WATERVAL twee
WATERVAL twee WATERVAL twee
4b: Even bijkletsen Sara: Mam? Ik ga even naar boven, hè? Bahar: Prima. Ik ga thee zetten. Zal ik roepen als ik hem klaar heb? Sara: Eva komt vanavond op bezoek, om een uur of acht. Ik wacht even met theedrinken totdat zij hier is. Farid: Eva? Die kletskous? Dat altijd vrolijke... Sara: Farid....! Bahar: Sara, het is prima. Tot straks. Maar Farid wil ineens graag meekletsen als Eva en Sara samen op de slaapkamer van Sara zitten. Farid (voorzichtig): Hoi... Mag ik komen zitten? Sara: Wat vinden wij daarvan? Eva: Mwah... Voor deze keer. Sara: Maar wel braaf zijn hoor. En pootje geven. Farid ging zitten, nadat hij toestemming had gekregen. Farid: En, hoe gaat het met jullie? Eva: Jij wilt weten hoe het met ons gaat? Tss! Sara: Vertel zelf eens iets! Farid: Pfff... Ik ben moe, maar tevreden! Eva: (Dan) Weten we nog niks. Moe? Jij? Waarvan? Farid: Ik denk dat ik te weinig heb geslapen. Sara: Waarom krijg jij te weinig slaap? Drink je wel je melk? Altijd een warm melkje voor je in je nestje kruipt! Farid: Ik lig gewoon wakker. Eva: "Gewoon" wakker? Wat is "gewoon"? Sara: Ik vind dat ongewoon. Heb je zorgen? Pieker je? Eva: Liefdesverdriet? Bang in het donker? Sara: Onrustig? Boos? Blij? Zeg op! Farid: Hou op zeg! Eva: Uitgeblust? Nerveus door je zus? Farid: Help! Ik zal het jullie zeggen... Bij mij in klas, nou ja, zit een meisje, en... Hij wordt onderbroken voordat hij zijn zin afheeft: Eva: ... en je hebt vlinders in je buik! Dacht ik het niet? Sara en Eva kijken elkaar aan. Dan, in koor (=tegelijk): Farid is verliefd! Farid is verliefd! Farid: Nou én? Ik ben niet bang voor mijn gevoelens! De meisjes zwegen. Ze wisten niet wat ze moesten zeggen. Moesten ze lachen of huilen? Maar Farid zei trots: Zo, nu jullie weer! Wacht maar tot jullie aan de beurt zijn! Vragen: 1. Wie komt op visite? 2. Heeft Farid een goed enachtrust? Kan hij goed slapen? 3. Waarom niet? 4. Farid is verliefd. Op wie? 5. Slaap jij goed? Wanneer wel, wanneer niet? 12 nieuwe woorden werkwoorden: wilde = wou op bezoek gaan=bezoeken (mee)kletsen=chat (along) substantieven: het bezoek=visite toestemming= permissie liefdesverdriet = ldvd adjectieven: klaar=gereed vrolijk/blij→ sip voorzichtig braaf→stout adverb: ineens=plotseling samen=bij elkaar voegwoorden: als=wanneer totdat=tot mwah=mwoh=zo zo=± 10. Uitroepen, vloeken, scheldwoorden 1. In de dialogen van deze paragraaf en de vorige paragraaf staan de volgende woorden: "Getsie!", "Mwoh." , "Tss." Wat betekenen deze uitroepen? 2. En wat betekent dit: "bah!", "ieks", en "help!" 3. Wat is "een vloek"? Ken je Nederlandse vloeken? 4. In de vorige paragraaf wordt Farid door Bahar "oud wijf" genoemd. Wat betekent dat? 5. Wat is een scheldwoord? Ken je Nederlandse scheldwoorden? Leestip: schelden in het Nederlands. Schelden doet pijn, en het is grof, niet netjes. Maar het kan ook grappig zijn. Vroeger schold men zonder vieze woorden te gebruiken. Kijk maar 's in bijlage 7. Ben je geïnteresseerd in de rijke Nederlandse scheldwoordenschat? Lees het boekje Luilebol van Hans Heestermans. Woorden als "Luilebol" (domme luiaard) en "oud wijf" (aansteller) zijn nog grappig en niet grof. Maar dat geldt niet voor alle Nederlandse scheldwoorden!
