16.09.2013 Views

Begeleidershandleiding water | secundair onderwijs - De Hoge Rielen

Begeleidershandleiding water | secundair onderwijs - De Hoge Rielen

Begeleidershandleiding water | secundair onderwijs - De Hoge Rielen

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Wateronderzoek<br />

1 ste en 2 de graad <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

Handleiding begeleider<br />

1


Veldwerk: onderzoek in en rond het <strong>water</strong><br />

WAT<br />

Ecologie bestudeert de relaties tussen levende wezens en hun omgeving en tussen levende wezens<br />

onderling. We focussen ons op één omgevingsfactor: <strong>water</strong>.<br />

Geen enkel wezen kan zonder <strong>water</strong>. Water heeft een zeer grote invloed op planten, dieren en de mens.<br />

Door de jongeren in de huid van een natuuronderzoeker te laten kruipen, komen ze te weten wat een<br />

<strong>water</strong>plas is en wie haar bewoners zijn.<br />

OPZET<br />

Het veldwerk spitst zich toe op het leven in en rond het <strong>water</strong>. We focussen ons op biotisch<br />

<strong>water</strong>onderzoek. We doen geen chemisch onderzoek <strong>water</strong>onderzoek.<br />

Dit zijn de thema’s die aan bod komen:<br />

1. abiotische factoren onderzoeken: diepte, helderheid, temperatuur en zuurstofgehalte<br />

2. <strong>water</strong>planten determineren<br />

3. ongewervelde zoet<strong>water</strong>dieren (macro-invertebrata) scheppen en determineren<br />

4. de biotische kwaliteit van het <strong>water</strong> bepalen<br />

5. een voedselweb o.b.v. de gevonden <strong>water</strong>dieren opstellen<br />

6. <strong>water</strong>proefjes over cohesiekrachten en oppervlaktespanning (facultatief)<br />

Ons uitgangspunt is om de jongeren zo zelfstandig mogelijk de opdrachten te laten uitvoeren,<br />

vergelijkingen te laten maken (b.v. tussen 2 <strong>water</strong>plassen) en verwerkingsopdrachten op te lossen.<br />

Belangrijk hierbij is dat je als begeleider elke opdracht kort toelicht en de nodige afspraken maakt.<br />

<strong>De</strong> jongeren krijgen een veldwerkboekje waarbij de onderzoeksopdrachten beschreven staan. Bij elke<br />

onderzoeksopdracht vind je het nodige onderzoeksmateriaal terug:schepnetjes, loepenpotjes,<br />

meetinstrumenten, determineerkaarten, infobundels met de nodige achtergrondinformatie, … .<br />

<strong>De</strong> groep kan je opsplitsen in subgroepjes, zodat elke groep met een thema aan de slag kan gaan.<br />

Het veldwerk onder onze begeleiding duurt 2 uur. Als je het veldwerk in eigen handen neemt, kan je<br />

natuurlijk de tijdsduur verlengen.<br />

2


DOELSTELLINGEN<br />

Met deze biotoopstudie willen we voornamelijk ingaan op<br />

• de wetenschappelijke methode:<br />

(experiment/meting, waarneming, determinatie, weergave van resultaten, besluitvorming)<br />

• het analyseren van een biotoop en de onderlinge relaties tussen <strong>water</strong>, plantengroei, dieren en de<br />

mens in kaart brengen.<br />

<strong>De</strong> doelstellingen zijn gelinkt aan de VOETEN (de nieuwe vakoverschrijdende eindtermen) en het nieuwe<br />

leerplan natuurwetenschappen.<br />

MATERIAAL<br />

Al het materiaal vind je terug in onze <strong>water</strong>koffer, op te halen bij natuur & avontuur.<br />

Het veldwerkboekje voor de groep en de handleiding (met resultaten en besprekingen) voor de begeleider<br />

kan je downloaden op onze website.<br />

PLAATS<br />

Onder begeleiding is de afspraakplaats natuur & avontuur.<br />

Neem je het veldwerk in eigen handen, dan kan je naar de volgende plaatsen gaan (zie plan)<br />

zuur voedselarm <strong>water</strong><br />

diels diep<br />

spiegelaar<br />

zwemvijver<br />

voedselrijk <strong>water</strong><br />

kikkerkwartier<br />

blusput aan P10<br />

blusput aan P1 – P4 – P7/8<br />

3


INLEIDENDE VRAAG (voor iedereen)<br />

Water is levensnoodzakelijk: geen enkel aards wezen kan zonder <strong>water</strong>.<br />

Water heeft een zeer grote invloed op planten, dieren en de mens. Kan je zelf 2 voorbeelden geven?<br />

1. Zonder <strong>water</strong> droogt mens, dier en plant uit en sterft uiteindelijk.<br />

2. Een mens kan ongeveer een maand zonder voedsel leven, maar hooguit een week zonder <strong>water</strong>.<br />

Als een mens niet genoeg <strong>water</strong> opneemt, droogt hij uit.<br />

3. Een mens bestaat uit 65 % <strong>water</strong>. Water bevindt zich in al onze organen en wordt door het hele<br />

lichaam getransporteerd om allerlei fysische functies te ondersteunen.<br />

4. Water verwijdert afvalstoffen uit het menselijk lichaam.<br />

5. Water is een grote voedselbron voor mens en dier.<br />

6. Water reguleert de temperatuur van de aarde.<br />

7. Water kan zeer verwoestend zijn. <strong>De</strong>nk aan tsunami’s, overstromingen,… .<br />

8. …<br />

ONDERZOEKSOPDRACHTEN (eventueel in groepjes)<br />

<strong>De</strong> ingevulde gegevens geven je een beeld van wat de mogelijke resultaten kunnen zijn. Hou er echter<br />

rekening mee dat de resultaten van de groepjes aanzienlijk kunnen afwijken. Alles hangt af van<br />

vennen/<strong>water</strong>plassen je onderzoekt. Daarnaast speelt het verloop van de seizoenen ook een rol.<br />

Waar nodig, geven we extra achtergrondinformatie mee of verwijzen we naar de infobundel over ‘<strong>water</strong>’.


