WATERVAL twee
WATERVAL twee WATERVAL twee
7. Extra: geef antwoord op de vragen. 1. Wat kun je doen met een dweil? Gebruik je wel eens een dweil? 2. Wat doe je met een strijkbout en -plank? Wanneer moet je stofzuigen? 3. Heb jij een schoonmaakster in dienst? Wanneer heb je een werkster nodig? 4. Waarvoor gebruik je een droogdoek? En een handdoek? 5. Heb jij thuis een wasmachine? En een afwasmachine? En een wasdroger? 6. Heb jij thuis planten? Waarom wel, waarom niet? Zo ja, wie geeft ze water? 7. Heb jij huisdieren? Waarom wel/niet? Zo ja, wie geeft te eten? Wie verzorgt ze? 8. Wat is de functie van een riool? En van wc-verfrisser? 9. Stel, je huurt twee weken een vakantiehuisje. Welke apparaten heb je echt nodig? 0 stofzuiger 0 wasdroger 0 koelkast 0 telefoon 0 wasmachine 0 vuilnisbak 0 afwasmachine 0 magnetron 0 televisie 0 strijkbout 10. Welke dingen zijn handig, maar niet noodzakelijk? 8. Opa vertelt. Onregelmatige werkwoorden 1: ij - lange e (zie bijlage 1). Hoe maak je het onregelmatig participium? 1. neem het infinitief: krijgen 2. zet "ge" ervoor: (ik heb) gekrijgen 3. de "ij" wordt een "e": gekregen 1. Vroeger hebben de mensen niet alles zomaar _____________ (krijgen=to get)! 2. Werklozen hebben elke dag brieven _________ (schrijven)! 3. Arbeiders hebben zware zakken ______________ (hijsen=to haul)! 4. Als iemand werk kreeg, heeft hij het werk ______________ (grijpen=to grab)! 5. Iedereen is braaf bij zijn baas __________________ (blijven=to stay)! 6. De mensen hebben netjes _____________ (zwijgen=to be silent) als ik iets zei! 7. Mensen hebben niet naar een ander _______________ (wijzen)! 8. Iedereen heeft goed _____________ (uitkijken)! 9. Nu is dat allemaal ______________ (verdwijnen=to disappear).... 10. Heb je dat ___________ (begrijpen)?!? * Extra: ken je nu alle woorden uit deze oefening? 9. Woordenschatoefening. Dek de rechterkant af en probeer in te vullen. 1. Sommige mensen laten het huishouden door iemand doen, een ......... of ............ werkster, huishoudster 2. In een bedrijf heet zo iemand met een duur woord ................... interieurverzorgster 3. Met name in een ziekenhuis is de netheid, de .................., belangrijk. hygiëne verzorging 4. .......... wordt gebruikt om de handen mee te wassen, maar ook om vloeren te reinigen. zeep 5. Het aanrecht, tegels en deuren kun je schoonmaken met een schoonmaakmiddel dat alles reinigt, ........... allesreiniger 6. Aan wasmiddel is vaak iets toegevoegd waardoor de was zachter wordt: ............... wasverzachter 7. Bij afwassen en dweilen kun je de handen sparen door het aantrekken van rubber ........ handschoenen 8. Je moet ook soms de ramen schoonmaken, dat heet ........ lappen 9. Spinnenwebben tegen muren en plafonds verwijderen met een ... ragebol 10. Tot zover onze huishoudelijke adviezen, onze huishoud..... tips Spel: Tandenborstel. * De eerste persoon zegt: "Ik ga op vakantie en ik neem mee: mijn tandenborstel." * De tweede zegt: "Ik ga op vakantie en neem mee: mijn tandenborstel en mijn broek * De eerste persoon zegt: "Ik ga op vakantie en ik neem mee: tandenborstel, broek en sokken." Enzovoorts et cetera. 10
Luistertip: Om je luistervaardigheid te verbeteren kun je bijvoorbeeld veel naar Nederlandstalige radio luisteren. Op Radio 1 en BNR Nieuwsradio wordt veel gesproken. Veel Nederlandse radiozenders, ook met muziek, vind je op internet via www.nederland.fm. 11
- Page 1 and 2: WATERVAL twee Methode Nederlands vo
- Page 3 and 4: HERHALING HOOFDSTUK 1/3: SPREKEN A.
