16.09.2013 Views

WATERVAL twee

WATERVAL twee

WATERVAL twee

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>WATERVAL</strong><br />

<strong>twee</strong><br />

Methode Nederlands voor snelle gevorderden


HERHALING HOOFDSTUK 1/3: SPREKEN<br />

HOOFDSTUK 4: STAD EN LAND<br />

4A: DE AFWAS (thema: het huishouden)<br />

Volgorde 1: normale en omgekeerde vervolgzin<br />

4B: EVEN BIJKLETSEN (gevoelens; opgroeien, ouder worden)<br />

Volgorde 2: gesplitste vervolgzin<br />

4C: GOEIEMORGEN! (thema: kleding)<br />

"Ik ben aan het eten" en "Ik zit te eten"<br />

4D: INPAKKEN EN WEGWEZEN (thema: het vervoer, de richtingen)<br />

Vraagwoorden<br />

4E: DOOR DE STAD (thema: de stad)<br />

Conditionalis<br />

4F: MET DE TREIN EN DE TRAM (thema: misdaad en straf)<br />

Werkwoorden, substantieven en adjectieven met "te"<br />

4G: WEER OF GEEN WEER (thema: het weer)<br />

Woorden met vaste prepositie<br />

4H: EEN ONGELUKJE (thema: ongevallen)<br />

Onbepaalde voornaamwoorden<br />

Herhaling: spreken in vragen en antwoorden<br />

HOOFDSTUK 5: WE DRAAIEN EEN PUNT ERAAN<br />

5A: AAN DE SLAG (thema: werk en beroep)<br />

"Er", "hier" en "daar"<br />

5B: EEN WANDELING (thema: natuur)<br />

Volgorde 3: Tijd, manier, plaats<br />

5C: DE RAMMELKAST (thema: media en computers)<br />

Meer over "er", "hier" en "daar": betekenis, plaats, splitsen<br />

5D: ER WAS EENS... (thema's: geschiedenis en religie)<br />

Hebben/zijn + infinitieven<br />

5E: DE GOEDE TOON (thema's: muziek en kunsten)<br />

Scheidbare en onscheidbare werkwoorden<br />

5F: RECHTPRATEN WAT KROM IS (thema: politiek)<br />

Volgorde 4: omkering na gesplitste bijzin<br />

5G: IK SCHRIJF JE (thema's: brieven, schrijven, literatuur)<br />

Volgorde 5: De plaats van niet<br />

5H: WELTERUSTEN (thema's: onderwijs, wetenschap, levensloop en werk)<br />

Volgorde 6: Direct en indirect object<br />

Bijlage 1: Verleden tijd<br />

Bijlage 2: Lijst van onscheidbare werkwoorden<br />

Bijlage 3: Werkwoorden met vaste prepositie<br />

Bijlage 4: Antwoorden<br />

Bijlage 5: Grammatica<br />

Bijlage 6: Taalniveaus<br />

Bijlage 7: Scheldwoordenboekje<br />

Bijlage 8: Nederlands en Duits – 25 verschillen<br />

2


HERHALING HOOFDSTUK 1/3: SPREKEN<br />

A. VOORSTELLEN EN KENNISMAKEN: VRAGEN<br />

1. Wie ben je?<br />

2. Hoe heet je?<br />

3. Wat is je naam?<br />

4. Wat is je voornaam?<br />

5. Wat is je achternaam?<br />

6. Waar kom je vandaan?<br />

7. Waar ben je geboren? Wat is je geboortedatum?<br />

8. Wat is je land van herkomst? Wat is je vaderland?<br />

9. Wat is je nationaliteit?<br />

10. Waar woon je nu?<br />

11. Wat is je woonplaats?<br />

12. In welke straat woon je?<br />

13. Op welk nummer woon je?<br />

14. Wat is de postcode?<br />

15. Wat is je telefoonnummer?<br />

16. Hoe oud ben je? Wat is je leeftijd?<br />

17. Wanneer ben je geboren? Wanneer is je verjaardag? Wat is je sterrenbeeld?<br />

18. Ben je getrouwd? Of heb je een vriend of vriendin?<br />

19. Zo ja, hoe heet je man of vrouw, je vriend of vriendin? Zij heet/Zij is Desirée.<br />

20. Hoe oud is hij of zij? Zij is 42 jaar oud.<br />

21. Heb je kinderen?<br />

22. Zo ja, zijn het meisjes of jongens? Zo ja, hoe heten ze?<br />

23. Heb je broers of zussen? Hoe heten ze en hoe oud zijn ze? Wat doen ze?<br />

24. Heb je een vader en moeder? Hoe heten ze en hoe oud zijn ze?<br />

25. Leven je opa's en oma's nog?<br />

26. Wat is je beroep?<br />

27. Heb je nu werk? Zo ja, waar? Wat voor (soort) werk heb je?<br />

28. Welke hobby's heb je?<br />

29. Van welke muziek houd je?<br />

30. Lees je graag? Zo ja, wat?<br />

A. VOORSTELLEN EN KENNISMAKEN: MOGELIJKE ANTWOORDEN<br />

Alleen hier kijken als je geen antwoord weet!<br />

1. Ik ben [.]. 2. Ik heet [.].<br />

3. Mijn naam is [.]. 4. Mijn voornaam is [.].<br />

5. Mijn achternaam is [.].<br />

6. Ik kom uit [Nederland, Griekenland, Iran, ]<br />

7. Ik ben geboren in [Nederland, Griekenland, Iran, ....]<br />

8. Mijn land van herkomst is [Nederland, Griekenland, Iran, ]<br />

9 Ik ben [een Nederlander/een Griek/een Iraniër/....]<br />

10. Ik woon in de [.]straat, op nummer [.], in [.]. / Mijn adres is [.]straat, op nummer [.], in [.].<br />

11. Mijn woonplaats is [.]. / Ik woon in [.].<br />

12. Ik woon in de [.]straat.<br />

13. Ik woon op nummer [.].<br />

14. Mijn postcode is [6225 XC/5674 VP/..].<br />

15. Mijn telefoonnummer is [043-8906789/...].<br />

16. Ik ben [.] jaar oud.<br />

17. Ik ben geboren op [12 maart 1970].<br />

18. Ja, ik ben getrouwd. / Ik woon samen. / Nee, ik ben niet getrouwd; ik ben vrijgezel.<br />

19. Mijn man/vrouw heet [.].<br />

20. Hij/Zij is [.]jaar oud.<br />

21. Ja, ik heb kinderen. / Nee, ik heb geen kinderen.<br />

22. Ik heb [.] meisje(s) en [.] jongen(s). Ze heten [.] en [.]. Ze zijn [.] en [.] jaar oud.<br />

23. Ja, ik heb [.] broers en [.] zussen. / Nee, ik heb geen zussen meer.<br />

24. Mijn vader heet [.], mijn moeder heet [.]. / Nee, mijn ouders leven niet meer.<br />

25. Ja, ze leven nog. / Nee, ze leven niet meer.<br />

26. Mijn beroep is [.]. / Ik ben [.].<br />

27. Ik heb nu werk. Ik werk bij [.] / Ik heb geen werk.<br />

28. ... is mijn hobby. / Mijn hobby's zijn [.] en [.].<br />

29. Ik houd van [.].<br />

30. Ja, ik lees graag. Ik lees [romans, kranten, stripboeken...] / Nee, ik lees niet graag.<br />

3


B. ANDERE VRAGEN. ANTWOORD IN HELE ZINNEN.<br />

1. Wat eet je graag voor ontbijt?<br />

2. Wat drink je bij je ontbijt?<br />

3. Hoe lunch je?<br />

4. Wat is je favoriete warme gerecht?<br />

5. Hou je van soep? Welke soep?<br />

6. Wat is je lievelingstoetje, je favoriete dessert?<br />

7. Wat drink je het liefst? Ik drink graag/het liefst bier.<br />

8. Welk snoep vind je lekker?<br />

9. Je knoeit met koffie over iemands kleren. Wat zeg je?<br />

10. Iemand gaat op je tenen staan. Hij of zij excuseert zich. Wat zeg je?<br />

11. Vind je Nederlands een makkelijke taal?<br />

12. Wat is je eigen taal?<br />

13. Wat vind je een mooie taal? En wat is een lelijke taal?<br />

14. Je werkt in een winkel en een klant komt binnen. Wat vraag je?<br />

15. Je bent aan de beurt bij de bakker. Hij zegt: "Wie nu?" Wat zeg je?<br />

16. Je hebt je brood. Je wilt afrekenen. Wat vraag je?<br />

17. In de supermarkt zoek je de kruiden. Wat vraag je?<br />

18. Je bent bij de bloemist. Wat vraag je daar? Ik wil een BOS(JE) tulpen kopen.<br />

19. Je wilt bestellen in een restaurant. Wat doe je?<br />

20. Men vraagt of het eten lekker was. Wat zeg je?<br />

21. De ober vraagt of je nog een kopje koffie "van het huis" wilt. Wat zeg je?<br />

22. Je wilt afrekenen in het restaurant. Wat doe je?<br />

23. Je hebt een broek gepast maar hij past niet. Wat zeg je tegen de winkeljuffrouw?<br />

24. Je hebt een broek gekocht en hij past niet. Je wilt ruilen. Wat zeg je?<br />

25. a. Je wilt dat iemand vandaag kookt. Wat vraag je?<br />

b. Je wilt dat iemand de tafel dekt. Hoe vraag je dat?<br />

26. Iemand praat onduidelijk. Je verstaat hem of haar niet. Wat zeg je?<br />

27. "Absoluut": je kent dit woord niet. Wat vraag je?<br />

28. Je snapt iemand niet. Wat zeg je tegen hem, wat vraag je?<br />

29. Je moet iets doen. Je snapt niet wat de bedoeling is. Wat vraag je?<br />

30. Je kunt niet naar de les komen. Je wilt je afmelden. Wat zeg je?<br />

B. ANTWOORDEN. DIT ZIJN NIET DE ENIGE GOEDE REACTIES!<br />

1. Ik eet graag .... voor mijn ontbijt.<br />

2. Ik drink graag .... bij mijn ontbijt.<br />

3. Ik lunch met ..... (een kop soep, boterhammen, een kop thee...)<br />

4. Mijn favoriete warme gerecht is .....<br />

5. Ja, ik hou van soep. Het liefst heb ik ....soep (tomatensoep).<br />

6. Mijn lievelingstoetje is ..... (pudding, taart...)<br />

7. Ik drink het liefst.... (sap, water, bier...)<br />

8. Ik vind ... lekker. (drop, chocola...)<br />

9. Sorry! Pardon! Mijn verontschuldigingen! Excuseer! Het spijt me!<br />

10. Het geeft niet. Het is niet erg. Kijk liever uit!<br />

11. Ik vind Nederlands een makkelijke/moeilijke taal. Het gaat wel.<br />

12. Mijn eigen taal is het .. (Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaans, Arabisch.)<br />

13. Ik vind .... een mooie taal. ... is een lelijke taal.<br />

14. Dag meneer/mevrouw. Wat kan ik voor u doen?<br />

15. Mag ik een ....brood? [of] Vijf broodjes graag.<br />

16. Hoeveel is het bij elkaar? Hoeveel kost het? Mag ik betalen/afrekenen?<br />

17. Waar kan ik de kruiden vinden? Waar vind ik de kruiden?<br />

18. Ik wil graag een bosje bloemen. (of:) Kunt u mij een boeket maken?<br />

19. Ober? We willen graag iets bestellen.<br />

20. Het was lekker/heerlijk. Het heeft gesmaakt.<br />

21. Heel graag. Natuurlijk. (of:) Liever niet, dank u. Mag ik iets anders?<br />

22. Je zoekt contact met de ober: je steekt je hand op, bijvoorbeeld. En je vraagt:<br />

"Kan ik afrekenen?"<br />

23. Hij past niet. (Hebt u ook een andere maat?)<br />

24. Hij past niet. Kan ik ruilen?<br />

25. a. Kan jij vandaag koken?<br />

b. Kun jij de tafel dekken alsjeblieft?<br />

26. Wablief? Ik versta je/u niet. Kunt u dat herhalen? Sorry, nog een keer aub.<br />

27. Sorry, ik ken dit woord niet. Wat betekent dit woord? Kun je dat vertellen/uitleggen?<br />

28. Ik begrijp het niet. (Kun je/Kunt u het uitleggen?)<br />

29. Wat is de bedoeling (hiervan)Wat bedoel je?<br />

30. Ik wil me (voor vandaag/voor deze week) afmelden. Ik ben ziek. (of:) Ik moet naar de dokter.<br />

4


HOOFDSTUK 4: STAD EN LAND<br />

4a: De afwas<br />

Na het eten zet Sara de vuile vaat op het aanrecht, en ze doet het warme water aan.<br />

Bahar: Farid? Je moet nog naar de keuken, want de afwas moet ook!<br />

Farid: Ik wil best afdrogen, maar ik ga niet afwassen. Mijn handen in dat smerige water... Getsie!<br />

Bahar: Oud wijf!<br />

Farid: Wat zeg je?<br />

Bahar: Anders ben je niet zo netjes!<br />

Farid: Maar nu wel! Jullie moeten maar eens afwassen. (Dat) Lijkt me<br />

logisch. Wij hebben de maaltijd klaargemaakt.<br />

Aras: Goed, laat mij de vaat doen.<br />

Aras begint, maar hij doet alles verkeerd (=fout).<br />

Sara: Ik zal het je uitleggen, pa. Kijk! Eerst de voorwas. Borden,<br />

pannen en bestek voorspoelen met heet water.<br />

Farid: (Dat) Spreekt vanzelf.<br />

Sara: Laat dan de wasbak vollopen met heet water. Afwasmiddel<br />

in het water. Tegelijk was je de glazen met heet kraanwater...<br />

Farid: Heel interessant! Ga verder...<br />

Sara: Is de spoelbak vol met sop, dan gaat het bestek erin. Na het<br />

bestek het aardewerk, tenslotte de potten en pannen. Alles goed<br />

borstelen met een kwast. Dan alles in het afdruiprek zetten.<br />

Aras: Zo goed mevrouw?<br />

Sara: Niet slecht - voor een beginner. Nu de vaat zelf laten drogen,<br />

of afdrogen met een droogdoek.<br />

Aras: Ik laat het drogen. Klaar!?! Ziezo!<br />

Sara: Mispoes (=fout)! En het aanrecht en de kookplaat? Hier, pak een<br />

lap of een spons. Poetsen man!<br />

Aras: Kind, wat spreek je al goed Nederlands. Je werkt vast (=zeker)<br />

hard op school.<br />

Sara: Reken maar!<br />

Aras: Wat een werk, die afwas... Hè hè.<br />

Sara: Daarom hebben veel mensen een vaatwasser. Praktisch!<br />

Farid: Een geweldige uitvinding, al merk je het aan de stroomrekening.<br />

Aras: Aan de wát?<br />

Sara: Aan de stroomrekening pa. De elektriciteitsnota. Een<br />

afwasmachine vréét energie. Dat is een nadeel.<br />

Aras: Nou, zelf afwassen vreet óók energie!<br />

TIP: "logisch", "praktisch", en "socialistisch" zo uitspreken:<br />

"logies", prakties", "socialisties".<br />

1. Vragen over de tekst:<br />

1. Waarom draait Bahar de warmwaterkraan open?<br />

2. Waarom wil Farid niet afwassen?<br />

3. Waarom doet Aras uiteindelijk de vaat?<br />

4. Waarom spoelt Sara de vaat eerst af?<br />

5. Moet je glazen met sop (water plus afwasmiddel) doen?<br />

6. Wat doe je het eerst in het sop? Wat (doe je) het laatst?<br />

7. Hoe wordt de afwas weer droog?<br />

8. Waarom spreekt Sara zo goed Nederlands?<br />

9. Wat is een voordeel van een vaatwasser? Wat (is) een nadeel?<br />

10. Noem zoveel mogelijk dingen die je in de keuken vindt.<br />

Met hoeveel mensen woon jij in huis?<br />

Hebben jullie eigen taken?<br />

Wie zet de vuilniszakken buiten bij jou?<br />

Welke taken heb jij in het huishouden?<br />

Wat doen je huisgenoten?<br />

Hoe is de hygiëne bij jou in huis?<br />

5<br />

nieuwe woorden?<br />

werkwoorden:<br />

afdrogen<br />

afwassen<br />

uitleggen<br />

voorspoelen<br />

vanzelf spreken<br />

vollopen<br />

borstelen<br />

vreten<br />

substantieven:<br />

de afwas=de vaat<br />

het aanrecht<br />

de spoelbak<br />

het aardewerk =het<br />

keramiek<br />

de kwast<br />

het afdruiprek<br />

de beginner<br />

de kookplaat<br />

de lap het sop<br />

de spons<br />

de vaatwasser<br />

de uitvinding<br />

de nota=de rekening<br />

het nadeel<br />

het voordeel<br />

adjectieven:<br />

smerig=vies<br />

logisch<br />

Wat vind je het minst erge om te doen?<br />

Wat kun je doen met grofvuil?<br />

Hoe raak je oud papier kwijt?<br />

Welke spullen doe je in de chemobox?<br />

Wanneer wordt bij jou het vuilnis opgehaald?<br />

overige:<br />

tegelijk<br />

natuurlijk = uiteraard =<br />

= reken maar!<br />

klaar<br />

ziezo<br />

mispoes!<br />

reken maar!


Regel: de volgorde na voegwoorden (I)<br />

Bekijk de volgende zinnen. Let op de plaats van het subject en het eerste werkwoord.<br />

"Sara zet de vaat op het aanrecht en (ze) doet het warme water aan."<br />

"Ik wil best afdrogen, maar (ik) ga niet afwassen."<br />

"Je moet naar de keuken, want (de afwas) is er ook nog."<br />

"Of hij gaat studeren, of (hij) blijft werken."<br />

Conclusie 1:<br />

Na de woorden en, maar, want, of komt een normale zin:<br />

eerst het subject, meteen daarna het eerste werkwoord!<br />

Kijk ook eens naar deze zinnen en de plaats van subject en werkwoord:<br />

"Je trekt handschoenen aan, dan doe (je) afwasmiddel in het water."<br />

"Veel mensen vinden het ook, daarom hebben (ze) een vaatwasser."<br />

"Hij had geen zin, toch ging (hij)."<br />

"Het is een goede uitvinding, al merk (je) het aan de stroomrekening."<br />

Conclusie 2:<br />

Na de woorden dan, daarom, daardoor, toch, al.. volgt een omgekeerde zin:<br />

eerst het werkwoord en meteen daarna het subject!<br />

"Het werk is klaar, dus (ik) ga."<br />

"Het werk is klaar, dus ga (ik)."<br />

Conclusie 3:<br />

Na dus kan een gewone zin komen, maar kan ook een omgekeerde zin volgen.<br />

2. Oefening: is deze zin foutief? Verbeter hem dan.<br />

1. Jaap is een sloddervos. Hij is slordig, maar wil hij leren opruimen.<br />

2. Zijn vriendin scheldt op hem, daarom poetst hij goed.<br />

3. Piet is snel, daarom hij is vroeg klaar.<br />

4. Piet is aan het poetsen geslagen, en is hij niet in de les.<br />

5. Hij denkt aan het stofzuigen, maar hij vergeet de ramen te lappen.<br />

6. Hij is niet klaar, toch hij stopt nu.<br />

7. Hij is moe, dus gaat hij even liggen.<br />

8. Even uitrusten, denkt hij, want schoonmaken kost hem moeite.<br />

9. Alleen het opruimen nog, al hij heeft veel gedaan.<br />

10. Is hij klaar, dan hij wil wat leuks gaan doen.<br />

3. Luisteren en spreken/schrijven (www.aloco.nl/download4.html)<br />

* CD1. Luister naar de tekst over Henk. Vertel hem dan samen na.<br />

* CD2. Wat heeft Tineke gisteren gedaan?<br />

1. Ze heeft eerst ________________________________________________________.<br />

2. Daarna heeft ze het huis _______________________________________________________.<br />

3. Om tien uur ________________________________________________________.<br />

4. Tegen twaalf uur _________________________________________________.<br />

5. Om een uur of <strong>twee</strong> ________________________________________________________.<br />

6. Vrij laat ________________________________________________________.<br />

7. Minstens een half uur ____________________________________________.<br />

8. Om achten __________________________________________________________.<br />

6


4. Woordenschat. Schrijf onder de plaatjes het woord. Wat doe je met deze dingen?<br />

substantieven →<br />

substantieven →<br />

werkwoorden →<br />

substantieven<br />

5. Maak deze zinnen netjes af.<br />

1. Huishouden is belangrijk, want ______________________________________________.<br />

2. Alles wordt toch weer vies, daarom __________________________________________.<br />

3. Ik sport liever, dan ________________________________________________________.<br />

4. Jij vindt mij een smeerpoets, want __________________________________________.<br />

5. Ik ben nu niet klaar, maar __________________________________________________.<br />

6. Opruimen is niet zo leuk, toch ______________________________________________.<br />

7. Je bent klaar, dan ______________________________________________.<br />

8. Ik heb een werkster, dus __________________________________________________.<br />

9. Ik vind strijken vervelend, en ___________________________________________________.<br />

10. Maar ik doe het steeds, al ___________________________________________________.<br />

7


Vlaanderen Boven! - Raymond van het Groenewoud<br />

Waar er mossel met frit is<br />

waar er kip aan het spit is<br />

waar de kerk in 't midden staat<br />

waar de purperen hei bloeit<br />

en het geld in het zwart vloeit<br />

waar men nauwelijks Nederlands praat.<br />

waar een diploma geen zin heeft<br />

En de koning geen kind heeft (2002: en de koning een kind heeft)<br />

waar de schuimwijnkoningin defileert<br />

waar het volk goedlachs is<br />

en een vuist zonder kracht is<br />

waar men faalt en aan de toog expliceert<br />

Vlaanderen Boven<br />

waar men de Heer nog kan loven<br />

waar de mensen belangrijk zijn<br />

en de buiken omvangrijk zijn<br />

Vlaanderen buiten<br />

Waar (1978: Vlaamse)vogeltjes fluiten<br />

Vlaanderen m'n land<br />

bij het Noordzeestrand<br />

waar de kleurenbuis grijs is<br />

en een schroef nog een vijs is<br />

waar de rijkswacht goed functioneert<br />

waar een pik een houweel is<br />

en een pintje teveel is<br />

Francis Bay 't orkest dirigeert, dirigeert<br />

waar de g soms een h is<br />

AVV VVK is<br />

en men ernst zodanig prijst<br />

waar de Chiro paraat staat<br />

En de vrouw (2002: man) aan de vaat staat<br />

waar de camera traag gaat<br />

De premier soms naar huis gaat (2002: nogal vaag praat)<br />

De vakantie naar Spanje wijst, en terug<br />

Vlaanderen Boven<br />

waar men de Heer nog kan loven<br />

waar de mensen belangrijk zijn<br />

Vlaanderen buiten<br />

Waar (1978: Vlaamse) vogeltjes fluiten<br />

Vlaanderen m'n land<br />

Bij het Noordzeestrand<br />

de Kemmelberg<br />

het Gravensteen<br />

de Koekelbergbasiliek<br />

ja, die van Koekelberg<br />

de waterzooi<br />

het meisje in 't hooi<br />

de Vlaamse romantiek<br />

Vlaanderen Boven<br />

waar men een peer nog kan stoven<br />

waar de mensen belangrijk zijn<br />

en de pensen omvangrijk zijn<br />

Vlaanderen buiten<br />

waar ik de Heer nog zag fluiten<br />

Vlaanderen m'n land<br />

bij het Noordzeestrand - oeh oeh oeh oeh<br />

8<br />

n


6. Schrijven. Geef antwoord op de vragen<br />

1. Waarin moet je de was doen?<br />

2. Wat is "poen"?<br />

3. Waarvoor heb je "wasknijpers" nodig?<br />

4. Wat moet je doen als je wasmachine "stuk" is?<br />

5. Wat is wringen, wat is spoelen? Zoek eventueel de vertaling!<br />

6. Je hebt "er geen erg in". Je hebt iets "niet in de gaten". Heb je het dan wel gezien of níet gezien?<br />

7. Wat betekent "per ongeluk"? Wat is "expres"?<br />

8. Is het huishouden een taak voor vrouwen? Waarom wel, waarom niet? (<strong>twee</strong> zinnen)<br />

9. Sommige mensen zeggen: "Bij de opvoeding van kinderen gaat het om drie dingen: rust, reinheid en regelmaat." Wat vind jij<br />

hiervan? Wat vind jij belangrijk in de opvoeding?<br />

10. Stelling: "Je hebt een beetje vuil nodig om gezond te zijn." Eens of oneens?<br />

Rollenspel: het huishouden<br />

Persoon A en B zijn huisgenoten. Ze verdelen de taken.<br />

Opdrachten<br />

A1. Can you cook this evening?<br />

B1. That's alright. What shall I make?<br />

A2. What do you think of pizza?<br />

B2. Okay. Can you cut the vegetables?<br />

A3. Of course. What else can I do?<br />

B3. We must vacume clean the floor.<br />

Do you want to do that?<br />

A4. Sure. I can put the garbage outside.<br />

B4. Yes, please. That would be fine.<br />

A5. Who does the groceries?<br />

B5. Me? Tomorrow maybe. I'm tired too!<br />

A6. Okay, I'll water the plants.<br />

B6. And feed the pets.<br />

A7. And do the washing up.<br />

B7. Don't forget to wash!<br />

A8. We need no butler!<br />

B8. It's only a question of organization.<br />

A8. And good will!<br />

Verleden tijd:<br />

A.<br />

Je verlaat de (etens)tafel en laat<br />

gebruikte kopjes, borden,<br />

verpakkingen, etensresten en<br />

dergelijke staan waar ze zijn<br />

gebruikt.<br />

B.<br />

De butler ruimt de boel op en maakt<br />

de tafel schoon.<br />

C.<br />

Het keukenaanrecht staat vol vieze<br />

vaat omdat de vaatwasser vol is.<br />

D) De butler wordt ziek.<br />

9<br />

Nu:<br />

E.<br />

De butler is gestorven.<br />

Bij het verlaten van de tafel neemt<br />

iedereen kopjes, borden en dergelijke<br />

mee naar de vaatwasser.<br />

F.<br />

Het keukenaanrecht staat niet meer<br />

vol vieze vaat omdat de vaatwasser<br />

zelden vol is.<br />

A1. Kan (Kun) jij vanavond koken?<br />

B1. Dat is goed. Wat zal ik maken?<br />

A2. Wat denk je van pizza?<br />

B2. Oké. Kan jij de groenten snijden?<br />

A3. Natuurlijk. Wat kan ik anders doen?<br />

B3. We moeten de vloer stofzuigen.<br />

Wil jij dat doen?<br />

A4. Zeker. En ik kan de vuilnis/het afval<br />

buiten zetten.<br />

B4. Ja, alsjeblieft. Dat zou fijn zijn.<br />

A5. Wie doet de boodschappen/inkopen?<br />

B5. Ik? Morgen misschien. Ik ben ook moe!<br />

A6. Oké, ik zal de planten water geven.<br />

B6. En de huisdieren voeren.<br />

A7. En de afwas doen.<br />

B7. Vergeet niet te wassen!<br />

Vergeet de was niet!<br />

A8. We hebben geen butler nodig!<br />

B8. Het is alleen een kwestie/vraag van organisatie.<br />

A8. En goede wil!


7. Extra: geef antwoord op de vragen.<br />

1. Wat kun je doen met een dweil? Gebruik je wel eens een dweil?<br />

2. Wat doe je met een strijkbout en -plank? Wanneer moet je stofzuigen?<br />

3. Heb jij een schoonmaakster in dienst? Wanneer heb je een werkster nodig?<br />

4. Waarvoor gebruik je een droogdoek? En een handdoek?<br />

5. Heb jij thuis een wasmachine? En een afwasmachine? En een wasdroger?<br />

6. Heb jij thuis planten? Waarom wel, waarom niet? Zo ja, wie geeft ze water?<br />

7. Heb jij huisdieren? Waarom wel/niet? Zo ja, wie geeft te eten? Wie verzorgt ze?<br />

8. Wat is de functie van een riool? En van wc-verfrisser?<br />

9. Stel, je huurt <strong>twee</strong> weken een vakantiehuisje. Welke apparaten heb je echt nodig?<br />

0 stofzuiger 0 wasdroger 0 koelkast 0 telefoon<br />

0 wasmachine 0 vuilnisbak 0 afwasmachine 0 magnetron<br />

0 televisie 0 strijkbout<br />

10. Welke dingen zijn handig, maar niet noodzakelijk?<br />

8. Opa vertelt. Onregelmatige werkwoorden 1: ij - lange e (zie bijlage 1).<br />

Hoe maak je het onregelmatig participium?<br />

1. neem het infinitief: krijgen<br />

2. zet "ge" ervoor: (ik heb) gekrijgen<br />

3. de "ij" wordt een "e": gekregen<br />

1. Vroeger hebben de mensen niet alles zomaar _____________ (krijgen=to get)!<br />

2. Werklozen hebben elke dag brieven _________ (schrijven)!<br />

3. Arbeiders hebben zware zakken ______________ (hijsen=to haul)!<br />

4. Als iemand werk kreeg, heeft hij het werk ______________ (grijpen=to grab)!<br />

5. Iedereen is braaf bij zijn baas __________________ (blijven=to stay)!<br />

6. De mensen hebben netjes _____________ (zwijgen=to be silent) als ik iets zei!<br />

7. Mensen hebben niet naar een ander _______________ (wijzen)!<br />

8. Iedereen heeft goed _____________ (uitkijken)!<br />

9. Nu is dat allemaal ______________ (verdwijnen=to disappear)....<br />

10. Heb je dat ___________ (begrijpen)?!?<br />

* Extra: ken je nu alle woorden uit deze oefening?<br />

9. Woordenschatoefening. Dek de rechterkant af en probeer in te vullen.<br />

1. Sommige mensen laten het huishouden door iemand doen, een ......... of ............ werkster,<br />

huishoudster<br />

2. In een bedrijf heet zo iemand met een duur woord<br />

...................<br />

interieurverzorgster<br />

3. Met name in een ziekenhuis is de netheid, de .................., belangrijk. hygiëne<br />

verzorging<br />

4. .......... wordt gebruikt om de handen mee te wassen, maar ook om vloeren te reinigen. zeep<br />

5. Het aanrecht, tegels en deuren kun je schoonmaken met een schoonmaakmiddel dat alles<br />

reinigt, ...........<br />

allesreiniger<br />

6. Aan wasmiddel is vaak iets toegevoegd waardoor de was zachter wordt: ............... wasverzachter<br />

7. Bij afwassen en dweilen kun je de handen sparen door het aantrekken van rubber ........ handschoenen<br />

8. Je moet ook soms de ramen schoonmaken, dat heet ........ lappen<br />

9. Spinnenwebben tegen muren en plafonds verwijderen met een ... ragebol<br />

10. Tot zover onze huishoudelijke adviezen, onze huishoud..... tips<br />

Spel: Tandenborstel.<br />

* De eerste persoon zegt: "Ik ga op vakantie en ik neem mee: mijn tandenborstel."<br />

* De <strong>twee</strong>de zegt: "Ik ga op vakantie en neem mee: mijn tandenborstel en mijn broek<br />

* De eerste persoon zegt: "Ik ga op vakantie en ik neem mee: tandenborstel, broek en sokken." Enzovoorts et cetera.<br />

10


Luistertip: Om je luistervaardigheid te verbeteren kun je bijvoorbeeld veel naar Nederlandstalige radio luisteren. Op Radio 1<br />

en BNR Nieuwsradio wordt veel gesproken. Veel Nederlandse radiozenders, ook met muziek, vind je op internet via<br />

www.nederland.fm.<br />

11


4b: Even bijkletsen<br />

Sara: Mam? Ik ga even naar boven, hè?<br />

Bahar: Prima. Ik ga thee zetten. Zal ik roepen als ik hem klaar heb?<br />

Sara: Eva komt vanavond op bezoek, om een uur of acht.<br />

Ik wacht even met theedrinken totdat zij hier is.<br />

Farid: Eva? Die kletskous? Dat altijd vrolijke...<br />

Sara: Farid....!<br />

Bahar: Sara, het is prima. Tot straks.<br />

Maar Farid wil ineens graag meekletsen als Eva en Sara samen op de slaapkamer van Sara zitten.<br />

Farid (voorzichtig): Hoi... Mag ik komen zitten?<br />

Sara: Wat vinden wij daarvan?<br />

Eva: Mwah... Voor deze keer.<br />

Sara: Maar wel braaf zijn hoor. En pootje geven.<br />

Farid ging zitten, nadat hij toestemming had gekregen.<br />

Farid: En, hoe gaat het met jullie?<br />

Eva: Jij wilt weten hoe het met ons gaat? Tss!<br />

Sara: Vertel zelf eens iets!<br />

Farid: Pfff... Ik ben moe, maar tevreden!<br />

Eva: (Dan) Weten we nog niks. Moe? Jij? Waarvan?<br />

Farid: Ik denk dat ik te weinig heb geslapen.<br />

Sara: Waarom krijg jij te weinig slaap? Drink je wel je melk?<br />

Altijd een warm melkje voor je in je nestje kruipt!<br />

Farid: Ik lig gewoon wakker.<br />

Eva: "Gewoon" wakker? Wat is "gewoon"?<br />

Sara: Ik vind dat ongewoon. Heb je zorgen? Pieker je?<br />

Eva: Liefdesverdriet? Bang in het donker?<br />

Sara: Onrustig? Boos? Blij? Zeg op!<br />

Farid: Hou op zeg!<br />

Eva: Uitgeblust? Nerveus door je zus?<br />

Farid: Help! Ik zal het jullie zeggen...<br />

Bij mij in klas, nou ja, zit een meisje, en...<br />

Hij wordt onderbroken voordat hij zijn zin afheeft:<br />

Eva: ... en je hebt vlinders in je buik! Dacht ik het niet?<br />

Sara en Eva kijken elkaar aan. Dan, in koor (=tegelijk):<br />

Farid is verliefd! Farid is verliefd!<br />

Farid: Nou én? Ik ben niet bang voor mijn gevoelens!<br />

De meisjes zwegen. Ze wisten niet wat ze moesten zeggen. Moesten ze lachen of huilen? Maar Farid zei<br />

trots:<br />

Zo, nu jullie weer! Wacht maar tot jullie aan de beurt zijn!<br />

Vragen:<br />

1. Wie komt op visite?<br />

2. Heeft Farid een goed enachtrust? Kan hij goed slapen?<br />

3. Waarom niet?<br />

4. Farid is verliefd. Op wie?<br />

5. Slaap jij goed? Wanneer wel, wanneer niet?<br />

12<br />

nieuwe woorden<br />

werkwoorden:<br />

wilde = wou<br />

op bezoek<br />

gaan=bezoeken<br />

(mee)kletsen=chat (along)<br />

substantieven:<br />

het bezoek=visite<br />

toestemming=<br />

permissie<br />

liefdesverdriet = ldvd<br />

adjectieven:<br />

klaar=gereed<br />

vrolijk/blij→ sip<br />

voorzichtig<br />

braaf→stout<br />

adverb:<br />

ineens=plotseling<br />

samen=bij elkaar<br />

voegwoorden:<br />

als=wanneer<br />

totdat=tot<br />

mwah=mwoh=zo zo=±<br />

10. Uitroepen, vloeken, scheldwoorden<br />

1. In de dialogen van deze paragraaf en de vorige paragraaf staan de volgende woorden: "Getsie!", "Mwoh." , "Tss." Wat<br />

betekenen deze uitroepen?<br />

2. En wat betekent dit: "bah!", "ieks", en "help!"<br />

3. Wat is "een vloek"? Ken je Nederlandse vloeken?<br />

4. In de vorige paragraaf wordt Farid door Bahar "oud wijf" genoemd. Wat betekent dat?<br />

5. Wat is een scheldwoord? Ken je Nederlandse scheldwoorden?<br />

Leestip: schelden in het Nederlands.<br />

Schelden doet pijn, en het is grof, niet netjes. Maar het kan ook grappig zijn. Vroeger schold men zonder vieze woorden te<br />

gebruiken. Kijk maar 's in bijlage 7.<br />

Ben je geïnteresseerd in de rijke Nederlandse scheldwoordenschat? Lees het boekje Luilebol van Hans Heestermans. Woorden<br />

als "Luilebol" (domme luiaard) en "oud wijf" (aansteller) zijn nog grappig en niet grof. Maar dat geldt niet voor alle Nederlandse<br />

scheldwoorden!


Regel voegwoorden 2: "splitswoorden"<br />

Bekijk de volgende zinnen eens. Let op het laatste stuk. De plaats van de werkwoorden is anders.<br />

"Ik vind dat (je) een beetje vreemd doet."<br />

"Ik roep wel als (ik) klaar ben."<br />

"Je vraagt waar (je vriend) de laatste tijd is."<br />

"Farid wil weten hoe (het) met zijn zus gaat."<br />

Conclusie: na dat, als, waar, die en hoe eerst subject, dan de rest, dan pas de werkwoorden. Je moet de zin splitsen. Anders<br />

gezegd:<br />

Na splitswoorden werkwoorden achteraan!<br />

Tip: hoe onthoud je splitswoorden?<br />

1. Dat (en omdat, zodat, voordat, nadat, totdat...);<br />

2. Tijd en conditie (als, wanneer, terwijl...);<br />

3. Relatieve voornaamwoorden (die, wie, wat, waar, waarom, waarmee, waardoor...)<br />

4. Of (of, ofschoon) en hoe (hoe, hoewel, hoezeer, hoeveel..)<br />

11. Lees de volgende zinnen en kijk naar de plaats van de werkwoord(en).<br />

1. alle woorden met "dat":<br />

dat: "Ik voel dat (jij) dat allemaal doet."<br />

omdat: "Ik ben boos omdat (je) alles zo slecht doet."<br />

doordat: "Het komt doordat (je) al een hele tijd ziek bent."<br />

nadat: "Hij werd kwaad nadat (de politieagent) hem had gebeten."<br />

tot, totdat: "Ga maar naar je kamer, tot(dat) (je) rustig bent."<br />

voor, voordat: "Hij moet vrij nemen, voor(dat) (hij) overspannen raakt."<br />

zodat: "Ze werkte hard, zodat (ze) gelukkig slaagde."<br />

2. voegwoorden die een tijd of conditie uitdrukken:<br />

als: "Ik ga als (het) vijf uur is."<br />

wanneer (=als): "Mensen worden ziek wanneer (ze) zich niet bewegen."<br />

toen: "Ik werd gek toen (ik) dat zag."<br />

terwijl: "Farid werkt terwijl (Sara) even slaapt."<br />

aangezien = omdat: "Hij gaat, aangezien (hij) hier niet welkom is."<br />

zoals: "Ik ben dom, zoals (iedereen) al lang weet."<br />

indien: "We hebben een probleem, indien (zij) niet komen."<br />

mits: "Je krijgt je diploma wel, mits (je) alles voldoende scoort."<br />

naar=zoals: "U bent terug, naar (wij) gisteren hoorden."<br />

ook naarmate/naargelang: "Je wordt milder, naarmate (je) ouder wordt."<br />

nu: "Ik moet iets doen nu (jullie) dit allemaal zeggen."<br />

sedert en sinds: "Het gaat verkeerd sinds (=sedert) (hij) bij Al Quaida zit."<br />

tenzij (=behalve als): "Ik denk dat het slecht afloopt, tenzij (zij) zelf nadenkt."<br />

zodra: "We gaan zodra (het vliegtuig) op de luchthaven arriveert."<br />

zolang, zolang als: "Ik blijf zolang (als) (het) nog een beetje uitdagend is."<br />

3. relatieve voornaamwoorden:<br />

die: "Zie je de vrouw, die daar in de regen loopt?"<br />

dat: "Zij hoort bij het kind, dat naast haar onder de paraplu wandelt."<br />

welke: "Dat is de persoon welke mij aangevallen heeft."<br />

wie: "We moeten goed weten wie (we) dat werk laten doen."<br />

wat: "Weet je nu wat (je) straks voor me moet doen?"<br />

waar: "Weet je wel waar (je) straks zijn moet?"<br />

waarin: "Hij staat voor het huis waarin (jij) nu woont."<br />

waarom: "Ik snap niet waarom (ze) dat doen."<br />

waarmee: "Wie is de vent waarmee (wij) morgen gaan werken?"<br />

4. woorden met of en hoe:<br />

of: "Maar ik weet niet of (jullie) dan komen."<br />

ofschoon (=hoewel): "Ik moet dit doen, ofschoon (het) me spijt."<br />

hoe: "Ik weet niet hoe (hij) het allemaal doet."<br />

hoewel: "Ik denk dat hij niet slaagt, hoewel (hij) erg knap is."<br />

hoeveel: "Kunt u mij vertellen hoeveel (het) precies kost?"<br />

13


12. Welke zinnen zijn fout? Streep die door.<br />

Let op de plaats van het werkwoord. Het werkwoord moet achteraan!<br />

1. Ik ga omdat ik een afspraak heb. Ik ga omdat ik heb een afspraak.<br />

2. Ik weet dat ik heb geen tijd. Ik weet dat ik geen tijd heb.<br />

3. Je moet gaan als het tijd is. Je moet gaan als het is tijd.<br />

4. Hij kwam nadat hij alles betaalde. Hij kwam nadat hij betaalde alles.<br />

5. Weet jij of het acht uur is? Weet jij of het is acht uur?<br />

6. Je vraagt hoe ik dat weet. Je vraagt hoe ik weet dat.<br />

7. Ik denk dat ik bekijk de klok. Ik denk dat ik de klok bekijk.<br />

8. Ik ben bang, nu ik dit weet. Ik ben bang, nu ik weet dit.<br />

9. Weet jij waar hij woont nu? Weet jij waar hij nu woont?<br />

10. We zijn gelukkig sinds jij bent gezond. We zijn gelukkig sinds jij gezond bent.<br />

13. Woordenschat. Hoe voel je je? Het is opvallend hoeveel emoties, hoeveel gevoelens er zijn. Teken een<br />

plaatje of schrijf een vertaling bij de woorden.<br />

de angst<br />

angstig, bang, bedreigd<br />

♥<br />

de liefde<br />

verliefd<br />

de trots<br />

trots<br />

eenzaamheid<br />

eenzaam, alleen<br />

de spijt,<br />

het berouw<br />

over de rooie<br />

over de mik<br />

uitgeflipt<br />

het verdriet<br />

verdrietig, treurig,<br />

bedroefd<br />

de boosheid<br />

boos, kwaad, pissig<br />

de haat de schaamte<br />

Ik voel me stom. =<br />

Ik schaam me.<br />

het geluk<br />

gelukkig<br />

onverschilligheid,<br />

onverschillig<br />

de schrik<br />

geschrokken<br />

de opluchting<br />

opgelucht<br />

Heb je wel eens last van heimwee?<br />

de afkeer,<br />

de walging<br />

walgend<br />

de blijheid, de vrolijkheid<br />

blij, vrolijk<br />

de verwarring<br />

verward,<br />

in de war<br />

de deceptie, teleurstelling<br />

teleurgesteld<br />

14<br />

de woede<br />

nervositeit<br />

woedend, razend, ziedend nerveus, zenuwachtig<br />

de berusting<br />

gelaten=berustend<br />

de rust<br />

rustig=relaxt=<br />

kalm=ontspannen<br />

jaloezie, afgunst, naijver<br />

jaloers, afgunstig<br />

de stress,<br />

de spanning<br />

gestresst,<br />

de wanhoop<br />

wanhopig=<br />

desperaat<br />

opgefokt,<br />

gespannen,<br />

gestresst<br />

de onrust<br />

onrustig, opgewonden<br />

de verbazing<br />

verbaasd, verrast,<br />

verwonderd<br />

de depressie<br />

overspannen,<br />

opgebrand<br />

voldaan,<br />

tevreden,<br />

content


14. Synoniemen: verbind de <strong>twee</strong> woorden die hetzelfde betekenen.<br />

kwaad opgefokt<br />

nerveus bang<br />

gespannen verdrietig<br />

bedroefd zenuwachtig<br />

neerslachtig depressief<br />

woedend laaiend<br />

angstig boos<br />

15. Opa: "Vroeger was alles beter." De "ie" en "ui" worden een lange "oo". Voorbeeld:<br />

vliegen (to fly): (Ik ben naar Portugal) gevlogen.<br />

sluiten (to close): (Deze winkel is vandaag) gesloten.<br />

1. "Vroeger hebben wij nooit drugs_____________ (snuiven=to sniff)!<br />

2. Laat staan dat de jongeren drugs hebben _____________ (spuiten=to inject)!<br />

3. Vroeger hebben de soldaten altijd raak _____________ (schieten=to shoot)!<br />

4. Ik ben niet weg_____________ (duiken=to dive) voor kogels! Ik was niet bang!"<br />

5. De kogels zijn rond mij __________________ (vliegen=to fly)!<br />

6. Ik heb gewoon een lied _____________ (fluiten=to whistle).<br />

7. De mensen hebben echt _____________ (kiezen=to choose) voor iets."<br />

8. "Maar Opa!? We hebben de oorlog _____________ (verliezen=to loose)!"<br />

9. "Dat heb je _____________ (liegen=to lie)! Je maakt me boos!<br />

10. We wilden niet vechten met een oneerlijke vijand. Toen hebben we _____________ (besluiten=to decide) te stoppen. Dat is<br />

alles."<br />

* Extra: ken je alle woorden uit deze oefening?<br />

Lied: Doe Maar - Sinds een dag of <strong>twee</strong> (aloco.nl/download4.html)<br />

1. Sinds een dag of <strong>twee</strong>, vlinders in m'n hoofd<br />

Sinds een dag of <strong>twee</strong>, aangenaam verdoofd<br />

Ik was haast vergeten hoe het voelt om verliefd te zijn<br />

2. Ik kijk om me heen, door m'n roze bril<br />

Veel te lang alleen, stond een beetje stil<br />

Hoe kon ik het weten, m'n wereldje was zo klein<br />

3. 't Is wel een beetje raar, 32 jaar<br />

trillend op m'n benen (op m'n benen)<br />

als ze is verdwenen (is verdwenen)<br />

Oelalalaalaalaa - ze is, ze is van mij (3x)<br />

4. Mannen bij de vleet, wachtend in een rij<br />

't Doet me toch geen reet want ze kijkt naar mij<br />

Liefde o liefde, waar was jij toch al die tijd?<br />

5. Alles wat ze zegt slik ik voor zoete koek<br />

En m'n scherpe blik is ook al dagen zoek<br />

Het kan me niet schelen zolang ze maar met me vrijt<br />

6. Wel een beetje raar, 32 jaar<br />

trillend op m'n benen (op m'n benen)<br />

Als ze is verdwenen (is verdwenen)<br />

Oelalalaalaalaa - ze is ze is van mij (6x)<br />

Oelalalaalaalaa Ze is van mij<br />

15<br />

nieuwe woorden<br />

stilstaan<br />

trillen<br />

schelen=uitmaken=verschil maken<br />

voor zoete koek slikken =kritiekloos<br />

accepteren<br />

vrijen<br />

de reet=het achterwerk<br />

de liefde<br />

de koek<br />

de blik=het zicht<br />

aangenaam<br />

verdoofd<br />

scherp vaag, onscherp<br />

zoek=kwijt=verdwenen<br />

bij de vleet=te over=heel veel<br />

16. Wat vraagjes:<br />

1. Wat is er met de zanger aan de hand?<br />

2. Wat voelt hij allemaal (in zijn lichaam)?<br />

3. Lees strofe 3 eens. Wanneer begint de zanger te "trillen"? Waarvan ga jij trillen?<br />

4. Lees eens bij 4. Is de zanger de enige aanbidder van zijn vriendin?<br />

5. Kijk eens bij 5. Is de zanger kritisch over zijn vriendin?<br />

6. "Het kan me niet schelen zolang ze maar met me vrijt." Is "zolang" een gewoon woord, een omkeerwoord of een splitswoord?<br />

7. weg - uitmaken - bibberen - heel positief - te over - vreemd - plezierig<br />

Zoek woorden uit deze lijst en vul ze in:<br />

"Het kan me niets _____________ (schelen)."<br />

"Ik sta hier te _____________ (trillen)."<br />

"Ze is _____________ (verdwenen)."<br />

"Dat is heel _____________ (aangenaam)."<br />

"Ik bekijk alles _____________ (door een roze bril)."<br />

"Doe niet zo _____________ (raar)."<br />

"Ze heeft aanbidders _____________ (bij de vleet)."


17. Woordenschatoefening: ken uw eigen gevoel<br />

1. Ik help je: je hoeft niet .... te zijn. bang,<br />

angstig...<br />

2. Met die examens voor de deur voel ik me al weken ..... gestresst,<br />

nerveus...<br />

3. De laatste tijd gaat veel fout! Ik ben ....... wanhopig,<br />

bedroefd...<br />

4. Als je alles hebt wat je wilt, dan ben je ...... gelukkig,<br />

tevreden...<br />

geschrokken<br />

5. De automobilist was _____________ van het overstekende kind.<br />

verdrietig, treurig...<br />

6. Ik begrijp niet dat je zo _____________ bent, terwijl je gisteren nog zo vrolijk was.<br />

trots<br />

7. De ouders waren erg _____________ op hun kind dat zijn zwemdiploma haalde.<br />

tevreden, voldaan,<br />

8. Na het gezellige feestje gingen de mensen met een _____________ gevoel naar huis.<br />

goed....<br />

overspannen,<br />

9. Als je te hard werkt, moet je uitkijken dat je niet ......... raakt.<br />

depressief<br />

10. Hij was heel _____________ nadat de masseur hem had gemasseerd.<br />

18. Corrigeer deze zinnen. Werkwoorden achteraan!<br />

1. Jaap zegt dat ik ben verliefd.<br />

2. Ik ben boos omdat hij zegt zulke dingen tegen mij.<br />

3. Mijn buurman werkt in de tuin terwijl het regent erg.<br />

4. Jan kan niet fietsen nadat hij drinkt vier pils in het café.<br />

5. Je moet de remmen controleren voordat neem je de auto.<br />

6. De docent straft de leerling omdat hij zijn huiswerk gemaakt niet heeft.<br />

7. Jeroen helpt mij, hoewel hij vanavond is heel moe.<br />

8. Het regende pijpenstelen, zodat hij kwam doornat thuis.<br />

9. Ik weet niet waar hij woont de laatste tijd.<br />

10. Kom je wanneer je bent klaar met je werk?<br />

16<br />

rustig, ontspannen<br />

19. Mensen hebben allemaal een eigen, specifiek karakter en temperament. Sommigen hebben hun hart op de<br />

tong liggen, anderen zijn wat meer in zichzelf gekeerd, weer anderen zijn opvliegend. Wat betekenen die woorden?<br />

Probeer ze uit te leggen.<br />

Je kunt deze woorden gebruiken: extravert - leider - introvert - egoïst - een realist heimelijk/achterbaks -<br />

stabiel/gelijkmatig - snel boos/kolerisch - eerlijk - labiel.<br />

1. Hij is introvert, naar binnen gekeerd: verlegen, zelfs bedeesd.<br />

2. Zij is altijd haantje de voorste en werkt met zijn ellebogen.<br />

3. Zij heeft gezag (=autoriteit). Hij is een leiderstype.<br />

4. Hij heeft zijn hart op de tong liggen. Ze maakt van haar hart geen moordkuil.<br />

5. Wat een opvliegend temperament! Een kruitje-roer-me-niet.<br />

6. Hij is heel open en oprecht.<br />

7. Die heeft het achter de ellebogen.<br />

8. Hij is heel nuchter.<br />

9. Jan is snel uit zijn evenwicht, maar zijn vriendin is een stabiel, gelijkmatig iemand.<br />

10. Je bent geen optimist en geen pessimist.


20. Samenvatting voegwoorden:<br />

A. "Normale" woorden:<br />

- en<br />

- maar<br />

- want<br />

- of (Engels: or)<br />

- dus<br />

B. Omkeerwoorden:<br />

- daarom<br />

- daardoor<br />

- daarna<br />

- dan<br />

- toch<br />

- al<br />

- dus<br />

17<br />

C. Splitswoorden:<br />

- ...dat<br />

- als (tijd/voorwaarde)<br />

- waar...<br />

- die...<br />

- hoe...;<br />

of.. (Engels: if, whether)<br />

21. Voegwoorden<br />

Zet deze woorden in de juiste kolom: zijn het gewone woorden, omkeerwoorden of splitswoorden?<br />

want - als - dat - wanneer - nadat - maar - waar - toch - of - en - hoe - die - wat – waarmee - dus - daarom - toen - al - dus -<br />

waarin - hoewel<br />

NORMALE WOORDEN<br />

(Ik schrijf ... ik ben klaar.)<br />

OMKEERWOORDEN<br />

(Ik schrijf ... ben ik klaar.)<br />

22. Bij de dokter. Maak deze zinnen goed af.<br />

1. Soms ben ik bang dat ik ___________________________________________________.<br />

2. Ik maak me zorgen, omdat __________________________________________________.<br />

3. Ik heb er last van dat mijn buurman _______________________________________.<br />

4. Ze heeft pijn in haar knie, doordat _______________________________________.<br />

5. Het doet pijn, wanneer u __________________________________________________.<br />

6. Ik heb last van slapeloosheid als ik ______________________________________.<br />

7. De patiënt is bang voor de ziekte, die ____________________________________.<br />

8. Het deed pijn, toen ik ____________________________________________________.<br />

9. Het is precies op de plek, waar u _________________________________________.<br />

10. Wat is dat voor ding, waarmee u __________________________________________?<br />

SPLITSWOORDEN<br />

(Ik schrijf ... ik klaar ben.)<br />

23. Schrijven: hoe is jouw karakter?<br />

Schrijf een korte tekst. Gebruik daarin tien van de volgende woorden: stil/rustig of druk/nerveus, gezellig of individualistisch,<br />

optimistisch, pessimistisch of realistisch, ernstig/serieus of vrolijk/grappig, gek/maf of gewoon, moeilijk of makkelijk,<br />

aardig/sympathiek, gevoelig of nuchter, stabiel of labiel.<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________


24. Luisteren (aloco.nl/download4.html): ik wil, ik vind, ik zou graag... Antwoord.<br />

1. Waar gaat de familie Sluizer elk jaar op vakantie?<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

2. Meneer Sluizer zou graag<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

3. Hoe vindt Tessa deze reizen?<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

4. Waar wil zij graag op vakantie?<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

5. Is meneer Sluizer het hiermee eens?<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

6. Wat wil Rob? __________________________________________________________________________________.<br />

7. Waarom wil mevrouw Sluizer niet naar Zwitserland?<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

8. Wat is het voorstel van Tessa en Rob voor de avond?<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

25. Luister- en kijktip:<br />

Nederlands kun je natuurlijk ook via de tv leren. Een aantal goede Nederlandse televisieprogramma's kun je op internet vinden<br />

via www.televisie.nl. Makkelijk te volgen zijn het Jeugdjournaal en andere kinderprogramma's die overdag op Nederland 3 te zien<br />

zijn (Sesamstraat, het Klokhuis).<br />

Iets moeilijker, maar ook goed: Het nieuws (19.30 op RTL5, 20.00 op Nederland 1), Man bijt hond (ook op manbijthond.nl), De<br />

wereld draait door (over de media), of een actualiteitenrubriek als Netwerk of Nova. "Mooi weer de Leeuw"<br />

26. Spelletje: rebus<br />

Soms lijkt het alsof jij de enige met problemen bent. Dat is niet waar! De Nederlanders hebben een mooi spreekwoord. Los de<br />

rebus op. Dan weet je hoe dit spreekwoord luidt (=gaat).<br />

L+k +je z=h +ft w=z +je<br />

Wat betekent dit spreekwoord?<br />

27. Hoe voel je je......<br />

1. ... als je iets heel goed hebt gedaan? (Ik voel me) __________.<br />

2. ... als je tijdens je vakantie op het strand ligt? (Ik ben) ______________.<br />

3. ... wanneer iemand je op je gezicht slaat? ____________________________________.<br />

4. ... vlak voor je een examen hebt? ____________________________________.<br />

5. ... als je de weg hebt verloren? ____________________________________.<br />

6. ... als je een heel mooi, lief en aardig iemand ziet? _______________________.<br />

7. ... als je te lang te hard hebt gewerkt? ____________________________________.<br />

8. ... wanneer je een familielid verliest? ____________________________________.<br />

9. ... als je geen vrienden hebt? ____________________________________.<br />

10. ... als er een olifant in je bed ligt? Ik ben _____________________________.<br />

Een beetje moeilijker. Wat voel je...<br />

11. ... als je iets heel doms hebt gedaan? ____________________________________.<br />

12. ... wanneer iemand iets speciaals heeft gedaan? _____________________________.<br />

13. ... als je accepteert dat je iets niet kunt veranderen? ______________________.<br />

14. ... wanneer alles helemaal perfect is? ____________________________________.<br />

15. ... als een hond over je schoenen plast? ____________________________________.<br />

28. Extra: wat zijn dit voor karakters? Leg uit.<br />

1. Een klessebes is een kletskous is iemand die _________________________________.<br />

2. Een schreeuwlelijk is een blaaskaak is _______________________________________.<br />

3. Wat is een kakmadam? _________________________________________________________.<br />

4. Een rokkenjager is een vrouwengek is iemand die ______________________________.<br />

5. Een mopperkont is een kankerpit is heel ______________________________________.<br />

6. Een zuipschuit is een dronkelap, kroegtijger. Hij of zij _____________________.<br />

7. Een klavierleeuw speelt ______________________________________________________.<br />

8. Een snotaap is nog maar een groentje. Hij of zij _____________________________.<br />

9. Een muurbloem(pje) is iemand die _____________________________________________.<br />

10. Een angsthaas is een schijtlijster is iemand die<br />

_________________________________________________________________________________.<br />

18


4c: Goeiemorgen! In de kleren!<br />

Zeven uur 's morgens. Sara ligt te slapen. De wekker gaat.<br />

Sara: Getver! Ik heb helemaal geen zin om op te staan. Ik<br />

heb zo'n zin in uitslapen!<br />

Ze geeft de wekker een klap en draait zich nog eens om. Maar een kwartiertje later<br />

loopt de wekker weer af. En Bahar schreeuwt:<br />

Sara! Schiet op! Tijd om op te staan! Haast je!<br />

Sara: Bah!<br />

Maar ze staat op en wast zichzelf. Dan zoekt ze haar kleren bij elkaar en trekt ze aan.<br />

Eerst haar ondergoed en sokken, dan de rest. Vandaag draagt ze een doodgewone<br />

blauwe spijkerbroek en een witte bloes, maar daarover een bijzondere trui met fel<br />

gekleurde strepen. Ze doet een kettinkje om haar hals en een elastieken band in het<br />

haar, zodat ze een staartje heeft. Ze is zich aan het kleden, maar tegelijk kijkt ze in de<br />

spiegel.<br />

Sara vindt kleren belangrijk. Ze moeten lekker<br />

zitten, goed passen: niet te ruim en niet te strak.<br />

En ze moeten leuk staan: netjes, maar niet truttig.<br />

Merken en prijzen vindt ze onbelangrijk.<br />

Farid geeft geen bal om kleren, hij is erg slordig. Soms draagt hij kleren met gaten en<br />

scheuren. Bahar noemt hem wel eens "mijn voddenbaal".<br />

Nou en? zegt Farid. Als ik het toch lekker vind?<br />

Bahar: Jammer. Je bent zo'n mooie jongen!<br />

Bahar zit al te ontbijten als Sara beneden komt.<br />

Bahar: Je ziet er leuk uit! Die kleren staan je goed.<br />

Sara is haar brood aan het smeren en loopt haar thee te drinken.<br />

Bahar: Ga toch even zitten! Wat ben je aan het doen?<br />

Sara: Ik sta mijn boterhammen te eten.<br />

Bahar: Sta toch wat vroeger op! Dan hoef je niet alles<br />

tegelijk te doen!<br />

19<br />

nieuwe woorden<br />

zich omdraaien<br />

aflopen<br />

opschieten = zich haasten<br />

staan<br />

passen = zitten<br />

aantrekken = aandoen<br />

dragen<br />

de wekker<br />

de klap=de mep<br />

het ondergoed de sok<br />

de (spijker)broek=de jeans<br />

de bloes=het hemd=het shirt<br />

de trui<br />

de band<br />

de kleren<br />

de prijs<br />

het gat<br />

het vod<br />

de ketting<br />

de staart<br />

het merk<br />

de scheur<br />

de baal<br />

doodgewoon=heel normaal < ><br />

bijzonder=speciaal<br />

ruim < > strak<br />

netjes < > slordig<br />

leuk < > stom<br />

belangrijk < > onbelangrijk<br />

soms = wel eens<br />

Regel: "te" en het infinitief, "aan het" en het infinitief<br />

Soms wil je zeggen dat iets een tijd duurt. Hoe kun je duur uitdrukken? Hoe kun je zeggen dat iets niet meteen voorbij is?<br />

1. Met "te" en het infinitief:<br />

zitten Bahar zit te ontbijten.<br />

liggen Sara ligt te slapen.<br />

staan Ik sta wat te eten.<br />

lopen Ik loop de hele dag te dromen.<br />

2. Met "aan het" en het infinitief:<br />

zijn Wat ben je aan het doen?<br />

29. Kies uit: - zitten/staan/lopen/liggen + te + heel werkwoord<br />

- zijn + aan het + heel werkwoord<br />

1. Je loopt (lopen) maar te piekeren (piekeren).<br />

2. Wat _________ (zijn) je _____________ (doen)?<br />

3. Jij _______ (zitten) tegen mij ______________ (praten).<br />

4. Maar ik __________ (lopen) ______________ (lopen).<br />

5. Ik zeg: "Ik ________(liggen) maar __________ (denken).<br />

6. En ik __________ (staan) de hele tijd _____________ (piekeren).<br />

7. "Waarom ________ (zitten) je zo __________ (denken)?" vraag jij.<br />

8. "Ik __________ (staan) _______________ (bedenken) hoe ik werk kan krijgen."<br />

9. "Dus ________ (zijn) je daar maar wat _________ (staan). Ga liggen.<br />

10. Misschien vind je dan de oplossing: als je ________ (liggen) ________ (slapen)."


30. Lied: Het - Ik heb geen zin om op te staan (www.aloco.nl/download4.html)<br />

Nederlandse punk uit 1965. Men lanceerde het nummer vanuit een ziekenhuisbed op de Dam.<br />

Het is weer tijd om op te staan<br />

Maar ik heb geen zin (hij heeft geen zin)<br />

Om naar m'n baas te gaan<br />

Met m'n blote voeten op het kouwe zeil<br />

(Met z'n grote blote voeten op het kouwe zeil)<br />

Ik heb geen zin om op te staan<br />

Ik heb geen zin om op te staan (ik heb geen zin om op te staan)<br />

Was jij maar hier, was jij maar hier<br />

Want het is zo fijn (het is zo fijn)<br />

Om hier met jou te zijn<br />

Met m'n voeten tegen je pyjama aan<br />

(Met z'n grote voeten tegen je pyjama aan)<br />

Ik heb geen zin om op te staan (3x)<br />

Ik blijf in bed, de hele dag<br />

Want ik heb geen zin (hij heeft geen zin)<br />

Om d'r nou nog uit te gaan<br />

Met m'n blote handen naar mijn baas te gaan (Met z'n grote blote handen naar z'n baas te gaan)<br />

Ik heb geen zin om op te staan (5x)<br />

31. Vragen over het liedje:<br />

1. Heeft de zanger zin om op te staan?<br />

2. Waarom wil hij blijven liggen?<br />

3. Heb jij ook wel eens geen zin om op te staan?<br />

4. Wanneer? Waarom?<br />

5. Wat doe je dan? Blijf je liggen of sta je toch op?<br />

6. Of draai je je eerst nog een keer om?<br />

7. Heb je wel eens een "baaldag", een dag waarop je nergens zin in hebt?<br />

8. Zo ja, waardoor? Waarvan baal jij?<br />

9. Wat kun je doen tegen balen?<br />

10. Is de zanger in het liedje "eigen baas"? Werkt hij met zijn handen of met zijn hoofd?<br />

Spreken: ik heb zin in ijs, Ik heb zin om te slapen.<br />

Heb je zin in ijs? Ja, ik heb zin in ijs.<br />

Heb je zin in een film? Nee, ik heb geen zin in een film.<br />

Heb je zin om op te staan? Nee, ik heb geen zin om op te staan.<br />

Heb je zin om naar de les te gaan? Ja, ik heb altijd zin om naar de les te gaan.<br />

32. Wat vragen:<br />

Heb jij altijd zin om naar de les te gaan?<br />

Heb je nu zin om naar de film te gaan?<br />

Heb je de laatste tijd veel zin in vakantie?<br />

Heb je altijd zin in de afwas?<br />

Waar heb je nu het meeste zin in?<br />

Regel: substantief/adjectief (+ om) + te + infinitief<br />

Je kunt ook een substantief combineren met "te" en het infinitief. Kijk maar naar het lied:<br />

zin Ik heb geen zin om op te staan.<br />

tijd Het is tijd (om) te gaan.<br />

idee Hij had het idee (om) te gaan sporten.<br />

plan Ik was van plan (om) te gaan reizen.<br />

Een adjectief met "te" en het infinitief gaat ook:<br />

fijn Het is fijn (om) bij jou te zijn.<br />

goed Dat is goed te doen. Het is makkelijk (om) te doen.<br />

leuk, slecht Het is leuk (om) te sporten, maar slecht (om) te roken.<br />

Opvallend: je kunt hier steeds "om" ertussen zetten!<br />

20<br />

nieuwe woorden<br />

de baas<br />

het zeil<br />

bloot = naakt gekleed<br />

kouwe = koude < > warme


33. Maak de zinnen af:<br />

1. Dat is een goed plan, te ________________________________________________.<br />

2. Het lijkt me leuk _______________________________________________________.<br />

3. Ben jij nog van plan ____________________________________________________?<br />

4. Ik had zo'n zin _________________________________________________________!<br />

5. Hij vindt het lekker lang _______________________________________________.<br />

6. Het is ____________________________________________________ af te slanken.<br />

7. _________________________________________________________ dieet te houden.<br />

8. Deze opdracht is makkelijk ______________________________________________.<br />

9. Hij stond daar maar ________________________________________ en deed niks.<br />

10. Ik ging weg. Dat schijnt hij niet ______________________________________.<br />

34. Onregelmatige werkwoorden 3: Opa vertelt verder. Let op:<br />

- korte "i" en "e" worden in de verleden tijd "o";<br />

- o) betekent onregelmatig, r) is regelmatig<br />

1. Gisteren hebben we __________ (zingen, o), nadat we hadden _________ (werken, r).<br />

2. Het heeft best goed ____________ (klinken, o)!<br />

3. We zijn ____________ (beginnen, o) te zingen omdat we geen radio __________ (hebben, o).<br />

4. We ____________ (vinden, o) ons eigen gezang best de moeite waard.<br />

5. Samen zingen _____________ (verbinden, o) ons. Het __________ (maken, r) ons blij.<br />

6. We hebben wel flink wat ____________ (drinken, o), zodat we flink __________ (stinken, o).<br />

7. Een paar collega's vielen om - ze _________ (lazeren, r) naar beneden.<br />

8. Toen zijn we flink _____________ (schrikken, o).<br />

9. Ze deden alsof ze een wedstrijd hadden ____________ (winnen, o)!<br />

10. Al dat drinken... Maar ja, niemand heeft ze _________________ (dwingen, o).<br />

35. Wat betekenen deze spreekwoorden en uitdrukkingen?<br />

1. Kleren maken de man.<br />

2. Zoals de wind waait, waait zijn jasje.<br />

3. Dat kind heeft thuis de broek aan.<br />

4. Hij heeft <strong>twee</strong> petten op.<br />

5. Toen hij ziek was, heeft hij een flinke jas uitgedaan.<br />

6. Het hemd is nader dan de rok.<br />

36. Spreken<br />

1. Farid is een jongen die niet veel om kleren geeft. Sara is iemand die netjes is. Ben jij iemand die graag goed gekleed gaat? Of<br />

ben je meer het slordige type?<br />

2. Vind je kleren belangrijk of onbelangrijk, of een beetje belangrijk?<br />

3. Wat doe jij als je ’s morgens wakker wordt? En als je ‘s avonds naar bed gaat?<br />

4. Wat doe je als je kleren vies zijn? En als je kleren kapot zijn?<br />

5. Wat doe je als je nieuwe kleren nodig hebt?<br />

6. Wat zeg je als je iets wil proberen?<br />

7. Wat zeg je als de maat te klein is?<br />

8. Wat zeg je als je alleen even wilt rondkijken?<br />

9. Wat zeg je als je niet contant wilt betalen?<br />

10. Wat zeg je als je terugkomt in de kledingzaak omdat het kledingstuk niet past?<br />

37. Tegenstellingen. Wat is het tegengestelde van:<br />

1. gekleed < ><br />

2. dom < ><br />

3. heet < ><br />

4. aankleden < ><br />

5. mooi < ><br />

6. speciaal < ><br />

7. leuk < ><br />

8. belangrijk < ><br />

9. ruim < ><br />

10. soms < ><br />

21<br />

11. netjes < ><br />

12. beneden < ><br />

13. opstaan < ><br />

14. ’s morgens < ><br />

15. overdag < ><br />

16. vies < ><br />

17. kapot < ><br />

18. trouwen < ><br />

19. knippen < ><br />

20. verkopen < >


38. Nog wat vragen over kleren<br />

1. Welke maat heb jij: small, medium, large of extra large?<br />

2. Kun jij zelf knopen aanzetten?<br />

3. Hoe doe je dat? Waarmee (= Met welke dingen)?<br />

4. Kun je een kapotte rits, bijvoorbeeld van je gulp, repareren? En een naad stikken?<br />

5. Heb je zakken in jouw kleren?<br />

6. Kun jij je eigen kleren maken?<br />

7. Kun je zelf een patroon tekenen?<br />

8. Weet je hoeveel meter (of centimeter) stof je nodig hebt voor het maken van een<br />

broek?<br />

9. Wat heb je nodig om kleren te maken, bijvoorbeeld om te knippen en naaien?<br />

10. Was jij zelf je kleren? Doe jij zelf je was?<br />

11. Waarvan maakt men schoenen?<br />

12. Van welke stof breien ze vaak truien?<br />

13. Van welke stof zijn jouw kleren gemaakt?<br />

14. Op welke temperatuur (op hoeveel graden) mag je jouw hemd wassen? Weet je<br />

dat of moet je op het wasvoorschrift<br />

kijken? Kleren kunnen (hun kleur) afgeven!<br />

15. Hoe vind je de kleren van je buurman<br />

of buurvrouw? Kies uit:<br />

0 lelijk 0 niet zo mooi<br />

0 leuk 0 mooi<br />

0 prachtig 0 niet mooi<br />

0 gewoon 0 apart = speciaal = bijzonder<br />

0 schitterend! 0 heel mooi = erg mooi<br />

16. Welke kleuren staan jou goed? Lichte<br />

of donkere? Gedempte kleuren, felle en<br />

bonte kleuren, fletse kleuren (=pastelkleuren)?<br />

17. Kun je een wit laken en een rood<br />

overhemd samen, bij elkaar wassen? Wat<br />

gebeurt er dan? Of moet je ze apart<br />

wassen? Heb je als een gehoord van witte<br />

was en bonte was?<br />

18. Ga je wel eens naar een warenhuis,<br />

bijvoorbeeld V&D, de Hema of de<br />

Bijenkorf? Welk warenhuis vind je het<br />

leukste?<br />

19. Wat heb je aan als je naar een feest<br />

gaat? En wat draag je als je gaat<br />

solliciteren? Wat draag je als je gaat trouwen, op je bruiloft? En wat op een<br />

begrafenis?<br />

20. Wat kun je op je hoofd dragen?<br />

22<br />

nieuwe woorden<br />

de maat de knoop<br />

de naald de draad<br />

de rits de gulp<br />

de zak de naad<br />

het patroon<br />

de meter de centimeter<br />

de schaar de naaimachine<br />

de was het leer<br />

de wol, het katoen, de zijde,<br />

het satijn...<br />

de stof = het textiel<br />

de temperatuur de graad<br />

het wasvoorschrift<br />

aanzetten<br />

repareren=maken<br />

stikken<br />

tekenen knippen<br />

naaien breien (kleur)<br />

afgeven<br />

dragen = aanhebben<br />

prachtig = fantastisch<br />

gedempt fel = bont<br />

flets pastel<br />

samen = bij elkaar < > apart<br />

= gescheiden<br />

het warenhuis<br />

het feest<br />

solliciteren<br />

de bruiloft<br />

de begrafenis<br />

39. Rollenspel: catwalk.<br />

Een cursist (of de docent) gaat staan en laat zijn kleren zien als een model (het model=de mannequin) op een modeshow.<br />

Beschrijf de kleding van het model:<br />

"Jaap draagt een prachtige blauwe spijkerbroek van de Wibra, met een bijpassend paar sokken..."<br />

een klosje draad<br />

(de draad = het<br />

garen)<br />

de rits<br />

de schaar<br />

de naaimachine<br />

een bolletje wol<br />

met breipennen<br />

40. Leestip: Nederlands(talig)e kranten<br />

Een paradox: Nederlanders lezen steeds minder de krant, en toch komen er steeds meer kranten. Internet wordt belangrijker,<br />

en daarom hebben alle kranten hun website.<br />

Wil je eenvoudig nieuws lezen, in eenvoudige taal, dan zijn de gratis kranten goed. Spits, Metro en De Pers worden overal voor<br />

niets uitgedeeld. Wie van spektakel en xenofobie houdt kan ook De Telegraaf lezen. Meer kwaliteit hebben Trouw (politiek<br />

centraal), De Volkskrant (links) en NRC Handelsblad (onafhankelijk). Vlaanderen heeft De Standaard en De Morgen.<br />

En verder heb je natuurlijk de regionale kranten, van wisselende kwaliteit. Maar alle kranten houden dit probleem: je komt altijd<br />

dezelfde namen en dezelfde berichten tegen. En een abonnement is niet goedkoop!