Wat<br />

OPDRACHT 1: DE WATERPLAS EN ZIJN FYSICHE (ABIOTISCHE) KENMERKEN<br />

• Je meet de diepte van de <strong>water</strong>plas.<br />

• Je onderzoekt de helderheid van het <strong>water</strong>.<br />

• Je meet de temperatuur van het <strong>water</strong> op verschillende niveaus n.l. onder het <strong>water</strong>oppervlakte en<br />

op de bodem.<br />

• Je bepaalt het zuurstofgehalte van het <strong>water</strong> o.b.v. een omrekeningstabel.<br />

In de bundel ‘abiotische kenmerken van <strong>water</strong>’ vind je de uitleg over de metingen terug.<br />

Oplossingen<br />

Abiotische (fysische) kenmerken <strong>water</strong><br />

Naam plas <strong>water</strong>: blusput aan P 1<br />

Datum: najaar, op een zonnig dag<br />

diepte (cm)<br />

helderheid <strong>water</strong> (cm)<br />

temperatuur (°C)<br />

verzadigingsgraad van<br />

zuurstof in <strong>water</strong> (mg/l)<br />

Even verduidelijken<br />

zichtdiepte<br />

lichtdiepte<br />

lucht<br />

juist onder <strong>water</strong>oppervlakte<br />

bodem<br />

Meetresultaten<br />

Wanneer je de helderheid van het <strong>water</strong> onderzoekt, meet je eigenlijk de zichtdiepte. <strong>De</strong> zichtdiepte geeft<br />

aan hoe diep je in het <strong>water</strong> kan kijken. <strong>De</strong> lichtdiepte geeft weer hoe ver het licht in het <strong>water</strong> kan<br />

doordringen. Dit is ongeveer 2 keer de zichtdiepte. Het licht moet immers tweemaal door het <strong>water</strong><br />

namelijk naar het object en weer terug naar je ogen.<br />

80<br />

40<br />

80<br />

20<br />

18<br />

17<br />

9,45<br />

6


Voor helderheid gelden de volgende normen (zie kader). Wanneer de plas minder dan 100 cm diep is, kan<br />

je deze normen niet hanteren.<br />

Verwerkingsvragen<br />

i.v.m. de helderheid van het <strong>water</strong><br />

gemeten waarden helderheid<br />

minder dan 50 cm<br />

slecht<br />

tussen 50 cm en 125 cm<br />

matig<br />

meer dan 125 cm<br />

goed<br />

1. Hoe kan helder <strong>water</strong> troebel worden? Geef 2 oorzaken.<br />

troebel<br />

redelijk<br />

helder<br />

o Vissen kunnen de bodem omwoelen en zo het <strong>water</strong> vertroebelen.<br />

o door algengroei<br />

o zwevend slib<br />

o door de mens b.v. spelende kinderen in het <strong>water</strong>, vlotten die gebruikt worden in het <strong>water</strong>,<br />

chemische vervuiling door lozing, sleepnetten op de bodem gebruiken,…<br />

2. Welke invloed heeft troebel <strong>water</strong> op de onder<strong>water</strong>planten?<br />

Uitleg<br />

Onder<strong>water</strong>planten gaan afsterven. Elke (onder<strong>water</strong>)plant heeft immers zonlicht nodig voor hun groei<br />

en hun fotosyntheseproces. Door dit zonlicht kunnen ze suikers (voedingsstoffen) aanmaken en<br />

produceren ze zuurstof als afvalproduct.<br />

Op hun beurt hebben alle <strong>water</strong>diertjes zuurstof nodig om te kunnen overleven. Troebel <strong>water</strong><br />

beïnvloedt indirect ook het dierenleven.<br />

Helder <strong>water</strong> is voor veel dieren en planten van levensbelang.<br />

Wist je dat een roofvis, zoals b.v. een snoek, altijd op zicht jaagt? Hij moet ongeveer 2 meter zicht hebben<br />

om zijn prooi te kunnen waarnemen. Is het <strong>water</strong> erg troebel dan kan hij zijn prooi niet zien en zal de snoek<br />

verhongeren.<br />

<strong>De</strong> helderheid van het <strong>water</strong> bepaalt hoe diep het zonlicht kan doordringen. In helder <strong>water</strong> kan het licht<br />

dieper (zelfs tot op de bodem) doordringen. Hier profiteren de onder<strong>water</strong>planten van. Zonlicht is immers<br />

levensbelangrijk voor hun groei en hun zuurstofproductie.<br />

Water wordt troebel als er veel algen in het <strong>water</strong> zitten of als de bodem wordt omgewoeld. Wanneer het<br />

<strong>water</strong> troebel is of een dichte bedekking heeft (b.v. met drijfbladeren van <strong>water</strong>lelie en gele plomp), vind je<br />

geen (nauwelijks) onder<strong>water</strong>planten. Het is immers daaronder te donker voor andere <strong>water</strong>planten.<br />

