Vakblad H2O nummer 12 / juni 2007 - H2O - Tijdschrift voor ...
Vakblad H2O nummer 12 / juni 2007 - H2O - Tijdschrift voor ...
Vakblad H2O nummer 12 / juni 2007 - H2O - Tijdschrift voor ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
40ste jaargang / 15 <strong>juni</strong> <strong>2007</strong><br />
nº<strong>12</strong> / <strong>2007</strong><br />
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER<br />
KIWA BEGINT PROEF MET GENETISCH GEMODIFICEERDE E. COLI<br />
NIEUWE NAAM VOOR NVA EN KVWN: WATERNETWERK<br />
INTERVIEW MET WICHER WORST<br />
VEERKRACHT VAN DE RIVIEREN
ZODRA ER NIEUWE WETTEN KOMEN, KOMEN WIJ<br />
MET NIEUWE KANSEN.<br />
De wetgeving verandert <strong>voor</strong>tdurend. En dat zal dit jaar niet minder worden. Dat heeft<br />
gevolgen <strong>voor</strong> uw bedrijfsvoering. Processen moeten worden aangepast. Nu zien sommige<br />
ondernemers dat als een probleem. Terwijl het een kans kan zijn. Want een nieuwe wet<br />
vereist wel aanpassingen, maar met de juiste kennis en ervaring kan elke aanpassing<br />
een <strong>voor</strong>sprong op de concurrent opleveren. Zo gaat compliance in uw <strong>voor</strong>deel werken.<br />
Of het nu SEPA, Solvency II of de Splitsingswet betreft. Wij adviseren u over de kansen en<br />
implementeren dat advies vervolgens in uw bedrijfsprocessen. En dan maakt het niet uit<br />
wat ze in Den Haag bedenken. Wij zorgen er in Arnhem <strong>voor</strong> dat u er wijzer van wordt.<br />
WWW.EIFFEL.NL
Minder vrijblijvend<br />
Het werken met en toepassen van klimaatscenario’s wordt<br />
minder vrijblijvend. Klimaatonderzoeker Pier Vellinga toonde<br />
het afgelopen week aan de hand van een concreet <strong>voor</strong>beeld aan.<br />
De provincie Zuid-Holland wil weten wat het warmere klimaat <strong>voor</strong><br />
gevolgen kan hebben <strong>voor</strong> investeringen in die provincie. Liefst<br />
binnen een maand!<br />
Doen we even. Want we weten toch al precies welk klimaatscenario<br />
gaat uitkomen en hoe het zit met een toename van de perioden<br />
van droogten en perioden met meer en zwaardere neerslag. En wat<br />
gebeurt er als de scenario’s in werkelijkheid niet uitkomen? Wordt de<br />
boodschapper dan verguisd en worden dan schadeclaims ingediend?<br />
Kortom, wat vertel je de provinciebestuurders?<br />
H 2O tijdschrift <strong>voor</strong> water<strong>voor</strong>ziening en<br />
waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen<br />
Offi cieel orgaan van<br />
Stichting tot uitgave van het tijdschrift<br />
H 2O en haar participanten:<br />
- Vereniging van Waterbedrijven in Nederland<br />
- Koninklijke Vereniging <strong>voor</strong><br />
Waterleidingbelangen in Nederland<br />
- Nederlandse Vereniging <strong>voor</strong> Waterbeheer<br />
- Kiwa Water Holding BV<br />
Uitgever<br />
Rinus Vissers<br />
Redactie<br />
Peter Bielars (hoofdredacteur)<br />
Michiel van Zaane<br />
Marjon Hoogesteger<br />
Redactiesecretariaat<br />
Dora Pompe<br />
Redactieadres en uitgeverij<br />
Postbus <strong>12</strong>2, 3100 AC Schiedam<br />
telefoon (010) 427 41 65<br />
telefax (010) 473 26 40<br />
e-mail h2o@nijgh.nl<br />
Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565<br />
3119 XT Schiedam<br />
Redactiecommissie<br />
Harry Tolkamp (<strong>voor</strong>zitter/NVA)<br />
André Struker (KVWN)<br />
Frits Vos (VEWIN)<br />
Gerda Sulmann (Kiwa Water Research)<br />
Advertentieverkoop<br />
Roelien Voshol (010) 427 41 54<br />
Brigitte Laban (010) 427 41 52<br />
Mediaorder<br />
Carola Sjoukes (010) 427 41 41<br />
Suzanne Klüver (010) 427 41 40<br />
telefax (010) 473 20 00<br />
Abonnementenservice<br />
Pauline Roos<br />
Tini van Schijndel<br />
telefoon (010) 427 41 08<br />
telefax (010) 426 27 95<br />
Abonnementsprijs<br />
€ 95,- per jaar excl. 6% BTW<br />
€ <strong>12</strong>6,- per jaar <strong>voor</strong> buitenland<br />
€ 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW<br />
Abonnementen gelden <strong>voor</strong> één jaar en worden<br />
– zonder tegenbericht – automatisch verlengd.<br />
Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken<br />
<strong>voor</strong> het afl open van de abonnementsperiode te<br />
geschieden aan bovenstaand postadres.<br />
Druk en lay-out<br />
Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk<br />
Copyright<br />
Nijgh Periodieken B.V., <strong>2007</strong><br />
Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt<br />
uitdrukkelijk <strong>voor</strong>behouden. Overname van artikelen<br />
alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />
www.vakbladh2o.nl<br />
4 / Kiwa gaat kwaliteit Maaswater meten met<br />
sensor met genetisch gemodifi ceerde E. coli<br />
5 / NVA en KVWN fuseren tot Waternetwerk<br />
