop! 3 Je krijgt geen loon ervoor. 4 Hij is klaar als hij er duizend vol heeft. 5 Het programma is waardeloos, maar de mensen kijken ernaar. 6 Je doet veel groenten erin. 7 Het ging er mis. 8 Er zijn leuke films. 9 Werken is vervelend als er niets te doen is. 10 Er zijn veel mensen die geloven in geld. 7 1 Je kunt er kaas en boter van maken. 2 Je kunt er tafels en stoelen van maken. 3 Je kunt er fietsen en auto’s van maken. 4 Je kunt er schoenen en tassen van maken. 5 Je kunt er truien en sjaals van breien. 6 Je kunt er banden van maken, 7. Je kunt er bekers en borden van maken. 8 Je kunt er glazen en ruiten van maken. 9. Je kunt er van alles mee maken. 10. Je kunt kleren en tenten ervan maken. 8-3. Ik ben er (niet. 4. Ik heb er (geen). 5. Ik heb er (geen). 6. Ik woon er (niet). 7. Ik heb er (niet) veel. 8. Ik had er (niet) veel vrienden. 9. Ik woon er wel/niet. 10. Ik was er al eens/Ik was er nooit. 9-1. Een vakman is iemand die (een bepaald) technisch werk compleet beheerst. 2 Het GAK keert ziekengeld uit – en controleert of je echt ziek bent. 4 "Herstellen" betekent beter worden, gezond worden. 5 In de Gouden Gids vind je namen van bedrijven. Tegenwoordig staan overigens ook privénummers erin. 6 de kachel=de verwarming; de plee=de wc; pieken=guldens; de smoking=het kostuum. 7 Iets dat te huur staat kun je slechts huren, dus voor een tijd bewonen of gebruiken. 8 De maat opnemen doe je door te meten – met een centimeter. 9 De vakbond (of in het Vlaams het syndicaat) verdedigt de belangen van werknemers. 10 Ze krijgen het cadeau: ze krijgen het gratis [voor niets]. De Nederlandse vakman is, kortom, een luilak. 12 de baan=de job, de uitkering=de steun, stroom=elektro, vakman=ambachtsman, wc=plee (slang!), deskundige= specialist; cv=kachel/verwarming,spijker=nagel, penseel=kwast, het werk=beroep,baas=chef, machine=het apparaat; arbeidsongeschikt=langdurig ziek; grieperig=verkouden; gecheckt=gecontroleere; kapot=stuk; gerepareerd=hersteld/gemaakt, evenmin=ook niet; serieus= ernstig, mooi=prachtig, gesmeerd=geolied. 13-1b, 2c, 3a, 4b, 5b, 6a, 7c, 8c, 9a, 10a (de website heeft geen prijsvergelijk maar een produktvergelijker!). 14-1 Het gaat prima. 2 Hij is onhandig. 3 Hij is corrupt. 4. Allemaal meewerken en aanpakken! 5. Hij saboteert. 16-1 gehad 2 geweest 3 waren, werden 4 was, geweest 5 was, hadden 6 werd, gehad 7 was, waren 8 was, werden 9 geworden, gehad 10 was, werd 17-1c 2c 3a 4c 5c 6 allemaal goed 7a 18-1. Jeroen had een middag vrij. 2 Ergens tussen Utrecht en Zwolle. Hij ziet akkers, weiden, boerderijen, een stukje bos, een boomgaard. 5 Hij zucht omdat er ook in de natuur veel lawaai is. 6 Nee, er is maar weinig natuur. 7. Die zijn wél echt, maar zelfs de rivieren en de zee worden door dijken en dammen gestuurd. 8. Ik vind het landschap ... 9. Het ziet er bergachtig uit. Het ziet eruit als hier.. 10. Mijn lievelingslandschap is ... 19 Hier zijn vaak meerdere mogelijkheden!-1 Hij besloot gisteren opeens een stukje op de hei te gaan wandelen. 2 En tractor kwam toen ineens in de verte voorbijdenderen. 3. sara is twee weken gelden op een dad naar Rotterdam gereisd. Hij gaat zich in de open lucht altijd snel beter voelen. 5 Je kunt de laatste jaren makkelijk in Nederland een wandeling vinden. 6 Er waren gisteren vaker problemen op de autoweg. 7 Zij heeft haar hele leven lang met plezier van thuis uit gewerkt. 8 Je moet niet altijd zo lang na school in de stad blijven hangen. 9 (Bijvoorbeeld) De dichter heeft toen vaker goede momenten hekend in de Dappestraat. 10 Kun je in Nederland de laatste tijd wel over alles vrij spreken? 20-1 in 2 voor/na/halverwege 3 bij 4 rond/bij/aan 5 buiten 6 boven/rond 7 onder 8 tegen 9 achter 10 aan 11 om 12 voor/over 13 bij 14 naast 15 tegenover/naast 16 door 17 van 18 om 19 voor/tegen 20 met 22-1 uit 2 met 3 voor 4 op 5 over 6 over 7 van/over → 8 aan 9 tot, toe 10 met 11 van ..af, met/naar 12 met 13 via, van 14 van 15 bij 23-1 Hij vindt natuur iets voor mensen die tevreden zijn, of leeg (in hun hoofd?). Niet iets voor "echte" mensen, blijkbaar. 2 De Nederlandse natuur is te klein, versnipperd: het is geen natuur, ze bestaat niet meer. 3 grauw=grijs;de kade (ook wel de kaai) is de stenen wal aan de waterkant; vastklinken=vastmaken 4 Het ziet eruit als een schilderij!? 5 Als je weinig veracht valt het altijd mee. 6 Het wonder [het mirakel] is een onverklaarbare positieve gebeurtenis. 7 verregend=door regen nat geworden, miezerig=waardeloos 8 Nee, de Dapperstraat is een marktstraat in een volksbuurt. 25-1 moest, zei 2 wilde/wou, kon 3 mochten , wilden (wouden) 4 had, gewild 5 werd, kon 6 gemoeten, gemogen 7 wilden, zwegen 8 konden, moesten 9 waren, konden 10 gewild, gekund 26-1. Nee, er zijn geen olifanten. 2. Ja, er zijn ... 3. Ja, Nederland heeft er een. 4. Ja/Nee, er is veel/weinig werkloosheid. 5. Ja/Nee, er is (geen) plaats om te logeren. 6. Er is er geen/een, er zijn er twee/drie.... 7. Er is/zijn er ... 8. Er is er een. 9. Ik heb er ..... 10. De VS/Verenigde Staten hebben er een. 29-1b 2c 3c 4a 5a 6b 7c 8d 9a 30-1 A: "Waarop zou jij inzetten om het broeikaseefect te verminderen?" B: "Schone energie. Je kunt niet iedereen stiilzetten en thuishouden. We moeten meer schone energie produceren." A: "Waaraan denk je dan? Kernenergie?" B: "Nee. Te gevaarlijk, geen definitieve oplossing." A: "Onzin. Dat is gedateerd." B: "Nee hoor. Uranium is straks ook op. Zonne-energie, wind- en waterkracht, dat blijft." 2. A: "En, wat denk jij ervan, [naam leerling]? 32, mogelijke antwoorden: 1 Er zijn veel mensen die alles geloven wat hun wordt verteld. 2 Ik heb hiervan nooit iets begrepen. 3 Er was laatst een discussie op televisie over deze kwestie. 4 Ze noemden er een tijdschrift voor mannen. 5 Ik had hiervan nog nooit een exemplaar gekocht; Hiervan had ik nog nooit een exemplaat gekocht. 6 Er zouden in dat blad de meest domme dingen staan. 7 Ik ging naar de sigarenzaak. Ik heb er toen gelijk drie na elkaar gelezen; Toen heb ik er gelijk dire na elkaar gelezen. 8 Er stond deze week niet veel in die blaadjes. 9. Ik kan niet zeggen dat ik er nu vaker veel van zal kopen. 10. Misschien moet je maar tolereren dat veel hiervan voor andere mensen is bedoeld. 149