41. Woordenschat: kleren. Schrijf eronder de naam.<br />

23


42. Rollenspel: in een kledingzaak/boutiek.<br />

Persoon A is verkoopster/verkoper, persoon B is klant.<br />

Opdrachten Mogelijke uitwerkingen<br />

A1. Can I help?<br />

A1. Kan ik helpen?<br />

B1. I need/seek trousers.<br />

B1. Ik heb een broek nodig./Ik zoek...<br />

A2. The trousers are/hang (over) there.<br />

A2. De broeken hangen daar.<br />

B2. Thank you. Where can I try (them)?<br />

B2. Dank je. Waar kan ik (hem) passen?<br />

A3. The fitting rooms are (over) there.<br />

A3. De paskamers zijn daar.<br />

B3. Thanks. I'm going to try.<br />

B3. Bedankt. Ik ga proberen.<br />

A4. "How do the trousers please?" Do they<br />

please (you)?<br />

A4. Hoe bevalt de broek? Bevalt hij (je)?<br />

B4. It's fine. What do you think (of it)?<br />

B4. Hij zit goed. Wat vind jij (ervan)?<br />

A5. Those trousers suit you fine.<br />

B5. It's just one size to small, I think.<br />

Do you have it one size up?<br />

A6. This one's a bit better.<br />

(..)<br />

B6. This one fits perfectly. Can I pay?<br />

A7. Do you want to pay cash or do you want<br />

to "pin" (pay with a card)?<br />

B7. Answer. But how can I exchange?<br />

A8. Within 8 days, when you have the<br />

receipt.<br />

B8. Thanks. See you!<br />

A8. Have fun with it!<br />

24<br />

A5. Die broek staat je prima.<br />

B5. Hij is net een maat te klein, denk ik.<br />

Hebben jullie een grotere maat?<br />

A6. Deze is een beetje beter.<br />

(...)<br />

B6. Deze zit perfect. Kan ik betalen?<br />

A7. Wil je contant betalen of wil je<br />

pinnen?<br />

B7. Pinnen graag. Maar hoe kan ik ruilen?<br />

A8. Binnen acht dagen, als je de bon nog<br />

hebt.<br />

B8. Bedankt. Tot ziens!<br />

A8. Tot ziens. Veel plezier ermee!<br />

43. Voegwoorden (herhaling). Maak de zinnen goed af. Gebruik als <strong>twee</strong>de zin: "U belt mij terug."<br />

Voorbeelden:<br />

- Ik doe mijn werk en ... U belt mij terug.<br />

- Het is onbelangrijk, toch.... belt U mij terug.<br />

- Ik doe mijn werk als ... U mij terugbelt.<br />

1. Ik neem de telefoon op want _______________________________________________.<br />

2. Ik hoop dat _______________________________________________________________.<br />

3. Ik doe mijn werk wanneer __________________________________________________.<br />

4. Ik zal die brief schrijven nadat __________________________________________.<br />

5. Ik doe eerst mijn werk maar _______________________________________________.<br />

6. Ik ben op de plek waar ____________________________________________________.<br />

7. Ik heb niet gebeld, toch __________________________________________________.<br />

8. Ik weet niet of ___________________________________________________________.<br />

9. U heeft geen telefoon. Ik weet niet hoe ___________________________________.<br />

10. Is dat een GSM, waarmee __________________________________________________?<br />

11. U heeft meer informatie nodig, dus _______________________________________.<br />

12. U heeft die brief nodig, daarom __________________________________________.<br />

13. Ik laat niets van mij horen, al __________________________________________.<br />

14. Ik kan het pas uitzoeken als _______________________________________ met uw gegevens.<br />

Met "U belde mij terug":<br />

15. Het was al laat, toen ____________________________________________________.


44. Luisteren (www.aloco.nl/download4.html). Antwoord in hele zinnen.<br />

1. Wat past Frans eerst?<br />

Hij ____________________________________________________________________________.<br />

2. Wat zijn de problemen met het <strong>twee</strong>de colbertje?<br />

________________________________________________________________________________.<br />

3. Waarvoor heeft Frans een jasje (=colbert) nodig?<br />

________________________________________________________________________________.<br />

4. Wat is het voordeel van de eerste broek?<br />

________________________________________________________________________________.<br />

5. Waarom wil Frans naar een jeansshop?<br />

________________________________________________________________________________.<br />

6. Heeft Frans een elegante smaak? Is hij netjes?<br />

________________________________________________________________________________.<br />

7. Waarom mag Frans de volgende keer alleen gaan shoppen?<br />

________________________________________________________________________________.<br />

8. Hoe is jouw smaak qua kleding?<br />

_______________________________________________________________________________ .<br />

45. Ken jij..<br />

1. ... een echte lolbroek (=grapjas)? ____________________ is iemand die altijd<br />

_____________________________________________.<br />

2. ... een echte klaploper (=een uitvreter)? ___________________ is iemand die altijd<br />

______________________________________________.<br />

3. ... een echte smeerkees (=vaak een sloddervos)? ___________________ is iemand die nooit<br />

_______________________________________________.<br />

4. ... een echte zeurpiet (=zeurkous)? ____________________ is iemand die altijd<br />

_____________________________________________.<br />

5. ... een echte huismus (ook wel: kamerolifant)? ____________________ is iemand die graag<br />

______________________________________________.<br />

6. ... een echte roddelkont? ____________________ is iemand die alles ______________________________________________.<br />

7. ... een echte beunhaas? ____________________ is iemand die<br />

____________________________________________________.<br />

8. ... een echte geluksvogel (=een goudhaantje)?<br />

____________________ is iemand die de wind altijd mee heeft.<br />

9. ... een echte vrijkous?<br />

____________________ is iemand die altijd wil knuffelen.<br />

10. ... een echt werkpaard, een bezige bij?<br />

____________________ is iemand die veel werk verzet.<br />

25


4d. Inpakken en wegwezen<br />

Als Sara haar ontbijt op heeft, schiet ze in haar jas en in<br />

haar schoenen, en ze is weg. Ze haast zich, ze moet rennen en<br />

vliegen. Vandaag moet ze met de bus, want haar fiets is kapot (=stuk).<br />

Sara woont in de wijk Vrijburg, en ze moet met lijn 11 naar<br />

West. Alleen: waar is de bushalte? Farid heeft het uitgelegd:<br />

Farid: Je loopt de straat uit en gaat linksaf. Dan ga je de<br />

<strong>twee</strong>de straat rechts, dan steeds (=alsmaar) rechtdoor. De<br />

halte is aan je linkerhand, dus even oversteken.<br />

Sara: En dat moet ik onthouden?<br />

Farid: Precies. Niet vergeten!<br />

Sara wandelt, straat in straat uit, stoep op stoep af, naar de<br />

halte. Het is druk, er is veel verkeer vandaag: fietsen,<br />

snorfietsen, auto's, vrachtwagens, bussen; vliegtuigen in de<br />

lucht... Als ze tien minuten gelopen heeft blijft ze staan.<br />

Waar moet ze nu heen? Zit ze fout? Ze vraagt het een andere voetganger.<br />

Sara: Mag ik u iets vragen?<br />

Vrouw: Sorry, geen tijd!<br />

Sara: Kunt u me helpen?<br />

Man: Ja, maar snel, ik ben laat.<br />

Sara: Weet u waar de bushalte is?<br />

Man: Daar, aan de overkant. Die paal met dat gele bord!<br />

Sara: O, dank u wel.<br />

Ze zegt tegen zichzelf:<br />

Dus ik zat toch goed! Hè hè. Wat zijn de Nederlanders toch<br />

een druk volk! Gelukkig, daar komt de bus. Net op tijd.<br />

Busbestuurder: Hebt u een strippenkaart?<br />

Sara: Helaas, ik ben te laat. Geen tijd!<br />

Busbestuurder: Wat?<br />

Sara: Grapje meneer.<br />

Busbestuurder: Waarheen wilt u? Waar moet u naartoe?<br />

Sara: Ik moet naar West: de Chocoladeweg, in de buurt<br />

van het Limonadeplein.<br />

Busbestuurder: O. Dat zijn <strong>twee</strong> zones, dus drie strippen.<br />

Sara: Bedankt!<br />

46. Vervoermiddelen. Hoe reizen ze? Trek een streep.<br />

De voetganger reist met/op de fiets: "Kom je op/met de fiets?"<br />

De fietser reist in zijn auto: "Hij reist alleen in een auto."<br />

De automobilist reist in een vliegtuig: "Ik pak het vliegtuig."<br />

De piloot reist te paard: "Val niet van het paard!"<br />

De ruiter reist te voet: "Ik kom te voet."<br />

De buschauffeur rijdt in z'n vrachtwagen.<br />

De trucker reist zijn bus: "<br />

Maar hoe heet hun reis?<br />

De voetganger maakt te voet een (de) vlucht: "De vlucht is vertraagd."<br />

De reiziger maakt een (de) rit: "Ik heb nog één ritje!"<br />

De piloot in zijn vliegtuig maakt een (de) wandeling: "Een blokje om is gezond!"<br />

De ruiter en de chauffeurs maken een (de) lift: "Mag ik een lift naar...?"<br />

De lifter krijgt hopelijk een (de) reis: "Dat is een mooie reis."<br />

47. De richting. Waarheen? Waarnaartoe?<br />

rechtdoor<br />

links/linksaf rechts/rechtsaf<br />

terug, achter u: omkeren<br />

26<br />

nieuwe woorden<br />

inpakken<br />

wegwezen<br />

schieten<br />

zich haasten<br />

rennen vliegen<br />

oversteken wandelen<br />

onthouden vergeten<br />

de fiets de lijn<br />

de bus de halte<br />

de stoep de straat<br />

het verkeer = het vervoer<br />

= het transport<br />

de snorfiets<br />

de auto<br />

de vrachtwagen<br />

het vliegtuig<br />

de lucht het volk<br />

de wijk = de buurt<br />

de kaart de zone<br />

de strip<br />

de bestuurder = de<br />

chauffeur<br />

de weg het plein<br />

de grap<br />

waarheen = waar<br />

naartoe?<br />

gelukkig < ><br />

helaas=jammer<br />

net=precies=exact


48. Maak <strong>twee</strong>tallen. Stel vragen aan elkaar en geef antwoord. Voorbeeld:<br />

1. Waar is de WC? Die is __________________ (linksaf, rechtsaf, rechtdoor).<br />

2. Waar is de supermarkt? Die is __________________, en dan __________________.<br />

3. Waar is het station? Dat is __________________.<br />

4. Waar is de Markt? Die is __________________.<br />

5. Waar is de kantine? ____________________________________.<br />

49. Plaatjesboek: vervoermiddelen. Lidwoord en substantief graag!<br />

27<br />

autopet, step skate


Regel: vraagwoorden (I)<br />

Vraagwoorden staan aan het begin van zogenaamde "open" vragen. Dit zijn vragen waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn:<br />

"Wat ga je doen? "Niks. Ik ga jou opeten!"<br />

"Waarom doe je dat?" "Daarom. Omdat ik daar zin in heb."<br />

Belangrijke vraagwoorden:<br />

1. Vraagwoorden naar tijd en plaats:<br />

Wanneer kom je terug? Je vraagt naar het tijdstip van iets.<br />

Waar gebeurde het? Je vraagt naar de plaats van een feit.<br />

2. Vraagwoorden naar keuze:<br />

Welke sleutel is de goede? Je vraagt iemand te kiezen (uit sleutels).<br />

Wat voor (soort) eten wil je? Je vraagt iemand te kiezen uit (soorten) eten.<br />

3. Vraagwoorden naar manier, hoeveelheid en aantallen gaan met hoe:<br />

Hoe doe je dat? Je vraagt naar de manier waarop iets gebeurt.<br />

Hoeveel kost dat? Je vraagt naar hoeveelheid geld, aantal euro‘s.<br />

Hoe lang, zwaar, oud.. ben jij? Je vraagt naar 'n aantal meters, kilo’s, jaren...<br />

4. Vraagwoorden naar personen gaan met wie:<br />

Wie heeft dat gedaan? Je vraagt naar de persoon achter de actie.<br />

Wie is dat? Je vraagt naar de persoon.<br />

Aan wie schrijf je? Je vraagt naar de geadresseerde.<br />

Voor wie doe je dat? Je vraagt naar de persoon voor wie je iets doet.<br />

Met wie ga je naar de film? Je vraagt naar de persoon die meegaat.<br />

Van wie is dat boek? Je vraagt naar de bezitter van iets.<br />

Wiens boek is dat? Je vraagt naar de bezitter van iets.<br />

(Andere vraagwoorden komen een beetje verderop aan de orde.)<br />

50. Stel de goede vraag. Kies uit: wanneer/waar/wie/met wie/hoe<br />

1. Er vertrekt iemand. Je wilt weten welke persoon gaat. Wat vraag je?<br />

_____________ vertrekt er?<br />

2. Je wilt weten op welk tijdstip iemand vertrekt. Wat vraag je?<br />

_____________ vertrekt hij/zij?<br />

3. Je wilt weten op welke manier iemand vertrekt. Wat vraag je?<br />

_____________ gaat hij/zij?<br />

4. Je wilt weten op welke plaats iemand is. Wat vraag je?<br />

_____________ is hij/zij?<br />

5. Je wilt weten met welke persoon iemand gaat reizen. Wat vraag je?<br />

_____________ _____________ gaat hij/zij reizen?<br />

Kies uit: waarom/hoeveel/wat/welk=wat voor/wiens=van wie<br />

6. Je wilt weten welk ding (wat voor ding) iemand leest. Wat vraag je?<br />

_____________ lees je?<br />

7. Je wilt het aantal bladzijden van het boek weten. Wat vraag je?<br />

_____________ bladzijden heeft dat boek?<br />

8. Je wilt weten wie het boek bezit, wie de bezitter is. Wat vraag je?<br />

_____________ _____________ is dit boek? _____________ boek is dit?<br />

9. Je wilt de naam van een boek weten.<br />

_____________ boek lees je nu?<br />

10. Je wilt weten om welke reden iemand een boek leest.<br />

_____________ lees je dat boek?<br />

Spreken: de weg vragen, de weg wijzen<br />

Mag ik u iets vragen? Ga uw gang.<br />

(Ik ben de weg kwijt.)<br />

Bent u hier bekend? Jawel.<br />

Waar is de Beekweg?<br />

Hoe kom ik naar de Beekweg? (Die is) De <strong>twee</strong>de straat links, en dan meteen rechts.<br />

Weet u waar de Beekweg is?<br />

Dank u wel. Graag gedaan. Niets te danken.<br />

28


St. Martinus<br />

51. Richtingaanwijzigingen begrijpen<br />

1. Je staat op het Stationsplein in Maastricht, met je rug naar het station. Je loopt<br />

steeds rechtdoor. Waar kom je uit?<br />

2. Je staat met je rug naar het station. Je gaat linksaf. Welke straat loop je in?<br />

3. Je staat met je rug naar het station. Je loopt eerst rechtdoor, maar neemt daarna<br />

de <strong>twee</strong>de straat links. Hoe heet deze straat?<br />

4. Weet je wat een singel is? En wat is een laan?<br />

5. Je staat met je rug naar het station. Je vraagt iemand de weg naar de Sint<br />

Martinuskerk. Hij of zij zegt: "Loop rechtdoor, neem de vijfde straat rechts. Dan<br />

ligt de Martinus aan je linkerhand." Klopt dit?<br />

52. Luisteren (aloco.nl/download4.html). Lees de vragen. Luister dan <strong>twee</strong> keer.<br />

1. In welke stad zijn Joke en Piet? ________________________________________.<br />

2. Wat willen ze daar doen? ________________________________________.<br />

3. Lukt dat? ________________________________________.<br />

4. Wat gaan ze in plaats daarvan dan doen? ________________________________________.<br />

5. Komt de man bij de bushalte uit Delft? ________________________________________.<br />

6. In welke straat is het zwembad? ________________________________________.<br />

7. Wat moeten Joke en Piet bij de kruising? ________________________________________.<br />

8. Waar moeten ze rechtsaf? ________________________________________.<br />

9. Wat moeten Joke en Piet bij de VVV? ________________________________________.<br />

10. Hoeveel minuten is het naar 't bad? ________________________________________.<br />

TIP: Wil je weten hoe je van A naar B komt? Wil je weten wanneer bus en trein vertrekken? Het openbaar vervoer heeft een<br />

routeplanner en reisnformatie online: http://www.9292ov.nl.<br />

Regel: vraagwoorden (II)<br />

Vraagwoorden naar dingen zouden eigenlijk altijd moeten beginnen met wat:<br />

"Wat ga je doen?" "Niks. Ik ga jou opeten!"<br />

Maar vaak beginnen ze met waar:<br />

"Waarom doe je dat?"<br />

"Hoezo doe je dat?"<br />

"Waardoor komt dat?"<br />

"Waarvan komt dat?"<br />

"Waarvoor doe je dat?"<br />

"Waarmee* doe je dat?"<br />

"Waarvan is die fiets?"<br />

"Waar ga je heen?"<br />

"Waarheen ga je?"<br />

"Waar ga je naartoe?"<br />

"Waar kom je vandaan?<br />

"Waaraan denk je?"<br />

= "Om wat doe je dat?"<br />

= "Om wat doe je dat?"<br />

= "Door wat is dat gebeurd?"<br />

= "Door wat is dat gebeurd?"<br />

= "Voor wat doe je dat?"<br />

= "Met wat doe je dat?"<br />

= "Van welk materiaal is-ie?<br />

= "Wat is je bestemming?"<br />

= "Wat is je bestemming?"<br />

= "Wat is je bestemming?"<br />

= "Wat is je herkomst?"<br />

= "Aan wat denk je?"<br />

29<br />

(Je vraagt naar een reden.)<br />

(Je vraagt naar een reden.)<br />

(Je vraagt naar de oorzaak.)<br />

(Je vraagt naar de oorzaak.)<br />

(Je vraagt naar het doel.)<br />

(Je vraagt naar het middel.)<br />

(Je vraagt naar een stof.)<br />

(Je vraagt naar de richting.)<br />

(Je vraagt naar de richting.)<br />

(Je vraagt naar de richting.)<br />

(Je vraagt naar de herkomst.)<br />

(Je vraagt een onderwerp.)


"Waarover denk je?" = "Over wat denk je?" (Je vraagt een onderwerp.)<br />

** In plaats van waarmet zegt men dus waarmee.<br />

53. Vul in: in / heen & naar / voor / mee & met / door /<br />

1. Waar___ snijd je? _____________ een mes.<br />

2. Waar___ reis je? _____________ Frankrijk.<br />

3. Waar___ werk je? _____________ mijn plezier. En _____________ het geld.<br />

4. Waar___ viel je? Er lag een steen.<br />

5. Waar___ woon je? _____________ een huis.<br />

Vul in: om / over / door / aan / van /<br />

1. Waar___ maak je een tafel? _____________ hout!<br />

2. Waar___ hangt de klok? _____________ de muur.<br />

3. Waar___ gaat het verhaal? _____________ een oude man.<br />

4. Waar___ doe je dat? Ik heb geen reden. Daar___.<br />

5. Waar___ gebeurde dat? ___________ toeval.<br />

54. Sterke verhalen, sterke werkwoorden. Een korte "o" in de verleden tijd krijgen ook:<br />

gelden, treffen, trekken, zenden, zwemmen, vechten en schenken. Let op: r = regelmatig, o = onregelmatig!<br />

1. Een tijdje terug hebben we _____________ (fietsen, r) en ___________ (zwemmen, o).<br />

2. We ________________ (treffen, o) elkaar toen bij het meer - nou ja, de vijver.<br />

3. Het café aldaar ___________ (schenken, o) een wijn, die wij ___________(drinken, o).<br />

4. We __________ (trekken, o) zwemkleren aan, de vijver ________ (gelden, o) als veilig.<br />

5. Toen ___________ (wijzen, o) iemand naar de vijver. Men _________ (schrikken, o).<br />

6. Er was hier nog nooit een krokodil ________________ (aantreffen, o)!<br />

7. Ik____________ (zwemmen, o) erheen en ________________ (vechten) met de krokodil.<br />

8. Helaas __________ (verliezen, o) ik. Toen ___________ (schieten, o) we de kroko dood.<br />

9. Een vriend ________ (trekken, o) het dier aan wal. We _____________ (zenden, o) het lijk naar een museum.<br />

10. Het museum ________ (bieden, o) ons een mooie prijs ervoor! Maar die hebben we ________________ (verdienen, r).<br />

Spel: iemand neemt een gebeurtenis in zijn hoofd. De anderen raden welke. Je mag alleen maar vraagwoorden<br />

gebruiken - uit je hoofd!<br />

55. Spreken. Geef antwoord op de vragen:<br />

1. Wat moet je doen als je auto (bijna) geen benzine meer heeft?<br />

2. Je hebt een lekke fietsenband. Je wilt hem plakken. Wat heb je nodig?<br />

3. Wat kun je doen als je auto panne heeft, als hij stuk is, pech heeft?<br />

4. Hoe verwissel je een autoband? Wat heb je nodig?<br />

5. Wat moet je doen als de banden van je fiets of auto leeg zijn?<br />

6. Wat moet je doen als je auto van buiten vies is?<br />

7. En als hij van binnen vies is?<br />

8. Wat moet je doen als de trein of het vliegtuig te laat is?<br />

9. Hoe heet het als een trein of vliegtuig te laat is?<br />

10. Wat moet jij doen als je bijna te laat bent? En als je echt te laat bent?<br />

Extra:<br />

Heb jij een rijbewijs? En een auto? Zo ja, welk merk en type?<br />

Is hij betrouwbaar? Is-ie snel? Is hij zuinig?<br />

56. Vul de vraagwoorden in.<br />

1. "___________ (welk ding) was er op tv? ________ (over wat) ging het programma?" "Het ging over verkeersveiligheid."<br />

2. "__________ (om welke reden) keek je ernaar?" "Omdat het me interesseert. Daarom."<br />

3. "___________ dingen kwamen aan de orde?" "Of auto's veilig zijn."<br />

4. "__________ (met welk ding, met welke auto) kun je het beste rijden?"<br />

5. "De vraag is meer: ___________ (op welke manier) kun je het beste rijden? En _________ (met welke snelheid)?”<br />

6. “ __________ (op welk tijdstip) was dat programma?" "Vorige week dinsdag."<br />

7. "En _________ (op welke plek)?" "Op Nederland 2."<br />

8. "______________ (welk ding) kun je het beste doen?" "Niet te hard rijden."<br />

9. "__________________ (om welke reden)?" "Omdat je bij 64 km/h niet zo hard botst."<br />

10. " ______________ (van welke plek) komt het gevaar?" "Van een hoge snelheid."<br />

57. Spreekwoorden. Wat betekenen deze?<br />

1. Haastige spoed is zelden g....... = Hardlopers zijn doodlopers.<br />

2. De beste stuurlui staan aan wal. Wat is een stuurman?<br />

3. Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel.<br />

4. Alle wegen leiden naar Rome.<br />

5. Gods wegen zijn onnavolgbaar (en zelden aangenaam).<br />

30


Lied: Opzij — Herman van Veen<br />

"Nu, na zoveel jaren, gebeurt het nog steeds dat ik op straat of in een station met een knipoog omver gelopen wordt door een rennende<br />

Nederlander die denkt dat ik dat wel heel leuk zal vinden." Herman van Veen<br />

Opzij, opzij, opzij<br />

maak plaats, maak plaats, maak plaats<br />

we hebben ongelofelijke haast<br />

opzij, opzij, opzij<br />

want wij zijn haast te laat<br />

we hebben maar een paar minuten tijd<br />

we moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan<br />

en weer doorgaan<br />

we kunnen nu niet blijven<br />

we kunnen nu niet langer blijven staan<br />

een andere keer misschien<br />

dan blijven we wel slapen<br />

en kunnen dan misschien als het echt moet<br />

wat over koetjes, voetbal<br />

en de lotto praten<br />

nou dag, tot ziens, adieu, het ga je goed<br />

we moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan<br />

en weer doorgaan<br />

we kunnen nu niet blijven<br />

we kunnen nu niet langer blijven staan<br />

een andere keer misschien... H. van Veen /E. v.d. Wurff/ H. van Veen<br />

58. Spreken over haast: druk-druk-druk!<br />

1. Is er in ons leven steeds meer haast? Wordt het leven sneller, komt er meer stress?<br />

2. Heb jij wel eens last van stress?<br />

3. Wat zijn de lichamelijke gevolgen van stress(=druk)? En de geestelijke gevolgen?<br />

4. Kun je iets tegen stress doen?<br />

5. Wat doe jij in je vrije tijd? Heb jij hobby's?<br />

6. Wat vind je leuk aan je hobby's? Werken ze ontspannend?<br />

7. Heb je genoeg tijd voor je hobby's? Of is er iets wat je (vaker) zou willen doen?<br />

8. Is er in je omgeving genoeg te doen? Of verveel je je wel eens?<br />

9. Wat mis je in de stad of het dorp waar je woont?<br />

10. In Nederland komt er steeds meer "asfalt", steeds meer wegen; toch komen er alleen maar meer files. Is er iets aan files te<br />

doen? Heb jij een origineel idee?<br />

59. Gedachtespelletje. Lees voor:<br />

a. Probeer zoveel mogelijk dingen te bedenken die je vandaag nog moet doen (werk<br />

telefoon, opruimen, verzorging.....). Schrijf alles op. Wie heeft het meeste? Dat is de verliezer!<br />

b. Probeer dan te bedenken wat je moet doen als je morgen nog wilt leven. Wie heeft het minste? Dat is de winnaar.<br />

60. Herhaling koppelwoorden. Maak deze zinnen mooi af.<br />

1. Ik vind dat het verkeer ________________ ________________ .<br />

2. Ik doe vaak/zelden iets aan het huishouden, omdat ________________ ______________.<br />

3. Hij vindt het jammer, als ________________ ________________ ________________ .<br />

4. Ik wil weten hoe ________________ ________________ ________________ .<br />

5. Ik vind veel Nederlanders ________________ , omdat ________________ _____________.<br />

6. Mijn familie vraagt mij vaak, of ________________ ________________ ______________.<br />

7. Ik vind het heel vervelend als ________________ ________________ ________________ .<br />

8. Iemand zit te roken, terwijl ________________ ________________ ________________ .<br />

9. De les is voorbij wanneer ________________ ________________ ________________ .<br />

10. Ik ga niet op vakantie, hoewel/ofschoon ________________ ________________ .<br />

31


61. Reistip: dierentuinen.<br />

Voel je je opgesloten? Gekooid? Onder stress? Ga eens naar een dierentuin, en je zult zien dat het allemaal nogal meevalt. Raar<br />

maar waar: het kijken naar andere dieren in gevangenschap werkt ontspannend op de mens.<br />

Het moet echter gezegd: Nederlandse dierentuinen doen hun best het de dieren naar de zin te maken. De stress valt mee omdat<br />

de dieren steeds minder in kleine kooien zitten. Men probeert steeds meer hun natuurlijk biotoop te imiteren (=na te doen)<br />

door middel van grote gebieden of hallen. Ga maar 's kijken in het Noorder Dierenpark in Emmen of Burgers Zoo bij Arnhem,<br />

voortrekkers op dit gebied. Of anders in de zoos in Kerkrade (Gaia Park), Hilvarenbeek (Beekse Bergen), Rhenen (Ouwehands),<br />

Amersfoort of Apeldoorn (Apenheul).<br />

Ook de "oude", klassieke dierentuinen van Antwerpen (de Zoo), Amsterdam (Artis) en Rotterdam (Blijdorp) volgen deze trend.<br />

De Rotterdamse gorilla Bokito vond het niet genoeg: hij ontsnapte om een bezoekster aan zijn<br />

"harem" toe te voegen...<br />

Wereldberoemde Nederlander: gorilla Bokito<br />

62. Rollenspel: in de bus<br />

1B. Je staat op voor een ander en zegt dat die mag zitten.<br />

1B. Gaat u (maar) zitten.<br />

1A. Bedank de ander.<br />

1A. Dat is heel vriendelijk van u. / Bedankt.<br />

2A. Vraag hoeveel strippen het is naar het station.<br />

2A. Hoeveel strippen is het naar het station?<br />

2B. Zeg dat het drie zones is, dus vier strippen.<br />

2B. ((Het is) Drie zones, dus) Vier strippen.<br />

3A. Vraag of de ander altijd met de bus reist.<br />

3A. Reist u/Reis je altijd met de bus?<br />

3B. Antwoord dat je meestal de fiets neemt, maar die is kapot. 3B. Meestal met de fiets, maar die is kapot/stuk.<br />

4A. Vraag hoe je naar Aken komt.<br />

4A. Hoe kom ik/je naar Aken?<br />

4B. Antwoord dat je via Gulpen gaat.<br />

4B. Je moet via Gulpen (gaan/reizen).<br />

5A. Vraag hoe lang dat duurt.<br />

5A. Hoe lang duurt dat?<br />

5B. Antwoord: 45' - als de bus niet te laat is.<br />

5B. 45 Minuten/Drie kwartier, zonder vertraging.<br />

6A. Zeg dat je haast hebt.<br />

6B. Zeg dat je moet uitstappen.<br />

6A. Oeps/Oei! Ik heb haast. / Ik moet opschieten.<br />

6B. En ik moet hier uitstappen.<br />

7A. Laat de ander voorgaan bij het uitstappen.<br />

7A. Na u! / Gaat u voor.<br />

7B. Bedank.<br />

7B. Dat is heel vriendelijk van u. / Bedankt.<br />

8A. Je raakt de ander per ongeluk aan. Excuseer.<br />

8A. Sorry! / Pardon. / ......<br />

8B. Zeg dat het geen probleem is.<br />

8B. Geen probleem. / (Het) Geeft niet.<br />

9A/9B. Groet elkaar. 9A./9B. Tot ziens!<br />

32


63. Om over verder te spreken. Wat betekenen deze verkeersborden?<br />

De eerste <strong>twee</strong> rijen (rode driehoeken) zijn gevaarsborden. Dan komen gebodsborden (wat je moet doen) en verbodsborden.<br />

Die zijn rond met een rode rand, en vertellen wat je niet moet doen, wat verboden is.<br />

Vraag: "Wat betekent dit bord?"<br />

Antwoorden: "Je moet hier ________________________________________."<br />

"Je mag hier niet _________________." "Verboden te ___________________."<br />

"Je kunt hier ____________________."<br />

33


64. Hoe is het niveau van je Nederlands? Haal je niveau A2 al?<br />

A1 A2: "gevorderde starter"<br />

B1 B2<br />

C1 C2<br />

34


1. Luister of kijk één dag voor de les naar het nieuws en vertel de volgende dag aan de leraar en medeleerlingen wat je opviel.<br />

2. Zoek in een folder, krant of website informatie over de films die nu in jouw buurt te zien zijn. Kies de film die jou het meest<br />

interessant lijkt. Motiveer je keuze in de les.<br />

3. Je wilt van Maastricht naar Den Haag. Deze info vond je op www.9292ov.nl.<br />

35<br />

3a. Van welk spoor vertrekt de trein van Maastricht<br />

naar Den Haag?<br />

3b. Moet je overstappen? Waar? Hoe laat?<br />

3c. Reis je met de stoptrein?<br />

3d. Hoeveel tijd zit er tussen elke trein naar Den<br />

Haag?<br />

3e. Hoeveel kost een gewoon enkeltje?<br />

3f. Hoe lang duurt de reis?<br />

3g. Waar klik je als je de info wilt printen?<br />

4. Wat zeg je als je iets niet begrijpt? En als je iets niet verstaat? En als je een woord vertaald wilt hebben? En als je de betekenis<br />

van een woord wilt weten?<br />

5. Beschrijf een leraar, medeleerling of kennis. Vinden de anderen deze beschrijving "treffend"?<br />

6. De leraar geeft je een routebeschrijving. Waar kom je uit?<br />

7. Schrijf een e-mail naar iemand, waarin je vertelt wat je allemaal al kan in het Nederlands.<br />

8. Vertel eens iets over een mooie of leuke plek in de omgeving. Waarom voel jij je daar goed?<br />

9. Hoe was je laatste vakantie? Waar was je, en wat heb je gedaan?<br />

10. Registreer jezelf in onderstaand formulier van Hotel "De Gouden Kroon".<br />

Naam + Voornaam: ______________________________________________________<br />

Aantal volwassenen: ____________________ Aantal kinderen: _______________<br />

Gewenst kamertype: 0 Eenpersoons<br />

0 Tweepersoons<br />

0 Driepersoons<br />

Kinderbedje(s) gewenst? ______________________________________________________<br />

Internetaansluiting gewenst? ___________________________________________________<br />

Toegang tot bar op kamer? ______________________________________________________<br />

Ligbad of douche? ______________________________________________________<br />

Ontbijt/lunch/diner gewenst ____________________________________________________


4e. Door de stad<br />

Lijn elf rijdt van Vrijburg, een buitenwijk, naar het centrum van de stad.<br />

In Vrijburg was het tamelijk druk, maar nu is er niet veel verkeer: de<br />

ochtendspits valt mee. Er zijn geen files.<br />

Sara ziet de gebouwen: woonhuizen en flats, kerken, kantoren en<br />

bioscopen, warenhuizen en winkels, fabrieken en scholen, de bruggen,<br />

het stadhuis, het theater. In haar geboortedorp was alles nogal klein; in<br />

deze stad heb je best grote gebouwen. Haar ouders viel dat tegen: de<br />

overgang van het dorp naar de stad was vrij groot voor hen. Maar Sara<br />

voelt zich hier thuis, ze zou de stad missen.<br />

Erg groot is de stad niet, ze heeft maar honderdduizend inwoners. Er zijn<br />

geen wolkenkrabbers, zoals in Rotterdam; zelfs geen echt hoge flats.<br />

"Dit is maar een gezellig stadje", peinst Sara, als de bus de brug over de<br />

gracht neemt en naar het Stationsplein rijdt.<br />

"Hoe zou het zijn om in een grote stad te wonen?<br />

Of zou ik liever in een dorp wonen, zoals vroeger?" Sara denkt na en rilt:<br />

ze wil niet terug. "Ik pakte meteen mijn koffers."<br />

65. Streep de foute zin door:<br />

1. Je denkt dat het mooi weer wordt, maar het regent. Wat kun je zeggen?<br />

Dat valt mee: beter dan verwacht. / Dat valt tegen: een teleurstelling, een deceptie.<br />

2. Je denkt dat je ziek bent maar je bent gezond. Wat kun je zeggen?<br />

Dat valt mee. / Dat valt tegen.<br />

3. Iedereen zegt dat Amsterdam saai (=vervelend) is, maar het blijkt (=is) leuk.<br />

Dat valt mee. / Dat valt tegen.<br />

4. Je denkt dat je acht weken vakantie hebt, maar je krijgt er maar drie.<br />

Dat valt mee. / Dat valt tegen.<br />

5. Je springt van een flat omdat je denkt dat je kunt vliegen, maar je valt omlaag.<br />

Dat valt mee. / Dat valt tegen. / Dat valt hard. / Dat valt hard tegen.<br />

Regel: de conditionalis<br />

"Ik zou liever in een dorp wonen."<br />

"Nou, ik pakte meteen mijn koffers."<br />

36<br />

nieuwe woorden<br />

peinzen=denken<br />

meevallen < > tegenvallen<br />

dat valt mee < > dat valt tegen<br />

rillen=bibberen<br />

helemaal niet = niet<br />

niet zo = niet echt = niet erg<br />

nogal = tamelijk = wel<br />

redelijk = best = vrij<br />

erg = heel<br />

heel erg = ontzettend = geweldig =<br />

vreselijk = hartstikke...<br />

de buitenwijk het centrum=de binnenstad<br />

de spits=het spitsuur<br />

het gebouw<br />

het woonhuis de flat<br />

de kerk het kantoor<br />

de bioscoop de fabriek<br />

de brug het stadhuis<br />

het theater de overgang<br />

het dorp < > de stad<br />

de inwoner de wolkenkrabber<br />

de gracht het plein<br />

Soms wil je dingen zeggen die niet werkelijk zijn, maar werkelijk zouden kunnen zijn.<br />

Ze zijn niet actueel, maar potentieel. Onder bepaalde voorwaarden (= condities) kunnen ze reëel (=werkelijk, echt) worden.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

"Ik woon niet in een dorp, maar ik zou er graag wonen."<br />

"Ik pak mijn koffers niet, maar als ik in een dorp woonde ging ik meteen pakken."<br />

De voorbeelden tonen hoe het Nederlands de conditionalis vormt:<br />

1. Met "zou" en "zouden":<br />

"Wat ík zou doen? Ik zou gaan."<br />

"Jij neemt de bus? Wij zouden de trein nemen."<br />

2. Door gewoon het imperfectum te nemen:<br />

"Wat ík deed? Ik ging."<br />

"Jij neemt de bus? Wij namen de trein."


66. Spreken of schrijven. Geef antwoord:<br />

1. Waar zou jij liever wonen, in een dorp of in de stad?<br />

2. Zou jij liever een koophuis of een huurhuis willen hebben? Waarom?<br />

3. Als je een gratis huis aan de Middellandse zee kreeg, nam je dat dan aan? Ging je daar wonen? Wat ging je daar dan doen?<br />

4. Wat vind je van je woonplaats? Wat is goed, wat is slecht? Wat is het voordeel,<br />

welke zijn de nadelen?<br />

5. Wat zou je graag anders willen zien op de wereld? Als je de macht had, wat zou je dan veranderen? Anders gezegd: heb je<br />

idealen, dromen?<br />

6. Merk je iets van de woningnood in Nederland? En in je woonplaats in het bijzonder?<br />

7. In wat voor soort woning woon je nu? Wat zijn de voor- en nadelen?<br />

8. In wat voor huis zou je willen wonen? In welke woonvorm - in een woongroep, een vrij huis, in een gezin?<br />

9. Als je een huurhuis hebt, hoeveel huur betaal je? Hoe is de verhuurder? En als je een koophuis hebt, wat betaal je dan af?<br />

10. Als je heel veel geld had, waar kocht je dan een huis? Wat voor huis?<br />

Woordenschat: van "helemaal niet hoog" tot "afschuwelijk hoog"<br />

Een bijwoord is een woord dat een werkwoord (1) of een adjectief (2) nader aanduidt. Een bijwoord specificeert, maakt<br />

preciezer:<br />

"Hoe hoog is het huis? Wat is de hoogte precies?"<br />

"Het huis is helemaal niet hoog." = 0% hoog<br />

"Het huis is nogal hoog." = 50% hoog<br />

"Het huis is heel erg hoog." = 100% hoog<br />

± 0% ± 25% ± 50% ± 75% ± 90-100%<br />

niet<br />

echt niet<br />

helemaal niet<br />

geenszins<br />

allesbehalve<br />

een beetje<br />

niet echt<br />

enigszins<br />

wat<br />

tamelijk<br />

nogal<br />

wel<br />

vrij<br />

redelijk<br />

betrekkelijk=<br />

relatief<br />

67. Vul in. Kies uit: niet-een beetje-tamelijk-erg-heel erg.<br />

1. Ik vind Maastricht een _____________ leuke stad.<br />

2. Nederland is een _________ interessant land.<br />

3. Mijn straat is een ______________ leuke straat.<br />

4. Het centrum van mijn stad is _________________ gezellig.<br />

5. De verschillen tussen mijn land en hier zijn _____________ groot.<br />

6. Mijn geboortestad is _____________________ rommelig (=chaotisch).<br />

7. Amsterdam is _________________ chaotisch.<br />

8. Het verkeer is er ______________________ druk.<br />

9. Er wonen _______________________ veel mensen.<br />

10. Ik zou er _________________ graag willen wonen.<br />

37<br />

heel<br />

erg<br />

zeer<br />

best wel<br />

best<br />

flink<br />

(hard)<br />

heel erg<br />

ontzettend<br />

geweldig<br />

vreselijk<br />

verschrikkelijk<br />

hartstikke<br />

afschuwelijk<br />

gruwelijk<br />

waanzinnig....<br />

68. Rollenspel: interview<br />

Een cursist is interviewer, en ondervraagt een andere cursist of de docent - en wel zo, dat het publiek de ondervraagde goed<br />

leert kennen. Wissel daarna de rollen.<br />

* Extra: Wat hebben de ondervraagden hetzelfde? Waarin verschillen ze? Waarin lijken ze op elkaar, waarin zijn ze anders?<br />

69. Luisteren (CD6, TVB 9-4).<br />

1. Wat zoekt de toerist?<br />

2. Waarom weet de eerste passant niet waar dat is?<br />

3. De <strong>twee</strong>de passant is bekend in Delft. Is de VVV ver?<br />

4. De passant heeft iets bij zich om de weg uit te leggen. Wat?<br />

5. Welk gebouw staat tegenover de VVV?<br />

6. Met welk vervoermiddel wil de toerist naar het station?<br />

7. Welke lijnen gaan daarheen?<br />

8. Wat doet de VVV eigenlijk?


70. Spreekwoorden: heb je een idee wat ze betekenen?<br />

1. Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen<br />

(maar vuiligheid en luiheid fokt luizen als kamelen).<br />

2. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het ..............<br />

3. Wat de boer niet kent (vr)eet hij niet.<br />

4. In de kerk en in de kroeg<br />

ben je steeds te laat en nooit te vroeg<br />

5. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald.<br />

De rosse buurt<br />

Wist u dat er in de stad een buurt bestaat,<br />

Waar een nette man niet lopen durft op straat?<br />

't Is een reuze onfatsoenlijk stadskwartier<br />

Want daar wonen alle jongens van plezier<br />

Er is keus in overvloed voor iedere dame<br />

Want een kerel lonkt haar toe op elke hoek<br />

En de rest zit achter roodverlichte ramen<br />

In een interlockje en een korte broek<br />

't is voor elke vrouw een prikkelend gezicht<br />

En zo af en toe gaan de gordijnen dicht...<br />

Daar bij de mannen van lichte zeden<br />

Waar menige vrouw haar laatste tientje komt besteden<br />

In die sensuele walm van rook en bier<br />

Bij de mannen, de mannen van plezier - Tierelier!<br />

Als een vrouw uit de provincie even kan<br />

Neemt zij afscheid van haar kinderen en haar man<br />

Want zij zegt: “Ik moet gaan winkelen in de stad”<br />

Maar al spoedig raakt ze op het brede (verkeerde) pad<br />

Schichtig dwaalt zij langs de wallen en de grachtjes<br />

Met haar boodschaptas vol speelgoed en rookvlees<br />

Schuw beantwoordt ze de zinnelijke lachjes<br />

Van Chinese Arie en van Haagse Kees<br />

Aan de borst van kale Willem vindt ze troost<br />

En vergeet haar lieve echtgenoot en kroost<br />

Daar bij de mannen van lichte zeden<br />

Die alle wetten van het fatsoen met voeten treden<br />

In die sensuele walm van rook en bier<br />

Bij de mannen, de mannen van plezier - Tierelier!<br />

Zeg toch nooit dat u een lichte man veracht<br />

Want ze hebben het niet zo makkelijk als u dacht<br />

Vorig jaar is blonde Bertus nog vermoord<br />

Door een dronken weduwvrouw uit Amersfoort<br />

De politie ziet het aan met lede ogen<br />

Aangezien zij tuchteloosheid altijd haat<br />

Maar helaas, zo zeggen alle sociologen,<br />

Prostitutie is een onuitroeibaar kwaad<br />

Laat die jongens maar betijen (=met rust) in hun home<br />

Anders gaan ze tippelen op de Overtoom (=straat in A’dam)<br />

Daar bij de mannen van lichte zeden<br />

Daar is het dier in elke dame pas tevreden<br />

In die sensuele bal van rook en bier<br />

Bij de mannen, de mannen van plezier - Tierelier!<br />

71. Verbind met een streep<br />

38


72. Onregelmatige werkwoorden 5: korte herhaling. Arme Opa! ij→ee, ie/ui→oo, i/e→o<br />

1. Een auto _____________ (schuiven, o) van de weg.<br />

2. Een onbekende _________________ (snijden, o) mij.<br />

3. De automobilist _________________ (wijzen, o) naar zijn voorhoofd.<br />

4. Misschien omdat ik niet _________________ (opschieten, o).<br />

5. Je wordt van je fiets _________________ (trekken, o).<br />

6. Ik _______________ (springen, o) nog opzij, maar vergeefs (= zonder resultaat).<br />

7. Had de automobilist ______________ (drinken, o)? ______________ (zuipen, o)?<br />

8. Ik ________________ (ruiken, o) niets. De automobilist zat immers binnen.<br />

9. Ik ______________ (schrikken, o) heel erg. Mijn knie ___________ (opzwellen, o).<br />

10. Hij ____________(verdwijnen, o) even snel als hij ___________ (verschijnen, o).<br />

73. De maker van dit boek was in de war! Trek een streep van woord naar plaatje<br />

het huis de flat het plein de wolkenkrabber de molen<br />

de woonwagen de villa het kasteel de tent de hut<br />

de kroeg het restaurant de winkel het warenhuis de supermarkt<br />

de kerk het theater de bioscoop de disco(theek) de moskee<br />

de fabriek het kantoor de bibliotheek<br />

de bieb<br />

Ken je nog meer gebouwen?<br />

39<br />

het zwembad de school


74. Filmtip: bioscoop.<br />

Wil je een goede Nederlands(talig)e film zien? Kijk eens of deze films in de buurt te zien zijn, of in de videotheek te huren zijn:<br />

1. Alex van Warmerdam - Abel. Een dertigjarige zoon woont nog bij zijn ouders. Absurd, komisch, met niets te vergelijken. Als<br />

Abel je bevalt, zoek dan ook De noorderlingen, waarin de regisseur zijn landgenoten als een antropoloog bestudeert, en De jurk.<br />

2. Pauline en Paulette (2004). "Normale" zus moet voor "achterlijke" zus zorgen. Prachtige, warme kleine film van jonge<br />

Vlaamse cineast.<br />

3. Simon (Eddy Terstall) begint als een nogal platte ode (=lofzang) aan vrije sex en drugs in A'dam, maar slaat om als<br />

hoofdpersoon ongeneeslijk ziek wordt. Nederlands liberale aard wordt geprezen, maar niet heilig verklaard. Grappig is ook<br />

Rent-a-friend, over een man die zich als vriend verhuurt.<br />

4. Turks fruit (Paul Verhoeven, naar boek van Jan Wolkers) beschrijft tragische liefde van een kunstenaar met veel energie. Film<br />

en acteurs werden instant klassiekers in Nederland. In Soldaat van Oranje en Zwartboek is Verhoeven met "de oorlog" aan de<br />

gang. In Hollywoord maakte Verhoeven Basic Instinct en Robocop.<br />

5. De vermoorde regisseur Theo van Gogh was, behalve een cynische criticus, een getalenteerd filmer. Van zijn films laten 06 en<br />

Blind date, allebei voor heel weinig geld gemaakt, het beste zien met hoeveel medeleven hij kon filmen.<br />

6. Lek van Jean van de Velde is de beste Nederlandse politefilm. Film wordt gemaakt door acteerprestaties, vooral van Victor<br />

Löw als lekkende, tragische crimineel.<br />

7. Cloaca (Willem van de Sande Bakhuyzen) laat de zelfontmaskering zien van vier veertigers. Een soort familiedrama, maar dan<br />

in een "vrienden"club. Naar een toneelstuk van Maria Goos, met een paar van de beste Nederlandse acteurs.<br />

8. Nynke (Pieter Verhoeff) is het verhaal van een Friese vrouw die verliefd wordt op dichter Pieter Jelles Troelstra. De laatste<br />

vindt zijn (socialistische) politieke loopbaan op den duur belangrijker dan Nynke, die wegzinkt in hysterie.<br />

9. Flodder (Dick Maas) is net zo ordinair als het leven zelf kan zijn. Een a-sociale familie gaat in het kader van een plan tot<br />

resocialisatie in een villawijk wonen. Dat gaat mis. Dick Maas filmde ook De Lift, een goede horrorfilm over een lift die leeft.<br />

10. Fanfare (Bert Haanstra). Komische ruzie tussen <strong>twee</strong> fanfares in landelijk Giethoorn. Van dezelfde regisseur: Dokter Pulder<br />

zaait papavers (1973), een geweldig geacteerde film over een dorpsdokter wiens leven totaal verandert. En zijn documentaires!<br />

75. Spel.<br />

Kies een letter, bijvoorbeeld de E. Schrijf dan zoveel mogelijk woorden op die met deze letter beginnen: eten, een, en, elk,<br />

eend.....<br />

categorie<br />

letter<br />

dier stad voornaam eten land adjectief<br />

e eend Edam Eda Edam Ethiopië erg<br />

TIP:<br />

Nederland heeft meer bevolkingsgroepen, "minderheden", dan je zou denken. Nu is er veel te doen om de - vaak islamitische -<br />

nieuwe Nederlanders die gevlucht zijn uit hun herkomstland. En er zijn de (kleinkinderen en kinderen van) gastarbeiders uit<br />

Marokko en Turkije. Antillianen zijn ook vaak in het nieuws. Dertig jaar geleden kwamen veel mensen uit Suriname, een<br />

Nederlandse kolonie die toen onafhankelijk werd. Toen was dat "een groot probleem", maar nu hoor je niemand meer daarover.<br />

Rond 1950 kwamen veel mensen uit Indonesië naar Nederland, toen dat land zich losmaakte. Met name waren het veel Molukse<br />

mensen, en die zijn imiddels ook grotendeels "geïntegreerd".<br />

Al veel langer telt Nederland groepen die niet in een klassiek huis willen wonen. Net zoals andere Europese landen kent<br />

Nederland een zigeunerminderheid, van Roma en Sinti. Daarnaast zijn er de woonwagenbewoners, die eveneens vaak in<br />

stacaravans wonen. Nederlanders noemen hen vaak "kampers", omdat ze in speciaal aangelegde centra, kampen, wonen; zelf<br />

zien ze zich als "reizigers", die in tegenstelling tot de "burgers" geen vaste grond onder hun voeten hoeven. Ze stammen af van<br />

landarbeiders<br />

die in de negentiende eeuw langs de deur gingen trekken toen de<br />

landbouw werd gemechaniseerd. Hun cultuur is heel anders dan die van<br />

de "burgers", die de kampers daarom het liefst doodzwijgen.<br />

Woonwagenkamp Vinkenslag, vlakbij Maastricht<br />

Spreekwoorden met conditionalis<br />

Nederlanders zeggen vaak: "Als dit...", "Als dat..."<br />

In de Randstad klinkt dit zo: "As dit...", "As dat..."<br />

Daarom gaat een Nederlands spreekwoord zo: "As is verbrande turf."<br />

Maar <strong>twee</strong> Maastrichtse spreekwoord zeggen:<br />

"Als je alles vooraf wist, ging je liggen voordat je viel."<br />

En, nog beter:<br />

"Als mijn tante wielen had, was het een kruiwagen."<br />

40


4f. Weer of geen weer<br />

Sara stapt over op de tram, en zit wat te kijken. Dan stapt er een erg knappe jongeman in. Hij staat naast<br />

haar te glimlachen en groet haar heel vriendelijk. Hij probeert een gesprek aan te knopen.<br />

Jeroen: Hé Sara!<br />

Sara: Hoi, eh...<br />

Jeroen: Jeroen. Ik ben een vriend van Farid.<br />

Sara: Dat weet ik. Jullie zitten op dezelfde school hè?<br />

Jeroen: Dat klopt. En in dezelfde klas.<br />

Hij gaat zitten, een beetje verder.<br />

Sara: Loop je ook stage in hetzelfde bedrijf?<br />

Jeroen: Nee, ik ben in een andere onderneming aan het werken. In een andere stad.<br />

Sara: Ik ga nog gewoon naar school.<br />

Jeroen: Vind je het leuk daar?<br />

Sara: Ja, het is hartstikke gezellig. Maar Nederlands blijft nogal moeilijk.<br />

Jeroen: En wat vind je van Nederland?<br />

Sara: Ik vind Nederland... best leuk om in te leven. De mensen zijn aardig, maar soms is het zo...<br />

Ze bibbert. Of beter gezegd: ze doet alsof ze bibbert.<br />

Jeroen: Kil? Koud?<br />

Sara: Ja. En niet alleen het weer!<br />

Het is even stil.<br />

Sara: En soms zijn de Nederlanders zo... Ze maakt een gebaar:<br />

Jeroen: Bot? Lomp? Grof?<br />

Sara: Precies.<br />

Jeroen: Is je school erg ver?<br />

Sara: Niet zo ver, gaat wel. Normaal ga ik met de fiets, maar die is stuk, zie je. Te voet duurt het een uur.<br />

Zo zitten ze te praten. Dan remt de tram af en stopt, bij het station.<br />

Jeroen: Ik moet hier uitstappen.<br />

Sara: Waarom?<br />

Jeroen: Daarom. Omdat ik met de trein verder moet. De fabriek waar ik werk is ergens anders.<br />

Sara: O ja. Dat zei je. Ik heb geluk. Mijn school is dichtbij.<br />

Jeroen: En ik heb pech. Tot ziens Sara!<br />

76. Vragen over de tekst. Geef antwoord in goede zinnen!<br />

1. Wie is Jeroen? _____________________________________<br />

2. Waar werkt Jeroen? _____________________________________<br />

3. Wat vindt Sara van haar school? _____________________________________<br />

4. Wat vindt Sara van Nederland? _____________________________________<br />

5. Welk vervoermiddel gebruikt Sara normaal? _______________________________<br />

6. Is Sara's school ver? _____________________________________<br />

7. Hoe lang wandelen is het naar school? ___________________________________<br />

8. Jeroen is knap. Noem nog iemand die knap is. _____________________________<br />

9. Jeroen is ook vriendelijk. Ken jij ook een vriendelijk iemand? ___________<br />

10. Ken je ook een onvriendelijk, onaardig iemand? __________________________<br />

Woordenschat: jammer/helaas fijn/gelukkig/mooi<br />

Jammer, het is mislukt. Jammer dat het is mislukt. Het is mislukt, dat is jammer.<br />

Helaas, het is mislukt. Helaas is het mislukt. Het is mislukt, dat is helaas.<br />

Fijn, het is gelukt. Fijn dat het is gelukt. Het is gelukt, dat is fijn.<br />

Gelukkig, het is gelukt. Gelukkig dat het lukt.<br />

Gelukkig is het gelukt.<br />

Het is gelukt, dat is gelukkig.<br />

77. Vul in: jammer / helaas / fijn / gelukkig<br />

1. Ik woon in een mooie flat. Dat vind ik ______________________ .<br />

2. ____________________________ hebben we een lift.<br />

3. Het is wel op de derde verdieping, maar dat vind ik juist ___________.<br />

4. _______________________ is de flat een beetje klein, en erg duur.<br />

5. Dat is nogal ____________________.<br />

6. ________________________ moeten we binnenkort verhuizen, voor het werk.<br />

7. __________________________ hebben we een huis in een rustig dorp gekocht.<br />

8. _________________ heeft dat dorp maar weinig winkels.<br />

9. Voor jonge mensen is het _________________ dat er weinig te doen is.<br />

10. ______________________ hebben wij al die dingen niet zo nodig.<br />

41<br />

nieuwe<br />

woorden


Jeroen zwaait naar Sara, en loopt dan naar het loket.<br />

Jeroen: Een treinkaartje naar Zwolle alstublieft.<br />

Lokettist: Enkel of retour?<br />

Jeroen: Een retourtje graag. Heen en terug.<br />

Lokettist: Met of zonder korting?<br />

Jeroen: Met korting.<br />

Lokettist: Dat is dan vijf euro.<br />

Jeroen: Oef! Het is niet goedkoop.<br />

Jeroen loopt naar de gele borden met de aankomst- en vertrektijden. De trein naar<br />

Zwolle vertrekt om vijf voor negen van spoor 3. Helaas, als Jeroen om die tijd op het<br />

perron staat hoort hij de omroeper:<br />

Omroeper: Geachte reizigers! De trein naar Zwolle heeft een vertraging van ongeveer<br />

vijf minuten.<br />

Jeroen: Dat valt mee. (Het) Kan erger.<br />

De trein is vaak te laat. Gelukkig rijdt-ie om precies negen uur weg. Jeroen zoekt een<br />

plek om te zitten.<br />

Jeroen: Is deze plaats vrij?<br />

Vrouw: Jawel. Gaat u zitten.<br />

De trein verlaat de stad en rijdt langs akkers, weiden en bossen. Jeroen zit naar buiten te<br />

kijken. Hij is net van plan wat na te denken.<br />

Jeroen: Ha, heerlijk rustig hier. Jammer dat ik in de stad woon. Van de ene kant is het<br />

niet slecht buiten te wonen, op het platteland. In een dorp, of op een boerderij. Zonder<br />

al die mensen, zonder al dat lawaai, de drukte... Van de andere kant: in de stad heb je<br />

alles dichtbij: winkels, bioscopen, theaters, en mensen, die...<br />

Dan komt de conducteur binnen:<br />

Conducteur: Morgen. Mag ik uw kaartje even knippen?<br />

Jeroen: Ja hoor.<br />

Jeroen geeft zijn kaartje af, en denkt:<br />

... en mensen, die je storen, als je net even rustig zit!<br />

Regel: "te" en het infinitief (2)<br />

Wat we al weten:<br />

a. Achter deze werkwoorden komen soms "te" en het infinitief:<br />

zitten Ik zit me te ergeren.<br />

lopen Je loopt je te vervelen.<br />

b. Ook kun je een substantief combineren met "te" en het infinitief:<br />

idee Hij had het idee (om) te gaan sporten.<br />

plan Ik was van plan (om) te gaan reizen.<br />

c. Ook kun je een adjectief combineren met "te" en het infinitief:<br />

makkelijk Die afstand is makkelijk te lopen.<br />

verkeerd Dat is moeilijk verkeerd (=fout) te doen.<br />

Nieuw:<br />

d. Andere werkwoorden die altijd samen met "te" en het infinitief gaan:<br />

hoeven Ik hoef dit niet te slikken (=accepteren)!<br />

hopen We hopen je te zien.<br />

proberen Probeer me niet te bedriegen!<br />

durven Hij durft te springen.<br />

verwachten Je verwacht te slagen (= succes te hebben).<br />

e. Ook zie je zinnen met een prepositie en "te" en het infinitief:<br />

door Ze kwam vooruit door veel te oefenen.<br />

om Jij komt hier alleen maar om te lachen.<br />

na Hij kwam na te hebben gegeten.<br />

78. Maak deze zinnen netjes af:<br />

1. Ik hoef vandaag niet ______________________________________________________.<br />

2. Probeer je ________________________________________________________________?<br />

3. Je doet het om ____________________________________________________________.<br />

4. Vergeet niet te ___________________________________________________________.<br />

5. Dat is makkelijk __________________________________________________________.<br />

6. Mensen durven _____________________________________________________________.<br />

7. Hij is hier gekomen door __________________________________________________.<br />

8. Ik heb veel zin te ________________________________________________________.<br />

9. Wat zit je te __________________________________________________________ ?<br />

10. Morgen hoop ik te __________________________ _____________.<br />

Ik verwacxht _____________ _____________ _____________ _____________ .<br />

42<br />

nieuwe woorden<br />

zwaaien vertrekken (weg)rijden<br />

verlaten knippen storen<br />

het enkel(tje) het<br />

retour(tje)<br />

de aankomst het vertrek<br />

het spoor het perron<br />

de omroeper de reiziger<br />

de akker de weide<br />

het bos het (platte)land het dorp de<br />

boerderij<br />

het lawaai de drukte<br />

de conducteur het kaartje<br />

heen terug<br />

helaas gelukkig<br />

ongeveer precies<br />

erg<br />

druk rustig<br />

van de ene kant van de<br />

andere kant<br />

enerzijds anderzijds


79. Schrijfopdracht:<br />

Vertel in honderd woorden: waar je werkt of studeert; hoe je het op je werk/op je school vindt; hoe je naar je werk/school gaat;<br />

hoe ver dit is en hoeveel de reis kost; wat de voor- en nadelen van deze vorm van vervoer zijn. Gebruik zinnen als: "Het is<br />

jammer dat..."; "Gelukkig..."...<br />

80. "Te" of "aan het"? Vul in!<br />

1. Het is 1958. Mijn vader is soldaat, dat betekent: hij _________________ zich <strong>twee</strong> jaar lang _________________ (zitten &<br />

vervelen).<br />

2. Hij ligt te slapen als hij merkt dat hij moet plassen (liggen & slapen).<br />

3. Een andere soldaat "staat op wacht", hij __________ bij de poort de wacht _________________ (staan & houden).<br />

4. Als soldaat ______ je verplicht ________________ (zijn & groeten=salueren).<br />

5. Mijn vader vraagt: "__________ het echt nodig ____________ (zijn & salueren)?"<br />

6. "Je _________________ me alleen maar door _________________ (hoeven & laten).<br />

7. Als je ____________ me _________________!" zegt mijn vader (durven & rapporteren).<br />

8. Maar de soldaat _____________ vast van plan het door _________________ (zijn & geven).<br />

9. Met Kerstmis __________ mijn oma thuis _______________ (lopen & huilen). Haar zoon heeft gevangenisstraf gekregen door<br />

niet ________________ (groeten).<br />

10. Soms is het beter (adjectief) iemand _______________ (gehoorzamen). Het is leuker (adjectief) een rotzak achter zijn rug<br />

_______________________ (uitlachen).<br />

81. Onregelmatige werkwoorden 6: breken–brak/braken–gebroken (spreken, steken, stelen, nemen); gevengaf/gaven-gegeven<br />

(eten, lezen, vergeten, optreden; ook: zitten, liggen); maar let op: (be)wegen-woog-gewogen,<br />

weten–wist-geweten!<br />

1. Jeroen ..... (spreken, o) eens met Paul, omdat er spullen ..... (ontbreken, o):<br />

2. "Misschien is er iets ...... (breken, o)? Of heeft iemand ze .......... (meenemen, o)? Ze zijn toch niet ........... (stelen, o)!?"<br />

3. Ze ....... (zitten, o) toen in de kantine, waar ze een broodje ..... (eten, o).<br />

4. Jeroen .... (wegen, o) zijn woorden; hij ... (geven, o) niet graag iemand de schuld.<br />

5. "Het gereedschap ..... (liggen, o) weer eens niet op de juiste plek; misschien ...... (vergeten, o) iemand het terug te leggen?"<br />

6. "Ik denk niet dat het is ........ (vergeten, o), ..... (zeggen, o) Paul.<br />

7. Nadat ze hadden ........ (eten, o) ..... Paul hard ..... (optreden, o) en ..... (spreken, o) het personeel toe:<br />

8. "Als ik ....... (weten, o) wie degene is die dat gereedschap in zijn zak heeft ..... (steken, o), dan .... (liggen, o) hij nu op het<br />

kerkhof!"<br />

9. Niemand ....... (bewegen) toen Paul hun de les ...... (lezen, o)<br />

["de les lezen" = scherp corrigeren].<br />

10. Iedereen ...... (zitten, o) stil. De volgende dag ..... (liggen, o) de spullen weer op hun plek. Eind goed, al goed.<br />

Woordenschat: enerzijds en anderzijds, aan/van de ene en aan/van de andere kant<br />

In het dorp is het rustig, maar ook soms wat saai.<br />

Enerzijds is het dorp rustig, anderzijds soms wat saai.<br />

Van de ene kant is het dorp rustig, van de andere kant soms wat saai.<br />

82. Vul in:<br />

1. Een stad is _________________, maar ook _________________.<br />

2. Enerzijds vind ik een dorp _____________, anderzijds lijkt het me ______________.<br />

3. Van de ene kant is de trein _________________, van de andere kant is-ie ______________.<br />

4. Sport vind ik enerzijds _____________, anderzijds ________________ .<br />

5. Mijn docent is van de ene kant _________________, van de andere kant (is hij) ________________.<br />

6. Ik vind openbaar vervoer wel _________________, maar ook _________________.<br />

7. Enerzijds is _________________ leuk, anderzijds is __________________.<br />

8. Democratie is aan de ene kant __________, aan de andere kant __________.<br />

9. Maastricht is wel _____________, maar ook ___________.<br />

10. ______________ vind ik enerzijds klote, anderzijds ______________________.<br />

83. Geef antwoord. Gebruik enerzijds/anderzijds of van de ene/andere kant.<br />

1. Wat vind je van sport?<br />

2. Wat vind je van Nederland, het land?<br />

3. Wat vind je van het Nederlands, van de taal?<br />

4. Wat vind je van het Nederlands eten?<br />

5. En wat vind je van je docent?<br />

43


84. Drs P – Dodenrit<br />

We rijden met de trojka<br />

door het eindeloze woud<br />

Het vriest een graad of dertig,<br />

het is winter en vrij koud<br />

De paardenhoeven knersen<br />

door de pas gevallen sneeuw<br />

't Is avond in Siberië<br />

en nergens is een leeuw<br />

We rijden met de kinderen,<br />

al zijn ze nog wat jong<br />

Door 't eindeloze woud<br />

waarover ik zo-even zong<br />

Een lommerrijk en zeer<br />

onoverzichtelijk terrein<br />

Waarin men zich gelukkig prijst<br />

dat er geen leeuwen zijn<br />

We zijn op weg naar Omsk,<br />

maar de weg daarheen is lang<br />

En daarom vullen wij de tijd<br />

met feestelijk gezang<br />

Intussen gaat zich iets bewegen<br />

in de achtergrond<br />

Iets donkers en iets talrijks,<br />

en dat lijkt me ongezond<br />

Ze zijn nog vrij ver achter ons,<br />

ik zie ze echter wel<br />

Het is een hele massa<br />

en ze lopen nogal snel<br />

En door ons achterna te lopen<br />

halen zij ons in<br />

Wat onvoordelig uit kan pakken<br />

voor een jong gezin<br />

De donkere gedaanten<br />

zijn bijzonder vlug ter been<br />

Ze lopen op vier poten<br />

en ze kijken heel gemeen<br />

Ze hebben grote tanden,<br />

dat is duidelijk te zien<br />

Het zijn waarschijnlijk wolven,<br />

en kwaadaardig bovendien<br />

Al is de toestand zorgelijk,<br />

ik raak niet in paniek<br />

Ik houd de moed erin<br />

door middel van de volksmuziek<br />

We kennen onze bundel<br />

en we zingen heel wat af<br />

Terwijl de wolven nader komen<br />

in gestrekte draf<br />

Het is van hier naar Omsk<br />

nog een kleine honderd werst<br />

't Is prettig dat de paarden<br />

net vanmiddag zijn ververst<br />

Maar jammer dat de wolven<br />

ons toch hebben ingehaald<br />

Men ziet de flinke eetlust<br />

die hun uit de ogen straalt<br />

We doen heel onbekommerd en we zingen continu<br />

Toch moet er iets gebeuren onder moeders paraplu<br />

En zonder op te vallen overleg ik met mijn vrouw<br />

Wie moet er aan geloven, vraag ik, toe bedenk eens gauw<br />

Moet Igor het maar wezen? nee want Igor speelt viool<br />

Wat vind je van Natasha - maar die leert zo goed op school<br />

En Sonja dan--nee Sonja niet, zij heeft een mooie alt<br />

Zodat de keus tenslotte op de kleine Pjotr valt<br />

Dus onder het gezang pak ik het ventje handig beet<br />

Daar vliegt hij uit de trojka met een griezelige kreet<br />

De wolven hebben alle aandacht voor die lekkernij<br />

Nog vierentachtig werst en o wat zijn wij heden blij<br />

We mogen Pjotr wel waarderen om zijn eetbaarheid<br />

Want daardoor raken wij die troep voorlopig even kwijt<br />

Zo jagen wij maar voort als in een gruwelijke droom<br />

Ajo ajo ajo al in die hoge klapperboom<br />

Daar klinkt weer dat gehuil en onze hoop is weer verscheurd<br />

De wolven zijn terug en nu is Sonja aan de beurt<br />

Daar gaat het arme kind, zij was zo vrolijk en zo braaf<br />

Nog achtenzestig werst en in Den Haag daar woont een graaf<br />

Ik zit nog na te peinzen en mijn vrouw stort meen'ge traan<br />

En kijk daar komen achter ons die wolven al weer aan<br />

Dus Igor, 't is wel spijtig maar jij wordt geen virtuoos<br />

Nog <strong>twee</strong>ënvijftig werst en daar was laatst een meisje loos<br />

Nu Igor is verwijderd hebben wij weer even rust<br />

Maar nee daar zijn de wolven weer, op nog een part belust<br />

De doodskreet van Natasha snijdt ons pijnlijk door de ziel<br />

Nog zesendertig werst en in een blauwgeruite kiel<br />

Mijn vrouw en ik zijn over dus we zingen een duet<br />

En als het even mee wil zitten halen we het net<br />

Helaas, ik moet haar afstaan aan de hongerige troep<br />

Nu nog maar twintig werst en Hoeperdepoep zat op de stoep<br />

Ik zing nu weer wat lustiger want Omsk komt in zicht<br />

Ik maak een sprong van blijdschap en verlies mijn evenwicht<br />

Terwijl de wolven mij verslinden denk ik, dat is pech<br />

Ja Omsk is een mooie stad maar net iets te ver weg<br />

[Trojka hier, trojka daar]<br />

Ja je ziet er veel dit jaar<br />

Overal zit paardenhaar<br />

Steeds uit voorraad leverbaar<br />

Zachtjes snort de samovaar<br />

Met een Slavisch handgebaar<br />

Doe het zelf met naald en schaar<br />

Is dat nu niet wonderbaar<br />

Twee halfom en één tartaar<br />

Een liefdadigheidsbazaar<br />

Hulde aan het gouden paar<br />

Foei hoe suffend staat gij daar<br />

Moeder is de koffie klaar<br />

Kijk daar loopt een adelaar<br />

Is hier ook een abattoir<br />

Basgitaar en klapsigaar<br />

Flinkgebouwde weduwnaar<br />

Leve onze goede tsaar!<br />

85. Vul in. Gebruik "te" of "aan het".<br />

1. De vader _____________ (proberen) zijn familie _____________ (redden). 2. De wolven proberen het gezin te<br />

grijpen door 't ____________________ (achtervolgen). 3. Door _____________ (rennen) halen de wolven hen in.<br />

4. De kinderen durven niet __________________________ (kijken). 5. Het is niet slim nu _____________ (stoppen). 6.<br />

De ouders houden de moed erin door _____________ (zingen). 7. De wolven lijken hen __________________________<br />

(achterhalen). 8. Ze zijn de moeder __________________________ (opeten). 9. De vader zit nog _____________<br />

(peinzen=denken). 10. Hij springt op, om zijn blijdschap _____________ (vieren). Helaas, pindakaas!<br />

44


4g. Door weer en wind<br />

Jeroen kwam te voet het terrein van de fabriek op.<br />

Hij zag de auto van de directeur, meneer Boers,<br />

al staan. Meneer Boers rijdt meestal met de auto.<br />

Meneer Boers:<br />

Ik moet wel. Een directeur kan toch niet met<br />

de fiets bij een klant komen? Bovendien heb<br />

ik altijd afspraken buiten het bedrijf. Ik<br />

wil nooit tijd verliezen. Tijd is geld!<br />

Paul Janssen, een collega van Jeroen, kwam gelijk<br />

met Jeroen aan.<br />

Jeroen: Hoi Paul! Je komt altijd met de fiets, hè?<br />

Paul: Ja. Fietsen is goed voor je gezondheid.<br />

Bovendien is het beter voor het milieu. Al die<br />

uitlaatgassen van de auto's zijn ongezond voor<br />

mensen, dieren en planten.<br />

Jeroen: Heb je geen last van de regen?<br />

Paul: Ach weet je, het regent, sneeuwt of hagelt<br />

eigenlijk zelden. Soms word je nat, maar wat<br />

dan nog? Je kunt toch een regenpak aantrekken?<br />

Jeroen kijkt nog eens naar de lucht. Vandaag schijnt de zon; af en toe zijn er wat<br />

wolken. Er waait een zachte, frisse wind. Het is mooi weer, en dat heb je niet vaak<br />

in deze tijd van het jaar.<br />

86. Lezen: vragen over de tekst<br />

1. Wie is Meneer Boers? Hoe komt hij naar zijn werk? Waarom doet hij dat?<br />

2. Wie is Paul Janssen? En hoe komt hij naar het werk? Waarom?<br />

3. Heeft Paul last van het weer? Hoe vaak is er neerslag in Nederland?<br />

4. Wat voor weer is het in het verhaal? Wat voor weer is het vandaag?<br />

5. Is het vandaag fietsweer? Hoe kom jij naar de les? Hoe ga je naar je werk?<br />

87. Luisteren (CD 8, TVB 12-13). Welk weer wordt voorspeld? Vul in.<br />

1. Het KNMI verwacht ____________ regen en ____________________ bewolking.<br />

2. Het wordt een ____________________ middag.<br />

3. De middag____________________ wordt ____________________ ºC.<br />

4. Er waait een ____________________ wind uit het ____________________.<br />

5. Vanaf vrijdag wordt ________________________________________.<br />

Woordenschat: bijwoorden van frequentie (nooit-zelden-soms-geregeld-vaak-altijd)<br />

Bijwoorden drukken vaak de frequentie uit: "Ik slaap nooit." "Je bent vaak moe."<br />

0% 1 keer ±10% ±25% ±50% ±75% 100%<br />

--------------------------------------------------------------------------------------<br />

nooit ooit zelden soms regelmatig vaak altijd<br />

nimmer bijna nooit wel eens de helft van de tijd meestal steeds<br />

af en toe geregeld dikwijls telkens<br />

nu en dan<br />

88. Vul in. Kies uit: nooit-zelden-soms-regelmatig-vaak-altijd:<br />

1. Ik ga _____________ (0%) zwemmen, omdat ik ________ (100%) ziek ervan word.<br />

2. Ik ben ook ____________________ (75%) bang van het water.<br />

3. _________________ (25%) is het water ook vies.<br />

4. Maar ik ga wel __________ (50%) fietsen.<br />

5. Fietsen is ___________ (10%) vervelend. Ik word er wel ______ (25%) moe van.<br />

6. ________ (25%) ga ik met vrienden hardlopen, _________ (75%) in het park.<br />

7. Ik loop ________ (25%) snel, _______ (75%) langzaam.<br />

8. Ik doe het ________ (100%) voor mijn lol (=plezier).<br />

9. En _______________ (50%) gaan we wat drinken. _______ (75%) is het dan gezellig.<br />

10. Door te bewegen voel ik me _____________ (100%) fit.<br />

45<br />

nieuwe woorden<br />

verliezen<br />

aankomen = arriveren<br />

fietsen regenen sneeuwen hagelen<br />

schijnen waaien<br />

het terrein de fabriek de directeur<br />

de collega de gezondheid het milieu<br />

het (uitlaat)gas de mens het dier<br />

de plant<br />

de regen het regenpak<br />

de lucht de zon<br />

de wolk de wind<br />

het weer<br />

de last<br />

te voet bovendien=ook eigenlijk=in<br />

feite wat dan nog?<br />

nooit-zelden-soms-af en toegeregeld-<br />

vaak-meestal-al tijd


89. Spreken: beantwoord de volgende vragen<br />

1. Hoe vaak ga jij zwemmen? ____________________<br />

2. Hoe vaak ga je fietsen? ____________________<br />

3. Hoe vaak douche jij jezelf? ____________________<br />

4. Hoe vaak adem jij? ____________________<br />

5. Hoe vaak ga jij op vakantie? ____________________<br />

6. Hoe vaak heb je Nederlandse les? ____________________<br />

7. Hoe vaak lach jij? _____________________<br />

8. Hoe vaak huil jij? ____________________<br />

9. Hoe vaak doe je huiswerk voor Nederlands? ____________________<br />

10. Hoe vaak eet jij kaviaar? ____________________<br />

90. Boudewijn de Groot - Het land van Maas en Waal<br />

Tekst: Lennaert Nijgh Muziek: Boudewijn de Groot<br />

Een in Nederland fameus surrealistisch lied over een niet-bestaande rondtrekkende groep.<br />

Onder de groene hemel in de blauwe zon,<br />

speelt het blikken harmonieorkest in een grote regenton.<br />

Daar trekt over de heuvels en door het grote bos,<br />

de lange stoet de bergen in van het circus Jeroen Bosch.<br />

En we praten en we zingen en we lachen allemaal,<br />

want daar achter de hoge bergen ligt het land van Maas en Waal.<br />

Ik loop gearmd met een kater voorop<br />

Daarachter <strong>twee</strong> konijnen met een trechter op hun kop.<br />

En dan een grote snoeshaan die legt een glazen ei,<br />

wanneer je 't schudt dan sneeuwt het op de Egmondse abdij.<br />

Ik reik een meisje mijn koperen hand.<br />

Dan komen er <strong>twee</strong> moren met hun slepen in de hand,<br />

dan blaast er de fanfare ter ere van de schaar.<br />

Die trouwt met de vingerhoed ze houden van elkaar.<br />

Onder de purperen hemel in de bruine zon,<br />

speelt nog steeds het harmonieorkest in een grote regenton.<br />

Daar trekt over de heuvels en door het grote bos,<br />

de lange stoet de bergen in van het circus Jeroen Bosch.<br />

En we praten en we zingen en we lachen allemaal,<br />

want daar achter de hoge bergen ligt het land van Maas en Waal.<br />

We zijn aan de koning van Spanje ontsnapt.<br />

Die had ons in z'n bed en de provisiekast betrapt,<br />

we staken ale kerken met brandewijn in brand.<br />

't Is koud vuur dus het geeft niet en het komt niet in de krant.<br />

Het leed is geleden, de horizon schijnt.<br />

Wanneer de doden dronken zijn en Pierlala verdwijnt.<br />

Dan steken we de loftrompet en ook de dikke draak,<br />

en eten 's avonds zandgebak op een feestje bij Klaas Vaak.<br />

En onder de purperen hemel en in de zilv'ren zon,<br />

speelt altijd het harmonieorkest in een grote regenton.<br />

Daar trekt over de heuvels en door het grote bos,<br />

de stoet voorgoed de bergen in van het circus Jeroen Bosch.<br />

En we praten en we zingen en we lachen allemaal,<br />

want daar achter de grote bergen ligt het land van Maas en Waal.<br />

Regel: woorden met vaste prepositie<br />

"Jeroen luisterde naar de radio."<br />

Je kunt alleen naar de radio luisteren; je kunt niet in de radio of op de radio luisteren. Anders gezegd, bij het werkwoord<br />

luisteren hoort de prepositie naar.<br />

Zo zijn er legio (=veel) woorden met een vaste prepositie:<br />

"Er is een relatie/samenhang met dat probleem."<br />

Veel woorden met vaste prepositie zijn opgenomen in bijlage 3.<br />

46


91. Vul nu de juiste prepositie in (van, met, naar, in......)<br />

1. Ik vind melk niet lekker. Ik houd niet zo ________ melk. Ik hou ____ jou!<br />

2. Ik ben nu bezig _____________ mijn werk.<br />

3. Ik reken morgen ____________________ jou. Ik reken ______ goed weer.<br />

4. Ben je bekend ____________________ dat apparaat?<br />

5. Ik ben het niet eens ________________ jou en _____ jouw mening hierover.<br />

6. Ik verlang (=kijk uit, = snak) ____________________ een andere baan/de vakantie.<br />

7. Hij heeft veel plezier __________ zijn hond/werk.<br />

8. Ik ben niet bang ____________________ die operatie.<br />

9. Ik ben niet bang ________________ dat te doen.<br />

10. Ik wil stoppen __________ werken. Ik wil stoppen ________ werk.<br />

92. Ach Opa! Onregelmatige werkwoorden 7: slapen-sliep-geslapen, dragen-droeg-gedragen.<br />

1. Die middag had ik een beetje ge____________ (slapen).<br />

2. Ik stond op en _____________ (lopen) naar beneden.<br />

3. Toen stofte ik de meubels af, en ______________ (blazen) het stof door de lucht.<br />

4. Geen plek ______________ (laten) ik vies.<br />

5. Maar het stof _________ (vallen) weer op de grond.<br />

6. Ik _____________ (dragen) de afwas naar de keuken. Mijn kleinzoontje kwam binnen.<br />

7. Hij _____________ (slaan) mij voor de lol (=het plezier, de grap).<br />

8. Hij _____________ (houden) modder in zijn hand. Alles werd weer smerig.<br />

9. Hij had in de tuin _____________ (graven).<br />

10. Ik _____________ (vragen) me af waarvoor ik alles deed.<br />

93. Woordenschat: de windrichtingen<br />

het westen<br />

het noorden<br />

47<br />

het oosten<br />

het zuiden<br />

Kijk 's op de kaart. Zeeland, Noord-Brabant en Limburg vormen het zuiden van Nederland. Gelderland en Overijssel liggen in het<br />

oosten. Drente, Friesland en Groningen liggen in het noorden; de Wadden, een rij eilanden, liggen daar ook. In het westen, in<br />

Holland, liggen de grote steden: Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Samen vormen zij eigenlijk één grote stad, de Randstad.<br />

Utrecht, dat in het midden van Nederland ligt, is ook een deel van de Randstad, een kring van steden die om het Groene Hart ligt.<br />

94. Vragen:<br />

1. Waar komt de zon op?<br />

2. Waar gaat de zon onder?<br />

3. Waar staat de zon om twaalf uur?<br />

4. Waar liggen de Wadden?<br />

5. Waar is Den Haag?<br />

6. Weet je waar België ligt?<br />

7. Weet je waar Duitsland ligt?<br />

8. Weet je waar Noorwegen ligt?<br />

9. En waar woon jij?<br />

10. Soms staat op de kaart van Nederland: “HOLLAND”. Is Holland hetzelfde als Nederland? Zo nee, wat is het verschil?<br />

Waarom zeggen mensen vaak "Holland" tegen Nederland?