6 / Klimaatscenario’s moeten meer rekening<br />
houden met droogte<br />
8 / Interview met Wicher Worst, <strong>voor</strong>zitter<br />
redactie Rioleringswetenschap<br />
Maarten Gast<br />
10 / Verkenning Groot Mijdrecht Noord<br />
<strong>voor</strong>beeld van gebiedsontwikkeling<br />
Titia Kalker, Hans Mankor, Paulien Hartog en<br />
Marie Josée Leloup<br />
16 / Kanttekeningen bij artikel over<br />
lamellenafscheiders<br />
Sander Brandon<br />
19 / Boekrecensie: ‘Coagulation and<br />
Flocculation in Water and Wastewater Treatment’<br />
Arjen van Nieuwenhuijzen<br />
20 / Verenigingsnieuws<br />
23 / Brabantse wijst opnieuw in beeld<br />
Matthijs Bonte, Josie Geris, Harold van Dijk en<br />
Vincent Post<br />
27 / Belang van betere neerslaginformatie<br />
<strong>voor</strong> hydrologen<br />
Hanneke Schuurmans en Marc Bierkens<br />
30 / Veerkracht van de rivieren<br />
Stefan Jansen, Jan Joziasse, Huub Rijnaarts en<br />
Jos Brils<br />
33 / Verlagen sedimentlast door toepassing<br />
conventionele technieken<br />
Maarten Lut, Wilfred Burger, Edwin de Groot en<br />
Aart Langerak<br />
37 / Agenda<br />
38 / Handel en Industrie<br />
Op de lange duur zal investeren in het westen van Nederland<br />
weggegooid geld zijn. Een harde conclusie, maar wel één die nu al<br />
getrokken kan worden. Voorlopig valt de kust nog te verdedigen.<br />
Ook de dijken langs de rivieren zullen lang stand houden, maar bij<br />
een blijvende stijging van het waterpeil en een blijvende daling van<br />
de bodem in westelijk Nederland valt maar één conclusie te trekken:<br />
op den duur valt er niet meer tegen op te boksen en moeten we<br />
allemaal boven NAP gaan wonen óf in het water. Het gaat erom<br />
welke tijdshorizon je hanteert. De waterschappen weten grotendeels<br />
waaraan ze toe zijn, de gemeenten en provincies beginnen het nu<br />
door te krijgen.<br />
Peter Bielars<br />
inhoud nº <strong>12</strong> / <strong>2007</strong><br />
5<br />
8<br />
23<br />
Bij de <strong>voor</strong>pagina:<br />
De Dommel (zie pagina 30) (foto: Jessica<br />
Thomas / Stefan Jansen).
Kiwa gaat waterkwaliteit<br />
Maas meten met genetisch<br />
gemodificeerde E. coli<br />
Op een monitoringsstation in de Maas bij Werkendam begint Kiwa Water<br />
Research binnenkort een proef met genetisch gemodificeerde bacteriën,<br />
die licht produceren als ze in aanraking komen met specifieke, <strong>voor</strong> de mens<br />
toxische stoffen. Kiwa ontwikkelt de nieuwe sensor <strong>voor</strong> bewaking van de<br />
oppervlaktewaterkwaliteit. De sensor kan worden ingezet als waarschuwingssysteem<br />
op de monitoringsstations bij inlaatpunten van oppervlaktewater <strong>voor</strong><br />
drinkwaterproductie. De zogeheten GGM-sensor heeft het <strong>voor</strong>deel dat hij<br />
semi-continu, sneller en specifieker is dan de huidige meetmethoden <strong>voor</strong> deze<br />
toxiciteit.<br />
Het Ministerie van VROM wil Kiwa<br />
Water Research vergunning<br />
verlenen om de komende jaren<br />
een test te houden met de sensor op basis van<br />
genetisch gemodificeerde micro-organismen<br />
(GGM) op het meetstation Keizersveer van<br />
Evides en RIZA en in een later stadium<br />
misschien ook op het monitoringsstation bij<br />
het waterwinstation Cornelis Biemond aan het<br />
Lekkanaal in Utrecht (in samenwerking met<br />
Waternet).<br />
Evides onttrekt jaarlijks ongeveer 190 miljoen<br />
kubieke meter Maaswater <strong>voor</strong> de productie<br />
van drinkwater. Het drinkwaterbedrijf<br />
bewaakt continu de Maaswaterkwaliteit met<br />
onder andere een Daphnia- en algenmonitor.<br />
Het zou <strong>voor</strong> het eerst zijn dat in Europa, met<br />
zijn strenge regels <strong>voor</strong> genetisch gemodificeerde<br />
micro-organismen, toestemming<br />
wordt verleend <strong>voor</strong> een dergelijke<br />
veldproef. Daarbij komen overigens geen<br />
genetisch gemodificeerde bacteriën in<br />
het milieu; de vergunning is nodig om<br />
de bacteriën te mogen gebruiken in een<br />
opstelling op de locatie van de monitoringsstations<br />
en dus buiten een goedgekeurd<br />
GGM-laboratorium.<br />
Specifieker en sneller<br />
Toxicoloog Minne Heringa van Kiwa Water<br />
Research is betrokken bij de ontwikkeling<br />
van de GGM-sensor, waarbij dr. Robert Marks<br />
van de Israëlische Ben-Gurion Universiteit<br />
het <strong>voor</strong>touw heeft. “De GGM-sensor zou<br />
een prachtige aanvulling zijn op het huidige<br />
arsenaal van monitoringsystemen. Onze<br />
chemische monitoren zijn heel gevoelig,<br />
maar detecteren alleen stoffen waarnaar<br />
je specifiek zoekt en missen dus potentieel<br />
toxische stoffen waar je niet specifiek naar<br />
