Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Regel voegwoorden 2: "splitswoorden"<br />
Bekijk de volgende zinnen eens. Let op het laatste stuk. De plaats van de werkwoorden is anders.<br />
"Ik vind dat (je) een beetje vreemd doet."<br />
"Ik roep wel als (ik) klaar ben."<br />
"Je vraagt waar (je vriend) de laatste tijd is."<br />
"Farid wil weten hoe (het) met zijn zus gaat."<br />
Conclusie: na dat, als, waar, die en hoe eerst subject, dan de rest, dan pas de werkwoorden. Je moet de zin splitsen. Anders<br />
gezegd:<br />
Na splitswoorden werkwoorden achteraan!<br />
Tip: hoe onthoud je splitswoorden?<br />
1. Dat (en omdat, zodat, voordat, nadat, totdat...);<br />
2. Tijd en conditie (als, wanneer, terwijl...);<br />
3. Relatieve voornaamwoorden (die, wie, wat, waar, waarom, waarmee, waardoor...)<br />
4. Of (of, ofschoon) en hoe (hoe, hoewel, hoezeer, hoeveel..)<br />
11. Lees de volgende zinnen en kijk naar de plaats van de werkwoord(en).<br />
1. alle woorden met "dat":<br />
dat: "Ik voel dat (jij) dat allemaal doet."<br />
omdat: "Ik ben boos omdat (je) alles zo slecht doet."<br />
doordat: "Het komt doordat (je) al een hele tijd ziek bent."<br />
nadat: "Hij werd kwaad nadat (de politieagent) hem had gebeten."<br />
tot, totdat: "Ga maar naar je kamer, tot(dat) (je) rustig bent."<br />
voor, voordat: "Hij moet vrij nemen, voor(dat) (hij) overspannen raakt."<br />
zodat: "Ze werkte hard, zodat (ze) gelukkig slaagde."<br />
2. voegwoorden die een tijd of conditie uitdrukken:<br />
als: "Ik ga als (het) vijf uur is."<br />
wanneer (=als): "Mensen worden ziek wanneer (ze) zich niet bewegen."<br />
toen: "Ik werd gek toen (ik) dat zag."<br />
terwijl: "Farid werkt terwijl (Sara) even slaapt."<br />
aangezien = omdat: "Hij gaat, aangezien (hij) hier niet welkom is."<br />
zoals: "Ik ben dom, zoals (iedereen) al lang weet."<br />
indien: "We hebben een probleem, indien (zij) niet komen."<br />
mits: "Je krijgt je diploma wel, mits (je) alles voldoende scoort."<br />
naar=zoals: "U bent terug, naar (wij) gisteren hoorden."<br />
ook naarmate/naargelang: "Je wordt milder, naarmate (je) ouder wordt."<br />
nu: "Ik moet iets doen nu (jullie) dit allemaal zeggen."<br />
sedert en sinds: "Het gaat verkeerd sinds (=sedert) (hij) bij Al Quaida zit."<br />
tenzij (=behalve als): "Ik denk dat het slecht afloopt, tenzij (zij) zelf nadenkt."<br />
zodra: "We gaan zodra (het vliegtuig) op de luchthaven arriveert."<br />
zolang, zolang als: "Ik blijf zolang (als) (het) nog een beetje uitdagend is."<br />
3. relatieve voornaamwoorden:<br />
die: "Zie je de vrouw, die daar in de regen loopt?"<br />
dat: "Zij hoort bij het kind, dat naast haar onder de paraplu wandelt."<br />
welke: "Dat is de persoon welke mij aangevallen heeft."<br />
wie: "We moeten goed weten wie (we) dat werk laten doen."<br />
wat: "Weet je nu wat (je) straks voor me moet doen?"<br />
waar: "Weet je wel waar (je) straks zijn moet?"<br />
waarin: "Hij staat voor het huis waarin (jij) nu woont."<br />
waarom: "Ik snap niet waarom (ze) dat doen."<br />
waarmee: "Wie is de vent waarmee (wij) morgen gaan werken?"<br />
4. woorden met of en hoe:<br />
of: "Maar ik weet niet of (jullie) dan komen."<br />
ofschoon (=hoewel): "Ik moet dit doen, ofschoon (het) me spijt."<br />
hoe: "Ik weet niet hoe (hij) het allemaal doet."<br />
hoewel: "Ik denk dat hij niet slaagt, hoewel (hij) erg knap is."<br />
hoeveel: "Kunt u mij vertellen hoeveel (het) precies kost?"<br />
13