Het weerbericht<br />

Tijdens het werk luistert Jeroen naar de radio. Aan het einde van het journaal komt steevast het weerbericht. De nieuwslezer<br />

zegt:<br />

"Vandaag is het mooi weer, maar morgen wordt het minder. Vannacht kan het flink koud worden, met plaatselijk vorst. In het<br />

noorden, op de Wadden, vriest het wellicht een graad of drie. Het sneeuwt hier en daar. Morgen overdag wordt het heel ander<br />

weer dan vandaag. In het westen, aan de kust en op zee, stevige wind uit het noorden, tot windkracht 7. In het midden van het<br />

land regen, af en toe een bui; in het oosten zelfs onweer met hagel. In het zuiden blijft het weer nog even mooi, en is het met een<br />

temperatuur van rond de 22 graden tamelijk warm.<br />

Het weer blijft de komende dagen wisselvallig. Tot zover het weerbericht."<br />

"Bah", denkt Jeroen, "écht Nederland: vier seizoenen op een dag. Je weet nooit waar je aan toe bent. Wat een klimaat! Maar<br />

goed... je verveelt je nooit."<br />

95. Lezen: vragen bij de tekst:<br />

1. Wat voor weer wordt het vannacht in het noorden?<br />

2. En wat voor weer in het westen?<br />

3. Wat voor weer wordt het morgen in het midden?<br />

4. En wat voor weer in het oosten?<br />

5. Hoe is het Nederlands klimaat?<br />

6. Hoe noemt men zo'n soort klimaat in de metereologie?<br />

7. Wat vind Jeroen ervan?<br />

8. En jij?<br />

9. Wat voor weer vind jij lekker?<br />

10. Wat voor klimaat is er in jouw geboorteland? Welk weer is er?<br />

96. Schrijven: maanden en seizoenen, jaren en eeuwen...<br />

Schrijf een korte tekst waarin je aangeeft:<br />

- op welke dag, in welke maand, in welk jaar en in welke eeuw je geboren bent;<br />

- welke dag, maand, jaar en eeuw het nu is;<br />

- wat voor weer het vandaag is, en welke weer het deze maand is;<br />

- welk seizoen (=jaargetijde) jouw favoriete seizoen is, en waarom;<br />

- of jij de laatste jaren een verandering in het klimaat ziet.<br />

97. Extra - om over te praten:<br />

1. Ken je de maanden van het jaar uit je hoofd? In welke maand leven we nu?<br />

2. Wat voor weer is het deze maand? Ken je ook de namen van de seizoenen?<br />

3. Wat voor weer is het in de winter? En in de zomer? Wat is jouw favoriete seizoen?<br />

4. Welk jaar is het nu? Hoe is het weer tot nu toe?<br />

5. Hoe heette het vorige jaar? En hoe heet het volgende jaar?<br />

6. Hoeveel dagen hebben de maanden van het jaar? Sommige hebben een oneven aantal dagen, sommige een even aantal. Weet je<br />

welke? Je kunt het aflezen aan de knokkels van je hand.<br />

7. Wat is een schrikkeljaar? Welke jaren zijn schrikkeljaren? Waarvoor zijn die nodig?<br />

8. In welk jaar ben jij geboren? Weet je nog wat voor weer het op je geboortedag was?<br />

9. Hoeveel eeuwen geleden werd Jezus Christus geboren? En Mohammed?<br />

10. In welke eeuw ben jij geboren? Welke eeuw is het nu?<br />

98. Wat betekenen deze spreekwoorden en uitdrukkingen?<br />

1. Hoge bomen vangen veel wind.<br />

2. Na regen komt zonneschijn (dus: Achter de wolken schijnt de zon).<br />

3. Je raakt enkel van de regen in de drup.<br />

4. Voor niets gaat alleen de zon op.<br />

5. Eén zwaluw maakt nog geen lente.<br />

6. Wie wind zaait, zal storm oogsten.<br />

7. Oost west, thuis best!<br />

48


99. Rollenspel: een kletspraatje over het weer<br />

Opdrachten Mogelijke uitwerkingen<br />

A1. The weather's fine!<br />

A1. Mooi weer(tje) hè? / Lekker weer! /..<br />

A1. Agree.<br />

B1. Zeker. / Inderdaad. / ...<br />

A2. Vraag welk weer het vanmiddag wordt.<br />

A2. Wat voor weer wordt het deze middag?<br />

B2. Zeg dat het gaat regenen.<br />

B2. Het gaat regenen.<br />

A3. Vraag hoe de ander dat weet.<br />

A3. Hoe weet je dat?<br />

B3. Geef antwoord.<br />

B3. Van het weerbericht. / Ik kijk naar de wolken.<br />

A4. Vraag naar het weer van vanavond.<br />

A4. En vanavond?<br />

B4. Neerslag, donder en harde wind.<br />

B4. Regen/sneeuw, onweer, en storm.<br />

A5. Spreek je ontzetting uit.<br />

A5. Mijn God! / Here Jezus!<br />

B5. Adviseer de ander regenkleding.<br />

B5. Trek liever een regenjas aan. / Neem liever een paraplu<br />

mee.<br />

A6. Zeg dat de zomer je teleurstelt.<br />

A6. De zomer valt dit jaar tegen.<br />

B6. Zeg dat de winter niet slecht was.<br />

B6. Maar de winter viel mee.<br />

A7. Vraag naar het weer van morgen.<br />

A7. Welk/Wat voor weer wordt het morgen?<br />

B7. Je weet het niet.<br />

B7. Geen idee. Ik ben geen profeet!<br />

A8. Uit je verbazing over het klimaat.<br />

A8. Wat een klimaat!<br />

B8. Stem wel of niet in.<br />

B8. Zeker. / Inderdaad. / Dat kun je wel zeggen. Of: Ik heb<br />

geen last ervan.<br />

100. Hoe heet deze taal? In welk land spreken ze die? Op welk werelddeel ligt dit?<br />

Luister naar de leraar.<br />

Taal Land Hoofdstad Inwoners (m/v) Andere dingen<br />

49


4h. Een ongelukje<br />

binnenshuis: vragen:<br />

- uitglijden in bad Heb je pijn? Ben je geschrokken?<br />

- van de trap vallen Wie is schuldig? = Wie heeft de schuld?<br />

- je verwonden met een mes of gereedschap Kun je het voorkomen? Wat moet je doen?<br />

- brand! stroom!<br />

buitenshuis:<br />

- een botsing<br />

- je valt uit een boom of van een berg<br />

gevolgen:<br />

a. met letsel: je bent gewond. Je hebt iets gebroken of je hebt<br />

een wond.<br />

b. zonder letsel: je bent ongedeerd. Je hebt alleen schade aan<br />

de fiets - of aan de auto ("blikschade").<br />

het ongeluk =<br />

het ongeval<br />

Wat moet je doen?<br />

- misschien 112 bellen (politie, brandweer en ambulance)?<br />

- naar de EHBO (= Eerste Hulp) gaan? Of EHBO verrichten?<br />

- familie of vrienden waarschuwen;<br />

- het formulier van de verzekering invullen. Het verslag/het<br />

rapport gaat naar de verzekering. Die dekt de schade wellicht.<br />

101. Luisteren (CD9, TVG 19-10):<br />

1. Wat is er met meneer De Smet gebeurd? _______________________________________.<br />

2. Welke klachten heeft hij? _______________________________________.<br />

3. Waar is het ongeluk gebeurd? _______________________________________.<br />

4. Wanneer is het ongeluk gebeurd? _______________________________________.<br />

5. Waardoor is het ongeluk gebeurd? _______________________________________.<br />

6. Wat doet de dokter? _______________________________________.<br />

7. Is het ernstig? _______________________________________.<br />

8. Wat heeft meneer De Smet precies? _______________________________________.<br />

9. Wat moet meneer De Smet nu doen? _______________________________________.<br />

10. Klinkt hij erg ziek? _______________________________________.<br />

102. Extra: spreekwoorden over ongeluk(jes).<br />

1. Een ongeluk zit in een klein hoekje.<br />

2. Een ongeluk komt nooit alleen.<br />

3. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. (Dit is de nette variant van: Eigen schuld, dikke bult.)<br />

4. De kruik gaat zolang te water tot hij barst.<br />

5. Door schade en schande wordt men wijs. (Ondervinding is de beste leermeester!)<br />

6. Messen en scharen zijn kindergevaren. (Want: Voorzichtigeid is de moeder der porseleinkast.) Maar ook:<br />

7. Scherven brengen geluk!<br />

103. Opa maakt weer wat mee. Onregelmatige werkwoorden 8: alles door elkaar.<br />

1. Vanmiddag _____________ (lopen) ik een beetje.<br />

2. Ik _____________ (kijken) wat rond.<br />

3. Er ______________ (vliegen) vogels door de lucht.<br />

4. Een fietser ______________ (trekken) te laat aan de rem.<br />

5. Daardoor _____________ (duiken) hij op de grond.<br />

6. Beter gezegd, hij _____________ (vallen).<br />

7. Zo _________ (breken) hij zijn arm.<br />

8. Hij _____________ (houden) zijn arm vast.<br />

9. Ik _____________ (dragen) hem naar de stoep.<br />

10. Iedereen _____________ (vinden) het heel zielig.<br />

50


Toen de les van Sara begon, was Lisa er nog niet. De lerares vroeg aan Sara, die bevriend is met<br />

haar:<br />

Lerares: Waar is Lisa?<br />

Sara: Ik weet het niet.<br />

Daarop kwam Lisa plotseling binnen. Ze begon meteen te huilen.<br />

Sara: Wat is er Lisa?<br />

Lisa: Een botsing! Mijn fiets! Ik... Iemand...<br />

Lerares: Rustig Lisa. Kalm aan. Ga even zitten.<br />

Lisa kalmeerde. Ze dronk een beetje. Daarna vertelde ze wat er was gebeurd.<br />

Lisa: Ik fietste hierheen. Naar school dus. Toen...<br />

Opeens kwam er iemand, in een auto. Hij...<br />

Ze maakte een gebaar met haar hand.<br />

Lerares: Hij sneed je?<br />

Lisa: Ja! Hij kwam op mijn weg! Toen botste ik tegen de zijkant van de auto. De auto trok mijn<br />

fiets om - en mij ook. Ik gleed van mijn zadel, de trapper kwam tegen mijn knie... Het<br />

doet zo’n pijn!<br />

Lerares: En wat gebeurde er toen? Stopte de auto?<br />

Lisa: Nee! Hij reed door!<br />

Lerares: Maar dat is strafbaar!<br />

Lisa: En iedereen bleef staan! Niemand deed wat!<br />

Sara: Iedereen? Ze deden allemaal niets?<br />

Lisa: Nou ja... De meesten. Sommigen kwamen helpen. Een mevrouw vroeg of alles goed was.<br />

Of ik niets had gebroken. Een man zei: ‘Kun je nog een beetje lopen?’ Ik zei: ‘Alleen veel<br />

pijn. En<br />

mijn fiets is stuk.’ Die vond ik naast me.<br />

Lerares: Geen ambulances, geen zwaailicht, geen sirenes..<br />

Lisa: En geen bloed. Ja, ik bof weer.<br />

Sara: Mazzelaar! Geluksvogel!<br />

104. Vragen over de tekst<br />

1. Waarom kwam Lisa te laat?<br />

2. Waarmee is ze gebotst?<br />

3. Lisa botste tegen de zijkant van een auto. Wat gebeurde er vervolgens met Lisa?<br />

4. Wat deed de automobilist? Bleef hij (of zij) staan?<br />

5. Mag je doorrijden na een ongeluk?<br />

6. Kwam iemand Lisa helpen?<br />

7. Is Lisa zwaar gewond?<br />

8. Waar had ze pijn?<br />

9. Hoe kwam dat?<br />

10. Wat gebeurde er met de fiets? Is die kapot of heel?<br />

11. Heb jij al eens een verkeersongeluk gehad?<br />

12. Zo ja, was je gewond?<br />

13. (Zo ja,) Wie was er schuldig aan het ongeluk? Wie was de veroorzaker?<br />

14. Wat moet je doen als er een botsing plaatsvindt (=gebeurt)?<br />

15. Wat betekent "snijden" zoal(=onder meer)?<br />

51<br />

nieuwe woorden<br />

kalmeren<br />

snijden<br />

botsen<br />

pijn doen<br />

stoppen<br />

breken<br />

het ongeluk<br />

de botsing<br />

het gebaar<br />

de zijkant<br />

het zadel<br />

de trapper<br />

de knie<br />

de pijn<br />

de ambulance<br />

het zwaailicht<br />

de sirene<br />

de mazzelaar<br />

bevriend<br />

strafbaar<br />

stuk<br />

niemand-<br />

iemand-<br />

sommige(n)-<br />

vele(n)-<br />

de meeste(n)-iedereen<br />

daarop=daarna<br />

plotseling=opeens<br />

hierheen<br />

Woordenschat: niemand, iedereen<br />

Iemand vraagt je: "Hoeveel mensen kwamen naar het feest?"<br />

Je kunt dan bijvoorbeeld antwoorden: "Niemand. Geen mens kwam."<br />

of “Ongeveer vijftig mensen.”<br />

of juist: "Iedereen kwam. Alle mensen (=allen) kwamen."<br />

Wat kun je nog meer antwoorden?<br />

0%<br />

1 ±20-60% ±75% 100%<br />

Niemand kwam.<br />

Geen enkeling kwam.<br />

Geen mens kwam.<br />

Geen van allen<br />

Iemand kwam.<br />

Sommige mensen kwamen.<br />

Enigen/enige mensen...<br />

Enkelen/enkele mensen...<br />

Een paar mensen kwamen.<br />

Een aantal mensen kwam..<br />

Een enkeling kwam.<br />

* De onderstreepte woorden zijn altijd enkelvoud, dus: "Niemand kwam."<br />

Veel mensen kwamen.<br />

Velen kwamen.<br />

De meesten kwamen.<br />

De meeste mensen...<br />

Een heleboel mensen komen.<br />

Iedereen kwam.<br />

Allen kwamen.<br />

Ze kwamen<br />

allemaal.


105. Vul in. Hoeveel mensen komen er?<br />

1. Wat een raar feest: __________ (geen mensen) kwam.<br />

2. _______________ (75%) hadden gewoon geen zin.<br />

3. De ________________ (75%) mensen belden op dat ze niet konden komen.<br />

4. _________________ (20-60%) waren ziek.<br />

5. _________________ (20%) mensen kwamen toch.<br />

6. Er zat _________________ (één persoon) die piano speelde.<br />

7. _______________ (100%) mensen praatten met elkaar.<br />

8. _________________ (20-60%) mensen dronken. __________ (0%) luisterde naar de muziek.<br />

9. _________________ (20%) mensen verveelde zich.<br />

10. Het is een rare wereld. ______________ (100%) doet maar waar hij zin in heeft.<br />

Normaal - Oerend Hard (Nederlandse vertaling)<br />

1 Ik zeg oeh! Ik zeg ah! Ik zeg oeh! Oeh!<br />

Oerend hard kwamen zij daar aangescheurd<br />

Oerend hard want zij hadden van de motorcross gehoord<br />

Langzaam rijden dat deden zij nooit<br />

5 dat vonden zij maar tijd verknoeid<br />

Bertus op zijn Norton en Tinus op zijn BSA<br />

Naar de motorcross op het Hengelose zand<br />

de kippen en de vrouwlui stoven aan de kant<br />

Bertus op zijn Norton en Tinus op zijn BSA<br />

10 Oerend hard scheurden zij na de cross naar huis<br />

Oerend hard want dan waren zij eerder thuis<br />

Zij hadden de allerbeste gein gehad<br />

Zij waren allebei een heel klein beetje zat<br />

Bertus op zijn Norton en Tinus op zijn BSA<br />

15 Aan het gevaar hadden zij nog nooit gedacht<br />

Zij waren koning op de weg en dachten: alles mag<br />

Bertus op zijn Norton en Tinus op zijn BSA<br />

Zij gingen oeh-oehoe-oe-oe-oeh-oerend hard! (2x)<br />

Bertus op zijn Norton en Tinus op zijn BSA<br />

20 Maar zoals altijd komt aan dat gejakker een end<br />

Door 'n zatte kerel die de snelheid van een motor niet kent<br />

Bertus reed voorop en Tinus kwam er vlak achteraan<br />

Iedereen die zei: van die lui hoor je nooit meer wat van<br />

Zij gingen nooit, nee nooit, nooit meer oerend hard (2x)<br />

25 Maar wij gaan oeh-oehoe-oe-oe-oeh-oerend hard! (2x)<br />

52<br />

nieuwe woorden<br />

scheuren = hard rijden<br />

verknoeien<br />

de cross<br />

het zand<br />

de kip = het hoender<br />

de lui = de mensen<br />

de gein = de lol = het plezier<br />

het gevaar<br />

de koning<br />

het gejakker<br />

het end = het eind(e)<br />

de snelheid<br />

de motor<br />

langzaam < > hard<br />

zat = dronken<br />

oerend = heel erg<br />

voorop < > achteraan<br />

vlak = meteen<br />

106. Vragen over "Oerend hard"<br />

1. Wat zijn Norton en BSA?<br />

2. Verbind de synonieme woorden:<br />

verknoeid dronken<br />

zat plezierig, lollig<br />

geinig allebei<br />

beide verspild<br />

3. Waarom rijden Bertus en Tinus (oerend) hard, waarom scheuren ze zo?<br />

4. Heb jij een motor? Zo nee, lijkt het je leuk om motor te rijden?<br />

5. Hoe ben jij in het verkeer? Voorzichtig of onvoorzichtig? Neem je risico's of niet?<br />

6. Oerend hard is geschreven in een dialect. De taal van De Graafschap, de streek (=de regio) rond Doetinchem in Oost-<br />

Nederland, is een dialect, een mengsel van talen. Kan jij de woorden van "Oerend hard" begrijpen door alleen te luisteren, dus<br />

zonder de Nederlandse vertaling? Of heb je de Nederlandse versie nodig?<br />

7. In welke streek (welke regio) woon jij?<br />

8. Spreekt men een dialect in jouw regio? Zo ja, kun je dit dialect verstaan?<br />

9. Spreekt men een dialect waar jij vandaan komt? Zo ja, hoe heet dit dialect?<br />

10. ".... van die lui hoor je nooit meer wat van..." Wie zij "die lui"? En waarom horen de mensen nooit meer wat van "die lui"?<br />

107. "Oerhard", "keihard" en andere adjectieven.<br />

Als je adjectieven wil versterken kun je een woordje ervoor zetten: "Ze reden keihard, en waren morsdood". Maar welke<br />

woordjes moet je ervoor zetten? Verbind met strepen.<br />

aarde/stik<br />

knal<br />

sneeuw<br />

git<br />

bloed<br />

hel<br />

donker<br />

zwart<br />

wit<br />

rood<br />

blauw<br />

verlicht<br />

veder<br />

in- en in<br />

wit<br />

ijs<br />

loei<br />

doods<br />

koud<br />

slecht<br />

heet<br />

zwaar<br />

licht<br />

bang


huizen<br />

mijlen<br />

spot<br />

peper<br />

dood<br />

kern<br />

spier<br />

bloed<br />

ver<br />

gezond<br />

hoog<br />

duur<br />

goedkoop<br />

ziek<br />

mooi<br />

naakt<br />

knetter<br />

mors<br />

dood<br />

spring<br />

piep<br />

stok<br />

spuug<br />

brand<br />

53<br />

gewoon<br />

levend<br />

dood<br />

gek<br />

nieuw<br />

lelijk<br />

oud<br />

jong<br />

Regel: klinkers en spelling<br />

In het algemeen geldt: spel wat je hoort.<br />

Een korte klinker is één klinker ("bal"), een lange klinker is <strong>twee</strong> klinkers ("paal").<br />

Maar er zijn <strong>twee</strong> uitzonderingen op die regel:<br />

1. Voorbeeld: het woord "spelen". Je hoort spee-len, met een lange klinker. Maar je schrijft een klinker minder: spe-len. Want: een<br />

lettergreep mag je nooit met <strong>twee</strong> keer dezelfde letter beëindigen.<br />

Een lange klinker aan het einde van een lettergreep schrijf je met één klinker!<br />

2. Nu heb je een probleem bij het woord "spellen". Je hoort spê-len, met een korte klinker, maar je mag niet "spelen" schrijven: dat<br />

woord is al gereserveerd. Daarom schrijf je een extra medeklinker: spellen.<br />

Na een korte klinker midden in het woord moeten minstens <strong>twee</strong> medeklinkers komen.<br />

108. Onderstreep de dubbele medeklinkers en de enkele lange klinkers. Voorbeeld:<br />

De mannen van de ziekenwagen hebben Lisa naar school genomen.<br />

1. Oerend hard kwamen zij aangereden<br />

2. Oerend hard want zij hadden van het crossen gehoord<br />

3. Langzamer rijden deden zij nimmer (=nooit).<br />

4. Sneller sjezen (racen) willen ze immer<br />

5. Tinus op zijn brommer en Karel op zijn motor<br />

6. De kippen en de hanen stoven aan de kant<br />

7. Zij waren koningen op de wegen<br />

8. Allebei hadden ze grote witte koppen<br />

9. We komen Tinus en Karel nooit meer tegen<br />

10. Een zatte kerel kwam dat gejakker stoppen.<br />

109. Dictee<br />

1.<br />

2.<br />

3.<br />

4.<br />

5.<br />

6.<br />

7.<br />

8.<br />

9.<br />

10.<br />

110. Vaste preposities 2. Vul in!<br />

1. Sinds mijn pensionering ben ik verslaafd ____________________ houtbewerken.<br />

2. Daarvoor had ik meer trek (zin) ____________________ tuinieren.<br />

3. Uren kon ik treuren ____________________ het verwelken van een roos.<br />

4. In de winter verlangde ik ____________________ het begin van de lente.<br />

5. Vaak vluchtte ik dan ____________________ de werkelijkheid.<br />

6. Ik wil uw aandacht _____________ dit probleem.<br />

7. En dring aan _____________ een beetje haast.<br />

8. Helaas mevrouw, u komt niet in aanmerking _____________ deze behandeling.<br />

9. U moet zich een beetje aanpassen _____________ de situatie.<br />

10. U maakt aanspraak _____________ deze behandeling.<br />

11. Maar het ziekenhuis is aansprakelijk _____________ deze fouten.<br />

12. Het hangt ook af _____________ uw inkomen.<br />

13. De dokter kan u _____________ deze kwaal afhelpen.<br />

14. Ik ga akkoord _____________ deze oplossing.<br />

15. Kunt u snel antwoorden/antwoord geven _____________ mijn vraag?<br />

111. Maak samen een verhaal. Ieder schrijft een zin. Corrigeer elkaars zinen. Ga verder totdat het verhaal af is.


SPREEKLES: Herhaling hoofdstuk 4<br />

Kleding<br />

1. Een vriend of vriendin heeft nieuwe kleren gekocht. Ze vraagt: "Hoe staat het?"<br />

2. Je huisgenoot is naar de kapper geweest. Wat zeg je?<br />

3. Je zus heeft zelf een jurk genaaid. Hij staat prima. Wat zeg je tegen haar?<br />

4. Je zus heeft zelf een broek genaaid, maar het is mislukt. Wat zeg je tegen haar?<br />

5. Je hebt een jas gekocht die, achteraf gezien, niet goed past. Je wilt ruilen. Wat zeg je in de kledingzaak?<br />

6. Iemand vraagt: "Wat vind je van mijn nieuwe hoed?"<br />

Op weg<br />

7. Je fietst op de stoep. Daar staat een agent: "Halt! U mag hier niet fietsen!" Hoe reageer je?<br />

8. Je staat op het Vrijthof. Een toerist vraagt: "Waar is het Vrijthof?" Wat zeg je?<br />

9. Je fiets is kapot. De band is lek. Wat zeg je tegen de fietsenmaker?<br />

10. Je weet de weg naar het station niet. Wat kun je vragen?<br />

11. Je staat bij de bushalte met een onbekende. Je weet niet welke bus naar het station gaat. Wat vraag je?<br />

12. Iemand botst hard tegen je aan in de stad. Wat zeg je?<br />

13. Degene die tegen je aanbotst (=de persoon die botst) zegt: "Sorry." Wat zeg jij?<br />

14. Iemand staat in de weg. Je kunt niet langs. Wat zeg je?<br />

15. De ander gaat echter niet opzij (=gaat niet uit de weg). Hoe reageer je nu?<br />

16. Je wilt weten op welk perron een trein vertrekt. Wat vraag je?<br />

17. In de trein lijkt nog één plaats vrij te zijn, naast een oudere heer. Wat vraag je?<br />

18. Iemand begint te roken in een niet-rokerscoupé. Wat doe je?<br />

19. De conducteur vraagt naar je kaartje. Je weet even niet waar je het hebt verstopt. Wat zeg je?<br />

20. Je stapt uit. Je wilt iemand laten voorgaan. Wat zeg je?<br />

Uit hoofdstuk 1-3<br />

21. Iemand gebruikt het begrip "openbaar vervoer". Jij kent dit begrip niet. Wat kun je vragen?<br />

22. Iemand spreekt zijn zinnen niet goed uit. Je verstaat hem maar half. Wat zeg je?<br />

23. Iemand stelt een vraag. Je snapt de vraag maar je weet het antwoord niet. Wat zeg je?<br />

24. Je weet even niet wat je moet zeggen. Wat kun je dan wel nog zeggen?<br />

25. Een klant komt binnen in je winkel. Wat kun je zeggen?<br />

26. Je bent aan de beurt bij de groentenman. Wat zeg je?<br />

27. Je wilt <strong>twee</strong> biertjes bestellen in een kroeg. Hoe doe je dat?<br />

28. Je komt een druk restaurant binnen waar je met zijn vieren wilt eten. Wat zeg je tegen de ober?<br />

29. Je wilt bestellen in een restaurant. Wat doe je?<br />

30. Je neemt een hap van het eten. Het is véél te zout. Wat doe je?<br />

31. Je wilt afrekenen. Hoe doe je dit? Geef ook door dat het heeft gesmaakt.<br />

32. De ober vraagt of je nog een kopje koffie wil, van de zaak. Dat wil je wel, maar dan décafé. Hoe zeg je dat?<br />

Antwoorden:<br />

1. "Leuk!" "Het staat goed!" "Het ziet er goed uit!"<br />

2. Idem (= hetzelfde): "Leuk!" "Het staat goed!" "Het ziet er goed uit!"<br />

3. Idem (= hetzelfde): "Leuk!" "Het staat goed!" "Het ziet er goed uit!"<br />

4. "Nou... Het is niet zo mijn smaak. Maar als jij hem mooi vindt..."<br />

5. "Ik heb deze jas hier gekocht. Hij past niet. Kan ik hem ruilen?"<br />

6. "Leuk!" "Het staat goed!" "Het ziet er goed uit!"<br />

7. "Sorry! Ik stap al af!"<br />

8. "U bent op het Vrijthof!"<br />

9. "Ik heb een lekke band. Kunt u hem plakken?"<br />

10. "Mag ik wat vragen? Weet u de weg naar het station?"<br />

11. "Pardon? Welke bus gaat naar het station?"<br />

12. "Pardon?"<br />

13. "Geen probleem. Geen punt."<br />

14. "Pardon. Mag ik even langs?"<br />

15. "Ik moet toch echt langs. Kunt u/kun je even schuiven?"<br />

16. "Op welk perron vertrekt de trein naar Amsterdam?"<br />

17. "Is deze plaats vrij?"<br />

18. "Sorry, maar in de trein is het verboden te roken."<br />

19. "Pardon, ik moet even mijn kaartje zoeken."<br />

20. "Na u. Gaat u voor."<br />

21. "Wat betekent "openbaar vervoer"?<br />

22. "Sorry, kunt u wat duidelijker spreken?"<br />

23. "Ik weet het antwoord niet."<br />

24. "Ik weet even niet wat ik moet zeggen."<br />

54


25. "Wat kan ik voor u doen?"<br />

26. "Mag ik even? Ik was aan de beurt. Ik wil graag..."<br />

27. "Ober? Twee pils graag."<br />

28. "Heeft u een tafel voor vier personen?"<br />

29. "Kan ik bestellen?"<br />

30. "Ober? Mijn eten is erg zout."<br />

31. "Ober? Het heeft gesmaakt. Kan ik afrekenen?<br />

32. "Graag, maar dan décafé."<br />

Spreken: Voorbereiding op volgende hoofdstukken<br />

Er zijn nog veel "standaardsituaties" die we niet hebben behandeld: telefoneren,<br />

feliciteren... Deze situaties komen in de volgende hoofdstukken uitgebreid aan de orde.<br />

Maar in deze (spreek)les gaan we al een paar standaardzinnen bekijken. Dit om te<br />

voorkomen dat je in het dagelijks leven helemaal niet weet wat je moet zeggen. Anders<br />

gezegd: we gaan in deze spreekles "een tip van de sluier oplichten", zodat je nooit meer<br />

"met je mond vol tanden staat".<br />

Je kunt het antwoord kort houden, je kunt ook proberen een gesprek aan te knopen.<br />

Kijk op de volgende bladzij voor (een van de vele) antwoorden op de vragen.<br />

55<br />

nieuwe woorden<br />

behandelen (=aan de orde stellen)<br />

telefoneren (=opbellen)<br />

feliciteren (=gelukwensen)<br />

voorkomen<br />

oplichten (=optillen)<br />

aanknopen<br />

de standaard = de norm<br />

de situatie het leven<br />

"een tip van de sluier"<br />

"met de mond vol tanden"<br />

uitgebreid dagelijks<br />

Feliciteren (=gelukwensen), condoleren<br />

1. Je vriendin is jarig. Wat zeg je?<br />

2. Je baas of bazin (=je chef, je hoofd) is jarig. Wat zeg je?<br />

3. Iemand heeft een baby gekregen. Wat zeg je tegen de moeder?<br />

4. En tegen de vader?<br />

5. Iemand heeft een mooie aan gekregen. Wat zeg je?<br />

6. Een vriend of vriendin heeft een diploma gehaald. Wat kun je zeggen?<br />

7. Een kennis vertelt dat zijn of haar moeder overleden (=gestorven) is. Wat zeg je?<br />

8. De kennis vertelt je dat de moeder al lang ziek was. Wat kun je zeggen?<br />

Telefoneren (= bellen, opbellen)<br />

9. Je bent ziek en je kunt niet komen. Wat kun je zeggen?<br />

10. Iemand is ziek en kan niet komen. Je wilt bedanken voor de afmelding, en je hoopt dat de ander snel gezond (=beter) wordt.<br />

Hoe doe je dat?<br />

11. Je bent thuis en de telefoon gaat. Je neemt op. Wat zeg je?<br />

12. Iemand vraagt of Ad, je huisgenoot, thuis is. Ad is weg. Wat zeg je?<br />

13. Je werkt voor "Euroklets Producties". De telefoon gaat en je neemt op. Wat zeg je?<br />

14. De ander vraagt of meneer Driesen er is. Meneer Driesen is er niet. Wat zeg je?<br />

15. Je belt de dokter (=de huisarts) voor een afspraak. Wat zeg je?<br />

16. De assistente zegt dat de huisarts vandaag geen tijd meer heeft. Ze vraagt: "Kunt u morgen?" Maar morgen heb jij geen tijd.<br />

Wat zeg je?<br />

17. De assistente vraagt: "Kunt u dan overmorgen, om negen uur?" Dan kun je. Wat zeg je?<br />

18. Je kunt de ander niet goed horen. Wat zeg je?<br />

19. Je belt naar het politiebureau want je fiets is gestolen. Wat zeg je?<br />

20. De politieagent zegt dat je aangifte moet komen doen. Je wilt weten wanneer dat kan.<br />

Andere situaties:<br />

21. Je komt iemand tegen die je kent van de middelbare school. Wat vraag je?<br />

22. Je wilt een sigaret aansteken maar je hebt geen lucifer of aansteker. En nu?<br />

23. Je kunt niet goed tegen rook. Iemand rookt. Wat vraag je?<br />

24. De buren maken herrie. Jij wilt studeren. Hoe maak je ze dit, subtiel en beleefd, duidelijk?<br />

25. Je bent aan 't woord. Iemand onderbreekt je, ontneemt je het woord. Hoe reageer je?<br />

26. Iemand vertelt een gek (=vreemd, raar) verhaal. Je gelooft hem niet. Wat zeg je?<br />

27. Iemand vraagt: "Ga je mee, wat eten (=een vorkje prikken)?" Je wilt wel. Wat zeg je?<br />

28. Idem (=hetzelfde: "ga je mee eten?"). Je hebt het druk. Wat zeg je?<br />

29. Iemand zit in de trein heel hard te telefoneren. Wat doe je eraan?<br />

30. Iemand heeft in de trein de walkman heel hard aanstaan. Wat doe je eraan?<br />

Meningen (= Opinies)<br />

31. Iemand zegt dat Nederland gastvrij is. Jij vindt van niet. Wat zeg je?<br />

32. Een vriend zegt dat Nederlands moeilijk is. Wat vind jij?<br />

33. Een leerling vindt de toets makkelijk. Jij niet. Hoe zeg je dat?<br />

34. Je kennis zegt dat geld niet gelukkig maakt. Hoe reageer jij?<br />

35. Iemand stelt dat democratie een tijdrovende chaos is. Wat vind jij?


Antwoorden:<br />

1. (Hartelijk) Gefeliciteerd! (Hartelijke) Gelukwensen! Veel geluk! De beste wensen! En nog vele jaren! Gefeliciteerd met je<br />

verjaardag. Proficiat!<br />

2. Hetzelfde, maar dan: Gefeliciteerd met UW verjaardag.<br />

3. (Hartelijk) Gefeliciteerd! (Hartelijke) Gelukwensen! De beste wensen!<br />

Maar ook: Wat mooi (voor je)! Wat fijn (voor je)!<br />

4. (Hartelijk) Gefeliciteerd! (Hartelijke) Gelukwensen! De beste wensen! (een beetje ironisch) Veel geluk!<br />

5. (Hartelijk) Gefeliciteerd! (Hartelijke) Gelukwensen!<br />

en: Veel succes! Ik hoop dat het bevalt!<br />

6. (Hartelijk) Gefeliciteerd! (Hartelijke) Gelukwensen!<br />

en: Wat knap van je! Goed van je! Goed gedaan!<br />

7. Gecondoleerd. Gecondoleerd met je moeder.<br />

en: Sterkte. Veel sterkte (met het verlies).<br />

8. Misschien is het dan maar beter zo. Misschien was het dan een opluchting?<br />

9. Het spijt me, ik kan niet komen. Sorry, ik kan niet komen. Ik meld me af.<br />

10. Bedankt voor de afmelding.<br />

(Van harte) Beterschap! Word maar snel weer gezond (beter).<br />

11. Hallo. Met .... (naam).<br />

12. Ad is er niet. Kan ik iets (een boodschap) doorgeven?<br />

13. Goedendag, met Euroklets Producties, met .... (voornaam en achternaam).<br />

14. Meneer Driesen is er niet. Kan ik iets doorgeven.<br />

15. Met .... (naam). Ik wil een afspraak maken met dokter .... (naam).<br />

16. Morgen heb ik geen tijd. Kan het vandaag nog? Of anders overmorgen?<br />

17. Dan kan ik. Hoe laat kan ik komen?<br />

18. Sorry, ik kan je/u niet goed horen/verstaan. (en:) Kunt u dat herhalen?<br />

19. Met ... (naam). Mijn fiets is gestolen. Wat moet ik nu doen?<br />

20. Wanneer kan dat? Wanneer kan ik aangifte doen?<br />

21. Hallo ... (naam). Dat is lang geleden. Hoe is het ermee? Wat doe je nou?<br />

22. Sorry, heeft u/heb je misschien vuur/een vuurtje?<br />

23. Sorry, ik kan niet (niet goed) tegen rook. Kun/Wil je misschien stoppen met roken?<br />

24. Sorry, ik ben aan het studeren. Kan het misschien wat zachter?<br />

25. Sorry, maar ik was aan het woord. (en:) Mag ik dit even afmaken? Mag ik even uitpraten?<br />

26. Is dat echt waar? Is dat echt gebeurd? Ik geloof je niet.<br />

27. Ja, leuk/lekker/fijn/goed idee.<br />

28. Jammer, ik heb het druk. (Leuk, maar) Ik ben (druk) bezig.<br />

29. Ik verhuis naar een andere plek/plaats/stoel. (of:) Kan het wat zachter?<br />

30. Idem.<br />

31. Dat ben ik niet met je eens. of: Je hebt ongelijk. Ik vind Nederland niet gastvrij.<br />

32. Dat ben ik met je eens. of: Je hebt gelijk. Nederlands is moeilijk. of:<br />

Dat ben ik niet met je eens. Nederlands is gemakkelijk.<br />

33. (Dat ben ik niet met je eens.) Ik vond het moeilijk.<br />

34. Je hebt gelijk. Geld maakt niet gelukkig. of:<br />

Je hebt ongelijk. Een beetje geld maakt wel gelukkig - als je arm bent.<br />

35. Je hebt gelijk. Maar weet jij iets beters? of: ...<br />

56


HOOFDSTUK 5: AAN DE SLAG<br />

5a. Aan de slag<br />

Jeroen loopt dus stage in een fabriek, als monteur.<br />

De fabriek lijkt op een laboratorium: men maakt er poedermelk. Grote productielijnen<br />

koken de melk, vriezen de melk droog, malen en mengen het poeder, en doen het in<br />

blikken. Jeroen loopt mee met Paul, die machines opstart, onderhoudt en repareert.<br />

Jeroen: Wat moeten we vandaag doen?<br />

Paul: Die lopende band nakijken. Het kreng loopt steeds vast.<br />

Jeroen: O ja. Misschien iets in de computer?<br />

Paul: Dat bekijken de anderen. En de elektriciteit is het evenmin, dat is ook al<br />

gecontroleerd. Het moet een mechanisch probleem zijn.<br />

Jeroen: O. Wat hebben we nodig?<br />

Paul: Allerlei gereedschap. Schroevendraaiers en tangen.<br />

En de handleiding van het apparaat. Olie, om de zaak<br />

te smeren.<br />

Jeroen: Tangen, even kijken... In deze kist zitten <strong>twee</strong><br />

tangen, en in deze zitten er drie.<br />

Paul: Hoeveel heb je er?<br />

Jeroen: Ik heb er vijf. In allerlei maten.<br />

Paul: Ik heb er <strong>twee</strong>. Dat is genoeg.<br />

Dan komt Janine, een secretaresse, eraan.<br />

Janine: Paul, kun je even op kantoor komen? Er is telefoon<br />

voor je.<br />

Paul: Wie?<br />

Janine: Je vrouw. Niks ernstigs hoor.<br />

Paul: Net als je aan het werk wilt is hij er weer: de<br />

telefoon! Er zijn vrouwen...<br />

Janine: Ik ben ook een vrouw hoor.<br />

Paul: En, bel je veel?<br />

Janine: Nou ja! Ik ben secretaresse...<br />

Paul: Kijk, dat bedoel ik nou. Jeroen, Ik moet even naar<br />

kantoor. Kun jij die machine misschien openschroeven?<br />

Jeroen: Oké. Makkie! Komt voor mekaar.<br />

Paul: Wie weet vind jij de oplossing voor die storing wel.<br />

En kletsend met Janine loopt hij erheen.<br />

1. Vragen over de tekst, over gereedschap, over fabrieken.<br />

1. Een tang is gereedschap. Wat kun je ermee doen?<br />

2. Een schroevendraaier is ook gereedschap. Wat kun je ermee doen?<br />

3. Met welk gereedschap kun je timmeren?<br />

4. Wat kun je in een muur slaan?<br />

5. Met welk gereedschap kun je zagen? Welk gereedschap ken je nog meer?<br />

6. Wat maakt men in fabrieken?<br />

7. Heb je al eens in een fabriek gewerkt?<br />

8. Waarom telefoneert Janine vaak?<br />

9. Wat voor werk doen Paul en Jeroen?<br />

10. Wat betekent "Aan de slag"? "Alle hens aan dek!"<br />

2. Vaste preposities 3.<br />

1. Ben je bekend _____________ (de plattegrond van) de fabriek?<br />

2. Ben je bang (=bevreesd) _____________ die operatie?<br />

3. Ik baseer me _____________ de regels.<br />

4. Beantwoordt dit _____________ uw vraag?<br />

5. Ik begin net _____________ het werk. Ik begin er_____________.<br />

6. Deze brief is bestemd _____________ mevrouw Jansen.<br />

7. De mail is beveiligd (=beschermd)______ hackers. Uw gegevens (=data) zijn geheim.<br />

8. Ik ben best blij (=gelukkig) _____________ deze oplossing.<br />

9. Heeft u behoefte _____________ meer hulp?<br />

10. Ik ben bezig _____________ dat dossier/die zaak.<br />

57<br />

nieuwe woorden<br />

lijken malen<br />

meelopen repareren<br />

nakijken bekijken<br />

smeren kletsen<br />

vriezen mengen<br />

onderhouden opstarten<br />

vastlopen controleren<br />

openschroeven<br />

de fabriek<br />

de monteur<br />

het laboratorium<br />

de poedermelk<br />

de (productie)lijn<br />

het poeder<br />

de machine<br />

de lopende band<br />

het kreng<br />

de computer<br />

het probleem<br />

de elektriciteit<br />

de schroevendraaier<br />

de tang<br />

de handleiding<br />

het apparaat<br />

de zaak<br />

de kist<br />

de secretaresse<br />

het kantoor<br />

de oplossing<br />

de storing<br />

een mechanisch probleem<br />

allerlei gereedschap<br />

niks ernstigs<br />

evenmin = ook niet


11. De industrie stort zich telkens (=steeds) __ nieuwe mogelijkheden (=kansen).<br />

12. Ben je je wel bewust _____________ dit probleem?<br />

13. Produkten, bijvoorbeeld GSM's, kunnen onderling nogal schelen ____________ prijs.<br />

14. Ik solliciteer tegelijk ook ____________________ een nieuwe baan.<br />

15. Zo raak ik gespecialiseerd ____________________ communicatie.<br />

Regel: het woord "er" (herhaling)<br />

Het woord "er" wordt in het Nederlands veel gebruikt. Vaak kun je op dezelfde plaats ook "daar" of "hier" zetten. Wat<br />

betekent die woorden?<br />

"Er" heeft een signaalfunctie. Het neemt de plaats in van andere informatie, en verwijst daarnaar. Als mensen "er" lezen weten<br />

ze dat er informatie ontbreekt. Daardoor lezen ze de zin sneller.<br />

1. Soms verwijst "er" naar een ding:<br />

"De tv zendt een goed programma uit. Ik zou ernaar kijken."<br />

"Moet ik daarnaar kijken? Naar dat programma? w<br />

(De tv zendt een ding, een programma uit; dat ding moet je bekijken.)<br />

"Een studie is soms moeilijk. Je moet veel ervoor doen."<br />

(Je moet veel doen voor de studie.)<br />

Vader: "Wat moet je met dat ding?"<br />

Kind: "Ik ga ermee/daarmee/hiermee spelen!"<br />

(Ik ga met dat ding spelen.)<br />

"Hoeveel appels eet je per dag?" "Ik eet er drie."<br />

(Je eet van dit ding – appels – drie stuks)<br />

2. Soms verwijst er naar een plek, een plaats, naar "ergens":<br />

"Ik ga naar de bioscoop. Er zijn allerlei films."<br />

(Ergens, op een plek, zijn films te zien: in de bioscoop.)<br />

"Er komt een bus aan. Nee, er komen <strong>twee</strong> bussen aan."<br />

(Ergens komt een bus, of <strong>twee</strong> bussen, aanrijden: hier.)<br />

"Paul moet naar kantoor. Hij loopt erheen/daarheen."<br />

(Paul moet naar een plek, zijn kantoor, en loopt erheen.)<br />

3. "Er" verwijst soms naar een ding. Waarnaar verwijst "er" in deze zinnen? Onderstreep wat juist is.<br />

1. De mannen verkochten mooie broeken. Ik kocht er <strong>twee</strong>.<br />

"er" = van de broeken/van de mannen.<br />

2. "Hoeveel tangen hebben de collega's?" "Ik heb er drie."<br />

"er" = tangen/collega's<br />

3. Jeroen vindt het werk in de fabriek leuk, maar hij wordt niet daarvoor betaald.<br />

"daarvoor" = voor de fabriek/voor het werk.<br />

4. De machines voor de melk zijn gevaarlijk, de arbeiders kunnen zich eraan snijden.<br />

"eraan" = aan de hallen/aan de machines/aan de melk.<br />

5. Als het poeder in de blikken gaat, moet je goed erop letten.<br />

"erop" = op de blikken / op het poeder.<br />

4. "Er" verwijst soms naar een plaats. Waarnaar verwijst "er" in deze zinnen? Onderstreep wat juist is.<br />

1. Op school amuseer ik me wel. Ik heb er veel plezier.<br />

"er" betekent: op school/veel plezier.<br />

2. Tijdens de stage doe ik meer kennis over mijn werk op. Ik leer er meer.<br />

"er" betekent: over mijn werk/tijdens de stage/meer kennis.<br />

3. Het geluid in de fabriek doet pijn aan mijn oren. Er is veel lawaai.<br />

"er" betekent: in de fabriek/aan mijn oren.<br />

4. Op mijn werk ken ik leukere mensen dan op school of in mijn buurt. Ik ben er graag. "er" betekent: op mijn werk/op school/in<br />

mijn buurt<br />

5. Er zijn veel mensen die hierover anders denken.<br />

"er" betekent: ergens op deze wereld/over deze dingen<br />

58


5. Gereedschappen en wat je ermee kunt doen. Wat zie je? Vul in.<br />

6. Maak van een gewone zin een zin met "er" of "daar". Voorbeeld:<br />

a. Ik heb zeven konijnen gekocht.<br />

b. Ik heb er zeven gekocht.<br />

la. Jij koopt tien mandarijnen.<br />

lb. Jij koopt __________________________<br />

2a. Let goed op die lopende band!<br />

2b. Let goed__________________________<br />

59


3a. Je krijgt geen loon voor dit werk.<br />

3b. Je krijgt geen loon __________________________<br />

4a. Hij is klaar als hij duizend blikken vol heeft.<br />

4b. Hij is klaar als hij __________________________ vol heeft.<br />

5a. Het programma is waardeloos, maar de mensen kijken naar het programma.<br />

5b. Het programma is waardeloos, maar de mensen _____________.<br />

6a. Jij doet veel groenten in de soep.<br />

6b. Je doet veel groenten _____________.<br />

7a. Het ging helemaal mis in fabriekshal 4.<br />

7b. Het ging er __________________________.<br />

8a. In de bioscoop zijn leuke films.<br />

8b. Er __________________________.<br />

9a. Werken is vervelend als in de fabriek niets te doen is.<br />

9b. Werken is vervelend als __________________________<br />

10a. Op de wereld zijn veel mensen die alleen geloven in geld.<br />

10b. Er zijn __________________________<br />

7. Vragen over materialen.<br />

1. In Jeroens fabriek maakt men melkpoeder. Wat kun je nog meer maken van melk?<br />

Je kunt er _________________ en _________________ van maken.<br />

2. Wat kun je maken van hout? Je kunt er ____________ en _________ van maken.<br />

Wat kun je maken van ijzer? Je kunt _________________<br />

4. Wat kun je maken van leer?<br />

5. Wat kun je maken van wol?<br />

6. Wat kun je maken van rubber?<br />

7. Wat kun je maken van papier?<br />

8. Wat kun je maken van glas?<br />

9. Wat kun je maken van kunststof?<br />

10. Wat kun je maken van steen?<br />

TIP 1:<br />

Enkelvoud: Er is één leraar in de klas.<br />

Meervoud: Er zijn tien leerlingen.<br />

8. Beantwoord de vragen met een "er"-zin.<br />

1. Heb jij euro's? Ja, ik heb er/Nee, ik heb er geen.<br />

2. Ben je in de les? Ja, ik ben er/Nee, ik ben er niet.<br />

3. Ben je nu thuis?<br />

4. Heb jij thuis stoelen?<br />

5. Heb jij thuis lucifers?<br />

6. Woon je in Nederland?<br />

7. Heb jij hier veel kennissen?<br />

8. Had jij in je geboorteland veel vrienden?<br />

9. Woon je in Noord-Brabant?<br />

10. Was je al eens in Amsterdam?<br />

TIP 2: "Hier" en "daar" kunnen de nadruk hebben, maar "er" niet<br />

Hier: Hier is één leraar.<br />

Je kunt het hier leggen.<br />

Daar: Daar zijn de leerlingen.<br />

Ik zie je daar.<br />

Er: Er zijn <strong>twee</strong> mensen.<br />

Ik heb er drie.<br />

...<br />

60


Overstroming, Willem!<br />

refrein:<br />

Hup, daar is Willem met de waterpomptang<br />

De nijptang of de combinatietang<br />

Hup, daar is Willem met de waterpomptang<br />

Want Willem is niet bang<br />

Je hoeft het maar te vragen<br />

Dan staat-ie al te zagen<br />

Te potteren en te boren<br />

De gaatjes in je oren<br />

Als je maar kikt, als je maar kikt<br />

't Is Willem die het flikt, hoi!<br />

refrein<br />

Zit er iemand in de dalles (dat gebeurt!)<br />

Roep Willem, hij kan alles<br />

Want Willem weet van wanten<br />

Ja, vraag het an me klanten<br />

Als je maar kikt, als je maar kikt<br />

't Is Willem die het flikt, hoi!<br />

refrein<br />

Me broer dat is een prima vent<br />

Die van de zweep het klappen kent<br />

Een goeie vakman tot en met<br />

En plichtsgetrouw tot in z'n bed<br />

Daar ligt-ie starend naar 't behang<br />

Met naast z'n hoofd z'n waterpomptang<br />

En 's morgens, dan begint het weer<br />

En dan klinkt het keer op keer:<br />

refrein (2x)<br />

10. Spreken of schrijven. Technische vragen: leg uit hoe je dit doet!<br />

1. Hoe moet je behangen?<br />

2. Hoe moet je kopiëren?<br />

3. Hoe moet je iemand opbellen?<br />

4. Hoe moet je een tafel maken?<br />

5. Hoe moet je een computer aanzetten?<br />

6. Wat moet je doen als een peertje van een lamp kapot is?<br />

7. De stroom valt uit. Wat doe je?<br />

8. En als de gootsteen verstopt is?<br />

9. Hoe moet je een schilderij ophangen?<br />

10. Hoe moet je een foto maken?<br />

9. Ed & Willem Bever - Hup daar is Willem<br />

met de waterpomptang<br />

De <strong>twee</strong> broers Bever waren poppen uit de geweldige<br />

kinderserie "De Fabeltjeskrant". "Hup daar is Willem"<br />

(1971) is een ode aan de Rotterdamse<br />

werkmansethiek van "Niet lullen maar poetsen." Het<br />

clublied van Feijenoord, de lokale voetbaltrots, op dat<br />

moment wereldkampioen, is dan ook: "Geen woorden<br />

maar daden."<br />

61<br />

paper a wall/tapisser/tapissieren<br />

copy/copier/kopieren<br />

call someone/téléphoner qqun/anrufen<br />

De stroom valt uit: No electrical current/Pas de<br />

courant électrique/Kein Strom<br />

De gootsteen verstopt: The drain’s blocked/L’évier<br />

est bloqué/Der Abfluss ist blockiert<br />

En een foto afdrukken? En foto’s inplakken? Een schilderij ophangen: Hang a painting/Accrocher<br />

une peinture/Ein Gemälde aufhängen<br />

11. Spreken: discussie over onderwijs<br />

In Nederland zijn er weinig mensen die "met hun handen" willen werken; Nederlanders werken liever "met hun hoofd". Heeft<br />

Nederland een afkeer van techniek? Zo ja, dan kan de oorzaak hiervan liggen in de geschiedenis. Nederland was altijd een<br />

handelsland, geen industrieland. Anderzijds zijn sommige industrieën (Shell, Philips) heel groot.<br />

Dat kun je zien op de middelbare scholen. Als kinderen twaalf jaar worden gaan ze van het basisonderwijs af. Dan proberen<br />

ouders te voorkomen dat hun kinderen naar het VMBO gaan. Dat is een middelbare school waar ze met hun handen werken.<br />

Veel ouders willen hun kinderen naar het HAVO (Hoger Algemeen Voorbereidend Onderwijs) of het VWO (Voorbereidend<br />

Wetenschappelijk Onderwijs) krijgen.<br />

De helft van de kinderen gaat naar het VMBO. Maar zelfs daarvan gaat nog een deel naar TL ("Theoretische Leerweg"). Heel wat<br />

leerlingen maken het VMBO niet af ("schoolverlaters"). Men klaagt over het feit dat ook het VMBO te weinig praktijk heeft, en<br />

teveel theorie. Door dit alles zijn er in Nederland weinig goede "vakmensen" te vinden. Nederland haalt er daarom uit het<br />

buitenland.<br />

Een ander probleem is de vroege scheiding van leerlingen. Kinderen worden al op hun elfde, twaalfde ingedeeld in verschillende<br />

schoolsystemen. Kinderen uit verschillende bevolkingsgroepen worden dan van elkaar gescheiden. Bovendien is het moeilijk voor


kinderen die zich wat langzamer ontwikkelen (“slow starters”) om over te stappen naar HAVO en/of VWO.<br />

62


Universiteit (WO) Hogeschool (HBO) Middelbaar BeroepsOnderwijs (MBO)<br />

(minstens 4 jaar) (minstens 3 jaar) minstens <strong>twee</strong> jaar)<br />

VWO (zes jaar) HAVO (vijf jaar) VMBO-TL VMBO (vier jaar)<br />

(vier jaar)<br />

Basisonderwijs (4-12 jaar)<br />

1. Staat werken met het hoofd boven werken met de handen? Vind jij techniek "vies"?<br />

2. Mag jouw kind ook niet naar het VMBO? Moet het naar HAVO of VWO? Waarom?<br />

3. Hoe zit dat in jouw land, in jouw cultuur? Hoe kijkt men daar naar techniek? Zijn er daar genoeg vakmensen?<br />

4. Welke opleidingen heb jij gedaan? Hoe beviel het?<br />

5. Welke manuele arbeid zou jij het liefste doen? Heb jij een hobby waarbij je iets met je handen doet?<br />

6. Hoe vind je het Nederlands onderwijssysteem? Wat mankeert eraan? Wat kan beter?<br />

12. Woordenschat: moeilijke preposities. Om te lezen - en lachen<br />

Als Jeroens stage bijna is afgelopen ontvangt hij een brief van zijn stagebedrijf:<br />

Geachte heer van Beers,<br />

In verband met de afloop van uw stage willen wij u aangaande uw toekomst temidden van uw collega's het volgende mededelen.<br />

Wegens gebleken geschiktheid gedurende uw stage, en dankzij uw enthousiaste inzet sedert het begin van uw stage, willen wij u<br />

voor de duur van een half jaar aanstellen, per 1 oktober of omstreeks deze datum. Werkdagen zijn de hele werkweek, met<br />

uitzondering van de vrijdagen en vrije dagen. Wat betreft de salariëring geldt dat u, in tegenstelling tot de stagevergoeding, een<br />

volledig loon zult ontvangen, bonussen incluis, aangezien u in plaats van stagiaire dan werknemer zult zijn. Door middel van een<br />

door u te ondertekenen arbeidscontract, voorzien van de geijkte bijlagen, kunnen wij u via de personeelsafdeling als werknemer<br />

inschrijven.<br />

Wij hopen op een vruchtbare arbeidsrelatie en hopen de vereiste bescheiden binnenkort conform de regels van u te ontvangen,<br />

tenzij volgens u iets ontbreekt.<br />

De directie, namens deze,<br />

mr. Z. van Kraeckentaele, te Zwolle<br />

Jeroen snapt - vooral door de rare preposities - helemaal niets van deze brief. Geen snars. Jij wel?<br />

13. Een lijst van moeilijke preposities met synoniemen:<br />

wegens=vanwege gedurende=tijdens<br />

middels=door middel van (d.m.v.) ondanks dankzij<br />

behalve=uitgezonderd=met uitzondering van (m.u.v.)<br />

conform=overeenkomstig in plaats van (i.p.v.)<br />

wat betreft=betreffende=met betrekking tot (m.b.t.)=qua<br />

inclusief=incluis=ingesloten exclusief=uitgesloten<br />

namens=in de naam van omstreeks=rond<br />

per = vanaf aangaande=inzake=over<br />

63


Probeer deze preposities eens in te vullen: wegens, behalve, qua, overeenkomstig, exclusief, namens, omstreeks (<strong>twee</strong> keer),<br />

per (<strong>twee</strong> keer), aangaande<br />

__________ (1) de drukte ________________ (2) de Kerst<br />

zoeken wij een vertegenwoordiger die ________________ (3) ons kan<br />

optreden. We zoeken iemand die vooral sterk is _______________ (4)<br />

uitstraling en representativiteit. U werkt de hele week __________<br />

(5) de zondag. U kunt ________________ (6) 1 december beginnen.<br />

________________ (7) uw loon: wij betalen ________________ (8) uw opleiding en ervaring. ________________ (9) bonussen<br />

komt uw loon op ________________ (10) €2000 bruto _________ (11) maand.<br />

14. Tip: waar vind je werk?<br />

Je bent op zoek naar werk. Waar moet je kijken voor vacatures?<br />

- Je kunt natuurlijk naar het lokale CWI (Centrum voor Werk en Inkomen).<br />

- Voor tijdelijk werk kun je altijd bij uitzendbureaus terecht.<br />

- Veel vacatures staan in de zaterdagkranten, zowel de regionale als de landelijke.<br />

- Je kunt op websites kijken, algemene (www.markplaats.nl) maar ook in banen gespecialiseerde (www.monsterboard.nl,<br />

www.totaljobs.nl).<br />

- Het is een cliché, maar toch: gebruik je netwerk. Zet al je vrienden aan het werk!<br />

15. Lezen: Stofzuigerrobots (bewerkt van www.consumentenbond.nl)<br />

Terwijl er nog meer dan genoeg valt te verbeteren aan gewone<br />

stofzuigers, storten stofzuigerfabrikanten zich op nieuwe ontwerpen.<br />

Kleine rugzakmodellen die u met een riem met u meedraagt,<br />

geavanceerde multireinigers, en robotstofzuigers. Die laatste spreken het<br />

meest tot de verbeelding. Wat is er nu handiger dan een apparaat dat zelf<br />

schoonmaakt, zonder dat u daar een vinger voor hoeft uit te steken?<br />

Onze Duitse en Britse collega’s testten drie modellen: de Electrolux<br />

Trilobite, iRobot Roomba, en Kärcher RC 3000. Van de Electrolux is er<br />

inmiddels een vernieuwde versie te koop en Miele heeft er ook één<br />

uitgebracht, maar beide waren ten tijde van de test niet beschikbaar.<br />

Komisch tafereel<br />

Het werkt ongeveer zo. De accu van de snoerloze robot wordt<br />

opgeladen, de zuiger aangezet en ‘losgelaten' in de kamer. De Kärcher en<br />

Electrolux kunnen zelf het laadstation vinden en zich opnieuw opladen.<br />

Via een navigatiesysteem werken ze zich door de ruimte. De robots<br />

kunnen via tastsensoren en/of optische sensoren obstakels ontwijken,<br />

maar de iRobot en Kärcher willen nog wel eens iets omstoten en de<br />

Electrolux heeft magnetische strips nodig om niet van de trap te vallen.<br />

Qua amusementswaarde zijn de robotstofzuigers een topper. Het kleine<br />

ronde ontwerp, aarzelend rondrijden, gestuntel in hoekjes en gehannes<br />

met losliggende snoeren maken een rondje robotstofzuigen tot een<br />

komisch tafereel.<br />

Getest: stofzuigers<br />

Maar maken ze ook schoon? Harde, gladde vloeren gaan vrij goed, maar<br />

door hun ronde vorm hebben de robots moeite met randen en hoeken.<br />

Ze komen er gewoonweg niet dicht genoeg bij. Ook het zuigen onder<br />

stoelen en kleine tafeltjes blijkt moeilijk. Fijn stof zuigen ze vaak niet op.<br />

Beginnen bij het einde<br />

Alleen de Kärcher onthoudt als hij gaat opladen waar hij al is geweest in<br />

de kamer, de andere beginnen helemaal opnieuw als ze naar het<br />

laadstation zijn geweest. Al met al zijn de robotstofzuigers geinig<br />

bedacht, maar er moet nog veel verbeteren – ook aan de prijs, die<br />

varieert van €300 tot €1500 – willen ze een volwaardig alternatief zijn<br />

voor traditionele stofzuigers.<br />

Abonnees van Bond Online kiezen de stofzuiger die het beste bij ze<br />

past! Login voor de productvergelijker!! Word vandaag nog<br />

abonnee!!!<br />

64<br />

nieuwe woorden<br />

verbeteren<br />

zich storten op = zich werpen op = beginnen aan<br />

meedragen<br />

tot de verbeelding spreken =<br />

aantrekkelijk/attractief zijn<br />

een vinger uitsteken = iets doen testen<br />

uitbrengen = in de winkel aanbieden opladen<br />

aanzetten < > uitzetten loslaten<br />

zich werken door = bewegen door<br />

ontwijken = vermijden<br />

omstoten = omgooien<br />

moeite hebben met = problemen hebben met<br />

onthouden < > vergeten<br />

variëren = verschillen<br />

passen bij = horen bij<br />

inloggen = aanmelden<br />

de robot, het ontwerp = het model, de rugzak<br />

de reiniger = de schoonmaker de versie<br />

het tafereel = het beeld<br />

het laadstation, de sensor<br />

het obstakel = de hindernis<br />

de strip, de waarde<br />

het amusement, de topper<br />

het gestuntel = het gehannes<br />

het snoer = de kabel<br />

het rondje=de ronde<br />

het alternatief<br />

geavanceerd = modern<br />

handig, beschikbaar<br />

komisch < > tragisch<br />

snoerloos = zonder snoer<br />

aarzelend = twijfelend<br />

losliggend = los<br />

glad < > ruw, oneffen<br />

fijn < > grof<br />

geinig = grappig = leuk<br />

volwaardig = compleet<br />

inmiddels = intussen = nu<br />

ten tijde van = op het moment van<br />

opnieuw = weer<br />

via = door<br />

wel eens = soms<br />

Oplossing:<br />

1 wegens<br />

2 omstreeks<br />

3 namens 4 qua 5<br />

behalve 6 per 7<br />

aangaande<br />

8 overeenkomstig 9<br />

inclusief<br />

10 omstreeks<br />

11 per


1. Waarover gaat de tekst?<br />

a. Kleine stofzuigers (rugzakmodellen)<br />

b. Volautomatische stofzuigers<br />

c. Allesreinigende stofzuigers<br />

2. Wat zegt de tekst over gewone stofzuigers?<br />

a. Die werken perfect.<br />

b. Er is veel aan verbeterd.<br />

c. Ze kunnen nog stukken beter worden.<br />

3. Welke modellen zijn getest?<br />

a. Een Electrolux, een iRObot en een Kärcher<br />

b. Een iRObot en een Kärcher<br />

c. De vernieuwde Electrolux en een Miele<br />

4. Je zet de robot aan het werk. Hij beweegt. Hoe krijgt hij nu stroom?<br />

a. Via een snoer<br />

b. Uit de accu<br />

c. Uit een laadstation<br />

5. Wat is het doel van het navigatiesysteem?<br />

a. Sensoren te vinden<br />

b. Het vermijden van hindernissen<br />

c. Dingen omstoten en van de trap vallen<br />

6. Wat is, onder meer, komisch aan de robots?<br />

a. Ze struikelen over eigen kabels.<br />

b. Ze rijden alleen maar in het rond.<br />

c. Het vierkante design.<br />

7. Maken de robots goed schoon?<br />

a. Ruwe oppervlakten maken ze goed schoon.<br />

b. Ze hebben geen problemen met hoeken en meubels.<br />

c. Stof, hoeken en meubels vormen problemen.<br />

8. Kunnen de robots hun route onthouden?<br />

a. Ze gaan allemaal terug naar hun beginpunt.<br />

b. Alleen de Kärcher is het niet vergeten.<br />

c. Alleen de Kärcher onthoudt het na opladen.<br />

9. Wat vindt de schrijver van de robotstofzuiger?<br />

a. Leuk, maar nog onvoldoende.<br />

b. De prijs is wel goed.<br />

c. Goed bedacht, en een prima alternatief.<br />

10. Onderaan de tekst zie je een advertentie. Wat betekent "Bond Online", denk je?<br />

a. De Consumentenbond op het Internet.<br />

b. Een website waar je prijzen kunt vergelijken.<br />

c. Een abonnement op een tijdschrift.<br />

16. Wat betekenen deze uitdrukkingen?<br />

1. (Hoe gaat het werk?) Het loopt gesmeerd.<br />

2. Hij heeft <strong>twee</strong> linkerhanden.<br />

3. Hij is omgekocht: hij heeft smeergeld ontvangen.<br />

4. Alle hens aan dek!<br />

5. Hij strooit zand in de machine. (= Hij steekt een stok tussen de spaken).<br />

17. TIP: naar de Keukenhof! Op naar de bloembollen! Onregelmatige werkwoorden 9: hebben-had/haddengehad;<br />

zijn-was/waren-geweest; worden-werd/werden-geworden.<br />

1. Wij hebben vandaag een uitje naar de bollen __________________(hebben).<br />

2. Het is een leuk uitstapje __________________ (zijn).<br />

3. We _____________ (zijn) vanmorgen al in de Keukenhof, waar we gastvrij __________ ontvangen (worden).<br />

4. Ik __________ (zijn) nog nooit in de Keukenhof __________________ (zijn).<br />

5. Het weer ___________ (zijn) slecht, dus we ________ (hebben) eerst slechte zin.<br />

6. Daarna __________ (worden) het weer beter, en hebben we een rondleiding __________________ (hebben).<br />

7. Er ___________ (zijn) molens, ook __________(hebben) je er bloemenperken in allerlei kleuren.<br />

8. Voor sommigen _______________ (vinden) dat een beetje kitsch, anderen _____________ (worden) juist vrolijk van al die<br />

kleuren.<br />

9. Het is dus nog een leuke trip __________________ (worden), ik heb de dag van mijn leven __________ (hebben).<br />

10. __________ (zijn) dit nu natuur? Wat is er van Nederland ge____________ (worden)?<br />

65


18. Spel: bedenk samen zoveel mogelijk beroepen in <strong>twee</strong> minuten. Welke beroepen ken je? Wat doen ze?<br />

Wat hebben ze nodig?<br />

BEROEP ACTIVITEITEN BENODIGDHEDEN<br />

politieagent het verkeer regelen<br />

bonnen (=bekeuringen) schrijven?<br />

boeven vangen?<br />

66<br />

pistool<br />

fluit<br />

??<br />

19. Luisteren: podcasting. Luister naar www.aloco.nl/waterval/5c/luisteren.htm.<br />

In de pauzes tussen de gedeelten kun je onderstaande vragen beantwoorden.<br />

1. Wat is "Podcasting"?<br />

a. Je doet het met de Ipod van Apple.<br />

b. Het is een combinatie van 'n Ipod met 'n draagbare MP3-speler.<br />

c. Het woord is een samentrekking van "Ipod" en "broadcasting".<br />

2. Wat is Podcasting nog meer?<br />

a. Het is video op het internet.<br />

b. Het woord staat voor discussie op het internet.<br />

c. Het heeft te maken met audio op het internet<br />

3. Om een podcast te beluisteren<br />

a. heb je internet nodig.<br />

b. heb je een mp3-speler nodig.<br />

c. heb je een zogenaamde aggregator nodig.<br />

d. heb je alle drie nodig.<br />

4. Wat voor digitale bestanden kun je van het internet halen?<br />

a. Video.<br />

b. ACC en/of audio.<br />

c. Audio en video.<br />

d. Audio.<br />

5. Podcasting<br />

a. werd als woord verzonnen door de Nederlandse Amerikaan Adam Curry.<br />

b. werd populair gemaakt door Ben Hammersley.<br />

c. werd voor een deel gepopulariseerd door een ex-dj, Amerikaan, Adam Curry.


6. Welke factoren bevorderden de populariteit van podcasting? Je kunt meerdere factoren aankruisen:<br />

a. de doorbraak van breedbandinternet.<br />

b. de saaiheid van radio.<br />

c. goede MP3-spelers.<br />

d. goede software voor MP3-spelers.<br />

e. de wens via podcasts te publiceren.<br />

f. goede programma's.<br />

g. de wens altijd en overal info te krijgen.<br />

i. betere informatie.<br />

7. De BUMA regelt de auteursrechten voor muziek in Nederland en vraagt geld voor podcasts. Podsafe muziek<br />

a. is muziek waarvoor de auteursrechten geregeld zijn.<br />

b. is muziek waarvoor geen auteursrechten betaald hoeven worden.<br />

c. is muziek met auteursrechten, maar BUMA gaat niet ernaar op zoek.<br />

20. Raadsel.<br />

U krijgt zo meteen vier vragen voorgeschoteld. Daarmee beantwoorden we de sleutelvraag: bent u een echte professional? De<br />

vragen zijn niet erg moeilijk. Spiek dus niet!<br />

Vraag 1: Hoe krijg je een giraf in een koelkast?<br />

Het goede antwoord is: open de koelkast, doe de giraf erin en sluit de deur.<br />

Met deze vraag wordt uw vaardigheid getest om eenvoudige zaken gecompliceerd te maken.<br />

Vraag 2: Hoe krijg je een olifant in de koelkast?<br />

Fout antwoord: de koelkast opendoen de olifant erin en de deur dicht.<br />

Het goede antwoord: de koelkast openen, de giraf eruit halen, de olifant erin stoppen en de deur dichtdoen. Deze vraag test of u<br />

consequenties trekt uit uw vorige handelingen.<br />

Vraag 3: De Leeuwenkoning belegt een vergadering in de jungle. Alle dieren zijn aanwezig, behalve één. Welk dier?<br />

Het goede antwoord: de olifant. Die zit in de koelkast, weet je nog?<br />

Met deze vraag wordt je geheugen getest.<br />

Vraag 4: Je moet een rivier over, maar je weet dat er krokodillen wonen. Wat doe je?<br />

Goede antwoord: je zwemt gewoon naar de overkant - alle krokodillen zijn immers bij de vergadering van de Leeuwenkoning.<br />

Bij deze test zie je of je leert uit gemaakte fouten. Volgens Andersen Consulting hebben ongeveer 90% van de ondervraagde<br />

professionals alle vragen fout, maar kleuters hebben meerdere antwoorden goed. Volgens Andersen betekent dit dat de<br />

meerderheid van de professionals nog niet het IQ hebben van een vierjarig kind.<br />

Anderzijds: Andersen Consulting bestaat niet meer. Het bedrijf ging in 2002 bankroet omdat het was betrokken bij het Enronschandaal<br />

in de Verenigde Staten! Over professioneel denken gesproken...<br />

STAATSEXAMEN NEDERLANDS<br />

Veel leerlingen willen de cursus Nederlands afsluiten met het Staatsexamen. Staatsexamen op niveau I is nodig als je een<br />

praktische , technische baan of opleiding (MBO) wilt gaan doen. Staatsexamen niveau II is nodig als je een theoretische<br />

opleiding of baan wilt. De Staatsexamens bestaan op beide niveaus uit de volgende vier onderdelen:<br />

- Lezen; - Luisteren; - Spreken; - Schrijven.<br />

Meestal zijn deze examens goed te doen, hoogstens zijn de opgaven soms nodeloos verwarrend. Dan lijkt het alsof men niet<br />

je taalvaardigheid test, maar eerder je concentratie en vermogen tot logisch denken en gestuctureerd werken.<br />

Je kunt je voor deze examens inschrijven via http://www.ib-groep.nl. Het is zinvol voorbeeldexamens voor deze test te<br />

doen als voorbereiding op het echte examen. Je docent kan je het materiaal voor de Voorbeeldexamens overhandigen,<br />

maar je kunt het ook downloaden via http://www.expertisecentrumnt2.nl/staat. Klik daar op Voorbeeldexamens &<br />

voorbeeldopgaven, en dan op Ik wil een Voorbeeldexamen programma I 2001-2002 downloaden.<br />

In elk geval is het handig met de docent de eerste opgaven van elke deeltoets samen te doen. Deze vragen tellen niet mee,<br />

en zo leer je hoe de test werkt.<br />

67


5b. We gaan naar buiten<br />

‘s Middags had Jeroen vrij. Het weer was zo mooi dat hij besloot een stuk te gaan<br />

wandelen. Even weg uit de drukte van het werk en de stad.<br />

Ergens tussen Utrecht en Zwolle, ongeveer halverwege, stapte hij uit de trein. Hij liep er<br />

het dorp uit en was in de natuur.<br />

Nou ja, natuur... In Nederland is er bijna geen echte natuur. Zowat (=bijna) alles is door<br />

mensen gemaakt. Ze zeggen wel eens: God schiep de wereld, maar de Nederlanders<br />

maakten Nederland. Zelfs de bossen zijn aangeplant. Veel meren zijn gegraven of<br />

ingedamd. Alleen de rivieren en de zee zijn "echt", maar daar hebben de mensen weer<br />

dijken en dammen omheen gebouwd.<br />

Maar Jeroen voelde zich prima in de frisse buitenlucht, en in het groen. Eerst liep hij<br />

langs akkers en weiden; op het erf van een boerderij zag hij wat kippen en hanen<br />

scharrelen. Vervolgens kwam hij langs wat grasland met koeien en een enkel schaap.<br />

Daarna liep hij een naaldbos in. Het landschap was afwisselend: dan weer bomen,<br />

struiken en (voorjaars)bloemen, dan weer een boomgaard. Het zou nog een tijd duren<br />

eer het fruit aan de bomen en struiken rijp was.<br />

Je hoorde alleen het gefluit (= het fluiten) van vogels. "Die rust is heerlijk", dacht Jeroen.<br />

Maar toen kwam er ineens een tractor voorbij denderen. En in de verte zette een<br />

boswachter zijn kettingzaag aan, om een boom te vellen.<br />

"De rust wás heerlijk", zei Jeroen. En hij zuchtte diep.<br />

21. Vragen over de tekst<br />

1. Waarom kon Jeroen een middag gaan wandelen?<br />

2. Waar ging hij wandelen?<br />

3. Wat zag hij allemaal onderweg?<br />

4. Wat interesseert jou het meest in de natuur? De dieren, de planten of landschappen?<br />

5. Waarom zucht Jeroen op het laatst?<br />

6. Is er in Nederland veel natuur?<br />

7. Zijn de zee en de rivieren wel echt?<br />

8. Wat vind jij van het Nederlandse landschap?<br />

9. Hoe ziet het landschap eruit in je geboortestreek of –land?<br />

10. Wat is je favoriete landschap? De bergen, de zee, de woestijn?<br />

68<br />

nieuwe woorden<br />

besluiten (besloot)<br />

aanleggen<br />

zich voelen<br />

scharrelen<br />

denderen<br />

zuchten<br />

de natuur het meer<br />

de zee de rivier<br />

de dijk de dam<br />

het erf de kip de haan<br />

de koe het schaap<br />

de boom het landschap<br />

de struik de bloem<br />

de boomgaard het gefluit<br />

de vogel de boswachter<br />

de tractor de kettingzaag<br />

afwisselend eentonig<br />

halverwege = op de helft<br />

zowat = bijna<br />

ineens = opeens = plotseling =<br />

eensklaps = onverwachts<br />

Regel: tijd, manier, plaats (volgorde I)<br />

"Hij stond gisteren opeens op de heide."<br />

"Een tractor kwam toen ineens in de verte voorbij."<br />

"Sara reisde <strong>twee</strong> weken terug op een dag even naar Rotterdam."<br />

Grofweg geldt:<br />

- eerst komt de tijdsaanduiding (T);<br />

- dan de manier waarop de handeling plaatsvindt (M);<br />

- ten slotte zijn er de plaats en ook de richting van de actie (P). Kortom:<br />

TMP<br />

Let op: veel gesproken en geschreven Nederlands wijkt af van deze TMP-regel. Je kunt deze uitzonderingen uitvlooien.<br />

Voorlopig is het beter de TMP-regel als een niet al te strikte richtlijn voor je eigen spreken en schrijven te hanteren.<br />

22. Probeer nu met de volgende brokstukken goede zinnen te bouwen:<br />

1. stond - gisteren - opeens - hij - op de hei<br />

Hij stond _________________________________________________________________________.<br />

2. Een tractor - ineens - toen - in de verte - voorbij - kwam<br />

Een tractor kwam ____________________________________________________________________.<br />

3. Sara - met de trein - reisde - <strong>twee</strong> weken geleden - naar Rotterdam -<br />

Sara _____________________________________________________________________________ .