zoekt of die misschien nog onbekend zijn. De<br />
ecologische monitoren die we momenteel<br />
gebruiken, zijn gebaseerd op de reacties<br />
van organismen als mosselen, algen of<br />
watervlooien op het langsstromende<br />
water. Deze meetmethoden werken goed<br />
<strong>voor</strong> het detecteren van het totale effect<br />
van aanwezige stoffen als herbiciden of<br />
zware metalen, maar missen een duidelijke<br />
relevantie <strong>voor</strong> de mens: ze detecteren niet<br />
alle stoffen die schadelijk zijn <strong>voor</strong> de mens.<br />
Grote behoefte bestaat aan sensoren die alle<br />
<strong>voor</strong> de mens schadelijke stoffen kunnen<br />
4 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
Glasvezels waarop genetisch gemodificeerde<br />
bacteriën worden vastgezet.<br />
detecteren. GGM-sensoren hebben die<br />
potentie. De genetisch gemodificeerde<br />
E. coli-bacteriën bevatten een gen dat<br />
gevoelig is <strong>voor</strong> schade die (ook) in<br />
menselijke cellen kan ontstaan en reageren<br />
daardoor op stoffen die gevaarlijk zijn <strong>voor</strong><br />
de mens.”<br />
Daarnaast meet een GGM-sensor snel: de<br />
uitslag komt binnen één à twee uur. De nu<br />
beschikbare in vitro-testen <strong>voor</strong> humane<br />
toxiciteit hebben een paar dagen nodig<br />
<strong>voor</strong> het resultaat bekend is. Bovendien<br />
geeft een dergelijk in vitro- test alleen maar<br />
informatie over de waterkwaliteit op één<br />
tijdstip in het verleden; een GGM-sensor kan<br />
semi-continu de waterkwaliteit bepalen,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld elke twee uur. Een vraag is nog<br />
of deze GGM-sensor gevoelig genoeg is om<br />
relevante vervuiling te detecteren. Daarnaar<br />
wordt onderzoek verricht tijdens de proef in<br />
de Maas.<br />
Gebonden aan glasvezels<br />
De proefopstelling <strong>voor</strong> het sensorenonderzoek<br />
is simpel maar vernuftig. De<br />
genetisch gemodificeerde bacteriën worden<br />
vastgezet op glasvezels, die zijn opgehangen<br />
in een ‘kamer’ die een paar milliliter groot<br />
is. De bacteriën blijven dus steeds in de<br />
meetopstelling. Een fotodetector meet<br />
hoeveel licht de bacteriën uitzenden. De<br />
blootstellingskamer zal via de ringleiding<br />
in het monitoringsstation om het half uur<br />
opnieuw worden gevuld met langsstromend<br />
water uit de rivier. Het water dat de blootstellingskamer<br />
verlaat, wordt <strong>voor</strong> de zekerheid<br />
gesteriliseerd <strong>voor</strong> het in het riool stroomt.<br />
Dit om te <strong>voor</strong>komen dat eventuele van de<br />
vezel losgeraakte genetisch gemodificeerde<br />
bacteriën in het milieu komen.<br />
Daar zouden ze overigens nauwelijks kwaad<br />
kunnen: het gaat om een verzwakte E.<br />
coli-stam die niet meer in staat is om zich te<br />
hechten aan de darmwand, zijn natuurlijke<br />
omgeving. Deze bacterie heeft dus in zijn<br />
oude natuurlijke omgeving nauwelijks<br />
overlevingskansen, net als in een waterig<br />
milieu. Ook de genetische modificatie brengt<br />
geen extra risico’s met zich mee, met name<br />
omdat het genen betreft die al in het milieu<br />
<strong>voor</strong>komen en niet schadelijk zijn.<br />
Genetische aanpassing<br />
De E. coli-bacteriën zijn <strong>voor</strong>zien van extra<br />
DNA dat de bacteriecel in staat stelt eiwitten<br />
aan te maken die kunnen zorgen <strong>voor</strong> de<br />
productie van blauw licht (luminescentie).<br />
Vóór de DNA-codering <strong>voor</strong> de aanmaak van<br />
deze eiwitten is een promotor aangebracht,<br />
die zorgt dat de eiwitten pas worden geproduceerd<br />
als er <strong>voor</strong> de mens schadelijke<br />
stoffen <strong>voor</strong>komen in het milieu van de<br />
bacterie. Bij<strong>voor</strong>beeld: als een genotoxische<br />
stof aan het DNA van de bacterie hecht,<br />
merken de controlerende enzymen dit op<br />
en activeren zij normaal gesproken het<br />
gen <strong>voor</strong> DNA-reparatie - en in dit geval<br />
het gen <strong>voor</strong> de productie van licht. Hoe<br />
meer toxinen er zijn, des te meer er van de<br />
eiwitten wordt geproduceerd. Met verschillende<br />
promotoren kunnen de bacteriën<br />
worden geprogrammeerd om op verschillende<br />
toxinen te reageren. Heringa: “Dit<br />
biedt op termijn ook de mogelijkheid om<br />
een batterij van glasvezels met verschillende<br />
stammen van gemodificeerde bacteriën te<br />
gebruiken en allerlei verschillende soorten<br />
effecten tegelijk te meten. Bovendien kun<br />
je deze sensor gemakkelijk koppelen aan<br />
andere soorten sensoren, zodat een soort<br />
‘supersensor’ ontstaat.”