7


Soms ziet het <strong>water</strong> eruit als een ‘groene soep’. Dit komt door de algengroei. Onder invloed van veel<br />

zonlicht en veel voedingsstoffen in het <strong>water</strong> (b.v. nitraten) kunnen algen zich snel (soms explosief)<br />

vermenigvuldigen.<br />

Minder onder<strong>water</strong>planten betekenen ook minder <strong>water</strong>diertjes (geen voedsel, nauwelijks zuurstof in het<br />

<strong>water</strong>).<br />

<strong>De</strong> helderheid van het <strong>water</strong> varieert – gedurende het jaar - vaak onder invloed van de<br />

weersomstandigheden (blootstellingsduur aan de zon, regenbuien, onweer, warmte,…). Maar ook een<br />

overvloed aan fytoplankton (plantaardige organismen), de omgeving, vervuiling en de kwaliteit van het<br />

grond<strong>water</strong> beïnvloeden de helderheid.<br />

i.v.m. de temperatuur van het <strong>water</strong><br />

3. Welke gemeten temperatuur (lucht of <strong>water</strong>) is het hoogst? Hoe komt dit?<br />

Tip: <strong>De</strong>nk aan zee<strong>water</strong> in de zomer en in de winter.<br />

Lucht: een volume lucht warmt sneller op dan een volume <strong>water</strong>. Zee<strong>water</strong> voelt op warme<br />

zomerdagen fris aan. Begin van de winter zal het <strong>water</strong> relatief warm aanvoelen. Een volume <strong>water</strong><br />

koelt namelijk minder snel af dan een volume lucht.<br />

4. Wat is het temperatuurverschil tussen het <strong>water</strong>oppervlakte en de bodem? Hoe verklaar je dit<br />

Uitleg<br />

verschil?<br />

Oppervlakte<strong>water</strong> wordt nog beïnvloed door de luchttemperatuur. Hoe dieper de plas is, hoe minder dit<br />

speelt.<br />

NOOT: het Kikkerkwartier is vrij diep. In de andere plassen, zeker bij warme dagen, zal je minder<br />

(nauwelijks) temperatuurverschillen kunnen opmeten.<br />

<strong>De</strong> temperatuur is een heel belangrijke factor voor het leven in <strong>water</strong> (een plas of een poel). Ze bepaalt<br />

immers de hoeveelheid opgeloste zuurstof in het <strong>water</strong>. <strong>De</strong> oplosbaarheid van zuurstof daalt bij een<br />

toename van de temperatuur. Hoe warmer het <strong>water</strong> is, hoe lager het zuurstofgehalte. Kortom, er is meer<br />

zuurstof aanwezig in koud <strong>water</strong> (= best oplosbaar).<br />

<strong>De</strong> temperatuurverschillen zijn kleiner op de dieptes dan aan de oppervlakte. Hoe dieper je meet, hoe<br />

minder de temperatuur beïnvloedt wordt door de luchttemperatuur.<br />

Een volume <strong>water</strong> warmt minder snel op dan eenzelfde volume lucht, maar koelt ook minder snel af.<br />

8


i.v.m. de verzadigingsgraad van zuurstof in <strong>water</strong><br />

Aangezien we geen chemische testset voorhanden hebben noch een elektronische zuurstofmeter, zullen<br />

we o.b.v. de zuurstoftabel en de gemeten temperatuur een omrekening doen.<br />

Dit is geen exacte (chemische) bepaling van het zuurstofgehalte in het <strong>water</strong> maar wel de bepaling van het<br />

maximale zuurstofgehalte, zodat de leerlingen weten dat er een link is tussen de temperatuur van het<br />

<strong>water</strong> en de zuurstofverzadigingsgraad in het <strong>water</strong>.<br />

5. Zuurstof is een gas dat zich gemakkelijk kan oplossen in het <strong>water</strong>.<br />

Maar hoe komt zuurstof in het <strong>water</strong> terecht? Geef 1 oorzaak.<br />

o door beweging: <strong>water</strong> gaat zich vermengen met lucht b.v. wind, regen,…<br />

o doordat onder<strong>water</strong>planten zuurstof produceren<br />

6. Wat is de link tussen de temperatuur en de verzadigingsgraad van opgeloste zuurstof in het <strong>water</strong>?<br />

Uitleg<br />

Neem hiervoor de zuurstoftabel.<br />

Hoe hoger de temperatuur van het <strong>water</strong> is, hoe minder zuurstof zich kan oplossen in het <strong>water</strong> of hoe<br />

lager het zuurstofgehalte in het <strong>water</strong> is.<br />

Bijna geen enkel dier kan zonder zuurstof leven. Ook de meeste <strong>water</strong>dieren kunnen zonder zuurstof niet<br />

leven. Daarom is het heel erg belangrijk dat er voldoende zuurstof in het <strong>water</strong> aanwezig is. Net zoals zout,<br />

lost zuurstofgas in <strong>water</strong> op. Dus ook in <strong>water</strong>, net zoals in de lucht, is er zuurstof aanwezig die door<br />

dieren gebruikt wordt.<br />

Hoeveel zuurstof er in kan oplossen, is afhankelijk van de temperatuur van het <strong>water</strong>. Hoe warmer het<br />

<strong>water</strong> is, hoe minder zuurstof er in kan oplossen. Dit is ook één van de redenen waarom er in de zomer<br />

(wanneer het <strong>water</strong> warmer is dan in de winter) vaker vissterfte optreedt dan in de winter.<br />

9


Zuurstoftabel<br />

<strong>De</strong>ze tabel geeft de verzadigingswaarde van opgeloste zuurstof aan in mg/l zoet<strong>water</strong> bij een luchtdruk<br />

van 760mmHg = normale atmosferische luchtdruk of 1013,25 hPa (HectoPascal).<br />