4. beter - hij - voelt - zich - in de buitenlucht - altijd - snel<br />

Hij ______________________________________________________________________________ .<br />

5. vindt - je - in Nederland - makkelijk - de laatste jaren - een wandeling<br />

Je _______________________________________________________________________________ .<br />

6. waren - problemen - gisteren - vaker - op de autoweg - er<br />

Er ________________________________________________________________________________.<br />

7. gewerkt - van huis uit - heeft - met plezier - haar hele leven lang - zij<br />

Zij _____________________________________________________________________________ .<br />

8. moet - blijven - in de stad - na school - zo lang - je - niet altijd<br />

Je ______________________________________________________________________________ .<br />

9. in de Dapperstraat - vaker - gekend - goede momenten - toen - heeft - de dichter<br />

De dichter _____________________________________________________________________ .<br />

10. je - in Nederland - vrij - over alles - de laatste jaren - wel - spreken – Kun<br />

Kun ____________________________________________________________________________ ?<br />

23. Herhaling: preposities. Vul in.<br />

1. Waar kun je wandelen? ____________________ het bos<br />

2. Wanneer kun je naar de wc? ____________________ de les.<br />

3. Waar vind je een dijk? ____________________ zee.<br />

4. Waar staan stoelen? ____________________ de tafel.<br />

5. Waar vind je veel natuur? ____________________ het platteland.<br />

6. Waar hangt een wolk? ____________________ de lucht.<br />

7. Waar zie je die berg? ____________________ de bomen.<br />

8. Waar staat de fiets? ____________________ het huis.<br />

9. Waar staat de wagon? ____________________ de rails.<br />

10. Waar hangt de appel? ____________________ de tak.<br />

11. Hoe laat eten we? ____________________ zes uur.<br />

12. Hoe laat komen ze? ____________________ een uur of drie.<br />

13. Waar ligt Haarlem? ____________________ Amsterdam.<br />

14. Waar woont de buurvrouw? ____________________ ons.<br />

15. Waar zit de leerling? ____________________ de leraar.<br />

16. Wie is dit schuld? Het is de schuld ____________________ mij.<br />

17. Wie heeft deze brommer? Hij is ____________________ mij.<br />

18. Waarom heb je dat gedaan? ____________________ geld te verdienen.<br />

19. Wat vind je van drugs? Daar ben ik ____________________.<br />

20. Waarmee ga je naar school? ____________________ de fiets.<br />

24. Discussieonderwerp: natuur en milieu.<br />

In Nederland is het laatste stuk "ongerepte natuur", natuur waar nooit een mens iets aan heeft veranderd, eind negentiende eeuw<br />

vernietigd. Het ging om een "oerbos" in de buurt van Dieren, in Gelderland. Nu leven er in Nederland 16 miljoen mensen, dat is<br />

per vierkante kilometer (km2) meer dan waar ook ter wereld. Alleen in Bangla Desh is het nóg drukker.<br />

1. Kunnen mensen zonder de natuur? Hoe belangrijk is natuur voor jou persoonlijk? Ben je vaak "buiten"?<br />

2. Wat vind je mooi, akkers, bossen, bergen, de zee? Of interesseren de levende<br />

dingen (planten en dieren) je meer?<br />

3. Is er in Nederland veel natuur? In Nederland maakt men nieuwe natuur, bijvoorbeeld door land te laten "verwilderen", gewoon<br />

te laten groeien. Wat vind je daarvan?<br />

4. Vind je Nederland te vol? Zouden er minder mensen moeten wonen? Zo ja, hoe zou je daarvoor willen zorgen? Moeten de<br />

grenzen dicht?<br />

5. Er wordt veel gepraat over het "broeikaseffect" en de "klimaatverandering". Wat bedoelt men hiermee? Wat doe jijzelf om de<br />

natuur te sparen? Wat zou je kunnen doen?<br />

25. Vaste preposities 4<br />

1. Ik concludeer _____________ uw brief/woorden dat u niet wilt betalen.<br />

2. Gecondoleerd _____________ uw verlies. Sterkte.<br />

3. Bedankt _____________ je hulp!<br />

4. Ik ben dol/gek _____________ dit werk.<br />

5. Denk je nog _____________ die opdracht? Hij moet vandaag af!<br />

6. Ik denk na _____________ je voorstel.<br />

7. Ik droomde vannacht _____________ jou!<br />

69


8. Kan ik deelnemen _____________ die cursus? Ik heb het nodig!<br />

9. Dat dient _____________ niets. Dat dient nergens _____________.<br />

10. Hij is nu druk _____________ zijn werk.<br />

11. Ik zag hem ___________ het dak _______ springen en belde _________ de politie.<br />

12. Na het bellen moest ik afrekenen ____________________ de ober.<br />

13. Ik moest _____ het vaste net bellen en nam de hoorn ___________ de haak.<br />

14. Ik had mnamelijk pas afstand moeten doen ________ mijn mobiele telefoon.<br />

15. Ik wil nu een nieuw mobieltje dat past __________ de kleur van mijn jasje.<br />

26. Gedicht: De Dapperstraat – Jacques Bloem<br />

Natuur is voor tevredenen of legen.<br />

En dan: wat is natuur nog in dit land?<br />

Een stukje bos, ter grootte van een krant,<br />

Een heuvel met wat villaatjes ertegen.<br />

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,<br />

De in kaden vastgeklonken waterkant,<br />

De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand<br />

Door zolderramen, langs de lucht bewegen.<br />

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.<br />

Het leven houdt zijn wonderen verborgen<br />

Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat.<br />

Dit heb bij mijzelf overdacht,<br />

Verregend, op een miezerige morgen,<br />

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.<br />

70<br />

nieuwe woorden<br />

vastklinken = vastmaken<br />

verregenen<br />

tonen = laten zien<br />

verborgen (verbergen)<br />

overdacht (overdenken)<br />

de grootte<br />

villaatjes (→ de villa)<br />

de kade<br />

de waterkant<br />

het wonder<br />

adjectief: substantief:<br />

tevreden de tevredene(n)<br />

leeg de lege(n)<br />

grauw=grijs<br />

stedelijke=stadse<br />

verregend (verregenen)<br />

miezerige<br />

opeens=plotseling<br />

bij mijzelf<br />

domweg=gewoon<br />

27. Over "De Dapperstraat"<br />

1. De Dapperstraat is een gedicht. Herken jij de dichtvorm?<br />

2. Wat vindt de dichter van de Nederlandse natuur?<br />

3. Wat betekent het woord grauw? Wat is een kade?<br />

4. Waarom is het beter weinig te verwachten?<br />

5. "Het leven houdt zijn wonderen verborgen." Wat is "een wonder"?<br />

6. Zoek in het gedicht een synoniem (woord met zelfde betekenis) voor miezerig.<br />

7. Is de Dapperstraat in Amsterdam-Oost een mooie, grote straat? Wat denk je?<br />

8. Waar voel jij je beter, in de natuur of in "de Dapperstraat"?<br />

9. Hoe zit dat met geluk? Kun je geluk afdwingen of komt het ineens vanzelf?<br />

10. Een moeilijke vraag: de spreker vindt wolken mooier als ze worden "omrand door zolderramen". Stel je bewegende wolken<br />

voor, met een raam als lijst eromheen. Hoe ziet dat eruit?<br />

28. Onregelmatige werkwoorden 10: moeten-moest-gemoeten, mogen-mocht-gemogen, kunnen-kon/kondengekund,<br />

willen- enkelvoud: wou of wilde; meervoud: wilden-gewild<br />

1. "Jij __________ (moeten) eens beter op je woorden letten!" ___ (zeggen) Opa tegen mij.<br />

2. Ik ______________ (willen) dat ik dat ______________. (kunnen)<br />

3. Wij _____________(mogen) thuis nooit zeggen wat we __________ (willen).<br />

4. Ik ____ (hebben) mijn ouders graag anders ge_________ (willen), maar ja.<br />

5. Toen ik ________ (worden) geboren ______________ (kunnen) ik ze niet uitzoeken.<br />

6. Wij hebben altijd alles ge_____________ (moeten), nooit iets _____________ (mogen).<br />

7. Mijn ouders _____________ (willen) vroeger ook altijd dat we __________ (zwijgen).<br />

8. Ze _________ (kunnen) niet begrijpen dat wij ons ook ___________ (moeten) uiten.<br />

9. Sinds we weg ________ (zijn) bij hen __________ (kunnen) we onze mond niet houden.<br />

10. Zwijgen? Ik heb het vaak _____________ (willen) , maar nooit __________ (kunnen).


29. Het hondje van Dirkie - Wim Sonneveld (Louis Davids, 1936)<br />

Een van de meest ontroerende Nederlandse liedjes - over een jongen en zijn hond, en over het menselijk tekort. Wim<br />

Sonneveld was de Nederlandse zanger met het meeste talent en de beste dictie.<br />

Kijk op youtube: http://www.youtube.com/watch?v=xGS6VlEX3<br />

Kleine Dirkie had een hondje door een auto overreden<br />

Met gebroken poot in 't straatgewoel gevonden<br />

Met <strong>twee</strong> houtjes en een stukkie van een ouwe gonjezak<br />

Had ie 't pootje eerst gespalkt en toen verbonden<br />

Daarna had ie 't dier heel zacht opgepakt en thuisgebracht<br />

En vervuld van stille angst en diepe zorgen<br />

Zei ie: "Mormel, had ook uitgekeken voor je overstak"<br />

En 't voorzichtig in een zolderhoek geborgen<br />

Als 'ie boterhammen kreeg verborg 'ie iedere keer een stukkie<br />

Voor zijn zieke kameraad onder z'n kieltje<br />

En dan sloop ie op z'n tenen met een koppie zonder oor<br />

Naar de zolder en zei: "Vreet nou maar, schlemieltje"<br />

Hekkie keek 'm nou en dan met z'n koppie scheef 's an<br />

De filantropie kon 't beestje niet verwerken<br />

Toen 'ie op een keer wou blaffen siste Dirkie: "Houd je bek!<br />

Je legt zo uit je pension als ze 't merken"<br />

Op een keer kwam Hekkie onverwachts, z'n poot nog in ’t verband,<br />

De kamer in - een hondje laat zich niet verbieden<br />

Moeder zei: "Nou is de boot an! Kijk me zo'n scharminkel an,<br />

't Lijkt waarachtig wel de Joodse invalide<br />

Van wie hoort dat stuk gespuis? Straks heb ik Artis in me huis!"<br />

Dirkie stamelde, hij kon 't nauwelijks zeggen,<br />

"Toen ie onder een auto lee, dacht ik, ik neem 'm effe mee<br />

Anders hadden ze 'm zo maar laten leggen"<br />

"As 'ie binnen 't uur m'n huis niet uit is, gaat 'ie in de plomp"<br />

Verklaarde ma: "Da's wat voor mij, die nare krengen"<br />

Toen zei pa gedecideerd: "Wanneer z'n poot genezen is,<br />

Zal ik 'm persoonlijk naar 't asiel toe brengen"<br />

Dirk zei liefdevol: "Nou teef, de eerste maand ben je weer safe"<br />

Intuïtief was hij van de patiënt gaan houwen<br />

Moeder schamperde: "Zeg ober, geef u Hekkie een stukkie kreeft?<br />

Man, je moet een villa voor 'm laten bouwen."<br />

30. Nog meer vragen. Beantwoord met "er".<br />

1. Zijn er in Nederland olifanten? Nee, er zijn ....<br />

2. Heb je in de dierentuin olifanten? Ja, er ....<br />

3. Heeft Nederland een koningin? Ja, Nederland heeft er ....<br />

4. Kent jouw geboorteland veel werkloosheid? Ja/Nee, er ....<br />

5. Heb jij thuis plaats om te logeren? Ja/Nee, er is ....<br />

6. Hoeveel mannen zijn er in deze ruimte? Er zijn er .....<br />

7. En hoeveel vrouwen? Er zijn er .....<br />

8. Hoeveel koninginnen heeft Nederland? Er is/zijn er ....<br />

9. Hoeveel oma’s heb jij? Ik .....<br />

10. Hoeveel presidenten hebben de VS? De Verenigde Staten hebben er ...<br />

31. Spel.<br />

1. Welke namen van dieren ken je al? Schrijf zoveel mogelijk dieren hieronder.<br />

2. Welke namen van planten ken je? Schrijf zoveel mogelijk planten hieronder.<br />

De ____________________.<br />

Hij is zo gek als een ____.<br />

Kleine Mies 't jongste zusje noemde Hekkie smalend viezerik<br />

Dan hulde Dirkie zich in hooghartig zwijgen<br />

Soms werd 't 'm wat al te machtig en dan kreet ie: "Treiterkop<br />

Wat is vies? Kijk jij maar liever naar je eige"<br />

Eens beet Hek in Miesjes pop, het meisje gaf het beest een schop<br />

Dirk vloog op en loeide: "Valse salamander!<br />

Raak dat beessie nog 's aan, dan zal ik je effe kreupel slaan<br />

Als 'ie slaag krijgt is 't van mij, en van geen ander"<br />

Hekkie leefde ongestoord temidden van conflicten voort<br />

Schoon onbewust dat ze de oorzaak was van rampen<br />

De een vervolgde haar met haat, de ander werd 'r kameraad<br />

Het huisgezin had zich gescheiden in <strong>twee</strong> kampen<br />

Het pootje was weer gecureerd,<br />

Dirkie had de hond geleerd<br />

Mooi te zitten en nou was ie reuze branie<br />

Vader zei soms: "Klein serpent! Zo'n beest is toch intelligent."<br />

"Ja", zei Moeder, "Ga d'r mee naar Sarasani"<br />

Na zes maanden stille oorlog heeft 't noodlot zich voltrokken<br />

Hekkie had iets raars gedaan in Moeders kamer<br />

Bertus 't oudste broertje zag 't en riep: "Kijk 's wat een zwijn<br />

Op de trijpen stoelen, Moe", hij greep een hamer<br />

Wierp die Hekkie naar z'n kop, 't beestje vloog schuimbekkend op<br />

Viel toen neer, op dat moment kwam Dirkie binnen<br />

Bleef als vastgenageld staan, keek lijkwit zijn broertje aan<br />

Niemand wist toen wat met Dirkie te beginnen<br />

Zacht als was 't een kostbaar kleinood heeft toen Dirk 't verstarde beest<br />

Naar z'n hoekie op de zolder meegenomen<br />

's Avonds in het donker groef ie in het Vondelpark een kuil<br />

In een eenzaam laantje onder iepenbomen<br />

Met een snuitje bleek als was lei 'ie Hekkie onder 't gras<br />

En zei trillend, beide oogjes toegeknepen,<br />

"Hekkie, 't was niet jouw schuld, mensen hebben geen geduld<br />

Arm dier, ze hebben jou thuis nooit begrepen."<br />

71


De papegaai is een ________.<br />

3. Welke namen van vervoersmiddelen ken je al? Schrijf er zoveel mogelijk op.<br />

4. Welke namen van Nederlandse steden ken je? Schrijf er zoveel mogelijk op.<br />

5. Welke materialen ken je al? Schrijf er zoveel mogelijk op.<br />

32. Dictee. Luister goed en schrijf op:<br />

1. ________________________________________________________________<br />

2. ________________________________________________________________<br />

3. ________________________________________________________________<br />

4. ________________________________________________________________<br />

5. ________________________________________________________________<br />

6. ________________________________________________________________<br />

7. ________________________________________________________________<br />

8. ________________________________________________________________<br />

9. ________________________________________________________________<br />

72


10. _______________________________________________________________<br />

33. Lezen: energie en kerncentrales<br />

Nederland maakt gebruik van veel verschillende energiebronnen. Ten eerste is er het aardgas, dat Nederland zelf in<br />

ruime mate heeft. In Groningen haalt Nederland al lang aardgas omhoog, maar de voorraad raakt langzaam op. Het<br />

gas heeft Nederland bijna even rijk gemaakt als een olie-exporterend land.<br />

Daarnaast gebruikt Nederland veel (aard)olie, die over zee, per supertanker, naar Rotterdam wordt aangevoerd. De<br />

Rotterdamse haven verwerkt verschrikkelijk veel olie, bijvoorbeeld tot benzine. Een groot deel wordt naar andere<br />

landen doorgevoerd, een kleiner deel blijft in Nederland.<br />

In energiecentrales wordt, naast aardgas, kolen gebruikt. Het is nu ongeveer dertig jaar geleden dat in Nederland de<br />

laatste steenkool uit de grond werd gehaald: toen gingen de Limburgse mijnen dicht.<br />

Windenergie maakt en gebruikt Nederland weinig. Dat is gek, want wie Nederland zegt, zegt windmolens. Ook met<br />

de energie die zit in de getijden (eb en vloed) doet men niets. En bio-energie en zonne-energie zijn nog in<br />

ontwikkeling.<br />

Nederland heeft weinig kerncentrales: een in Doodewaard, een in Borsele. Wel importeert het kernenergie (uit<br />

Frankrijk).<br />

De centrales staan aan grote rivieren, want ze hebben veel koelwater nodig. In een kerncentrale werken weinig<br />

gewone arbeiders en monteurs, maar des te meer ingenieurs en (onderhouds)technici. Je moet alle processen<br />

controleren en nog eens controleren: niet één enkele keer, maar keer op keer. En toch gaat het soms mis (=fout),<br />

zoals in Tsjernobyl.<br />

Veel mensen zijn tegen kernenergie vanwege (=wegens) het gevaar van lekkende straling. Anderen vinden de opslag<br />

van (radioactief) afval een groot probleem. En dan heb je nog het terrorisme. Als iemand een klap van de molen heeft<br />

gekregen probeert hij misschien een centrale te laten ontploffen (=exploderen).<br />

Daar staat tegenover dat we steeds meer kennis opdoen (=verwerven) van nucleaire processen. Straks is wellicht<br />

(=misschien) kernfusie mogelijk, en dat is waarschijnlijk een nog betere energiebron. Want als kernenergie goedkoop<br />

en veilig is, wat dan? Laten we het dan toch links liggen?<br />

Misschien moeten we gewoon nog aan het idee van veilige kernenergie wennen. In elk geval zou het goed zijn als er in<br />

Nederland open over dit belangrijke thema zou kunnen worden gesproken.<br />

1. Wat zegt de tekst over Nederlands aardgas?<br />

a. Nederland heeft niet veel aardgas.<br />

b. Nederland heeft veel aardgas, maar het wordt minder.<br />

c. Nederland exporteert meer olie.<br />

2. Waar komt de Rotterdamse aardolie vandaan?<br />

a. Uit Nederland<br />

b. Uit Europa<br />

c. Uit andere werelddelen<br />

3. Wat doet de Rotterdamse haven met de aardolie?<br />

a. Bewerken tot benzine<br />

b. In Nederland houden<br />

c. Van alles<br />

4. Dertig jaar geleden<br />

a. werd in Nederland voor het laatst steenkool gedolven<br />

b. werd in Nederland voor het laatst steenkool gebruikt<br />

c. gingen in Limburg de energiecentrales dicht<br />

5. Nederland produceert weinig windenergie. Dat is gek, want<br />

a. het land wordt geassocieerd met windmolens<br />

b. er is veel wind<br />

c. het hele land staat vol met windmolens<br />

6. Welke energievorm wordt nog niet gebruikt?<br />

a. Energie uit biomassa<br />

b. Energie uit de beweging van de zee<br />

c. Energie gewonnen uit licht<br />

7. Nederland is niet duidelijk over kernenergie. Men is tegen, maar<br />

a. men heeft wel <strong>twee</strong> kerncentrales<br />

b. men haalt wel kernenergie uit het buitenland<br />

c. allebei de antwoorden kloppen<br />

8. Waarom zijn veel mensen tegen kerncentrales?<br />

a. Doordat het opruimen van afval niet geregeld is.<br />

b. Vanwege ontsnappende radioactiviteit.<br />

c. Het gevaar van aanslagen.<br />

d. Een combinatie van deze drie redenen.<br />

9. Wat zou de schrijver van kernenergie vinden?<br />

a. Als het veilig is, overwegen<br />

b. Nooit aan beginnen, te gevaarlijk<br />

c. Meteen doen, de problemen zijn opgelost<br />

73


34. Kijk eens of je niveau B1 haalt.<br />

Je moet acht van de tien nummers kunnen aankruisen! Op niveau B1 kun je al redelijk vlot met moedertaalsprekers praten. Bij<br />

het luisteren begrijp je niet al te moeilijke info in grote lijnen. Je kunt opinies geven, voor- en nadelen benoemen en andere<br />

dingen uitdrukken, zowel mondeling als schriftelijk. Hoogstens is je woordenschat nog wat beperkt.<br />

1. Je kunt gesprekken volgen, al moet men soms iets herhalen.<br />

Opdracht: luister naar het gesprek. Waarover gaat het? (een minuut).<br />

2. Je kunt deelnemen aan gesprekken, al is het soms moeilijk jezelf uit te drukken.<br />

Opdracht: luister weer naar het gesprek. Doe dan zelf mee (<strong>twee</strong> minuten).<br />

3. Je kunt je persoonlijke mening geven.<br />

Opdracht: wat vind je van Nederland? Geef kort je mening (<strong>twee</strong> minuten).<br />

4. Je begrijpt niet al te moeilijke krantenartikelen met een opinie.<br />

Opdracht: Lees deze column. Vertel dan kort iets erover (tien minuten).<br />

Euthanasie (Oudgrieks: (eu) = "goede" en (thanatos) = "dood") en genadedood zijn benamingen voor "opzettelijk<br />

levensbeëindigend handelen door een ander dan de gedode persoon, maar wel op diens verzoek". Deze definitie is afkomstig<br />

van de Staatscommissie voor euthanasie (1985) en wordt tegenwoordig gehanteerd in Nederland. Ook hulp van de arts bij<br />

zelfdoding valt onder deze definitie.<br />

In Nederland is euthanasie onder voorwaarden toegstaan. Men zegt dat het doel moet zijn een einde te maken aan uitzichtloos<br />

en ondraaglijk lijden van de patiënt. Met andere woorden, het moet gaan om:<br />

* opzettelijk levensbeëindigend handelen;<br />

* op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt zelf;<br />

* door een ander (een arts).<br />

In Nederland wordt hierop een uitzondering gemaakt voor pasgeboren kinderen en andere kinderen, die eventuele<br />

toestemming niet zelf kenbaar kunnen maken. Hun leven kan opzettelijk door een ander (arts) beëindigd worden mits de arts<br />

hiervoor toestemming heeft van een derde (meestal de ouders).<br />

Een reactie:<br />

"Ik vind euthanasie moord. Dat doe je bij dieren. Zeker als je mensen, bijvoorbeeld kinderen, gaat doodmaken zonder dat<br />

ze er zelf om vragen!<br />

Voor je het weet wordt iedereen die niet meer "gezond" is afgemaakt. Het is onnatuurlijk, een vorm van zelfmoord: je gaat<br />

pas als je tijd gekomen is. En bovendien, er is tegenwoordig pijnbestrijding, "palliatieve zorg". Niemand hoeft nog pijn te<br />

lijden op zijn sterfbed, je kunt rustig afscheid nemen."<br />

5. Je kunt per brief of mail corresponderen.<br />

Opdracht: wat is je favoriete boek? Schrijf kort iets erover (tien minuten).<br />

6. Je kunt reageren op een advertentie en om meer info vragen.<br />

Moddergat: Leuk knus huisje gelegen aan de rand van Nederland onderaan de waddendijk, met weids uitzicht over de landerijen.<br />

Het pittoreske dorpje Moddergat, met een uniek buitendijks vogelgebied, is ideaal gelegen voor het verkennen van het<br />

nabijgelegen Nationaal Park Lauwersmeer. Vanaf de dijk heeft u prachtig uitzicht op de waddeneilanden Ameland en<br />

Schiermonnikoog. Ook kunt u vanuit Moddergat dagtochten maken naar de waddeneilanden Ameland en Schiermonnikoog of<br />

naar de steden Groningen en Leeuwarden. Moddergat aan de Friese waddendijk is een van de rustigste gebieden in Nederland,<br />

ideaal voor vogel- en natuurliefhebbers.Begane grond: 1 woonkamer (2-pers. slaapbank, TV), 1 keuken (magnetron, vaatwasser,<br />

wasmachine), 1 slaapkamer (2-pers. bed), 1 badkamer (douche, wastafel, WC), terras, tuin (omheind), tuinmeubilair, jeu de<br />

boules baan. Algemeen: gaskachel, dekbed(den) aanwezig.<br />

Opdracht: bel met de eigenaar/beheerder en vraag naar<br />

- de borgsom;<br />

- de energiekosten en de schoonmaakkosten;<br />

- of je huisdieren mag meenemen;<br />

- of je bedlinnen (dekens, lakens, slopen) en badlinnen (handdoeken) moet meenemen.<br />

7. Je kunt de inhoud van een boek of film navertellen.<br />

Opdracht: wat is je favoriete film? Vertel kort iets erover (vijf minuten).<br />

8. Je begrijpt niet al te moeilijke zakelijke brieven.<br />

74


Opdracht: lees de volgende brief en leg uit wat er aan de hand is (vijf minuten).<br />

Geachte heer, geachte mevrouw,<br />

Ondanks diverse toezeggingen van uw kant dat de printer die ik op 22 maart jongstleden bij u besteld heb, binnen <strong>twee</strong><br />

dagen bij mij afgeleverd zou worden, heb ik nog steeds niets ontvangen.<br />

Aangezien het inmiddels bijna een maand geleden is dat ik deze printer bij u besteld heb en ik hem nodig heb voor mijn<br />

werk, heb ik besloten hem te bestellen bij een bedrijf dat de aflevering wel kan garanderen.<br />

Ik annuleer hierbij dan ook mijn bestelling van de HP 1220C bij uw bedrijf.<br />

Hoogachtend,<br />

9. Je kunt (zelf meegemaakte of niet zelf ervaren) gebeurtenissen beschrijven.<br />

Opdracht: vertel over je laatste vakantie, of over een andere gebeurtenis naar keuze (50-100 woorden).<br />

10. Je kunt je cv (curriculum vitae) samenstellen.<br />

Natuurgebieden in Nederland<br />

Als je mooie stukken Nederland wilt verkennen, zijn er overal routes voor je uitgezet. Er zijn maar weinig mooie stukjes<br />

Nederland die niet in een auto-, fiets- of wandelroute zitten. De borden, paddestoelen en paaltjes wijzen je de weg.<br />

Maar wat zijn mooie streken? Een ietwat (=nogal) willekeurige (=arbitraire) opsomming. Eerst de hobbelige gebieden:<br />

a. De Wadden vormen een rij eilanden in de Noordzee, bereikbaar met veerponten. Prachtig beschermd natuurgebied, net als<br />

(=evenals) het Wad, zandgronden die bij eb (=laag tij) droogvallen. Daar huizen (=wonen) veel vogels en zeehonden.<br />

b. De Nederlandse kuststreek, van Cadzand in Zeeland tot Den Helder in Noord-Holland, is eigenlijk een grote duinenrij met<br />

een zandstrand ervoor. Zwemmen, uitwaaien, wandelen, fietsen, zandkastelen bouwen, zonnebaden... Wat zou Nederland zijn<br />

zonder strand?<br />

c. De Utrechtse Heuvelrug en 't Gooi liggen op zand dat in de ijstijd door het ijs is omhooggeduwd, "stuwwallen". Hier wonen<br />

sinds 1900 heel veel rijke mensen in mooie villa's.<br />

d. De Veluwe is Nederlands grootste bosgebied, midden in het land. Qua geologie en natuur vergelijkbaar met (c). Veel wild,<br />

maar ook het Kröller-Müller, een bijzonder museum met sculpturen en van Goghs, midden in het woud.<br />

e. De Hondsrug in Drenthe is van hetzelfde laken een pak. Hier staan op de beboste stuwwallen uit de ijstijd hunebedden. Dit<br />

zijn kolossale menhirs, stenen begraafplaatsen.<br />

f. Het Rijk van Nijmegen kent de meest gevarieerde natuur van Nederland: stuwallen met bossen; rivieren met ooibossen,<br />

uiterwaarden, en dijken; en vennen (die vind je overigens ook veel in Noord-Brabant). De rivierlandschappen zijn langs de Rijn,<br />

Waal, IJssel en Linge vaak schitterend.<br />

g. Zuid-Limburg heeft volgens de Nederlanders "bergen", en Limburg is daarom een beetje buitenland, "Klein Zwitserland".<br />

Mooie rivierdalen en heuveltjes, vakwerkboerderijen, maar overbevolkt in het weekend en in de "bouwvak", de<br />

bouwvakkersvakantie in augustus.<br />

Echt plat:<br />

h. De Delta van Schelde, Maas en Rijn ligt vooral in Zeeland. Elk van de vijf riviermonden is een prachtig estuarium. De<br />

Deltawerken moeten de Zeeuwen beschermen tegen de zee, en zijn zelf een bezoek waard. De Biesbosch is een stuk<br />

"verzopen" land.<br />

i. Overijssel is ook gevarieerd, maar het meest bijzonder is de Kop van Overijssel, waar je je via sloten, kanalen en meertjes kunt<br />

voortbewegen. Rond plaatsjes als Giethoorn zit je in een soort agrarisch Venetië.<br />

j. Friesland is natuurlijk een landje op zich, met een (bedreigde) eigen taal en cultuur, waarin sport belangrijk is. De Friezen doen<br />

(net als de Basken) aan kaatsen. En als het nog eens heel hard vriest, gaan ze in het wild schaatsen. Het liefst 220 kilometer op<br />

een dag (!), tussen de elf "steden" van Friesland. En verder zeilen ze natuurlijk veel, op een van de talloze meren die Friesland rijk<br />

is (=die Friesland bezit).<br />

Vragen: waar in Nederland ben je al geweest? Was het een vakantie of een (dag)tripje? En waar wil je nog heen (=naartoe)?<br />

Voor hoe lang? En waarom? Waar zou je willen wonen?<br />

Webtip: staatsbosbeheer.nl/ontdek/bijzonderenatuurgebieden/default.asp<br />

75


5c: De rammelkast<br />

Na zevenen zit Carla televisie te kijken. Tegelijk neust ze in de tv-gids waarop ze is<br />

geabonneerd. Als Maarten gniffelt kijkt ze op.<br />

Carla: Wat is er?<br />

Maarten: Niks. Ik vind het alleen schattig dat je altijd in<br />

dat gidsje kijkt. Je weet toch wat er komt, en wat<br />

je gaat kijken?<br />

Carla: Hoezo?<br />

Maarten: Kom nou. Je kijkt eerst altijd naar een<br />

natuurprogramma, zoals nu.<br />

Carla: Ik vind dieren nu eenmaal interessant. Kijk, hoe<br />

die mamabeer voor haar jongen zorgt! Dat is toch<br />

prachtig?.<br />

Maarten: En dan kijk je naar het journaal.<br />

Carla: Ik wil op de hoogte blijven van wat er<br />

in de wereld gebeurt.<br />

Maarten: Prima. Maar daarvoor hoef je toch niet in de gids<br />

te kijken? Het nieuws is altijd om half acht!<br />

Carla: Ik ben tenminste niet verslaafd aan<br />

sport, zoals jij.<br />

Maarten: Dat is voor mij de enige reden om tv te<br />

kijken. Verder geef ik niet om die troep.<br />

Carla: Je kletst uit je nek, het wemelt van de<br />

interessante programma’s. Maar jij kijkt<br />

niet verder dan je neus lang is.<br />

Maarten: Wie weet. Ik kijk ook te weinig naar de<br />

treurbuis om dat te weten. Het is gewoon te veel<br />

voor me. Al die zenders! Al die omroepen! Al<br />

die presentatoren en hun kabaal! Ik luister<br />

liever naar de radio. Als ik een programma<br />

met klassieke muziek vind tenminste.<br />

Carla: En nu? Waar heb jij nu behoefte aan?<br />

Maarten haalt zijn schouders op.<br />

Carla: Ja, daar geef je geen antwoord op.<br />

Maarten: Ik heb meer zin in een spelletje.<br />

Carla: Een spelletje? Jij? Wat dan? Toch geen<br />

tv-quiz of kaarten?<br />

Maarten legt zijn hoofd op Carla’s schouder.<br />

Maarten: Ja, een spelletje. Eerst jou wat plagen,<br />

en dan een knuffel vragen.<br />

Carla: Jij bent een halve gare!<br />

Maarten: En je kunt mij niet aan- en uitzetten!<br />

76<br />

nieuwe woorden<br />

werkwoorden:<br />

neuzen(=kijken)<br />

gniffelen<br />

(zich) abonneren op<br />

(op de) hoogte zijn van<br />

zin hebben in<br />

zorgen voor<br />

verslaafd zijn aan<br />

geven om<br />

(uit je nek) kletsen<br />

wemelen van (=vol zijn met)<br />

antwoorden<br />

antwoord geven op<br />

behoefte hebben aan<br />

de schouders ophalen<br />

aanzetten/uitzetten<br />

substantieven:<br />

de (rammel)kast=de (treur)buis=de<br />

televisie<br />

de gids<br />

de (moeder)beer<br />

het journaal=het nieuws<br />

de reden<br />

de troep (=de rommel)<br />

de zender=het kanaal<br />

de omroep<br />

het kabaal=het lawaai<br />

het spel(letje)<br />

de knuffel<br />

adjectieven:<br />

schattig=lief<br />

verslaafd aan<br />

overige:<br />

na zevenen<br />

nou eenmaal<br />

uitdrukkingen:<br />

verder kijken dan je neus lang is<br />

35. Spreken. Vragen:<br />

1. Vind jij het belangrijk op de hoogte te blijven van wat er in de wereld gebeurt?<br />

2. Waarom wel, waarom niet? Zo ja, wat doe je dan daarvoor?<br />

3. Kijk je wel eens naar een tv-quiz? Zo ja, welke?<br />

4. Welke spelletjes ken je? 4<br />

5. Wat voor spel vind je leuk om te doen?<br />

6. Ga je wel eens naar de bioscoop?<br />

7. Wat voor soort films vind je leuk? Wat is je favoriete (=lievelings)film?<br />

8. Heb je een computer? Zo ja, wat voor een?<br />

9. Wat doe je zoal met je pc, surfen op het net, games spelen?<br />

10. Welke sites bezoek je vaak?<br />

11. Ken je iemand die verslaafd is aan iets? Waaraan? Is dat gevaarlijk?<br />

12. Stel, je werkt in een audio-videozaak. Iemand wil een niet al te dure MP3-speler kopen. Welke raad je aan? Waarom?<br />

I-bol<br />

2 Gigabyte<br />

batterijen met 10 uur speeltijd<br />

€ 221,-<br />

ukkel<br />

512 Megabyte<br />

batterijen met 12 uur speeltijd<br />

€ 229,-<br />

Amp<br />

1,5 Gigabyte<br />

batterijen met 5 uur<br />

speeltijd<br />

€ 122,-<br />

13. Op de tv zie je steeds meer reclame. Wat vindt u daarvan? Wat doet u ermee?<br />

14. Een kennis wil een platte tv ("flatscreen") aanschaffen, maar jij vindt die duur. Bovendien hebben ze slechte kleuren. Overtuig<br />

hem of haar.<br />

15. Een vriend of vriendin wil een programma opnemen. Vertel dat ze je videoapparaat mag lenen, dat ze een band nodig heeft,<br />

en dat ze het apparaat op het juiste kanaal en de juiste tijd moet instellen.


Regel: de plaats van "er", hier" en "daar" als referentie naar plaats:<br />

Waar in de zin kun je "er", "hier" en "daar" zetten? Een paar voorbeelden:<br />

a. Vooraan:<br />

"Er is veel gestolen."<br />

"Hier moet je omkeren."<br />

Overigens: "er" heeft nooit een klemtoon. Wil je dit deel benadrukken, gebruik dan "hier" of "daar":<br />

"Híer staat je auto."<br />

"Dáár is de goede plek."<br />

b. Na (het onderwerp en) de werkwoord, maar vóór tijd/manier/plaats (TMP):<br />

"Hij heeft er gisteren lekker gezwommen."<br />

"Je moet daar morgen de bus naar Rotterdam nemen."<br />

"Ga hier nu maar lekker zitten."<br />

Conclusie: EHD als referentie naar plaats komt vooraan of voor TMP!<br />

36. Maak goede zinnen met de volgende brokstukken.<br />

1. zijn - veel mensen - die - er - geloven - alles - wat - wordt - hun - verteld<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

2. was - een discussie - er - laatst - op televisie - over deze kwestie<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

3. noemden - een tijdschrift - er - ze - voor mannen<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

4. zouden - in dat blad - de meest domme dingen - staan - er<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

5. stond - er - deze week - niet - veel - in die blaadjes<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

Regel: de plaats van EH&D als een ding, "iets":<br />

a. Na het onderwerp en de werkwoord. "Er" komt vóór tijd/manier/plaats.<br />

"Ik heb er gisteren drie gekocht."<br />

b. Vooraan: alleen "hiervan" of "daarvan". Begin dus nooit een zin met "er(van)" als referentie naar "iets".<br />

"Hiervan (=van deze groep) zijn drie mannen verdwenen."<br />

"Daarvan is nooit meer iets gezien."<br />

"Daarvan heb ik er drie."<br />

c. "Ervan/hiervan/daarvan" kan ook achter tijd/manier/plaats.<br />

"Ik heb gisteren nog snel drie ervan/hiervan/daarvan gekocht."<br />

d. Je kunt ervan/hiervan/daarvan ook splitsen. "Er/hier/daar" komt dan vóór TMP, "van" komt juist ná TMP!<br />

"Ik heb er/hier/daar gisteren nog snel drie van gekocht."<br />

Conclusies:<br />

1. "er" kan alleen voor TMP; "hiervan" en "daarvan" ook helemaal in het begin;<br />

2. "ervan", "hiervan" en "daarvan" kunnen ook achter TMP;<br />

3. "ervan", "hiervan" en "daarvan" kunnen ook gesplitst, "rond" TMP.<br />

1. begrepen - hiervan - nooit - heb - iets - ik<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

2. nooit - ik - een exemplaar - gekocht - hiervan - had<br />

__________________________________________________________________________________ .<br />

3. Ik ging naar de sigarenzaak. - drie - toen - ik - heb - gelijk - er - gelezen - na elkaar<br />

__________________________________________________________________________________ .<br />

4. niet - kan - zeggen - dat - ik - ik - nu - vaker - zal - er - veel - kopen - van<br />

__________________________________________________________________________________ .<br />

5. hiervan - voor - mensen - veel - is - bedoeld - andere mensen<br />

______________________________________________________________________ .<br />

77


37. Woordenschatoefening. Probeer in te vullen zonder te spieken.<br />

1. Vroeger had je alleen zwart-wit televisies, nu bijna alleen ____________________ .<br />

2. Radio en televisie kwamen tot ons door de lucht, via een spriet op het apparaat, de ____________________ .<br />

3. Nu komt de televisie tot ons via een draad, een snoer, de ____________________ .<br />

4. Sommige buitenlandse zenders kun je alleen ontvangen via een schotel en een ____________________ die draait om de aarde.<br />

5. In het ____________________ van zes, acht of tien wordt het nieuws uit de halve wereld doorgegeven.<br />

6. Tenminste, dan begint het nieuws bij de ____________________ zenders, niet bij de commerciëlen.<br />

7. Voor en na het journaal zijn er commerciële spots, ____________________ .<br />

8. In de ____________________ probeert men wat dieper op het nieuws in te gaan.<br />

9. De kwaliteit hangt af van de onderwerpen en van de vragen van de ____________________ , de persoon die de<br />

programmadelen verbindt.<br />

10. Wie geen zin heeft in de ellende van alledag stopt pakt een ____________________ en kijkt naar een film.<br />

38. Vaste preposities 5.<br />

1. Ik ben het niet eens _____________ je. Ik ben het niet er_____________ eens.<br />

2. De les eindigt _____________ vier uur.<br />

3. Ik erger me daar_____________.<br />

4. Jij hebt toch ervaring _____________ lesgeven?<br />

5. Nou, gefeliciteerd er_____________!<br />

6. Ik heb een gebrek/tekort _____________ lesuren!<br />

7. Ik geloof niet _____________ jouw aanpak.<br />

8. Je maakt te weinig gebruik _____________ de kansen/mogelijkheden.<br />

9. Ben je wel geïnteresseerd _____________ mij?<br />

10. Ben je wel geschikt _____________ dit werk?<br />

11. Ik geniet tenminste _____________ mijn werk.<br />

12. Ik ben er_____________ gewend.<br />

13. En ik ben goed _____________ mijn werk.<br />

14. Ik geef _____________ mijn werk. Ik geef er_____________.<br />

15. Jouw gemakzucht grenst _____ luiheid. En Nederland grenst _________ België.<br />

39. Woordenschat: afkortingen<br />

Nederlanders denken dat ze, meer nog dan andere landen, gebruik maken van afkortingen. Dan bedoelen ze acroniemen,<br />

woorden met beginletters (PSV, m.u.v.), eerder dan woorden die één woord korter maken (bijvoorbeeld: bijv. voor<br />

bijvoorbeeld). Het zou kunnen dat Nederlanders meer acroniemen gebruiken, want er lijkt geen land te zijn met zoveel<br />

organisaties, stichtingen, kerken, en clubs, kortom: verenigingen. Waar je <strong>twee</strong> Nederlanders hebt, heb je drie kerken, zegt men.<br />

Op Wikipedia (http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_afkortingen) vind je een register van Nederlandse (én Engelse) afko's. Het is<br />

ondoenlijk ze hier grotendeels, laat staan allemaal te behandelen. Maar als je onderstaande tekst begrijpt (z.o.z.!), ben je al een<br />

heel eind op weg!<br />

Een woud van afkortingen (t.k.g./t.k.n. aan u aangeboden).<br />

Politieke partijen, van SP ter linkerzijde, via D66, PvdA en CDA in het midden, tot VVD en PVV aan de rechterkant, hanteren<br />

afko's. Maar ook univ. als UM en VU, en omroepen als EO, Vara (Vereniging van Arbeiders Radio Amateurs), VPRO en BNN,<br />

kunnen wat ervan. Zelfs de vroeger socialistische Hema (Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij) en V&D! Van de bedrijven<br />

(KPN, ASML, ING!) is alleen Philips, uitvinder van cd en dvd, geen afko; maar haar voetbalclub PSV weer wel.<br />

Ook n.a.v. dit onderwerp:<br />

Toen ik klaar was met VWO en WO ging ik naar de soos en het CWI, zgn. om werk te vinden, eigenlijk uitsl. (=excl.) om mijn<br />

WW te krijgen. Vervolgens deed ik de HBO-opleiding PABO om ler. basisonderwijs te worden. Toen ik ziek werd moest ik naar<br />

het UWV, maar belandde niet in de WAO: al snel was ik beter en kon mijn bedrijf, een VOF, bij de KvK inschrijven. Zittend bij de<br />

cv schreef ik mijn cv om z.s.m. een cv op te richten (commanditaire vennootschap, coöperatieve vereniging, carnavalsvereniging).<br />

Chat, mail en sms maken de taal ook ff wat moeilijker. En als iemnd schrft dt n v. in 't uv-lcht mt hr bh zwaaide, dn haak ik dfntf<br />

af!<br />

78


40. Herman van Veen / Willem Wilmink – Hilversum III<br />

Dit liedje van Herman van Veen, op tekst van Willem Wilmink, gaat over de veranderende rol van liedjes in ons leven. "Hilversum III",<br />

de nationale popzender, heet nu 3FM. De muziek die men draait is alleen nog maar erger geworden: enkel doorsnee<br />

hitparademuziek, waar niemand zich een buil aan kan vallen. Kortom: "eenheidsworst".<br />

nieuwe woorden:<br />

paraat=klaar aanlengen=verdunnen (hier met water)<br />

de steiger=bouwsel van buizen en planken, rond een nieuw of te renoveren gebouw<br />

Paljas=clown: "Lach dan, Paljas" was een volkslied<br />

Jeruzalem: joodse mensen zongen vaak over Jeruzalem<br />

de venter=straatverkoper de aria=lied uit opera<br />

de sprot, de haring: soorten vis<br />

begonia=een soort bloem het geratel=machinegeluid<br />

de confectie=kledingindustrie het koor=groep zangers<br />

"weet ik veel"=wat dan ook ontvoeren=kidnappen<br />

het luchtkasteel=een fantasie: een paleis/paradijs dat niet echt bestaat<br />

Vroeger werd gezongen en gefloten in de straat<br />

Had de slagersjongen nog een opera paraat<br />

De metselaar kon zingend op de steiger staan<br />

De melkboer lengde fluitend zijn melk een beetje aan<br />

refrein:<br />

Hilversum III bestond nog niet<br />

Maar ieder had zijn eigen stem<br />

Op elke steiger klonk een lied<br />

Van Paljas of Jeruzalem<br />

79<br />

Alle venters hadden eigen aria`s<br />

Voor sprot en haring, voor begonia`s<br />

Zelfs in fabrieken kwam van overal<br />

Toch weer een liedje door de grote hal<br />

refrein<br />

refrein (<strong>twee</strong> keer)<br />

1. Wie zongen vroeger de liedjes?<br />

2. Waar komen de liederen tegenwoordig vandaan?<br />

3. Wat is het verschil tussen de maatschappij van vroeger en de radio&tv-samenleving?<br />

Tussen het geratel van machines door<br />

Klonk in de confectie een mooi meisjeskoor<br />

Dromend van de prins van Weet-ik-veel<br />

Die ze zou ontvoeren naar zijn luchtkasteel<br />

41. Schrijven. Geef antwoord op deze vragen:<br />

1. Wat kun je doen met een afstandsbediening? Wat is een beeldbuis? Wat zijn luidsprekers? Wat betekent stereo?<br />

2. Wat is jouw favoriete tv-programma? Leg uit waarom. Op welke zender komt het en wanneer?<br />

3. Luister je wel eens naar de radio? Zo ja, naar wat voor programma's?<br />

4. Wat vind je van de televisie in Nederland? En die in je vaderland? Kun je ze vergelijken?<br />

5. Heb jij zelf, persoonlijk, veel van tv geleerd? Welke invloed heeft het medium op jou en je ontwikkeling gehad?<br />

6. Zou jij voor radio of tv willen werken? Welke van de <strong>twee</strong>? Wat zou je willen doen?<br />

7. Het aantal uren dat Nederlanders tv kijken groeit nog steeds. Wat vind je daarvan? Denk je dat deze ontwikkeling zich altijd zal<br />

blijven doorzetten?<br />

8. Zijn radio en televisie globaal gezien een verrijking voor de mens, of een verarming? Een zegen of juist een ramp?<br />

9. Worden mensen door de sterke aanwezigheid van media in hun dagelijks leven steeds onvrijer in hun denken en doen? En gaan<br />

mensen, ook door de computer, steeds meer in een virtuele wereld leven?<br />

10. Of komt er steeds meer interactiviteit, en verandert de machtsbalans tussen producent en consument?<br />

42. Spelling. Luister goed en schrijf mee:<br />

1. ________________________________________________________________<br />

2. ________________________________________________________________<br />

3. ________________________________________________________________<br />

4. ________________________________________________________________<br />

5. ________________________________________________________________<br />

6. _______________________________________________________________<br />

7. ________________________________________________________________<br />

8. ________________________________________________________________<br />

9. ________________________________________________________________


10.________________________________________________________________<br />

Regel: de plaats van "erin", "daarop" enzovoorts<br />

Het Nederlands gebruikt vaak woorden waarin EHD worden gecombineerd met een prepositie. Kijk 's naar de<br />

volgende voorbeelden:<br />

"(Dit is een fijn huisje.) Ik heb tot op heden lekker erin gewoond."<br />

"(De post is vandaag laat.) Ik heb de hele dag gespannen daarop gewacht."<br />

Maar ook: "Ik heb de hele dag gespannen gewacht daarop."<br />

"(Wat een lekkere bal.) Je kunt altijd zo heerlijk hiermee trappen."<br />

Maar ook: Je kunt altijd zo heerlijk trappen hiermee."<br />

De plaats van "EHD+prepositie" is aan het einde van de zin, voor of na het laatste werkwoord.<br />

43. Zet de onderstreepte zinsdelen om met er. Splits als je dat kan, en maak toch goede Nederlandse zinnen.<br />

Voorbeeld:<br />

Ik ga nu met de fiets naar school.<br />

Ik ga er nu mee naar school. of:<br />

Ik ga nu ermee naar school.<br />

1. Ik heb met de kleurenprinter vals geld gedrukt.<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

2. We hebben zo op allerlei manieren tegen de wet gezondigd.<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

3. We hadden een fabriek. Jan heeft mij in de fabriek een drietal printers neergezet.<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

4. Onder een zeil stonden de printers de hele dag biljetten uit de spuwen.<br />

De printers ____________________________________________________________________ .<br />

5. Nu is de vraag of de politie wel of niet tegen zoiets moet optreden.<br />

Moet ___________________________________________________________________________ ?<br />

6. Valsemunterij is geen halsmisdaad, maar de burgerij kan haar afkeer van dit gedrag niet onderdrukken.<br />

De burgerij ____________________________________________________________________ .<br />

7. We werden gearresteerd. Onze advocaat vond het onzin. We werden veroordeeld om die kleinigheid.<br />

We werden ______________________________________________________________________ .<br />

8. De rechter heeft ons voor dat vergrijp niet zo makkelijk laten gaan.<br />

De rechter liet ________________________________________________________________.<br />

9. De straf heeft ons in geen tijd genezen van de idee dat vals geld echt geluk brengt.<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

10. We hebben wel voor het valse geld massa’s spullen teruggekregen.<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

Het splitsen van EHD+prepositie<br />

Maar je kunt "erin", "daarop", "hiermee" en hun broertjes en zusjes ook splitsen.<br />

Dan heb je aan de ene kant EHD, aan de andere kant de preposities.<br />

Kijk maar naar deze voorbeelden:<br />

"(Dit is een fijn huisje.) Ik heb er tot op heden lekker in gewoond."<br />

"(De post is vandaag laat.) Ik heb daar de hele dag gespannen op gewacht."<br />

"(Wat een lekkere bal.) Je kunt hier altijd zo heerlijk mee trappen."<br />

Conclusie:<br />

1) er, hier en daar staan vlak na de werkwoord, vóór TMP;<br />

2) de prepositie staat aan het einde, maar vóór de laatste werkwoorden.<br />

80


44. Lezen: Amsterdam.<br />

In de dertiende eeuw werd, op de plek waar nu het plein is dat de Dam heet, in de rivier de Amstel een dam aangelegd. Aan<br />

deze dam en de Amstel ontleent Amsterdam (eerst Amstelredamme) zijn naam. Het stukje rivier buitenwaarts, richting het IJ,<br />

het Damrak, was het begin van de Amsterdamse haven. De eerste stadsrechten komen rond 1300 en spoedig daarna komt de tol<br />

op bier. De contacten rond de bierhandel met Hamburg waren de springplank voor de handel met het Oostzeegebied, het begin<br />

van Amsterdam als handelsstad en in de 15e eeuw was Amsterdam gegroeid tot de belangrijkste handelsstad van Holland. De<br />

stad kreeg al snel een traditie van burgerlijk bestuur, met een belangrijke rol voor de vroedschap: een college van<br />

vooraanstaande burgers die de meeste bestuurders benoemden.<br />

Het stadsbestuur liep niet voorop bij de opstand tegen Spanje maar sloot zich uiteindelijk in 1578 aan, vooral vanwege<br />

handelsbelangen. Na de inname van Antwerpen door de Spanjaarden in 1585 kwamen veel Antwerpenaren, met hun<br />

handelsnetwerk, naar Amsterdam. Hun komst en die van Portugese joden speelde een grote rol in wat de Gouden Eeuw van<br />

Amsterdam en Holland werd.<br />

De Gouden Eeuw was een periode waarin Nederland, en dan met name van de noordelijke zeven Verenigde Provinciën, een<br />

toppositie in de wereld innam. De Nederlandse handel (met Azië, maar ook de slavenhandel!) bloeide, mede door de militaire<br />

macht (vooral ter zee). Nederland kende beroemde universiteiten (Leiden), filosofen (Descartes, Spinoza), biologen (van<br />

Leeuwenhoek) en rechtsgeleerden (de Groot, grondlegger van het internationaal recht). In de kunst is Rembrandt (van Rijn) de<br />

grootse naam.<br />

Deze periode komt ruwweg overeen met de 17e eeuw. Sommigen houden als beginpunt het jaar 1602 aan, het jaar waarin de<br />

Verenigde Oostindische Compagnie opgericht werd. Dit bedrijf, dat vooral kruiden en koffie uit Indonesië haalde, gaf als eerste<br />

ter wereld aandelen uit.<br />

De bevolking van Amsterdam nam in de Gouden Eeuw snel toe. Omstreeks 1570 telde Amsterdam minder dan 30.000 inwoners,<br />

maar in 1622 was dit getal gegroeid tot ruim 100.000. Tegen het einde van de 17e eeuw zou de bevolking zelfs de 200.000<br />

benaderen. Deze bevolkingsgroei maakte een systematische uitleg van de stad noodzakelijk, waaraan de fraaie, concentrische<br />

grachtengordels met hun fraaie koopmanshuizen en pakhuizen te danken zijn.<br />

81


1. Sinds wanneer is A'dam een stad?<br />

a. sinds rond 1300<br />

b. sinds 1602<br />

c. sinds er tol was op bier<br />

2. De Nederlandse opstand tegen de Spanjaarden<br />

a. werd door Amsterdam tegengewerkt<br />

b. begon in Amsterdam<br />

c. werd door de stad pas in <strong>twee</strong>de instantie gesteund<br />

3. Hoe ontstond de Gouden Eeuw?<br />

a. door de groei van de handel<br />

b. door de val van Antwerpen<br />

c. door beide<br />

4. De demografische groei in de Gouden Eeuw maakte nodig<br />

a. dat de stad uitgelegd, verklaard moest worden<br />

b. dat de stad zich in steeds grotere cirkels uitbreidde<br />

c. dat de stad moest worden gesystematiseerd<br />

In het rampjaar 1672 voerde Nederland oorlog met de hele rest van de wereld, en werd in Den Haag Jan de Witt<br />

(raadspensionaris, een soort minister-president) vermoord. Daarna begon een periode van economische neergang, de Gouden<br />

Eeuw was over zijn hoogtepunt heen. De groei van Amsterdam vertoonde ook een zekere stagnatie: rijke Amsterdammers<br />

gingen rentenieren in plaats van investeren, nieuwelingen kregen weinig kans (de "Pruikentijd").<br />

Pas omstreeks 1850 begon Amsterdam zich uit te breiden buiten de zeventiende-eeuwse grachten. Toen brak de industriële<br />

revolutie door en begon een nieuw tijdperk van expansie. Vernieuwing van de handel (Noordzeekanaal), er kwam nieuwe<br />

industrie, en een bevolkingsexplosie die opgevangen werd in de negentiende-eeuwse gordel. De bevolking groeide, van circa<br />

250.000 omstreeks 1850, tot 510.000 in 1900.<br />

Maar Amsterdam raakte zijn reputatie van "armenhuis", met bijbehorende prostitutie en slechte gezondheidssituatie, niet kwijt.<br />

Deze sociale misstanden maakten Amsterdam tot het centrum van het Nederlandse socialisme. Ze leidden bovendien begin<br />

twintigste eeuw tot een grootschalige stadsuitbreiding, Het Algemeen UitbreidingsPlan, vooral in Zuid.<br />

De Tweede Wereldoorlog bezorgde de stad echter een grote dreun. Veel joodse Amsterdammers, die hun "Mokum" als een<br />

<strong>twee</strong>de Jeruzalem zagen, werden door de Duitse bezetter weggevoerd. Die werd daarbij geholpen door de Nederlandse politie<br />

en ambtenarij. De vroegrijpe tiener Anne Frank schreef over haar "onderduik" een prachtig dagboek. Na de oorlog was<br />

Amsterdam niet meer hetzelfde.<br />

De stad begon pas weer echt te leven in de jaren zestig, toen provo's en hippies een andere, niet-burgerlijke manier van leven<br />

propageerden. Daarbij namen ze tijdelijk bezit van de straten, pleinen, het Vondelpark en het oorlogsmonument op de Dam.<br />

Krakers bezetten vanaf eind jaren zestig leegstaande huizen, waarbij het rond 1980 steeds vaker tot straatgeweld tussen hen en<br />

de politie kwam. De metro-aanleg en de kroning van Beatrix zorgden voor opstanden. Tegelijk kreeg de stad internationaal<br />

steeds meer het twijfelachtige imago een Sodom vol seks en drugs te zijn.<br />

Aan het einde van de twintigste eeuw werd de stad een centrum van tolerantie en emancipatie, van nieuwe media en<br />

kenniseconomie, en van diversiteit (cultureel, economisch, etnisch). Op dit moment is Amsterdam een erg kleurrijke stad, met<br />

alle charmes en problemen van dien. Er zijn veel jeugdige allochtonen, die deels geen werk hebben en dan uit frustratie de<br />

criminaliteit of het fundamentalisme omarmen. De moord op regisseur Theo van Gogh was schokkend. De stad probeert van<br />

alles te doen om polarisatie tegen te gaan.<br />

5. Wat is er nu te zien op het Amsterdamse Damplein?<br />

a. een dam<br />

b. een monument<br />

c. hippies<br />

6. Waarom heet(te) de Pruikentijd de Pruikentijd, denk je?<br />

a. alle Nederlanders droegen pruiken<br />

b. de Franse bezetters droegen later pruiken<br />

c. die stofnesten waren een mooi symbool<br />

7. De negentiende eeuw was een periode waarin Amsterdam<br />

a. sterk groeide en zijn sociale problemen oploste.<br />

b. deels arm bleef, maar wel expandeerde.<br />

c. systematisch uitbreidde.<br />

8. Volgens de schrijver is de deportatie van Anne Frank te danken aan<br />

a. de Duitse bezetter, die de joden vervolgde.<br />

b. de vreemde bezetting en Nederlandse hulp.<br />

c. de Nederlandse politie en ambtenaren.<br />

82


9. Waardoor werd Amsterdam midden jaren zestig onrustig?<br />

a. Door protest tegen de burgerlijke samenleving.<br />

b. Door de krakers, die lege huizen gingen bewonen.<br />

c. Door de aanleg van de metro en door Beatrix.<br />

10. Hoe kun je volgens de schrijvers Amsterdam nu het beste kenschetsen (=karakteriseren)?<br />

a. Een diverse, maar ook verdeelde stad<br />

b. Kleurrijk, open en zonder grote problemen<br />

c. De allochtonen hebben de tolerantie afgeschaft<br />

45. Onregelmatige werkwoorden 11 (gaan-gingen-gegaan, doen-deden-gedaan, komen-kwamen-gekomen,<br />

zien-zagen-gezien).<br />

1. Vroeger _________ (gaan) de mensen naar een kroeg als ze muziek __________________ (willen).<br />

2. __________________ (willen) je weten wie de voetbalwedstrijd _____________ (winnen), dan _____________ (gaan) je naar<br />

het stadion.<br />

3. Toen __________________ mensen elkaar in de kroeg mensen __________________ (tegenkomen), of ze _____________<br />

(zien) elkaar op straat.<br />

4. Thuis _____________ (doen) je spelletjes of _____________ (lezen) je een boek.<br />

5. Ze _____________ (gaan) naar buiten als ze iets anders ______________ (doen).<br />

6. De mensen __________________ (zien) een beroemdheid alleen als die toevallig langs__________________ (komen).<br />

7. Mensen _____________ (zitten) op de stoep en _____________ (vertellen, r) elkaar alles. Zelf heb ik het hele<br />

wereldgebeuren op de tv __________________ (zien).<br />

8. Wel ben ik naar concerten __________________ (gaan), als er een bijzonder iemand __________________ (komen).<br />

9. Soms __________________ (komen) goede bands langs. Waarschijnlijk _____________ (doen) je vroeger meer buitenshuis.<br />

10. De mensen zijn vaker hun huis _____________ (uitgaan), toen ze radio en tv niet aan _____________ (kunnen) doen.<br />

46. Spelletje: Lingo<br />

STAATSEXAMEN: Voorbeeldexamen Niveau I, 2002-2003<br />

Als je Staatsexamen wilt doen op niveau I, dan is het zinvol behalve het voorbeeldexamen van 2001-2002 (paragraaf<br />

5a) ook dit voorbeeldexamen, van een jaar later, te doen.<br />

Wil je Staatsexamen doen op niveau II en had je nog problemen met Niveau I, 2001-2002 (paragraaf 5a), doe dan<br />

ook dit voorbeeldexamen.<br />

Je docent kan je het materiaal voor de Voorbeeldexamens overhandigen, maar je kunt het ook afhalen<br />

(downloaden) via http://www.expertisecentrumnt2.nl/staat. Klik daar op voorbeeldexamens & voorbeeldopgaven,<br />

en dan op Ik wil een Voorbeeldexamen programma I 2002-2003 downloaden.<br />

In elk geval is het handig met de docent de eerste opgaven van elke toets samen te doen. Deze vragen tellen niet<br />

mee, en zo leer je hoe de test werkt.<br />

TIP: Markplaats.nl<br />

Alles wat je begeert - een baan, een stuk antiek, een kat of een kinderwagen - kun je vinden op de Nederlandse variant<br />

(tegenhanger, pendant) van E-Bay, www.marktplaats.nl. Maar wat betekenen al die afkortingen? Probeer deze advertentie eens<br />

te ontcijferen:<br />

tk.: M., z.g.a.n., z.i. nog toonbaar, ca 90 kg en 195 cm, t.g.v. scheiding in de aanbieding. Prijs n.o.t.k., maar t.e.a.b. af te halen.<br />

Contact s.v.p. via tel. 043-3217884.<br />

83


5d: Er was eens...<br />

Farid en Jeroen kwamen op het grootste plein van hun stad. Het plein werd omzoomd door café's en<br />

terrassen,en voor hen doemden <strong>twee</strong> gigantische (=reusachtige) kerken op.<br />

Farid: Hoe heten die kerken eigenlijk?<br />

Jeroen: Links is de Sint Johannes. Die is van de protestanten. En<br />

rechts de Onze Lieve Vrouwe Kerk, van de katholieken. Vroeger<br />

zaten al die kerken elke dag vol, maar nu zijn het meer<br />

monumenten van wat ooit geweest is. De verzuiling, dat is nu<br />

echt voorbij. Ben je al 's in die kerk geweest? Binnen?<br />

Farid: Nee, ik ben überhaupt nog nooit in een kerk geweest. Niet in<br />

Nederland, en natuurlijk ook niet in Iran.<br />

Jeroen: Waarom niet?<br />

Farid: Ja waarom niet? Zie ik eruit als een katholiek? Ze zien me al<br />

komen.<br />

Jeroen: Wat maakt dat uit? Kom, zullen we 's een kijkje nemen?<br />

Farid: Goed idee. Dat interesseert me wel. We lopen erheen.<br />

Farid heeft namelijk een sterke interesse voor geschiedenis. Hij leest alles wat los en vast zit.<br />

Farid:<br />

Jeroen:<br />

Farid:<br />

Jeroen:<br />

Farid:<br />

Jeroen:<br />

Farid:<br />

Jeroen:<br />

Ik vind het wel leuk dat je hier nog zoveel geschiedenis ziet. De religie, met 'n katholieke en<br />

'n christelijke kerk vlak naast elkaar; al die oude huizen; her en der nog een stukje<br />

omwalling... En natuurlijk een watermolen hier en een windmolen daar. Echt Nederland.<br />

Tja... Er is hier in de oorlog weinig gevochten. Geen bombardementen. Wat hier gesloopt is<br />

hebben we zelf gedaan.<br />

Dé oorlog? Welke oorlog bedoel je?<br />

Oh sorry... Als een Nederlander "de oorlog" zegt, dan bedoelt hij de Tweede Wereldoorlog.<br />

We hebben... Nederland heeft maar één oorlog gehad, de laatste eeuwen.<br />

Eéntje maar?<br />

Nou... Op eigen gebied dan. Nederland heeft wel gevochten om zijn eigen koloniën te<br />

beschermen, in 1947 bijvoorbeeld. En in 1995 was ons leger in Joegoslavië.<br />

In Srebrenica!<br />

Precies. Maar daar hebben we niet gevochten. Nederlnd heeft toen beloofd voor de<br />

inwoners van Srebrenica te vechten, ze te beschermen. Maar dat deden we niet. Schandalig!<br />

Maar waaróm niet? Waarom hebben jullie die belofte gebroken?<br />

Farid: Mismoedig haalt Jeroen zijn schouders op.<br />

Jeroen: Weet ik veel... Het leger zei dat ze dat dorp toch niet konden<br />

verdedigen. Maar waarom heeft Nederland dat dan ooit beloofd?<br />

Waarom hebben ze die mensen laten vermoorden?<br />

Jeroen raakt een beetje over zijn theewater van dit onderwerp. Dat ligt gevoelig, denkt Farid, dus hij doet<br />

er het zwijgen toe.<br />

Dan zijn ze bij de kerk. Helaas: ze kunnen de kerk niet in. Je kunt alleen als toerist bezoeken, wanneer je<br />

vier euro betaalt.<br />

Farid: Je mág niet eens meer naar binnen! En wat als ik nu wil bidden?<br />

Of gewoon even bij God wil zijn? Ze maken het je wel moeilijk.<br />

Jeroen: Tja... Nederland is echt flink van zijn geloof gevallen.<br />

84<br />

nieuwe woorden<br />

werkwoorden:<br />

substantief:<br />

adjectieven:<br />

overige:<br />

Regel: hebben/zijn + infinitief<br />

Na (vormen van) hebben en zijn verwacht je eigenlijk alleen een voltooid deelwoord:<br />

"We hebben het maar zo gelaten."<br />

"Nederland is van zijn geloof gevallen."<br />

Maar soms zie je ook dit soort constructies:<br />

"Waarom hebben ze dat laten doen?"<br />

"Ik heb haar in Engeland leren kennen."<br />

"Ze is bij haar vriend blijven slapen."<br />

"We zijn gisteren gaan fietsen."<br />

Na hebben en zijn komt er een hulpwerkwoord, altijd als heel werkwoord. Deze constructies zijn zo opgebouwd:<br />

1. (vorm van) hebben + kunnen/mogen/moeten/willen/laten/leren + ander infinitief<br />

2. (vorm van) zijn + komen/gaan/blijven + ander infinitief


47. (Geen zin in) Nachtdienst. Vul een goede werkwoordsvorm in: hebben +<br />

kunnen/mogen/moeten/willen/laten/leren + infinitief, zijn + komen/gaan/blijven + ander infinitief<br />

1. Ik had geen zin in de nachtdienst. Ik heb mijn dienst ____________________ gaan.<br />

2. Eigenlijk was ik ingeroosterd, dus ik had 't ____________________ doen.<br />

3. Maar het was laat en ik ben lekker thuis ____________________ slapen.<br />

4. Gisteravond zijn <strong>twee</strong> vrienden bij ons ____________________ eten.<br />

5. Ik heb ze ____________________ zien hoe goed ik kon koken.<br />

6. We hadden die mensen ____________________ kennen via de wijnproefclub.<br />

7. Een tijdje geleden zijn we met ze ____________________ fietsen.<br />

8. We hebben lekker _______________ eten, omdat ik niet ben __________________ werken.<br />

9. Mijn werkgever was minder enthousiast. "Je hebt je collega's _____________ vallen.<br />

10. En toen je niet kwam, had je ze dat best ____________________ laten weten."<br />

48. Lezen: de Nederlandse geschiedenis<br />

Het is ondoenlijk om hier - in een boek waarmee je Nederlands moet leren, en niet Nederland - een compleet beeld te geven<br />

van Nederlands verleden. Kijk eens op nl.wikipedia.org/wiki/Nederlandse_geschiedenis voor een (gekleurde) visie. Maar<br />

misschien is het wel mogelijk, met een paar "slagzinnen", het typische (=kenmerkende, karakteristieke) van Nederlandse<br />

geschiedenis te geven:<br />

a. "God schiep (=creëerde) de wereld, maar de Nederlanders maakten Nederland".<br />

De Nederlanders en hun voorouders hebben altijd veel met het water te maken gehad. Ze moesten zich ertegen beschermen,<br />

en veroverden ook veel land op het water. Het alomtegenwoordige water zorgde ervoor dat Nederland lang een zeevarend land<br />

was, waarin bovendien veel moest worden samengewerkt en ontdekt om het water weg te houden. Denk eraan dat nog in 1953<br />

een groot stuk van Zeeland door de zee werd overspoeld: er vielen bijna 2000 doden. Na deze "Februariramp" begon men met<br />

de Deltawerken, een ingenieuze oplossing voor de bedreiging van de Noordzee.<br />

De ligging midden tussen grotere en sterkere andere landen zorgde ervoor dat Nederlanders altijd handelden en bemiddelden<br />

met hun buren. De fameuze hunebedden (menhirs) in Drenthe, in het Noord-Oosten, zijn bijvoorbeeld gebouwd door een volk<br />

dat op de hogere zandgronden woonde, langs een belangrijke Europese handelsroute. Drie tradities hebben wellicht met het<br />

water en de ligging te maken: Nederlanders willen altijd de wereld verkennen, ze willen altijd samenwerken, en het is en blijft<br />

een volk dat vooral op handel en diensten gericht is. Tegelijk blijft de agrarische sector - melk, kaas, en nu vooral bloemen! - veel<br />

bijdragen aan de Nederlandse economie.<br />

1. Welke invloed heeft de alomtegenwoordigheid van water gehad op de geschiedenis?<br />

a. Nederland heeft zich altijd ertegen kunnen wapenen.<br />

b. Nederland is altijd een zeevarende natie geweest - en nog steeds.<br />

c. Er moesten intelligente oplossingen voor worden gevonden.<br />

2. Hoe kun je de <strong>twee</strong>de alinea het beste samenvatten?<br />

a. Handel en diensten zijn vanouds de enige sterke sectoren in de economie.<br />

b. Het belang van handel, diensten en overleg komt van Nederlands geografie.<br />

c. Het water maakt van de Nederlanders coöperatieve, explorerende mensen.<br />

b. "Twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen."<br />

Nederland is tot pakweg 1970 altijd een door het christelijke geloof gedomineerd land geweest. Na de "kerstening" van<br />

Nederland - vanaf Servatius, in de vierde eeuw - was het katholicisme tot 1550 alleenheerser. Maar Luther en vooral Calvijn<br />

zorgden ervoor dat het protestantisme in de (noordelijke) Nederlanden dominant werd. Pogingen van de Spaans-Habsburgse<br />

koning Philips II dit te onderdrukken leidden in 1568 tot een onafhankelijk-heidsoorlog, de Tachtigjarige oorlog, onder Willem<br />

van Oranje, de "Vader des Vaderlands". De definitieve afscheiding van Nederland vond in 1648 plaats.<br />

Sindsdien was het protestantisme min of meer staatsgodsdienst, en werden de katholieken - die beneden de rivieren altijd in de<br />

meerderheid bleven - onderdrukt. Pas rond 1900 kregen de katholieken hun eigen positie in de maatschappij en politiek. De<br />

protestantse kerken splitsten zich in steeds kleinere sekten. In deze tijd ontstonden ook de "zuilen". Katholieken, protestanten en<br />

ook socialisten en liberalen leefden in parallelle, geheel aparte (=gescheiden) maatschappijen, met elk eigen kerken, kranten,<br />

sportclubs, omroepen en politieke partijen. Contact tussen leden van de zuilen werd niet op prijs gesteld: alleen hun politieke<br />

leiders werkten samen. De "verzuiling" was een soort apartheidssysteem, dat pas afkalfde toen de kerken rond 1970 begonnen<br />

leeg te lopen. Maar nog steeds leeft de traditie van onderlinge tolerantie voort: in Nederland mag je, in eigen kring, alles. Soms<br />

wordt deze traditie nu echter, als al te "permissief" ter discussie gesteld.<br />

3. In de Tachtigjarige Oorlog deed de Spaans-katholieke koning Philips een poging<br />

a. het protestantisme te onderdrukken.<br />

b. het Habsburgse rijk en het katholicisme weer dominant te maken.<br />

b. Nederlands onafhankelijkheid te voorkomen.<br />

4. Tijdens de "verzuiling" (plusminus 1900-1970)<br />

a. leefden verschillende groepen langs elkaar heen.<br />

b. meden zelfs politieke leiders elkaar als de pest.<br />

c. was er veel contact tussen bevolkingsgroepen, maar ook tolerantie.<br />

c. De koopman en de dominee<br />

Nederland is en blijft een land van koopmannen, van geld: die traditie is overal te zien. Die geschiedenis begon met de handel in<br />

85


kruiden met "de Oost", en in slaven. Nederland was al vroeg kapitalistisch, je kon reeds in de 17de eeuw aandelen VOC kopen.<br />

Koloniën werden tot op het bot uitgebuit. De eerste banken ontstonden toen; de Nederlandse bankensector is nog steeds sterk,<br />

en innovatief. Nederlanders spaarden altijd, en hebben ook tegenwoordig nog een hoge "spaarquote". "Ons bin zunig (=zuinig,<br />

spaarzaam)", zeggen veel Nederlanders, met enige zelfspot.<br />

Nederlanders zijn dus kooplui, maar tegelijk spreken ze vaak met de stem van de dominee. Rijkdom was (in de Gouden Eeuw),<br />

en is, soms problematisch: mag dat wel van God? Waaraan hebben wij dat verdiend? Nederlanders kunnen ook heel moralistisch<br />

zijn, en elkaar en de rest van de wereld vertellen hoe men het moet doen.<br />

Dat lijkt - en is - soms hypocriet. Bijvoorbeeld wanneer Nederlanders hun koloniën - en nu ex-koloniën - menen te moeten<br />

preken over mensenrechten. En dat terwijl wij ons daar zelf afschuwelijk gedragen hebben, en nooit een cent hebben<br />

terugbetaald! Anderzijds: bij internationale rampen geven Nederlanders heel gul (=royaal, vrijgeveig).<br />

5. Welke zin vat deze tekst het beste samen?<br />

a. Nederlanders zijn altijd en overal kooplui, handelaars<br />

b. Nederlanders kunnen tamelijk tegenstrijdig zijn<br />

c. Nederlanders verdedigen vaak bepaalde morele principes<br />

6. Kun je zeggen dat bij Nederlanders het financiële gewin altijd voorgaat?<br />

a. Ja, onder de mantel van principes gaat het steeds om het geld<br />

b. Nee, ze zijn juist heel ethisch.<br />

c. Nee, want soms zijn ze ineens weer vrijgevig.<br />

d. Ja, het zijn en blijven handelaars.<br />

d. "Dé oorlog"<br />

Nederland heeft, in tegenstelling tot bijvoorbeeld België, weinig oorlogen gekend. Misschien dat daarom de Tweede<br />

Wereldoorlog zo'n indruk maakte. De inval van de Duitsers in 1940, het wegvoeren van de joodse Nederlanders en de<br />

"collaboratie" van Nederlanders met de bezetter zijn tot op heden (=nu nog steeds) dé voorbeelden van "fout" gedrag; "verzet"<br />

kwam weinig voor. Collaboratie (zwart) en verzet (wit) zijn absolute ijkpunten; het nazisme is datgene waar na-oorlogs<br />

democratisch Nederland zich tegen afzet. Dat de meeste Nederlanders in de oorlog "grijs" waren, gewoon probeerden te<br />

overleven, vergeet men vaak.<br />

Vreemd genoeg is het niet voor iedereen duidelijk dat Nederland zich na 1945 ook misdroeg. In Indonesië, dat onafhankelijk<br />

wilde worden, was Nederland even "fout" en gewelddadig (internationale druk zorgde pas voor dekolonisering). Daar komt de<br />

Hollandse hypocrisie weer om de hoek kijken.<br />

En nog steeds wil ons land de wereld laten zien hoe "goed" het is, maar gaat het vaak fout. Nederland beloofde in 1995 Bosniërs<br />

in hun "veilige haven" Srebrenica te beschermen. Men hield echter volstrekt (=helemaal/totaal) geen rekening met de militaire en<br />

internationale verhoudingen. Srebrenica werd door de Serviërs veroverd, zonder verzet van het Nederlands leger. Het leger was<br />

overigens ook omsingeld, slecht bewapend en internationaal in de steek gelaten. De mannelijke bevolking van Srebrenica werd<br />

vermoord. Nu (2006) gaat Nederland de bevolking van Uruzgan (Afghanistan) beschermen.<br />

Nederland is soms net Calimero: naïef en verongelijkt in een grote, boze wereld. Om met Calimero te spreken: "Dat is niet<br />

eerlijk! Zij zijn groot, en ik is klein!"<br />

7. In Nederland wordt de herinnering aan "de oorlog" gecultiveerd. Waarom? Let op: meerdere antwoorden zijn goed!<br />

a. In de Tweede Wereldoorlog was Nederland "goed", in Indonesië zelf "fout".<br />

b. De Holocaust maakte een geweldige indruk.<br />

c. Nederland heeft weinig oorlogen meegemaakt.<br />

d. Nazisme, collaboratie en verzet zijn nog steeds ethische meetlatten.<br />

8. Hoe wordt Nederlands internationale positie na de Tweede Wereldoorlog geschetst?<br />

a. Men is vaak te naïef, niet realistisch.<br />

b. Nederland verdedigt altijd hoge idealen.<br />

c. De internationale gemeenschap laat Nederland vaak alleen.<br />

e. Twee politieke moorden<br />

De eenentwintigste eeuw is nu, in 2006, een paar jaar onderweg. Onze tijd lijkt mondiaal te worden gekenmerkt door een (door<br />

sommige mensen gecreëerde) tegenstelling tussen "het westen" en de islamitische wereld. Na de aanslagen op de Twin Towers<br />

in New York, op 11 september 2001, neemt de spanning tussen westers en niet-westers toe. In Nederland maakte de politicus<br />

Pim Fortuyn hier gebruik van. Fortuyn was een charismatische, extravagante homoseksueel, die overal waar hij kwam ruzie<br />

kreeg. Hij had echter ook een aantal verrassende ideeën om de Nederlandse bureaucratie vlot te trekken. Fortuyn kreeg echter<br />

pas electoraal succes toen hij de islam "een achterlijke cultuur" noemde. Fortuyn werd in mei 2002 vermoord; zijn rechtspopulistische<br />

partij, de "Lijst Pim Fortuyn" won vlak daarna nog wel de verkiezingen. Hetzelfde gebeurde eind 2004 met de<br />

getalenteerde filmmaker Theo van Gogh. Een film over vrouwenmishandeling in de Islam ("Submission", samen met de<br />

Somalische politica Ayaan Hirsi Ali gedraaid), en van Goghs aanhoudend gescheld op die godsdienst, waren voor de<br />

fundamentalist Mohammed B. aanleiding van Gogh op straat dood te schieten.<br />

De Nederlandse staat gaat intussen hard om met vreemdelingen. De dood van elf afgewezen asielzoekers (in een nietbrandveilige<br />

gevangenis op luchthaven Schiphol) kwam niet uit de lucht vallen. De veelgeroemde Nederlandse tolerantie<br />

tegenover anderen en andersdenkenden staat dus anno 2006 onder druk. Homoseksuelen hebben last van moslimjongeren,<br />

allochtonen hebben last van racisme, vrijdenkers worden bedreigd. Mensen zijn snel geïrriteerd, aangebrand: ze hebben "korte<br />

lontjes".<br />

Zo gezien lijkt het alsof heel het land in brand staat, en sommige politici en media wekken wel die indruk. Niets is echter minder<br />

waar, het leven gaat in het algemeen zijn gangetje. Hoogstens zijn er enkele zeer reële problemen rond nieuwe<br />

86


evolkingsgroepen, met name qua werk en inburgering. Ook is er - mede daardoor - veel angst en onvrede bij de burgers.<br />

Tegelijk is Nederland rijker dan ooit. Maar wat men vergeet is dat die rijkdom steeds ongelijker verdeeld wordt. Anno 2006<br />

heeft een kwart van de mensen een "PC-Hoofttractor" (SUV) en een lel van een tv, maar een klein deel van de bevolking moet<br />

leven van de voedselbanken. Politici praten graag over "islam" als een probleem, maar hoe zit het met "armoede"?<br />

9. Hoe oordeelt de schrijver over de figuur van Pim Fortuyn?<br />

a. Negatief: Fortuyn was een homoseksuele intrigant met racistische ideeën.<br />

b. Gemengd: hij had charisma en originele ideeën, maar verdeelde de mensen ook.<br />

c. Positief: Fortuyn trapte heilige huisjes omver, en hij was populair.<br />

10. Hoe oordeelt de schrijver over Nederland anno 2006?<br />

a. Verdeling van werk en inkomen zouden meer aandacht moeten hebben.<br />

b. De integratie van de islam vormt een groot probleem.<br />

c. De tolerantie voor andersdenkenden is voorgoed voorbij.<br />

49. Nogmaals zijn/hebben + <strong>twee</strong> infinitieven. Maar nu gaat het hierom; gebruik je vormen van "hebben" of<br />

"zijn"? Hebben+actie, zijn+beweging!<br />

1. Gisteren ____________________ ik mijn werk laten gaan.<br />

2. Eigenlijk was ik ingeroosterd, dus ik ____________________ 't moeten doen.<br />

3. Maar het was laat en ik ____________________ lekker thuis blijven slapen.<br />

4. Gisteravond ____________________ <strong>twee</strong> vrienden bij ons komen eten.<br />

5. Ik ____________________ ze kunnen laten zien hoe goed ik kon koken.<br />

6. We ____________________ die mensen leren kennen via de wijnproefclub.<br />

7. Een tijdje geleden ____________________ we met ze gaan fietsen.<br />

8. We ____________________lekker kunnen eten, omdat ik niet ____________ gaan werken.<br />

9. Mijn werkgever was minder enthousiast. "Je ____________________ het maar te doen. Je __________ je collega's laten vallen.<br />

10. En toen je niet kwam, __________ je ze dat best mogen laten weten."<br />

50. Woorden met vaste prepositie 6. Vul de juiste prepositie in:<br />

1. Mijn zus is heel handig _____________ de pc.<br />

2. Maar ze heeft een gruwelijke hekel _____________ papierwerk.<br />

3. Je moet haar steeds herinneren _____________ afspraken.<br />

4. En ze is er zelden ____________ op de hoogte.<br />

5. Ik hoop _____________ verbetering.<br />

6. Ze houdt niet _____________ regelmaat en structuur.<br />

7. Ik kan soms wel huilen _____________ de rotzooi die jij maakt.<br />

8. Zij informeert ook nooit _____________ regels en gemaakte afspraken.<br />

9 Ik heb weinig invloed _____________ haar gedrag.<br />

10. En ik kan niet instaan _____________ de kwaliteit van zijn werk.<br />

11. Popmuziek is ____________________ mij niet besteed.<br />

12. Klassieke muziek past beter ____________________ mij.<br />

13. Maar ik heb spijt __________ het feit dat ik vorig jaar naar een opera ben geweest.<br />

14. Ondanks al zijn ervaring had de schrijver problemen ____________________ het libretto. Hij worstelde<br />

____________________ de woorden.<br />

15. Bij moeilijke passage vergaten de musici goed ___________ het ritme te passen.<br />

87


51. Lied: Zuiderzeeballade - Sylvain Poons/Oetze Verschoor (tekst W. van Hemert)<br />

"God maakte de wereld, maar de Nederlanders maakten Nederland": daarover gaat deze "smartlap", de Zuiderzeeballade. Het<br />

beschrijft de inpoldering van de Zuiderzee, en de tegenstelling tussen de visserij, met al zijn gevaren, en de na-oorlogse<br />

agrarische wereld. Soms is de beeldspraak mooi, dan weer is de tekst erg cru.<br />

"Opa, kijk ik vond op zolder<br />

Een foto van een oude boot<br />

Is dat nog van voor de oorlog<br />

Van die oude vissersvloot?"<br />

"Jochie, dat is een gelukkie<br />

Ik was dat prentje jaren kwijt<br />

Ik heb nu weer een heel klein stukkie<br />

Van die goeie ouwe tijd<br />

Daar is het water, daar is de haven<br />

Waar je altijd horen kon:<br />

We gaan aan boord<br />

De voerman laat er nu paarden draven<br />

En aan de horizon ligt Emmeloord<br />

Eens ging de zee hier tekeer<br />

Maar die tijd komt niet weer<br />

Zuiderzee heet nu IJsselmeer<br />

Er tractor gaat er nu greppels graven<br />

'k Zie tot de horizon geen schepen meer<br />

Kijk die jongeman ben ikke<br />

Ja, ikke was de kapitein<br />

Hiero, en die grote dikke<br />

Ja, dat moet Malle Japie zijn"<br />

Regel: na splitsen omkeren<br />

"Opa, en die blonde jongen<br />

Vooraan bij de fokkeschoot<br />

Opa, zeg nou wat?" "Die jongen<br />

Is je ome, die is dood!<br />

In 't diepe water, ver van de haven<br />

In die novembernacht, voor twintig jaar<br />

Door 't brakke water is hij begraven<br />

Als ik nog even wacht zien wij elkaar<br />

Toen ging de zee zo tekeer<br />

In een razend verweer<br />

Ongestraft slaat niemand haar neer<br />

Nu jaren later hier paarden draven<br />

Zie ik de hand en macht van onze Heer<br />

Waar is het water, waar is de haven?<br />

Waar je altijd horen kon:<br />

We gaan aan boord<br />

De voerman laat er zijn paarden draven<br />

En aan de horizon ligt Emmeloord<br />

Eens ging de zee hier tekeer<br />

Maar die tijd komt niet weer<br />

't Water ligt nu achter de dijk<br />

Waar eens de golven het land bedolven<br />

Golft nu een halmenzee, de oogst is rijp<br />

Kijk eens naar de volgende zinnen:<br />

"Toen de Afsluitdijk hier kwam, werd de zee buitengesloten." *<br />

"Als ik nog even wacht, zien wij elkaar."<br />

"Waar de golven het land bedolven, golft een halmenzee."<br />

Deze zinnen beginnen alle met een "splitswoord" ("toen", "als", "waar"). Na de komma komt de hoofdzin.<br />