Hoofdstuk 5<br />

1-1 Met een tang kun je nagels/spijkers uittrekken. 2 Met een schroevendraaier kun je schroeven vastschroeven – en weer losschroeven, indien<br />

gewenst. 3 Met een hamer kun je timmeren (timmeren in engere zin, slaan dus). 4 Je kunt spijkers [nagels] in een muur slaan. 5 Zagen doe je met<br />

een zaag. 6 In fabrieken maakt men allerlei producten: voeding, meubels, plastic, auto’s – teveel om op te noemen. 7 Ja/Nee, ik heb (niet/nooit)<br />

in een fabriek gewerkt. 8 Janine is de secretaresse. 9 Paul en Jeroen onderhouden de machines; het zijn onderhoudsmensen, monteurs. 10 "Aan<br />

de slag" betekent "aan het werk". "Handen uit de mouwen!" betekent hetzelfde.<br />

2-1 met 2 voor 3 op 4 aan 5 met, mee 6 voor 7 tegen 8 met 9 aan 10 met 11 op 12 12 van 13 in 14 naar 15 in<br />

3-1 Ik kocht <strong>twee</strong> broeken. 2 Ik heb drie tangen. 3 Hij wordt niet betaald voor het werk. 4 Ze kunnen zich bezeren [pijn doen] aan de machines. 5<br />