<strong>water</strong>temperatuur<br />

in graden celcius (C°)<br />

opgeloste zuurstof<br />

in mg per liter <strong>water</strong><br />

(O2 per mg/L)<br />

<strong>water</strong>temperatuur<br />

in graden celcius (C°)<br />

0 14.60 25 8.24<br />

1 14.19 26 8.09<br />

2 13.81 27 7.95<br />

3 13.44 28 7.81<br />

4 13.09 29 7.67<br />

5 12.75 30 7.54<br />

6 12.43 31 7.41<br />

7 12.12 32 7.28<br />

8 11.83 33 7.16<br />

9 11.55 34 7.05<br />

10 11.3 35 6.93<br />

11 11.01 36 6.82<br />

12 10.76 37 6.71<br />

13 10.52 38 6.61<br />

14 10.29 39 6.51<br />

15 10.2 40 6.41<br />

16 9.85 41 6.31<br />

17 9.65 42 6.22<br />

18 9.45 43 6.13<br />

19 9.26 44 6.04<br />

20 9.07 45 5.95<br />

21 8.90 46 5.86<br />

22 8.72 47 5.78<br />

23 8.56 48 5.70<br />

24 8.40 49 5.62<br />

25 8.24 50 5.54<br />

Milieukwaliteitsnormen voor oppervlakte<strong>water</strong>en<br />

zuurstofgehalte (bij 25 °C)<br />

milieukwaliteitsnorm basis > 5 mg/l<br />

milieukwaliteitsnorm voor vis<strong>water</strong> > 7 mg/l<br />

milieukwaliteitsnorm voor drink<strong>water</strong>productie > 5 mg/l<br />

opgeloste zuurstof<br />

in mg per liter <strong>water</strong><br />

(O2 per mg/L)<br />

http://www.brinktechniek.nl/prodinfo/752318l.doc<br />

O2<br />

bron: Vlarem II, 13de editie, 2006<br />

10


Wat<br />

OPDRACHT 2: DE WATERPLANTEN<br />

• Je zoekt naar de <strong>water</strong>planten die in de verschillende plantengordels staan.<br />

• Je brengt onbekende <strong>water</strong>planten op naam.<br />

<strong>De</strong> onderzochte plas is het Kikkerkwartier.<br />

Oplossingen<br />

oeverflora<br />

(oevervegetatie)<br />

<strong>water</strong>flora<br />

(<strong>water</strong>vegetatie)<br />

afwezig<br />

afwezig<br />

Plantengordels:<br />

de verschillende standplaatsen van de<br />

<strong>water</strong>planten<br />

wortelen in de bodem, maar groeien boven het<br />

<strong>water</strong> uit MAAR<br />

moerasplanten<br />

staan ongeveer altijd met hun voeten in het<br />

<strong>water</strong>, afhankelijk van het <strong>water</strong>peil van de<br />

plas<br />

(staan meestal in het <strong>water</strong>, maar bij lange<br />

drogere periodes niet meer)<br />

oeverplanten<br />

de wortels en het onderste deel van de stengel<br />

moeten altijd onder <strong>water</strong> staan<br />

drijvende planten<br />

wortels hangen in het <strong>water</strong> of zitten in de<br />

bodem vast, maar de bladeren drijven<br />

ondergedoken planten of onder<strong>water</strong>planten<br />

wortelen in de bodem en blijven helemaal<br />

onder <strong>water</strong><br />

houtachtige planten<br />

bomen die van <strong>water</strong> houden<br />

schaars<br />

schaars<br />

normaal<br />

normaal<br />

Naam<br />

overvloedig<br />

overvloedig<br />

moeras-vergeet-me-nietje, gewone wederik,<br />

<strong>water</strong>weegbree, kattenstaart, <strong>water</strong>munt,<br />

<strong>water</strong>zuring, wolfspoot, bitterzoet, <strong>water</strong>navel,<br />

gele lis, bies, <strong>water</strong>aardbei, pitrus, egelskop,<br />

veenmos<br />

riet en lisdodde<br />

witte <strong>water</strong>lelie, veenwortel, fonteinkruid, gele<br />

plomp, kleine kroos, kikkerbeet<br />

aarvederkruid, hoornblad, sterrenkroos<br />

schietwilg – boswilg – geoorde wilg<br />

zwarte els – zachte berk<br />

11


Verwerkingsvragen<br />

1. Waarom zijn <strong>water</strong>planten voor <strong>water</strong>dieren belangrijk? Geef 2 redenen.<br />

o Waterplanten zorgen voor zuurstof in het <strong>water</strong>.<br />

o Waterplanten zijn een voedselbron voor verschillende <strong>water</strong>diertjes b.v. de poelslak.<br />

o Waterplanten zijn goede verstopplaatsen, zowel voor de prooi- als roofdieren.<br />

2. Wat kunnen mogelijke oorzaken zijn waardoor er nauwelijks planten groeien? Geef 1 oorzaak.<br />

o Chemische of anorganische vervuiling<br />

o Op de <strong>Hoge</strong> <strong>Rielen</strong> zijn verschillende vennen zuur en voedselarm b.v. Kikkerkwartier, de<br />

Spiegelaar en Diels Diep. Weinig planten houden van zuur <strong>water</strong> behalve veenmos en<br />

<strong>water</strong>navel. Ga met de groep naar deze planten op zoek.<br />

veenmos <strong>water</strong>navel<br />

12


Wat<br />

OPDRACHT 3: DE ONGEWERVELDE WATERDIEREN<br />

• Je schept zo veel mogelijk verschillende (ongewervelde) <strong>water</strong>dieren op.<br />