NVA en KVWN fuseren tot Waternetwerk<br />
De nieuwe vereniging die ontstaat uit het samengaan volgend jaar van de<br />
Nederlandse Vereniging <strong>voor</strong> Waterbeheer (NVA) en de Koninklijke Vereniging<br />
<strong>voor</strong> Waterleidingbelangen (KVWN), krijgt de naam (Koninklijk Nederlands)<br />
Waternetwerk. Dat maakte NVA-<strong>voor</strong>zitter Cor Roos op 1 <strong>juni</strong> bekend tijdens de<br />
NVA-<strong>voor</strong>jaarsvergadering en Klaarmeesterdag in Middelburg.<br />
De aanwezige NVA-leden gingen<br />
hiermee akkoord. Vandaag, 15 <strong>juni</strong>,<br />
krijgen de KVWN-leden tijdens<br />
hun <strong>voor</strong>jaarsvergadering in Maastricht het<br />
<strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong>gelegd. De NVA-leden gingen<br />
ook akkoord met de ontwerp-statuten van de<br />
nieuwe vereniging.<br />
Punt van aandacht bij de fusie wordt zeker<br />
de financiële positie van de NVA. Momenteel<br />
is er een tekort van zo’n 34.000 euro, terwijl<br />
nog circa 110.000 euro in de spaarpot zit.<br />
Met name de opschoning van het ledenbestand<br />
met veel wanbetalers is hieraan debet.<br />
Maar ook de vergrijzing in het algemeen, de<br />
toenemende werkdruk en de daling van het<br />
aantal waterschappen spelen de NVA parten.<br />
Volgend jaar bestaat de NVA 50 jaar. Dat feest<br />
wordt gecombineerd met de oprichting van<br />
Waternetwerk. De KVWN zit er veel rooskleuriger<br />
bij dan de NVA.<br />
KVWN-<strong>voor</strong>zitter Roelof Kruize en NVA<strong>voor</strong>zitter<br />
Cor Roos gaan binnenkort met<br />
de waterschappen rond de tafel zitten om<br />
steun te vragen <strong>voor</strong> de nieuwe watervereniging.<br />
Ook de Vewin, ONRI en VEMW zullen<br />
benaderd worden. Zowel binnen de NVA als<br />
de KVWN verwacht men meer interesse bij<br />
watergerelateerde organisaties als de fusie<br />
eenmaal een feit is en er een grote watervereniging<br />
ontstaat met zowel leden in de<br />
drinkwater- als afvalwatersector.<br />
NVA/H 2O-prijs 2006<br />
Peter de Jong reikte tijdens de NVA<strong>voor</strong>jaarsvergadering<br />
namens zijn collega’s<br />
van de jury de NVA/H 2O-prijs 2006 uit.<br />
Veel interessante artikelen die in principe<br />
kwalitatief goed genoeg waren <strong>voor</strong> de prijs,<br />
handelden over ecologie en waterbeheer.<br />
Alleen bevonden zich onder de auteurs geen<br />
NVA-leden, één van de <strong>voor</strong>waarden om in<br />
aanmerking te komen <strong>voor</strong> de prijs.<br />
Uiteindelijk bleven drie artikelen over:<br />
‘Droogte- en natschade onder wijzigende<br />
afvoernormen’ van Peter Droogers<br />
(FutureWater) en Jan den Besten (Waterschap<br />
Hunze en Aa’s) (nr. 4) en ‘Van Praag naar<br />
Ommen: formuleren van ecologische doelen<br />
<strong>voor</strong> de Kaderrichtlijn Water’ van Gerhard<br />
Duursema (Waterschap Velt en Vecht),<br />
Diederik van der Molen (Ministerie van<br />
Verkeer en Waterstaat) en Wim Oosterloo<br />
(Waterschap Velt en Vecht) (nr. 16) én als<br />
winnende artikel: ‘Bestrijding van eutrofiëring<br />
in de zuidelijke randmeren’ van Rob<br />
Nieuwkamer (Witteveen+Bos), Rob van den<br />
Boomen (Witteveen+Bos), Krijn van den<br />
Drie van de vier winnaars van de NVA/H 2O-prijs 2006: v.l.n.r. Ernst Rijsdijk, Krijn van den Herik en Rob Nieuwkamer.<br />
actualiteit / verslag<br />
Herik (Waterschap Vallei & Eem) en Ernst<br />
Rijsdijk (Rijkswaterstaat IJsselmeergebied)<br />
(nr. 11).<br />
De jury vond dit het beste artikel in 2006.<br />
Het gaat over de aanpak van algen in de<br />
zuidelijke randmeren. Alle betrokken partijen<br />
(de provincies Gelderland en Utrecht),<br />
Waterschap Vallei & Eem, zeven gemeenten<br />
en Rijkswaterstaat IJsselmeergebied moeten<br />
hier<strong>voor</strong> gezamenlijk aan de slag. Maar<br />
juist deze samenwerking leidde tot een<br />
beter resultaat, aldus Ernst Rijsdijk bij de<br />
prijsuitreiking. Toen het artikel gepubliceerd<br />
werd (2 <strong>juni</strong> 2006), werd ook bekend<br />
dat de betrokken overheden in totaal <strong>12</strong>0<br />
miljoen euro zouden gaan vrijmaken <strong>voor</strong><br />
de benodigde maatregelen, zoals een vierde<br />
zuiveringstrap op alle zuiveringsinstallaties in<br />
het gebied.<br />
Jury<strong>voor</strong>zitter Peter de Jong huldigde ook<br />