Wat valt op? Na de komma komt eerst de werkwoord van de hoofdzin ("werd", "zien", "golft"). Daarna komt het onderwerp ("de<br />

zee", "wij", "een halmenzee"). Anders gezegd:<br />

Na een splitszin moet je inversie (omkering) toepassen.<br />

Of korter:<br />

Na splitsen omkeren!<br />

52. "Na splitsen omkeren": vul de volgende zinnen in.<br />

1. Als je _________________________________________________, zie je alleen nog akkers.<br />

2. Hoewel zijn oom hem probeert te redden, __________________________________________.<br />

3. Bij inpoldering win je land op de zee. Doordat je land inpoldert<br />

________________________________________________________________________________.<br />

4. Als de zeespiegel stijgt, ___________________________________________________.<br />

5. Waar mensen wonen ___________________________________________________________.<br />

6. Wat je daar zegt ____________________________________________________________.<br />

7. Terwijl wij hier zitten te kletsen __________________________________________.<br />

8. Doordat jij zo stom doet_____________________________________________________.<br />

9. Toen je gisteren binnenkwam _________________________________________________.<br />

10. Nu je dat probleem hebt afgehandeld ________________________________________.<br />

88


53. Schrijven.<br />

1. De Nederlanders willen nu de Waddenzee niet meer inpolderen. Misschien<br />

vanwege _________________________________________________________________________.<br />

2. Nederland is een klein land. Toch ____________________________________________.<br />

3. Religie speelt een grote rol in het leven van de mensen, en in de geschiedenis.<br />

________________________________________________________________________________.<br />

Daarom verwaarlozen veel intellectuelen het belang van godsdienst.<br />

4. Ik zou die kerk graag eens van binnen zien.<br />

________________________________________________________________________________.<br />

Misschien moet ik maar terugkomen als er een mis is.<br />

5. Kijk eens naar de volgende grafiek. NB: Gereformeerd en Nederlands-Hervormd zijn allebei takken van de Protestantse kerk.<br />

Schrijf in onderstaand kader een tekst waarin je de ontwikkeling van de zuilen kort schetst.<br />

89


TIP: De regel "<strong>twee</strong>de werkwoord achteraan" kent één uitzondering:<br />

"Ik wil wel komen [op dat tijdstip]."<br />

"Ze heeft dat gezegd [in een opwelling]."<br />

Zoals je ziet komen er na het <strong>twee</strong>de werkwoord ("komen", "gezegd") nog zinsdelen.<br />

Die beginnen met een prepositie. Anders gezegd:<br />

"Prepositievoorwerpen" kunnen na het <strong>twee</strong>de werkwoord komen.<br />

54. Maak goede zinnen met deze stukken. Zet een eventueel prepositievoorwerp ook eens achteraan.<br />

1. aan de telefoon / kan / niet goed / uit zijn woorden komen / hij.<br />

2. hij / voor te stellen / vergeet / zich / bij het opnemen .<br />

3. verteld / aan ons / hebben / jullie / dat .<br />

4. wat / we / met hem / nu / moeten / doen ?<br />

5. hij / heeft / van Onze Lieve Heer / een goede telefoonstem / gekregen .<br />

6. belangrijke boodschappen / je / moet / aan de betreffende persoon / doorgeven<br />

7. hij / vergeten / meerdere keren / dat / heeft.<br />

8. aan hem / vaker / gevraagd / men / heeft :<br />

9. wil / je / met volle mond / praten / niet / aan de telefoon / ?<br />

10. en dan / hij / zonder groeten / gaat / opleggen / ook nog vaak /<br />

55. Woorden met vaste prepositie 7. Vul de juiste prepositie in:<br />

1. Prins Bernhard was altijd aan het jagen _____________ groot wild.<br />

2. Hij keek _____________ alles wat bewoog.<br />

3. Hij had een goede kijk _____________ dat soort dingen.<br />

4. Lach jij daar_____________? ____________________ dat soort dingen?<br />

5. Heb jij kritiek daar_____________?<br />

6. Ben jij kwaad _____________ jagers?<br />

7. Zijn kleinzoon, Willem-Alexander, lijkt _____________ Bernhard.<br />

8. Soms lijdt iemand _____________ een gebrek (=tekort/handicap).<br />

9. Dan kampt hij of zij ________ (=heeft last van) een gebrek aan zelfkritiek.<br />

10. Hij/zij zou moeten luisteren _____________ kritische raadgevers (=adviseurs).<br />

11. Adviseurs wijzen politici ____________________ hun verantwoordelijkehden.<br />

12. Velen zijn niet opgewassen ___________ de macht en zijn verlokkingen.<br />

13. Ik ben niet gek (=dol, verzot) ____________________ politiek.<br />

14. Maar ik verlang absoluut niet ____________________ een dictatuur.<br />

15. Een democraat moet streven ______________ communicatie tussen poltiek en burger.<br />

56. Onregelmatige werkwoorden 12: lopen-liep-gelopen maar kopen-kocht-gekocht<br />

1. Farid _______________ (roepen) door de telefoon, toen er werd _______________ (opnemen).<br />

2. Hij _______________ (zoeken) naar zijn vriend Jeroen.<br />

3. Jeroens vader _______________ (zeggen) toen dat Jeroen richting stad was ____________ (lopen).<br />

4. Farid _______________ (lopen) naar het centrum en _______________ (kopen) onderweg een broodje.<br />

5. Ze _________________ (vinden) elkaar op de Markt, waar Jeroen iets _______________ (drinken).<br />

6. Jeroen _______________ (kijken) vreemd op toen naar hem werd __________ (roepen).<br />

7. Het ___________ (zijn) die gek van een Farid maar, die _________ aanlopen (komen).<br />

8. "Man, ik heb naar je _______________ (zoeken)!" _______________ Farid. (roepen)<br />

9. Toen _______________ (komen) Jeroen met een gouden tip: "Je _______________ me waar ik niet ____________________<br />

(zoeken, zijn).<br />

10. "____________________(hebben) je me _______________ (zoeken) waar ik wel _______________ (zijn), dan<br />

____________________(hebben) je me ook sneller _______________. (vinden)"<br />

91


57. Luisteren.<br />

Ga naar de site http://www.aloco.nl/waterval/5d/luisteren.htm. Daar staat een audiobestand. Eerst hoor je vier losse stukjes<br />

met wisselende onderwerpen. Dan een langer verhaal over sluipwespen. Speel de file af en beantwoord de volgende vragen:<br />

1. Wat zegt de onderzoekster over RSI?<br />

a. Nek-, arm- en handpijnen hebben niets met de psyche te doen.<br />

b. Het is een imaginaire, sterk mentale aandoening.<br />

c. RSI heeft te maken met overspannenheid en burn-out.<br />

2. Wat zegt het Max-Planckinstituut over chimpansees?<br />

a. Ze willen, in tegenstelling tot mensenbaby's, niet helpen.<br />

b. Ze helpen en laten zich ook helpen.<br />

c. Ze laten zich door alle andere chimps helpen.<br />

3. Wat kun je, volgens het VU Medisch Centrum, het beste met MS-medicijn Tisabri doen?<br />

a. Niet gebruiken, het verhoogt de kansen op een infectie.<br />

b. Wel toepassen, maar goed op de patiënten letten.<br />

c. Verbieden, zoals in de Verenigde Staten is gebeurd.<br />

4. Wat kunnen de rotoren van het helicopter-vliegtuig Erica van het NLR?<br />

a. Als de rotoren verticaal staan gaat het toestel omhoog.<br />

b. Als de rotoren horizontaal staan gaat het toestel vooruit.<br />

c. Als de rotoren naar achteren staan wordt het toestel een vliegtuig.<br />

HEEFT DE MAN NUT?<br />

5. Wat gaat onderzoeker Kraayeveld nu precies vergelijken?<br />

a. Twee populaties fruitvliegjes, één uit Spanje, één uit Nederland<br />

b. Twee populaties sluipwespen, waarvan een zich voortplant en de ander niet<br />

c. Twee populaties bacteriën<br />

6. In de klimaatkamer, warm en vochtig, praat men over "lijnen". Wat is een lijn?<br />

a. Een generatie sluipwespen.<br />

b. Een afstammingslijn sluipwespen.<br />

c. Een soort sluipwesp.<br />

7. De onderzoeker infecteert de Spaanse wespen op <strong>twee</strong> manieren. Hoe?<br />

a. Door in de fruitvliegjes een onbesmet en een besmet ei te brengen.<br />

b. Door de fruitvliegjes met besmet materiaal in te spuiten.<br />

c. Door zowel parasitisme als transmissie.<br />

8. Wat zegt Kraayeveld daarna, in de koelkast?<br />

a. De grootte van een parasiet hangt af van de grootte van de gastheer.<br />

b. De grootte van de fruitvlieg hangt af van de grootte van de sluipwesp.<br />

c. De grootte van een sluipwesp is altijd gering.<br />

9. Over populaties sluipwespen zegt Kraayeveld:<br />

a. Het gedrag verschilt afhankelijk van de sexe.<br />

b. Het gedrag verschilt afhankelijk van de vindplaats.<br />

c. Het habitat verschilt.<br />

10. "Seksuele reproductie creëert variatie, en daardoor makkelijkere aanpassing aan omstandigheden." Hoe wil Kraayeveld deze<br />

biologische hypothese toetsen?<br />

a. Hij gaat sluipwespen op fruitvliegen zetten, en kijken hoe ze zich aanpassen.<br />

b. Kijken of zelfkruisende sluipwespen zich makkelijker aanpassen dan seksuele.<br />

c. Hij gaat vergelijken hoe vrouwelijke en mannelijke sluipwespen zich handhaven<br />

op een onbekende soort fruitvliegen.<br />

58. Spreken. Geef antwoord op de vragen.<br />

1. Iemand zegt in jouw bijzijn: "Geld maakt niet gelukkig". Hoe reageer jij op deze Nederlandse uitdrukking?<br />

2. Dan zegt iemand: "Mannen zijn hoogstens (=alleen) handig om kinderen te krijgen." Hoe reageer je?<br />

3. Iemand beweert: "Godsdienst speelt in Nederland geen enkele rol meer. Het zijn allemaal goddelozen hier." Is dat zo?<br />

4. Geef antwoord op een van de volgende vragen. Maak een keuze.<br />

"Waarom werk/studeer je eigenlijk in Nederland?"<br />

"Waarom ga je eigenlijk in Nederland werken/studeren?"<br />

"Waarom studeer je eigenlijk Nederlands?"<br />

5. Een collega(student) heeft kritiek op je: "Je loopt de kantjes ervan af." (de kantjes ervan af lopen = lui zijn, weinig doen) Maar<br />

hij is juist lui, zijn bijdragen stellen niets voor en komen te laat. Hoe reageer je?<br />

92


6. Leg, naar aanleiding van onderstaand schema, de werking van een tv-toestel uit.<br />

7. Zou jij in een verzuilde maatschappij - zoals Nederland in de jaren vijftig - willen leven? Waarom wel, waarom niet?<br />

8. Iemand zegt: "Waarom zou een buitenlander Nederlands moeten leren? Iedereen spreekt toch Engels?" Hoe reageer jij?<br />

Nederland en het water in een kinderliedje: Berend Botje<br />

Berend Botje ging uit varen Een, <strong>twee</strong>, drie, vier, vijf, zes, zeven<br />

Met zijn scheepje naar Zuidlaren Waar is Berend Botje gebleven?<br />

De weg was recht, de weg was krom Hij is niet hier, hij is niet daar<br />

Nooit kwam Berend Botje weerom Hij is naar Amerika!<br />

Berend Botje is een van de vele Nederlandse liedjes over varen en schepen ("Daar was laatst een meisje loos",<br />

Ketelbinkie!). De meningen over Berend Bo(o)tje lopen uiteen<br />

* Hij zou een boertje uit het Drentse dorp Borger zijn, die lang geleden met zijn scheepje over de Hunze naar<br />

Zuidlaren voer. Toen kwam hij op de bekende markt van Zuidlaren terecht en ging nooit meer terug.<br />

* Anderen beweren dat Bommen Berend (de bijnaam van de Bisschop (!) van Münster, die in 1672 de stad<br />

Groningen met bommen bestookte) achter deze bijnaam schuilgaat.<br />

* Weer anderen zien in Berend Botje een zeeheld, naemlijk de edeleman Lodewijk van Heiden (1773-1850), die zijn<br />

diensten aan de Russische tsaar aanbood in de strijd tegen Napoleon. In 1832 werd hij als held in Zuidlaren<br />

binnengehaald, waarna hij vertrok om inderdaad nooit meer terug te keren.<br />

* Een volgende versie is dat Berend Drenth, bijnaam Berend Botje, een rijke reder uit Groningen was, die wrakke<br />

boten de Oostzee opstuurde om later, als de schepen waren vergaan, het verzekeringsgeld op te strijken. Dus niet<br />

Berend, maar zijn bemanning keerde niet terug.<br />

* Berend kan ook "gewoon" een visser zijn, die 't water opging om op bot te vissen.<br />

Welke versie lijkt jou het meest plausibel?<br />

93


5e: Met de muziek mee<br />

Jeroen en Farid hebben elkaar op de markt getroffen. Ze slenteren wat door de stad, en praten<br />

over hun grote hobby, of beter gezegd passie: de muziek. Via de muziek hebben ze elkaar leren<br />

kennen, en ze spelen nog steeds samen. Farid wil het, samen met Jeroen, gaan maken, maar die<br />

taalt er niet naar.<br />

Farid: En, hoe staat het met de carrière van onze grote<br />

gitarist?<br />

Jeroen onderbreekt hem:<br />

Hou op zeg. Overdrijf alsjeblieft niet.<br />

Farid: Nou, jij onderschat jezelf. Man, je speelt de<br />

pannen van het dak!<br />

Jeroen: Ik speel redelijk gitaar, ja. Maar dat is iets<br />

anders dan een muziekcarrière. Daar komt heel wat<br />

meer bij kijken.<br />

Farid: Onzin! Wat dan? Meer talent? Je hebt genoeg<br />

talent!<br />

Jeroen: Farid, het gaat om véél meer... Het gaat niet erom<br />

of je goed bént. Overtuig eerst anderen maar dat<br />

je goed bent. Je moet je omringen met allerlei<br />

commerciële figuren, met ze onderhandelen...<br />

En uiteindelijk onderteken je dan een contract<br />

waarin staat dat je al je muziek voor een<br />

habbekrats verkoopt. Wil je dat wel?<br />

Farid: Volgens mij voorzie je allemaal problemen die er<br />

niet zijn. Je wil niet mislukken. Je bent bang!<br />

Jeroen: Ach kom.<br />

Farid: Je overdrijft. Onderzoek eens of dat klopt, dat<br />

horrorverhaal van jou. Ik voorspel je, het valt<br />

misschien hartstikke mee.<br />

Jeroen: Farid, ik hoef niet. Ik ben gelukkig met mijn job.<br />

Ik aanvaard mijn situatie zoals ze is!<br />

Farid: Hoe is het dan op je werk?<br />

Jeroen: Eigenlijk prima. Met mijn handen bezig zijn, heerlijk. En<br />

jij, op school?<br />

Farid: Ach, we overleven hè.<br />

Jeroen: Misschien moet jij dan maar de muziek in. Jij hebt<br />

je instrument ook helemaal onder de knie.<br />

Farid: Wie zit er op een drummer te wachten?<br />

Jeroen: Wat een ontevredenheid, wat een klaagzang. En hoe<br />

zit het met de liefde?<br />

Farid fleurt ineens op:<br />

Dát is een heel ander verhaal. Ik heb een meisje<br />

leren kennen, en...<br />

Jeroen: ... en nu welt er ineens een prachtig liefdeslied<br />

in je op!<br />

Farid: Rot op jij! Wegwezen!<br />

94<br />

nieuwe woorden<br />

werkwoorden:<br />

substantieven:<br />

adjectieven:<br />

overige:<br />

Spreken: Wegwezen!<br />

Nederlanders kunnen een ding heel goed: anderen vertellen dat ze weg moeten gaan. En dat op heel veel manieren.<br />

Gastvrijheid is een relatief begrip. En denk eraan: het is de toon die de muziek maakt ;).<br />

Wat kun je zeggen? Nog enigszins beleefd:<br />

- Zou je alsjeblieft weg willen gaan?<br />

- Ga weg.<br />

Lomp, bot en grof zijn:<br />

- Wegwezen! - Smeer hem! - Scheer je weg! - Afdampen! - Nokken! - Opdonderen! -<br />

Opzouten! - Pleur 'n end op! - Oprotten! Rot op! - Ga fietsen! - Lazer op! - Opsodemieteren! - Verdwijn!<br />

- Vang je een beer!


59. Onregelmatige werkwoorden 13: bakken, wassen, heten, lachen<br />

Deze werkwoorden zijn qua imperfectum regelmatig (bakte, waste, heette, lachte),<br />

qua voltooid deelwoord onregelmatig (gebakken, gewassen, geheten, gelachen)<br />

Zij _____________ (zijn) een bakkersmeid en was Miranda ____________________ (heten)<br />

en als ze____________________ (lachen), dan ____________ (schijnen) de zon in de nacht<br />

ze _____________ (dragen) heur haar in vlechten, zo ________ (bakken) ze ook het brood<br />

goud was wat ze ____________________ (brengen), en gouddraad haar dracht.<br />

Maar toen is een slecht man ___________ (komen), heeft haar van me _______________ (afnemen)<br />

het meel ______________ (staan) daar vergeefs, ___________ (bederven) in de zakken<br />

niets ________________ (wassen) nog, en de wateren hebben de bakkerij ________________ (wegwassen)<br />

want daar __________ (worden) sindsdien ___________ (lachen) noch _______ (bakken)<br />

Ach wat! Ze ____________________ ((heten) dan wel Miranda, ze kan het me doen!<br />

Want ze ______________ (wassen) zich nooit en __________ (verlaten) me zonder fatsoen!<br />

60. Lied: Raymond van het Groenewoud – Cha cha cha<br />

In de muziek bestaan ook veel racisten<br />

Hun kop is leeg, de mode vult ze op<br />

Dan is het reggae, en dan moet het weer cold-wave<br />

Jezus Christus, wat zit er in hun kop?<br />

Kijk eens naar mij, ik hou van veel muziekjes<br />

Speel alles graag, en wie doet mij dat na?<br />

En net onlangs, bij bomma op de zolder<br />

Ontdekte ik de zwoele cha cha cha<br />

Pa para pa para pa (enz.)<br />

En als die kerels met zwarte leren kleren<br />

En hun tanden, waar zijn die toch naartoe?<br />

En al die pilsjes in plastic en in blikjes<br />

Er is geen klasse, we zijn het leven moe<br />

61. Muziekinstrumenten. Zoek het woord of teken een plaatje.<br />

95<br />

Oh nee oh nee, niet met deze jongen<br />

And’re gewoonten hou ik erop na<br />

Ik vul m’n dagen met cactus water geven<br />

Ik vul m’n nachten met de cha cha cha<br />

Pa para pa para pa...<br />

Jawel jawel, u hebt niet misbegrepen<br />

And’re gewoonten hou ik erop na<br />

Ik vul m’n dagen met gehakt<br />

Ik vul m’n nachten<br />

Ik vul m’n nachten<br />

Ik vul m’n nachten met de cha cha cha<br />

Pa para pa para pa enz. – Oeh!


62. Spreken<br />

1. Bespeel jij een instrument of heb je er ooit een bespeeld? Zo ja, wat? Vind je dit een moeilijk instrument?<br />

Wat vind je het mooiste instrument om naar te luisteren? Waarom?<br />

Welke instrumenten zijn snaarinstrumenten? Wat zijn blaasinstrumentent, wat zijn toetseninstrumenten of slaginstrumenten?<br />

Heb je wel eens in een koor gezongen? Of in een band gespeeld?<br />

Kun je muziek lezen? Weet je iets van muziektheorie af? Interesseert het je of helemaal niet?<br />

Welke muzieksoorten ken je? Wat is jouw favoriete muzieksoort? Luister je vaak naar muziek? (Enzovoorts. Etcetera.)<br />

Welke hobby's ken je? Heb jij bepaalde hobby's? Welke? Wat vind je daar leuk aan?<br />

Is er iets dat je zou willen doen, maar waar je geen tijd of geld voor hebt?<br />

Een collega zou zijn stuk (voor een collectief paper) per e-mail naar je toezenden vóór <strong>twee</strong> uur (14.00 uur). Het stuk is er om<br />

16.00 uur nog niet. Je belt op. Wat zeg je?<br />

Je belt met de docent. Je wilt de deadline een dag opschuiven. Wat zeg je?<br />

Het is gelukt de deadline te verschuiven! Hoe stel je je collega-studenten in kennis?<br />

Een collega beweert dat gezondheid een puur psychische aangelegenheid is ("Het zit allemaal tussen de oren.") Hoe reageer je?<br />

Je hebt een afspraak maar die moet je afzeggen wegens ziekte. Probeer die te verplaatsen.<br />

De conclusies van een stuk van een collega ("Kinderen leren door imitatie.") sluiten niet aan op zijn vraagstelling ("Leren kinderen<br />

van volwassenen?"). Anders gezegd, er is geen relatie tussen de <strong>twee</strong>. Probeer dit duidelijk te maken.<br />

Je docent zegt dat je een stelling ("Baby's hebben een geheugen") nergens hebt onderbouwd. Op p.7 van je stuk heb je echter<br />

een onderzoek geciteerd, waarin dit wordt bewezen. Maak bezwaar tegen je leraar!<br />

Regel: scheidbare werkwoorden<br />

Het Nederlands kent een groot aantal werkwoorden dat met een prefix, een "voorstukje", begint. Neem bijvoorbeeld alleen al<br />

aankomen, aannemen, aantrekken, aanvaarden...<br />

De meeste voorwerkwoorden zijn scheidbaar: je moet de prepositie ervan scheiden.<br />

Dat moet in drie situaties:<br />

In het presens: "Ik trek dat dadelijk aan."<br />

In het imperfectum: "Kwam ze gisteren al aan?"<br />

Als "te" het infinitief deelt: "Ze gaat naar boven om iets aan te trekken."<br />

Maar als deze scheidbare voorwerkwoorden het <strong>twee</strong>de werkwoord vormen niet scheiden:<br />

"We zullen morgen aankomen."<br />

"Ik heb al iets aangetrokken."<br />

"Ik wil dat je iets aantrekt."<br />

Je kunt de scheidbare voorwerkwoorden herkennen doordat de klemtoon op de eerste lettergreep ligt: aankomen, aanpakken,<br />

enzovoorts.<br />

Conclusies: scheidbare werkwoorden<br />

- hebben de klemtoon op de prefix;<br />

- worden gescheiden in presens, imperfectum en bij "te plus infinitief";<br />

- krijgen "ge" tussen prefix en rest in het participium ("aangenomen").<br />

Een lijst van onscheidbare werkwoorden is te vinden in bijlage 2.<br />

96


63. Vul in. Dit zijn allemaal scheidbare werkwoorden, maar mag je ze in deze zinnen wel of niet scheiden? Let<br />

op: sommige lijntjes blijven leeg!<br />

1. Sommige dingen moet je ______________ als ze niet kloppen ______________ (aanpakken).<br />

2. Ik _____________ mijn situatie ook ___________ als ze niet deugt. (aanpakken).<br />

3. Andere zaken _______________ ik juist _______________ (loslaten).<br />

4. Je kunt je niet ____________________ hoe slordig ik ben. (voorstellen)<br />

5. Maar ik ____________________ me dat niet _______________ (aantrekken).<br />

6. Ik wilde vaak teveel, en dan ____________ dingen wel eens __________ (misgaan).<br />

7. Ach, het leven ____________________ (doorgaan).<br />

8. Zulke dingen ____________________ (voorkomen=gebeuren).<br />

9. Ik ____________________ nu langzaam ____________________ (bijleren).<br />

10. Je moet bij zoiets niet al te lang ____________________ (stilstaan).<br />

Iets moeilijker:<br />

11. Je bent in het leven om ____ te ________________ (bijleren).<br />

12. Een tijdje geleden voelde ik me geblokkeerd. Ik ____________________ (vastzitten).<br />

13. Het is rot als alles ____________________ (tegenzitten).<br />

14. Probeer je hoofd ________________________________________ (omhooghouden).<br />

15. Dingen zijn vaak ____________________ (tegenvallen). Als je jezelf maar niet ____________________ (tegenvallen).<br />

Regel: onscheidbare werkwoorden<br />

"Ik aanvaard het."<br />

"Je overdreef een beetje."<br />

"Wat is me nu weer overkomen?"<br />

Sommige "voorwerkwoorden" zijn onscheidbaar. Deze schrijf je per definitie aan elkaar vast. Hoe herken je ze?<br />

- Alle werkwoorden met ont-, be-, ge-, ver-, er- en her- zijn onscheidbaar;<br />

- Alle werkwoorden zonder klemtoon op het "voorstukje", op de prefix.<br />

- Alle werkwoorden zonder extra "ge-" in het participium!<br />

Voorbeelden: ontkennen, beginnen, achterhalen, overdrijven, overkomen, onderschatten. Zie bijlage 3.<br />

64. Vul in. Dit zijn onscheidbare werkwoorden. Soms moet je de puntjes (..) openlaten!!!!<br />

1. Ik ____________________ mijn situatie ___________ (aanvaarden)", zei Jeroen plechtig.<br />

2. Sommige dingen _________________je ________________ als ze niet kloppen (doorbreken).<br />

3. Beter is het nog als je _______________ dat soort situaties ____________________ (voorkomen, in de zin van "preventie").<br />

4. Andere zaken moet je ________________ als dingen die bij 't leven horen (aanvaarden).<br />

5. Zo _______________ ik maar niet waarom ik zo slordig ben. (achterhalen)<br />

6. Misschien ____________________ ik mezelf wat _________________ (overschatten).<br />

7. Ik denk: als ik ______________ mezelf _______________, kom ik verder (overstijgen).<br />

8. Je ________________ _____________________ soms in je misvattingen (volharden).<br />

9. Als je teveel wilt, dan ____________________ je jezelf soms (overbelasten).<br />

10. Maar ik heb mijn volharding (=doorzettingsvermogen) misschien een beetje ____________________ (overdrijven).<br />

65. Lezen: Koloniën<br />

Het Koninkrijk der Nederlanden (van 1815) was in het verleden een koloniale macht. Dit koloniale rijk viel uiteen na de Tweede<br />

Wereldoorlog en bestaat nu nog slechts uit <strong>twee</strong> kleine overzeese gebieden. Nederland omvatte in 1815 nog de volgende<br />

overzeese gebiedsdelen:<br />

* Nederlands-Indië (nu Indonesië), tot na de Tweede Wereldoorlog;<br />

* Nederlands Nieuw-Guinea, dat tot 1962 onder Nederlandse invloed bleef;<br />

* Suriname (tot 1975);<br />

* de Nederlandse Antillen, inclusief Aruba. Nu vormen de Nederlandse Antillen en Aruba elk een eigen land binnen het<br />

Koninkrijk der Nederlanden.<br />

Daarnaast waren er nog een aantal kleinere koloniën, zoals de Nederlandse factorijen aan de Goudkust (nu Ghana, verkocht aan<br />

het Verenigd Koninkrijk in 1871), de handelspost Dejima in Nagasaki, die in 1851 Japans werd, en Coromandel in India, in 1825<br />

aan de Britten verkocht.<br />

97


1. Als je bovenstaande tekst goed leest kun je concluderen<br />

a. dat Nederland vóór 1815 geen koninkrijk was.<br />

b. dat Nederland vóór 1815 geen koloniën had.<br />

c. dat Indonesië in 1815 niet tot Nederland behoorde.<br />

2. De Nederlandse Antillen en Aruba<br />

a. zijn nu nog steeds koloniën van Nederland<br />

b. zijn zoals alle koloniën onafhankelijk geworden<br />

c. hebben een aparte status binnen Nederland<br />

Tijdens de Gouden Eeuw was de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, via de Verenigde Oost-Indische Compagnie en<br />

de Verenigde West-Indische Compagnie, een koloniale grootmacht. Sommige van de handelsposten der compagnieën,<br />

bijvoorbeeld die op Kaap de Goede Hoop en in Nederlands-Indië, evolueerden tot echte kolonies. Anderen gingen verloren of<br />

bleven kleine pleisterplaatsen voor Nederlandse schepen.<br />

De koloniën werden enkel gebruikt om de rijkdom van Nederland te vergroten. Uit Nederlands-Indië werden grote<br />

hoeveelheden kruiden, koffie en thee naar Europa verscheept. De "inlanders" werden onderdrukt en uitgebuit op plantages. Er<br />

werd op de lokale bevolking neergekeken, en er werden ook geen pogingen gedaan om haar (bijvoorbeeld via onderwijs) te<br />

"verheffen".<br />

Op de Surinaamse plantages bestond zelfs een systeem van slavernij. De Nederlanders, die een belangrijke rol speelden in de<br />

internationale slavenhandel, voerden de arbeiders uit Afrika aan: de lokale ("Indiaanse") bevolking kon het werk niet aan. Veel<br />

slaven ontsnapten naar de jungle (=het oerwoud). Later werden ook arbeiders uit Indonesië (Javanen) en India (hindoestanen)<br />

gecontracteerd.<br />

3. Veel van de overzeese gebiedsdelen<br />

a. waren eerst private handelsposten.<br />

b. waren altijd al koloniën.<br />

c. waren eerst privébezit.<br />

4. Op de Surinaamse plantages<br />

a. hebben alleen maar Afrikaanse arbeiders gewerkt.<br />

b. hebben zowel Amerikaanse, Afrikaanse als Aziatische mensen gewerkt.<br />

c. hebben enkel en alleen slaven gewerkt.<br />

Nederlandse Handelsposten tijdens de Gouden Eeuw<br />

Tijdens de Engels-Nederlandse Oorlogen (17de en 18de eeuw) verloor Nederland een groot deel van zijn koloniën aan Engeland.<br />

Het won er echter ook enkele bij. In ruil voor Nieuw-Amsterdam, dat nu New York heet, en dat Nederland opgaf aan het eind<br />

van de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, kreeg Nederland gebied in Zuid-Amerika terug ("Nederlands Guyana"). Na de<br />

oorlogen tussen het Verenigd Koninkrijk en Napoleon verloor Nederland echter weer kolonies aan Engeland: Ceylon, de Kaap<br />

en de helft van Nederlands Guyana, Engels Guyana, dat Nederland oorspronkelijk van Engeland had ontvangen. Nederland hield<br />

de andere helft, "Suriname", in bezit.<br />

Zuid-Afrika was een VOC-gebied van 1652 tot 1806, waarna het in Engelse handen viel. De taal Afrikaans is een hieruit<br />

voortgekomen mengeling van verbasterd Nederlands, Engels en oorspronkelijke Afrikaanse talen. Réunion en Mauritius werden<br />

veroverd door Frankrijk; Nederlands Brazilië, enkele handelsposten op de Braziliaanse kust, werd veroverd door Portugal,<br />

Tobago werd een Engelse kolonie, net als Singapore. Formosa (nu Taiwan) werd in 1662 veroverd door de Chinezen na sinds<br />

1624 eigendom geweest te zijn van de VOC. Verder waren er Nederlandse handelsposten in Malakka (Maleisië), Goudkust<br />

(Ghana), en Dejima (Japan).<br />

98


5. Door wie is New York gesticht?<br />

a. Door de Engelsen<br />

b. Door de Amerikanen<br />

c. Door de Nederlanders<br />

6. In Zuid-Afrika<br />

a. was tot 1806 een officiële Nederlandse kolonie<br />

b. werd en wordt een soort Nederlands gesproken<br />

Net als alle andere koloniale rijken begon ook het Nederlandse te verbrokkelen na de Tweede Wereldoorlog: de dekolonisatie.<br />

Nederlands-Indië verklaarde zich na de terugtrekking van de Japanse bezettingstroepen eenzijdig onafhankelijk, maar Nederland<br />

verzette zich ("Indië verloren, rampspoed geboren.") Na een dubbele oorlog met vele duizenden doden - door Nederland<br />

"politionele acties" genoemd - werd de onafhankelijkheid door het moederland erkend in 1949, en het land heet nu Indonesië.<br />

De Nederlanders behielden echter Nederlands Nieuw-Guinea. In 1963 werd, opnieuw onder druk van de Verenigde Staten en<br />

de Verenigde Naties, ook deze laatste Nederlandse kolonie in het gebied overgedragen aan Indonesië.<br />

Suriname werd onafhankelijk in 1975, maar de dekolonisatie werd een ramp. Een-derde van de bevolking emigreerde meteen<br />

naar Nederland, en het land zakte steeds verder weg in een chaos. De corruptie bij politici en overheidsdienaren nam<br />

bijvoorbeeld enorme proporties aan, en ontwikkelingshulp verdween als sneeuw voor de zon. Het ergste was echter dat<br />

Suriname een eigen leger wilde hebben, en dat pleegde in 1980 een staatsgreep. Tijdens de dictatuur van "bevel" Desi Bouterse,<br />

die tot 1988 duurde, werden veel oppositieleiders vermoord, en brak een binnenlandse jungleoorlog uit met bosneger-stammen.<br />

7. Wat waren de "politionele acties"?<br />

a. Oorlogen die Nederland voerde om het koloniaal bezit te behouden.<br />

b. Drie pogingen om de Indonesische opstand te beteugelen.<br />

c. Nederland probeerde met militaire middelen Nieuw-Guinea niet te verliezen.<br />

8. Wat verklaart de mislukking van Surinames dekolonisering?<br />

a. Nederland gaf te weinig hulp.<br />

b. Corruptie en militair ingrijpen.<br />

c. De emigratie naar Nederland.<br />

d. a en b zijn beide goed.<br />

e. a en c zijn beide goed.<br />

f. b en c zijn beide goed.<br />

De gevolgen van Nederlands koloniaal verleden zijn nu nog in Nederland te zien, bijvoorbeeld in de pracht van de Amsterdamse<br />

grachten. Ook kun je, met name in de Randstad, mensen zien lopen die afstammen van Afrikaanse creolen, Indonesiërs, of van de<br />

hindoestaanse contractarbeiders.<br />

Nederland heeft nog steeds een band met de voormalige koloniën, geeft hun hulp en bemoeit zich met hen. En de Nederlandse<br />

Antillen zijn nog steeds een "overzees gebied" van het Koninkrijk der Nederlanden, met een vorm van zelfstandigheid. Het eiland<br />

Aruba hoort niet meer bij de Nederlandse Antillen, omdat het een status aparte heeft gekregen.<br />

9. Waar zie je Nederlands koloniaal verleden terug in het straatbeeld?<br />

a. Overal zie je het terug in de gebouwen.<br />

b. Aan de hulp die Nederland aan ex-koloniën biedt.<br />

c. In Holland: aan de gebouwen en aan de mensen.<br />

66. Woorden met vaste prepositie 8. Vul in en controleer de antwoorden.<br />

1. Ik schaam me niet _____________ mijn gedrag.<br />

2. Ik leef nu gescheiden _____________ mijn man.<br />

3. Hij schold altijd _____________ mij.<br />

4. Ik schrok vaak _____________ het gescheld.<br />

5. Ik vroeg hem wel eens: "Waar slaat dat nu _____________?"<br />

6. Hij was slecht _____________ communiceren, _____________ zeggen wat hij voelde.<br />

7. Heb je wel eens spijt _____________ een beslissing?<br />

8. Hij kon niet stoppen _____________ het geweld.<br />

9. Ik wilde best strijden (vechten) _____________ het huwelijk.<br />

10. Maar ik kon niet _____________ hem steunen.<br />

11. Ik was zo teleurgesteld _____________ hem.<br />

12. Je bent niet meer tevreden _____________ je situatie.<br />

13. Dat is beroerd, als je _____________ iemand getrouwd bent.<br />

14. Je kunt gaan twijfelen _____________ alles, ook _____________ jezelf.<br />

15. Toen nam ik een beslissing, en ik kwam niet er_____________ terug.<br />

16. Je moet je afvragen: wat voegt dit toe _____________ mijn leven?<br />

17. Niets. Dit is tegengesteld _____________ alles waarin ik geloof.<br />

18. Ik kan nu niet meer treuren _____________ ons huwelijk.<br />

19. Nu ben ik weer trots _____________ mezelf en wat ik doe.<br />

20. En ik breng een toost uit _____________ iedereen die hetzelfde doet!<br />

99


67. Scheidbaar (klemtoon op voorvoegsel) en onscheidbaar (klemtoon na voorvoegsel) door elkaar. Sommige<br />

lijntjes blijven leeg!<br />

Lieve dochter,<br />

1. Ik ____________________ je helemaal niets ____________________ (misgunnen).<br />

2. Maar je ______________ die muzikant _________ op een belachelijke manier (aanbidden).<br />

3. Je _________________ al zijn liedjes en teksten ________________! (overschrijven).<br />

4. Je _________________ zijn melodieën ____________________ (overschatten) vreselijk.<br />

5. Zijn ritmes zijn _________________ (afzagen), en hij ________________ zijn instrument (mishandelen)!<br />

6. Al zijn lp’s en cd’s heb je van internet ____________________ (downloaden)! Overal ____________________ zijn snerpend<br />

stemgeluid ____________________ (weerklinken)!<br />

7. Ik snap niet dat je het zo hebt ____________________ (aanpakken).<br />

8. Niets ________________ je ____________________ (weerhouden)! ____________________ je dierlijke gevoelens een<br />

beetje ____________________! (onderdrukken)<br />

9. Heb je je nooit ____________________ (afvragen), heb je nooit ____________________ (overdenken) wat dit voor je lieve<br />

ouders betekent?<br />

10. Maar ik ____________________ je ____________________ (voorspellen): ____________________ je<br />

____________________(doorgaan) met dit gedrag, dan scheiden zich onze wegen!<br />

Met vaderlijke groeten, je vader.<br />

68. Schrijven of spreken: abortus in Nederland (bewerkt van Wikipedia)<br />

Het afbreken van zwangerschappen is van alle tijden en alle landen, maar dit gebeurde en gebeurt meestal in achterkamertjes,<br />

met gevaar voor de gezondheid van de moeder en voor de vrijheid van de verrichter. In Nederland begon de eerste<br />

abortuskliniek - toen nog illegaal - abortus provocatus uit te voeren op 27 februari 1971. Deze inrichting in Arnhem (het<br />

Mildredhuis) werd in die tijd medegefinancieerd door de socialistische omroep VARA. In hetzelfde jaar werd ook de Vereniging<br />

ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK) opgericht die ervan uitgaat dat het leven vanaf de conceptie beschermwaardig<br />

is.<br />

Ethische kwesties<br />

Er bestaat geen consensus op ethische gronden voor abortus als medische ingreep. Reeds in 400 voor Christus vroeg<br />

Hippocrates in zijn eed aan zijn leerlingen "Nooit een vrouw een instrument voor te schrijven om een miskraam op te wekken".<br />

De Katholieke Kerk, de meeste overige stromingen van het christendom, het jodendom maar ook vele agnostici vinden abortus<br />

niet alleen immoreel, maar ook een vorm van moord, omdat het ongeboren kind volgens hen de status van een mens heeft en de<br />

daarbijhorende rechten op bescherming dient te hebben. In de islam bestaan er uiteenlopende opvattingen over abortus. Men<br />

zegt er dat abortus tot een bepaald aantal weken nog toegestaan is volgens de Koran, hoewel de meeste moslims tegen abortus<br />

gekant zijn.<br />

Het recht op gelegaliseerde abortus is jarenlang een belangrijke eis geweest van een veel feministen. De centrale leus daarbij was<br />

"Baas in eigen buik", de soevereiniteit van de vrouw over haar eigen lichaam stond daarin centraal. Dit hield niet alleen in dat<br />

abortus uit het strafrecht zou moeten, maar ook dat geen ander dan de zwangere moeder er over zou mogen beslissen. De<br />

lichamelijke en geestelijke gezondheid van de vrouw zou vereisen dat een medisch veilige en legale abortus mogelijk zou worden.<br />

Er bestaan echter ook organisaties zoals Feminists for Life die enerzijds het ongeboren leven willen beschermen en anderzijds de<br />

mening zijn toegedaan, dat het toelaten van abortus kadert in een systeem of ideologie die eigenlijk uitbuiting van de vrouw in de<br />

hand werkt. Daarnaast zijn er natuurlijk de religieus geïnspireerde tegenstanders, die zwangerschapsonderbreking als<br />

"tegennatuurlijk" afwijzen. Zij wijzen ook op de psychische gevolgen voor de moeder. Maar ook vanuit een humanistisch<br />

standpunt is de het mogelijk "ongeboren leven" vooral als "leven" te kenmerken, en legale abortus af te wijzen. Ten slotte is er<br />

ook nog het ethische argument dat een staat alle praktijken, die ze juridisch reglementeert, ethisch goedkeurt. En is het goed dat<br />

de Nederlandse overheid zwangerschapsonderbreking categoriseert als een legale daad, alsof het gaat om het doen van een<br />

boodschap?<br />

Wetgeving in Nederland<br />

In de periode van het eerste kabinet van van Agt werd een wetsontwerp van Jacob de Ruiter (CDA) en Leendert Ginjaar (VVD)<br />

in de Tweede Kamer op 18 december 1980 met de kleinst mogelijke meerderheid goedgekeurd (76 stemmen voor, 74 stemmen<br />

tegen). In april 1981 werd het ook door de Eerste Kamer met een nipte meerderheid (38 voor, 37 tegen) aangenomen. Abortus<br />

provocatus blijft volgens het artikel 296 van het Wetboek van Strafrecht nog altijd strafbaar, maar de Wet Afbreking<br />

Zwangerschap geeft een aborterende arts een strafuitsluitingsgrond, wanneer hij tot de bevinding is gekomen dat de vrouw<br />

verklaart zich in een "noodsituatie" te bevinden. De beslissing hierover ligt soeverein bij de vrouw en de vader van de foetus heeft<br />

geen recht op medezeggenschap.<br />

De WAZ bepaalt niet tot in welk stadium van de zwangerschap de arts abortus mag uitvoeren. Artikel 82a van het Wetboek van<br />

Strafrecht bepaalt echter dat "het doden van een vrucht die naar redelijkerwijs verwacht mag worden in staat is buiten het<br />

moederlichaam in leven te blijven" gelijk staat aan "een ander, of een kind bij of kort na de geboorte, van het leven beroven". Op<br />

basis van de huidige stand van de medische wetenschap mag volgens de Ministeries van Volksgezondheid en Justitie daarom<br />

abortus op menselijke foetussen tot de 24e week (5,5 maanden) van de zwangerschap uitgevoerd worden als aan een aantal<br />

regels voldaan is. Een van die regels is dat de uitvoering van de vruchtafdrijving voorafgegaan moet zijn door een bedenktijd van<br />

enkele dagen, en dat deze moet worden uitgevoerd door een medicus.<br />

Specifieke kritiek op de wetgeving<br />

Buiten de algemene kritiek op het toelaten van abortus (zie Ethische kwesties) zijn er ook specifieke elementen van de WAZ<br />

waarop kritiek bestaat. Zo heeft volgens de huidige Nederlandse wetgeving de vader van het ongeboren kind geen<br />

medezeggenschap bij de beslissing om al of niet over te gaan tot een vruchtafdrijving resp. abortus. De beslissing hierover ligt<br />

100


soeverein bij de vrouw. Dit wordt door velen als een vorm van discriminatie beschouwd en het recht op medezeggenschap<br />

hierover is daarom een van de eisen van de vaderbeweging. De limiet van 24 weken wordt door specialisten ook in vraag gesteld,<br />

omdat door het voortschrijden van de techniek er ook eerder sprake is van levensvatbaarheid buiten de baarmoeder.<br />

Situatie in Nederland<br />

Anno 2005 hadden 108 ziekenhuizen en 18 abortusklinieken een abortusvergunning. De gespecialiseerde klinieken voeren 95%<br />

van de abortussen uit. Volgens de gegevens van de Inspectie voor de Gezondheidszorg is het aantal aangegeven abortussen op<br />

Nederlandse zwangere vrouwen gestegen van 17.251 in 1985 tot 28.437 in 2001. Het totaal aantal abortussen (inclusief<br />

overtijdbehandelingen) bedroeg in 2004 33.342. Dat is 0,5 procent (183) meer dan het aantal abortussen in 2003. Het aantal<br />

abortussen bij vrouwen tot 25 jaar is bijna 40 procent (39,3%).<br />

Het abortuscijfer - dit is het aantal abortussen per duizend vrouwen en meisjes in de vruchtbare leeftijd - in Nederland was in<br />

2004 8.7. Hoewel dit cijfer na een daling in de jaren zeventig, sinds 1990, toen het 5.2 bedroeg, is gestegen, is het de helft tot<br />

één derde van het abortuscijfer in sommige andere West-Europese landen en de Verenigde Staten. Het percentage vrouwen dat<br />

zich meldt met een ongewenste zwangerschap zonder eerdere abortus bedraagt 66,8 procent, terwijl 24,0 procent al éénmaal<br />

eerder een abortus liet uitvoeren. 2,7 procent heeft drie of meer keren een abortus gehad.<br />

Hulpverlening<br />

In Nederland pogen verschillende hulpverleningsinstanties, zoals FIOM, Schreeuw om Leven en VBOK discrete hulp te bieden<br />

aan zwangere vrouwen die overwegen tot een abortus over te gaan. Zij bieden keuzegesprekken aan, waarbij de moeder en<br />

vader van het ongeboren kind begeleid worden bij hun beslissing abortus te laten verrichten of afstand te doen (adoptie). Vaak<br />

worden ook andere mensen uit hun omgeving (bijvoorbeeld de ouders van de zwangere vrouw) bij de hulpverlening betrokken.<br />

Ook bieden zij hulp bij de verwerking van een reeds gepleegde abortus. Eveneens bieden de genoemde organisaties hulp van<br />

sociale en financiële aard bij het opvoeden van mogelijk onverwachte, ongeplande of ongewenste kinderen.<br />

Opdracht:<br />

Schrijf of spreek een tekst van honderd tot <strong>twee</strong>honderd woorden, waarin je zegt wat je van het Nederlandse abortusrecht<br />

vindt. Onderbouw je stelling met argumenten, en gebruik goed de ethische kwesties en bovengenoemde feiten over het<br />

Nederlandse systeem.<br />

101


Diezelfde avond. Aras zit maar wat te zitten, terwijl Bahar bezig is met lezen. Ze kijken elkaar aan:<br />

Bahar: Verveel je je?<br />

Aras: Een beetje.<br />

Bahar: Niet zeuren. Ga iets doen!<br />

Aras: Wat?<br />

Bahar: Gewoon, iets. Man, neem jezelf een hobby.<br />

Aras: Ik heb hobby’s zat, dat weet je. Houtbewerken, timmeren...<br />

Maar wil je echt dat ik midden in de nacht in de kelder ga<br />

zitten boren en zagen? Zullen de buren leuk vinden. Is ook<br />

gezellig voor jou.<br />

Aras was in zijn geboorteland timmerman en meubelmaker, nu is hij werkloos. Daar schaamt hij zich<br />

een beetje voor.<br />

Aras: Ik moet me te vaak zelf bezig houden. Dat is het. Ik heb<br />

teveel vrije tijd. Als ik geen Nederlandse les had...<br />

Bahar: Dat is tenminste één hobby.<br />

Aras: Nee, dat is geen hobby: dat is, eh, onderwijs. Hobby’s, dat<br />

is bijvoorbeeld sport...<br />

Bahar: Ga sporten!<br />

Aras: Ik ben een oude man!<br />

Bahar: Of naaien, borduren..<br />

Aras: Moet ik gaan borduren? Mens, ik hang me nog liever op!<br />

Bahar: Neem dan een boek, zoals ik!<br />

Aras: Bah, schrijvers. Laat maar. Die vervelen zich ook, en dan<br />

gaan ze ons vervelen. Uit wraak! Weet je wat? Ik ga een<br />

brief schrijven. Dát ga ik doen.<br />

Bahar: Aan wie?<br />

Aras: Aan een vriend. Aan wie anders?<br />

Zo praten Aras en Bahar met elkaar, en maken elkaar het leven lastig. Dat is ook een leuke hobby:<br />

elkaar een beetje plagen. Gelukkig komt Sara even naar beneden, om thee te halen:<br />

Sara: En, amuseren jullie je?<br />

Aras: Ja, we lachen ons rot.<br />

Sara: Nou, wij ook. Weet je wat Farid ons net vertelde?<br />

En zo zijn we weer terug bij af.<br />

69. Luisteren<br />

Ga op het net naar aloco.nl\waterval\5e\5e_luisteren.htm. Je hoort een interview met <strong>twee</strong> winnaars van de Spinozapremie,<br />

Nederlands belangrijkste wetenschappelijke prijs. Beantwoord daarna onderstaande vragen. Luister een <strong>twee</strong>de keer en<br />

corrigeer waar nodig.<br />

1. Waaraan kan de Spinozaprijs (€1,5 miljoen) worden uitgegeven?<br />

a. Waaraan je maar wilt.<br />

b. Aan een goed doel.<br />

c. Aan een wetenschappelijk thema.<br />

2. Hoe kun je de Spinozaprijs winnen?<br />

a. Je wordt eerst genomineerd.<br />

b. Je moet jezelf aanmelden.<br />

c. Je wordt ineens opgebeld.<br />

3. Welke wetenschappers kregen normaal deze prijs?<br />

a. Natuurwetenschappers<br />

b. Taalwetenschappers<br />

c. Sociale wetenschappers<br />

4. Waarover gaat het onderzoek van de psychologe Josien Bensing?<br />

a. De technocratische cultuur van artsen<br />

b. Communicatie tussen dokters en cliënten<br />

c. Klachten tegen de medische stand<br />

5. Bensing stelt: "Patiëntencontacten zijn belangrijk". Ze vindt deze stelling:<br />

a. tegendraads, want niemand wist dit tot op heden.<br />

b. een open deur, een cliché, maar nu is het tenminste bewezen.<br />

c. een open deur, maar ze heeft het nu heel precies onderzocht.<br />

d. tegendraads, want alle artsen zijn techneuten en reageren negatief.<br />

6. Waarom is het contact met patiënten nu juist zo belangrijk?<br />

a. Omdat patiënten alleen dan hun gedrag veranderen en zich begrepen voelen<br />

b. Omdat artsen zo technisch juist kunnen werken en resultaat kunnen boeken<br />

c. Omdat je door een begrijpende instelling patiëntenklachten voorkomt<br />

102<br />

nieuwe woorden<br />

werkwoorden:<br />

substantieven:<br />

adjectieven:<br />

overige:


Interview met Jan Zanen, theoretisch natuurkundige<br />

7. Waarom moet je tegendraads (= dwars, kritisch) zijn in de (natuur)wetenschap?<br />

a. Omdat Spinoza ook een tegendraadse ketter was.<br />

b. Om de regels en wetten goed te kunnen begrijpen.<br />

c. Om scheppend, vernieuwend te kunnen zijn<br />

8. Maar de godsdienstpsycholoog Jansen zegt dat we vaste waarheden nodig hebben - bijvoorbeeld geloof. Waarom?<br />

a. Om ons hoofd vrij te hebben voor andere, praktische dingen.<br />

b. Om de gevaren in de wereld te kunnen begrijpen.<br />

c. Om ketter (=ongelovige, blasfemist, heiligschenner) te kunnen zijn.<br />

9. Zanen zegt van kwantumtheorie dat<br />

a. je er minstens op moet zijn gepromoveerd om het te begrijpen<br />

b. je je als mens er toch niet in kunt thuisvoelen<br />

c. het door wiskunde uiteindelijk wél begrijpelijk wordt<br />

10. Hoe verhouden ons bestaan en ons wereldbeeld zich met de kwantummechanica?<br />

a. Ons bestaan verdraagt zich niet met de kwantummechanica.<br />

b. Wij zijn een speciaal geval binnen de kwantummechanica.<br />

c. De kwantummechanica is niet op ons van toepassing.<br />

11. Wat is de beste voorspeller voor het winnen van de Spinozaprijs?<br />

a. Het winnen van de Nobelprijs<br />

b. De orde van officier van Oranje Nassau<br />

c. Het winnen van de Wetenschapsquiz<br />

STAATSEXAMEN: Voorbeeldexamen Niveau II, 2001-2002<br />

Als je Staatsexamen wilt doen op niveau II dan is het zinvol naast dit voorbeeldexamen van 2001-2002 ook het<br />

voorbeeldexamen van een jaar later te doen (zie het einde van paragraaf 5g). Misschien heb je de routine nu al een<br />

beetje door: de docent kan je het materiaal overhandigen en je kunt het ophalen via<br />

http://www.expertisecentrumnt2.nl/staat. Klik daar op voorbeeldexamens & voorbeeldopgaven, maar nu op Ik wil<br />

een Voorbeeldexamen programma II 2001-2002 downloden. Je kunt de eerste opgaven, die niet meetellen,<br />

samendoen, maar wellicht weet je nu hoe de testen werken.<br />

103


5f. Rechtpraten wat krom is<br />

Bahar en Aras liepen op een avond over straat. Overal hingen affiches. Als je overdag niet<br />

goed uitkeek struikelde je bijna over een politicus, die zieltjes poogde te winnen, lees:<br />

stemmen probeerde te ronselen. Kortom: de verkiezingsstrijd was losgebarsten. De<br />

gemeenteverkiezingen kwamen eraan.<br />

Bahar: Voor mij is het allemaal een pot nat.<br />

Aras: ?<br />

Bahar: Die politieke partijen in Nederland. Lood om oud ijzer!<br />

Allemaal hetzelfde!<br />

Aras: Kom kom.<br />

Bahar: Kom wat?<br />

Aras: Met uw mening over de Nederlandse politiek kan ik het helaas<br />

niet eens zijn. Wij zijn daar niet enthousiast over.<br />

Bahar: Over uw vorderingen qua Nederlands zijn wij wel enthousiast.<br />

En bovendien zijn wij het eens met onze eigen mening over de Nederlandse politiek.<br />

Aras: Dat is heel mooi. Fijn voor jou, dat jij jezelf gelooft.<br />

Bahar: Die partijen zijn toch identiek! Altijd hetzelfde liedje:<br />

consensus, overleg.... De overheid zorgt voor jou. Alles is<br />

zo.... Zo braaf!<br />

Aras: Heb je heimwee? Verlang je naar een beetje duidelijke<br />

dictatuur? Zeg het maar hoor, dan gaan we terug.<br />

Bahar: Natuurlijk wil ik niet terug. Maar het is hier allemaal zo<br />

tegenstrijdig! Je mag alles zeggen, maar ook weer niet. Alles<br />

mag, van de politiek, maar niets kan, van de ambtenaren. Je<br />

moet integreren, maar je wordt de hele tijd tegengewerkt met<br />

regeltjes. Help!<br />

Aras: Een beetje gelijk heb je natuurlijk wel. Maar dat geklaag,<br />

wat schiet je ermee op?<br />

Bahar: Hoor wie het zegt! Trouwens, ik klaag niet alleen, ik wil<br />

toch ook van alles? Laat mij ook werken, stemmen, de hele<br />

kluit! Wij zijn toch ook mensen?<br />

Aras: Precies. En daarom kunnen we ook proberen iets te veranderen.<br />

En ons te laten kiezen.<br />

Hij wappert met een envelop.<br />

Bahar: Hè? Heb je nieuws?<br />

In de envelop zit een kieslijst, en bij één partij staat Aras' naam bijna bovenaan. Aras lacht zijn<br />

tanden bloot. En Bahar omhelst hem - midden op straat.<br />

Bahar: Wat leuk! En dat bij een der identieke partijen!<br />

Aras: Misschien heb je een beetje overdreven? In elk geval: deze<br />

buitenlander is bijna binnen!<br />

104<br />

nieuwe woorden<br />

70. "Na splitsen omkeren" - herhaling. Zet de zinsdelen in de goede volgorde. Na een gesplitste bijzin een<br />

omgekeerde hoofdzin.<br />

1. Als / ‚ s morgens / opsta / ik / jij / ben / wakker / al<br />

Als __________________________________________, ____________________________ .<br />

2. Omdat / je / 's morgens / op moet / vroeg / je / lig / ook vroeg / erin<br />

Omdat __________________________________________, ____________________________ .<br />

3. Voordat / slapen / gaat / je / kun / doen / je /iets ontspannends<br />

Voordat __________________________________________, ____________________________ .<br />

4. Zodra / wakker word / ik / om zessen / ik / aan alle verplichtingen / denk<br />

Zodra __________________________________________, ____________________________ .<br />

5. Terwijl / slaap / ik / ik / van wat nog moet gebeuren / droom<br />

Terwijl __________________________________________, ____________________________ .<br />

6. Dat / zelden / rustig / slaapt / je / ik / vind / jammer.<br />

Dat __________________________________________, ____________________________ .<br />

7. Nadat / we / deden / een tukje / we / weer fris / waren<br />

Nadat __________________________________________, ____________________________ .<br />

8. Toen / ze / deed / haar schoonheidsslaapje / was / erg rustig / het / in huis.<br />

Toen __________________________________________, ____________________________ .<br />

9. Ofschoon / slaap / is / belangrijk / je / niet teveel / slapen / moet<br />

Ofschoon __________________________________________, ____________________________ .<br />

10. Of / morgen / komt / hij / nog onduidelijk / is.<br />

Of __________________________________________, ____________________________ .


71. Werkwoorden met vaste prepositie 9. Vul de juiste prepositie in:<br />

1. Het mankeert (=ontbreekt) politici _____________ zelfkritiek!<br />

2. Ze willen _____________ alles meedoen.<br />

3. Maar ze zijn onkundig _____________ wat er in de maatschappij (=samenleving) gebeurt.<br />

4. Ze zijn onbekend _____________ de feiten.<br />

5. En alle burgers moeten zich onderwerpen _____________ dat soort vorsten en politici!<br />

6. Ben jij daar ongerust _____________?<br />

7. Jazeker. Daar_____________ ontstaan grote problemen.<br />

8. Ik ben niet overtuigd _____________ de kwaliteit van onze bestuurders.<br />

9. Ze zijn verliefd op zichzelf, en kunnen moeilijk daar_____________ ophouden.<br />

10. Je moet _____________ jezelf opkomen (= vechten voor jezelf).<br />

11. Pas je _____________ je broertje?<br />

12. Nee, die kleuren passen niet _____________ elkaar: ze vloeken.<br />

13. Ik heb plezier _____________ mijn werk: ik ben er trots op.<br />

14. Mag ik raden _____________ de reden van jouw plezier?<br />

15. Waarschijnlijk zijn er mensen die rekening _____________ je houden.<br />

72. Extensief lezen<br />

TIP: bepaal het sleutelwoord/de sleutelwoorden in de vraag, en ga dan op zoek naar het sleutelwoord (of een synoniem daarvan)<br />

in de tekst. Lees daar verder.<br />

Lees onderstaand artikel (bewerkt van http://www.civismundi.nl). "Gedogen" is de praktijk om dingen, die eigenlijk verboden zijn,<br />

toch te tolereren.<br />

Gedogen is onvermijdelijk - Ralf Bodelier<br />

De regering Balkenende wilde korte metten maken met drie ‘gedoogkwesties’. Maar feitelijk wordt er helemaal niet gedoogd. En<br />

voorzover dat wel gebeurt, is gedogen vaak onvermijdelijk. Balkenende viel, zonder ook maar in de gelegenheid te zijn geweest<br />

de drie ‘gedoogproblemen’ van Paars op te lossen: onbeschoft gedrag, straatgeweld en het niet uitzetten van uitgeprocedeerde<br />

asielzoekers. Opnieuw zullen deze onderwerpen inzet worden van de komende verkiezingscampagne. Want de LPF, de partij<br />

van Pim Fortuyn, ging dan wel in ruzie en kinnesinne ten onder, de Geest van Pim waart onverminderd rond. En die geest zegt:<br />

het moet maar eens afgelopen zijn met gedogen.<br />

Het universele gedogen<br />

Nu is het de vraag wat gedogen feitelijk betekent. Anders dan de volksmond meent, is gedogen geen gebrek aan handhaving.<br />

Gedogen is niet hetzelfde als laat-maar-waaien, lik-mijn-vestje en rotzooi-maar-an. Integendeel. Gedogen is een wereldwijde en<br />

aloude manier om met tegenstrijdige waarden en belangen om te gaan. Gedogen is een beproefd instrument van een overheid<br />

die begrijpt dat het eenduidig afdwingen van de wet, soms meer problemen oproept dan oplost. Soms moeten bepaalde situaties<br />

nu eenmaal worden gedoogd. Dat zijn dan welomschreven ‘gedoogsituaties’, waarin de overheid op grond van ‘gedoogcriteria’<br />

een ‘gedoogbeleid’ formuleert. In dat beleid neemt de overheid vervolgens ‘gedoogbesluiten’ en ‘gedoogbeslissingen’, die via<br />

‘gedoogbeschikkingen’ in de openbaarheid worden gebracht.<br />

Christen-democratie en gedoogpolitiek<br />

Met name CDA-kabinetten maakten in het recente verleden handig van het gedooginstrumentarium gebruik. Haast klassiek werd<br />

haar gedoogbeleid rond bordelen, euthanasie en coffeeshops. Niet dat de CDA-kabinetten deze illegale praktijken met liefde<br />

gedoogden. Maar de praktijk was weerbarstig. Georganiseerde prostitutie, euthanasie en de handel in softdrugs zijn sinds jaar en<br />

dag onontkoombare werkelijkheid. Omdát die weerbarstige werkelijkheid nu eenmaal niet te veranderen viel, en omdat voor de<br />

christen-democraten legalisatie van bijvoorbeeld euthanasie of bordelen onmogelijk was, kozen de CDA-kabinetten expliciet<br />

voor de gulden middenweg. En die heet: gedogen.<br />

Paars en het gedogen<br />

Het CDA ging en Paars (een regering van socialisten en liberalen) kwam. Bij de kwesties euthanasie en bordelen ging het<br />

gedoogbeleid op de schop. En wel door de wet aan de bestaande praktijk aan te passen. Zowel bordelen als euthanasie werden<br />

legaal. Daarentegen bleef het gedoogbeleid bij coffeeshops bestaan, zij het in strengere vorm. Om overlast voor omwonenden te<br />

beperken, dwong de overheid het aantal coffeeshops van twaalfhonderd in 1995 terug naar achthonderd in 2000.<br />

Pim Fortuyn: handhaven!<br />

De Geest van Pim Fortuyn ziet niets in gedogen. Haar remedie heet handhaving. Meer blauw, meer politie, meer cellen. Aan een<br />

probleem als onbeschoft gedrag zal dit voornemen echter weinig veranderen. Want de opgestoken middelvinger, het uitspuwen<br />

van kauwgum op de stoep of te hard optrekken in een woonwijk, kan maar amper door de drukbezette politie en justitie<br />

worden bestreden. Het is zelfs geen kwestie van gedogen. In politiek Den Haag heeft geen minister ooit gepleit voor het<br />

expliciet tolereren van onbeschoft gedrag. Het is zelfs maar de vraag of het antwoord wel uit Den Haag moeten komen. Er valt<br />

veel voor te zeggen dat wíj zelf onze wijkbewoner op zijn rauwe rijgedrag aan moeten spreken. En onze kauwgumspuwende<br />

tieners attenderen op een afvalbak.<br />

Geweld wordt nooit gedoogd<br />

Ook het toenemende straatgeweld heeft weinig met gedogen te maken. Niemand in Den Haag verdedigde ooit dat we<br />

messentrekkerij en straatroof maar moeten gedogen. Integendeel. De oplossing van dít probleem ligt overigens wél op het<br />

105


ordje van de overheid. Of zij aan de slag moet via harde repressie of via maatschappelijk werk, daarover liggen de meningen ver<br />

uiteen. Maar het is evident dat de straat weer veilig moet zijn. Een overheid die geweld tussen haar burgers niet bestrijdt, is niet<br />

aan het gedogen maar verwaarloost haar belangrijkste plicht. Het garanderen van de veiligheid van haar onderdanen.<br />

Uitzetting van alle uitgeprocedeerden<br />

Rest het probleem van de uitgeprocedeerde asielzoekers die niet terugkeren naar hun land van herkomst. Dit is behalve een<br />

praktische, ook een moreel en politiek geladen kwestie. Niet iedere asielzoeker kan of wil Nederland verlaten. Bovendien vinden<br />

ook nogal wat Nederlanders dat niet álle uitgeprocedeerde asielzoekers het land uit moeten. Dus krijgen veel uitgeprocedeerden<br />

steun van particulieren, belangenorganisaties en kerkelijke instellingen, wat het er voor opsporingsinstanties bepaald niet<br />

gemakkelijker op maakt. En wie deze steun niet krijgt, vertrekt evenmin, maar zal zich in de marge van de samenleving in leven<br />

gaan houden.<br />

Links- of rechtsom: het zal onmogelijk blijken om alle uitgeprocedeerden uit Nederland te verwijderen. Hier ligt, net als in de<br />

vroegere kwesties rond euthanasie, bordelen en softdrugs, een grote kloof tussen een politieke keuze voor wet en handhaving<br />

aan de ene, en een zeer weerbarstige praktijk aan de andere kant. In zo'n situatie zal ook voor een volgend kabinet uiteindelijk<br />

maar één oplossing mogelijk zijn. En die heet: gedogen.<br />

Vragen:<br />

1. Wat is de kop van het stuk waarin de schrijver gedogen definieert?<br />

2. Welke praktijkien werden door de christen-democraten gedoogd? Waarom?<br />

3. Welke regering heeft voor sommige problemen effectieve oplossingen gevonden - en zo gedogen minder belangrijk gemaakt?<br />

4. Kan een strengere handhaving volgens de schrijver alle problemen oplossen?<br />

5. Onder welke kop concludeert de schijver dat veiligheid wél een overheidstaak is?<br />

6. Waarom moet het verblijf van uitgeprocedeerden in Nederland ook wel gedoogd worden?<br />

c. Drie korte artikeltjes met meerkeuzevragen<br />

Nederlander ergert zich minder aan hondenpoep<br />

Hondenpoep op straat blijft ergernis nummer één in Nederland, maar steeds minder mensen storen zich er aan. Dat blijkt uit de<br />

Gemeentelijke Belevingsmonitor 2006. De onderzoekers vroegen bijna zeventienhonderd mensen naar de grootste ergernissen<br />

in hun woonplaats.<br />

Bijna een derde van de ondervraagden ergert zich aan hondenpoep, vorig jaar was dat nog 41 procent. Ook storen mensen zich<br />

minder aan asociaal gedrag in het verkeer. Dat percentage daalde van 32 vorig jaar tot 27 nu. Andere ergernissen zijn de<br />

problemen met parkeren in de woonwijk en in het centrum, en de verkeersdrukte.<br />

7. Hoe zou je dit belangwekkend artikel kunnen samenvatten?<br />

a. Nederlanders ergeren zich niet zo vaak, maar wel meer.<br />

b. Nederlanders ergeren zich minder, maar nog steeds veel.<br />

c. Nederlanders hebben belangrijke zaken aan hun hoofd.<br />

Scheurtjes gevonden in dijk Waddinxveen<br />

Het hoogheemraadschap van Rijnland heeft scheurtjes ontdekt in een veendijk in het Zuid-Hollandse Waddinxveen. Hoewel de<br />

situatie niet zorgwekkend is, wordt de dijk wel verstevigd. Over een lengte van 25 meter wordt een brede kleilaag aangelegd.<br />

Die moet de dijk meer massa geven en het talud minder steil maken. De veendijken rond sloten en kanalen, die hun stabiliteit<br />

ontlenen aan nat veen, zijn door de hitte uitgedroogd. Hier en daar eten schapen het weinige gras op dat er nog staat en trappen<br />

de grond kapot. In Overijssel mogen schapen daarom sinds deze week niet meer op de dijken grazen.<br />

106


8. De veendijken worden een beetje bedreigd door<br />

a. vee en zonnewarmte<br />

b. zeewater<br />

c. afkalving van het talud<br />

Acupunctuur helpt bij nekpijn<br />

Acupunctuur helpt redelijk tegen chronische nekpijn. Dat blijkt uit een omvangrijke analyse van bestaande studies. Op korte<br />

termijn vermindert het de klachten met zo’n dertig procent. Die analyse verscheen vorige week in The Cochrane Library. De<br />

auteurs gebruikten de tien studies die van voldoende kwaliteit waren. Over de langetermijneffecten van acupunctuur bij nekpijn<br />

(langer dan drie maanden na de behandeling) konden ze geen uitspraak doen omdat er geen goed onderzoek naar is gedaan. De<br />

onafhankelijke Cochrane Collaboration, die analyses van dit type organiseert, vond al eerder aanwijzingen dat acupunctuur –<br />

vooral op korte termijn – helpt bij pijnklachten, zoals chronische lage rugpijn, schouderpijn of onverklaarde hoofdpijn. Dat heeft<br />

waarschijnlijk te maken met de stimulatie van zenuwen. Voor veel andere aandoeningen, van depressie tot tabaksverslaving of<br />

astma, is het nut van acupunctuur niet aangetoond.<br />

In Nederland werden zes jaar geleden ruim anderhalf miljoen mensen met chronische nekpijn geteld, vooral vrouwen. Er is<br />

bewijs dat manuele therapie en oefentherapie werkt, beter dan rust. Verder is de aanpak divers, van pijnstillers tot<br />

gedragstherapie. Volgens de Cochrane-auteurs is het effect van de meeste behandelingen voor nekpijn bescheiden.<br />

9. De conclusie in bovenstaande kop ("Acupunctuur helpt bij nekpijn")<br />

a. is gebaseerd op bestaand onderzoek<br />

b. geldt ook op de lange termijn<br />

c. betekent dat acupunctuur alle klachten wegneemt<br />

10. Acupunctuur<br />

a. lost nekpijn op<br />

b. helpt je van het roken af<br />

c. is goed tegen neerslachtigheid<br />

d. werkt beter dan niets<br />

e. is beter dan medicijnen<br />

73. Onregelmatige werkwoorden 13:<br />

a. sterven-stierf/stierven-gestorven, helpen-hielp-geholpen;<br />

b. houden-hield-gehouden, roepen-riep-geroepen<br />

1. Bedrijven ______________ (werven) klanten via de telefoon, maar ______________ (helpen) ze ook via dit medium.<br />

2. Ik _______________ (werpen=gooien) graag een hengel uit, totdat een vishandel mij als klant ________________(werven).<br />

3. Helaas __________________ (bederven) de waren die ze ___________ (verkopen) snel.<br />

4. Eigenlijk ______ (zijn) hun spullen al ___________ (bederven) toen ik ze __________ (krijgen).<br />

5. Ze ____________ (verliezen) mij als klant, omdat de klantendienst slecht _____________ (helpen)<br />

6. Die vishandel heeft zich niet aan de regels _____________ (houden), daarom ___________ (houden) ik niet zo van dat bedrijf.<br />

7. Ze ____________ ___ (opbellen) of ik nog door hen ____________________ (willen) worden ____________________<br />

(helpen).<br />

8. Ik ____________ (zeggen): "Ik ben helaas gisteren __________________ (sterven).<br />

9. Aan voedselvergiftiging." Dat _________________ de telefoniste zeer. (spijten)<br />

10. Ik ______________ (spreken): "Mij ook. Want hij ruikt nu al net zo _______________ (bederven) als uw vissen altijd<br />

_________________ (ruiken).<br />

74. Luisteren: de dodo<br />

De dodo (of walgvogel) is een uitgestorven dier dat ooit op Mauritius leefde.<br />

- Lees in <strong>twee</strong> minuten onderstaande vragen.<br />

- Ga dan naar http://noorderlicht.vpro.nl/dossiers/28055502/hoofdstuk/28902926/. (Klik dan op:) "Bekijk het interview met<br />

onderzoeker Kenneth Rijsdijk uit de komende aflevering van NWTV (ca 10 min). Met beelden van de opgravingen in Mauritius én<br />

natuurlijk de nieuw gevonden dodobotten."<br />

- Laat dan het filmpje <strong>twee</strong> keer afspelen en beantwoord de vragen.<br />

1. Wat heeft Rijsdijk gevonden?<br />

a. een halve dodo (vijftig procent)<br />

b. een helft van het onderlichaam<br />

c. een volledige dodo<br />

2. Wie heeft de dodo uitgemoord?<br />

a. De Nederlanders, die hebben de dodo's gegeten of gejaagd<br />

b. De Mauritianen, de oorspronkelijke bewoners<br />

c. Dat is nog onduidelijk, want in het Nederlands fort zijn geen dodobotten gevonden<br />

3. Wat vindt men met graafmachine en zeef? In de <strong>twee</strong> rode bakken zitten<br />

a. noten en botjes<br />

b. schildpad-botten en stenen<br />

c. noten en dodo-botten<br />

4. Hoe groot zijn reuzenschildpadden?<br />

a. Je kunt er met zijn tienen in zitten<br />

b. "Zijn" kun je niet zeggen, ze zijn uitgestorven<br />

107


c. Een meter of <strong>twee</strong><br />

5. Wat is het nadeel van droogleggen?<br />

a. Je slaat de botten wellicht stuk<br />

b. Je haalt het water weg, en dat conserveert de botten<br />

c. Er is geen nadeel, daarom gaan ze droogleggen proberen<br />

6. Hoe groot zijn dodo's?<br />

a. Zo'n twintig tot vijfendertig kilo.<br />

b. Dodo's "zijn" niet meer, maar ze waren groter dan een kalkoen.<br />

c. Dodo's "zijn" niet meer, maar ze waren zo groot als een kip.<br />

7. De onderzoekers gaan nu verder zoeken<br />

a. met troffeltjes<br />

b. met graafmachines<br />

c. zonder in te dammen<br />

8. Waarom is Rijsdijk voorzichtig met nieuws?<br />

a. De Mauritianen willen alle vondsten houden.<br />

b. De Mauritianen werken het onderzoek tegen.<br />

c. De Mauritianen mogen alles het eerst horen.<br />

9. Een dodo-ei moet te vinden zijn.<br />

a. Dat kun je afleiden uit vondsten elders.<br />

b. Nestmateriaal is namelijk al gevonden.<br />

c. Maar er zit geen DNA in.<br />

d. Maar de ouderdom is niet te bepalen.<br />

10. Kunnen we een levende dodo weer terugverwachten?<br />

a. Ja.<br />

b. Nee.<br />

c. Misschien.<br />

75. Intensief lezen: De mop leeft - Warna Oosterbaan (licht bewerkt van NRC Handelsblad, juli 2006). Lees<br />

onderstaande tekst en beantwoord de vragen.<br />

Humor, wat is dat eigenlijk? Sociologe Giselinde Kuipers onderzocht de sociale wortels van het verschijnsel. In Nederland<br />

tappen vooral lager opgeleiden moppen.<br />

"Kun je me dat eens uitleggen, had een van de mensen die ze interviewde gevraagd. Wat dat voor een kille toestand is in die<br />

hogere kringen. Er wordt daar niet gelachen!"<br />

Voor sociologe Giselinde Kuipers (34) was het een van de eye-openers van haar onderzoek naar humor: moppen vertellen is<br />

typisch iets van de lagere klassen. Maar de meeste mensen met een lagere opleiding weten dat niet. Ze waren verbaasd als ik ze<br />

vertelde dat mijn collega's op de universiteit eigenlijk geen moppen tappen. Dan zullen ze ook wel geen humor hebben,<br />

concludeerden ze. Dat komt er van, bedachten ze dan, als je de hele dag met je neus in de boeken zit. "Die mensen hebben het<br />

zwaar, wat meer lachen zou goed voor ze zijn", zei een van hen.<br />

Kuipers promoveerde in 2001 aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Goede humor, slechte smaak (Amsterdam:<br />

Boom, 2001), over humor en moppentappers in Nederland. Deze maand verschijnt een uitgebreide editie van haar proefschrift<br />

in het Engels: Good Humor, Bad Taste. Voor deze nieuwe editie verzamelde Kuipers, inmiddels verbonden aan de Rotterdamse<br />

Erasmus Universiteit, ook Amerikaans materiaal en maakte ze een vergelijking tussen Amerikaanse en Nederlandse opvattingen<br />

over humor.<br />

Voor haar onderzoek in Nederland sprak ze met ervaren moppentappers en met gewone mensen, ze hield een enquête en ze<br />

verzamelde en analyseerde een groot aantal moppen. Dat alles om meer licht te kunnen werpen op vragen als: Waarom vinden<br />

sommige mensen bepaalde grappen leuk, terwijl anderen die grof of vervelend vinden? Wat bedoelen mensen als ze zeggen dat<br />

iemand gevoel voor humor heeft? Waar kun je grappen over maken en waarover niet?<br />

Moppen, vindt Kuipers, zijn heel geschikt om dat soort vragen te onderzoeken. Een mop is een sociaal feit. Dat hij bestaat,<br />

betekent dat veel mensen de moeite hebben genomen hem door te vertellen, dat hij deel is van een cultuur. Tegelijkertijd is het<br />

wel een genre dat een beetje omstreden is, en heel geschikt om smaakverschillen aan het licht te brengen. Mensen die niet van<br />

moppen houden gaan je precies vertellen wat ze wél leuk vinden. Het is dus een manier om iets te onderzoeken waar je anders<br />

heel moeilijk greep op krijgt: de humor van alledag.<br />

108


Maar is de mop niet dood?<br />

Dat is aantoonbaar niet waar. De mop leeft en op internet zijn talloze moppensites. Het is wel zo dat de mop sociaal is gezakt,<br />

en dat is de reden dat veel academici denken dat de mop echt dood is. Hier zie je weer dat er heel weinig grensverkeer is tussen<br />

hoog- en lager opgeleiden.<br />

Een <strong>twee</strong>deling in de humor?<br />

Ja, en lager opgeleiden hebben het gevoel: bij ons is het leuker. Iedereen wil hogerop, maar niet als het over humor gaat, dan is<br />

dat verlangen er niet. Op de televisie zien ze een typische vertegenwoordiger van de elitehumor als Freek de Jonge, en ze stellen<br />

vast: dat is gewoon niet leuk. Ik heb mensen in mijn onderzoek die sociaal gestegen zijn, en die gemerkt hebben dat in de kringen<br />

waarin ze zijn beland geen prijs wordt gesteld op moppen. Die hebben soms het idee dat ze iets zijn kwijtgeraakt. Ze vinden het<br />

een beetje saai daar. Overigens is dat klassenverschil hier veel sterker dan in de Verenigde Staten, daar is de humor meer van<br />

iedereen.<br />

Maar is bijvoorbeeld André van Duin niet populair bij hoog en laag?<br />

Hij is bij de lager opgeleiden heel populair, en voor alle moppentappers die ik sprak is hij een held. Bij sommige hoger opgeleiden<br />

is het inderdaad bon ton om te zeggen dat hij heel goed is. Maar als je vraagt: wat doet hij dan? Dan weten ze het niet, of ze<br />

komen aan met shows van heel lang geleden.<br />

Er zijn dus <strong>twee</strong> humorstijlen?<br />

Hoger opgeleiden stellen prijs op een zekere ambivalentie. Het moet niet al te duidelijk zijn dat het om humor gaat, de<br />

presentatie moet ook niet te duidelijk humoristisch zijn. Dat is ook het eerste wat lager opgeleiden in verwarring brengt bij de<br />

humor van Jiskefet of Arjan Ederveen. En verder moet humor voor hoger opgeleiden bij voorkeur kritisch zijn, of scherp. Leuk,<br />

maar ook een beetje onaangenaam of verwarrend. Dat is allemaal erg in tegenspraak met de meer populaire varianten. Leuk is<br />

daar gezellig, dus bij voorkeur alleen prettig.<br />

De moppentappers die Kuipers sprak waren vrijwel allemaal mannen. Hebben mannen meer gevoel voor humor<br />

dan vrouwen?<br />

Er is weinig verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft de waardering van humor. Het grote verschil is de publieke<br />

performance, het is een kwestie van rolverdeling. Moppen zijn een mannengenre. Het vertellen van een mop is toch een soort<br />

machtsgreep, het is riskant want je kunt afgaan. Het is competitief gedrag en dat hoort meer bij mannen dan bij vrouwen. Dat<br />

kun je heel goed zien op verjaardagen, de moppensituatie bij uitstek. Een man vertelt een mop, een ander voelt zich uitgedaagd<br />

en vertelt er ook heen, en dan krijg je een soort ronde. Vrouwen winnen er niets mee om zich daarin te mengen. Het is erg om<br />

te zeggen, maar het is nog steeds zo dat een vrouw met een goed gevoel voor humor een vrouw is die lacht om de grappen die<br />

mannen maken. Een man met een goed gevoel voor humor is iemand die anderen aan het lachen maakt. Dat is nog steeds de<br />

maatschappelijke definitie.<br />

Toch kun je wel kleine verschillen zien. Vrouwen hebben een voorkeur voor speelse humor, vrolijke grappen. Dat hoort erg bij<br />

vrouwen en het huiselijk domein. Ze zijn meer gericht op persoonlijke banden en relaties, op nabijheid, ze zijn ook meer geneigd<br />

tot zelfspot. Bij hoger opgeleiden zijn die verschillen tussen mannen en vrouwen weer minder, de humor is daar minder<br />

uitbundig en minder statusgericht. De humor daar is vrouwelijker, is bezig te feminiseren.<br />