• Je determineert de gevonden <strong>water</strong>diertjes en ordent ze in groepen.<br />

• Je observeert de beweging en de ademhaling van 5 verschillende soorten <strong>water</strong>dieren.<br />

<strong>De</strong> onderzochte plas is de blusput aan P1.<br />

Tips<br />

Zo kan je succesvol <strong>water</strong>diertjes scheppen.<br />

• Zorg ervoor dat het <strong>water</strong> in het emmertje helder (niet troebel of modderig) is.<br />

• Laat enkele drijvende <strong>water</strong>planten in het emmertje zitten. Sommige diertjes zullen zich<br />

hier tussen verstoppen.<br />

• Schep op de verschillende leefplaatsen van de <strong>water</strong>diertjes.<br />

o langs de oeverzone<br />

o op het <strong>water</strong>oppervlak<br />

o juist onder het <strong>water</strong>oppervlak<br />

o tussen de begroeiing van de <strong>water</strong>planten<br />

o op de bodem<br />

• Neem drijvende <strong>water</strong>planten en takken uit het <strong>water</strong>. ‘Spoel’ ze in je emmertje.<br />

Oplossingen<br />

Breng de <strong>water</strong>diertjes op naam: zie tabel.<br />

13


Tabel: gevonden ongewervelde <strong>water</strong>diertjes in blusput aan P10<br />

DIERGROEP<br />

(ongewervelde <strong>water</strong>diertjes)<br />

1. platwormen<br />

2. wormen<br />

3. bloedzuigers<br />

4. weekdieren<br />

(tweekleppigen en huisjesslakken)<br />

5. larven van de tweevleugelige<br />

insecten (muggen en vliegen)<br />

6. schaaldieren of kreeftachtigen<br />

7. spinachtigen (mijten en spinnen)<br />

8. <strong>water</strong>wantsen<br />

(kenmerk: vleugels in X-vorm op de<br />

rug)<br />

9. <strong>water</strong>kevers en hun larven<br />

10. larven (nimfen) van libellen<br />

(<strong>water</strong>juffers en glazenmakers)<br />

11. larven van slijkvliegen<br />

12. larven (nimfen) van haften<br />

(eendagsvliegen)<br />

13. larven van kokerjuffers<br />

14. larven (nimfen) van steenvliegen<br />

soort 1: naam?<br />

soort 2: naam?<br />

soort 3: naam?<br />

soort 4: naam?<br />

aantal soorten<br />

per diergroep<br />

visbloedzuiger 1<br />

posthoornslak<br />

schijfhoornslak<br />

poelslak<br />

erwtenmossel<br />

larve pluimmug steekmuglarve 2<br />

<strong>water</strong>pissebed zoet<strong>water</strong>vlokreeft 2<br />

ruggenzwemmer of<br />

bootsmannetje<br />

duikerwants schaatsenrijder 3<br />

<strong>water</strong>kever A geelgerande<br />

<strong>water</strong>kever<br />

2<br />

larve glazenmaker A larve glazenmaker B arve <strong>water</strong>juffer 3<br />

larve slijkvlieg 1<br />

zwemmende<br />

haftennimf<br />

larve van kokerjuffer<br />

A in koker<br />

larve van kokerjuffer<br />

B in koker<br />

TOTAAL AANTAL VERSCHILLENDE SOORTEN ONGEWERVELDE WATERDIERTJES. Tel de laatste kolom samen.<br />

4<br />

1<br />

2<br />

21


Tabel: observatie ademhaling en voortbeweging van 5 <strong>water</strong>diertjes<br />

<strong>water</strong>dier<br />

<strong>water</strong>(roof)kever<br />

larve van een steekmug<br />

of larve <strong>water</strong>kever<br />

posthoornslak<br />

haftennimf<br />

(= larve eendagsvlieg)<br />

bloedzuiger<br />

beweging<br />

Hij heeft 2 lange poten die hij<br />

als’ roeispanen’ gebruikt,<br />

waardoor hij heel snel vooruit<br />

komt.<br />

Dit diertje maakt een<br />

kronkelende bewegingen om<br />

zich te verplaatsen<br />

Ze kruipt langzaam open de<br />

bodem voort.<br />

Zij maken een waaierende<br />

beweging.<br />

Dit diertje beweegt zich<br />

enerzijds voort als een slang.<br />

Anderzijds heeft dit diertje 2<br />

zuignappen, waardoor het zicht<br />

vasthecht, samentrekt en zich<br />

terug uitstrekt en vasthecht.<br />

ademhaling<br />

Met het uiteinde van het achterlijf neemt dit<br />

diertje onder zijn dekschilden een luchtbel<br />

mee onder <strong>water</strong>.<br />

Dit diertje neemt een luchtbel mee onder<br />

<strong>water</strong>. Wanneer een gedeelte van de zuurstof<br />

in de luchtbel verbruikt is, begint zuurstof zich<br />

vanuit het <strong>water</strong> naar de luchtbel te<br />

verplaatsen. Dit diertje kan zo een hele tijd<br />

onder <strong>water</strong> blijven en de zuurstof uit het<br />

<strong>water</strong> onrechtstreeks opnemen. Zo’n luchtbel<br />

werkt als een zuurstofpomp en wordt een<br />

fysische kieuw genoemd.<br />

<strong>De</strong> larve hangt met haar achterlijf tegen het<br />

<strong>water</strong>oppervlak. Via een verlenging van het<br />

achtereinde van het lichaam (adembuis (sifo)<br />

of ‘snorkel’) kan de larve rechtstreeks zuurstof<br />

uit de lucht opnemen.<br />

Ze behoort tot de longslakken.<br />

Dit diertje ademt via longen. Voor<br />

luchtverversing moeten ze steeds aan het<br />

<strong>water</strong>oppervlak komen.<br />

Dit diertje heeft gespecialiseerde<br />

ademhalingsorganen. Boven op het lichaam<br />

zijn er 2 rijen dunnen plaatjes, wat een soort<br />

kieuwen (tracheekieuwen genoemd) zijn.<br />

Zij maken een waaierende beweging,<br />

waardoor er steeds vers <strong>water</strong> langs de<br />

kieuwen stroomt.<br />

Dit diertje haalt zuurstof uit het <strong>water</strong> via de<br />

huid.