Op de blikken of op het poeder? Dit is allebei goed! Een onduidelijke, ambivalente zin.<br />

4-1. op school 2. tijdens de stage 3. in de fabriek 4. op mijn werk 5. ergens, maar nergens in het bijzonder<br />

5 de hamer-de spijker/de nagel-het boor-de zaag-de bijl;<br />

de schroevendraaier-de schroef-de bout-de sleutel en de moer-de kist;<br />

de kwast-de verf- de ladder-het stopcontact-de stekker;<br />

we verven/schilderen het huis-de schaar-de lijm-de monteur-de hendel;<br />

de man boort – de balk – de helm-de secretaresse-de centimeter.<br />

6-1. Jij koopt er tien. 2 Let goed erop! 3 Je krijgt geen loon ervoor. 4 Hij is klaar als hij er duizend vol heeft. 5 Het programma is waardeloos,<br />

maar de mensen kijken ernaar. 6 Je doet veel groenten erin. 7 Het ging er mis. 8 Er zijn leuke films. 9 Werken is vervelend als er niets te doen is.<br />

10 Er zijn veel mensen die geloven in geld.<br />

7 1 Je kunt er kaas en boter van maken. 2 Je kunt er tafels en stoelen van maken. 3 Je kunt er fietsen en auto’s van maken. 4 Je kunt er schoenen<br />

en tassen van maken. 5 Je kunt er truien en sjaals van breien. 6 Je kunt er banden van maken, 7. Je kunt er bekers en borden van maken. 8 Je kunt<br />

er glazen en ruiten van maken. 9. Je kunt er van alles mee maken. 10. Je kunt kleren en tenten ervan maken.<br />

8-3. Ik ben er (niet. 4. Ik heb er (geen). 5. Ik heb er (geen). 6. Ik woon er (niet). 7. Ik heb er (niet) veel. 8. Ik had er (niet) veel vrienden. 9. Ik<br />

woon er wel/niet. 10. Ik was er al eens/Ik was er nooit.<br />

9-1. Een vakman is iemand die (een bepaald) technisch werk compleet beheerst. 2 Het GAK keert ziekengeld uit – en controleert of je echt ziek<br />

bent. 4 "Herstellen" betekent beter worden, gezond worden. 5 In de Gouden Gids vind je namen van bedrijven. Tegenwoordig staan overigens<br />

ook privénummers erin. 6 de kachel=de verwarming; de plee=de wc; pieken=guldens; de smoking=het kostuum. 7 Iets dat te huur staat kun je<br />

slechts huren, dus voor een tijd bewonen of gebruiken. 8 De maat opnemen doe je door te meten – met een centimeter. 9 De vakbond (of in<br />

het Vlaams het syndicaat) verdedigt de belangen van werknemers. 10 Ze krijgen het cadeau: ze krijgen het gratis [voor niets]. De Nederlandse<br />

vakman is, kortom, een luilak.<br />

12 de baan=de job, de uitkering=de steun, stroom=elektro, vakman=ambachtsman, wc=plee (slang!), deskundige= specialist;<br />

cv=kachel/verwarming,spijker=nagel, penseel=kwast, het werk=beroep,baas=chef, machine=het apparaat;<br />

arbeidsongeschikt=langdurig ziek; grieperig=verkouden; gecheckt=gecontroleere; kapot=stuk; gerepareerd=hersteld/gemaakt, evenmin=ook<br />

niet; serieus= ernstig, mooi=prachtig, gesmeerd=geolied.<br />

13-1b, 2c, 3a, 4b, 5b, 6a, 7c, 8c, 9a, 10a (de website heeft geen prijsvergelijk maar een produktvergelijker!).<br />

14-1 Het gaat prima. 2 Hij is onhandig. 3 Hij is corrupt. 4. Allemaal meewerken en aanpakken! 5. Hij saboteert.<br />

16-1 gehad 2 geweest 3 waren, werden 4 was, geweest 5 was, hadden 6 werd, gehad 7 was, waren 8 was, werden 9 geworden, gehad 10 was,<br />

werd<br />

17-1c 2c 3a 4c 5c 6 allemaal goed 7a<br />

18-1. Jeroen had een middag vrij. 2 Ergens tussen Utrecht en Zwolle. Hij ziet akkers, weiden, boerderijen, een stukje bos, een boomgaard. 5 Hij<br />

zucht omdat er ook in de natuur veel lawaai is. 6 Nee, er is maar weinig natuur. 7. Die zijn wél echt, maar zelfs de rivieren en de zee worden<br />

door dijken en dammen gestuurd. 8. Ik vind het landschap ... 9. Het ziet er bergachtig uit. Het ziet eruit als hier.. 10. Mijn lievelingslandschap is ...<br />

