Milieueffectrapport Windpark Bouwdokken
Milieueffectrapport Windpark Bouwdokken
Milieueffectrapport Windpark Bouwdokken
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
MER <strong>Windpark</strong> <strong>Bouwdokken</strong><br />
Het windpark zal worden gerealiseerd met gebruikmaking van de bestaande kennis en<br />
ervaring ten aanzien van bouwen nabij een primaire waterkering en met bekende en<br />
beproefde technieken. De windturbines zijn commercieel verkrijgbare typen met bewezen<br />
prestaties.<br />
Met de bouw van het windpark is een werkgelegenheid van ongeveer 150 mensjaren<br />
gemoeid.<br />
Het doel van het MER<br />
Het MER dient de informatie te leveren, die het mogelijk maakt om het milieubelang een<br />
volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over de wijziging van het bestemmingsplan<br />
en de vergunningen. Deze informatie is nodig om te kunnen toetsen of het windpark past<br />
binnen de ruimtelijke, milieuhygiënische en de ecologische randvoorwaarden, die op deze<br />
locatie van toepassing zijn.<br />
In het MER worden enkele inrichtingsvarianten onderling vergeleken. Ook wordt aangeven<br />
welke inrichtingsvariant de meest milieuvriendelijke is, welke voorwaarden gesteld moeten<br />
worden aan de inrichting van het windpark en welke maatregelen mogelijk zijn om eventuele<br />
negatieve milieueffecten te voorkomen of te beperken.<br />
1.4 Onderbouwing keuze varianten en windturbinetype<br />
In 2005 bij de start van de ontwikkeling van <strong>Windpark</strong> <strong>Bouwdokken</strong> is ervan uitgegaan dat<br />
een onderlinge afstand tussen de windturbines van vier keer de rotordiameter bij een<br />
clusteropstelling, krap, maar haalbaar zou zijn. Indien de windturbines te dicht op elkaar<br />
staan, is sprake van onaanvaardbare zog-effecten. Bij te veel zog neemt de belasting op de<br />
windturbines onevenredig toe, waardoor extra slijtage optreedt, met als gevolg extra<br />
storingen en een toenemende kans op falen. De energieopbrengst neemt af, enerzijds als<br />
gevolg van extra onderhoud, anderzijds omdat bij te veel turbulentie de windturbine<br />
automatisch afschakelt.<br />
Een onderlinge afstand van vier keer de rotordiameter bij een clusteropstelling is weliswaar<br />
krap, maar is voor de meest gangbare windturbine typen voor toepassing op land haalbaar.<br />
Teneinde op deze locatie zoveel mogelijk MWh te kunnen produceren, is in 2005 / 2006<br />
uitgegaan van een opstelling bestaande uit negen windturbines uit de 5 MW klasse. In 2006<br />
waren diverse 5 MW windturbines in ontwikkeling of waren prototypes van deze windturbines<br />
gepresenteerd.<br />
REpower, Multibrid en BARD hadden elk een prototype van een 5 MW windturbine geplaatst.<br />
Sarens heeft, uitgaande van de REpower 5M 5 MW, onderzoek gedaan naar het transport<br />
naar en het hijsen van 9 x 5 MW windturbines op de locatie <strong>Bouwdokken</strong>. Uit deze studie<br />
komt naar voren dat het transport naar en installatie van negen windturbines uit de 5 MW<br />
klasse (gebaseerd op de REpower 5M 5 MW) op de <strong>Bouwdokken</strong> mogelijk is.<br />
Bij dit onderzoek is echter niet gekeken naar windtechnische beperkingen of beperkingen<br />
vanuit het windturbine ontwerp.<br />
Vrijwel alle windturbines uit de 5 MW klasse zijn ontwikkeld voor de offshore markt. Offshore<br />
is echter sprake van een minder turbulente en meer laminaire aanstroming van de wind dan<br />
op land. Op land is sprake van een hogere ruwheid van de grond, waardoor het zogeffect<br />
afkomstig van een windturbine meer wordt afgeremd dan op zee.<br />
Daarom wordt bij windturbines op zee in het algemeen gekozen voor een grotere onderlinge<br />
afstand tussen de windturbines, dan op land het geval is. Niet vanwege de beschikbare<br />
ruimte, maar vanwege de karakteristiek van de wind boven zee en in verband met een<br />
optimale energieopbrengst.<br />
6