Maarten Gast met een eervolle vermelding<br />
naar aanleiding van zijn nog lopende reeks<br />
interviews in H 2O, waarin volgens de jury<br />
een goed totaalbeeld geschetst wordt van<br />
leidinggevende personen uit de Nederlandse<br />
watersector.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
5
Klimaatscenario’s moeten<br />
meer rekening houden met<br />
droogte<br />
Meer aandacht <strong>voor</strong> droogte in de nieuwe klimaatscenario’s, eenheid in<br />
het databeheer en één organisatie die de regie houdt. Deze drie aanbevelingen<br />
deed klimaatonderzoeker professor Pier Vellinga (VU Amsterdam en<br />
Wageningen Universiteit) tijdens de door NVA, KNMI en Klimaat <strong>voor</strong> Ruimte<br />
verzorgde bijeenkomst op 8 <strong>juni</strong> over ervaringen met klimaatscenario’s in het<br />
waterbeheer.<br />
Vellinga maakte de aanwezigen<br />
duidelijk dat de huidige klimaatscenario’s<br />
binnen vijf tot tien jaar<br />
toegepast moeten kunnen worden. Dat<br />
betekent volgens hem dat nog wel wat<br />
onduidelijkheden opgelost moeten worden.<br />
Ook zou vanwege de verdere verstedelijking<br />
van Nederland rekening gehouden moeten<br />
worden met de dichtheid van de bebouwing.<br />
Sowieso worden de discussies over de<br />
mogelijke klimaatscenario’s de komende<br />
tijd minder onschuldig. Vellinga denkt dat<br />
men rekening moet houden met mogelijke<br />
juridische gevolgen bij het toepassen van<br />
een scenario op het waterbeheer en/of de<br />
ruimtelijke ordening. Als <strong>voor</strong>beeld noemde<br />
hij de Provincie Zuid-Holland die binnen een<br />
maand een werkbaar scenario op tafel wil<br />
hebben liggen om toekomstplannen af te<br />
kunnen wegen op hun haalbaarheid en kosten.<br />
Vellinga vindt het van groot belang nu te<br />
gaan investeren in een goed data-archief,<br />
waardoor alle betrokken instanties met<br />
dezelfde basisgegevens werken en één lijn<br />
kunnen trekken. Op de modellen die vaak<br />
gebruikt worden om berekeningen <strong>voor</strong> de<br />
toekomst te maken, moet men niet te veel<br />
leunen, aldus de klimaatonderzoeker, omdat<br />
die modellen altijd allerlei onzekerheden<br />
bevatten. Wel van belang is meer rekening te<br />
houden met watertekorten naast eventuele<br />
6 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
wateroverlast. Een warmer klimaat zal<br />
namelijk behalve meer zwaardere buien ook<br />
perioden van droogte kunnen opleveren.<br />
De rol van langdurige droogten kreeg alle<br />
aandacht in een bijdrage van Marcel de Wit<br />
van het RIZA. Volgende maand verschijnt<br />
een nieuwe droogterapportage. Volgens De<br />
Wit zal het aantal dagen dat bij Gouda zoet<br />
water ingelaten moet worden in verband<br />
met verzilting door een lager rivierpeil in het<br />
westen van Nederland verdriedubbelen. Ook<br />
de schade die de scheepvaart leidt, zal fors<br />
toenemen. Hij meldde dat de temperatuur<br />
van de grote rivieren de laatste 100 jaar met<br />
een graad of drie gestegen is, waarvan één<br />
graad veroorzaakt werd door de hogere<br />
luchttemperatuur en twee graden door<br />
lozingen van bij<strong>voor</strong>beeld koeltorens.<br />
Peter Droogers van FutureWater haalde<br />
twee casussen aan waarbij klimaatscenario’s<br />
toegepast waren: één in het gebied<br />
van Waterschap Rivierenland en één in<br />
het gebied van Waterschap Hunze en<br />
Aa’s. Daaruit bleek dat de uitkomsten erg<br />
afhankelijk zijn van welk scenario gekozen<br />
wordt. Ook wordt de uitkomst in landbouwgebieden<br />
erg bepaald door de lengte van het<br />
groeiseizoen en de prijzen die boeren krijgen<br />
<strong>voor</strong> hun gewassen.<br />
Regenmodellen in twijfel getrokken<br />
Onderzoekers van remote sensingsystemen in Californië hebben ontdekt dat<br />
de afgelopen 20 jaar significant meer regen is gevallen dan aan de hand van<br />
gangbare klimaatmodellen is <strong>voor</strong>speld. Onafhankelijk hiervan heeft de TU<br />
Delft de atmosfeerradar TARA op één van de hoogste bergtoppen in het Zwarte<br />
Woud geplaatst om het ontstaan van regen te onderzoeken. Aanleiding <strong>voor</strong><br />
dit onderzoek is de stelling van de TU Delft dat weermodellen niet goed zijn in<br />
het <strong>voor</strong>spellen van regen.<br />
De huidige klimaatmodellen gaan<br />