Regel voegwoorden 2: "splitswoorden" Bekijk de volgende zinnen eens. Let op het laatste stuk. De plaats van de werkwoorden is anders. "Ik vind dat (je) een beetje vreemd doet." "Ik roep wel als (ik) klaar ben." "Je vraagt waar (je vriend) de laatste tijd is." "Farid wil weten hoe (het) met zijn zus gaat." Conclusie: na dat, als, waar, die en hoe eerst subject, dan de rest, dan pas de werkwoorden. Je moet de zin splitsen. Anders gezegd: Na splitswoorden werkwoorden achteraan! Tip: hoe onthoud je splitswoorden? 1. Dat (en omdat, zodat, voordat, nadat, totdat...); 2. Tijd en conditie (als, wanneer, terwijl...); 3. Relatieve voornaamwoorden (die, wie, wat, waar, waarom, waarmee, waardoor...) 4. Of (of, ofschoon) en hoe (hoe, hoewel, hoezeer, hoeveel..) 11. Lees de volgende zinnen en kijk naar de plaats van de werkwoord(en). 1. alle woorden met "dat": dat: "Ik voel dat (jij) dat allemaal doet." omdat: "Ik ben boos omdat (je) alles zo slecht doet." doordat: "Het komt doordat (je) al een hele tijd ziek bent." nadat: "Hij werd kwaad nadat (de politieagent) hem had gebeten." tot, totdat: "Ga maar naar je kamer, tot(dat) (je) rustig bent." voor, voordat: "Hij moet vrij nemen, voor(dat) (hij) overspannen raakt." zodat: "Ze werkte hard, zodat (ze) gelukkig slaagde." 2. voegwoorden die een tijd of conditie uitdrukken: als: "Ik ga als (het) vijf uur is." wanneer (=als): "Mensen worden ziek wanneer (ze) zich niet bewegen." toen: "Ik werd gek toen (ik) dat zag." terwijl: "Farid werkt terwijl (Sara) even slaapt." aangezien = omdat: "Hij gaat, aangezien (hij) hier niet welkom is." zoals: "Ik ben dom, zoals (iedereen) al lang weet." indien: "We hebben een probleem, indien (zij) niet komen." mits: "Je krijgt je diploma wel, mits (je) alles voldoende scoort." naar=zoals: "U bent terug, naar (wij) gisteren hoorden." ook naarmate/naargelang: "Je wordt milder, naarmate (je) ouder wordt." nu: "Ik moet iets doen nu (jullie) dit allemaal zeggen." sedert en sinds: "Het gaat verkeerd sinds (=sedert) (hij) bij Al Quaida zit." tenzij (=behalve als): "Ik denk dat het slecht afloopt, tenzij (zij) zelf nadenkt." zodra: "We gaan zodra (het vliegtuig) op de luchthaven arriveert." zolang, zolang als: "Ik blijf zolang (als) (het) nog een beetje uitdagend is." 3. relatieve voornaamwoorden: die: "Zie je de vrouw, die daar in de regen loopt?" dat: "Zij hoort bij het kind, dat naast haar onder de paraplu wandelt." welke: "Dat is de persoon welke mij aangevallen heeft." wie: "We moeten goed weten wie (we) dat werk laten doen." wat: "Weet je nu wat (je) straks voor me moet doen?" waar: "Weet je wel waar (je) straks zijn moet?" waarin: "Hij staat voor het huis waarin (jij) nu woont." waarom: "Ik snap niet waarom (ze) dat doen." waarmee: "Wie is de vent waarmee (wij) morgen gaan werken?" 4. woorden met of en hoe: of: "Maar ik weet niet of (jullie) dan komen." ofschoon (=hoewel): "Ik moet dit doen, ofschoon (het) me spijt." hoe: "Ik weet niet hoe (hij) het allemaal doet." hoewel: "Ik denk dat hij niet slaagt, hoewel (hij) erg knap is." hoeveel: "Kunt u mij vertellen hoeveel (het) precies kost?" 13
- Page 1 and 2: WATERVAL twee Methode Nederlands vo
- Page 3 and 4: HERHALING HOOFDSTUK 1/3: SPREKEN A.