En dan is er een groot verschil tussen jong en oud. Jongeren houden veel meer van harde humor dan ouderen. Harde humor is<br />

goed - hoe jonger je bent, des te eerder je zo'n uitspraak zult doen. Het is voor een deel een kwestie van leeftijd, maar dat<br />

verschil weerspiegelt ook de maatschappelijke verschuivingen van de afgelopen tientallen jaren. Wat in de jaren zestig als<br />

baanbrekend gold, zoals het toendertijd fameuze Lurelei-cabaret, dat is verschrikkelijk beschaafd als je het nu terugziet. De<br />

maatschappelijke grenzen zijn verschoven, en de humor schuift er achteraan. Tegelijkertijd is er ook een ontwikkeling in de<br />

humor zelf, het gaat steeds verder, zie bijvoorbeeld cabaretier Hans Teeuwen, dat wordt soms ongemakkelijk en je vraagt je af<br />

waar dat eindigt.<br />

Hebben Amerikanen een ander gevoel voor humor?<br />

Er zijn flinke verschillen, veel meer dan ik dacht. Voor Amerikanen is humor een positieve morele kwaliteit, iets waarmee je kunt<br />

laten zien dat je een goed mens bent. Ze praten in bijna religieuze termen over humor. Humor is naast God hetgeen mij staande<br />

houdt in het leven , zei een vrouw tegen me. Het is daar ook belangrijk om grapjes te maken over jezelf, om te laten zien dat je<br />

jezelf niet groter maakt dan een ander. Amerikanen zijn veel meer geneigd dan Nederlanders om alles in morele termen te<br />

duiden, dat zie je ook in de kunst, de literatuur en de politiek.<br />

Ons idee dat humor hard en onaangenaam mag zijn bestaat daar ook niet. In Nederland is er humor die doelbewust<br />

antimoralistisch is, het idee dat het goed is om aan de moraal te wrikken. Amerikanen houden niet van exclusieve humor. En seks<br />

ligt heel moeilijk. Een ondeugende mop over een kind in een schoolklas die het in Nederland heel goed deed (zie kader) was in<br />

Amerika echt een probleem. Aan de andere kant gaan Amerikanen weer veel gemakkelijker om met moppen die over etnische<br />

verschillen gaan dan Nederlanders.<br />

Wat vinden mensen een goede mop?<br />

Je hebt grappen die je laten lachen tegen wil en dank, die grappig zijn, ook al zijn ze een beetje fout. Veel etnische grappen<br />

hebben dat. En mijn onderzoek heeft aangetoond dat het helpt als een mop lang is, dan krijg je de mensen mee in het verhaal -<br />

zowel hier als in de VS. Het wordt ook leuk gevonden als er verschillende dingen door elkaar lopen. Er is die mop over een man<br />

die - naar gelang de versie van de mop - systematisch Turken, of Surinamers, of advocaten doodrijdt. Op een dag rijdt er een<br />

priester met hem mee. De man ziet weer een Turk, Surinamer, of advocaat, wil hem doodrijden, maar bedenkt zich, er rijdt<br />

immers een priester mee. Op het laatste moment wijkt hij uit. Maar als hij achterom kijkt, ziet hij toch een dode op de weg<br />

109


liggen. Zegt die priester:<br />

"Gelukkig deed ik net op tijd de deur open, anders had je hem nog gemist."<br />

Die mop heeft al die elementen. Amerikanen vonden hem wel veel leuker als de slachtoffers advocaten waren.<br />

Extra: <strong>twee</strong> moppen<br />

1. Populair bij vrouwen was deze:<br />

Fluisterend kinderstemmetje aan de telefoon: - Hallo?<br />

- Hallo, is je moeder er ook?<br />

- Ja, die is er wel, maar die is even heel druk bezig!<br />

- Is je vader er dan misschien?<br />

- Ja, die is er ook wel, maar die is ook heel druk bezig!<br />

- Zijn er ook nog andere grote mensen daar?<br />

- Jaha. De politie is er ook. En de brandweer.<br />

- En kan ik die dan aan de telefoon krijgen?<br />

- Nee, die zijn ook héél druk bezig.<br />

- Wat zijn ze dan allemaal aan het doen?<br />

- Die zijn mij aan het zoeken...<br />

2. Vond iedereen leuk:<br />

Een grote overstroming. Iedereen is het dak op gevlucht. Na een tijdje komt een boot met reddingswerkers die iedereen van het<br />

dak halen. Maar een priester wil niet mee. Hij zegt: "God zal mij redden!" De reddingswerkers dringen aan, maar tevergeefs.<br />

Na een tijdje komt er weer een boot, de priester staat inmiddels tot zijn middel in het water. Maar hij wil nog steeds niet mee:<br />

"God zal mij redden". Weer later, de priester staat tot in zijn nek in het water. Komt er een helikopter overvliegen: "Priester, we<br />

komen u redden!" Maar de priester wil weer niet mee: "God zal mij redden!"<br />

Het water stijgt, het huis verdwijnt onder het water, en de priester ook.<br />

Niet veel later: de priester staat voor de troon van God. Hij zegt: "Waarom hebt u me niet gered?" Zegt God: "Ik begrijp het ook<br />

niet, er moet iets mis gegaan zijn... Ik heb toch <strong>twee</strong> boten en een helikopter naar je toe gestuurd...?"<br />

Kruis de goede antwoorden aan:<br />

1. Volgens Giselinde Kuijpers geldt voor hoger opgeleiden<br />

a. dat ze minder aan humor doen<br />

b. dat ze minder grappen vertellen<br />

c. dat ze ongezellig zijn<br />

2. Wat is sociologisch interessant aan moppen?<br />

a. Alle mensen houden namelijk van moppen.<br />

b. Dat ze de globale smaak van een volk weergeven.<br />

c. Het zijn feiten uit het dagelijks leven.<br />

3. Veel intellectuelen denken dat de mop aan populariteit verliest. Kuijpers zegt:<br />

a. Dat klopt, de mop sterft uit. Het wordt steeds minder een gewoonte.<br />

b. Niet in lagere klassen. Hieraan zie je dat Nederland een klassenmaatschappij is.<br />

c. Grappen vertellen wordt steeds minder door vrouwen gedaan.<br />

4. Amerikanen<br />

a. houden van harde humor<br />

b. houden van etnisch gerichte humor, en humor tegen advocaten<br />

c. houden van seksuele en immorele humor<br />

5. Hoger opgeleiden<br />

a. willen door humor meer van hun stuk worden gebracht<br />

b. houden meer van harde humor<br />

c. houden alleen meer van eenduidige humor<br />

6. Een verschil tussen mannen en vrouwen qua humor:<br />

a. Men zegt: Mannen hebben humor, vrouwen niet.<br />

b. Vrouwen worden geacht alleen te lachen.<br />

c. Vrouwen vinden hardere grappen leuker.<br />

7. Hoe heb je meer succes met een mop?<br />

a. Maak je moppen niet al te lang, hou het beknopt.<br />

b. Bouw hem langzaam op, met meer verhaallijnen.<br />

c. Zorg ervoor dat hij politiek correct is.<br />

8. Lees de eerste mop. Waarom was deze mop in Amerika problematisch, denk je?<br />

a. Vanwege de seksuele bijbetekenis.<br />

b. Vanwege de religieuze bijbetekenis.<br />

c. Vanwege de ongehoorzaamheid van Jantje.<br />

9. Lees de <strong>twee</strong>de mop. Waarom wil het kind de telefoon niet doorgeven?<br />

a. Er is niemand.<br />

b. Het kind verstopt zich.<br />

c. Het is te bang.<br />

10. Lees de laatste mop. Probeert God de priester te redden?<br />

a. Hij laat de priester alleen.<br />

110


. De priester laat God in de steek.<br />

c. God komt, maar niet zelf.<br />

76. Schrijven<br />

a. Afmaken of invullen<br />

1. Op het bord stond geschreven: "Wie dit gelooft ............................."<br />

2. De reden dat ik opbel is ...................................................<br />

3. Ik zou u willen vragen .....................................................<br />

4. Hoe ...... ik naar je betoog luister, des te ...............................<br />

...............................................................................<br />

5. ............................................................................,<br />

kan ik niet komen.<br />

6. Zij geeft antwoord op de vraag: ...........................<br />

................... .................................<br />

b. Een tekst produceren<br />

Thema: reizen. Veel mensen reizen steeds meer. Wat vind jij van reizen?<br />

a. Geef aan of je zelf veel of weinig reist. Waarom is dat zo?<br />

b. Wat is de zin en onzin van reizen? Wat zijn de voor- en nadelen?<br />

Geef voorbeelden uit eigen ervaring.<br />

77. Spreken<br />

a. Korte vragen, dus korte antwoorden:<br />

1. Je wilt een broek kopen maar hebt geen geld. Wat vraag je aan je vriend(in)?<br />

2. Je wilt met een vriend(in) naar het strand, in plaats van studeren. Wat vraag je aan je vriend(in)?<br />

3. Je bent in een winkel en de verkoopster vraagt of ze je kan helpen. Je wil alleen wat rondkijken. Wat zeg je tegen de<br />

verkoopster?<br />

4. Een vriend(in) brengt een slechte spreekbeurt. Hoe breng je dit diplomatiek?<br />

5. Je wilt van studie veranderen. Wat vraag je aan je decaan/studieadviseur?<br />

6. Je belt iemand maar krijgt een onbekende stem aan de telefoon: "Hallo?" Hoe reageer je?<br />

7. Je vriend(in) heeft een nieuw kapsel: PUNK! Niet mooi. Wat zeg je tegen je vriend(in)?<br />

8. Je krijgt telefoon op je verjaardag: iemand die je lang niet sprak. Wat zeg je?<br />

9. In de trein staat een koffer op de laatst beschikbare zitplaats. Je wilt zitten. Wat vraag je?<br />

10. Je moet een afspraak bij de tandarts afzeggen wegens hoofdpijn. Wat zeg je?<br />

11. Je moet een formele brief componeren voor de verzekering. Vraag je docent om hulp.<br />

b. Monoloog<br />

Je moet in <strong>twee</strong> minuten je mening geven over een onderwerp. In dit geval over de tegenstelling (??) monarchie - republiek.<br />

Luister eerst naar het liedje.<br />

111


Gerard Cox - Arme Ouwe<br />

Tekstdichter Guus Vleugel kreeg voor dit liedje over koningin Juliana een proces voor majesteitschennis aan zijn broek. Ook<br />

volgden er vragen in de Tweede Kamer.<br />

't Is prinsjesdag vandaag<br />

En alle and're provo's zijn vertrokken naar Den Haag<br />

Maar ik ben d'r niet bij<br />

'k Ben netjes thuisgebleven, want ze hebben niks aan mij<br />

Niet dat ik pro Oranje ben, ik haat de monarchie<br />

Ik kan wel kotsen als ik Trix of Claus of Bernhard zie<br />

En Juliaan is ook niet veel, dat geef ik dadelijk toe<br />

Ze is volstrekt verwerpelijk, maar ze lijkt zo op me moe<br />

Die heeft ongeveer hetzelfde soort figuur<br />

die heeft ook zoiets onzekers in haar ogen<br />

Die kan ook zo prutsen aan d'r brilmontuur<br />

Als ze bang is dat de mensen haar niet mogen<br />

En in Den Haag had ik dus nooit<br />

een rookbom naar d'r koets gegooid<br />

Ik had het echt niet opgebracht en enkel maar gedacht:<br />

Arme ouwe blijf maar zitten op je troon<br />

Ach wat zouwen we jou daar nou af gaan douwen<br />

Blijf maar zitten, net als vroeger doodgewoon<br />

Arme ouwe, arme ouwe<br />

Tegen monarchie:<br />

- ondemocratisch<br />

- kost teveel<br />

- leidt tot nationalisme<br />

- dubieueze kwaliteit staatshoofd<br />

Voor monarchie:<br />

- traditie<br />

- verenigt land<br />

- mooi uithangbord<br />

112<br />

Tegen republiek:<br />

- verenigt de mensen niet<br />

- kost teveel<br />

- leidt tot haantjesgderag<br />

- ...<br />

Voor republiek:<br />

- democratisch<br />

- modern<br />

- president kun je zo wegsturen<br />

TIPS: deel je tijd goed in, en gebruik slechts een deel van deze argumenten, dat maakt het makkelijker;<br />

- ontkracht (=weerleg) de argumenten van je denkbeeldige tegenstander;<br />

- versterk je eigen argumenten: maak de nadelen van je favoriet kleiner, en je eigen pluspunten groter!<br />

78. Spreken: monoloog over een stelling<br />

Je moet in <strong>twee</strong> minuten iets vertellen over een onderwerp. In dit geval moet je<br />

stelling innemen over een verbod op de PNVD (Partij voor Naastenliefde en<br />

Diversiteit). Deze partij wil a) het bezit van kinderporno en b) het hebben van<br />

seksuele contacten met minderjarigen (vanaf twaalf jaar, met instemming van het kind)<br />

legaliseren. Jij moet zeggen of deze partij moet worden verboden of niet.<br />

PRO VERBOD CONTRA VERBOD<br />

- Pedofiele relaties, zelfs die "met - Deze ideeën zijn helemaal niet zo raar:<br />

instemming" van het kind plaats vinden, kinderporno werd lang gedoogd, en seks<br />

zijn per definitie ongelijk: wat betekent boven twaalf jaar was nog niet zo lang<br />

"instemming" dan nog? geleden geaccepteerd;<br />

- Deze relaties brengen bijna per - Het verbieden van kinderporno en<br />

definitie schade toe aan de (kwetsbare) pedofilie helpt niet: dan gebeurt alles in<br />

psyche van het opgroeiend kind; het verborgene, en wordt kindermisbruik<br />

- Kinderporno die wordt bekeken moet alleen maar groter;<br />

eerst worden geproduceerd, en wie zijn - Geen enkele politieke partij mag worden<br />

daarvan de dupe? De kinderen. verboden: dat is anti-democratisch;<br />

- De partij maakt op deze manier - Je kunt beter de stembus zijn werk laten<br />

propaganda voor wetsovertreding, en moet doen: bij verkiezingen zal de PNVD slecht<br />

dus verboden worden; scoren;<br />

TIPS:<br />

- deel je tijd goed in: maak een planning en leg je horloge naast je op tafel!<br />

- geef eerst je stellingname;<br />

- gebruik een deel van deze subthema's, dat maakt het makkelijker;


- ontkracht de argumenten die tegen jouw stelling pleiten, versterk de argumenten die jouw stelling ondersteunen, en doe het<br />

omgekeerde met je "tegenstander"!<br />

TIP: Cabaret!<br />

Dé Nederlandse manier van openbaar leuk zijn heet "cabaret". Mannen en/of vrouwen staan op een podium, vertellen een<br />

verhaal, spelen een sketch, en zingen een liedje. Er wordt iets belachelijk gemaakt, en de zaal lacht. De "kleinkunst" heeft een<br />

hele lange traditie in Nederland, en is op dit moment een grote culturele industrie. Op tv is ook allerlei gegrap te zien, dat<br />

gedeeltelijk het cabaret in de zalen overlapt.<br />

Als het je interesseert, tik dan in You Tube de volgende namen in:<br />

* Oude school:<br />

- Wim Kan werkte in de oorlog in een Japans KZ in Birma:<br />

"Er leven haast geen mensen meer die 't kunnen navertellen."<br />

- Toon Hermans verwerkt arme jeugd: "Snieklaas".<br />

- Wim Sonneveld: "Gerrit", "Margootje", en vooral "Het hondje van Dirkie";<br />

* Jaren zestig:<br />

- Herman van Veen: "Doelpunt", "Rivierenbuurt" (gedicht Ischa Meijer)<br />

- Koot en Bie: "De groenteman en de Turk", "Vieze man", "Jacobse en van Es"<br />

- Neerlands Hoop:<br />

* Volslagen absurd:<br />

- Wim T. Schippers: "Van Oekels Kerstmis"<br />

- Jiskefet: "Wiedergutmachungsschnitzel", "Voetbalvader" of<br />

- Kreatief met Kurk: bijvoorbeeld "Spaanse les", parodie op een taalles.<br />

* Nu heel populair:<br />

- Hans Teeuwen: "Maatschappijleer"<br />

- Theo Maassen: "Mengvoeders United"<br />

- Najib Amhali: "BEATBOX!" en "De koningin bij Aldi".<br />

- Koefnoen:<br />

113


5g: Ik schrijf je<br />

Jeroen en Farid gingen die avond door de stad lopen. Farid was te onrustig om ergens te gaan zitten. Hij was<br />

deze keer niet zo bezig met zijn muzikantendromen: hij was vol van iets anders. Farid probeerde de hele tijd<br />

aan Jeroen uit te leggen wat zo leuk, mooi en interessant was aan zijn nieuwe vlam.<br />

Farid: We liepen gisteren samen naar school. Het is zo<br />

leuk om het haar te praten! Als ze lacht krijgt ze<br />

van die kuiltjes in haar wangen, heel lief. Je moet<br />

het licht eens door d’r haar zien schijnen! En...<br />

Jeroen: Rustig, Farid! Rustig.<br />

Farid: Hoezo rustig? Wat moet ik dan doen? Moet ik doen alsof er<br />

niets aan de hand is? Hoe moet dit nu verder?<br />

Jeroen: Nee hoor. Vertel eerst ‚ s hoe ze heet.<br />

Farid: Elke, of zo iets. Kan dat? Is dat een naam?<br />

Jeroen: Elke is een naam ja. En jij bent verliefd op Elke.<br />

Farid: Mmmja.<br />

Jeroen: En je wil haar. Toch? Maar is zij ook gek op jou?<br />

Farid: Weet ik niet.<br />

Jeroen: Hoe lang ken je haar? Hoe lang speelt dit nu?<br />

Farid: Dat ik een oogje op haar heb? Een maand of wat, misschien,<br />

of zo.<br />

Jeroen: Dus je wilt haar je liefde verklaren. Hoe doen ze<br />

dat? Bij jullie?<br />

Farid: Waar? In Iran bedoel je? Man! Ik woon In Nederland!<br />

Jeroen: Breng haar een serenade. ’s Avonds, onder haar balkon...<br />

Farid: Met mijn drumstel!<br />

Jeroen: Mmm... Je mag mijn gitaar lenen. Dat is minder...<br />

confronterend. Je kunt haar ook een mooie<br />

brief schrijven, bijvoorbeeld.<br />

Farid: Wat voor brief?<br />

Jeroen: Een liefdesbrief! Je schrijft morgen bij jou thuis<br />

een brief aan haar. Adres en afzender erop, klaar,<br />

postzegel plakken, versturen maar.<br />

Farid: Maar wat moet er in die brief staan?<br />

Jeroen: Ik zou zeggen: maak er een voedzame, doch luchtige<br />

maaltijd van. Zorg voor lering ende vermaak.<br />

Farid: Wat bedoel je nou weer?<br />

Jeroen: Schrijf gewoon een leuke brief. Het moet<br />

interessant zijn, maar niet te zwaar. Het moet over<br />

jezelf gaan, maar ook over haar.<br />

Farid: Hoe doe ik dat?<br />

Jeroen: Luister Farid. Jij moet bewijzen dat je de Ware<br />

Jacob voor haar bent. Dat je haar gelukkig kunt<br />

maken. En woorden zijn een middel daarvoor. Ik zou<br />

zeggen: laat het maar zien!<br />

Farid: Help!<br />

Jeroen: A propos de liefde, nu we het er toch over hebben... Vertel<br />

’s: hoe verklaar je de liefde op zijn Perzisch?<br />

Farid: Waarom wil je dat toch weten?<br />

Jeroen: Ja, waarom? Denk ’s na.<br />

Farid: O o. Ik geloof dat ik het al begrijp. Geen schijn van kans,<br />

meneer! Of misschien...<br />

Hoeveel jaar heb je ervoor over?<br />

79. Lezen. Beantwoord deze vragen over bovenstaande tekst:<br />

1. Farid is hier vol van iets. Waarvan?<br />

a. van zijn muziek<br />

b. van iets onbekends<br />

c. van een meisje<br />

2. Hoe lang speelt dit al?<br />

a. Precies vier weken<br />

b. Ongeveer dertig dagen<br />

c. Exact een maand<br />

3. Hoe verzend je een brief?<br />

a. Schrijven, handtekening zetten, dichtplakken, frankeren, op de post doen.<br />

b. Schrijven, dichtplakken, ondertekenen, postzegel plakken, adres erop, posten.<br />

114<br />

nieuwe woorden<br />

werkwoorden:<br />

substantieven:<br />

adjectieven:<br />

overige:


c. Schrijven, ondertekenen, dichtplakken, adresseren, frankeren, versturen.<br />

4. "een voedzame, edoch luchtige maaltijd": meer dan een antwoord is goed!<br />

a. Dit is figuurlijk, overdrachtelijk bedoeld.<br />

b. Dat moet je letterlijk opnemen.<br />

c. Het is alleen een manier van zeggen.<br />

d. Dit is enkel een hoop nonsens.<br />

5. Wat is een serenade?<br />

a. Iemand vereren met nachtelijke muziek.<br />

b. Iemand vereren met een drumsolo.<br />

c. Iemand vereren met ochtendmuziek.<br />

6. Wat is er met Jeroen aan de hand? Kies het allerbeste antwoord.<br />

a. Hij is niet verliefd.<br />

b. Hij is verliefd.<br />

c. Hij is gek op een Iraanse. Of een Iraniër.<br />

d. Hij heeft een oogje op op Sara.<br />

7. Maakt Jeroen een kans?<br />

a. Hij maakt geen kans, hij hoeft het niet te proberen.<br />

b. Eerst zegt Farid van niet, maar daarna zegt hij van wel.<br />

c. Misschien, maar het zal hem dan niet veel tijd kosten.<br />

80. Luisteren: André Hazes - De vlieger<br />

André Hazes was een zanger uit de Amsterdamse Pijp. Hij zong, met hart en ziel, "levensliederen", op het sentiment van de<br />

gewone man gerichte liedjes. Sommige mensen hebben het over "smartlappen", maar dat vinden de fans van het levenslied niet<br />

zo'n mooi woord. Hazes werd vereeuwigd in de filmdocumentaire Zij geloooft in mij, waaruit bleek dat bij hem de blues recht uit<br />

het hart kwam. Na zijn dood werd zijn as vanaf het strand van Hoek van Holland per (vuurwerk)raket het luchtruim ingeschoten:<br />

dit was zijn laatste wens.<br />

Lees de volgende vragen. Luister dan naar "De vlieger" en omcirkel.<br />

1. Wat kreeg de jongen gisteren voor zijn verjaardag?<br />

a. Een bal b. Een trein c. Een vlieger d. Een fiets e. Allemaal<br />

2. De vlieger<br />

a. was een verrassing voor de jongen<br />

b. was een wens van het zoontje<br />

3. Wat is er met de moeder van de jongen aan de hand?<br />

a. Zij is weg. b. Zij is dood. c. Zij is ziek. d. De ouders zijn gescheiden<br />

4. Wanneer wil de jongen vliegeren?<br />

a. Op zijn verjaardag b. Vanmorgen c. Als de wind goed is<br />

5. Wat staat er in de brief van de jongen? Twee antwoorden zijn goed!<br />

a. Hij houdt van zijn vader.<br />

b. Hij houdt van zijn moeder.<br />

c. Hij houdt van zijn stiefmoeder<br />

d. Hij houdt niet van zijn stiefmoeder<br />

6. Waar is de brief ten slotte?<br />

a. In de hemel.<br />

b. Vastgebonden aan de vlieger.<br />

81. Woordenschatoefening. Vul in.<br />

1. Voor een brief heb je natuurlijk pen en papier nodig. Of een computer. En een apparaat om de brief te drukken, een .....,<br />

2. Je begint met je eigen naam en de plaats waar je woont: je ...... Dan naam en adres van de geadresseerde.<br />

3. Dan schrijf je aan de rechterkant de plaats waar je schrijft, en de ....... , de dag waarop je de brief schrijft.<br />

4. Dan volgt de ...........: "Geachte heer", of "Lieve meid", of wat dan ook.<br />

5. Mensen met een ...... moet je, in een officiële brief, anders aanspreken: met weledelgeleerde heer bijvoorbeeld.<br />

6. In een officiële brief moet je formeel, .......... blijven. Bij een ..............., wanneer je een baan ambieert [wil hebben], blijf je<br />

vormelijk.<br />

7. Dan volgt de eigenlijke .......... van de brief, de .........<br />

8. Vergeet niet af te sluiten met een ........, en onderteken de brief: zet je ..................<br />

9. Stop dan de brief in een .............., en plak er een .............. op.<br />

10. Zet op de voorkant het adres, en op de achterkant je naam: jij bent de ............. En dan moet de brief nog in de ..........<br />

115


82. Werkwoorden met vaste prepositie 10. Een zwartkijker (=doemdenker, =pessimist).<br />

1. Ik ga altijd uit _____________ het ergste.<br />

2. Ik kijk (zie) nooit uit _____________ morgen.<br />

3. Je moet immers altijd _____________ alles uitkijken (=oppassen).<br />

4. Ik ben bijvoorbeeld erg vatbaar _____________ de griep.<br />

5. Ik vergelijk mezelf ook graag _____________ mensen die succes hebben.<br />

6. Misschien wil die hond daar wel _____________ mij vechten?<br />

7. Ik ben bedacht _____________ alle gevaren (= Ik let op alle gevaren).<br />

8. En ik zal me nooit _____________ iets verheugen. Ik zie daar niets ____.<br />

9. Wie weet gaat het wel niet _____________? Wie zit dan ______ de ellende? Ik!<br />

10. Ik zit dan met de gebakken peren. Ze noemen me pessimist, maar ik heb geen verdriet _____________ tegenvallende dingen.<br />

11. Mijn collega's rekenen _____________ mij en _____________ mijn werk.<br />

12. Ze reageren _____________ mijn vragen.<br />

13. Ze proberen (=pogen, =doen een poging) _____________ me te begrijpen.<br />

14. Ik heb recht _____________ een leuke baan en een beetje plezier.<br />

15. Ik richt me daarom _____________ mijn werk en mijn familie.<br />

83. Poëzie: "Herinnering aan Holland"<br />

Tussen de <strong>twee</strong> Wereldoorlogen, in het "Interbellum", dus van pakweg 1920 tot 1940, was de Nederlandstalige dichtkunst van<br />

ongewoon hoog niveau. Lees maar eens de poëzie van dichters als van Ostayen, Bloem, Slauerhoff, Achterberg en vooral<br />

Martinus Nijhoff.<br />

Een beroemd gedicht uit die tijd is Herinnering aan Holland van Hendrik Marsman. Het beschrijft op onsterfelijke wijze het platte<br />

Hollandse landschap, waarin land en lucht in elkaar overvloeien.<br />

Herinnering aan Holland<br />

Denkend aan Holland<br />

zie ik breede rivieren<br />

traag door oneindig laagland gaan<br />

rijen ondenkbaar ijle populieren<br />

als hooge pluimen<br />

aan den einder staan;<br />

en in de geweldige<br />

ruimte verzonken<br />

de boerderijen<br />

verspreid door het land,<br />

boomgroepen, dorpen,<br />

geknotte torens,<br />

kerken en olmen<br />

in een grootsch verband.<br />

de lucht hangt er laag<br />

en de zon wordt er langzaam<br />

in grijze veelkleurige dampen gesmoord,<br />

en in alle gewesten<br />

wordt de stem van het water<br />

met zijn eeuwige rampen<br />

gevreesd en gehoord<br />

Hendrik Marsman, 1936<br />

84. Over Herinnering aan Holland.<br />

1. Wat betekenen deze begrippen:<br />

- de einder; knotten; de olm; het gewest; de ramp.<br />

2. Welke "breede rivieren" kent Nederland? Hoe heten ze?<br />

3. "de zon wordt er langzaam/in grijze veelkleurige/dampen gesmoord": leg dit uit.<br />

4. Welke rampen kan het water brengen?<br />

5. Zou je graag in het hier beschreven landschap willen wonen? Waarom wel, waarom niet?<br />

6. Kijk nog 's naar het gedicht. Welke verschillen met de huidige spelling herken je?<br />

7. H. Marsman, de schrijver van dit gedicht, was ook de auteur van deze beroemde regels:<br />

"Groots en meeslepend wil ik leven<br />

Hoort u dat? Vadertje moedertje knekelhuis?"<br />

Hij overleed op 21 juni 1940, toen hij per boot op weg was naar Engeland. Heb je enig idee waarom hij vluchtte?<br />

116


85. Polderen, vergaderen, bespreken, overleggen: het consensusmodel<br />

Sommige mensen zeggen dat in Nederland de cultuur "niet-hiërarchisch" is, "plat". Men noemt dit het poldermodel: autoriteit is<br />

daarin minder belangrijk dan consensus. Om consensus te bereiken voeren Nederlanders veel overleg, ze "polderen". Historicus<br />

Han van der Horst noemde zijn boek over de Nederlandse cultuur en -geschiedenis "De lage hemel", als om aan te geven dat het<br />

vlakke landschap de maatschappij "plat" maakt, niet-hiërarchisch.<br />

* Moet jij veel "polderen", bijvoorbeeld op je werk? Wat zijn je ervaringen?<br />

* Is Nederland inderdaad zo "plat"? Of is autoriteit ook belangrijk?<br />

* Denk je dat er een verband is tussen het landschap waarin men woont en de cultuur van de mensen?<br />

86. Sollicitatiebrief<br />

Als je solliciteert is een goede brief essentieel; het is je uithangbord en je<br />

visitekaartje. De volgende elementen zijn noodzakelijk in zo'n brief:<br />

1. Begin de brief met aan te geven dat je solliciteert. Als je met iemand van de<br />

organisatie hebt gesproken - altijd bellen als 't kan! - refereer naar dit gesprek.<br />

2. Geef je motivatie, de reden waarom je solliciteert. Formuleer positief - wat wil<br />

je met deze baan - eerder dan negatief - waarom je weg wil van je huidige post. Laat<br />

merken dat je enthousiast bent: vergeet niet dat "enthousiasme" het voornaamste<br />

criterium is waarop werkgevers selecteren.<br />

3. Zet je kwaliteiten uiteen. Anders gezegd, geef aan dat je goed gekwalificeerd<br />

bent: dat je de gevraagde ervaring, teamgeest, flexibiliteit, inzet, het netwerk, het<br />

organisatievermogen en het talent, enz. enz., in ruime mate hebt.<br />

4. Probeer aan te geven waarom de werkgever nu juist jou moet kiezen. Hier gaat het<br />

erom je meerwaarde te bewijzen: wat heb jij wat anderen niet hebben, wat is je unique<br />

selling point (unieke verkooppunt)?<br />

5. Vraag om een mondeling onderhoud, dat is immers waar je op uit bent.<br />

Een sollicitatiebrief zou er zo uit kunnen zien:<br />

Hiele N. Likker<br />

[adres]<br />

[postcode + woonplaats]<br />

Kippenslachterij Het Botte Mes<br />

[adres]<br />

[postcode + woonplaats]<br />

Betreft: vacature pluimstrijker<br />

Maastricht, 31 november 2004,<br />

Geachte dame, geachte heer,<br />

(l) Met deze brief wil ik solliciteren naar de vacature van pluimstrijker in uw<br />

bedrijf. {...} (2) Ik heb altijd al belangstelling gehad voor uw branche, omdat al<br />

mijn interesses daarin samenkomen. Deze baan zou voor mij de ideale kans zijn mijn<br />

kennis van het pluimstrijken toe te passen en uit te breiden {...}<br />

(3) Zoals u in mijn cv kunt lezen heb ik al de vereiste opleidingen met succes<br />

doorlopen. Mijn kwaliteiten liggen op communicatief gebied, met name in het<br />

zogenaamde tokken. Ook ben ik sterk in het organiseren van evenementen voor<br />

terminale kippen, en ik heb op dit gebied dan ook veel ervaring opgedaan. (...} (4)<br />

Met name kan ik echter van waarde zijn voor uw organisatie wanneer het gaat om het<br />

kuikenplukken, aangezien (=omdat) ik juist op dit precaire en nog onbekende gebied<br />

baanbrekend onderzoek heb verricht en veel ervaringen heb opgedaan, ..<br />

(5) Ik hoop dat deze korte brief voor u aanleiding kan zijn mij uit te nodigen voor een<br />

gesprek, waarin ik een en ander mondeling kan toelichten.<br />

Met vriendelijke groeten,<br />

Hiele Likker<br />

87. Opdracht: je vindt deze advertentie in de krant:<br />

GEZOCHT: RECHERCHEUR<br />

bij de Rijkspolitie Zwolle.<br />

Gevraagde opleiding: Politieacademie - recherche.<br />

Ervaring gewenst, maar niet noodzakelijk. Beloning conform AWBFDS.<br />

Voor nadere (=extra, meer) informatie bel met mevr. Zwijsen, 0564-879035.<br />

Vrouwen en allochtonen worden bewust uitgenodigd te solliciteren.<br />

Je hebt voor deze baan alle nodige diploma's, maar nog geen ervaring. Schrijf nu een<br />

sollicitatiebrief waarin je je interesse en je achtergrond duidelijk maakt - zelfs als je een hekel hebt aan de politie, "je beste vriend".<br />

TIP: pluimstrijker is natuurlijk geen echt beroep. Een pluimstrijker of hielenlikker is iemand die zijn meerderen<br />

(=bazen) steeds prijst en complimenteert, een "rat" die zo voordeeltjes krijgt. Voor meer tips over hoe men zich redt in de<br />

117


Nederlandse arbeidswereld, leze men "Hoe word ik een rat?" van Joep Schrijvers.<br />

"De intensieve menshouderij" van Jaap Peters denkt dat problemen op het werk minder met machtsspelletjes te maken heeft,<br />

maar met de neiging van managers personeel te behandelen als melkvee. Meer vertrouwen en vrijheid in organisaties zou ons<br />

goed doen!<br />

88. Werkwoorden met vaste prepositie 11. Vul de juiste prepositie in:<br />

1. Een boef was hals over kop verliefd _____________ een prinses.<br />

2. Ocharm! Hij verlangde zo vreselijk _____________ die prinses!<br />

3. Het was wederzijds. De prinses verschilde erg _____________ haar saaie vader.<br />

4. Ze vroeg de boef haar te verlossen ____ de verveling en het protocol aan het hof.<br />

5. Helaas werd de boef op heterdaad betrapt, en meteen verdacht _____________ inbraak.<br />

6. Zoals dat toen gebruikelijk was werd hij veroordeeld _____________ de doodstraf.<br />

7. De prinses riep: "Jullie vergissen je deerlijk _____________ hem!<br />

8. Ik heb hem verleid _____________ deze misdaad!<br />

9. Ik ben verantwoordelijk _____________ wat hier allemaal plaatsvindt!<br />

10. Ik wilde vluchten _____________ jou, pa! Saaimans!"<br />

11. De koning had altijd blind _____________ zijn dochter vertrouwd.<br />

12. Nu was zij ineens vol _____________ negatieve gevoelens jegens haar vader.<br />

13. De koning sprak de boef vrij _____________ alle beschuldigingen.<br />

14. Maar hij verzoende zich niet _____________ zijn ontrouwe dochter.<br />

15. En hij vroeg (=verzocht) _____________ een onthoofding.<br />

16. Eigenlijk gaf hij de voorkeur ___ vierendeling, maar hij bezat slechts drie paarden.<br />

17. "Wát saaimans!", bromde hij tegen zijn dochter. "Je kop gaat er_____________.!"<br />

18. Nu was de koning meteen verlost _____________ zijn saaie reputatie.<br />

19. Zijn onderdanen waren namelijk verzot (=gek, dol) _____________ executies.<br />

20. Dus die voelden wel _____________ een onthoofding of <strong>twee</strong>.<br />

89. Spreken<br />

1. DEADLINE! Een collega-student belt je op met de vraag of je het groepswerkstuk hebt ingeleverd. Je wilt zeggen dat je net<br />

bezig bent het af te ronden, hij of blijft echter praten en praten... Hoe reageer je?<br />

2. Een hoogleraar wetenschapsfilosofie gebruikt steeds het begrijp "het periodiek systeem". Jij weet niet wat dit betekent. Hoe<br />

vraag je dit subtiel?<br />

3. In de bieb staat een tas op de stoel waarop jij wil gaan zitten om te computeren. De computer staat aan, maar er is niet<br />

ingelogd. Wat vraag je?<br />

4. Je moet een afspraak met je studiegroep afzeggen vanwege een klein lichamelijk probleem, maar je wilt niet zeggen wat. Hoe<br />

zeg je dat?<br />

5. Je bent niet zo zeker van het Nederlands in een door jou geschreven stuk. Hoe vraag je een collega-student je te helpen?<br />

6. Je krijgt om een uur 's nachts telefoon van je docent. Hij wil een neurologische verhandeling afsteken, maar klinkt nogal<br />

dronken. Wat zeg je?<br />

90. Schrijven<br />

Je moet iets schrijven over agressie binnen zorginstellingen, en wat daaraan te doen. Gebruik de hieronder genoemde feiten, dat<br />

maakt het makkelijker. De website www.lastiggedrag.nl gaat over agressie en onveiligheid binnen de zorg. Op deze site heb je dit<br />

gevonden:<br />

Een stappenplan voor agressiebestrijding binnen instellingen.<br />

Stap 1: Het agressierisico bepalen: stel vast of er binnen een organisatie sprake is van een agressierisico. Daarvoor moeten de<br />

incidenten geregistreerd zijn. Het risico is groter naarmate de kans op agressie én het (schokkend, ingri]pend) effect van geweld<br />

groter zijn.<br />

Stap 2: Documentenanalyse plegen: maak een analyse van de beleidsdocumenten (plannen,<br />

procedures, protocollen) ten aanzien van agressie. Wat is er al?<br />

Stap 3: Interviews (collectief of individueel) afnemen: praat met sleutelfiguren die<br />

een goede afspiegeling van de organisatie vormen. Zo krijgt u een goed beeld van de aanwezige veiligheidsproblematiek, de<br />

manier waarop het beleid in de praktijk wordt uitgevoerd en de gewenste maatregelen.<br />

Stap 4: Een rondgang door gebouw en omgeving doen: maak een rondwandeling en let daarbij op de bouw, technische,<br />

materiële en organisatorische aspecten van de veiligheid (afsluiten, nooduitgangen).<br />

Stap 5. de veiligheidsindex berekenen: vul de vragenlijst in en bereken de<br />

veiligheidsindex. De vragenlijst kiikt naar het registreren van incidenten, de opvang van medewerkers, overleg over agressie<br />

binnen het team, aandacht voor veilige werkprocessen, het gebouw en de omgeving, enzovoorts.<br />

Stap 6: Een plan van aanpak schrijven met behulp van de informatie uit l t/m 5: hoe<br />

registreer en meld ik incidenten, en hoe bespreek ik ze met team en cliënt.<br />

Je gaat nu vertellen: hoe kun je agressie in de zorg bestrijden?<br />

91. TIP: Rafaels roman-top-20<br />

Stel, je wilt een Nederlandstalige roman lezen. Onderhand (=inmiddels) is je<br />

Nederlands goed genoeg daarvoor. Maar waar te beginnen? Daarom deze lijst. Er staat<br />

118


meer modern dan klassiek op, en (sorry!) veel meer man dan vrouw. Maar het is een<br />

redelijke weergave van de thema's die in de Nederlandse literatuur aan de orde komen.<br />

Een literatuur die, overigens, heel interessant is - als je de krenten uit de pap<br />

haalt.<br />

20. De man die werk vond - Herman Brusselmans, 1982<br />

Een jongeman begint zijn werk als bibliothecaris. Hij wordt echter zelden bezocht wordt door zijn collega's, des te meer door<br />

verveling en door angstaanvallen. Creatief en destructief gebruik van boeken. Veel aardappelromantiek, dat wil zeggen:<br />

beschrijving hoe vervreemd en weemoedig het leven in de Lage Landen is. Wie ervan houdt leze ook: Han de Wit gaat in<br />

ontwikkelingshulp van Heere Heeresma, en vooral het oerboek van deze stroming, De avonden (zie 2).<br />

19. Van den vos Reynaerde - Willem die Madocke maecte, +1260<br />

Middeleeuws dierenverhaal in dichtvorm, gebaseerd op vooral Franse fabels, waarin de gemene vos gebruik maakt (en gehakt<br />

maakt) van de zwakheden van burgers, boeren, buitenlui, de adel en meneer pastoor. Grimmige humor overleefde de tijd. Boek<br />

had invloed op bijvoorbeeld Chaucer en Shakespeare. Hertaling door Paul Biegel, Reinaart.<br />

18. De uitvreter / Titaantjes - Nescio, 1918<br />

Nescio (Latijn voor "Ik weet het niet", pesudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh) is de schrijver van een klein maar<br />

bijzonder oeuvre. Zijn verhalen gaan over de <strong>twee</strong> zielen in zijn borst - protest tegen de maatschappij en aanpassing daaraan. Zelf<br />

was Grönloh bedrijfsdirecteur, maar superbohémien Japi (De uitvreter) stapt na een zwerversleven urteindelijk van de Waalbrug<br />

in Nijmegen. En de schilder Bavink, uit Titaantjes, wordt gek wanneer hij uiteindelijk een meesterwerk schildert: hij scheurt het<br />

doek aan flarden. Prachtige (begin)zinnen schreef Nescio:<br />

Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den<br />

uitvreter.<br />

en<br />

Jongens waren we - maar aardige jongens.<br />

Uit iets latere tijd stamt het werk van Theo Thijssen (Kees de Jongen, De gelukkige klas), qua toon enigszins vergelijkbaar.<br />

17. Hersenschimmen - J. Bernlef, 1983<br />

Hoe ziet iemand de wereld wanneer zijn bewustzijn uit elkaar valt? Die vraag probeerde J. Bernlef te beantwoorden in zijn boek<br />

over Maarten Klein, die met een snel doorzettende dementie te maken krijgt. Hij vergeet alles en iedereen, verwart<br />

herinneringen, kan zich niet meer redden. Een pijnlijke kijk in een andere wereld, die ook de onze kan zijn. Pas veel later (2005)<br />

had Bernlefs maatje K. Schippers succes met Waar was je nou, waarin het ook om verdwijnen gaat. In dit geval verdwijnt de<br />

hoofdpersoon in oude foto's, naar de werkelijkheid die erop is vastgelegd.<br />

16. Bint - F. Bordewijk, 1934<br />

Korte roman over een leraar die, onder het gezag van het opperwezen, rector Bint, tucht en orde zal terugbrengen in een<br />

ontspoorde schoolklas. De stijl "Nieuwe Zakelijkheid") is al net zo modernistisch-functionalistisch als Bints gedachtegoed.<br />

Bordewijk betoont zich een meester in het verzinnen van namen, met name die met een K erin: Kiekertak, Bolmikolke,<br />

Klotterbooke en Van der Karbargenbok. Lees ook Karakter, en Blokken.<br />

15. Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan - Louis Couperus, 1906<br />

Als er "grote" en "kleine" schrijvers waren, dan was Couperus een grote. Zijn werk bevat dikke historische romans (Iskander) en<br />

de Nederlandse pendant (=tegenhanger) van Madame Bovary, Effi Briest en Anna Karenina: Eline Vere. Veel decadentie, ook.<br />

Meest opvallend waren zijn romans spelend in "Indië" (de kolonie Nederlands Indië, nu Indonesië), bijvoorbeeld De stille kracht.<br />

In Van oude mensen... koesteren <strong>twee</strong> gerepatrieerde kolonisten, wonend in Den Haag, een gruwelijk geheim.<br />

14. Het Achterhuis - Anne Frank, 1942-1944<br />

Het fameuze dagboek van het meisje dat onderduikster werd en stierf in het concentratiekamp. Anne was vroegrijp en zag veel,<br />

maar het dagboek werd beroemd door het gevaar dat steeds meespeelt, en de slechte afloop die je kent, maar niet in het<br />

dagboek staat. Sinds de publicatie oorlog wordt Anne Frank misbruikt als symbool van waakzaamheid tegen het fascisme, iets<br />

waar zijzelf nooit voor of tegen heeft kunnen kiezen.<br />

13. In de bovenkooi - Maarten Biesheuvel, 1973<br />

Zoals Gerard Reve (zie 2) Nederland literair confronteerde met homoseksualiteit, zo maakte Biesheuvel Nederland bekend met<br />

de waanzin, zo zei Biesheuvel ooit zelf. Biesheuvel schrijft (schreef?) alleen verhalen, en zijn debuutbundel is klassiek: verhalen<br />

over alledaagse waanzin, psychiatrische inrichtingen, Baylonische verwarringen, en over de man die met een brommer de zeeën<br />

berijdt. Biesheuvel kreeg in 2006 de PC Hooftprijs, Nederlands Nobelprijs voor de literatuur.<br />

12. Schaduwkind - P.F. Thomése, 2003<br />

'Een vrouw die haar man begraaft, wordt weduwe genoemd, een man die zonder zijn vrouw achterblijft, weduwnaar. Een kind<br />

zonder ouders is wees. Maar hoe heten vader en moeder van een gestorven kind?' Auteur probeert woorden te vinden voor het<br />

verlies van zijn dochtertje. Dus ook over de verhouding van taal en ervaring. Voor de sterke maag.<br />

11. Kleine Sofie en Lange Wapper - Els Pelgrom, 1985<br />

Een kinderroman, maar wat voor een. Doodzieke Sofie wil de wereld kennen voor ze sterft, en wordt tijdens een koortsdroom<br />

door haar pop(pen) meegenomen in een toneelvoorstelling: "Wat er in de wereld te koop is". Niet veel goeds dus. Een in alle<br />

opzichten fantastisch boek, met dito ijle illustraties. Waar blijft de film?<br />

10. Het verdriet van België - Hugo Claus, 1984<br />

Dé klassieke België-roman van dé klassieke Belgische auteur, over Louis Seynaeve en zijn familie die ais het ware door de<br />

geschiedenis rolt. Vlaanderen als het snijpunt van katholicisme, nationalisme, het Belgisch probleem, Europa, oorlog, benepen<br />

burgerdom: alles zit erin. Claus is een speler, die alle literaire vormen - proza, poëzie, theater - even makkelijk afgaan. Té<br />

makkelijk misschien? Heeft-ie daarom nooit de Nobelprijs gekregen?<br />

9. Kartonnen dozen - Tom Lanoye, 1991<br />

Nog een Vlaams boekske, maar nu klein en fijn: memoires van jonge auteur die een nooit geconsumeerde homoseksuele<br />

jeugdliefde schildert. Zonder het homoseksuele van die liefde te verduisteren overstijgt het verhaal dat aspect, en wordt een<br />

119


liefdesverhaal as such. Prachtig. Lees ook Een slagerszoon met een brilletje.<br />

8. De renner - Tim Krabbé, 1978<br />

De beste Nederlandse sportroman gaat vreemd genoeg niet over voetballen maar over wielrennen. Het verhaal gaat over een<br />

wielerwedstrijd in (natuurlijk) Frankrijk, die de ik-figuur wel/niet wint (streep door wat onjuist is). Verhaal is echter doorspekt<br />

met andere wielerherinneringen en bespiegelingen over deze sport. Lees ook Krabbé's macabere thriller Het gouden ei<br />

(populairste boek bij tot lezen verplichte Nederlandse scholieren), of bekijk de prima verfilming daarvan (Spoorloos van George<br />

Sluijzer).<br />

7. De dikke man voor altijd - Ischa Meijer<br />

In Nederland zijn de kranten de laatste decennia steeds meer geworden (verworden?) tot in nieuws gehulde vehikels voor (wat<br />

men eerst noemde) cursiefjes (later columns, nu stukjes). Iedereen die een pen of een muis kan vasthouden waant zich koning<br />

eenoog. Simon Carmiggelt was de nan die het genre van het cursiefje (zeer kort verhaal, veel observaties, afgerond door een<br />

pointe) muntte. Dodelijk voor veel stukjes is echter de terreur van de mening, die steeds maar moet worden verkondigd.<br />

Ischa Meijer, geboren in het kamp en in het jaar waar Anne Frank stierf, kon het perfect: optekenen wat hij hoorde, zei, zag en<br />

meemaakte in zijn chaotische leven vol conflicten. En dan maar boetseren aan de taal. Zie ook: Brief aan mijn moeder,<br />

gedichten als Een jongetje dat alles goed zou maken.<br />

6. Knielen op een bed van violen - Jan Siebelink, 2005<br />

De Nederlandse literatuur kent een paar florerende bedrijfstakken:<br />

- de oorlogsindustrie: boeken over dé (Tweede Wereld)oorlog zijn altijd raak.<br />

- chick-lit: een vrouw vertelt "alles" (?). Confessies dus, maar dan vooral over sex en shoppen.<br />

- de gereformeerdenindustrie: boeken met confessies over een verschrikkelijke protestantse jeugd. Wie van dit laatste genre<br />

houdt boft, hij of zij leze alles van Maarten 't Hart. Het veel vitalere werk van Jan Wolkers (Turks fruit, Terug naar<br />

Oegstgeest) is dan verre te prefereren. Maar Jan Siebelink overtreft hen verre. Zowel zijn autobiografisch verhaal - over een<br />

mystieke, violenkwekende vader - als zijn stijl zijn sterker.<br />

5. Tirza - Arnon Grunberg, 2006<br />

Enfant terrible van de Nederlandse literatuur scheidt sinds debuut Blauwe Maandagen<br />

het ene na het andere boek af, zonder misser. Soms gaat de stijl (de afwisseling van lang en kort, van handeling en aforisme, het<br />

macabere) wat irriteren. Later komt er wat meer genegenheid voor zijn personages, bijvoorbeeld voor de hoofdpersoon uit<br />

Tirza die hopeloos probeert zijn dochter te beschermen. Nederlands grootste literaire talent sinds, sinds wanneer eigenlijk?<br />

Sinds het jaar nul (de Romeinen introduceren het schrift in Nederland). Fraai tijdsbeeld van Nederland nu.<br />

4. De Kapellekensbaan - Louis Paul Boon, 1953<br />

Boons meesterwerk kent <strong>twee</strong> delen, dit en Zomer te Termuren. Het boek heeft drie verhaallijnen: één over het meisje Ondine<br />

en de zich industrialiserende Kapellekensbaan; één over de schoolmeester Janssens (een alter ego van Boon), en een over Boon<br />

zelf. Humor, maatschappijkritiek en kunst voor de prijs van één boek. Boon miste de Nobelprijs omdat hij, toen hij ervoor in<br />

aanmerking kwam, een keuze uit zijn verzameling pornografische prenten publiceerde: hij voelde zich te veel heilig verklaard.<br />

Lees ook: Menuet, Daens, etc.<br />

3. De avonden - Gerard Reve, 1947<br />

De avonden is het verhaal van Frits van Egters, een onuitstaanbare etter, die de laatste dagen van het jaar vol zwartgalligheid en<br />

misantropie doorbrengt in een naargeestig Amsterdam. Het is het eerste grote boek dat na "de oorlog" verscheen, maar oorlog<br />

en shoah blinken uit door afwezigheid. Net als iedere vorm van optimisme trouwens. Aan het einde van De avonden heeft Frits<br />

het over iets dat hij zijn ouders wil zeggen, maar dat ook niet gezegd wordt. Uiteindelijk vindt hij troost bij zijn knuffelkonijn, en<br />

bij God.<br />

Van Reves verdere boeken zijn bijvoorbeeld Op weg naar het einde en Nader tot u zeer aanbevelenswaardig, onder meer<br />

omdat Reve in deze mengelingen van autobiografie en gedichten een lans breekt voor "de homofiel". Kwetsbaar, humoristisch en<br />

wat al niet.<br />

2. Nooit meer slapen - Willem Frederik Hermans, 1966<br />

"De portier is een blinde."<br />

Zo begint deze roman over een jonge geoloog die in Lapland op zoek gaat naar bewijzen voor een waardeloze theorie van zijn<br />

professor. Hij zal niet vinden wat hij zocht, maar verliezen wat hij had (vriendschap, waardering). Zo gaat het vaak. Hermans<br />

paart een zakelijke stijl aan een nihilistische filosofie. Lees ook De donkere kamer van Damocles (een oorlogsroman die de<br />

<strong>twee</strong>deling goed/fout ondermijnt), Onder professoren (sleutelroman over het vaak naargeestige universitaire klimaat in<br />

Nederland) of Au pair (struise Zeeuwse au pair beleeft haar coming of age in Parijs).<br />

1. Max Havelaar - Multatuli, 1859<br />

Multatuli (Latijn voor "Ik heb veel gedragen") was het pseudoniem van Eduard Douwes Dekker, die zichzelf vblijkbaar zielig vond<br />

omdat hij de hele wereld op zijn schouders had genomen. De hoofdpersoon van zijn meesterwerk, Max Havelaar, is weer een<br />

ander alter ego. In het boek worden de wantoestanden in koloniaal Indië, met name uitbuiting en corruptie, aangeklaagd. Het<br />

boek is zo goed omdat dit autobiografische verhaal wordt doorsneden met bijvoorbeeld satires op de Nederlandse cultuur,<br />

sprookjesvertellingen etc. De aanklacht tegen de koloniale toestanden, de kunstige structuur, de stijl en de humor maken dat dit<br />

boek alles heeft wat een boek kan hebben. En je leert veel over Nederland, want toen en nu regeert in dit land altijd de<br />

koopman-dominee.<br />

En nu: allemaal lezen!<br />

Extra - om over te spreken of schrijven:<br />

- Welk boek uit bovenstaande lijst lijkt je interessant? Welk zou je kiezen en waarom?<br />

- Lees jij veel? Wat? Romans, thrillers, stripboeken, poëzie...?<br />

- Lees je wel eens iets in het Nederlands?<br />

- Wat is je lievelingsboek? Waarom? Vertel er eens iets over.<br />

120


- Ga je wel eens naar een toneelvoorstelling? Lees je wel eens toneel?<br />

- Schrijf of schreef je wel eens iets? Wat?<br />

STAATSEXAMEN: Voorbeeldexamen Niveau II, 2002-2003<br />

Als je Staatsexamen wilt doen op niveau II dan is het zinvol naast dit voorbeeldexamen ook dat van een jaar eerder<br />

te doen (2001-2002, zie het einde van paragraaf 5e). De docent kan je het materiaal overhandigen en je kunt het<br />

ophalen via http://www.expertisecentrumnt2.nl/staat. Klik daar op voorbeeldexamens & voorbeeldopgaven, maar<br />

nu op Ik wil een Voorbeeldexamen programma II 2002-2003 downloaden. Je kunt de eerste opgaven, die niet<br />

meetellen, samendoen, maar wellicht weet je nu hoe de testen werken.<br />

Extra: sommige liedjes zijn net gedichten.<br />

92. Twee meisjes - Raymond van het Groenewoud<br />

Twee meisjes op het strand<br />

Ze lezen modebladen<br />

Ze kijken in het rond<br />

Ze dromen van een prins<br />

Ze zoeken in hun tas<br />

Ze wijzen naar de foto's<br />

Ze schudden met hun haar<br />

Ze praten met een vriend<br />

121<br />

Twee meisjes op een plank<br />

Gedragen door de golven<br />

Het branden van de zon<br />

De wijzers houden op<br />

De dag brengt ouderdom<br />

De nacht brengt vreemde uren<br />

Het deken is zo zwaar<br />

Een bladzijde slaat om


5h. Welterusten!<br />

Sara wil naar bed. Omdat ze morgen weer vroeg opstaat, wil ze tegen elf uur gaan slapen. Maar Eva blijft<br />

doorpraten.<br />

Eva: Dat hij verliefd is, is zijn probleem, maar...<br />

Sara: Eva... Ik wil mijn nest in.<br />

Eva: Sorry Saartje, ik ben ook zo’n paard... Kom, ik geef je een<br />

kus, dan kun je gaan pitten.<br />

Als Sara Eva uitlaat kussen de vriendinnen elkaar. Terwijl Eva wegfietst zwaait Sara nog. Nadat Sara zich<br />

heeft gedoucht trekt ze haar pyjama aan, poetst ze haar tanden en gaat naar bed.<br />

Slapen, tja... Veel mensen hebben überhaupt geen problemen met hun nachtrust. Zodra ze in bed liggen,<br />

draaien ze zich om en zijn ze verdwenen. Anderen liggen maar te denken en denken. Doordat ze<br />

piekeren kunnen ze niet inslapen. Als ze naar bed gaan blijven ze maar woelen. Slapeloosheid is het<br />

gevolg.<br />

Maar slecht slapen kan ook komen door andere dingen. Als ik koffie, thee of rode wijn drink, kan ik het<br />

wel vergeten. Voordat je ‘s avonds gaat slapen kun je beter andere dingen nuttigen. Warme melk met<br />

honing was vroeger een gouden tip. Wanneer je de slaap niet kunt vatten wil een blokje om ook wel<br />

eens wonderen doen. Of meditatie. Of yoga. Of een klap met een moker.<br />

Slapen is noodzakelijk. Wie niet slaapt wordt na een aantal dagen gek: hij of zij krijgt vroeger of later een<br />

slaappsychose. Slaaponthouding is ook een manier om mensen te martelen. Klaarblijkelijk hebben onze<br />

hersenen slaap nodig - waarschijnlijk om de informatie die we overdag, of beter gezegd: als we wakker<br />

zijn, vergaren, te verwerken, bijvoorbeeld tijdens de droomperioden. En dat verwerken kan emotioneel<br />

van aard zijn, maar ook puur technisch.<br />

Hiermee beëindigen wij onze spoedcursus slapen. Keren wij terug naar Sara. Wat is dat voor type?<br />

Omdat ze meteen is ingeslapen kunnen we het haar helaas niet vragen.<br />

Welterusten Sara. Een goede nacht. En morgen gezond weer op!<br />

122<br />

nieuwe woorden<br />

werkwoorden:<br />

substantieven:<br />

adjectieven:<br />

overige:<br />

93. Spreken: geef antwoord op de vragen.<br />

1. Hoe slaap jij, makkelijk of moeilijk?<br />

2. Hoeveel uur slaap heb jij gemiddeld nodig?<br />

3. Hou je van uitslapen? Waarom wel, waarom niet?<br />

4. Is een regelmatige dagindeling voor jou belangrijk? Leg je antwoord uit.<br />

5. Hoe komt het dat sommige mensen slecht slapen?<br />

6. Welke tips zou jij geven aan iemand die niet goed kan slapen?<br />

7. Welke functie(s) heeft slapen?<br />

8. Leg uit wat de schrijver bedoelt met "emotionele en technische verwerking".<br />

9. Gemiddeld besteedt de mens een derde van zijn leven aan slaap. Vind jij al die slaaptijd verloren tijd of niet?<br />

10. Wat is jouw favoriete activiteit?<br />

94. Woordenschatoefening. Vul in:<br />

1. Als je overdag even slaapt doe je een __________________________________.<br />

2. Sommige mensen hebben moeite ____________________ te ____________________ dat wil zeggen, met het begin van de<br />

slaap.<br />

3. Het is belangrijk voor het slapen af te schakelen. Je moet de spanning loslaten, je moet kunnen<br />

________________________________________.<br />

4. Meestal word je een beetje ___________ vlak voor je inslaapt.<br />

5. Wie dingen meemaakt als hij of zij slaapt, die___________________________.<br />

6. Een heel slechte droom is een ________________________________________.<br />

7. Sommige mensen slapen juist heel lang: dat zijn _________________________.<br />

8. Vannacht sliep ik geweldig, ik sliep als een __________________________________.<br />

9. Soms lig je maar rond te draaien in je bed, te _______________________________.<br />

10. Om goed te slapen kun je een ____________________ in je oor stoppen of een ____________________ nemen.


Regel: "Ik geef jou het geld."<br />

Deze regel gaat over de plaats van meewerkend en lijdend voorwerp in de Nederlandse zin. Kijk eens naar deze voorbeelden<br />

(1):"<br />

Ik geef jou het geld."<br />

We kunnen van dit simpele zinnetje dit zeggen. Ten eerste: "jou" is een actieve persoon. Aan jou wordt gegeven. Dit is het<br />

meewerkend voorwerp. Ten <strong>twee</strong>de: "het geld" is een passief ding. Het wordt gegeven. Dit noemt men het lijdend<br />

voorwerp. Ten derde:<br />

Het meewerkend voorwerp komt in het algemeen vóór het lijdend voorwerp!<br />

Kijk maar:<br />

"Hij vertelde ons alles."<br />

"Paul geeft Jan de volle laag."<br />

"Jullie hebben hun ons plan verklapt."<br />

"Hij heeft mij een trui gekocht."<br />

Maar ook hier zijn er weer <strong>twee</strong> uitzonderingen:<br />

a. Als het/ze/hem dingen zijn, en lijdende voorwerpen, staan ze vóór het meewerkend voorwerp! Ofte wel: een onbepaald<br />

lijdend voorwerp (hem/ze/het) verhuist naar voren.<br />

"Het is voorbij. Ik zei het hem."<br />

"Die kaartjes! Geef ze mij."<br />

"Die fiets is van Carla. Ze gaf hem ons!"<br />

b. Als een meewerkend voorwerp met een prepositie begint, komt het ná het lijdend voorwerp! Ofte wel: een meewerkend<br />

voorwerp met prepositie verhuist naar achteren.<br />

"Je vertelde het hele verhaal aan je moeder.<br />

Zij heeft die geschiedenis aan haar man doorgebriefd.<br />

Ze heeft dat voor hem gedaan.<br />

Je moeder heeft ons plan tegen hem gezegd.""<br />

95. Meewerkend voor lijdend voorwerp: zet deze zinsdelen in de goede volgorde:<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

1. gegeven – haar – heeft – Sara – het boek<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

2. gaf – Ze – een studieboek - Eva<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

3. haar – teruggegeven – heeft – Eva - later - het boek<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

.... maar soms is het anders:<br />

4. Eva – het – gaf – haar – gisteren - terug<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

5. Zij – aan haar - gaf – het boek – tijdens de pauze<br />

__________________________________________________________________________________?<br />

6. je – verteld – hem – het – hebt - ?<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

7. ik – verteld – alles – heb - aan hem<br />

__________________________________________________________________________________?<br />

8. heb – Waarom – gezegd – dat – je - Jeroen<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

9. vertel – alles – tegen Jeroen – ik - altijd<br />

__________________________________________________________________________________.<br />

10. vertelt – hij – het – ook – aan jou?<br />

123


96. Lied: Vlaanderen boven<br />

Waar er mossel met frit is<br />

waar er kip aan het spit is<br />

waar de kerk in 't midden staat<br />

waar de purperen hei bloeit<br />

en het geld in het zwart vloeit<br />

waar men nauwelijks Nederlands praat.<br />

waar een diploma geen zin heeft<br />

En de koning geen kind heeft (2002: en de koning een kind heeft)<br />

waar de schuimwijnkoningin defileert<br />

waar het volk goedlachs is<br />

en een vuist zonder kracht is<br />

waar men faalt en aan de toog eksplikeert<br />

Vlaanderen Boven<br />

waar men de Heer nog kan loven<br />

waar de mensen belangrijk zijn<br />

en de buiken omvangrijk zijn<br />

Vlaanderen buiten<br />

Waar (1978: Vlaamse) vogeltjes fluiten<br />

Vlaanderen m'n land<br />

bij het Noordzeestrand<br />

waar de kleurenbuis grijs is<br />

en een schroef nog een vijs is<br />

waar de rijkswacht goed functioneert<br />

waar een pik een houweel is<br />

en een pintje teveel is<br />

Francis Bay 't orkest dirigeert, dirigeert<br />

waar de g soms een h is<br />

AVV VVK is<br />

en men ernst zodanig prijst<br />

waar de Chiro paraat staat<br />

En de vrouw (2002: man) aan de vaat staat<br />

waar de camera traag gaat<br />

De premier soms naar huis gaat (2002: nogal vaag praat)<br />

De vakantie naar Spanje wijst, en terug<br />

Vlaanderen Boven<br />

waar men de Heer nog kan loven<br />

waar de mensen belangrijk zijn<br />

Vlaanderen buiten<br />

Waar (1978: Vlaamse) vogeltjes fluiten<br />

Vlaanderen m'n land<br />

Bij het Noordzeestrand<br />

de Kemmelberg<br />

het Gravensteen<br />

de Koekelbergbasiliek<br />

ja, die van Koekelberg<br />

de waterzooi<br />

het meisje in 't hooi<br />

de Vlaamse romantiek<br />

Vlaanderen Boven<br />

waar men een peer nog kan stoven<br />

waar de mensen belangrijk zijn<br />

en de pensen omvangrijk zijn<br />

Vlaanderen buiten<br />

waar ik de Heer nog zag fluiten<br />

Vlaanderen m'n land<br />

bij het Noordzeestrand - oeh oeh oeh oeh<br />

124


97. Omkeren na splitsen (herhaling). Maak zinnen die beginnen met de volgende woorden:<br />

1. Als ________________________________________, ____________________________________.<br />

2. Omdat ______________________________________, ____________________________________.<br />

3. Nadat ______________________________________, ____________________________________.<br />

4. Zodra ______________________________________, ____________________________________.<br />

5. Terwijl ____________________________________, ____________________________________.<br />

6. Hoe ________________________________________, ____________________________________.<br />

7. Hoewel _____________________________________, ____________________________________.<br />

8. Dat ________________________________________, ____________________________________.<br />

9. Voordat ____________________________________, ____________________________________.<br />

10. Tenzij ____________________________________, ____________________________________.<br />

98. Alles is door elkaar gekomen. Hoe is het goed?<br />

slapen gapen/geeuwen wakker worden en<br />

uitrekken<br />

125<br />

woelen en piekeren dromen<br />

het bed het kussen het laken het deken het matras<br />

de wekker het nachtkastje de slaappil het oordopje de knuffel<br />

99. Woorden met vaste prepositie 12. Vul de juiste prepositie in:<br />

1. Je bent gewaarschuwd _____________ die problemen.<br />

2. Maar je wilde niet wachten _____________ mij.<br />

3. Je waagde je _____________ een veel te zware onderneming.<br />

4. Ik wed _____________ je dat het niet lukt.


5. En dan win ik _____________ jou.<br />

6. Je werpt je graag _____________ iets nieuws.<br />

7. En als het misgaat wijt je dat _____________ de anderen.<br />

8. Ik wijs je _____________ je fouten.<br />

9. Wees blij er_____________!<br />

10. Maar jij bent te zeker _____________ jezelf.<br />

11. Je bent wel toegewijd: je wijdt jezelf helemaal _____________ je werk.<br />

12. Je kunt niet altijd overal alles doen. Wen daar maar eens _____________.<br />

13. Ik worstel soms ook _____________ dat probleem.<br />

14. Heb je zin _____________ een gesprek daarover? Nee, je hebt geen zin er_____________ te praten.<br />

15. En dus zoek ik nog steeds _____________ een oplossing.<br />

100. Spel: enigma (raadsels)<br />

Probeer te achterhalen wat de achtergrond is van de volgende gegevens. Eén persoon leest (in de antwoorden) waarom iets zo<br />

gegaan is. Hij geeft antwoorden op de vragen. De andere persoon mag eindeloos vragen stellen, maar het mogen alleen janeevragen<br />

zijn.<br />

1. Een man komt in een bar. Hij bestelt een broodje zalm. Hij neemt één hap en valt dan flauw. Waarom?<br />

2. Een chirurg krijgt een aanrijding waarbij hij overlijdt. Zijn zoontje raakt zwaargewond. In het ziekenhuis zegt iemand: "Ik<br />

opereer mijn zoon wel." Hoe kan dat? De vader is toch dood?<br />

3. In een woonwagen hangt een clown aan het plafond; hij heeft zich verhangen. Onder het tapijt ligt zaagsel. Wat is er gebeurd?<br />

4. Een chirurg zet een gezond been af bij een patiënt. Daarna stuurt hij het op met de post. Waarom?<br />

5. Iemand zit midden in de woestijn op een hoe balk. De leeuwen komen er net niet aan. Hoe is hij daarop geklommen?<br />

101. Schrijven. Extra oefeningen op niveau van Staatsexamen II. Maak de zinnen af.<br />

1. Een paar details daargelaten schrijf ik nu redelijk Nederlands. Afgezien van<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

2. Qua Nederlands ben ik nu bijna uitgeleerd. Dit heeft onder meer tot gevolg dat<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

3. Het heeft me enige tijd gekost om<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

4. Inmiddels<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

5. Dat ik __________________________________________________________________________ ,<br />

had ik eerst nooit durven dromen.<br />

6. In het algemeen kan ik me in het Nederlands goed redden. Desondanks<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

7. Nederlands leren heeft alles te maken met________________________________________ .<br />

Daarom adviseer ik iedereen ________________________________________________________.<br />

Maak verbindingszinnen.<br />

8. Het beginnen van een bedrijf is geen eenvoudige zaak ion Nederland.<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

Vanwege het bovenstaande raad ik u aan een boekhouder in dienst te nemen.<br />

9. In eerste instantie heb je een mooi plan, en lijkt alles leuk en aardig.<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

Wie dat weet, is een gewaarschuwd mens.<br />

10. Mijn collega's vormen samen een leuke groep.<br />

________________________________________________________________________________ .<br />

Hij is daarentegen juist een onsympathieke kwast.<br />

102. Spreken.<br />

1. U belt met een Nederlands(talig) hotel om een kamer voor <strong>twee</strong> volwassenen en een kind te reserveren. U moet<br />

beroepshalve op de plaats van bestemming zijn, maar neemt uw partner en kind mee. U wilt ook weten of er internet op de<br />

kamer is. Luister en reageer.<br />

2. U ambieert een andere functie binnen uw huidige werkkring. Tijdens een gesprek hierover stelt uw chef of personeelsmanager<br />

u de volgende vraag. Luister en reageer. Na de vraag krijgt u even de tijd om na te denken.<br />

3. In uw arbeidssituatie heeft u te maken met seksuele intimidatie door <strong>twee</strong> collega's. U wordt gepest, en u ontvangt seksueel<br />

getinte e-mails.<br />

Organisaties en ondernemingen hebben hiervoor een "vertrouwenspersoon", waarbij men zoiets kan melden. Dit doet u. Luister<br />

naar de vertrouwenspersoon en geef antwoord.<br />

4. Dit is een plaatje van een kweek in een laboratorium (lab).<br />

126


Verontreiniging (bacteriën?)<br />

Uw collega heeft deze cultuur geanalyseerd en heeft daarbij dingen aangetroffen, waarvan ze de oorzaak niet kan achterhalen. Ze<br />

heeft echter niet goed gekeken: er is een vervuiling in de kweek. U denkt dat dit de oorzaak is. Luister naar uw collega en geef<br />

antwoord.<br />

onderdirecteur<br />

(€150.000)<br />

manager<br />

100.000<br />

planner<br />

50.000<br />

uitvoerder<br />

30.000<br />

manager<br />

100.000<br />

5. U werkt voor een klein bedrijf, waarvan hierboven het organogram te zien is. Het bedrijf blijkt op een dag plotseling veel<br />

verlies te maken. Er is ook onvrede op de werkvloer, bijvoorbeeld over de lange (communicatie)lijnen in het bedrijf.<br />

Opeens vraagt de directeur u persoonlijk om advies. Hoe kan het beter?<br />

Neem de tijd om te reageren.<br />

6. U heeft een sociaal-wetenschappelijke of gedragswetenschappelijke scriptie (artikel, proefschrift, stuk, nota) geschreven, met<br />

als onderwerp de mate waarin arbeiders zich conformeren aan datgene wat de organisatie van hen verwacht. Uw onderzoek<br />

resulteerde in onderstaand schema:<br />

organisatie van de arbeid<br />

chef<br />

50.000<br />

U<br />

uitvoerder<br />

30.000<br />

sociale relaties binnen de onderneming<br />

financiële motieven van arbeiders<br />

pogingen van arbeiders om hun arbeid zinvol vorm te geven<br />

*<br />

onderdirecteur<br />

(€150.000)<br />

manager<br />

100.000<br />

uitvoerder<br />

30.000<br />

directeur<br />

(€150.000)<br />

manager<br />

100.000<br />

127<br />

onderdirecteur<br />

(€150.000)<br />

manager<br />

100.000<br />

uitvoerder<br />

30.000<br />

chef<br />

50.000<br />

werkhouding<br />

Nu heeft een van uw collega's een heel andere mening hierover. U krijgt een minuut om naar dit schema te kijken. Luister dan<br />

naar de mening van uw collega en reageer.<br />

7. Gevangenisstraf helpt niet. Veel, te veel, veroordeelden vervallen na het uitzitten van hun straf in oude of nieuwe fouten<br />

("delinquentie"). Blijkbaar leren ze in onze "penitentiaire inrichtingen" (mooi woord voor gevangenissen) niet het goede maar het<br />

verkeerde.<br />

Wat nu? De gevangenis afschaffen? Of de gevangenis vervangen door iets anders? Of doormodderen omdat er geen alternatief is?<br />

Je krijgt een minuut de tijd om uw standpunt te bepalen, spreek na de piep.<br />

8. Op een morgen komt u op uw werk en u baas spreekt u als volgt aan. Luister en reageer.<br />

manager<br />

100.000<br />

uitvoerder<br />

30.000<br />

onderdirecteur<br />

(€150.000)<br />

chef<br />

50.000<br />

manager<br />

100.000<br />

uitvoerder<br />

30.000<br />

9. Op een avond gaat de deurbel. Op de stoep staat een tv-ploeg, en een man met een microfoon die zegt: "U bent miljonair!<br />

Wat gaat u met uw miljoen doen?" Hoe reageert u?