ervan uit dat door de opwarming<br />
meer water verdampt, maar dat dit<br />
langzamer opstijgt. Maar uit satellietgegevens<br />
over de afgelopen 20 jaar blijkt dat niet te<br />
kloppen. De winden die het verdampte water<br />
omhoog voeren, zijn in de praktijk iets sneller<br />
gaan waaien, waardoor aanzienlijk meer<br />
neerslag is gevallen dan de klimaatmodellen<br />
hadden berekend.<br />
De onderzoekers, onder leiding van<br />
Frank Wentz, concluderen in het artikel<br />
‘Warming may bring much more rain’ dat<br />
in het tijdschrift Science verscheen, dat<br />
de huidige modellen de temperaturen en<br />
de hoeveelheid verdampt water redelijk<br />
accuraat <strong>voor</strong>spellen, maar de hoeveelheid<br />
neerslag niet. Eén van de oorzaken volgens<br />
Wentz is de korte duur van een bui: in korte<br />
tijd valt een grote hoeveelheid water, waarna<br />
de bui weer verdwijnt. Aan de hand van de<br />
Olivier Hoes (TU Delft en Nelen &<br />
Schuurmans), die promoveerde op het<br />
onderwerp wateroverlast in polders,<br />
concludeerde dat de effecten van klimaatopwarming<br />
versterkt worden door wijzigingen<br />
in de ruimtelijke ordening en bodemdaling.<br />
Bert Pijpers (DuoAdvies), die sprak over de<br />
benodigde investeringen door de waterschappen,<br />
zag weinig problemen qua<br />
wateroverlast. Weliswaar ligt de huidige<br />
versterking van de primaire waterkeringen<br />
op een te laag tempo, maar de benodigde<br />
werkzaamheden zijn overzichtelijk en<br />
uitvoerbaar. Qua droogte hebben de waterschappen<br />
veel minder geld gereserveerd.<br />
Pijpers <strong>voor</strong>ziet daarom wel problemen<br />
met waterberging, het grondwaterpeil, de<br />
temperatuur van het rivierwater en indirect<br />
met de natuur. In versterking van de waterkeringen<br />
hebben de waterschappen altijd<br />
al veel geld geïnvesteerd. Naar het huidige<br />
prijspeil werd in 1960 bij<strong>voor</strong>beeld al 500<br />
miljoen euro in stevigere dijken gestoken,<br />
aldus Pijpers.<br />
Harry van Luijtelaar van Stichting RIONED<br />
pleitte <strong>voor</strong> het zwaarder en doelmatiger<br />
overdimensioneren van de rioolstelsels<br />
op korte termijn. De nu in de riolering<br />
toegepaste maatgevende bui is volgens hem<br />
te eenzijdig. Op basis van nieuwe neerslagcijfers<br />
van het KNMI moet het gedrag van de<br />
riolering nauwkeuriger <strong>voor</strong>speld kunnen<br />
worden, waarbij het van belang is naar zowel<br />
het onder- als bovengronds functioneren<br />
van het rioolstelsel te kijken, aldus Van<br />
Luijtelaar.<br />
verzamelde gegevens en een extrapolatie<br />
naar de toekomst stellen de onderzoekers<br />
dat er méér regen gaat vallen dan de huidige<br />
klimaatmodellen <strong>voor</strong>spellen.<br />
Als de onderzoekers gelijk hebben, betekent dit<br />
dat de <strong>voor</strong>spellingen van de klimaatmodellen<br />
tot nu toe niet kloppen. Maar een andere reden<br />
<strong>voor</strong> de afwijkende resultaten kan zijn dat<br />
20 jaar een te korte periode is om conclusies<br />
te trekken. Ook kunnen de gegevens van de<br />
satellieten zelf niet in orde zijn.<br />
Ontstaan van regen<br />
Weersmodellen zijn niet goed in het<br />
<strong>voor</strong>spellen van neerslag volgens de TU Delft.<br />
Vooral in heuvelachtig terrein kan dit tot<br />
overlast of schade leiden. Tot 1 september<br />
doet de TU Delft daarom mee aan een groot
Verzilting: vloek of zegen?<br />
De verzilting in de zomer van 2003 leidde tot grote ingrepen in het<br />
watersysteem van Midden-Holland om de inlaatpunten van de waterschappen<br />
veilig te stellen. Uiteindelijk werd water uit het IJmeer via de Amstel naar de<br />
Oude Rijn geleid om verzilting van de Hollandsche IJssel te leiden. Dit leidde tot<br />
veel discussie over peilhandhaving en verzilting. Ook nu kan verzilting nog een<br />
probleem vormen. Tegelijkertijd kan het bewust verzilten ook een oplossing<br />
zijn <strong>voor</strong> slechte waterkwaliteit.<br />
Uit een inventarisatie die is<br />
gehouden naar aanleiding van<br />
de zomer van 2003 blijkt dat<br />
de zuidwestelijke delta nu al verziltingsproblemen<br />
heeft. De waterbuffer van het<br />
IJsselmeer zal in de toekomst niet genoeg<br />
zijn. Omkering van de waterloop zoals in<br />
2003 is geen structurele oplossing: er moet<br />