Wat<br />

OPDRACHT 4: BIOTISCHE WATERKWALITEIT<br />

• Op basis van de gevangen <strong>water</strong>diertjes en de tabel <strong>water</strong>kwaliteit bepaal je de graad van<br />

vervuiling van het <strong>water</strong>.<br />

Hoe ga je te werk?<br />

Stap 1<br />

Wat is het meest voor vervuiling gevoelige <strong>water</strong>diertje dat we hebben gevangen?<br />

Omcirkel de rij.<br />

Stap 2<br />

Hoeveel <strong>water</strong>diertjes die het meest voor vervuiling gevoelig zijn hebben we gevangen?<br />

1 diertje of meer dan 1 diertje.<br />

Omcirkel de rij.<br />

Stap 3<br />

Hoeveel verschillende soorten ongewervelde diertjes hebben we gevangen?<br />

(zie TOTAAL in vorige tabel)<br />

Omcirkel de kolom.<br />

Stap 4<br />

Zoek het kruispunt van deze 2 antwoorden in de tabel op. Je komt op een cijfer uit. Dit is cijfer van<br />

de <strong>water</strong>kwaliteit.<br />

Verwerkingsvraag<br />

1. Wat drukt het cijfer van de <strong>water</strong>kwaliteit (of biotische index) uit?<br />

In welke mate is er vervuiling in de <strong>water</strong>plas? Zie tabel ‘betekenis biotische index’.<br />

o Er is amper vervuiling: het <strong>water</strong> is biologisch zuiver.<br />

o Het cijfer van de <strong>water</strong>kwaliteit is 9. Dit betekent zeer goed.<br />

16


Tabel: bepaling <strong>water</strong>kwaliteit of de biotische index<br />

A B<br />

indicator <strong>water</strong>diertjes =<br />

de vertegenwoordigers van de <strong>water</strong>diertjes per groep die het meest gevoelig of het<br />

minst gevoelig voor vervuiling zijn<br />

het meest voor vervuiling gevoelige <strong>water</strong>diertje hoeveel indicatordiertjes<br />

totaal aantal gevonden verschillende soorten<br />

<strong>water</strong>diertjes<br />

0-1 2-5 6-10 11-15 16+<br />

1. platte larve van haft (ééndagsvlieg)<br />

>1 - 7 8 9 10<br />

1 5 6 7 8 9<br />

2. kokerjuffer met koker<br />

>1 - 6 7 8 9<br />

1 5 5 6 7 8<br />

3. larve ééndagsvlieg of >2 - 5 6 7 8<br />

kaphoornslak 1-2 3 4 5 6 7<br />

4. zoet<strong>water</strong>vlokreeft of<br />

larve libel of<br />

weekdier<br />

1<br />

3 4 5 6 7<br />

5. zoet<strong>water</strong>pissebed of<br />

bloeduiger of<br />

<strong>water</strong>wants of<br />

1<br />

2 3 4 5 -<br />

6. borstelworm of<br />

vedermuggenlarve<br />

(tubifex of rode muggenlarve)<br />

1<br />

1 2 3 - -<br />

7. rattenstaartlarven of 1 0 1 1 - -<br />

het minst voor vervuiling gevoelige <strong>water</strong>diertje<br />

Tabel: betekenis biotische index<br />

biotische index 10-9 8-7 6-5 4-3 2-0<br />

mate van<br />

niet of<br />

weinig matig ernstig sterk<br />

verontreiniging biologisch zuiver<br />

kwaliteit zeer goed goed matig slecht zeer slecht<br />

vergelijking kerngezond onwel ziek ernstig ziek coma - dood


Wat<br />

OPDRACHT 5: VOEDSELWEB OPBOUWEN (ETEN EN GEGETEN WORDEN)<br />

• Je bouwt een voedselweb op a.h.v. de gevonden diertjes<br />

Oplossingen<br />

stekelbaars baars<br />

slijkvlieglarve staafwants ruggenzwemmer<br />

legende<br />

ik eet de andere op<br />

bloedzuiger larve <strong>water</strong>kever <strong>water</strong>spin larve pluimmug<br />

Verwerkingsvragen<br />

posthoornslak larve kriebelmug zoet<strong>water</strong>vlokreeft<br />

afval plankton algen <strong>water</strong>planten<br />

zwanemossel<br />

1. Geef 2 voorbeelden van volgende diergroepen. Baseer je hiervoor op de gevangen diertjes en het<br />

voedselweb.<br />

• afvaleters: zoet<strong>water</strong>pissebed, larve steekmug,…<br />

• planten- of algeneters: duikerwants, larve vedermug, larve eendagsvlieg,…<br />

• vleeseters: geelgerande <strong>water</strong>tor, bloedzuiger, volwassen schrijvertje, <strong>water</strong>schorpioen,…<br />

• alleseters: larve kokerjuffer, larve vedermug,…<br />

2. Wat gebeurt er met de <strong>water</strong>diertjes als we een snoek zouden uitzetten?<br />

Een snoek is een roofvis: hij eet alle kleinere <strong>water</strong>dieren op, waardoor het voedselweb in elkaar zal<br />

stuiken.