103. Lezen: België, Nederlands andere ik<br />

Het Koninkrijk België is een West-Europees land begrensd door de Noordzee in het westen, Nederland in het noorden,<br />

Duitsland in het oosten, Luxemburg in het zuidoosten en Frankrijk in het zuiden. België bestaat maatschappelijk, cultureel,<br />

politiek en sociologisch gezien uit <strong>twee</strong> grote bevolkingsgroepen: de Nederlandssprekende Vlamingen en de Franssprekende<br />

Walen. Maar in het oosten woont ook een Duitstalige minderheid. De hoofdstad is Brussel, dat zowel hoofdstad van Vlaanderen,<br />

van België als van Europa is. Vanwege (=Wegens) de centrale ligging en economische en politieke aantrekkingskracht vormt<br />

Brussel het kloppend hart van België. België is een federale staat samengesteld uit drie gemeenschappen, de Vlaamse, Franse en<br />

Duitstalige, en daarnaast uit drie gewesten: het Vlaamse, Waalse en Brussels Hoofdstedelijk Gewest.<br />

Vragen:<br />

1. Brussel is niet<br />

a. het centrum van zijn land<br />

b. de hoofdstad van België.<br />

c. de zetel van de Europese Unie.<br />

2. Heeft iedere Belgische taalgemeenschap een eigen gewest?<br />

a. Ja.<br />

b. Nee.<br />

c. De tekst is daarover onduidelijk.<br />

Geschiedenis<br />

De naam "Belgae" is mogelijk afkomstig van het voor-Keltische woord belo, wat "helder" betekent. Een andere voorgestelde<br />

etymologie: bel is een proto-Indo-Europees woord voor "rond", in de figuurlijke zin: cirkel, leger, alliantie, enzovoort. De affix -ga<br />

is het Gallisch voor "man", "krijger". Bel-gae zou dan betekenen: "mannen van de alliantie". Deze betekenis zou dan passen bij de<br />

omschrijving van Caesar in "De bello gallico". In de Romeinse tijd werden de Keltische stammen in Zuid-Nederland, België,<br />

Noord-Frankrijk en delen van West-Duitsland samen aangeduid met het woord Belgae. Het gebied maakte deel uit van het<br />

Romeinse Rijk alvorens het in een aantal feodale staten werd verdeeld tijdens de Middeleeuwen.<br />

Tijdens de Middeleeuwen werd wat nu onder het huidige België verstaan wordt, door grote rijken verdeeld, dan weer bezet, dan<br />

weer als toneel voor veldslagen gekozen. Na de nederlaag van Napoleon in 1815 ging België op in het Verenigd Koninkrijk der<br />

Nederlanden om zo een bufferstaat te vormen tegen Frankrijk. Maar in 1830 België werd België uitgeroepen tot een<br />

onafhankelijke constitutionele monarchie, met als leuze: Eendracht maakt macht. Deze eendracht sloeg in 1830 op de vereniging<br />

van de negen provinciën, wier provinciewapens dan ook zijn vertegenwoordigd in het wapenschild van het land.<br />

3. Belgen woonden in de Oudheid<br />

a. op de plek waar nu België is.<br />

b. buiten het Romeinse rijk.<br />

c. tussen Nederrijn en Noordzee.<br />

4. "Eendracht maakt macht"<br />

a. is een ongelukkige leuze, gezien Belgiës geschiedenis.<br />

b. is juist een gelukkig gekozen slogan, gezien Belgiës geschiedenis.<br />

c. heeft te maken met de rol van België als bufferstaat.<br />

België werd bezet door Duitsland tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Sommige Vlamingen zagen de (eveneens een<br />

Germaanse taal sprekende) Nazi's als bevrijders van de Franse overheersing. Indertijd waren de Walen rijk en de Vlamingen arm,<br />

nu zijn de rollen omgedraaid. De spanningen tussen Nederlandstaligen en Franstaligen hebben de laatste jaren geleid tot<br />

constitutionele amendementen, en België werd een federale staat met drie gewesten.<br />

België had in 2007 10.584.534 inwoners, waarvan 6,1 miljoen in Vlaanderen, 3,4 miljoen in Wallonië en 1 miljoen in Brussel. In<br />

vergelijking met andere landen is de Belgische bevolking relatief traag gegroeid: 4,5 miljoen in 1850, bijna 7 miljoen in 1900, 10,2<br />

miljoen in 2000. Ter vergelijking: de Nederlandse bevolking evolueerde in die tijd van een derde minder tot meer dan de helft meer.<br />

Mede daarom heeft België ook geen woningtekorten.<br />

5. Spanningen tussen Vlamingen en Walen<br />

a. zijn pas van de laatste jaren, vandaar de federale staat.<br />

b. waren er altijd al, gezien de recatie van veel Valmingen op de bezetting.<br />

c. zijn door de vorming van een fereale staat opgelost.<br />

128


6. Qua demografische ontwikkeling laten België en Nederland zich zo vergelijken:<br />

a. in België is de bevolking niet geëxplodeerd, in Nederland wel.<br />

b. in België en Nederland ontwikkelde de bevolking zich hetzelfde.<br />

c. in België stagneerde de bevolkingsgroei de laatste paar eeuwen.<br />

Cultuur<br />

"De Belgen hebben nog steeds de reputatie van bescheiden en gematigd. Ze gaan door voor harde werkers. De productiviteit<br />

van de Belgische werknemers is een van de hoogste ter wereld." (Wikipedia). Dat vinden de Belgen van zichzelf: ze zijn<br />

bescheiden, niet zoals de Nederlanders die volgens Belgen "dikke nekken hebben", arrogant en schreeuwerig zijn.<br />

Andersom vonden de Nederlanders de Belgen altijd "dom", reden waarom ze altijd flauwe moppen over hen tapten. Het verschil<br />

in cultuur komt tot uiting in menige moeizame Nederlands-Vlaamse samenwerking, waarbij de Nederlanders als "lomp" worden<br />

weggezet, terwijl de Vlamingen het "achter de ellebogen" zouden hebben.<br />

Een van de verschillen is dat de Belgen een geschiedenis van vreemde overheersing hebben, en een heel klassiek, katholiek idee<br />

van gezag. Autoriteit moet worden gehoorzaamd, maar achter de rug wordt deze omzeild. Reden waarom de Belg minder direct<br />

is dan d'n Ollander: hij zegt soms ja, maar denkt en doet nee.<br />

Wel is er in Nederland waardering voor de relatief Bourgondische aard van de Belg. Het schilderij De Boerenbruiloft van Pieter<br />

Bruegel de Oude is hier een bekende verbeelding van. In het buitenland zijn vooral de frieten bekend, die vaak als Belgische<br />

uitvinding worden gezien. Mosselen en waterzooi draagt bij aan de reputatie van de Belgische keuken. In 2007 waren er <strong>twee</strong><br />

restaurants met drie Michelinsterren, tien met <strong>twee</strong> sterren en 89 met één ster - aanzienlijk meer per hoofd van de bevolking<br />

dan in Nederland. België staat internationaal bekend voor zijn bieren, zoals Stella Artois, Jupiler, Leffe, Hoegaarden en (door<br />

monniken gebrouwde) abdijbieren als Westmalle en Chimay.<br />

7. Waarom werken Nederlanders en Belgen vaak moeizaam samen?<br />

a. Belgen zijn niet zo rechtstreeks, Nederlanders wel.<br />

b. Nederlanders zijn arrogant, Belgen bescheiden.<br />

c. Belgen zijn dommer, zoals blijkt uit vergelijkende studies.<br />

8. De waardering van Nederlanders voor Belgen ligt vooral op<br />

a. astrologisch terrein.<br />

b. astronomisch terrein.<br />

c. gastrologisch terrein.<br />

d. gastronomisch terrein.<br />

Problemen? Hoezo problemen?<br />

Je hebt pas een probleem als je iets als een probleem ziet. Belgen zijn meesters in het niet-zien van sociale problemen. En als<br />

Belgen moeilijkheden ervaren, dan zorgen de elites tot op heden wel dat ze, met heel ingewikkelde constructies, worden<br />

"opgelost". Dat alles verklaart wellicht waarom Belgen zo'n aanleg hebben voor surrealisme (Magritte!) en absurde humor<br />

(Kamagurka). Maar dat niet alleen hoor, ze hadden ook de beste zanger van de vorige eeuw: Jacques Brel.<br />

Minder grappig is hoe België met zijn eigen burgers omgaat, en vooral met kinderen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd<br />

het gebied rond Brussel geteisterd door overvallen op supermarkten, waarbij veel doden vielen en maar weinig buit werd<br />

gemaakt. Waarschijnlijk ging het deze "Bende van Nijvel" niet om het geld, maar om een poging België te destabiliseren, rijp te<br />

maken voor een fascistische coup. De daders werden nooit gevonden, ze leken politiek te worden "gedekt". In 1996 werd Marc<br />

Dutroux gearresteerd voor de ontvoering en verkrachting van, en de moord op vier meisjes (<strong>twee</strong> brachten het er levend vanaf).<br />

Dutroux was al eerder veroordeeld, maar vervroegd vrijgelaten. Nu wist hij na zijn arrestatie nog een keer kortstondig te<br />

ontsnappen. Hij zit nu een levenslange gevangenisstraf uit.<br />

Het grootste Belgische probleem is vanouds de verhouding der taalgemeenschappen. Vroeger hadden de Franstaligen de<br />

economische en politieke macht: er vloeide veel geld van het industriële Wallonië naar Vlaanderen, maar men verplichtte de<br />

Vlamingen wel Frans te spreken. Nu is Vlaanderen rijk en gaat er geld zuidwaarts, maar de meeste Walen spreken nog steeds<br />

geen woord Nederlands. Heel wat Vlamingen willen nu een eigen staat. Maar anno 2008 bestaat België nog steeds, en Joegoslavië<br />

niet meer.<br />

Veel problemen worden niet opgelost omdat de politiek zijn tijd aan taalkwesties verkwist (=verspilt). De aantallen zelfmoorden<br />

en verkeersdoden zijn in België veel hoger dan in Nederland. Verder is er het milieu. In België wordt meer afval gewoon in de<br />

natuur gegooid. Ook is het land een transportknooppunt in Europa. Tel daarbij op de zwakke aanpak van de dito regering.<br />

Belgen smijten ook met energie, maar dat heeft één voordeel: de oranje verlichting op de snelwegen is vanaf de maan zichtbaar...<br />

129


9. België is surrealistisch. Het meest uitgewerkte voorbeeld in het stuk hierboven is<br />

a. de politieke structuur van het land.<br />

b. de aard van de kunst en humor.<br />

c. de omgang met criminaliteit.<br />

10. Wat zie je als je 's nachts vanaf de maan naar België kijkt?<br />

a. Verkeersongelukken.<br />

b. Milieuverontreiniging.<br />

c. Oranje.<br />

104. Splitswoorden (herhaling). Maak de zinnen goed af.<br />

1. Ik blijf in Nederland, totdat ik, over dertig jaar, heel oud geworden _____________ (zijn).<br />

2. Het heeft alleen zin in Nederland te blijven zolang het werk interessant en uitdagend _____________ (zijn).<br />

3. Het is een wonder hoe mensen zo lang achter elkaar over zo weinig interessante dingen _____________ (vergaderen).<br />

4. Je krijgt er een baard van, zelfs als je de vergadering _____________ (leiden).<br />

5. De directeur van mijn school in Den Haag hield de vergaderingen kort, zodat mijn collega’s in korte tijd alle nodige informatie<br />

_____________ (krijgen).<br />

6. Mijn vriend Frank zei me dit weekend dat ze hem een vergadertijger noemen, hoewel hij, net als jij, een praktisch ingesteld<br />

iemand _____________ (zijn).<br />

7. Vergaderingen zijn nutteloos, tenzij men bondige en broodnodige informatie _____________ (verstrekken) of veel beslissingen<br />

_____________(nemen).<br />

8. Nederlanders zijn bang dat niet iedereen het eens is met een beslissing, terwijl je het ook erover eens worden ________<br />

(kunnen) dat je het oneens ___________ (zijn).<br />

9. Als een werknemer veel, en gegronde, bezwaren tegen een regeling _____________ (hebben) wil dat niet meteen<br />

_____________ (zeggen) dat hij dan voorgoed zijn kont tegen de krib _____________ (gooien).<br />

10. Wel moet men zijn partners in of buiten een organisatie soms voordelen _____________ (kunnen) _____________ (bieden),<br />

als men bij het aanbieden van een onaantrekkelijke regeling _____________ (willen) dat de werknemer toch enthousiast binnen<br />

diezelfde organisatie aan het werk _____________ (blijven).<br />

Regel: signaalwoorden<br />

Inmiddels moet je in staat zijn een redelijk essay (betoog, beschouwing of<br />

uiteenzetting) in het Nederlands te schrijven. Wat wellicht nog ontbreekt zijn een<br />

paar signaalwoorden, waarmee je stukken tekst met elkaar kunt verbinden. Een lijst:<br />

* Opsommend: en, ook, niet alleen ... maar ook, bovendien, verder, nog, daarnaast, zowel ... als, vervolgens, tevens.<br />

* Tegenstellend: maar, echter, daarentegen, juist, doch, edoch (archaïsch), integendeel, enerzijds .. anderzijds, in<br />

tegenstelling tot..., Daar staat tegenover dat...<br />

* Oorzakelijk: doordat, daardoor, zodat, waardoor, ten gevolge van;<br />

* Redengevend: omdat, want, daarom, namelijk;<br />

* Uitleggend: op die manier, zo, met andere woorden, anders gezegd, bijvoorbeeld<br />

* Concluderend: dus, concluderend; We kunnen besluiten dat....;<br />

* Samenvattend: kortom, samenvattend, om kort te gaan, alles op een rijtje zettend, alles bij elkaar, resumerend;<br />

* Voorwaardelijk: als, indien, op voorwaarde dat, wanneer, mits; tenzij (=behalve wanneer);<br />

* Vergelijkend: net als, zoals, evenals, ook, eveneens<br />

Als je niet weet hoe je met sommige van deze woorden zinnen maakt, oefen het dan<br />

samen met de docent.<br />

105. Signaalwoorden I: kies schuingedrukte woorden uit de "bak" en vul in.<br />

1. Voor een goed opstel (=essay) moet je eerst informatie verzamelen. ________________<br />

kun je gaan schrijven.<br />

2. In een uiteenzetting leg je dingen uit, verklaar je ze. ____________________ verkondig je in een betoog een mening.<br />

3. __________________________ (anders gezegd): een uiteenzetting wil objectief zijn, een betoog is subjectief.<br />

4. Een betoog betrekt een stelling, een beschouwing informeert ____________________.<br />

5. Je geeft argumenten; je wil ___________ je publiek overtuigen.<br />

6. In een betoog geef je steeds een mening, som je argumenten op; in een beschouwing<br />

komt de mening ______________ pas aan het. einde, als conclusie.<br />

7. Een opiniërend stuk is dus een betoog, ___________ je de opinie tot het<br />

laatst bewaart: dan is het een beschouwing.<br />

8. Jij hebt het Nederlands nu zo onder de knie dat je een stuk kunt schrijven,<br />

___________ je accuraat (=zorgvuldig, nauwkeurig) te werk gaat..<br />

9. ______________ kunnen we zeggen dat het belangrijk is te weten welke tekstvorm<br />

je wilt produceren: uiteenzetting, beschouwing of betoog. Dit is onze slotsom.<br />

10. Maar je hebt ook nog het artikel, het bericht (=het verslag, het rapport), de reportage,het commentaar, de recensie, het<br />

verhaal, de reclame... ________ , er zijn<br />

veel meer, hier niet behandelde tekstvormen.<br />

130


106. Signaalwoorden II: schrijven. Maak zinnen met de volgende signaalwoorden. Als het lukt kun je ook een<br />

samenhangende tekst fabriceren.<br />

1. Ten gevolge van ____________________________________________________________ .<br />

2. Daarom ________________________________________________________________________________.<br />

3. Zo ________________________________________________________________________________.<br />

4. Bovendien ____________________________________________________________________________ .<br />

5. Daarentegen _________________________________________________________________________.<br />

6. Integendeel, __________________________________________________________________________.<br />

7. Indien ________________________________________________________________________________.<br />

8. Het is bijvoorbeeld ____________________________________________________________.<br />

9. Alles bij elkaar ______________________________________________________________________.<br />

10. We kunnen besluiten dat ____________________________________________________________<br />

107. Kijk eens of je niveau C1 haalt. Je moet acht (8) hokjes kunnen aankruisen!<br />

Op dit niveau kan de taalgebruiker ook begrijpen wat geïmpliceerd wordt. Hij/zij moet niet dikwijls meer zoeken naar een<br />

bepaalde manier om iets uit te drukken. De taal wordt gebruikt niet alleen voor dagelijkse zaken, maar ook in academische of<br />

professionele context. De gebruikte zinnen zijn complex en samenhangend. Het is op dit niveau dat de taalgebruiker klaar is om<br />

te studeren of te werken in de gemeenschap waar de taal standaardtaal is. De vier vaardigheden nl. lezen, schrijven, spreken en<br />

luisteren staan op hetzelfde niveau.<br />

Wat kan je al ?<br />

Ik kan luisteren naar een lange uiteenzetting die niet zo goed gestructureerd is en er toch de onderliggende en soms<br />

geïmpliceerde ideeën uithalen.<br />

Ik begrijp films waarin een redelijke mate van subtalen zoals dialecten of jongerentaal gesproken wordt, hoewel ik niet alles<br />

begrijp.<br />

Ik kan mondeling complexe teksten samenvatten.<br />

Ik kan eigentijdse en klassieke romans lezen en de sociale, politieke en historische achtergrond van het werk grotendeels<br />

begrijpen.<br />

Op grammaticaal vlak maak ik bijna geen fouten meer.<br />

Ik begrijp de meest courante idiomatische uitdrukkingen en ik merk een verandering in register op.<br />

Ik kan vlot participeren in een geanimeerd gesprek met moedertaalsprekers ook als het over onderwerpen gaat die niet tot<br />

mijn vak- of studiegebied behoren.<br />

Ik begrijp technische handleidingen zelfs als ze niet tot mijn vakgebied behoren. Soms moet ik bepaalde stukken wel een<br />

aantal keren herlezen.<br />

Ik kan een gestructureerd rapport schrijven waarbij de hoofdzaken goed uitgewerkt zijn en ondersteund door<br />

gedetailleerde voorbeelden.<br />

Ik begrijp de sociale conventies en kan functionele lichaamstaal interpreteren.<br />

TIP: http://www.teleac.nl/nationaleinburgeringtest/#<br />

Na al dit Nederlands is het misschien aardig de nationale inburgeringtest op internet te doen. Het is dan wel niet de "echte"<br />

test, maar de vragen lijken veel erop. Voor veel buitenlandse mensen is het overigens een verplichting, een plicht, de echte test<br />

te doen. Het is onduidelijk waarom zij dingen moet weten die de Nederlanders zelf niet weten, over oliebollen en vuurwerk. En<br />

waarom moeten ze hun cultuur aanpassen aan de Nederlandse?<br />

Schrijver dezes haalde de test niet, veel andere in Nederland geboren mensen evenmin. Waarom moeten anderen dit dan wel<br />

kennen en kunnen? Wij vinden onszelf zo vrij, maar sommigen zijn blijkbaar vrijer dan anderen....<br />

Test maken via de knop DOE DE TEST!<br />

Vragen en antwoorden te vinden via de knop Vragen en antwoorden bekijken.<br />

131


Bijlage 1: Verleden tijd<br />

Tip: gebruik het participium, de ge-woorden. Die zijn makkelijker!<br />

I. Regelmatige werkwoorden:<br />

STAP 1. Je pakt de ik-vorm uit het presens. Dit is de “stam”:<br />

mixen → (ik) mix, praten → (ik) praat.... maar ook dubben → [ik] dub , doden → (ik) dood...<br />

2a. Infinitief op:<br />

Imperfectum<br />

Imperfectum<br />

enkelvoud: ik/jij/u/jij/zij/het meervoud:<br />

-xen (mixen=to mix),<br />

-ten (praten=to talk),<br />

-cen (racen=to race),<br />

-ken (maken=to make),<br />

-fen (suffen=to doze),<br />

-sen (passen=to fit),<br />

-hen (kuchen=to cough),<br />

-pen (kloppen=to knock),<br />

-jen (roetsjen=to glide)<br />

2b. Infinitief op:<br />

-ben (dubben=to ponder),<br />

-den (doden=to kill),<br />

-gen (wiegen=to rock),<br />

-len (bellen=phone/ring),<br />

-men (remmen=to brake),<br />

-nen (rennen=to run),<br />

-ren (horen=to hear),<br />

-ven (geloven=believe),<br />

-wen (bouwen=to build),<br />

-zen (razen=to race)<br />

mix+te = mixte<br />

praat+te = praatte<br />

racete<br />

maakte<br />

sufte<br />

paste<br />

kuchte<br />

klopte<br />

roetsjte<br />

Imperfectum<br />

enkelvoud: ik/jij/u/jij/zij/het<br />

dub+de=dubde<br />

dood+de=doodde<br />

wiegde<br />

belde<br />

remde<br />

rende<br />

hoorde<br />

geloofde<br />

bouwde<br />

raasde<br />

132<br />

mix+ten=mixten<br />

praatten<br />

raceten<br />

maakten<br />

suften<br />

pasten<br />

kuchten<br />

klopten<br />

roetsjten<br />

Imperfectum<br />

meervoud:<br />

dub+den=dubden<br />

doodden<br />

wiegden<br />

belden<br />

remden<br />

renden<br />

hoorden<br />

geloofden<br />

bouwden<br />

raasden<br />

TIP:<br />

Hoe onthoud je nu welke werkwoorden met t en welke werkwoorden met d zijn?<br />

mixen<br />

praten<br />

racen<br />

maken<br />

puffen Werkwoorden met de medeklinkers van xtc-koffieshopje krijgen een t!<br />

passen<br />

kuchen<br />

kloppen<br />

roetsjen<br />

Participium :<br />

(ik heb, het is)<br />

GE+mix+t=gemixt<br />

GE+praat=...<br />

GE+race+t=...<br />

GEmaakt<br />

GEsuft<br />

GEpast<br />

GEkucht<br />

GEklopt<br />

GEroetsjt<br />

Participium :<br />

(ik heb, het is)<br />

ge+dub+d=gedubd<br />

gedood+d=gedood<br />

gewiegd<br />

gebeld<br />

geremd<br />

gerend<br />

gehoord<br />

geloofd<br />

gebouwd<br />

geraasd


Een lijst van regelmatige werkwoorden. Participium is makkelijk: de laatste klank is een T!<br />

infinitief in jouw taal infinitief imperfectum imperfectum<br />

participium<br />

enkelvoud<br />

meervoud<br />

aaien aaide aaiden geaaid<br />

aarzelen aarzelde aarzelden geaarzeld<br />

aanvaarden aanvaardde aanvaarden aanvaard<br />

ademen ademde ademden geademd<br />

accepteren accepteerde accepteerden geaccepteerd<br />

antwoorden antwoordde antwoordden geantwoord<br />

bedoelen bedoelde bedoelden bedoeld<br />

behandelen behandelde behandelden behandeld<br />

belasten belastte belastten belast<br />

bepalen bepaalde paalden bepaald<br />

beperken (=limiteren) beperkte beperkten beperkt<br />

bereiken (=halen) bereikte bereikten bereikt<br />

beschikken over<br />

(=hebben)<br />

beschikte beschikten beschikt<br />

beschouwen beschouwde beschouwden beschouwd<br />

beslissen besliste beslisten beslist<br />

besteden besteedde besteedden besteed<br />

besturen bestuurde bestuurden bestuurd<br />

betalen betaalde betaalden betaald<br />

betekenen betekende betekenden betekend<br />

bevatten bevatte bevatten bevat<br />

bevestigen vestigde bevestigden bevestigd<br />

beweren weerde beweerden beweerd<br />

boeken boekte boekten geboekt<br />

bouwen bouwde bouwden gebouwd<br />

concluderen concludeerde concludeerden geconcludeerd<br />

delen deelde deelden gedeeld<br />

dichten dichtte dichtten gedicht<br />

dienen diende dienden gediend<br />

discussiëren discussieerde discussieerden gediscussieerd<br />

doden doodde doodden gedood<br />

douchen douchte douchten gedoucht<br />

drogen droogde droogden gedroogd<br />

drukken drukte drukten gedrukt<br />

duren duurde duurden geduurd<br />

duwen duwde duwden geduwd<br />

eindigen eindigde eindigden geëindigd<br />

eisen eiste eisten geëist<br />

eren eerde eerden geëerd<br />

feesten feestte feestten gefeest<br />

fietsen fietste fietsten gefietst<br />

filmen filmde filmden gefilmd<br />

financieren financierde financierden gefinancierd<br />

gebeuren gebeurde gebeurden gebeurd<br />

gebruiken gebruikte gebruikten gebruikt<br />

groeien groeide groeiden gegroeid<br />

halen haalde haalden gehaald<br />

handelen handelde handelden gehandeld<br />

herhalen herhaalde herhaalden herhaald<br />

zich herinneren herinnerde herinnerden herinnerd<br />

hopen hoopte hoopten gehoopt<br />

horen hoorde hoorden gehoord<br />

instappen stapte stapten ingestapt<br />

kaarten kaartte kaartten gekaart<br />

kennen kende kenden gekend<br />

kosten kostte kostten gekost<br />

landen landde landden geland<br />

legen leegde leegden geleegd<br />

leren leerde leerden geleerd<br />

133


infinitief in jouw taal infinitief imperfectum imperfectum<br />

participium<br />

enkelvoud<br />

meervoud<br />

leven leefde leefden geleefd<br />

leggen legde legden gelegd<br />

leiden leidde leidden geleid<br />

lekken lekte lekten gelekt<br />

(be)lonen (be)loonde (be)loonden (b)geloond<br />

lossen loste losten gelost<br />

luchten luchtte luchtten gelucht<br />

luisteren luisterde luisterden geluisterd<br />

lukken lukte lukten gelukt<br />

lunchen lunchte lunchtten geluncht<br />

maken maakte maakten gemaakt<br />

melden meldde meldden gemeld<br />

menen meende meenden gemeend<br />

mengen mengde mengden gemengd<br />

merken merkte merkten gemerkt<br />

mixen mixte mixten gemixt<br />

nieten niette nietten geniet<br />

noemen noemde noemden genoemd<br />

nummeren nummerde nummerden genummerd<br />

oefenen oefende oefenden geoefend<br />

ontmoeten ontmoette ontmoetten ontmoet<br />

ontwikkelen ontwikkelde ontwikkelden ontwikkeld<br />

openen opende openden geopend<br />

oplossen loste op losten op opgelost<br />

pakken pakte pakten gepakt<br />

passen paste pasten gepast<br />

persen perstte persten geperst<br />

plaatsen plaatste plaatsten geplaatst<br />

plannen plande planden gepland<br />

praten praatte praatten gepraat<br />

proberen probeerde probeerden geprobeerd<br />

raken raakte raakten geraakt<br />

reageren reageerde reageerden gereageerd<br />

regenen regende regenden (??) geregend<br />

regeren regeerde regeerden geregeerd<br />

reizen reisde reisden gereisd<br />

rekenen rekende rekenden gerekend<br />

resteren resteerde resteerden geresteerd<br />

roken rookte rookten gerookt<br />

richten richtte richtten gericht<br />

rusten rustte rustten gerust<br />

scheppen schepte schepten geschept<br />

scholen schoolde schoolden geschoold<br />

spelen speelde speelden gespeeld<br />

sporten sportte sporten gesport<br />

stellen stelde stelden gesteld<br />

telefoneren telefoneerde telefoneerden getelefoneerd<br />

tellen telde telden geteld<br />

tonen toonde toonden getoond<br />

trachten trachtte trachtten getracht<br />

treinen treinde treinden getreind<br />

uiten uitte uitten geuit<br />

uitbreiden breidde breidden uit uitgebreid<br />

uitleggen legde uit legden uit uitgelegd<br />

veranderen veranderde veranderden veranderd<br />

verbazen verbaasde verbaasden verbaasd<br />

verdienen verdiende verdienden verdiend<br />

verklaren verklaarde verklaarden verklaard<br />

verplichten verplichtte verplichtten verplicht<br />

verschillen verschilde verschilden verschild<br />

vertalen vertaalde vertaalden vertaald<br />

voeden voedde voedden gevoed<br />

voeren voerde voerden gevoerd<br />

134


infinitief in jouw taal infinitief imperfectum imperfectum<br />

participium<br />

enkelvoud<br />

meervoud<br />

vormen vormde vormden gevormd<br />

waarschuwen waarschuwde waarschuwden gewaarschuwd<br />

wachten wachte wachtten gewacht<br />

weigeren weigerde weigerden geweigerd<br />

weken weekte weekten geweekt<br />

werken werkte werkten gewerkt<br />

willen wilde wilden gewild<br />

zagen zaagde zaagden gezaagd<br />

zakken zakte zakten gezakt<br />

zetten zette zetten gezet<br />

zogen zoogde zoogden gezoogd<br />

LET OP: regelmatig imperfectum, participium op "en"<br />

infinitief in jouw taal infinitief imperfectum imperfectum<br />

perfectum:<br />

enkelvoud<br />

meervoud<br />

ge+infinitief<br />

bakken bakte bakten gebakken<br />

braden braadde braadden gebraden<br />

barsten barstte barstten gebarsten<br />

lachen lachte lachten gelachen<br />

laden laadde laadden geladen<br />

malen maalde maalden gemalen<br />

raden raadde raadden geraden<br />

wassen waste wasten gewassen<br />

spannen spande spanden gespannen<br />

verbannen verbande verbanden verbannen<br />

wreken wreekte wreekten gewroken<br />

weven weefde weefden geweven<br />

brouwen brouwde brouwden gebrouwen<br />

vouwen vouwde vouwden gevouwen<br />

heten heette heetten geheten<br />

scheiden scheidde scheidden gescheiden<br />

135


II. Onregelmatige werkwoorden<br />

1: werkwoorden met “ij” krijgen een lange “e”<br />

in jouw taal infinitief imp enkel imp meer participium Engels Duits<br />

kijken keek keken gekeken to look gucken<br />

begrijpen begreep begrepen begrepen to understand verstehen<br />

grijpen greep grepen gegrepen to grab greifen<br />

lijken leek leken geleken to seem scheinen<br />

blijken bleek bleken gebleken to turn out sich herausstellen<br />

schijnen scheen schenen geschenen to shine, seem scheinen<br />

bijten beet beten gebeten to bite beissen<br />

smijten smeet smeten gesmeten to throw, smash schmeissen<br />

verschijnen verscheen verschenen verschenen to appear (on stage) erscheinen<br />

verdwijnen verdween verdwenen verdwenen to disappear verschwinden<br />

hijsen hees hesen gehesen to haul hissen<br />

krijgen kreeg kregen gekregen to get, receive kriegen<br />

blijven bleef bleven gebleven to stay bleiben<br />

rijden reed reden gereden to drive, ride fahren<br />

glijden gleed gleden gegleden to glide, slide gleiten<br />

lijden leed leden geleden to suffer leiden<br />

rijzen rees rezen gerezen to rise steigen<br />

stijgen steeg stegen gestegen to rise, mount steigen<br />

schrijven schreef schreven geschreven to write schreiben<br />

slijpen sleep slepen geslepen to polish schleifen<br />

snijden sneed sneden gesneden to cut schneiden<br />

slijten sleet sleten gesleten to wear out verschleissen<br />

strijken streek streken gestreken to iron, stroke streichen, bügeln<br />

(be)wijzen (be)wees (be)wezen g(b)ewezen to point to (proove) beweisen, zeigen<br />

(Finger)<br />

wrijven wreef wreven gewreven to rub reiben<br />

zwijgen zweeg zwegen gezwegen to be silent schweigen<br />

2: werkwoorden met “ie” en “ui” krijgen een lange “o”<br />

in jouw taal infinitief imp. enkel imp. meer participium Engels Duits<br />

vliegen vloog vlogen gevlogen to fly fliegen<br />

liegen loog logen gelogen to (tell a) lie lügen<br />

bieden bood boden geboden to offer bieten<br />

bedriegen bedroog bedrogen bedrogen to con betrügen<br />

genieten (van) genoot genoten genoten to enjoy geniessen<br />

gieten goot goten gegoten to pour giessen<br />

schieten schoot schoten geschoten to shoot schiessen<br />

kiezen koos kozen gekozen to choose wählen<br />

verliezen verloor verloren verloren to loose verlieren<br />

vriezen vroor vroren gevroren to freeze frieren<br />

buigen boog bogen gebogen to bend biegen<br />

zuigen zoog zogen gezogen to suck saugen<br />

kruipen kroop kropen gekropen to creep/crawl kriechen<br />

duiken dook doken gedoken to dive tauchen<br />

fluiten floot floten gefloten to whistle pfeifen<br />

ruiken rook roken geroken to smell (with nose) riechen<br />

schuiven schoof schoven geschoven to shove schieben<br />

sluipen sloop slopen geslopen to creep schleichen<br />

sluiten sloot sloten gesloten to close schliessen<br />

snuiven snoof snoven gesnoven to snort (inhale) schnauben, schnupfen<br />

snuiten snoot snoten gesnoten to clear (nose) schneuzen<br />

spuiten spoot spoten gespoten to inject/exject spritzen<br />

spugen spoog spogen gespogen to spit spucken<br />

zuipen zoop zopen gezopen to drink heavily saufen<br />

136


3: korte "i" en ”e” worden een korte ”o”<br />

in jouw taal infinitief imp. enkel imp. meer participium Engels Duits<br />

vinden vond vonden gevonden to find finden<br />

binden bond bonden gebonden to bind, tie binden<br />

zingen zong zongen gezongen to sing singen<br />

drinken dronk dronken gedronken to drink trinken<br />

klinken klonk klonken geklonken to sound klingen<br />

stinken stonk stonken gestonken to stink stinken<br />

zinken zonk zonken gezonken to sink sinken<br />

beginnen begon begonnen begonnen to begin anfangen<br />

blinken blonk blonken geblonken to shine-metal blinken<br />

dwingen dwong dwongen gedwongen to force zwingen<br />

schrikken schrok schrokken geschrokken be frightened erschrecken<br />

spinnen spon sponnen gesponnen to spin (whool) spinnen<br />

springen sprong sprongen gesprongen to jump springen<br />

winnen won wonnen gewonnen to win gewinnen<br />

trekken trok trokken getrokken to pull ziehen<br />

vechten vocht vochten gevochten to fight kämpfen<br />

vlechten vlocht vlochten gevlochten to braid flechten<br />

schenken schonk schonken geschonken to pour, give schenken<br />

smelten smolt smolten gesmolten to melt schmelzen<br />

treffen trof troffen getroffen to hit treffen<br />

zenden zond zonden gezonden to send senden<br />

zwellen zwol zwollen gezwollen to swell schwellen<br />

zwemmen zwom zwommen gezwommen to swim schwimmen<br />

4: lange ”e” – korte of lange ”a” - lange ”o” of ”e”<br />

in jouw taal infinitief imp. enkel imp. meer participium Engels Duits<br />

breken brak braken gebroken to break brechen<br />

bevelen beval bevalen bevolen to command befehlen<br />

spreken sprak spraken gesproken to speak sprechen<br />

steken stak staken gstoken stick/sting stechen<br />

stelen stal stalen gestolen to steal stehlen<br />

nemen nam namen genomen to take nehmen<br />

eten at aten gegeten to eat essen<br />

genezen genas genazen genezen to heal genesen<br />

meten mat maten gemeten to measure messen<br />

(op)treden trad traden getreden take step(s) (auf)treten<br />

vergeten vergat vergaten vergeten to forget vergessen<br />

lezen las lazen gelezen to read lesen<br />

geven gaf gaven gegeven to give geben<br />

ook: liggen lag lagen gelegen to lie (down) liegen<br />

5: lange ”a” – ”ie” of ”oe” – lange ”a”<br />

bidden bad baden gebeden to pray beten<br />

zitten zat zaten gezeten to sit sitzen<br />

zien zag zagen gezien to see sehen<br />

in jouw taal infinitief imp. enkel imp. meer participium Engels Duits<br />

blazen blies blieen geblazen to blow (air) blasen<br />

laten liet lieten gelaten to let lassen<br />

slapen sliep sliepen geslapen to sleep schlafen<br />

ook: lopen liep liepen gelopen to walk laufen<br />

vallen viel vielen gevallen to fall fallen<br />

roepen riep riepen geroepen to call rufen<br />

houden hield hielden gehouden to keep halten<br />

dragen droeg droegen gedragen to carry tragen<br />

graven groef groeven gegraven to dig graben<br />

slaan sloeg sloegen geslagen to beat, hit schlagen<br />

varen voer voeren gevaren to sail fahren-Boot<br />

jagen joeg joegen gejaagd to hunt jagen<br />

vragen vroeg vroegen gevraagd to ask fragen<br />

137


6: zeer onregelmatige werkwoorden<br />

1. Alle hulpwerkwoorden:<br />

in jouw taal infinitief imp. enkel imp. meer participium Engels Duits<br />

zijn was waren geweest to be sein<br />

hebben had hadden gehad to have haben<br />

worden werd werden geworden to become (Vater)<br />

werden<br />

willen wilde, wou wilden,<br />

wouden<br />

gewild to want wollen<br />

kunnen kon konden gekund can können<br />

mogen mocht mochten gemogen may dürfen<br />

moeten moest moesten gemoeten must müssen, sollen<br />

zullen zou zouden XXXXX will werden (Zukunft)<br />

in jouw taal infinitief imp. enkel imp. meer participium Engels Duits<br />

a. werpen wierp wierpen geworpen to throw werfen<br />

sterven stierf stierven gestorven to die sterben<br />

helpen hielp hielpen geholpen to help helfen<br />

roepen riep riepen geroepen to cry rufen<br />

b. denken dacht dachten gedacht to think denken<br />

brengen bracht brachten gebracht to bring bringen<br />

kopen kocht kochten gekocht to buy kaufen<br />

zoeken zocht zochten gezocht to seek suchen<br />

c. gaan ging gingen gegaan to go gehen<br />

vangen ving vingen gevangen to catch fangen<br />

hangen hing hingen gehangen to hang hängen<br />

d. wegen woog wogen gewogen to weigh wegen<br />

bewegen bewoog bewogen bewogen to move bewegen<br />

e. weten wist wisten geweten to know wissen<br />

staan stond stonden gestaan to stand stehen<br />

doen deed deden gedaan to do machen, tun<br />

komen kwam kwamen gekomen to come kommen<br />

zeggen zei zeiden gezegd to say sagen<br />

Samenvatting verleden tijd<br />

Regelmatig: Onregelmatig:<br />

infinitief imperfectum imperfect. participium infinitief imp. imp.<br />

enkelvoud meervoud<br />

enkelvoud meervoud<br />

a. xtc-koffieshopje<br />

1. ij → ee/e →e:<br />

+t<br />

rijden<br />

reed reden<br />

mixen<br />

mixte mixten gemixt 2. ie/ui→oo/o→o :<br />

vliegen<br />

vloog vlogen<br />

sluiten<br />

sloot sloten<br />

b. bdglmnrvwz:<br />

3. korte i/e→o→o:<br />

+d<br />

drinken<br />

dronk dronken<br />

bellen<br />

belde belden gebeld vechten<br />

4. lange e→a→e/o:<br />

vocht vochten<br />

lezen<br />

las<br />

lazen<br />

breken<br />

brak braken<br />

c. uitzonderingen:<br />

5. lange a→ie/oe→a:<br />

participium + en<br />

slapen<br />

sliep sliepen<br />

bakken<br />

bakte bakten gebakken dragen<br />

6. vuilnisbak<br />

(hulpwerkwoord)<br />

droeg droegen<br />

zijn<br />

was waren<br />

138<br />

participium<br />

gereden<br />

gevlogen<br />

gesloten<br />

gedronken<br />

gevochten<br />

gelezen<br />

gebroken<br />

geslapen<br />

gedragen<br />

geweest


Bijlage 2: Lijst van onscheidbare werkwoorden<br />

Deze lijst bevat alle onscheidbare werkwoorden die ik heb gevonden. Bij allemaal ligt de nadruk niet op het voorvoegsel, maar<br />

op het vervolg: aanbidden, enz. Uitzonderingen zijn woorden als kortwieken en raadplegen (zie beneden).<br />

Van buiten leren heeft geen zin. Wat hoogstens opvalt is het grote aantal werkwoorden met door-, mis-, onder-, over- en weer-!<br />

Onscheidbaar met klemtoon op het vervolg:<br />

AAN-: aanbidden, aanhoren, aanschouwen en aanvaarden;<br />

ACHTER-: achterhalen (voltooid deelwoord: achterhaald) en<br />

achtervolgen;<br />

DOOR-: doorboren, doorbreken, doorlopen, doorwaden, doorsnijden,<br />

doorzien, doorploegen, doorpriemen, doorrijgen, doorstaan,<br />

doorsteken, doorweken, doorzeven, doorzoeken;<br />

MIS-: misbruiken, misdoen, misgunnen, mishandelen, miskennen,<br />

misleiden, mismaken, misstaan, misvormen, (zich) misdragen,<br />

(zich) misrekenen, mislukken;<br />

ONDER-: onderdrukken, ondergaan, ondergraven, onderschatten,<br />

ondersteunen, onderstrepen, ondertekenen, ondervangen, ondervragen;<br />

OVER-: overbelasten, overbluffen, overdekken, overdenken, overgieten,<br />

overgroeien, overhaasten, overheersen, overladen, overleggen,<br />

overnachten, overpeinzen, overrijden, overschrijden, overstromen,<br />

overvoeren, overwoekeren en overzien; (zich) overeten, (zich)<br />

overrekken, (zich) overwerken;<br />

VOL-: volbrengen, voldoen, volharden;<br />

VOOR-: voorkomen, voorspellen, voorvoelen, voorzeggen, voorzien;<br />

WEER-: weergalmen, weerhouden, weerkaatsen, weerklinken,<br />

weerleggen, weerschallen, weerschijnen, weerspiegelen,<br />

weerspreken en weerstreven.<br />

NB: werkwoorden met "om" kunnen ook onscheidbaar zijn als de klemtoon niet op "om" zelf ligt. Dan heeft het werkwoord<br />

altijd de betekenis van "helemaal omsluiten". Bijvoorbeeld ombinden, ombruisen, omdartelen, omfladderen, omflikkeren,<br />

omgrijpen, omgroeien, omhangen, omklemmen, omklotsen, omkronkelen, omschijnen, omspoelen, omvatten en omwaaien...<br />

Onscheidbaar met klemtoon op het voorvoegsel:<br />

kortwieken, raadplegen, tongzoenen, zweefvliegen, schaterlachen, roerbakken, rolschaatsen, vriesdrogen, beeldhouwen,<br />

bloemlezen, stofzuigen, buikspreken.<br />

139


BIJLAGE 3: WOORDEN MET VASTE PREPOSITIE<br />

In jouw taal:<br />

A<br />

aandacht vestigen op Hiermee vestig ik uw aandacht op het volgende.<br />

aandringen op De regering dringt aan op hulp aan Roemenië.<br />

aanleiding geven tot Dit geeft mij aan leiding tot een vraag.<br />

(in) aanmerking komen voor De vrouw kwam niet in aanmerking voor hulp.<br />

aanmerkingen maken op Je moet niet overal aanmerkingen op maken.<br />

(zich) aanpassen aan Moet een buitenlander zich moet aanpassen aan Nederlanders?<br />

aanspraak maken op Kun jij aanspraak maken op een studiebeurs?<br />

aansprakelijk zijn voor De verzekering stelt hem aansprakelijk voor de schade.<br />

(een) aanzet geven tot De presentator gaf de aanzet tot een hulpactie.<br />

(zich) abonneren op Ik heb mij op dat nieuwe weekblad geabonneerd.<br />

acht slaan op U dient acht te slaan op de kleine lettertjes....<br />

afbrengen van Ik kon hem niet van dat dwaze plan afbrengen.<br />

afgaan op Je moet niet altijd afgaan op wat er gezegd wordt.<br />

afhangen van Het hangt van je rapportcijfers af of je overgaat.<br />

afhankelijk zijn van Een baby is afhankelijk van de moeder.<br />

afhelpen van Heeft de dokter je van die vervelende wrat afgeholpen?<br />

afkomen op De kinderen kwamen op de ijsman af.<br />

afleiden uit Uit zijn woorden kon ik afleiden dat het ernstig was.<br />

afrekenen met De ober rekende met de klant af.<br />

afstammen van De mens stamt waarschijnlijk af van de apen.<br />

afstand doen van De koningin doet afstand van de troon ten gunste van de prins.<br />

akkoord gaan met Ga je akkoord met dit voorstel?<br />

antwoorden op Hij antwoordde op de gestelde vraag.<br />

B<br />

bekend zijn met Ik ben niet bekend met de regels die hier gelden.<br />

bang zijn voor Ben je bang voor die grote hond?<br />

baseren op De uitspraak van de rechter is gebaseerd op bewijzen.<br />

beantwoorden aan Hij beantwoordt niet aan mijn verwachtingen.<br />

bedacht zijn op Je moet in Nederland altijd bedacht zijn op mist.<br />

(zich) bedienen van Bedien je gerust van deze lekkere hapjes!<br />

begerig zijn naar Zij is begerig naar dure sieraden.<br />

beginnen aan/met Ik ben er nog niet aan/mee begonnen.<br />

behoefte hebben aan De slachtoffers van de overstroming hebben behoefte aan dekens.<br />

behoren tot Tijgers behoren tot de katachtigen.<br />

belangstelling hebben voor De klanten hadden veel belangstelling voor het nieuwste model.<br />

(zich) bemoeien met Bemoei je er niet mee!<br />

besluiten tot De gemeente heeft besloten tot opheffing van het verbod.<br />

bestaan uit De mens bestaat voor 70% uit water.<br />

bestand zijn tegen Het huis was niet bestand tegen de orkaan.<br />

bestemd voor Dit pakje is bestemd voor mijn familie in Turkije.<br />

betrappen op De crimineel werd betrapt op diefstal.<br />

beveiligen tegen Mijn huis is goed beveiligd tegen diefstal.<br />

bevreesd zijn voor De regering is bevreesd voor inflatie.<br />

bevriend zijn met Ben jij met hem bevriend?<br />

bevrijden van Ik ben gelukkig van die vervelende plicht bevrijd.<br />

bewegen tot Wat heeft je er toe bewogen om van huis weg te lopen?<br />

bewust zijn van Ik was me er niet van bewust dat iedereen mij horen kon.<br />

bezeten zijn van Mijn broer is bezeten van auto's.<br />

bezig zijn met Ik ben bezig met het opknappen van mijn huis.<br />

bijdragen tot Lezen draagt bij tot het beter leren van een taal.<br />

(in het) bezit zijn van Ik ben in het bezit van een nieuwe fiets.<br />

bezorgd zijn over (om) De ouders waren bezorgd over (om) hun zieke kind.<br />

bezuinigen op De regering bezuinigt op het onderwijs.<br />

bidden tot Moslims bidden tot Allah.<br />

blij zijn met Sara is blij met haar goede rapport.<br />

boos zijn op Ik ben boos op mijn broer.<br />

C<br />

commentaar geven op De krant geeft commentaar op het nieuws.<br />

condoleren met Ik condoleer je met dit verlies.<br />

concluderen uit Ik concludeer uit je woorden dat je niet meegaat.<br />

consequenties voor Dat heeft consequenties voor je loon!<br />

D<br />

danken voor Mag ik je danken voor je hulp?<br />

deelnemen aan De leerlingen namen allemaal deel aan de wedstrijd.<br />

delen in De werknemers deelden in de winst.<br />

delen door Acht gedeeld door <strong>twee</strong> is vier.<br />

denken aan Denk je aan je huiswerk? Vergeet het niet!<br />

denken om Denk om het afstapje! Pas op!<br />

140


denken over Ik zal nog eens over je idee denken.<br />

dienen tot Waartoe dient dit voorwerp?<br />

dol zijn op Jan is dol op ijs.<br />

dwepen met Mijn vriendin dweept met de tekenleraar.<br />

dwingen tot De gevangene werd gedwongen tot zware arbeid.<br />

E<br />

(het) eens zijn met Ik ben het niet met de voorzitter eens.<br />

effect (invloed) op Dit zal effect hebben op onze samenwerking!<br />

eindigen met De spreker eindigde met een wens.<br />

eindigen op "Hond" eindigt op een d.<br />

eindigen om De school eindigt om half vier.<br />

(zich) ergeren aan Ik erger mij aan dat gesmoes.<br />

ervaring hebben met Heb jij ervaring met computers?<br />

F<br />

feliciteren met Gefeliciteerd met je verjaardag!<br />

G<br />

gebrek hebben aan Die mensen hebben aan alles gebrek.<br />

gebruik maken van Mag ik even gebruik maken van uw telefoon?<br />

gebukt gaan onder Hij gaat gebukt onder zorgen.<br />

niet gediend zijn van Van die flauwe praatjes ben ik niet gediend.<br />

geïnteresseerd zijn in Ik ben niet geïnteresseerd in voetbal.<br />

gek zijn op Maar ik ben gek op chocola.<br />

geloven in Geloof jij in astrologie?<br />

gelukkig zijn met Mijn ouders zijn erg gelukkig met elkaar.<br />

genieten van Heb jij ook zo van de vakantie genoten?<br />

geschikt zijn voor Hij is eigenlijk niet geschikt voor dat beroep.<br />

geven om Ik geef niet om mooie kleren.<br />

gewend zijn aan Wij zijn gewend aan dat lawaai (=die herrie, dat kabaal).<br />

gluren naar Henk zit steeds naar Tineke te gluren.<br />

goed zijn in Ben jij goed in wiskunde?<br />

grenzen aan België grenst aan Nederland.<br />

H<br />

handig zijn met Dat meisje is erg handig met naald en draad.<br />

haperen aan Wat hapert er aan die machine?<br />

(zich) hechten aan Klimop hecht zich aan muren en bomen.<br />

(een) hekel hebben aan Ik heb een hekel aan gymnastiek.<br />

herinneren aan Dat schilderij herinnert mij aan vroeger.<br />

(op de) hoogte zijn van Ben jij op de hoogte van het nieuws?<br />

hopen op Ik hoop op een goed cijfer.<br />

houden van Mijn moeder houdt veel van bloemen.<br />

(zich) houden aan Je moet je aan je afspraak houden.<br />

huilen om Het kind huilde om zijn kapotte speelgoedauto.<br />

hunkeren naar Wij hunkeren 's winters naar de zomerzon.<br />

I<br />

informeren naar Heb je naar de vertrektijd van het vliegtuig geïnformeerd?<br />

ingaan op De leraar ging niet in op de bezwaren van de leerlingen.<br />

(zich) inlaten met Je moet je niet met die jongen inlaten.<br />

instaan voor Ik sta in voor de waarheid van zijn woorden.<br />

intekenen op Mijn vader tekende in op de afleveringen van een encyclopedie.<br />

interesse hebben in Heb jij interesse in een <strong>twee</strong>dehands radio?<br />

invloed hebben op Zij heeft veel invloed op haar vriendin.<br />

K<br />

kampen met Ik kamp al drie weken met een zware verkoudheid.<br />

kans hebben op Bij de staatsloterij heb je kans op de honderdduizend!<br />

kijken naar Waar kijk je naar?<br />

kijk hebben op Mijn vriend heeft veel kijk op techniek.<br />

kritiek hebben op Die jongen heeft overal kritiek op.<br />

kwaad zijn op Ben je kwaad op me?<br />

L<br />

lachen om/over Waar lach je om/over?<br />

(zich) lenen voor Ik leen me niet meer voor dat werk.<br />

letten op Je moet goed op hem letten.<br />

lijden aan Hij lijdt aan een ernstige ziekte.<br />

lijden onder Het volk lijdt onder de harde dictatuur.<br />

lijken op Jij lijkt op je moeder.<br />

luisteren naar Luister naar mij!<br />

141


M<br />

mankeren aan Het mankeert hem aan gezond verstand!<br />

meedingen naar Wie de puzzel goed heeft opgelost, dingt mee naar de hoofdprijs.<br />

meedoen met Heb jij ook meegedaan met die wedstrijd?<br />

merken aan Ik merk het aan je humeur (het humeur=de stemming).<br />

noodzaken tot De burgemeester zag zich genoodzaakt tot strenge maatregelen.<br />

O<br />

onderdoen voor Hij doet niet voor zijn oudere broer onder.<br />

onderwerpen aan De Romeinse keizers hebben vele volkeren aan zich onderworpen.<br />

ongerust zijn over Mijn ouders zijn ongerust over mijn zieke broertje.<br />

onkundig zijn van Ik was onkundig van dat feit.<br />

ontbreken aan Het ontbreekt mij aan contant geld.<br />

(zich) ontfermen over De oude dame heeft zich over de kinderen ontfermd.<br />

ontkomen aan Hij is bij dat ongeluk aan de dood ontkomen.<br />

ontsnappen aan Die fout is aan mijn aandacht ontsnapt.<br />

ontstaan uit Een vlinder ontstaat uit een rups.<br />

(zich) onttrekken aan Hij heeft zich aan het examen onttrokken.<br />

onverschillig zijn voor Hij is onverschillig voor cijfers.<br />

(zich) opdringen aan Zij probeerde haar mening aan haar vriendin op te dringen.<br />

opgewassen zijn tegen Hij is niet tegen dat zware werk opgewassen.<br />

ophouden met Het kind houdt op met huilen.<br />

opkomen voor Voor je vriend moet je opkomen.<br />

opmaken uit Uit jouw rapport kun je opmaken dat je niet hard genoeg werkt!<br />

opwegen tegen De voordelen wegen niet op tegen de nadelen.<br />

opzien tegen De studenten zien tegen het examen op.<br />

overgaan tot We gaan over tot de orde van de dag.<br />

overhalen om Mijn vriend haalde mij over om met hem mee te gaan.<br />

overtuigen van Ik zal je er van overtuigen dat je het mis hebt.<br />

(de) overwinning behalen op Napoleon heeft de overwinning op Rusland niet behaald.<br />

P<br />

passen op Moet je op je broertje passen?<br />

passen bij Blauw past niet bij groen.<br />

plezier hebben in Ik heb veel plezier in schilderen.<br />

plezier hebben van Wij hebben veel plezier van onze kleurentelevisie.<br />

pochen op Hij pocht altijd op zijn afkomst.<br />

(een) poging doen tot Hij heeft een poging gedaan tot zelfmoord.<br />

(een) poging doen om Hij deed een poging om haar aan het lachen te maken.<br />

prat gaan op Hij gaat prat op zijn mooie cijfers.<br />

profiteren van Van mooi weer moet je profiteren.<br />

R<br />

raden naar Hij raadde naar het goede antwoord.<br />

reageren op De leraar reageerde niet op de brutale opmerking.<br />

recht hebben op Alle kinderen hebben recht op goed onderwijs.<br />

redden van Hij heeft het kind van de verdrinkingsdood gered.<br />

rekenen op Ik reken op je hulp.<br />

rekening houden met Je moet met alle factoren rekening houden.<br />

(zich) rekenschap geven van Je moet je rekenschap geven van je daden.<br />

(zich) richten tot De spreker richtte zich tot een bepaalde groep luisteraars.<br />

rijk zijn aan Iran is rijk aan olie.<br />

ruiken naar Het ruikt hier naar benzine.<br />

S<br />

(zich) schamen over Hij schaamt zich over die verkeerde beslissing.<br />

(zich) schamen voor Ik schaam me voor mijn vuile handen.<br />

scheiden van Het meisje leeft gescheiden van haar ouders.<br />

schelden op Er wordt veel op de belastingdienst gescholden.<br />

schelen aan Wat scheelt er aan?<br />

schelen in Dat scheelt nogal wat in prijs.<br />

schelen met Hij scheelt drie jaar met zijn broertje.<br />

schieten op Jagers schieten op wild.<br />

(in zijn) schik zijn met De directeur was erg in zijn schik met het cadeau.<br />

schrikken van Ben jij ook zo geschrokken van die aardbeving?<br />

slaan op Waar slaat dat nu op?<br />

slagen in Hij is er in geslaagd een kaartje te bemachtigen.<br />

slagen voor Hij is geslaagd voor zijn rijexamen.<br />

slecht zijn in Ik ben slecht in Engels.<br />

smachten naar Wij smachten naar de vakantie.<br />

smaken naar Deze thee smaakt naar aardbeien.<br />

snakken naar Ik snak naar een kop koffie!<br />

solliciteren naar Ik ga naar een nieuwe baan solliciteren.<br />

142


(zich) specialiseren in Deze arts heeft zich gespecialiseerd in hart- en vaatziekten.<br />

spijt hebben van Ik heb spijt van mijn ondoordachte woorden.<br />

spotten met Je moet niet met gebrekkige mensen spotten.<br />

(in) staat zijn tot Hij is ertoe in staat.<br />

staren naar Waar zit je zo naar te staren? Ik staar naar buiten.<br />

stemmen op Ik stem op die nieuwe partij.<br />

sterven aan Hij is aan kanker gestorven.<br />

steunen op Een tafel steunt meestal op vier poten.<br />

stikken in De hond is in een bot gestikt.<br />

stoppen met Stoppen met roken vinden veel mensen een moeilijke opgave.<br />

(zich) storten op Hij heeft zich op zijn werk gestort.<br />

streven naar Veilig Verkeer streeft naar meer veiligheid op de weg.<br />

strijden met De clubs strijden met elkaar om de eer.<br />

strijden tegen De soldaten strijden tegen de vijand.<br />

strijden voor Wij strijden voor een beter milieu.<br />

(in) strijd zijn met Stelen is in strijd met de wet.<br />

strijdig zijn met Dat is strijdig met de voorschriften.<br />

T<br />

tegengesteld zijn aan Oorlog is tegengesteld aan vreedzaam samenleven.<br />

teleurgesteld zijn in Ik ben teleurgesteld in die film.<br />

terugkomen op Kom je terug op je voorstel?<br />

terugkomen van Hij kwam terug van zijn werk.<br />

tevreden zijn met Ik ben niet tevreden met dit cijfer.<br />

tevreden zijn over De leraar is niet tevreden over zijn leerlingen.<br />

toelaten tot Met een vwo-diploma word je toegelaten tot de universiteit.<br />

(zich) toeleggen op Ik heb mij toegelegd op het repareren van radio's.<br />

toevoegen aan Hier heb ik niets aan toe te voegen.<br />

toezien op De leraar ziet toe op zijn leerlingen.<br />

trakteren op Ik trakteer je op een ijsje: ik betaal!<br />

trek hebben in Ik heb trek in een loempia.<br />

treuren om Het volk treurde om de overleden vorst.<br />

trots zijn op Het meisje was trots op haar mooie nieuwe schoenen.<br />

trouw zijn aan De soldaten waren trouw aan hun koning.<br />

trouwen met De prinses is met een prins getrouwd.<br />

twijfelen aan Ik twijfel aan de waarheid van dit verhaal.<br />

U<br />

uitbarsten in De leerlingen barstten in lachen uit.<br />

uitgaan van In de wetenschap ga je uit van hypotheses.<br />

(zich) uitgeven voor De rijke man gaf zich voor een bedelaar uit.<br />

uitkijken naar Wij kijken uit naar de vakantie.<br />

uitkijken voor Op de fiets moet je uitkijken voor auto's.<br />

uitkijken op Onze flat kijkt uit op de markt.<br />

uitkomen op Deze straat komt uit op het Stationsplein.<br />

uitzien naar Mijn ouders zien erg uit naar hun vakantie in Turkije.<br />

V<br />

vatbaar zijn voor Die man is niet voor rede vatbaar.<br />

vechten tegen/met Jan en Piet hebben tegen/met elkaar gevochten.<br />

verantwoordelijk zijn voor Je bent verantwoordelijk voor je eigen daden.<br />

verdacht zijn op In het donker moet je verdacht zijn op obstakels.<br />

verdenken van Hij wordt verdacht van diefstal.<br />

(zich) verdiepen in Ik heb mij verdiept in de geschiedenis van India.<br />

verdriet hebben om Het kind heeft verdriet om het zieke poesje.<br />

vergelijken met Vergeleken met gisteren is het vandaag mooi weer.<br />

(zich) vergissen in De leraar vergist zich soms in de namen van de leerlingen.<br />

(zich) verheugen in Ik verheug mij in een goede gezondheid.<br />

(zich) verheugen op Ik verheug mij op het feest.<br />

(zich) verhouden tot De lengte verhoudt zich tot de breedte als <strong>twee</strong> staat tot één.<br />

(zich) verkijken op Ik heb mij op dat probleem verkeken.<br />

verlangen naar Verlang jij ook naar je vaderland?<br />

verleiden tot Ik heb mij door vrienden laten verleiden tot gokken.<br />

verlegen zitten om We zitten om hulp verlegen.<br />

verliefd zijn op Wim is steeds verliefd op een ander meisje.<br />

verliezen van De derde klas heeft met volleybal verloren van de eerste klas.<br />

verlossen van De stroper verloste de vos van de strik.<br />

verminderen met De uitstoot van CO2 moet met 50% worden verminderd.<br />

veroordelen tot De dief werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf.<br />

verontrust zijn over De regering is verontrust over de ozonlaag.<br />

verschillen van De nieuwe docent verschilt nogal van de vorige.<br />

verslaafd zijn aan Sommige jongeren zijn verslaafd aan gokken.<br />

verstand hebben van Heeft u verstand van computers?<br />

versteld staan van Ik sta versteld van zijn optreden.<br />

143


verstoken zijn van Die man is van alle hulp verstoken.<br />

vertrouwen op Vertrouw maar op mij!<br />

vertrouwen stellen in Ik stel geen vertrouwen meer in die man.<br />

vervaardigen uit Dit model is uit hout vervaardigd.<br />

vervreemden van Hij is helemaal van zijn eigen cultuur vervreemd.<br />

vervuld zijn van Ik ben vervuld van blijdschap over de goede afloop.<br />

verwijzen naar De medewerker verwijst u naar een ander loket.<br />

verworden tot Ons land is verworden tot een industrieel rampgebied.<br />

verzoeken om De conciërge verzoekt ons om de rommel op te ruimen.<br />

(zich) verzoenen met Ik heb mij helemaal met de gang van zaken verzoend.<br />

verzot zijn op Mijn vriend is verzot op speelfilms.<br />

vluchten voor Veel mensen vluchten voor oorlogsgeweld.<br />

voelen voor Voel je er voor om met mij mee te gaan?<br />

voldoen aan Hij voldoet aan de eisen om toegelaten te worden.<br />

volharden in De misdadiger volhardde in zijn stilzwijgen.<br />

volstaan met De binnenkomende man volstond met een korte groet.<br />

voorafgaan aan Hard werken gaat vaak vooraf aan succes.<br />

(zich) voorbereiden op De leerlingen bereiden zich voor op het examen.<br />

voorkeur geven aan Hij gaf de voorkeur aan een huis in het centrum van de stad.<br />

voorkeur hebben voor Zijn vrouw had grote voorkeur voor een huis buiten de stad.<br />

(een) voorsprong hebben op Met een goede start heb je vaak een voorsprong.<br />

voortgaan met Hij ging voort op de ingeslagen weg.<br />

voortkomen uit Daar komt alleen maar ellende uit voort.<br />

voortvloeien uit Een conclusie vloeit voort uit een redenering.<br />

voorzien in Dit boek voorziet in een behoefte.<br />

voorzien van Ik ben van alles voorzien.<br />

vragen naar Je moet niet naar de bekende weg vragen.<br />

vragen om Dat is vragen om narigheid.<br />

vragen over Mag ik u iets vragen over deze les?<br />

vrijspreken van De rechter spreekt de vrouw vrij van de beschuldiging.<br />

vrijstellen van Sommige jongens zijn vrijgesteld van dat examen.<br />

W<br />

waarschuwen voor Ik waarschuw je voor hem.<br />

wachten op Wacht je bij de bushalte op me?<br />

(zich) wachten voor Wacht u voor de hond!<br />

(zich) wagen aan Heb je je deze winter aan schaatsen gewaagd?<br />

waken over Hij waakt over zijn eigendommen.<br />

walgen van Ik walg van spruitjes.<br />

wanhopen aan Ik wanhoop aan een goede afloop.<br />

wedden met Ik heb met mijn vriendin gewed dat ik een tien haal.<br />

wemelen van Deze sloot wemelt van de kikkers.<br />

zich wenden tot Je kunt je tot de sociale dienst wenden.<br />

wennen aan Ben je al gewend aan je nieuwe omgeving?<br />

(zich) werpen op De leeuw wierp zich op de zebra.<br />

(zich) wijden aan Ze wijdt zich helemaal aan haar studie.<br />

wijken voor Ajax moest wijken voor de nieuwe kampioen.<br />

wijten aan De regen is te wijten aan een lagedrukgebied.<br />

wijzen naar Een kompasnaald wijst naar het noorden.<br />

wijzen op De leraar wijst ons op onze fouten.<br />

winnen van Wij hebben het niet van onze tegenstanders kunnen winnen.<br />

worstelen met Ik worstel altijd met de onregelmatige werkwoorden.<br />

Z<br />

zeker zijn van De soldaten zijn zeker van de overwinning.<br />

zin hebben in Ik heb zin in een spelletje kaart.<br />

zinnen/zinspelen op Hij zint op wraak.<br />

zoeken naar De bij zoekt naar honing.<br />

zorgen voor De poes zorgt voor haar jongen.<br />

zuiveren van Het kraanwater is gezuiverd van allerlei ongerechtigheden.<br />

zweren bij Mijn moeder zweert bij aspirine.<br />

zwichten voor Hij is voor de verleiding gezwicht.<br />

144


BIJLAGE 4: ANTWOORDEN<br />

Hoofdstuk 4:<br />

1-1. (Ze draait de kraan open) Voor de afwas. 2. Omdat Farid gekookt heeft. 3. Aras heeft niet gekookt. 4. Dat is de voorwas. 5. Nee. Je wast<br />

glazen alleen met water. 6. (Je doet) Eerst het bestek, het laatst de pannen. 7. Door te drogen of te laten afdruipen. 8. Ze werkt hard. 9.<br />

Voordeel: hij is praktisch. Nadeel: hij kost srtoom, energie. 10. Het aanrecht, de la, het bestek, de oven, ....<br />

2-1. Hij is slordig, maar hij wil leren opruimen. 2 Zijn vriendin scheldt op hem, daarom poetst hij goed. 3 .. daarom is hij vroeg klaar. 4 goed 5. ...<br />

maar hij vergeet de ramen te lappen. 6 ... toch stopt hij nu. 7. goed 8 goed 9 ... al is dat veel werk 10 ... dan wil hij wat leuks gaan doen.<br />

3-1 Eerst ontbijt gemaakt. 2. Daarna het huis opgeruimd. 3. Om tien uur boodschappen gedaan. 4. Tegen twaalf uur geluncht (met de kinderen).<br />

5. Om een uur of <strong>twee</strong> (een uurtje) geslapen. 6. Vrij laat gekookt. 7. Minstens een half uur gebeld (met Janneke).8. Om achten naar de bioscoop<br />

geweest (met Hans).<br />

4. mob/Lappen iron/bügeln clean windows/Fenster<br />

145<br />

dust/abstauben clean, vacume<br />

cleaner/staubsaugen<br />

dweilen,<br />

strijken,<br />

ramen lappen,<br />

stoffen,<br />

stofzuigen,<br />

de dweil<br />

de strijkbout<br />

de lap<br />

de stofdoek<br />

de stofzuiger<br />

dry/trocknen bucket/Eimer broom/Besen<br />

afdrogen,<br />

de emmer de bezem de stoffer het blik<br />

de droogdoek<br />

wash,<br />

washing up sponge water the flowers feed the pets<br />

laundry<br />

wassen<br />

afwassen<br />

de spons de bloemen water geven huisdieren te eten geven<br />

de was<br />

de afwaskwast<br />

brush drain, sewer<br />

de borstel de spuitbus de wc-verfrisser het afdruip-rek het riool<br />

5-1. Dora is huishoudster/werkster/schoonmaakster. 2. "De boel doen" is alles schoonmaken. 3. Met water en zeep (mengen). 4. (voorstel) Nee,<br />

het is niet alleen voor vrouwen. Mannen maken de boel toch ook vies? 5. (voorstel) Schoonmaken is geen kunst, maar wel een kunde. Het is een<br />

vak, maar je maakt niets "blijvends". 6. (voorstel) Rust, reinheid en regelmaat ("de drie Rs") is goed voor kleine kinderen. Maar voor oudere<br />

kinderen is dit wel ouderwets. 7. In vuil zitten ook nuttige bacteriën. Zonder een beetje vuil word je ziek!<br />

6-1 Huishouden is zinloos, want alles wordt toch weer vies. 2 Alles wordt toch weer vies, daarom maak ik niets schoon 3 Ik sport liever, dan blijf<br />

ik fit. 4 Jij vindt mij een smeerpoets, want ik poets niet elke dag. 5 Dat kun je wel vinden, maar een keer per week stoffen is genoeg. 6. Opruimen<br />

is niet zo leuk, toch doe ik mijn best. 7 Ik vind strijken vervelend, en doe het met tegenzin. 8 Maar ik doe het steeds, al word ik honderd 9 Je bent<br />

klaar en je kunt wat anders gaan doen. 10. Ik heb een werkster, dus ik hoef niet te schrobben!<br />

7-1. Met een dweil kun je dweilen, de vloer schoonmaken. 2. Strijken natuurlijk. 3.<br />

3. Als er veel stogf op de vloer ligt. 4. Met een droogdoek (of theedoek) droog je afwas, met een handdoek je lichaam. 5. (voorstel) Wij hebben<br />

thuis planten, omdat we dat mooi vinden. Maar mijn vriendin geeft ze water (foei!). 7. Idem. 8. Een riool voert vies water af, een wc-verfrisser<br />

verdrijft vieze lucht. 9. (voorstel) Echt nodig: stofzuiger, koelkas, wasmachine, vuilnisbak? En een fornuis. 10. Handig maar niet nodig: wasdroger,<br />

telefoon, afwasmachine, magnetron, televisie, strijkbout.<br />

8-1. kregen 2 rondkeek 3 leken 4 gehesen 5 greep 6 begrepen 7 zweeg 8 bewezen, kreeg 9 verdwenen 10 schijnt<br />

10-1. Getsie=bah, Mwoh=zo zo la la=niet zo geweldig, Tss=belachelijk. 2. bah=vies=getver=gatver=getsie, ieks=schrik/afschuw/walging,<br />

help=internationaal 3. een vloek is een uitroep van frustratie 4. oud wijf=zeurkous=watje 5. schelden is iemand vergelijken met iets slechts<br />

12. 1 Ik ga omdat ik heb een afspraak. 2 Ik weet dat ik heb geen tijd. 3. Je moet gaan als het is tijd. 4. Ik ga en ik straks kom terug.<br />

5 Weet jij of het is acht uur. 6Je vraagt hoe ik weet dat. 7 Ik denk dat ik kijk op de klok. 8 Ik kijk, dan ik het weet. 9 Nu moet ik<br />

gaan, hoewel ik wil niet. 10 Soms blijf ik ofschoon de plicht mij roept.<br />

14 kwaad=boos, opgefokt=gespannen, nerveus=zenuwachtig, bang=angstig, gespannen, verdrietig=bedroefd, neerslachtig=depressief,<br />

woedend=laaiend.<br />

15-1 snoof 2 spoten 3 schoten 4 doken 5 floten 6 vloog 7 koos 8 verloren 9 gelogen 10 besloten<br />

17-1. Hij is verliefd! 2. vlinders in zijn hoofd, aangenaam verdoofd, trillen, onscherpe blik 3. als ze weg (verdwenen) is. (voorstel) ik tril als ik<br />

nerveus ben. 4. Nee, ze heeft heel veel aanbidders ("bij de vleet"). 5. Nee, hij heeft een roze bril op en slikt alles. 6. "Zolang" is een splitswoord,<br />

zegt iets over tijd. 7. uitmaken - bibberen - weg - plezierig - heel positief - vreemd - te over.<br />

19-1 Jaap zegt dat ik verliefd ben. 2 Ik ben boos omdat hij zulke dingen tegen mij zegt. 3 Mijn buurman werkt in de tuin terwijl het erg regent. 4<br />

Jan was niet in staat te fietsen nadat hij vier pils had gedronken. 5 Voordat je de auto neemt moet je de remmen controleren. 6 De docent strafte<br />

de leerling omdat hij zijn huiswerk niet had gemaakt. 7 Vader helpt mij, hoewel hij vanavond heel moe is. 8 Het regende pijpenstelen, zodat hij<br />

doornat bij zijn huis kwam. 9 Opdat jullie grotere vorderingen in de les maken, spoor ik jullie aan hard te werken. 10 Hij leeft in behoeftige<br />

omstandigheden, ofschoon hij van rijke ouders is.<br />

20-1. Hij uit zich niet, zegt niet veel (over zichzelf). Hij heeft weinig zelfvertrouwen. 2. Zij staat altijd vooraan. Ze is erg "aanwezig" (=resent). 3.<br />

Zij/hij worden door anderen vertrouwd. Ze kunnen mensen "aanvoeren". 4. Hij of zij uit zijn gevoelens. Hij of zij pot negatieve gevoelens niet op.<br />

5. Iemand die snel kwaad wordt, makkelijk geïrriteerd raakt 6. Oprecht, betrouwbaar, "transparant". 7. Oneerlijk, achterbaks iemand; niet te<br />

vertrouwen, een "rat". 8. Hij is niet snel door iets geraakt. 9. Jan is labiel, niet erg stevig; zijn vriendin is niet labiel, wel stevig, een rustig iemand.<br />

10. Een optimist denkt te positief (over de toekomst), een pessimist denkt te negatief, en een realist is nuchter.<br />

22(voorstellen)-1. Soms ben ik bang dat ik ziek word. 2. Ik maak me zorgen over je, omdat jij veel rookt. 3. Ik heb er last van dat mijn buurman<br />

veel lawaai (kabaal/herrie) maakt. 4. Ze heeft pijn in haar knie, doordat ze gisteren is gevallen/gevallen is. 5. Het doet pijn, wanneer u daar drukt.<br />

6. Ik heb last van slapeloosheid als ik 's avonds koffie drink. 7. De patiënt is bang voor de ziekte, die zijn gezondheid bedreigt. 8. Het deed pijn,<br />

toen ik een pijl in mijn oog kreeg. 9. Het is precies op de plek, waar u nu naar kijkt. 10. Wat is dat voor ding, waarmee u mijn onderzoekt?<br />

24-1c, 2c (of d?), 3b, 4c, 5c, 6b, 7c, 8b, 9c<br />

25-1. Naar Zwitserland.2. (Meneer Sluiter zou graag) In de bergen wandelen (en 's avonds uit eten, in Zwitserland). 3. Niet leuk, vervelend. 4.<br />

Naar Spanje. 5. Nee, hij vindt Spanje te heet. 7. Ze verstaat de Zwitsers niet. 8. Naar de disco, samen iets koken.<br />

27: Ieder huisje heeft zijn kruisje. Dat betekent: elk mens en elke familie heeft wel een probleem.<br />

28-1. Een klessebes/kletskous is iemand die veel praat. 2. Een schreeuwlelijk of blaaskaak: "veel geschreeuw, weinig wol". Veel roepen, niets<br />

kunnen. 3. Een kakmadam is een deftige dame. "Van boven bont, van onderen stront." 4. Een rokkenjager of vrouwengek "zit steeds achter de<br />

meisjes aan." Hij heeft aan elke vinger een vriendin. 5. Een mopperkont of kankerpit vindt alles slecht - behalve zichzelf. 6. De zuipschuit,<br />

dronkelap en kroegtijger zijn alcoholisten.