19 Hier zijn vaak meerdere mogelijkheden!-1 Hij besloot gisteren opeens een stukje op de hei te gaan wandelen. 2 En tractor kwam toen<br />

ineens in de verte voorbijdenderen. 3. sara is <strong>twee</strong> weken gelden op een dad naar Rotterdam gereisd. Hij gaat zich in de open lucht altijd snel<br />

beter voelen. 5 Je kunt de laatste jaren makkelijk in Nederland een wandeling vinden. 6 Er waren gisteren vaker problemen op de autoweg. 7 Zij<br />

heeft haar hele leven lang met plezier van thuis uit gewerkt. 8 Je moet niet altijd zo lang na school in de stad blijven hangen. 9 (Bijvoorbeeld) De<br />

dichter heeft toen vaker goede momenten hekend in de Dappestraat. 10 Kun je in Nederland de laatste tijd wel over alles vrij spreken?<br />

20-1 in 2 voor/na/halverwege 3 bij 4 rond/bij/aan 5 buiten 6 boven/rond 7 onder 8 tegen 9 achter 10 aan 11 om 12 voor/over 13 bij 14 naast 15<br />

tegenover/naast 16 door 17 van 18 om 19 voor/tegen 20 met<br />

22-1 uit 2 met 3 voor 4 op 5 over 6 over 7 van/over → 8 aan 9 tot, toe 10 met 11 van ..af, met/naar 12 met 13 via, van 14 van 15 bij<br />

23-1 Hij vindt natuur iets voor mensen die tevreden zijn, of leeg (in hun hoofd?). Niet iets voor "echte" mensen, blijkbaar. 2 De Nederlandse<br />

natuur is te klein, versnipperd: het is geen natuur, ze bestaat niet meer. 3 grauw=grijs;de kade (ook wel de kaai) is de stenen wal aan de<br />

waterkant; vastklinken=vastmaken 4 Het ziet eruit als een schilderij!? 5 Als je weinig veracht valt het altijd mee. 6 Het wonder [het mirakel] is<br />

een onverklaarbare positieve gebeurtenis. 7 verregend=door regen nat geworden, miezerig=waardeloos 8 Nee, de Dapperstraat is een<br />

marktstraat in een volksbuurt.<br />

25-1 moest, zei 2 wilde/wou, kon 3 mochten , wilden (wouden) 4 had, gewild 5 werd, kon 6 gemoeten, gemogen 7 wilden, zwegen 8 konden,<br />

moesten 9 waren, konden 10 gewild, gekund<br />

26-1. Nee, er zijn geen olifanten. 2. Ja, er zijn ... 3. Ja, Nederland heeft er een. 4. Ja/Nee, er is veel/weinig werkloosheid. 5. Ja/Nee, er is (geen)<br />

plaats om te logeren. 6. Er is er geen/een, er zijn er <strong>twee</strong>/drie.... 7. Er is/zijn er ... 8. Er is er een. 9. Ik heb er ..... 10. De VS/Verenigde<br />

Staten hebben er een.<br />

29-1b 2c 3c 4a 5a 6b 7c 8d 9a<br />

30-1 A: "Waarop zou jij inzetten om het broeikaseefect te verminderen?"<br />

B: "Schone energie. Je kunt niet iedereen stiilzetten en thuishouden. We moeten meer<br />

schone energie produceren."<br />

A: "Waaraan denk je dan? Kernenergie?"<br />

B: "Nee. Te gevaarlijk, geen definitieve oplossing."<br />

A: "Onzin. Dat is gedateerd."<br />

B: "Nee hoor. Uranium is straks ook op. Zonne-energie, wind- en waterkracht, dat<br />

blijft."<br />

2. A: "En, wat denk jij ervan, [naam leerling]?<br />

32, mogelijke antwoorden: 1 Er zijn veel mensen die alles geloven wat hun wordt verteld. 2 Ik heb hiervan nooit iets begrepen. 3 Er was laatst<br />

een discussie op televisie over deze kwestie. 4 Ze noemden er een tijdschrift voor mannen. 5 Ik had hiervan nog nooit een exemplaar gekocht;<br />

Hiervan had ik nog nooit een exemplaat gekocht. 6 Er zouden in dat blad de meest domme dingen staan. 7 Ik ging naar de sigarenzaak. Ik heb er<br />

toen gelijk drie na elkaar gelezen; Toen heb ik er gelijk dire na elkaar gelezen. 8 Er stond deze week niet veel in die blaadjes. 9. Ik kan niet zeggen<br />

dat ik er nu vaker veel van zal kopen. 10. Misschien moet je maar tolereren dat veel hiervan voor andere mensen is bedoeld.<br />

149

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!