Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BIJLAGE 4: ANTWOORDEN<br />
Hoofdstuk 4:<br />
1-1. (Ze draait de kraan open) Voor de afwas. 2. Omdat Farid gekookt heeft. 3. Aras heeft niet gekookt. 4. Dat is de voorwas. 5. Nee. Je wast<br />
glazen alleen met water. 6. (Je doet) Eerst het bestek, het laatst de pannen. 7. Door te drogen of te laten afdruipen. 8. Ze werkt hard. 9.<br />
Voordeel: hij is praktisch. Nadeel: hij kost srtoom, energie. 10. Het aanrecht, de la, het bestek, de oven, ....<br />
2-1. Hij is slordig, maar hij wil leren opruimen. 2 Zijn vriendin scheldt op hem, daarom poetst hij goed. 3 .. daarom is hij vroeg klaar. 4 goed 5. ...<br />
maar hij vergeet de ramen te lappen. 6 ... toch stopt hij nu. 7. goed 8 goed 9 ... al is dat veel werk 10 ... dan wil hij wat leuks gaan doen.<br />
3-1 Eerst ontbijt gemaakt. 2. Daarna het huis opgeruimd. 3. Om tien uur boodschappen gedaan. 4. Tegen twaalf uur geluncht (met de kinderen).<br />
5. Om een uur of <strong>twee</strong> (een uurtje) geslapen. 6. Vrij laat gekookt. 7. Minstens een half uur gebeld (met Janneke).8. Om achten naar de bioscoop<br />
geweest (met Hans).<br />
4. mob/Lappen iron/bügeln clean windows/Fenster<br />
145<br />
dust/abstauben clean, vacume<br />
cleaner/staubsaugen<br />
dweilen,<br />
strijken,<br />
ramen lappen,<br />
stoffen,<br />
stofzuigen,<br />
de dweil<br />
de strijkbout<br />
de lap<br />
de stofdoek<br />
de stofzuiger<br />
dry/trocknen bucket/Eimer broom/Besen<br />
afdrogen,<br />
de emmer de bezem de stoffer het blik<br />
de droogdoek<br />
wash,<br />
washing up sponge water the flowers feed the pets<br />
laundry<br />
wassen<br />
afwassen<br />
de spons de bloemen water geven huisdieren te eten geven<br />
de was<br />
de afwaskwast<br />
brush drain, sewer<br />
de borstel de spuitbus de wc-verfrisser het afdruip-rek het riool<br />
5-1. Dora is huishoudster/werkster/schoonmaakster. 2. "De boel doen" is alles schoonmaken. 3. Met water en zeep (mengen). 4. (voorstel) Nee,<br />
het is niet alleen voor vrouwen. Mannen maken de boel toch ook vies? 5. (voorstel) Schoonmaken is geen kunst, maar wel een kunde. Het is een<br />
vak, maar je maakt niets "blijvends". 6. (voorstel) Rust, reinheid en regelmaat ("de drie Rs") is goed voor kleine kinderen. Maar voor oudere<br />
kinderen is dit wel ouderwets. 7. In vuil zitten ook nuttige bacteriën. Zonder een beetje vuil word je ziek!<br />
6-1 Huishouden is zinloos, want alles wordt toch weer vies. 2 Alles wordt toch weer vies, daarom maak ik niets schoon 3 Ik sport liever, dan blijf<br />
ik fit. 4 Jij vindt mij een smeerpoets, want ik poets niet elke dag. 5 Dat kun je wel vinden, maar een keer per week stoffen is genoeg. 6. Opruimen<br />
is niet zo leuk, toch doe ik mijn best. 7 Ik vind strijken vervelend, en doe het met tegenzin. 8 Maar ik doe het steeds, al word ik honderd 9 Je bent<br />
klaar en je kunt wat anders gaan doen. 10. Ik heb een werkster, dus ik hoef niet te schrobben!<br />
7-1. Met een dweil kun je dweilen, de vloer schoonmaken. 2. Strijken natuurlijk. 3.<br />
3. Als er veel stogf op de vloer ligt. 4. Met een droogdoek (of theedoek) droog je afwas, met een handdoek je lichaam. 5. (voorstel) Wij hebben<br />
thuis planten, omdat we dat mooi vinden. Maar mijn vriendin geeft ze water (foei!). 7. Idem. 8. Een riool voert vies water af, een wc-verfrisser<br />
verdrijft vieze lucht. 9. (voorstel) Echt nodig: stofzuiger, koelkas, wasmachine, vuilnisbak? En een fornuis. 10. Handig maar niet nodig: wasdroger,<br />
telefoon, afwasmachine, magnetron, televisie, strijkbout.<br />
8-1. kregen 2 rondkeek 3 leken 4 gehesen 5 greep 6 begrepen 7 zweeg 8 bewezen, kreeg 9 verdwenen 10 schijnt<br />
10-1. Getsie=bah, Mwoh=zo zo la la=niet zo geweldig, Tss=belachelijk. 2. bah=vies=getver=gatver=getsie, ieks=schrik/afschuw/walging,<br />
help=internationaal 3. een vloek is een uitroep van frustratie 4. oud wijf=zeurkous=watje 5. schelden is iemand vergelijken met iets slechts<br />