7. Piano. 8. Een snotaap "komt maar net kijken", "is nog groen achter de oren." Een jonkie, een nieuweling dus. 9. Een muurbloem(pje) staat vaak<br />

aan de rand, buitenspel. Hij of zij "doet niet mee". 10. De angsthaas, de schijtlijster en de paniekhaas zijn altijd voor alles bang. Ze "zien achter<br />

elke boom een beer."<br />

29-2. ben, aan het doen 3 zit, te praten 4 loop, te lopen 5 lig, te denken 6 sta, te piekeren 7 zit, te denken 8 sta, te bedenken 9 bent, aan het<br />

staan 10 lig, te slapen<br />

30-1 Nee, hij heeft geen zin om op te staan. 2 Het zeil is koud. en/of: Zijn vriendin is er niet. en/of Uit protest? 3 Ja/Nee 4. (voorstel) Als ik moe<br />

ben. 5. (voorstel) Uiteindelijk sta ik toch op. 6. (voorstel) Maar eerst draai ik me nog een keer om. 7. (voorstel) Ja, ik heb vaker baaldagen 8.<br />

(voorstel) Als dingen niet lukken 9. (voorstel) iets leuks doen, jezelf trakteren op iets, niet zeuren 10. De zanger in het liedje is geen "eigen baas",<br />

en hij werkt waarschijnlijk "met zijn (blote) handen"<br />

31-1 Ik heb (niet) altijd zin in les. 2 Ik heb (geen) zin om naar de film te gaan. 3 Ik heb (geen) zin in vakantie. 4. Ik heb altijd zin in de<br />

afwas/afwassen. 5. Ik heb nu zin in ???<br />

32-1 gezongen, werkten 2 klonk 3 begon, had 4 vonden 5 verbond, maakte 6 dronken, lazerde 7 schrokken 8 dronken, stonken 9 gewonnen 10<br />

voorgekauwd, gedwongen<br />

33-3 Met een knoop, een naald en een draad 8 Twee meter stof? 9. Stof, een schaar, garen (=draad), en een naaimachine. 11 Van leer 12 Van<br />

wol 17 Nee, niet samen wassen: ze gaan afgeven. Je moet ze apart (=gescheiden) wassen! 19 Je draagt nette kleren: op een bruiloft wit, op een<br />

begrafenis zwart. 20 Een hoed.<br />

34-1. Een goed geklede man telt dubbel. 2. Hij is een draaikont, een windvaan, een opportunist: hij verandert makkelijk zijn positie en opinie. 3.<br />

Het kind s de baas, i.p.v. (in plaats van) de ouders. 4. Hij heeft <strong>twee</strong> verschillende rollen/functies. Dat is een probleem. 5. De ziekte was zwaar. 6.<br />

Familie heeft vaak een streepje vóór. Mensen trekken hun familieleden vaak voor, bevoordelen ze.<br />

35 broek-het hemd/de bloes/het shirt- het t-shirt - trui - jas;<br />

het horloge -ketting/het collier-ring en oorbel-want-handscheon;<br />

hoed-muts-pet-paraplu-regenjas;<br />

jurk-rok-luier-onderbroek-bril;<br />

schoen-laars-sandaal-sok-slof/pantoffel<br />

36-1 Ik geef niet zo veel om kleren! 2. Ik vind kleren een beetje belangrijk: je uitelijk geeft vorm aan je innerlijk 3. Opstaan, wassen en kleren<br />

aantrekken 4. Tanden poetsen, kleren uittrekken en pyjama aandoen. 5. Vieze kleren moet je wassen. 6. Als je kleren kapot zijn moet je ze<br />

maken (laten) of weggooien. 7. Als je nieuwe kleren nodig hebt moet je naar de kledingwinkel, naar een boetiek(je).<br />

38-1. gekleed < > naakt/bloot<br />

2. dom < > slim/intelligent<br />

3. heet < > koud<br />

4. aankleden < > uitkleden<br />

5. mooi < > lelijk<br />

6. speciaal < > gewoon/normaal<br />

7. leuk < > stom<br />

8. belangrijk < > onbelangrijk<br />

9. ruim < > strak/eng/nauw<br />

10. soms < > vaak<br />

11. netjes < > slordig<br />

12. beneden < > boven<br />

13. opstaan < > naar bed gaan/gaan liggen/gaan zitten<br />

14. ’s morgens < > 's avonds<br />

15. overdag < > 's nachts<br />

16. vies < > schoon/zuiver/proper<br />

17. kapot < > heel/gemaakt<br />

18. trouwen < > scheiden<br />

19. knippen < > naaien of plakken<br />

20. verkopen < > kopen<br />

39-1. want u belt mij terug. 2. dat u terugbelt 3. wanneer u terugbelt. 4. nadat u terugbelt. 5. daarna belt u me terug. 6. waar u mij terugbelt 7.<br />

toch belt u mij terug. 8. of u mij terugbelt 9. hoe u mij terugbelt. 10. waarmee u mij terugbelt 11. dus belt u mij terug. 12. daarom belt u terug.<br />

13. al belt u mij terug. 14. als u mij terugbelt. 15. toen u mij terugbelde.<br />

Of (voorstellen): 1. Ik neem de telefoon op want hij rinkelt de hele tijd. 2. Ik hoop dat je het examen haalt. 3. Ik doe mijn werk wanneer jij het<br />

jouwe doet. 4. Ik zal die brief schrijven nadat ze me alle info (=informatie) hebben gestuurd. 5. Ik doe eerst mijn werk maar daarna kunnen we<br />

koffie drinken 6. Ik ben op de plek waar ze mij verwachten, waar ik nu moet zijn. 7. Ik heb niet gebeld, toch is het allemaal geregeld. 8. Ik weet<br />

niet of ik hier zin in heb. 9. U heeft geen telefoon. Ik weet niet hoe ik u moet bereiken. 10. Is dat een GSM, waarmee je nu belt? 11. U heeft<br />

meer informatie nodig, dus bel me gerust. 12. U heeft die brief nodig, daarom moet u teruggaan. 13. Ik laat niets van mij horen, al is dat hard<br />

nodig. 14. Ik kan het pas uitzoeken als u hier komt met uw gegevens. 15. Het was al laat, toen u gisteren aankwam.<br />

40-1 Hij past eerst een colbertje. Dat is te netjes 2. Het <strong>twee</strong>de colbertje is te duur en heeft geen goede kleur. 3. Frans heeft een jasje nodig<br />

voor een feest. 4. De eerste broek is afgeprijsd. 5. Een jeansshop heeft spijkerbroeken en hemden. 6. Elegant en netjes is niks (niets) voor Frans.<br />

7. Frans mag de volgende keer alleen gaan shoppen zodat hij kan kopen wat hij wil. 8. ____________________?<br />

43-1. Een lolbroek of grapjas is iemand die altijd grappen maakt. 2. Een klaploper/uitvreter is een profiteur, iemand die altijd op de zak van<br />

anderen leeft. 3. Een smeerkees is iemand die zich nooit wast, een sloddervos is iemand die nooit opruimt. 4. Een zeurpiet is iemand die altijd<br />

klaagt, mekkert, moppert, kankert. 5. De huismus en de kamerolifant komen nooit buiten, zitten altijd binnen. 6. Een roddelkont is iemand die<br />

alles doorvertelt, die graag mensen belastert, kwaad van mensen spreekt. 7. Een beunhaas is iemand die werkt zonder diploma's of vergunningen.<br />

8. De geluksvogel heeft altijd geluk, boft steeds. 9. Een vrijkous is - positief gezegd - lichamelijk, aanhankelijk en - negatief uitgedrukt - klef. 10.<br />

Het werkpaard is niet kapot te krijgen. Of toch?<br />

44. de voetganger reist te voet, de fietser reist met/op de fiets, de automobilist reist in zijn auto/wagen, de piloot reist in een vliegtuig, de ruiter<br />

reist te [paard, de buschauffeur reist in zijn bus, de trucker reist in zijn vrachtwagen/truck.<br />

37. De voetganger maakt te voet de wandeling, de reiziger maakt de reis, de<br />

de piloot in zijn vliegtuig maakt de vlucht, de ruiter en de chauffeurs maken<br />

de rit.<br />

45. de auto de truck<br />

de (auto)bus<br />

de tractor de chauffeur<br />

de vrachtwagen<br />

bij de halte<br />

de bestuurder<br />

de politie<br />

de ambulance<br />

de brandweer(wagen) het vliegtuig de raket<br />

de agente<br />

de ziekenwagen<br />

de trein de tram de metro het station<br />

het kaartje<br />

het perron<br />

het ticket<br />

Het plaatsbewijs<br />

de fiets de brommer<br />

de motor de step de rolschaats<br />

de bromfiets<br />

de snorfiets<br />

de skate<br />

de boot<br />

de zeilboot het veer<br />

de woonboot de haven<br />

het schip-de schepen!<br />

de (veer)pont<br />

46-1 wie 2 wanneer 3 hoe 4 waarheen 5 met wie;<br />

1 wat 2 hoeveel 3 wiens 4 wat voor boek/welk boek lees je? 5 waarom<br />

146


49-1 bij de rivier, op de brug 2 Spoorweglaan 3 Wilhelminasingel 4 Een singel is een straat rond het centrum, een laan is een straat met bomen<br />

aan weerszijden (=aan beide kanten). 5 Ja.<br />

50-1. Joke en Piet zijn in Delft. 2. Ze willen daar hun neef. 3. Dat lukt niet. 4. In plaats daarvan gaan ze naar het zwembad. 5. De man bij de<br />

bushalte komt ook niet uit Delft. 6. Het zwembad is in de van Vlietstraat. 7. Bij de kruising moeten ze linksaf. 8. Ze moeten na driehonderd<br />

meter rechtsaf. 9. Bij de VVV weer naar links (en dan naar rechts)? 10. Ongeveer tien minuten.<br />

51-1 waarmee. met (!!!) 2 waarheen of waar naartoe, naar 3 waarvoor of waarom, voor of om 4 waarom, 5 waarin, in; waarvan, van 2 waaraan,<br />

aan 3 waarover, over 4 waarom (waarvoor), daarom (daarvoor) 5. waardoor (waarom)<br />

52-1. gefietst, gezwommen 2 troffen 3 schonk, dronken 4. trokken, gold 5 wees, schrok 6 aangetroffen 7 zwom, vocht 8 verloor, schoten 9 trok,<br />

zonden 10 bood, verdiend<br />

53-1 wat, waarover 2 waarom 3 welke 4 waarmee 5 hoe 6 wanneer 7 waar 8 wat 9 waarom 10 waar ... vandaan<br />

54-1 Tanken!?! 2 Je moet de band plakken: de (buiten)band afnemen, op de (binnen)band de gaatje zoeken, de gaatjes schuren en insmeren met<br />

lijm, een rubbertje erop en alles weer terugdoen. 3 Dan moet je (hem) naar de garage (brengen). 4 Eerst opkrikken, dan (de moeren van) het<br />

wiel losdraaien en het wiel vervangen. 5 (Dan moet je ze) Oppompen. 6 Je moet naar de wasstraat. 7 Je moet dan stofzuigen. 8 Dat heet<br />

vertraging. 9. Dan moet je wachten. 10. Dan moet je opschieten, je haasten. Als je echt te laat bent moet je wachten of een ander reisplan<br />

opstellen/bedenken.<br />

55-1 ... is zelden goed. Van haast komen ongelukken! 2. Wie niets doet, maakt ook geen fouten. Het is makkelijker kritiek te leveren dan het zelf<br />

goed te doen! 3. Leugens komen uit. 4. Een probleem heeft meer dan één oplossing! 5. Het leven heeft vaak rotte (=gemene) verrassingen.<br />

57(voorstellen)-1. Ik vind dat het verkeer te druk is. 2. Ik doe zelden iets aan het huishouden, omdat ik het verschrikkelijk vind. 3. Hij vindt het<br />

jammer, als jij niet komt. 4. Ik wil weten hoe je dat doet. 5. Ik vind veel Nederlanders lomp, omdat ze alles zeggen wat ze denken. 6. Mijn familie<br />

vraagt mij vaak, of ik niet ga trouwen. 7. Ik vind het heel vervelend als zij dat vragen. 8. Iemand zit te roken, terwijl dat hier verboden is. 9. De les<br />

is voorbij wanneer de zoemer straks om twaalven gaat. 10. Ik ga niet op vakantie, hoewel/ofschoon ik dat graag wil.<br />

62-1 Dat valt tegen 2 Dat valt mee 3 Dat valt mee 4 Dat valt tegen 5 Dat valt hard. Dat valt tegen. Dat valt hard tegen.<br />

63. Mogelijke antwoorden: 1 Ik woon liever in een dorp (maar ik woon in de stad). 2. Ik zou liever een koophuis hebben (maar ik heb een<br />

huurhuis) 3. Ik nam het aan, ik ging er wonen, en ik zocht er werk. 4. Mijn woonplaats is mooi, maar heel erg chique. Het voordeel is de mooie<br />

stad, de nadelen zijn de duurte en de verontreingiging. 5. Ik zou de verschillen in rijkdom verkleinen. 6. In Nederland is veel/weinig woningnood.<br />

Ik merk veel/weinig van woningnood. In mijn woonplaats is geen echte woningnood, maar wonen is erg duur. 7. In een mooi groot huurhuis, dat<br />

wel een beetje duur is en veel lawaai in de buurt heeft. 8 Ik zou in een rustig huis op het platteland willen wonen met mijn gezin? 9. Wij betalen<br />

€550 huur, aan onze eigen corporatie. 10. Zie 8.<br />

64-1 heel erg 2 niet 3 erg 4 niet echt 5 bijna niet 6 redelijk/tamelijk 7 nogal 8 heel erg 9 niet echt 10 nogal<br />

66-1. De toerist zoekt de VVV. 2. De eerste passant is niet bekend in Delft.<br />

3. De VVV is niet ver. 4. De passant heeft een kaart bij zich. 5. Welk gebouw staat tegenover de VVV? 6. Met welk vervoermiddel wil de toerist<br />

naar het station?<br />

7. Welke lijnen gaan daarheen? 8. De VVV (Vereniging voor VreemdelingenVerkeer) informeert toeristen.<br />

67-1. Met hard werken en sparen word je rijk. 2. .. tikt het nergens. "Oost est, thuis best": je eigen huis is altijd de beste plek. 3. Mensen zijn<br />

(helaas) vaak bang voor onbekende dingen. 4. De kerk en het café zien gasten graag komen. 5. Het is beter je te bedenken dan aan een fout idee<br />

vast te houden.<br />

68 (aan)treffen = vinden de oliestook = de stookolie<br />

ronken = brommen de kroeg = het café<br />

kauwen = bijten de stek = de plek/het plekkie/de plaats<br />

hijsen = omhoog trekken de bek/het bekkie = de mond<br />

krijsen = schreeuwen, gillen de walm(en) = de rook<br />

lijken op = hetzelfde uitzien als de paling = de aal<br />

douwen = duwen de patat = de frieten/frites<br />

de po=de plee (volkstaal!)<br />

iemand in de maling nemen = iemand voor de gek houden welgelegen = mooi gelegen<br />

roken (gerookt) = walmen druk genoeg = erg druk, vol<br />

de bende = de troep, rommel, rotzooi happy = gelukkig, blij<br />

het blik(kie) = de auto zo te zien = blijkbaar<br />

de vogel = de knakker bleek = wit, flets<br />

het stickie = de joint klem = vast<br />

69-1 schoof 2 sneed 3 wees 4 opschoot 5 getrokken 6 sprong 7 gedronken, gezopen 8 rook 9 schrok, zwol op 10 verdween, verscheen<br />

70 house flat square skyscraper mill<br />

het huis de flat het plein de wolkenkrabber de molen<br />

caravan (voor<br />

conitnue bewoning)<br />

villa castle tent hut<br />

de woonwagen de villa het kasteel de tent de hut<br />

pub restaurant shop department store supermarket<br />

de kroeg het restaurant de winkel het warenhuis de supermarkt<br />

church theatre cinema disco mosk<br />

de kerk het theater de bioscoop de disco de moskee<br />

factory office library station swimming pool<br />

de fabriek het kantoor de bibliotheek het station het zwembad<br />

73 Mogelijke antwoorden: 1 Jeroen is een vriend van Farid. 2 Jeroen werkt in een fabriek. 3 Sara vindt haar school leuk, gezellig. 4 Ze vindt<br />

Nederland leuk, maar koel. 5 Ze gaar normaal met de fiets. 6 De school is zo’n vijf kilometer ver. 7 Het is een uur wandelen. 8 .... is knap. 9 .....<br />

is vriendelijk. 10. ... is onvriendelijk/onaardig.<br />

74-1 fijn 2 gelukkig 3 fijn 4 helaas 5 jammer 6 helaas 7 gelukkig 8 helaas 9 jammer 10 gelukkig<br />

76-1 zit, te vervelen 2 ligt, te slapen 3 staat, te houden 4 ben, te groeten 5 is, te salueren 6 hoeft, te laten 7 durft, te rapporteren 8 is, door te<br />

geven 9 loopt, te huilen, te groeten 10 te gehoorzamen, uit te lachen<br />

77-1. sprak, ontbraken 2 gebroken, meegenomen, gestolen 3 zaten, aten 4 woog, gaf 5 lag, vergat 6 vergeten, zei 7 gegeten, trad...op, sprak 8<br />

wist, gestoken, lag 9 bewogen, las 10 zat, lagen<br />

147


78 mogelijke antwoorden: 1. leuk / druk (of andersom: druk / leuk) 2 rustig / saai 3 comfortabel / duur 4 fijn / vermoeiend 5 grappig / chaotisch 6.<br />

Ik vind openbaar vervoer wel goed, maar ook omslachtig/onhandig 7 Enerzijds is sport leuk, anderzijds is vermoeiend. 8 Democratie is aan de<br />

ene kant goed, aan de andere kant langzaam. 9. Maastricht is wel leuk, maar ook klein. 10. Huishouden vind ik enerzijds klote, anderzijds nodig.<br />

80-1. Jos is aan het koken. Hij staat te koken. 2. Omdat Nelly jarig is. 3. Nelly is aan het dansen / is gaan dansen. 4. Dave gaat naar de bioscoop.<br />

5. Ze zijn van plan op bezoek te gaan. 6. Hij is van plan Dave te bellen.<br />

81-1. De vader probeert zijn familie te redden. 2. De wolven proberen het gezin te grijpen door 't te achtervolgen. 3. Door te rennen halen de<br />

wolven hen in. 4. De kinderen durven niet te kijken. 5. Het is niet slim nu te stoppen. 6. De ouders houden de moed erin door te zingen. 7. De<br />

wolven lijken hen te achterhalen. 8. Ze zijn de moeder aan het opeten. 9. De vader zit nog te peinzen (=denken). 10 Hij springt op, om zijn<br />

blijdschap te vieren. BOINK!<br />

82-1. Meneer Boers is de directeur. Hij komt naar het werk in zijn auto, omdat hij moeilijk met de fiets bij een klant kan komen – zegt hij. 2 Paul<br />

is een collega van Jeroen. Hij komt met de fiets, dat is gezond. 3 Paul heeft geen last van het weer, en trouwens, er is zelden neerslag.4 Het weer<br />

is, in het verhaal althans, mooi: het is licht bewolkt. 5 Het is vandaag ??? Ik kom/ga met de ????<br />

83-1. Het KNMI verwacht motregen en veel bewolking. 2. Het wordt een droge middag. 3. De middagtemperatuur wordt 10 ºC. 4. Er waait<br />

een matige wind uit het westen. 5. Vanaf vrijdag wordt het kouder (met meer wind en neerslag).<br />

84-1. nooit, altijd 2. vaak. 3. Vaak. 4. geregeld 5. zelden, soms 6. Soms, vaak 7. soms, vaak 8. altijd , geregeld 9. vaak. 10. altijd<br />

86-1. Ik reken op een uitkering. 2. Ben je bekend met dat apparaat? 3. Ik ben het niet eens met jouw mening hierover. 4. Hij heeft een schrijnend<br />

(=groot) gebrek aan humor. 5. De machine beantwoordt niet aan mijn verwachtingen. 6. Jonge kinderen dwepen vaak met tv-idolen. Ze<br />

aanbidden hen, idoliseren ze. 7. Ik houd niet zo van techniek. 8. Je kunt je beter met iets anders bezighouden. 9. Ben je op de hoogte van de<br />

problemen? 10. Ik verlang naar een andere baan. 11. Ik ben niet bang voor mijn vrije tijd. 12. Ben je bevrijd van je werk, dan kun je uren bezig zijn<br />

met motorrijden. 13. Andere mensen hebben plezier van schilderen of wandelen. 14. Ze profiteren zo optimaal van hun vrije tijd.<br />

15. Wie geen belangstelling heeft voor zaken als boetseren of fotograferen kan beter niet stoppen met werken.<br />

87-1 droeg, viel 2 vroeg 3 gevraagd 4 vroeg, gelaten 5 sliep 6 voer 7 vroeg, gevaren 8 gedragen 9 geslapen, gevraagd 10 viel, droeg<br />

89. De zon komt op in het Oosten. 2 Ze gaat onder in het Westen. 3 Om twaalf uur staat de zon in het Zuiden. 4 De Wadden liggen in het<br />

Noorden. 5 Den Haag ligt in het Westen, aan zee. 6 België ligt in het Zuiden, ten zuiden van Nederland. 7 Duitsland ligt ten oosten van<br />

Nederland. 8 Noorwegen ligt ten noorden van Nederland. 9 Ik woon in het ... van .... 10 Holland is niet hetzelfde als Nederland: Holland is maar<br />

een deel van Nederland. Maar omdat Holland het rijkste en belangrijkste deel was, noemden en noemen veel buitenlanders Nederland "Holland".<br />

90-1 In het noorden wordt het koud / gaat het vriezen / krijgt men vorst. 2 In het westen wordt het winderig / gaat het waaien / krijgt men wind.<br />

Het wordt twaalf graden. 3 In het midden komt er regen, het wordt vijftien graden. 4 In het oosten komt er onweer met hagel. Het wordt er<br />

achttien graden.5 Het Nederlands klimaat is wisselvallig (=onbestendig, wisselend). 6 Nederland heeft een zeeklimaat. In het oosten is er al<br />

sprake van een overgangsklimaat. 7 Hij vindt het niet vervelend [saai]. 8 Ik vind het ...., want/omdat .... 9 Ik vind het wel.niet lekker. 10 In mijn<br />

geboorteland is er een ........klimaat. Het weer is er ...................<br />

93-1. Mensen met macht krijgen veel kritiek. 2. Of: Het kan vriezen, het kan dooien. Soms zit het mee, soms zit het tegen. Je hebt goede tijden<br />

en slechte tijden. 3. Van kwaad tot erger. Het middel verergert de kwaal, de situatie. 4. Alles kost geld. 5. Niet te vroeg hoera roepen. "Je moet<br />

de huid niet verkopen voordat de beer geschoten is." 6. Als je onrust veroorzaakt kan die zich tegen jou keren. 7. Thuis is het beste.<br />

97-1. Meneer De Smet heeft een ongeluk gehad. 2. Zijn arm, knie en hoofd doen pijn. 3. In zijn woonwijk, op weg naar het werk 4. Gisteren. 5.<br />

(Het ongeluk is gebeurd) Door een bal. 6. Ze onderzoekt hem. 7. Nee (het is niet ernstig). 8. Hij heeft een lichte hersenschudding en een pijnlijke<br />

knie. 9. Meneer De Smet moet (een paar dagen) rust houden. 10. Nee, hij klinkt helemaal niet ziek!<br />

98-1. Een ongeluk is zo gebeurd. 2. Krijg je één probleem, dan krijg je vaak meer. 3. Doe je iets fout, dan moet je ervoor boeten. 4. Je kunt<br />

problemen niet eindeloos vergroten of negeren. 5. Van fouten leer je. 6. Houd scherpe dingen weghouden van kinderen. 7. Gooi een spiegel<br />

kapot en je zult het geluk kennen (☺).<br />

99-1. liep 2. keek. 3. vlogen 4. trok 5. dook 6. viel 7. brak. 8. droeg 9. vond 10. gehouden.<br />

100-1 Ze heeft een ongeluk gehad. 2 Ze botste met een auto. 3 Ze viel om. 4 De automobilist reed door. 5. Nee, je moet stoppen. 6 Ja,<br />

sommigen kwamen na een tijdje helpen. 7 Nee, ze is niet gewond, maar ze had wel pijn. 8 Ze had pijn aan haar knie. 9 De trapper kwam tegen<br />

de knie. 10 De fiets is kapot [stuk]. 14. Dan moet je de politie bellen, en soms een ambulance. Je moet ook een verzekeringsformulier invullen.<br />

15 Snijden kun je met een mes – en met een auto!<br />

101-1 niemand 2 veel mensen/velen/de meeste mensen/de meesten 3 veel/de meeste/een heleboel 4 sommigen/enigen/enkelen 5.<br />

sommige/enige/enkele/een paar 6. iemand 7. alle 8. sommige/enige/enkele/een paar, niemand/geen men/ geen van allen... 9.<br />

sommige/enige/enkele/een paar m veel/de meeste/een heleboel 5 iemand 6 alle 7 niemand/geen enkele/geen mens 8 sommige/enige/enkele een<br />

paar mensen 10 iedereen<br />

102-1 Norton en BSA zijn merken van motoren. 2 Langzaam rijden vonden ze tijd verknoeien. (tijdverspilling). 3 Met "die lui" worden Bertus en<br />

Tinus bedoeld. De mensen horen nooit meer wat van ze omdat ze zijn verongelukt. 4 Het lijkt me wel/niet leuk om motor te rijden. 5 Ik ben<br />

onvoorzichtig, maar niet roekeloos. 6 Ik kan "Oerend hard" zonder de Nederlandse vertaling wel/niet begrijpen. 7. Ik kan het dialect wel/niet<br />

verstaan, ik heb de Nederlandse versie wel niet nodig. 8. Ik woon in _____________. 9 Hier spreekt men wel/geen dialect. Ik kan dit dialect<br />

wel/niet verstaan. 10. Daar spreekt men wel/geen dialect. Het heel Limburgs ("plat").<br />

103-1 aardedonker, kanlblauw, sneeuwwit, gitzwarty, bloedrood; vederlicht, in- en inslecht, witheet (=razend, heel boos), ijskoud, loeizwaar;<br />

huizenhoog en mijlenver, spotgoedkoop of peperduur, doodziek of kerngezond, spiernaakt (of poedeltjenaakt) maar bloedmooi; knettergek en<br />

morsdood, doodgewoon maar springlevend, piepjong of stokoud, spuuglelijk en brandnieuw.<br />

104-1. Oerend hard kwamen zij aangereden<br />

2. Oerend hard want zij hadden van het crossen gehoord<br />

3. Langzamer rijden deden zij nimmer (=nooit).<br />

4. Sneller sjezen (racen) willen ze immer<br />

5. Tinus op zijn brommer en Karel op zijn motor<br />

6. De kippen en de hanen stoven aan de kant<br />

7. Zij waren koningen op de wegen<br />

8. Allebei hadden ze grote witte koppen<br />

9. We komen Tinus en Karel nooit meer tegen<br />

10. Een zatte kerel kwam dat gejakker stoppen.<br />

106-1 aan 2. in 3. om, over 4. naar 5. voor 5. voor 6. op. 8. voor 9 aan 10. op 11. voor 12. van 13. van 14. met 15. op<br />

148


Hoofdstuk 5<br />

1-1 Met een tang kun je nagels/spijkers uittrekken. 2 Met een schroevendraaier kun je schroeven vastschroeven – en weer losschroeven, indien<br />

gewenst. 3 Met een hamer kun je timmeren (timmeren in engere zin, slaan dus). 4 Je kunt spijkers [nagels] in een muur slaan. 5 Zagen doe je met<br />

een zaag. 6 In fabrieken maakt men allerlei producten: voeding, meubels, plastic, auto’s – teveel om op te noemen. 7 Ja/Nee, ik heb (niet/nooit)<br />

in een fabriek gewerkt. 8 Janine is de secretaresse. 9 Paul en Jeroen onderhouden de machines; het zijn onderhoudsmensen, monteurs. 10 "Aan<br />

de slag" betekent "aan het werk". "Handen uit de mouwen!" betekent hetzelfde.<br />

2-1 met 2 voor 3 op 4 aan 5 met, mee 6 voor 7 tegen 8 met 9 aan 10 met 11 op 12 12 van 13 in 14 naar 15 in<br />

3-1 Ik kocht <strong>twee</strong> broeken. 2 Ik heb drie tangen. 3 Hij wordt niet betaald voor het werk. 4 Ze kunnen zich bezeren [pijn doen] aan de machines. 5<br />

Op de blikken of op het poeder? Dit is allebei goed! Een onduidelijke, ambivalente zin.<br />

4-1. op school 2. tijdens de stage 3. in de fabriek 4. op mijn werk 5. ergens, maar nergens in het bijzonder<br />

5 de hamer-de spijker/de nagel-het boor-de zaag-de bijl;<br />

de schroevendraaier-de schroef-de bout-de sleutel en de moer-de kist;<br />

de kwast-de verf- de ladder-het stopcontact-de stekker;<br />

we verven/schilderen het huis-de schaar-de lijm-de monteur-de hendel;<br />

de man boort – de balk – de helm-de secretaresse-de centimeter.<br />

6-1. Jij koopt er tien. 2 Let goed erop! 3 Je krijgt geen loon ervoor. 4 Hij is klaar als hij er duizend vol heeft. 5 Het programma is waardeloos,<br />

maar de mensen kijken ernaar. 6 Je doet veel groenten erin. 7 Het ging er mis. 8 Er zijn leuke films. 9 Werken is vervelend als er niets te doen is.<br />

10 Er zijn veel mensen die geloven in geld.<br />

7 1 Je kunt er kaas en boter van maken. 2 Je kunt er tafels en stoelen van maken. 3 Je kunt er fietsen en auto’s van maken. 4 Je kunt er schoenen<br />

en tassen van maken. 5 Je kunt er truien en sjaals van breien. 6 Je kunt er banden van maken, 7. Je kunt er bekers en borden van maken. 8 Je kunt<br />

er glazen en ruiten van maken. 9. Je kunt er van alles mee maken. 10. Je kunt kleren en tenten ervan maken.<br />

8-3. Ik ben er (niet. 4. Ik heb er (geen). 5. Ik heb er (geen). 6. Ik woon er (niet). 7. Ik heb er (niet) veel. 8. Ik had er (niet) veel vrienden. 9. Ik<br />

woon er wel/niet. 10. Ik was er al eens/Ik was er nooit.<br />

9-1. Een vakman is iemand die (een bepaald) technisch werk compleet beheerst. 2 Het GAK keert ziekengeld uit – en controleert of je echt ziek<br />

bent. 4 "Herstellen" betekent beter worden, gezond worden. 5 In de Gouden Gids vind je namen van bedrijven. Tegenwoordig staan overigens<br />

ook privénummers erin. 6 de kachel=de verwarming; de plee=de wc; pieken=guldens; de smoking=het kostuum. 7 Iets dat te huur staat kun je<br />

slechts huren, dus voor een tijd bewonen of gebruiken. 8 De maat opnemen doe je door te meten – met een centimeter. 9 De vakbond (of in<br />

het Vlaams het syndicaat) verdedigt de belangen van werknemers. 10 Ze krijgen het cadeau: ze krijgen het gratis [voor niets]. De Nederlandse<br />

vakman is, kortom, een luilak.<br />

12 de baan=de job, de uitkering=de steun, stroom=elektro, vakman=ambachtsman, wc=plee (slang!), deskundige= specialist;<br />

cv=kachel/verwarming,spijker=nagel, penseel=kwast, het werk=beroep,baas=chef, machine=het apparaat;<br />

arbeidsongeschikt=langdurig ziek; grieperig=verkouden; gecheckt=gecontroleere; kapot=stuk; gerepareerd=hersteld/gemaakt, evenmin=ook<br />

niet; serieus= ernstig, mooi=prachtig, gesmeerd=geolied.<br />

13-1b, 2c, 3a, 4b, 5b, 6a, 7c, 8c, 9a, 10a (de website heeft geen prijsvergelijk maar een produktvergelijker!).<br />

14-1 Het gaat prima. 2 Hij is onhandig. 3 Hij is corrupt. 4. Allemaal meewerken en aanpakken! 5. Hij saboteert.<br />

16-1 gehad 2 geweest 3 waren, werden 4 was, geweest 5 was, hadden 6 werd, gehad 7 was, waren 8 was, werden 9 geworden, gehad 10 was,<br />

werd<br />

17-1c 2c 3a 4c 5c 6 allemaal goed 7a<br />

18-1. Jeroen had een middag vrij. 2 Ergens tussen Utrecht en Zwolle. Hij ziet akkers, weiden, boerderijen, een stukje bos, een boomgaard. 5 Hij<br />

zucht omdat er ook in de natuur veel lawaai is. 6 Nee, er is maar weinig natuur. 7. Die zijn wél echt, maar zelfs de rivieren en de zee worden<br />

door dijken en dammen gestuurd. 8. Ik vind het landschap ... 9. Het ziet er bergachtig uit. Het ziet eruit als hier.. 10. Mijn lievelingslandschap is ...<br />

19 Hier zijn vaak meerdere mogelijkheden!-1 Hij besloot gisteren opeens een stukje op de hei te gaan wandelen. 2 En tractor kwam toen<br />

ineens in de verte voorbijdenderen. 3. sara is <strong>twee</strong> weken gelden op een dad naar Rotterdam gereisd. Hij gaat zich in de open lucht altijd snel<br />

beter voelen. 5 Je kunt de laatste jaren makkelijk in Nederland een wandeling vinden. 6 Er waren gisteren vaker problemen op de autoweg. 7 Zij<br />

heeft haar hele leven lang met plezier van thuis uit gewerkt. 8 Je moet niet altijd zo lang na school in de stad blijven hangen. 9 (Bijvoorbeeld) De<br />

dichter heeft toen vaker goede momenten hekend in de Dappestraat. 10 Kun je in Nederland de laatste tijd wel over alles vrij spreken?<br />

20-1 in 2 voor/na/halverwege 3 bij 4 rond/bij/aan 5 buiten 6 boven/rond 7 onder 8 tegen 9 achter 10 aan 11 om 12 voor/over 13 bij 14 naast 15<br />

tegenover/naast 16 door 17 van 18 om 19 voor/tegen 20 met<br />

22-1 uit 2 met 3 voor 4 op 5 over 6 over 7 van/over → 8 aan 9 tot, toe 10 met 11 van ..af, met/naar 12 met 13 via, van 14 van 15 bij<br />

23-1 Hij vindt natuur iets voor mensen die tevreden zijn, of leeg (in hun hoofd?). Niet iets voor "echte" mensen, blijkbaar. 2 De Nederlandse<br />

natuur is te klein, versnipperd: het is geen natuur, ze bestaat niet meer. 3 grauw=grijs;de kade (ook wel de kaai) is de stenen wal aan de<br />

waterkant; vastklinken=vastmaken 4 Het ziet eruit als een schilderij!? 5 Als je weinig veracht valt het altijd mee. 6 Het wonder [het mirakel] is<br />

een onverklaarbare positieve gebeurtenis. 7 verregend=door regen nat geworden, miezerig=waardeloos 8 Nee, de Dapperstraat is een<br />

marktstraat in een volksbuurt.<br />

25-1 moest, zei 2 wilde/wou, kon 3 mochten , wilden (wouden) 4 had, gewild 5 werd, kon 6 gemoeten, gemogen 7 wilden, zwegen 8 konden,<br />

moesten 9 waren, konden 10 gewild, gekund<br />

26-1. Nee, er zijn geen olifanten. 2. Ja, er zijn ... 3. Ja, Nederland heeft er een. 4. Ja/Nee, er is veel/weinig werkloosheid. 5. Ja/Nee, er is (geen)<br />

plaats om te logeren. 6. Er is er geen/een, er zijn er <strong>twee</strong>/drie.... 7. Er is/zijn er ... 8. Er is er een. 9. Ik heb er ..... 10. De VS/Verenigde<br />

Staten hebben er een.<br />

29-1b 2c 3c 4a 5a 6b 7c 8d 9a<br />

30-1 A: "Waarop zou jij inzetten om het broeikaseefect te verminderen?"<br />

B: "Schone energie. Je kunt niet iedereen stiilzetten en thuishouden. We moeten meer<br />

schone energie produceren."<br />

A: "Waaraan denk je dan? Kernenergie?"<br />

B: "Nee. Te gevaarlijk, geen definitieve oplossing."<br />

A: "Onzin. Dat is gedateerd."<br />

B: "Nee hoor. Uranium is straks ook op. Zonne-energie, wind- en waterkracht, dat<br />

blijft."<br />

2. A: "En, wat denk jij ervan, [naam leerling]?<br />

32, mogelijke antwoorden: 1 Er zijn veel mensen die alles geloven wat hun wordt verteld. 2 Ik heb hiervan nooit iets begrepen. 3 Er was laatst<br />

een discussie op televisie over deze kwestie. 4 Ze noemden er een tijdschrift voor mannen. 5 Ik had hiervan nog nooit een exemplaar gekocht;<br />

Hiervan had ik nog nooit een exemplaat gekocht. 6 Er zouden in dat blad de meest domme dingen staan. 7 Ik ging naar de sigarenzaak. Ik heb er<br />

toen gelijk drie na elkaar gelezen; Toen heb ik er gelijk dire na elkaar gelezen. 8 Er stond deze week niet veel in die blaadjes. 9. Ik kan niet zeggen<br />

dat ik er nu vaker veel van zal kopen. 10. Misschien moet je maar tolereren dat veel hiervan voor andere mensen is bedoeld.<br />

149


33-1 kleurentelevisies, 2 antenne, 3 kabel, 4 satelliet, 5 journaal=nieuws, 6 publieke, 7 reclame 8 actualiteitenrubriek 9 presentator 10 video/dvd<br />

34-1 met, mee 2 om 3 aan 4 met 5 mee 6 aan 7 in 8 van 9 in 10 voor 11 van 12 aan 13 in 14 om 15 aan<br />

35-1 Vroeger zongen de mensen hun eigen liedjes. Iedereen zong zelf. 2. Tegenwoordig, vandaag de dag, komen ze uit radio en tv. Of uit de Ipod.<br />

3. Eén verschil is dat mensen alles wordt aangeboden, ze zingen, vertellen, verzinnen minder zelf.<br />

36-1 Met een afstandsbediening kun je elektronica van een afstand regelen; de beeldbuis is het deel van de tv waarnaar je kijkt; luidsprekers<br />

(=boxen) hgeven geluid; stereo is geluid dat van <strong>twee</strong> kanten komt. 2. Mijn favoriete tv-programma is ..., omdat ....<br />

38-1. Ik heb er vals geld mee gedrukt. of: Ik heb vals geld ermee gedrukt.2. We hebben zo op allerlei manieren ertegen gezondigd. 3. Jan heeft er<br />

mij een drietal printers neergezet. of: Jan heeft mij een drietla printers erin neergezet. 4. De printers stonden eronder de hele dag biljetten uit de<br />

spuwen. 5. Moet de politie wel of niet ertegen optreden? 6. Valsemunterij is geen halsmisdaad, maar de burgerij kan haar afkeer ervan niet<br />

onderdrukken. 7. We werden daarom veroordeeld. 8. De rechter heeft ons daar(voor) niet zo makkelijk (voor) laten gaan. 9. De straf heeft ons<br />

er(van) in geen tijd (van) genezen. 10. We hebben er(voor) wel massa’s spullen (voor) teruggekregen.<br />

39-1a 2c 3c 4b 5b 6c 7b 8b 9a 10a<br />

40-1 gingen, wilden (wouden, wouen - informeel) 2 wilde/wou, ging 3 kwamen .. tegen, zagen 5 gingen, deden 6 zagen, kwam 7 zaten, vertelden<br />

8 gegaan, kwam 9 kwamen, deed 10 uitgegaan, konden<br />

42-1 laten, 2 moeten 3 gaan 4 komen 5 laten 6 leren 7 gaan 8 zitten, gaan 9 laten 10 kunnen<br />

43-1c 2b (2a is fout - landbouw is ook belangrijk -, 2c is niet helemaal compleet (niet alleen het water, ook de centrale ligging is belangrijk) 3a (3c:<br />

toen Philips zijn oorlog begon was er van onafhankelijkheid nog ghelemaal geen sprake!!) 4a 5b 6c 7 allemaal goed 8a 9b 10a<br />

44-1 heb 2 had 3 ben 4 zijn 5 heb 6 hadden 7 zijn 8 hebben 9 hebt, hebt 10 had<br />

45-1 met 2 aan 3 aan 4 van 5 op 6 van 7 om 8 naar 9 op 10 voor 11 aan 12 bij 13 van 14 met, met 15 op<br />

47 Mogelijke zinnen: 1. Nadat de zee was verdwenen, zag je er alleen nog akkers, weiden en vee. 2. De jongen verdronk, ofschoon men<br />

probeerde hem te redden. 3. Bij inpoldering wordt land op de zee gewonnen doordat men het water wegpompt. 4. Als de zeespiegel stijgt,<br />

komt het land in gevaar.<br />

48-1. De Nederlanders willen nu de Waddenzee niet meer inpolderen. Misschien vanwege de waarde van de natuur (de waarde die ze aan de<br />

natuur hechten). 2. Nederland is een klein land. Toch heb je er rustige plekken. 3. Religie speelt een grote rol in het leven van de mensen, en in<br />

de geschiedenis. De meeste intellectuelen geloven niet. Daarom verwaarlozen veel intellectuelen het belang van godsdienst. 4. Ik zou die kerk<br />

graag eens van binnen zien. Nu is hij dicht. Misschien moet ik maar terugkomen als er een mis is. 5. Waar mensen wonen moet men voor<br />

veiligehied zorgen. 6. Wat je daar zegt is helemaal waar. 7. Terwijl wij hier zitten te kletsen gaat alles mis. 8. Doordat jij zo stom doet is de<br />

middag verpest. 9. Toen je gisteren binnenkwam werd het meteen veel gezelliger. 10. Nu je dat probleem hebt afgehandeld kun je doorgaan<br />

met het volgende.<br />

49 mogelijk: 1: aan de telefoon kan hij niet goed uit zijn woorden komen / Hij kan niet goed uit zijn woorden komen aan de telefoon 2. Hij<br />

vergeet zich voor te stellen bij het opnemen. 3. Jullie hebben dat aan ons verteld / verteld aan ons. 4. wat moeten we we nu met hem doen (met<br />

hem)? 5. Hij heeft van Onze Lieve Heer een goede telefoonstem gekregen (van OLH). 6. Belangrijke boodschappen moet je aan de betreffende<br />

persoon doorgeven. 7. hij heeft vergeten dat meerdere keren vergeten. 8. Men heeft vaker gevraagd aan hem: 9 wil je niet met volle mond<br />

praten aan de telefoon? 10. en dan gaat hij zonder groeten ook nog vaak opleggen zonder groeten!<br />

50-1 op 2 naar 3 op 4 om 5 op 6 op 7 op 8 aan 9 met 10 naar 11 op 12 tegen 13 op 14naar 15naar<br />

51-1 riep, opgenomen 2 zocht 3 zei, gelopen 4 liep, kocht 5 vonden, dronk 6 keek, geroepen 7 was, kwam 8 gezocht, riep 9 kwam, zocht, was<br />

10 had, gezocht, was, had<br />

52-1a 2b 3b 4c 5b 6a 7c 8a 9c 10b<br />

54-1. was, geheten 2. lachte, scheen 3 droeg, bakte 4 bracht 5 gekomen, afgenomen 6 stond, bedierf 7 waste, weggewassen 8 werd, gelachen,<br />

gebakken 9 heette 10 waste, verliet<br />

56- gitaar-viool-strijkstok-bas-het koffer;<br />

trommel-het drumstel-xylofoon-trommelstokken-tamboerijn;<br />

piano (vleugel) - het toetsenbord-het orgel-harp-accordeon;<br />

trompet-klarinet-(dwars)fluit-saxofoon-hoorn;<br />

dirigent-het orkest-het joor-noot-(blad)muziek op notenstandaard/pult.<br />

58-1 aanpakken 2 pak ... aan 3 laat ... los 4 voorstellen 5 trek ... aan 6 gaan ... mis 7 gaat door 8 komen ... voor 9 leer ... bij 10 stilstaan 11 om bij<br />

te leren 12 zat vast 13 tegenzit 14 omhoog te houden 15 tegenvallen, tegenvalt<br />

59-1 aanvaard 2 doorbreek 3 als je dat soort situaties voorkomt 4 aanvaarden 5 Zo achterhaal 6 Misschien overschat ik 7 als ik mezelf overstijg 8<br />

volhardt 9 overbelast 10 een beetje overdreven.<br />

60-1a, 2c, 3a, 4b, 5c, 6b, 7a, 8f, 9c<br />

61-1 voor 2 van 3 op 4 van 5 op 6 in 7 van 8 met 9 voor 10 op 11 in 12 met 13 met 14 aan, aan 15 op 16 aan 17 aan 18 om/over 19 op 20 op.<br />

11 in 12 met 13 met 14 aan 15 op 16 aan 17 aan 18 om/over 19 op 20 op<br />

62-1. misgun 2. aanbidt 3. schrijft ... over 4. overschat 5. afgezaagd, mishandelt 6. overgespeeld, weerklinkt 7. aangepakt 8. weerhoudt,<br />

onderdruk 9. afgevraagd, overdacht 10. voorspel, ga..door<br />

64-1c 2a 3a 4b 5c 6a 7c 8a 9c 10b 11c<br />

65-1. Als ik 's morgens opsta ben jij al wakker. 2. Omdat jij 's morgens opmoet lig je ook vroeg erin. 3. Voordat je gaat slapen kun je beter iets<br />

ontspannends doen. 4. Zodra ik om zessen wakker word denk ik aan alle verplichtingen. 5. Terwijl ik slaap droom ik van wat nog moet gebeuren.<br />

6. Dat je zelden rustig slaapt vind ik jammer. 7. Nadat we een tukje deden waren wee weer fris. 8. Toen ze haar schoonheidsslaapje deed was<br />

het erg rustig in huis. 9. Ofschoon slaap belangrijk is moet je niet teveel slapen. 10. Of hij morgen komt is nog onduidelijk.<br />

66-1 aan 2 met/aan 3 van 4 met 5 aan 6 over 7 uit/door 8 van 9 mee 10 voor 11 op 12 bij 13 in 14 naar 15 met<br />

67-1 Het universele gedogen 2 prostitutie, euthanasie en de softdrugshandel: het CDA was ertegen, maar kon het niet oplossen. 3 Paars - een<br />

regering van socialisten (rood) en liberalen (blauw). 4 Nee, onbeschoft gedrag is bijvoorbeeld een burgerzaak. 5 "Geweld wordt nooit gedoogd".<br />

6 Uitgeprocedeerden worden door burgers gesteund en gaan in de illegaliteit: dit is wel te bestrijden, maar niet op te lossen. 7b 8a 9a 10d<br />

68-1 wierven, hielpen 2 wierp, wierf 3 bedierven, verkochten 4 waren, bedorven, kreeg 5 verloren, hielp 6 gehouden, hield 7 belden op,<br />

wilde/wou, geholpen 8 zei, gestorven 9 speet 10 sprak, bedorven, roken<br />

69-1a 2c 3c 4b; 70-1b 2c 3b 4b 5a 6b 7b 8a 9b 10c<br />

71 Mogelijke antwoorden: 1 Wie dit gelooft is gek / kan lezen... 2. De reden dat ik opbel is dat ik je nodig heb. 3. Ik zou u willen vragen (om)<br />

meteen te komen. 4. Hoe langer ik naar je betoog luister, des te meer moet ik gapen 5 Omdat mijn dochtertje ziek is kan ik niet komen. 6 Zij<br />

geeft antwoord op de vraag: "Waarom hebben mannen een navel?"<br />

72-1 Kan ik wat geld van je lenen? 2 Zullen we naar het strand gaan? Studeren komt me de neus uit. 3 Ik kijk even rond. 4 Sorry, maar het viel me<br />

een beetje tegen. 5 Ik wil van studie veranderen. Hoe doe ik dat? 6 Is dit het nummer van Karin? Nee? Dan heb ik het verkeerde nummer<br />

gedraaid, sorry.<br />

74-1c 2c 3c 4a en c 5a 6d 7b; 75-1e 2b 3b 4b 5b & d 6a en b<br />

76-1 de printer 2 (het) adres 3 (de) datum 4 (de) aanhef 5 (de) titel 6 vormelijk; (de) sollicitatie 7 (de) inhoud; (de) boodschap 8 (de) groet, (de)<br />

150


handtekening 9 (de) envelop, (de) postzegel 10 (de) afzender, brievenbus<br />

77-1 van 2 naar 3 voor 4 voor 5 met 6 met 7 op 8 op, in 9 door, met 10 over 11 op, op 12 op 13 om 14 op 15 op<br />

79-1 de einder=de horizon, knotten=snoeien (knippen van bomen), de olm=de iep=een boomsoort, het gewest=de streek=de regio, de<br />

ramp=de katastrofe 2 De Rijn (en zijn uitlopers de Waal, de Lek en de IJssel), de Maas en de Schelde 3 Wolken en mist dempen (=verzwakken)<br />

het zonlicht. 4 Overstromingen 6 "breede" en "hooge" met dubbele klinker; "aan den einder"; "grootsch" in plaats van groots 10 In 1940 was de<br />

Tweede Wereldoorlog begonnen.<br />

82-1 op 2 naar 3 van 4 van 5 van 6 tot 7 in 8 tot 9 voor 11 van/voor 11 op 12 van 13 van 14 met 15 om 16 aan 17 af 18 van 19 op 20 voor<br />

83-1 Sorry maar ik moet nu echt opleggen, want ik was nét bezig het af te maken! 2 (Misschien klinkt het onnozel, maar) Zou u even kunnen<br />

uitleggen wat het periodiek systeem is? 3 Pardon, is deze computer nog vrij? 4 Ik wilde even doorgeven dat ik helaas niet kan komen, ik ben niet<br />

lekker. 5 Zou je me wellicht kunnen helpen met mijn Nederlands? 6 Neem me niet kwalijk, maar kan dit écht niet tot morgen wachten?<br />

151


Bijlage 5: NEDERLANDSE GRAMMATICA<br />

1. Letters en uitspraak<br />

2. Vraagwoorden<br />

3. Voornaamwoorden<br />

4. Werkwoorden<br />

5. Artikel, adjectief, substantief<br />

6. Andere woorden<br />

7. Volgorde in zinnen.<br />

8. Voorbeelden van zinnen<br />

9. Om in te vullen<br />

letter uitspraak<br />

1. Letters en uitspraak<br />

a. de klinkers (vowels)<br />

voorbeelden<br />

a<br />

kort in:<br />

de man, de hand, de kast, de bak, dag, ik pak;<br />

(de "aa")<br />

lang in:<br />

de vader, de tafel, de kamer, de sla, de opa<br />

aa<br />

("dubbele aa")<br />

lang: het haar, het raam, de vaas, naar, ik slaap;<br />

e<br />

(de "ee")<br />

kort in: lang in:<br />

û<br />

de pen, de melk, de wekker;<br />

de peper, de lepel, de wereld, weten;<br />

de, me, je, te; de adem, laten, de uren<br />

ee<br />

("dubbele ee")<br />

lang: het been, de thee, <strong>twee</strong><br />

i<br />

kort in: lang in: ik wil, hij is, het kind;<br />

(de "ie")<br />

de radio, de liter<br />

ie<br />

lang: het bier, het dier, het papier;<br />

(de "ie-ee")<br />

niet, lief, drie, vier, tien; ik zie wat jij niet ziet<br />

o<br />

kort in: lang in: de mond, de klok; of, op;<br />

(de "oo")<br />

de opa en oma, de foto, de radio, de oven<br />

oo<br />

lang: het hoofd, het oog, het oor, de oom;<br />

("dubbele oo")<br />

rood, droog, ik loop, ik droom<br />

u<br />

kort in: lang in: de zus, nul;<br />

(de "uu")<br />

de muren, de buren, u, uw;<br />

uu<br />

("dubbele uu")<br />

lang: de muur, het vuur, de buur;<br />

y (de Griekse ij) ie de pyjama, typen<br />

letter uitspraak<br />

b. de <strong>twee</strong>klanken (diphtongs)<br />

voorbeelden<br />

ei {de "korte ei") ij (de "lange<br />

Een klein meisje en een ei;<br />

ij")<br />

jij, hij, zij; mijn, fijn, zijn;<br />

de wijn, kijken, wijzen;<br />

i of u! > makkelijk en moeilijk<br />

ou<br />

de vrouw, het hout; nou, jou; oud, koud, fout;<br />

au<br />

au!, rauw, lauw, de pauw<br />

oe de soep, de broer, de moeder, het boek, de stoel<br />

ui ik huil van de ui uit de tuin;<br />

het huis, de suiker<br />

eu de neus, de deur, de keuken, de beurs, de beurt;<br />

leuk, de reuk van jouw peuk in mijn neus<br />

c. de medeklinkers (consonants)<br />

letter uitspraak voorbeelden<br />

b (de bee) b in:<br />

p in:<br />

de bal, de bel, het boek, de bak, het bord, het bed, het bad; ik ben, jij bent;<br />

ik heb, je hebt<br />

p (de pee] p de pen, het papier, de appel, de aap, het sap,<br />

ik loop, ik stap<br />

f (de ef) f de fiets, de flat, vijf, ik geef<br />

v (de vee) v de vrouw, de vader, vier, de voet, de vork;<br />

voor, van, vies, boven<br />

152


w (de wee) w ik wil, het water, <strong>twee</strong>; de vrouw, uw, ik duw, gauw<br />

s (de es) s de stoel, het sap, het spel; de jas, het huis; het kussen<br />

z (de zet) z de zak, de zin, de zus; lezen, zitten; zeer, ziek, zwart;<br />

ik zeg, zes, zeven<br />

g (de gee) g<br />

ch<br />

de gum, het glas, het gordijn, goed;<br />

ik zeg, jij legt, de weg, nog<br />

h (de haa) h het hoofd, het huis, de hand;<br />

ik help, wij horen, hallo, hoi!<br />

k (de kaa) k het kind, de kast, de klok, de kop, de kaas;<br />

leuk, lekker, kruis aan? ik kan het!<br />

q (de kuu) kw qua<br />

x (de iks) ks ex, extra<br />

c (de see) s<br />

k<br />

de cel, het cijfer (voor i, e en ij)<br />

de cacao, de cocon.. (voor a, o en u)<br />

m {de em) m de man, het meisje, de mond,<br />

de moeder, het raam, de kamer<br />

n (de en) n<br />

nee, een, negen, tien;<br />

-<br />

de boeken, de boekentas<br />

r<br />

(de er)<br />

r het raam, de radio, de vloer, waar?;<br />

de vraag<br />

l (de el) l de les, het lichaam, de lamp, de lepel, de leerling, de klas<br />

t (de tee) t<br />

th = t<br />

d (de dee) d<br />

t<br />

de trap, de tafel, de trein, de tas, <strong>twee</strong>;<br />

de thee<br />

de deur, het dak, doen, worden;<br />

het hoofd, de mond, het bord, de vriend, word<br />

j (de jee) j de jongen, de jas, jij, jullie;<br />

i<br />

y (de Griekse ij)<br />

j<br />

j<br />

aaien, mooi<br />

de yoghurt<br />

1. tijd, plaats, richting:<br />

Wanneer kom je terug?<br />

Waar gebeurde het?<br />

Waar ga je heen? = Waarheen ga je = Waar ga je naartoe?<br />

Waar kom je vandaan?<br />

2. keuze:<br />

Welke sleutel is de goede?<br />

Wat voor (soort) eten wil je?<br />

3. manier, hoeveelheid en aantallen:<br />

Hoe doe je dat?<br />

Hoeveel kost dat?.<br />

Hoe lang (zwaar, oud) ben jij?<br />

4. personen:<br />

Wie heeft dat gedaan?<br />

Aan wie schrijf je?<br />

Voor wie is dat?<br />

Met wie ga je naar de film?<br />

Van wie is dat boek?<br />

Wiens boek is dat?<br />

5. dingen:<br />

Wat ga je doen?<br />

Waarom doe je dat? = Hoezo doe je dat?<br />

Waardoor komt dat? = Waarvan komt dat?<br />

Waarvoor doe je het?<br />

Waarmee doe je dat?<br />

Waarvan is die fiets?<br />

Waaraan denk je? = Waarover denk je?<br />

2. Vraagwoorden<br />

1. time, place, direction:<br />

When do you come back?<br />

Where did it happen?<br />

Where do you go to?<br />

Where do you come from?<br />

2. choice:<br />

Which key is the right one?<br />

What kind of food do you want?<br />

3. quality, quantity:<br />

How do you do that?<br />

How much does it cost?.<br />

How long (heavy, old) are you?<br />

4. persons:<br />

Who has doen that?<br />

To whom do you write?<br />

For whom is that?<br />

With whom do you go to the movies?<br />

Of whom is that book?<br />

Whose book is that?<br />

5. things:<br />

What will you do?<br />

Why do you do that?<br />

"Through what" (Because of what) is that?<br />

"For what" do you do it?<br />

"With what" do you do that?<br />

"Of what" (Of which material) is that bike?<br />

What are you thinking about?<br />

153


3. Voornaamwoorden<br />

Vette en onderstreepte voornaamwoorden kun je altijd gebruiken.<br />

Onderstreepte voornaamwoorden alleen zonder klemtoon (=accent).<br />

Als onderwerp (=subject)<br />

enkelvoud (1) meervoud (2,3,4,...)<br />

1<br />

Ik ga. Wij (we) gaan.<br />

2 Jij (je) gaat ook?<br />

(informeel)<br />

U blijft?<br />

(formeel)<br />

3 Hij (→) komt morgen.<br />

Zij (ze) (→) heet Sara.<br />

Het is lekker weer.<br />

Men poetst zijn tanden.<br />

Jullie gaan mee?<br />

(informeel)<br />

U blijft?<br />

(formeel)<br />

Zij (ze) stoppen.<br />

als object<br />

enkelvoud meervoud<br />

1 Zie je mij (me)? Ze is bij ons.<br />

2 Deze is voor jou (je).<br />

Die is voor u.<br />

3 Ik zie hem (→).<br />

Zie je haar (→)?<br />

Ik heb het!<br />

Ik geef het jullie.<br />

Ik kom bij u.<br />

Heb je ze gezien?<br />

Bij mensen (with people):<br />

Ik zie hen.<br />

Jij bent bij hen.<br />

Ik geef het hun.<br />

154<br />

Bezittelijk<br />

enkelvoud (1) meervoud (2,3,4...)<br />

1 Heb ik mijn<br />

(m’n) fiets?<br />

2 Ja, jij hebt jouw<br />

(je) fiets.<br />

U hebt uw auto.<br />

3 Waar heeft hij<br />

zijn (z’n) auto?<br />

Heeft ze haar<br />

(d'r) fiets?<br />

Wij kussen<br />

onze vader<br />

(de-<br />

woorden)<br />

Dat is ons<br />

huis (hetwoorden)<br />

Jullie hebben jullie (je)<br />

fietsen?<br />

Zij gaan naar hun ouders.<br />

als reflexief<br />

1 Ik schaam me. We hebben ons<br />

vergist.<br />

2 Je moet je eens<br />

wassen.<br />

U vergist u/zich<br />

nooit?<br />

3 Hij draait zich om.<br />

Ze bedenkt zich.<br />

Jullie moeten je<br />

verkleden.<br />

Ze bekijken zich in<br />

de spiegel.<br />

elkaar = each other:<br />

1 Wij houden van<br />

elkaar.<br />

2 Jullie helpen elkaar.<br />

3 Zij ontmoeten<br />

elkaar op het plein.


egelmatige tegenwoordige tijd (regular<br />

present)<br />

Voorbeeld:<br />

roepen<br />

enkelvoud<br />

(1)<br />

1 Ik roep.<br />

2<br />

3<br />

[-en]<br />

Roep jij?<br />

Jij roept hard.<br />

U roept mij?<br />

Roept u een<br />

ober?<br />

Hij roept hard.<br />

Dan roept zij.<br />

De vrouw roept<br />

het kind.<br />

Roept het kind?<br />

regelmatige verleden tijd<br />

(regular past tense)<br />

Infinitf: xtc koffieshop:<br />

mixen, praten<br />

racen, maken,<br />

puffen...<br />

Presens:<br />

ik ...<br />

Imperfectum<br />

enkelvoud<br />

Imperfectum<br />

meervoud<br />

mix, praat, race,<br />

maak, puf, pas,<br />

kuch, piep<br />

ik/jij/u/<br />

hij/zij<br />

mixte, praatte,<br />

racete, maakte:<br />

+te<br />

wij/jullie/ze<br />

mixten, praatten,<br />

raceten, maakten:<br />

+ten<br />

Partici-pium (wij hebben)<br />

gemixt, gemaakt,<br />

geracet, gepraatt....<br />

+ge, +t<br />

meervoud<br />

(2,3,4):<br />

infinitief<br />

Wij roepen.<br />

Jullie<br />

roepen de<br />

leraar.<br />

U: always<br />

singular<br />

Zij roepen<br />

altijd.<br />

Roepen de<br />

mensen?<br />

andere:<br />

dubben, doden<br />

hijgen<br />

aaien....<br />

dub, dood, slee,<br />

hijg, aai, haal,<br />

stem...<br />

ik/jij/u/<br />

hij/zij<br />

dubde, doodde,<br />

hijgde, haalde:<br />

+de<br />

wij/jullie/<br />

zij dubden,<br />

aaiden, hijgden:<br />

+den<br />

(ik heb)<br />

gedubd, gehijgd,<br />

gestemd,<br />

gedoodd...<br />

+ge, +d<br />

4. Werkwoorden<br />

onregelmatige tegenwoordige tijd (irregular present): alleen enkelvoud<br />

is onregelmatig!<br />

zijn ik ben/ben jij<br />

jij/u bent<br />

hij/zij/het/men is<br />

hebben hij/zij/het/men heeft<br />

kunnen ik/jij/u/hij/zij/het/men kan<br />

mogen ik/jij/u/hij/zij/het/men mag<br />

zullen ik/jij/u/hij/zij/het/men zal<br />

willen ik/jij/u/hij/zij/het/men wil<br />

moeten ik/jij/u/hij/zij/het/men moet<br />

laten ik/jij/u/hij/zij/het/men laat<br />

komen ik kom/kom jij<br />

jij komt<br />

u/hij/zij/het/men komt<br />

gaan<br />

staan<br />

155<br />

ik ga/ga jij<br />

jij gaat<br />

u/hij/zij/het/men gaat<br />

onregelmatige verleden tijd (irregular past tense)<br />

Infntf zwijgen bieden vinden lezen<br />

kruipen trekken stelen<br />

Presns zwijg bied vind lees<br />

ik ...<br />

kruip trek steel<br />

ImperfectumenkelvoudImperfectummeervoudParticipium<br />

zweeg bood<br />

kroop<br />

zwegen boden<br />

kropen<br />

gezwegen geboden<br />

gekropen<br />

vond<br />

trok<br />

vonden<br />

trokken<br />

gevonden<br />

getrokken<br />

las<br />

stal<br />

lazen<br />

stalen<br />

gelezen<br />

gestolen<br />

laten<br />

graven<br />

laat<br />

graaf<br />

liet<br />

groef<br />

lieten<br />

groeven<br />

gelaten<br />

gegraven<br />

onregelmatige verleden tijd hulpwerkwoorden<br />

(irregular past tense of some auxiliary verbs)<br />

Infnt zijn hebben kunnen moeten mogen<br />

Imp. ev was had kon moest mocht<br />

Imp.<br />

mv<br />

waren hadden konden moesten mochten<br />

Partc geweest gehad gekund gemoeten gemogen


het artikel<br />

vrouwelijk<br />

mannelijk<br />

onzijdig<br />

neutraal<br />

onbepaald<br />

indefinite)<br />

bepaald<br />

(definite)<br />

meervoud substantief<br />

regel +en deur<br />

bank<br />

muur<br />

uitzon- +s<br />

dering 1<br />

uitzon- +‘s<br />

dering 2<br />

enkelvoud<br />

(1)<br />

een<br />

vrouw<br />

de vrouw<br />

onbepaald een man<br />

bepaald de man<br />

onbepaald een ding<br />

bepaald het ding<br />

woorden op<br />

-er, -el, -en, -em,<br />

-je, -te<br />

veel woorden op<br />

–ie<br />

vreemde woorden<br />

(Engels, Frans)<br />

woorden op open<br />

klinkers<br />

5. Artikel, adjectief, substantief<br />

meervoud<br />

(2,3,4.)<br />

vrouwen<br />

de vrouwen<br />

mannen<br />

de mannen<br />

dingen<br />

de dingen<br />

<strong>twee</strong> deuren<br />

<strong>twee</strong> banken<br />

vier muren<br />

<strong>twee</strong> kamers<br />

drie regels<br />

vier dekens<br />

vijf bezems<br />

zes rekjes<br />

zeven tantes<br />

<strong>twee</strong> vakanties<br />

<strong>twee</strong> disks<br />

tien bureaus<br />

<strong>twee</strong> foto’s<br />

elf kiwi’s<br />

zes paprika’s<br />

twaalf menu’s<br />

acht floppy's<br />

afkortingen drie cd's<br />

en tien dvd's<br />

156<br />

het adjectief<br />

de-woorden<br />

het-woorden<br />

predikaat,<br />

adverb<br />

materialen<br />

bepaald<br />

(definite)<br />

de mooie vrouw<br />

de mooie man<br />

onbepaald<br />

(indefinite)<br />

een mooie vrouw<br />

een mooie man<br />

+e<br />

+e<br />

het mooie kind Wat een mooi kind!<br />

het mooie weer Mooi weer vandaag!<br />

Geen lekker ijs.<br />

+e<br />

-<br />

Die man wordt groot.<br />

De vrouw is mooi.<br />

Dat doe je goed.<br />

Mooi gedaan!<br />

de gouden ring<br />

het houten been<br />

een ijzeren balk<br />

+en<br />

diminutief<br />

1. heeft "het" als artikel, nooit "de"<br />

2. eindigt altijd op "je"<br />

Regel<br />

Uitzonderingen<br />

de krant<br />

de hoed<br />

de bank<br />

het rek<br />

korte klinker en<br />

m/n/ng/l/r:<br />

de som<br />

de kan<br />

het ding<br />

de bal<br />

andere woorden op l,<br />

n, r, w:<br />

de paal<br />

de schoen<br />

de veer<br />

de duw<br />

andere woorden op<br />

m:<br />

het raam<br />

de duim<br />

het<br />

krantje<br />

hoedje<br />

bankje<br />

rekje<br />

het<br />

sommetje<br />

kannetje<br />

dingetje<br />

balletje<br />

het<br />

paaltje<br />

schoentje<br />

veertje<br />

duwtje<br />

het<br />

raampje<br />

duimpje<br />

+ je<br />

+ etje<br />

+ tje<br />

+ pje


telwoorden (numbers)<br />

0<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

10<br />

11<br />

12<br />

13<br />

14<br />

15<br />

16<br />

17<br />

18<br />

19<br />

20<br />

21<br />

22<br />

30<br />

40<br />

50<br />

60<br />

70<br />

80<br />

90<br />

100<br />

1000<br />

106<br />

109<br />

nul<br />

één<br />

<strong>twee</strong><br />

drie<br />

vier<br />

vijf<br />

zes<br />

zeven<br />

acht<br />

negen<br />

tien<br />

elf<br />

twaalf<br />

dertien<br />

veertien<br />

vijftien<br />

zestien<br />

zeventien<br />

achttien<br />

negentien<br />

twintig<br />

eenentwintig<br />

<strong>twee</strong>ëntwintig<br />

dertig<br />

veertig<br />

vijftig<br />

zestig<br />

zeventig<br />

tachtig<br />

negentig<br />

honderd<br />

duizend<br />

een miljoen<br />

een miljard<br />

de eerste man, het eerste ding<br />

de/het <strong>twee</strong>de man/ding<br />

de/het derde<br />

de/het vierde<br />

de/het vijfde<br />

de/het zesde<br />

de/het zevende<br />

de/het achtste<br />

de/het negende<br />

de/het tiende<br />

de/het elfde + de!<br />

de/het twaalfde<br />

de/het dertiende<br />

de/het veertiende<br />

de/het vijftiende<br />

de/het zestiende<br />

de/het zeventiende<br />

de/het achttiende<br />

de/het negentiende<br />

de/het twintigste<br />

de/het eenentwintigste<br />

de/het <strong>twee</strong>ëntwintigste<br />

de/het dertigste<br />

de/het veertigste<br />

de/het vijftigste<br />

de/het zestigste<br />

de/het zeventigste +ste!<br />

de/het tachtigste<br />

de/het negentigste<br />

de/het honderdste<br />

de/het duizendste<br />

de/het miljoenste<br />

de/het miljardste<br />

aanwijzend (=indicatief)<br />

hier (dichtbij) daar (verder weg)<br />

de man/vrouw<br />

het kind<br />

deze man/vrouw<br />

dit kind<br />

die man/vrouw<br />

dat kind<br />

6. Andere woorden<br />

DE-DEZE-DIE man, vrouw, mannen, vrouwen, kinderen<br />

maar<br />

het-dit-dat kind<br />

157<br />

de klok (the clock)<br />

a. vanaf X:40 tot en met X:20 zeg je:<br />

"Het is ... voor/over X":<br />

12:00=twaalf uur<br />

1:40 = twintig voor <strong>twee</strong><br />

2:45 = kwart voor drie<br />

3:50 = tien voor vier<br />

4:55 = vijf voor vijf<br />

5:05 = vijf over vijf<br />

6:10 = tien over zes<br />

7:15 = kwart over zeven<br />

8:20 = twintig over acht<br />

b. vanaf Y:20 tot en met Y:40 zeg je:<br />

"Het is ... voor/over half Y+1":<br />

1:30=half <strong>twee</strong><br />

2:35=vijf over half <strong>twee</strong><br />

3:40=tien over half drie<br />

4:20=tien voor half vijf<br />

5:25=vijf voor half zes<br />

de week:<br />

maandag<br />

dinsdag<br />

woensdag<br />

donderdag<br />

vrijdag<br />

zaterdag<br />

zondag<br />

betrekkelijk (=relatief)<br />

de (man,<br />

vrouw,<br />

mensen,<br />

kinderen<br />

...)<br />

De maaltijd, die je nu eet,<br />

heet diner.<br />

Zie je de vrouw, die daar<br />

staat?<br />

De kinderen, die zingen,<br />

zijn nog jong.<br />

het (kind) Het eten, dat je nu eet,<br />

heet diner.<br />

Daar zie je een kind, dat<br />

speelt.<br />

De/een man die,<br />

maar<br />

het/een kind dat


7. Volgorde in zinnen (word order in sentences)<br />

a. De "normale" zin heeft deze onderdelen:<br />

1. Eerst het onderwerp, het wie?-woord:<br />

(Wie) gaat? (Ik) ga.<br />

2. Dan het werkwoord, het actie-woord:<br />

Wat doe ik? Ik ga.<br />

3. En ten slotte de rest:<br />

Ik ga naar school.<br />

(1) Het onderwerp, (2) het werkwoord en (3) de "rest" vormen een "normale" zin.<br />

b. De "omgekeerde" zin (inversie)<br />

Hier komt ze/hij.<br />

Daar sta jij.<br />

Nu praat ik!<br />

Bij inversiezin komt (1) eerst de rest, (2) dan het werkwoord en (3) ten slotte het onderwerp.<br />

c. Zinnen met meer werkwoorden<br />

a. Na hebben, worden en zijn komt vaak een participium (met "ge—": gegeten, geslapen, gemaakt).<br />

"Jullie hebben al gegeten." (acties)<br />

"De fiets wordt gemaakt." (passief, nu)<br />

"Ben je al gewassen?" (zijn: passief, klaar)<br />

"Zij is vandaag gegaan." (zijn: beweging, klaar)<br />

b. Na moeten, mogen, kunnen, zullen, willen, laten, komen en gaan komt vaak de infinitief.<br />

"Wij moeten/mogen/kunnen/willen/zullen/komen/gaan nu slapen."<br />

c. participium en infinitieven staan altijd aan het einde van de zin.<br />

Conclusie: het eerste werkwoord komt altijd op de <strong>twee</strong>de plaats!<br />

d. Voegwoorden (conjunctions)<br />

1. Na en, maar, want en of komt een normale zin: onderwerp - werkwoord - rest<br />

"Sara zet de vaat op het aanrecht en ze doet het warme water aan."<br />

"Je moet naar de keuken, want de afwas is er ook nog."<br />

"Ik wil best afdrogen, maar ik ga niet afwassen."<br />

"We kunnen nu gaan of we kunnen morgen gaan."<br />

2. Na dan, toch, al, daarom, daarna... volgt een omgekeerde zin (inversie):<br />

werkwoord - onderwerp - rest<br />

"Men trekt handschoenen aan, dan doet men afwasmiddel in het water."<br />

"Veel mensen zijn het met u eens, daarom hebben ze een vaatwasser gekocht."<br />

"Het is een goede uitvinding, al merk je het aan de stroomrekening."<br />

"Hij had geen zin, toch ging hij."<br />

1/2. Na dus komt een normale zin of een omgekeerde zin:<br />

"Het werk is klaar, dus ik ga." maar ook: "Het werk is klaar, dus ga ik."<br />

3. Na splitswoorden komen alle werkwoorden achteraan: onderwerp - rest - werkwoorden. Welke zijn<br />

splitswoorden?<br />

* Alle woorden met dat (dat, omdat, zodat, voordat, nadat...):<br />

"Ik weet dat jij het allemaal gedaan hebt."<br />

"Het komt doordat je al een hele tijd ziek bent."<br />

"Je hebt het gedaan omdat je dan veel verdient."<br />

* Voegwoorden met tijd en conditie (als, wanneer, terwijl, toen...):<br />

"Ik ga als het vijf uur 's middags is."<br />

maar ook: "Als het vijf uur is, ga ik."<br />

"Toen ik dat zag, werd ik gek."<br />

"Mensen worden dik wanneer ze zich niet bewegen."<br />

* Relatieve voornaamwoorden (die, wie, wat, en alles met waar....):<br />

"Zie je de vrouw, die daar in de regen loopt?"<br />

"Hij hoort bij het kind, dat naast hem onder de paraplu wandelt."<br />

"Weet je wel waar je strakjes zijn moet?"<br />

"Ik snap niet waarom je dat doet."<br />

* Voegwoorden met of en hoe:<br />

"Ik weet niet hoe hij het allemaal doet."<br />

"Zij weet niet of ze morgen komt."<br />

4. Na splitsen omkeren<br />

"Doordat het lang duurt, is het vervelend (=boring)."<br />

"Als ik morgen kom, wil ik meteen slapen."<br />

"Waar ik woon spreekt men Nederlands."<br />

Deze zinnen beginnen alle met een "splitswoord" ("doordat", "als", "waar")<br />

158


8. Voorbeelden van zinnen (example sentences)<br />

1. De normale zin: (1) het onderwerp, (2) het werkwoord en (3) de "rest".<br />

(Ik) ga naar school. (Jij) staat daar. (Rachid) praat met jou.<br />

2. Bij inversie komt (1) eerst de rest, (2) dan het werkwoord en (3) het onderwerp.<br />

Nu ga (ik). Daar sta (jij). Dat doet (Sara).<br />

3. In zinnen met meer werkwoorden staan de andere werkwoorden achteraan.<br />

(Ik) wil/zal/moet/mag/kan vandaag (gaan) slapen.<br />

(Ik) heb de hele tijd geslapen.<br />

(Jij) bent gisteren gegaan.<br />

(Hij) wordt goed geknipt.<br />

4. Na en/maar/want/of/dus komt een normale zin.<br />

Ik ga en/maar/want/of/dus (jij) gaat ook.<br />

5. Na dan/toch/al/dus/daarna/daarom komt inversie.<br />

Ik ga, dan/toch/al,/dus/daarna/daarom ga (jij) ook.<br />

6. Na splitswoorden komt het werkwoord achteraan.<br />

Ik ga omdat/als/waar/hoe.... (jij) ook gaat.<br />

7. Na een zin met splitswoord komt een zin met inversie.<br />

Omdat/als/waar/hoe... jij gaat, ga (ik) ook.<br />

8. Gesloten vragen (ja/nee) hebben inversie:<br />

Ga (je) naar school? Ja/Nee.<br />

Komt (hij) mee? Ja/Nee.<br />

9. Open vragen hebben ook inversie:<br />

Waarom ben (je) thuis?<br />

Wat doe (ik) op dit moment?<br />

Wanneer helpt (hij) ons eindelijk?<br />

10. In de rest komt eerst de tijd (T), dan de manier (M), dan de plaats of richting (P): TMP!<br />

(Sara) is <strong>twee</strong> weken terug (T) snel (M) naar Rotterdam (P) gereisd.<br />

11. Het directe object (D) komt voor het indirecte object (I):<br />

(Ik) geef hem (D) alle dingen (I).<br />

12. "Niet", "geen" en "ook" staan voor het woord waarnaar ze refereren:<br />

159


Ik heb vandaag helaas geen brood.<br />

Misschien dat ik morgen maar niet zwemmen ga.<br />

Heb jij net ook een schrift gekregen?<br />

160


9. Om in te vullen<br />

1. De "normale" zin: (1) onderwerp, (2) werkwoord (3) rest<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

2. Inversie: 1) rest, (2) werkwoord (3) onderwerp<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

3. Meer werkwoorden achteraan<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

4. En/maar/want/of/dus + normale zin.<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

5. Dan/toch/al/dus/daarna/daarom + inversie.<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

6. Splitswoorden + werkwoord achteraan.<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

7. Zinnen met splitswoord + inversie.<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

161


________________________________________________________________________________________<br />

8. Gesloten vragen: inversie<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

9. Open vragen: inversie<br />

Waarom _________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

10. Tijd-Manier-Plaats!<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

11. Direct object voor indirect object:<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

12. "Niet" en "ook" voor het ontkende woord<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________________<br />

162


BIJLAGE 6: TAALNIVEAUS<br />

163


BIJLAGE 7: SCHELDWOORDENBOEKJE<br />

slecht: loeder, schoft, onmens, ellendeling...<br />

gek: mafkees, mafketel, mallerd, malloot, zot, dwaas...<br />

vals, gemeen: gladjanus, linkmiegel, gluiperd, gladjakker, goochemerd, het secreet, het serpent, (het)<br />

mispunt, (het) liegbeest, judas, (het) onderkruipsel, jokkebrok...<br />

vies: luizenbol, smeerkees, vuilak, smeerpoets, (het) varken, stinkie...<br />

lui:<br />

losbol, luilak, lummel, slampamper, lamlendeling , lapzwans, lanterfanter...<br />

slapjanus, jankebal, kniesoor, (het) weekdier, sul, sufneus, zwakkeling, slappeling...<br />

slap:<br />

arm: schooier, sloeber, zwerver, landloper...<br />

lomp: boer, lomperik, hannes, (boeren)trien, heikneuter, hufter, (boeren)pummel, hansworst,<br />

nozem, kinkel, knuppel..<br />

onhandig: kluns, stoethaspel, stuntel, stuntelaar<br />

stout (kind): aap, aapje, apenkop, belhamel, bengel, deugniet, dondersteen, ondeugd, (het) duivelsjong,<br />

kwajongen, rakker, vlegel, (het) galgenbroed/galgenaas, rekel, vlerk...<br />

lelijk: het misbaksel, het scharminkel, trol...<br />

arrogant:<br />

blaaskaak, branieschopper, windbuil, bal, braller...<br />

onsympathiek:<br />

eikel, klootzak (man), trut, wijf (vrouw)<br />

crimineel: boef, boevekop, booswicht, (het) gajes, onverlaat, (het) rapaille, (het) schorem, (het)<br />

schorriemorrie, schobbejak, schurk, schavuit, (het) geteisem, (het) gespuis, schelm, (het) tuig<br />

van de richel, snoodaard, scharrelaar...<br />

ontrouw: schuinsmarcheerder, hoer, lichtekooi, lellebel, snol, slet, sloerie, (het) mokkel...<br />

verliezer: minkukel, schlemiel, kneus, stakker, (het) lijk van de weg, stumper, sukkel...<br />

wreed: bruut, doerak (man), heks, feeks (vrouw)...<br />

dom: domkop, domoor, dommie, dombo, dommerik, druif, druiloor, ezel, oen, dook, oelewapper,<br />

(het) leeghoofd, koe, paard, gans, sufkop, sufferd, koekenbakker, pannenkoek, (het)<br />

uilskuiken, troela, totebel (vrouw)...<br />

gierig: vrek, gierigaard...<br />

vreemd: snoeshaan, zonderling, kwast, kwibus, knakker...<br />

alcoholist: drankorgel, zuiplap, dweil...<br />

negatieveling: kankerpit, het (stuk) chagrijn, zeur, zeurkous, mopperkont...<br />

"Vieze" scheldwoorden vind je op http://scheldwoorden.goedbegin.nl/.<br />

Bijna alles met seks en ziekten. Bah!<br />

164


BIJLAGE 8: DUITS EN NEDERLANDS<br />

Zoek de 25 verschillen!<br />

WERKWOORDEN: Wir/Sie gehen - ihr geht sgehen Wij/jullie/zij gaan: één meervoudsvorm!<br />

1. Machen: a) productie<br />

Er macht das Essen.<br />

b) activiteit<br />

Heute mache ich gar nichts.<br />

2. Verstehen: a) auditief, akoestisch<br />

Du redest leise, ich verstehe es nicht.<br />

b) logisch (kapieren)<br />

Ich verstehe/kapiere/begreife nix von Mathe.<br />

3. Dürfen:<br />

Das darf man nicht.<br />

Gestern durfte ich nicht spielen.<br />

Mögen:<br />

Er mag Papierkram nicht.<br />

Ich mag ihn.<br />

Ich mag Pudding.<br />

Sich trauen:<br />

Traust du dich?<br />

4a. Sollen, müssen:<br />

Eigentlich muss er nach Hause. Aber:<br />

b. Soll ich das Fenster öffnen?<br />

(het voorstel=Vorschlag)<br />

Werden: a) toekomstig proces<br />

Es WIRD passieren.<br />

b) lopend proces<br />

Ich werde Bäcker.<br />

5. Bekommen<br />

Ich habe es bekommen.<br />

6. Fahren: a) auto, paard, fiets<br />

Er ist mit dem Auto GEFAHREN.<br />

b) boot<br />

Die Vikinger fuhren/segelten nach Amerika.<br />

7. Kennenlernen<br />

Ich habe ihn kennengelernt.<br />

8. a) Schaffen:<br />

Ich schaffe es.<br />

b) Bestehen:<br />

Ich habe bestanden.<br />

9. Anfangen, beginnen:<br />

Ich fange an.<br />

Ich habe angefangen.<br />

Wir haben vereinbart, promoviert...<br />

10. Studieren, kontrollieren usw.: +eren<br />

Du hast studiert.<br />

11. (Er ist damit beschäftigt die<br />

Seiten) EINZUBINDEN<br />

12. a. Bedeuten: Was bedeutet dat Wort?<br />

b. Meinen: Was meinst du damit?<br />

c. Meinen: Er meint es jetzt, es ist Ernst.<br />

MAKEN:<br />

Hij maakt het eten.<br />

DOEN-DEED-GEDAAN:<br />

Vandaag doe ik helemaal niets.<br />

VERSTAAN-VERSTOND-VERSTAAN:<br />

Je praat zacht, ik versta het niet.<br />

BEGRIJPEN-BEGREEP-BEGREPEN,<br />

SNAPPEN: Ik snap/begrijp niks van wiskunde.<br />

MOGEN-MOCHT-GEMOGEN:<br />

Dat mag men niet.<br />

Gisteren mocht ik niet spelen.<br />

Hij MAG de papierkraam niet zo.<br />

LEUK VINDEN: Hij vindt het niet leuk.<br />

Ik MAG hem. Ik vind hem SYMPATHIEK.<br />

Ik mag graag pudding (eten).<br />

LEKKER VINDEN: Ik vind pudding lekker.<br />

DURVEN<br />

Durf je dat?<br />

a. MOETEN-MOEST-GEMOETEN, niet ZULLEN<br />

Eigenlijk moet hij naar huis. Maar:<br />

Zal ik het venster openen?<br />

ZULLEN-ZOU<br />

Het zal gebeuren.<br />

WORDEN-WERD-GEWORDEN<br />

Ik word bakker.<br />

KRIJGEN-KREEG-GEKREGEN<br />

Ik heb het gekregen.<br />

RIJDEN-REED-GEREDEN<br />

Hij is met de auto GEREDEN.<br />

VAREN-VOER-GEVAREN<br />

De Vikingen VOEREN (ZEILDEN) naar Amerika.<br />

LEREN KENNEN:<br />

Ik heb hem leren kennen.<br />

HALEN, LUKKEN<br />

Ik haal het. Het lukt mij.<br />

HALEN, SLAGEN<br />

Ik heb het gehaald. Ik ben geslaagd.<br />

BEGINNEN-BEGON-BEGONNEN<br />

Ik begin.<br />

Ik ben begonnen.<br />

We zijn overeengekomen, gepromoveerd...<br />

studeren, controleren...<br />

Je hebt GEstudeerD<br />

(Hij is ermee bezig de bladzijden)<br />

IN TE BINDEN<br />

a. Wat BETEKENT dat woord? → De BETEKENIS<br />

b. Wat BEDOEL je daarmee? Acties!<br />

c. Hij MEENT het nu, het is ernst.<br />

165


ADVERB<br />

13. Es ist ganz (=total, 100%) gut.<br />

Es ist gar nicht gut.<br />

Es ist ganz (=sehr) gut.<br />

ANDERE WOORDEN:<br />

14. Nur: a. nur eine Hose (aantallen)<br />

b. nur du (andere constructies)<br />

15a. WENN, WANN:<br />

WENN du kommst bin ich weg.<br />

WENN er kam war es immer Party!<br />

WANN (kommst du)?<br />

15b. Vergangenheit:<br />

ALS: Als du kamst war ich weg.<br />

ALS ich hier war, habe ich nur Ferien gemacht.<br />

DA, DANN (damals):<br />

Es war spät. DA/DANN ging ich.<br />

16. Damit, sodass:<br />

Er hat studiert DAMIT/SODASS er besteht.<br />

CONSTRUCTIES, IDIOOM:<br />

17. Es gibt....<br />

a) Es gibt einen Mann<br />

Het is HELEMAAL goed.<br />

Het is HELEMAAL niet goed.<br />

Het is HEEL (=zeer, erg) goed.<br />

a. MAAR een broek<br />

b. ALLEEN jij<br />

WANNEER (ALS):<br />

WANNEER jij komt, ben ik weg.<br />

Wanneer/Als ik thuis ben, heb ik vakantie.<br />

Wanneer hij kwam, was het altijd party/feest.<br />

WANNEER (kom je)?<br />

Verleden tijd<br />

TOEN: Toen jij kwam, was ik weg.<br />

TOEN ik hier was, heb ik alleen vakantie gevierd.<br />

TOEN:<br />

Het was laat. TOEN ben ik weggegaan.<br />

ZODAT:<br />

Hij heeft gestudeerd, ZODAT hij slaagt.<br />

ER IS een man. HET GEEFT<br />

b) Es gibt Leute. ER ZIJN mensen. HET GEEFT<br />

18. Ich denke es geht gut.<br />

Ich denke/finde/hoffe... dass es gut geht.<br />

Ik denk DAT het goed gaat.<br />

19. Das Messer, WOMIT/mit dem.... Het mes, WAARMEE...<br />

Der Mann, WOVON/von dem du... De man, WAARVAN jij<br />

DAMIT wird er arbeiten.<br />

20. Partizip & worden:<br />

Er ist geschlagen worden.<br />

DAARMEE zal hij werken.<br />

DAAR zal hij MEE werken.<br />

Hij is geslagen worden.<br />

21. Was ist los? Wat is er aan de hand?<br />

22. Das stimmt.<br />

Das klappt.<br />

Dat klopt.<br />

Dat lukt.<br />

23. Vor einem Jahrhundert=ein Jahrhundert her. Een eeuw geleden.<br />

24. Auf Niederländisch<br />

Am Wochende<br />

Über Weihnachten<br />

UITSPRAAK:<br />

In het Nederlands<br />

In het weekend<br />

Met Kerstmis<br />

25. Jahrhundert, neu, Löwe, Schnee: De eeuw, nieuw, de leeuw, de sneeuw:<br />

- je spreekt de u niet uit!<br />

- je spreekt de w nauwelijks uit!<br />

[ee w , nie w , lee w , snee w ]<br />

166

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!