Tabel: eetgewoonten van de <strong>water</strong>dieren<br />

DIER VOEDSEL<br />

1. ZOETWATERPOLIEPEN plankton, zeer kleine larven en nimfen van allerlei <strong>water</strong>dieren<br />

2. WORMEN<br />

o platwormen<br />

o koordwormen<br />

(o.a. paardenhaarwormen)<br />

o borstelwormen<br />

kleine insecten en kreeftachtigen<br />

afval<br />

afval<br />

3. BLOEDZUIGERS sommige zuigen bloed van vissen, <strong>water</strong>slakken en amfibieën<br />

sommige eten kleine en grote <strong>water</strong>dieren op<br />

4. WEEKDIEREN<br />

slakken<br />

o posthoornslak<br />

o schijfhoornslak<br />

o poelslak<br />

o kaphoornslak<br />

mossels<br />

o erwtenmossel<br />

o zwanemossel<br />

5. KREEFTACHTIGEN (SCHAALDIEREN)<br />

o <strong>water</strong>vlo<br />

o eenoogkreeftje<br />

o zoet<strong>water</strong>pissebed<br />

o zoet<strong>water</strong>vlokreeft<br />

o zoet<strong>water</strong>kreeft<br />

6. SPINACHTIGEN<br />

o <strong>water</strong>mijt<br />

afval<br />

algen en plantaardig afval<br />

algen op planten of stenen<br />

algen op stenen<br />

plankton<br />

planton<br />

afval, algen, kleine kreeftachtigen<br />

plankton en afval<br />

afval (o.a. rottende plantenmateriaal)<br />

planten en dode diertjes<br />

alle mogelijke dieren en afval<br />

<strong>water</strong>vlooien, kleine kreeftachtigen, larven van muggen en<br />

eendagsvliegen<br />

allerlei larven en nimfen van insecten, kleine kreefachtigen<br />

o <strong>water</strong>spin<br />

7. LARVEN van MUGGEN en VLIEGEN<br />

o steekmug<br />

algen en afval<br />

o pluimmug<br />

kleine insecten en kreeftachtigen<br />

o dansmug of vedermug<br />

algen en kreeftachtigen<br />

o daas<br />

andere muggenlarven, kreeftachtigen<br />

o kriebelmug<br />

algen en afval<br />

o langpootmug<br />

afval<br />

o zweefvlieg<br />

afval<br />

8. INSECTEN<br />

SPRINGSTAARTEN<br />

KEVERS<br />

levend en dood plantenmateriaal<br />

o <strong>water</strong>roofkever en zijn larve<br />

(o.a. geelgerande <strong>water</strong>tor)<br />

alle mogelijke kleinere dieren<br />

o <strong>water</strong>kever<br />

larve<br />

alle mogelijke kleinere dieren<br />

volwassene<br />

algen en <strong>water</strong>planten<br />

o schrijvertje of draaikevertje<br />

larve<br />

algen en afval<br />

volwassene<br />

levende en dode dieren op het <strong>water</strong>oppervlak<br />

WANTSEN<br />

o schaatsenrijder<br />

dode en levende insecten op het <strong>water</strong>oppervlak<br />

o vijverloper<br />

insecten op het <strong>water</strong>oppervlak<br />

o beekloper<br />

kleine insecten en kreeftachtigen in en op het <strong>water</strong><br />

o ruggenzwemmer of bootsmannetje allerlei insecten en hun larven<br />

o duikerswants<br />

afval en algen<br />

o zwemwants<br />

allerlei <strong>water</strong>dieren en visjes<br />

o staafwants<br />

visjes, kikker- en salamandervisjes, alle <strong>water</strong>dieren die kleiner<br />

zijn dan de wants zelf<br />

o <strong>water</strong>schorpioen<br />

insecten en kreeftachtigen<br />

19


EENDAGSVLIEGEN (nimf) of HAFTEN algen, planten, plantenafval<br />

SLIJKVLIEGLARVE (nimf)<br />

STEENVLIEGEN (nimf)<br />

alle andere kleinere insecten<br />

o heel jonge nimfen (< 0,5 cm) algen en planten<br />

o oudere nimfen (> 0,5 cm)<br />

alle mogelijke kleinere dieren<br />

KOKERJUFFERS (larven) of<br />

planten en kleine <strong>water</strong>insecten, dit kan dood of levend zijn<br />

SCHIETMOTTEN<br />

LIBELLEN (nimf)<br />

o <strong>water</strong>juffers<br />

o glazenmakers<br />

9. AMFIBIEËN<br />

(kikkers, padden, salamanders)<br />

o larve (o.a. kikkervisje)<br />

o volwassene<br />

10. VISSEN<br />

o vooRn<br />

o modderkruiper<br />

o stekelbaars<br />

o baars<br />

Uitleg van enkele begrippen<br />

Plankton: kleine plantjes en diertjes die in het <strong>water</strong> zweven<br />