- Page 5 and 6: HOOFDSTUK 4: STAD EN LAND 4a: De af
- Page 7 and 8: 4. Woordenschat. Schrijf onder de p
- Page 9 and 10: 6. Schrijven. Geef antwoord op de v
- Page 11: Luistertip: Om je luistervaardighei
- Page 15 and 16: 14. Synoniemen: verbind de twee woo
- Page 17 and 18: 20. Samenvatting voegwoorden: A. "N
- Page 19 and 20: 4c: Goeiemorgen! In de kleren! Zeve
- Page 21 and 22: 33. Maak de zinnen af: 1. Dat is ee
- Page 23 and 24: 41. Woordenschat: kleren. Schrijf e
- Page 25 and 26: 44. Luisteren (www.aloco.nl/downloa
- Page 27 and 28: 48. Maak tweetallen. Stel vragen aa
- Page 29 and 30: St. Martinus 51. Richtingaanwijzigi
- Page 31 and 32: Lied: Opzij — Herman van Veen "Nu
- Page 33 and 34: 63. Om over verder te spreken. Wat
- Page 35 and 36: 1. Luister of kijk één dag voor d
- Page 37 and 38: 66. Spreken of schrijven. Geef antw
- Page 39 and 40: 72. Onregelmatige werkwoorden 5: ko
- Page 41 and 42: 4f. Weer of geen weer Sara stapt ov
- Page 43 and 44: 79. Schrijfopdracht: Vertel in hond
- Page 45 and 46: 4g. Door weer en wind Jeroen kwam t
- Page 47 and 48: 91. Vul nu de juiste prepositie in
- Page 49 and 50: 99. Rollenspel: een kletspraatje ov
- Page 51 and 52: Toen de les van Sara begon, was Lis
- Page 53 and 54: huizen mijlen spot peper dood kern
- Page 55 and 56: 25. "Wat kan ik voor u doen?" 26. "
- Page 57 and 58: HOOFDSTUK 5: AAN DE SLAG 5a. Aan de
- Page 59 and 60: 5. Gereedschappen en wat je ermee k
- Page 61 and 62: Overstroming, Willem! refrein: Hup,
4b: Even bijkletsen<br />
Sara: Mam? Ik ga even naar boven, hè?<br />
Bahar: Prima. Ik ga thee zetten. Zal ik roepen als ik hem klaar heb?<br />
Sara: Eva komt vanavond op bezoek, om een uur of acht.<br />
Ik wacht even met theedrinken totdat zij hier is.<br />
Farid: Eva? Die kletskous? Dat altijd vrolijke...<br />
Sara: Farid....!<br />
Bahar: Sara, het is prima. Tot straks.<br />
Maar Farid wil ineens graag meekletsen als Eva en Sara samen op de slaapkamer van Sara zitten.<br />
Farid (voorzichtig): Hoi... Mag ik komen zitten?<br />
Sara: Wat vinden wij daarvan?<br />
Eva: Mwah... Voor deze keer.<br />
Sara: Maar wel braaf zijn hoor. En pootje geven.<br />
Farid ging zitten, nadat hij toestemming had gekregen.<br />
Farid: En, hoe gaat het met jullie?<br />
Eva: Jij wilt weten hoe het met ons gaat? Tss!<br />
Sara: Vertel zelf eens iets!<br />
Farid: Pfff... Ik ben moe, maar tevreden!<br />
Eva: (Dan) Weten we nog niks. Moe? Jij? Waarvan?<br />
Farid: Ik denk dat ik te weinig heb geslapen.<br />
Sara: Waarom krijg jij te weinig slaap? Drink je wel je melk?<br />