een robuust watersysteem komen. Dat bleek<br />
tijdens de Platformdag Zoet-Zout op 7 <strong>juni</strong><br />
in Utrecht, georganiseerd door het Platform<br />
herstel zoet-zout-overgangen. Een panklare<br />
oplossing is er niet. De maatschappij moet<br />
Dijkgraaf baron Van Tuyll van Serooskerken van Rijnland opent de Tolhuissluis ten zuidoosten van Amsterdam<br />
in de zomer van 2003 om de aanvoer van zoet water uit het IJmeer mogelijk te maken.<br />
internationaal experiment in het Zwarte Woud<br />
(Duitsland) om meer te weten te komen over<br />
het ontstaan van regen. Naast observatoria op<br />
de grond worden vliegtuigen en een zeppelin<br />
ingezet. Satellieten worden gebruikt om de<br />
grootschalige informatie te vergaren.<br />
Het ontstaan van regen is een gevolg van<br />
meerdere processen die elkaar beïnvloeden.<br />
Deze processen spelen zich af op zowel<br />
heel kleine schaal (enkele micrometer) als<br />
een heel grote schaal (100 kilometer). De<br />
ruimtelijke schaal van weermodellen is<br />
enkele kilometers. Fysische processen die<br />
zich afspelen op een kleinere schaal moeten<br />
worden benaderd. Wolkenvorming is hiervan<br />
een <strong>voor</strong>beeld. De complexiteit en schaalverschillen<br />
maken weermodellen onnauwkeurig<br />
in het <strong>voor</strong>spellen van tijdstip en plaats van<br />
de regenbui en de hoeveelheid neerslag die<br />
uiteindelijk zal vallen.<br />
In het Zwarte Woud komt ‘s zomers veel<br />
onweer <strong>voor</strong>. De verschillen tussen <strong>voor</strong>spellingen<br />
en werkelijke regenval zijn daar erg<br />
groot, een ideaal natuurlijk ‘laboratorium’.<br />
Verspreid over een gebied van 100 bij 100<br />
kilometer worden vijf tijdelijke observatoria<br />
ingericht met remote sensingapparatuur<br />
om continu de atmosfeer te meten.<br />
In juli worden ook negen vliegtuigen en<br />
een zeppelin ingezet om gedetailleerde<br />
metingen boven, onder en in de bewolking<br />
te verrichten. Satellieten worden gebruikt om<br />
de grootschalige informatie te vergaren.<br />
De TU Delft transporteerde op 4 <strong>juni</strong> de<br />
atmosfeerradar TARA (Transportable<br />
verslag / actualiteit<br />
zich bewust worden van de waarde van zoet<br />
water, aldus de organisatie.<br />
Maar ook bleek dat het bewust laten<br />
verzilten van water de oplossing kan<br />
zijn <strong>voor</strong> waterkwaliteitsproblemen. Het<br />
Volkerak-Zoommeer, het Oost<strong>voor</strong>nsemeer,<br />
het Lauwersmeer en het Veerse Meer hebben<br />
er baat bij als de zoutconcentratie stijgt.<br />
Voor het Veerse Meer is dit al realiteit. Hier is<br />
een soort tunnel gebouwd die water uit de<br />
Oosterschelde binnenlaat. De Katse Heule,<br />
zoals het doorlaatmiddel heet, is in 2004<br />
geopend. De eerste resultaten zijn positief,<br />
hoewel er nog wat onzekerheden in zitten.<br />
Ook wordt het peilbesluit aangepast. Dit ligt<br />
nu ter inzage.<br />
Bij het Oost<strong>voor</strong>nsemeer wordt een leiding<br />
van 1.100 meter lengte aangelegd die zout<br />
water uit het Beerkanaal binnenlaat. Deze<br />
zal gedurende 221 weken zout water naar<br />
het meer leiden. De aanbesteding <strong>voor</strong> de<br />
bouwwerkzaamheden is in mei gestart.<br />
Voor het Lauwersmeer zou het binnenlaten<br />
van zout water ook gunstig kunnen zijn. Maar<br />
door de vele deelnemende partijen en de<br />
grote onzekerheden wordt hier al lang over<br />
gepraat. Beslissingen zijn nog niet genomen.<br />
Misschien wel het bekendste <strong>voor</strong>beeld<br />
is het Volkerak-Zoommeer. De slechte<br />
waterkwaliteit en de blauwalgen maken<br />
het meer tot een onaangename omgeving<br />
in de zomer. Uit onderzoek blijkt dat de<br />
beste oplossing ligt in het verzouten en<br />
in doorspoelen. Landbouwers in de regio<br />
gebruiken het water echter <strong>voor</strong> hun<br />
bedrijven. Ook kan de oprukkende verzilting<br />
richting West-Brabant en de Hollandsche<br />
IJssel nog <strong>voor</strong> problemen zorgen. Toch lijken<br />
de boeren, mits een andere wateraanvoer<br />
wordt gegarandeerd, niet onwelwillend<br />
tegenover het idee te staan. Ook Waterschap<br />
Brabantse Delta wil meedenken. Maar of en<br />
wanneer het Volkerak-Zoommeer zouter<br />
wordt, is nog lang niet duidelijk.<br />
Atmospheric RAdar) naar Duitsland. Het<br />