Algen: wieren<br />

andere larven en nimfen<br />

alle mogelijk kleinere dieren<br />

algen en <strong>water</strong>planten<br />

alle mogelijke kleinere dieren<br />

voornamelijk algen en <strong>water</strong>planten<br />

weekdieren, kleine kreeftachtigen, wormen en insectenlarven<br />

(alle diertjes die op de bodem leven)<br />

alle mogelijke kleinere dieren<br />

alle mogelijke dieren<br />

<strong>De</strong>ze plantjes kunnen zo klein zijn dat je ze met het blote oog niet kan zien. Op warme dagen kan een sloot of<br />

vijver veranderen in een ‘groene soep’. <strong>De</strong>ze groene schijn wordt veroorzaakt door een explosieve groei van algen<br />

en wieren. In zo’n groene druppel leven wel miljoenen algen.<br />

Verschil tussen larve en nimf<br />

Larve: is het jonge stadium van sommige groepen insecten<br />

<strong>De</strong> larve is wormachtig van structuur en heeft geen of weinig harde delen (b.v. rups is larve van een vlinder)<br />

Dikwijls zijn de poten niet of nauwelijks ontwikkeld.<br />

Nimf: is ook het jonge stadium van een aantal groepen insecten<br />

<strong>De</strong> nimf lijkt echter vanaf de geboorte al op een volwassen exemplaar, maar de lengte is veel kleiner, de<br />

ledematen nog kort en de vleugels ontbreken.<br />

<strong>De</strong> soorten eters:<br />

detritivoor = afvaleter<br />

herbivoor = planten- of algeneter<br />

carnivoor = vleeseter<br />

omnivoor = alleseter<br />

20


OPDRACHT 6: WATERPROEFJES OPPERVLAKTESPANNING<br />

WAT?<br />

Met eenvoudige proefjes kan je het begrip ‘oppervlaktespanning’ aanbrengen. Zo krijg je een antwoord<br />

op de vraag ‘hoe kunnen dieren op het <strong>water</strong>oppervlakte lopen’.<br />

Er zijn verschillende <strong>water</strong>diertjes geschept. Vestig de aandacht op de diertjes die op het <strong>water</strong> leven<br />

(o.a. de schaatsenrijder, de vijverloper,… ). Stel de volgende vragen:<br />

• “Hoe doen ze het?<br />

• “Kan jij op het <strong>water</strong> lopen?”<br />

Er is blijkbaar iets speciaals met het diertje en/of het <strong>water</strong> aan de hand. Welk geheim draagt dit diertje<br />

met zich mee?<br />

Wat heb je nodig?<br />

PROEF 1: DUIMSPIJKERPROEF<br />

• enkele droge duimspijkers zonder gat en plastic hoesje<br />

• kommetje met <strong>water</strong><br />

• evt. toiletpapier en stokje<br />

Hoe ga je te werk?<br />

Vraag: “Is de duimspijker lichter of zwaarder dan <strong>water</strong>?” Iemand neemt de duimspijker en laat deze in<br />

het kommetje <strong>water</strong> vallen. <strong>De</strong> duimspijker zinkt onmiddellijk. <strong>De</strong> duimspijker is duidelijk zwaarder dan<br />

<strong>water</strong>, het drijft niet!<br />

Nu doen we iets waardoor de duimspijker wel kan drijven op het <strong>water</strong>!<br />

Neem een duimspijker en legt deze met zijn ‘hoofdje’ voorzichtig op het <strong>water</strong>oppervlak. <strong>De</strong> duimspijker<br />

blijft drijven.<br />

Tip voor een onvaste hand: laat een stukje toiletpapier op het <strong>water</strong> oppervlak drijven. Vervolgens laat je<br />

een duimspijker op het toiletpapier vallen (1 stukje toiletpapier voor 1 duimspijker!). Duw het<br />

toiletpapiertje nu onder.<br />

Besluit:<br />

Watermoleculen vormen een vlies aan de oppervlakte. Hierdoor kan de duimspijker op het <strong>water</strong> blijven<br />

drijven. Hierdoor kunnen eveneens <strong>water</strong>diertjes zoals de schaatsenrijder op het <strong>water</strong> lopen.<br />

Nog een opmerking:<br />

Een duimspijker drijft niet zoals een kurk of een stuk hout want hij komt helemaal niet in het <strong>water</strong>! Pluk<br />

je hem voorzichtig weer van het <strong>water</strong>oppervlak dan merk je dat die duimspijker helemaal niet nat is. <strong>De</strong><br />

duimspijkers drijven dus niet, maar liggen echt op het <strong>water</strong>. Je merkt duidelijk het ‘putje’ dat ze in het<br />

<strong>water</strong>oppervlak duwen.<br />

21


Wat heb je nodig?<br />

PROEF 2: VERVUILING IN HET WATER<br />

• kommetje <strong>water</strong> met duimspijkers alias schaatsenrijders (vorige proef)<br />

• kan met <strong>water</strong><br />

• afwasmiddel<br />

Hoe ga je te werk?<br />

Iemand maakt afwas<strong>water</strong> en giet dit <strong>water</strong> in het kommetje met de duimspijkers. Vraag: “Wat gebeurt<br />

er?” <strong>De</strong> duimspijkers zinken.<br />

Vraag: “Hoe kan dit? Water heeft toch een sterke kracht?”<br />

Besluit:<br />

Zeep (= vervuild <strong>water</strong>) verbreekt (vermindert) de oppervlaktespanning. (Zeep zorgt ervoor dat <strong>water</strong> zich<br />

gemakkelijk gaat hechten aan vuil dan aan elkaar.)<br />

<strong>De</strong> <strong>water</strong>diertjes kunnen niet meer over het <strong>water</strong> lopen en zullen verdrinken.<br />

Vervuild <strong>water</strong> veroorzaakt een ramp. Alles raakt uit evenwicht. Voedselwebben vallen uiteen.<br />

22

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!