Altijd een warm melkje voor je in je nestje kruipt!<br />
Farid: Ik lig gewoon wakker.<br />
Eva: "Gewoon" wakker? Wat is "gewoon"?<br />
Sara: Ik vind dat ongewoon. Heb je zorgen? Pieker je?<br />
Eva: Liefdesverdriet? Bang in het donker?<br />
Sara: Onrustig? Boos? Blij? Zeg op!<br />
Farid: Hou op zeg!<br />
Eva: Uitgeblust? Nerveus door je zus?<br />
Farid: Help! Ik zal het jullie zeggen...<br />
Bij mij in klas, nou ja, zit een meisje, en...<br />
Hij wordt onderbroken voordat hij zijn zin afheeft:<br />
Eva: ... en je hebt vlinders in je buik! Dacht ik het niet?<br />
Sara en Eva kijken elkaar aan. Dan, in koor (=tegelijk):<br />
Farid is verliefd! Farid is verliefd!<br />
Farid: Nou én? Ik ben niet bang voor mijn gevoelens!<br />
De meisjes zwegen. Ze wisten niet wat ze moesten zeggen. Moesten ze lachen of huilen? Maar Farid zei<br />
trots:<br />
Zo, nu jullie weer! Wacht maar tot jullie aan de beurt zijn!<br />
Vragen:<br />
1. Wie komt op visite?<br />
2. Heeft Farid een goed enachtrust? Kan hij goed slapen?<br />
3. Waarom niet?<br />
4. Farid is verliefd. Op wie?<br />
5. Slaap jij goed? Wanneer wel, wanneer niet?<br />
12<br />
nieuwe woorden<br />
werkwoorden:<br />
wilde = wou<br />
op bezoek<br />
gaan=bezoeken<br />
(mee)kletsen=chat (along)<br />
substantieven:<br />
het bezoek=visite<br />
toestemming=<br />
permissie<br />
liefdesverdriet = ldvd<br />
adjectieven:<br />
klaar=gereed<br />
vrolijk/blij→ sip<br />
voorzichtig<br />
braaf→stout<br />
adverb:<br />
ineens=plotseling<br />
samen=bij elkaar<br />
voegwoorden:<br />
als=wanneer<br />
totdat=tot<br />
mwah=mwoh=zo zo=±<br />
10. Uitroepen, vloeken, scheldwoorden<br />
1. In de dialogen van deze paragraaf en de vorige paragraaf staan de volgende woorden: "Getsie!", "Mwoh." , "Tss." Wat<br />
betekenen deze uitroepen?<br />
2. En wat betekent dit: "bah!", "ieks", en "help!"<br />
3. Wat is "een vloek"? Ken je Nederlandse vloeken?<br />
4. In de vorige paragraaf wordt Farid door Bahar "oud wijf" genoemd. Wat betekent dat?<br />
5. Wat is een scheldwoord? Ken je Nederlandse scheldwoorden?<br />
Leestip: schelden in het Nederlands.<br />
Schelden doet pijn, en het is grof, niet netjes. Maar het kan ook grappig zijn. Vroeger schold men zonder vieze woorden te<br />
gebruiken. Kijk maar 's in bijlage 7.<br />
Ben je geïnteresseerd in de rijke Nederlandse scheldwoordenschat? Lees het boekje Luilebol van Hans Heestermans. Woorden<br />
als "Luilebol" (domme luiaard) en "oud wijf" (aansteller) zijn nog grappig en niet grof. Maar dat geldt niet voor alle Nederlandse<br />
scheldwoorden!