12. 1 Ik ga omdat ik heb een afspraak. 2 Ik weet dat ik heb geen tijd. 3. Je moet gaan als het is tijd. 4. Ik ga en ik straks kom terug.<br />
5 Weet jij of het is acht uur. 6Je vraagt hoe ik weet dat. 7 Ik denk dat ik kijk op de klok. 8 Ik kijk, dan ik het weet. 9 Nu moet ik<br />
gaan, hoewel ik wil niet. 10 Soms blijf ik ofschoon de plicht mij roept.<br />
14 kwaad=boos, opgefokt=gespannen, nerveus=zenuwachtig, bang=angstig, gespannen, verdrietig=bedroefd, neerslachtig=depressief,<br />
woedend=laaiend.<br />
15-1 snoof 2 spoten 3 schoten 4 doken 5 floten 6 vloog 7 koos 8 verloren 9 gelogen 10 besloten<br />
17-1. Hij is verliefd! 2. vlinders in zijn hoofd, aangenaam verdoofd, trillen, onscherpe blik 3. als ze weg (verdwenen) is. (voorstel) ik tril als ik<br />
nerveus ben. 4. Nee, ze heeft heel veel aanbidders ("bij de vleet"). 5. Nee, hij heeft een roze bril op en slikt alles. 6. "Zolang" is een splitswoord,<br />
zegt iets over tijd. 7. uitmaken - bibberen - weg - plezierig - heel positief - vreemd - te over.<br />
19-1 Jaap zegt dat ik verliefd ben. 2 Ik ben boos omdat hij zulke dingen tegen mij zegt. 3 Mijn buurman werkt in de tuin terwijl het erg regent. 4<br />
Jan was niet in staat te fietsen nadat hij vier pils had gedronken. 5 Voordat je de auto neemt moet je de remmen controleren. 6 De docent strafte<br />
de leerling omdat hij zijn huiswerk niet had gemaakt. 7 Vader helpt mij, hoewel hij vanavond heel moe is. 8 Het regende pijpenstelen, zodat hij<br />
doornat bij zijn huis kwam. 9 Opdat jullie grotere vorderingen in de les maken, spoor ik jullie aan hard te werken. 10 Hij leeft in behoeftige<br />
omstandigheden, ofschoon hij van rijke ouders is.<br />
20-1. Hij uit zich niet, zegt niet veel (over zichzelf). Hij heeft weinig zelfvertrouwen. 2. Zij staat altijd vooraan. Ze is erg "aanwezig" (=resent). 3.<br />
Zij/hij worden door anderen vertrouwd. Ze kunnen mensen "aanvoeren". 4. Hij of zij uit zijn gevoelens. Hij of zij pot negatieve gevoelens niet op.<br />
5. Iemand die snel kwaad wordt, makkelijk geïrriteerd raakt 6. Oprecht, betrouwbaar, "transparant". 7. Oneerlijk, achterbaks iemand; niet te<br />
vertrouwen, een "rat". 8. Hij is niet snel door iets geraakt. 9. Jan is labiel, niet erg stevig; zijn vriendin is niet labiel, wel stevig, een rustig iemand.<br />
10. Een optimist denkt te positief (over de toekomst), een pessimist denkt te negatief, en een realist is nuchter.<br />
22(voorstellen)-1. Soms ben ik bang dat ik ziek word. 2. Ik maak me zorgen over je, omdat jij veel rookt. 3. Ik heb er last van dat mijn buurman<br />
veel lawaai (kabaal/herrie) maakt. 4. Ze heeft pijn in haar knie, doordat ze gisteren is gevallen/gevallen is. 5. Het doet pijn, wanneer u daar drukt.<br />
6. Ik heb last van slapeloosheid als ik 's avonds koffie drink. 7. De patiënt is bang voor de ziekte, die zijn gezondheid bedreigt. 8. Het deed pijn,<br />
toen ik een pijl in mijn oog kreeg. 9. Het is precies op de plek, waar u nu naar kijkt. 10. Wat is dat voor ding, waarmee u mijn onderzoekt?<br />
24-1c, 2c (of d?), 3b, 4c, 5c, 6b, 7c, 8b, 9c<br />
25-1. Naar Zwitserland.2. (Meneer Sluiter zou graag) In de bergen wandelen (en 's avonds uit eten, in Zwitserland). 3. Niet leuk, vervelend. 4.<br />
Naar Spanje. 5. Nee, hij vindt Spanje te heet. 7. Ze verstaat de Zwitsers niet. 8. Naar de disco, samen iets koken.<br />
27: Ieder huisje heeft zijn kruisje. Dat betekent: elk mens en elke familie heeft wel een probleem.<br />
28-1. Een klessebes/kletskous is iemand die veel praat. 2. Een schreeuwlelijk of blaaskaak: "veel geschreeuw, weinig wol". Veel roepen, niets<br />
kunnen. 3. Een kakmadam is een deftige dame. "Van boven bont, van onderen stront." 4. Een rokkenjager of vrouwengek "zit steeds achter de<br />
meisjes aan." Hij heeft aan elke vinger een vriendin. 5. Een mopperkont of kankerpit vindt alles slecht - behalve zichzelf. 6. De zuipschuit,<br />
dronkelap en kroegtijger zijn alcoholisten.