- Page 5 and 6: HOOFDSTUK 4: STAD EN LAND 4a: De af
- Page 7 and 8: 4. Woordenschat. Schrijf onder de p
- Page 9: 6. Schrijven. Geef antwoord op de v
- Page 13 and 14: Regel voegwoorden 2: "splitswoorden
- Page 15 and 16: 14. Synoniemen: verbind de twee woo
- Page 17 and 18: 20. Samenvatting voegwoorden: A. "N
- Page 19 and 20: 4c: Goeiemorgen! In de kleren! Zeve
- Page 21 and 22: 33. Maak de zinnen af: 1. Dat is ee
- Page 23 and 24: 41. Woordenschat: kleren. Schrijf e
- Page 25 and 26: 44. Luisteren (www.aloco.nl/downloa
- Page 27 and 28: 48. Maak tweetallen. Stel vragen aa
- Page 29 and 30: St. Martinus 51. Richtingaanwijzigi
- Page 31 and 32: Lied: Opzij — Herman van Veen "Nu
- Page 33 and 34: 63. Om over verder te spreken. Wat
- Page 35 and 36: 1. Luister of kijk één dag voor d
- Page 37 and 38: 66. Spreken of schrijven. Geef antw
- Page 39 and 40: 72. Onregelmatige werkwoorden 5: ko
- Page 41 and 42: 4f. Weer of geen weer Sara stapt ov
- Page 43 and 44: 79. Schrijfopdracht: Vertel in hond
- Page 45 and 46: 4g. Door weer en wind Jeroen kwam t
- Page 47 and 48: 91. Vul nu de juiste prepositie in
- Page 49 and 50: 99. Rollenspel: een kletspraatje ov
- Page 51 and 52: Toen de les van Sara begon, was Lis
- Page 53 and 54: huizen mijlen spot peper dood kern
- Page 55 and 56: 25. "Wat kan ik voor u doen?" 26. "
- Page 57 and 58: HOOFDSTUK 5: AAN DE SLAG 5a. Aan de
- Page 59 and 60: 5. Gereedschappen en wat je ermee k
7. Extra: geef antwoord op de vragen.<br />
1. Wat kun je doen met een dweil? Gebruik je wel eens een dweil?<br />
2. Wat doe je met een strijkbout en -plank? Wanneer moet je stofzuigen?<br />
3. Heb jij een schoonmaakster in dienst? Wanneer heb je een werkster nodig?<br />
4. Waarvoor gebruik je een droogdoek? En een handdoek?<br />
5. Heb jij thuis een wasmachine? En een afwasmachine? En een wasdroger?<br />
6. Heb jij thuis planten? Waarom wel, waarom niet? Zo ja, wie geeft ze water?<br />
7. Heb jij huisdieren? Waarom wel/niet? Zo ja, wie geeft te eten? Wie verzorgt ze?<br />
8. Wat is de functie van een riool? En van wc-verfrisser?<br />
9. Stel, je huurt <strong>twee</strong> weken een vakantiehuisje. Welke apparaten heb je echt nodig?<br />
0 stofzuiger 0 wasdroger 0 koelkast 0 telefoon<br />
0 wasmachine 0 vuilnisbak 0 afwasmachine 0 magnetron<br />
0 televisie 0 strijkbout<br />
10. Welke dingen zijn handig, maar niet noodzakelijk?<br />
8. Opa vertelt. Onregelmatige werkwoorden 1: ij - lange e (zie bijlage 1).<br />
Hoe maak je het onregelmatig participium?<br />
1. neem het infinitief: krijgen<br />
2. zet "ge" ervoor: (ik heb) gekrijgen<br />
3. de "ij" wordt een "e": gekregen<br />
1. Vroeger hebben de mensen niet alles zomaar _____________ (krijgen=to get)!<br />
2. Werklozen hebben elke dag brieven _________ (schrijven)!<br />
3. Arbeiders hebben zware zakken ______________ (hijsen=to haul)!<br />
4. Als iemand werk kreeg, heeft hij het werk ______________ (grijpen=to grab)!<br />
5. Iedereen is braaf bij zijn baas __________________ (blijven=to stay)!<br />
6. De mensen hebben netjes _____________ (zwijgen=to be silent) als ik iets zei!<br />
7. Mensen hebben niet naar een ander _______________ (wijzen)!<br />
8. Iedereen heeft goed _____________ (uitkijken)!<br />
9. Nu is dat allemaal ______________ (verdwijnen=to disappear)....<br />
10. Heb je dat ___________ (begrijpen)?!?<br />
* Extra: ken je nu alle woorden uit deze oefening?<br />
9. Woordenschatoefening. Dek de rechterkant af en probeer in te vullen.<br />
1. Sommige mensen laten het huishouden door iemand doen, een ......... of ............ werkster,<br />
huishoudster<br />
2. In een bedrijf heet zo iemand met een duur woord<br />
...................<br />
interieurverzorgster<br />
3. Met name in een ziekenhuis is de netheid, de .................., belangrijk. hygiëne<br />
verzorging<br />
4. .......... wordt gebruikt om de handen mee te wassen, maar ook om vloeren te reinigen. zeep<br />
5. Het aanrecht, tegels en deuren kun je schoonmaken met een schoonmaakmiddel dat alles<br />
reinigt, ...........<br />
allesreiniger<br />
6. Aan wasmiddel is vaak iets toegevoegd waardoor de was zachter wordt: ............... wasverzachter<br />
7. Bij afwassen en dweilen kun je de handen sparen door het aantrekken van rubber ........ handschoenen<br />
8. Je moet ook soms de ramen schoonmaken, dat heet ........ lappen<br />
9. Spinnenwebben tegen muren en plafonds verwijderen met een ... ragebol<br />
10. Tot zover onze huishoudelijke adviezen, onze huishoud..... tips<br />
Spel: Tandenborstel.<br />
* De eerste persoon zegt: "Ik ga op vakantie en ik neem mee: mijn tandenborstel."<br />
* De <strong>twee</strong>de zegt: "Ik ga op vakantie en neem mee: mijn tandenborstel en mijn broek<br />
* De eerste persoon zegt: "Ik ga op vakantie en ik neem mee: tandenborstel, broek en sokken." Enzovoorts et cetera.<br />
10