instrument wordt op de top van de Hornisgrinde<br />
(één van de hoogste toppen in het<br />
Zwarte Woud) geplaatst. Het zal daar samen<br />
met andere instrumenten (radiometers<br />
en wolkenradars) de atmosfeer meten.<br />
Bovendien krijgt de TU Delft de beschikking<br />
over twee vliegtuigen (een Frans en een<br />
Duits toestel) die door de wolken zullen<br />
vliegen om fysische eigenschappen van<br />
de wolken te meten. Deze vliegtuigen zijn<br />
speciaal toegewezen aan twee Delftse<br />
promovendi. Binnen deze internationale<br />
Convective and Orographically-induced<br />
Precipitation Study (COPS) houdt de TU Delft<br />
zich <strong>voor</strong>al bezig met de vraag hoe wolken-<br />
en regenvorming beïnvloedt worden door<br />
stofdeeltjes in de atmosfeer.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
7
WICHER WORST, VOORZITTER REDACTIE RIOLERINGSWETENSCHAP:<br />
“Ook onder de<br />
grond ruimtelijke<br />
ordening nodig”<br />
Dat de riolering een essentiële <strong>voor</strong>ziening is om afvalwater en regenwater in te<br />
zamelen en af te voeren, zal weinig tegenspraak ontmoeten. Rondom die riolering<br />
worden wel vele discussies gevoerd, over de invloed van emissies op de kwaliteit<br />
van het oppervlaktewater, de invloed van rioolrenovatie op grondwaterstanden,<br />
de dimensionering van riolen in het licht van intensievere regenbuien, over<br />
verantwoord beheer en onderhoud en niet te vergeten over het oplopen van de<br />
kosten van het beheer van de riolering. Naast de aandacht die dit vakgebied krijgt<br />
in dit blad, in het vakblad Riolering en in de uitgaven van de Stichting RIONED,<br />
is er het blad Rioleringswetenschap. ‘Driemaandelijks tijdschrift <strong>voor</strong> geïnteresseerden<br />
in een ingenieursbenadering van riolering en daaraan gerelateerde<br />
onderwerpen’, zoals de gedetailleerde ondertitel luidt. Verslag van een gesprek<br />
met ir. Wicher Worst, <strong>voor</strong>zitter van de redactie van dat blad, in zijn werkkamer in<br />
het kantoor van Grontmij in Houten.<br />
Wat is de filosofie van jullie blad?<br />
“Ik kan je het eerste <strong>nummer</strong> van de zesde<br />
jaargang laten zien, net uitgekomen. In<br />
februari 2001 zijn we gestart met dit blad<br />
als kwartaalblad. Als redactie hadden we<br />
in het begin nog wel twijfel aan de levensvatbaarheid,<br />
maar de uitgever, HolaPress in<br />
Valkenswaard, heeft die twijfel nooit gehad.<br />
Doel was een tijdschrift te laten verschijnen<br />
waarin rioleringsonderwerpen diepgaand<br />
aan de orde zouden kunnen komen, zonder<br />
beperkingen aan de lengte van de artikelen.<br />
Bij ons kan een artikel uit 20 pagina’s<br />
bestaan als dat nodig en nuttig is. Het is een<br />
tijdschrift <strong>voor</strong> Nederland en Vlaanderen<br />
met een wetenschappelijke redactie waarin<br />
beide landen vertegenwoordigd zijn. Van<br />
het begin af aan werkten twee hoogleraren<br />
mee, prof. dr. ir. Jean Berlamont van de<br />
universiteit Leuven en prof. dr. ir. François<br />
Clemens van de TU Delft. Wij brengen<br />
artikelen over onderwerpen die <strong>voor</strong> rioleringsspecialisten<br />
interessant zijn, zoals de<br />
achtergronden van modelberekeningen,<br />
onderzoeken naar de levensduur van riolen,<br />
de invloed van de klimaatveranderingen e.d.<br />
Dezelfde onderwerpen vind je in het vakblad<br />
Riolering, maar daar kun je er snel kennis van<br />
nemen. Bij ons gaan we uitvoerig in op de<br />
achtergronden.”<br />
Hoe groot is jullie oplage?<br />
“We hebben zo’n 300 betalende abonnees,<br />
maar onze oplage is het dubbele. Ingenieursbureaus<br />
nemen vaak meerdere exemplaren<br />
af, omdat het geen blad is dat snel moet<br />
circuleren in het bedrijf. De mensen moeten<br />
de tijd nemen om de artikelen te lezen. De<br />
redactie moet wel hard werken om het blad<br />
gevuld te krijgen. In onze sector hebben we<br />
niet een cultuur om diepgaande artikelen<br />
te schrijven. Daar<strong>voor</strong> doen we <strong>voor</strong>al een<br />
beroep op universiteiten, op afstudeer- en<br />
promotieonderzoeken. We houden ook<br />
interviews, met promovendi, maar dat zijn er<br />
in de loop der jaren maar een paar geweest,<br />
8 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
met oude rotten in het vak en sinds kort<br />
geven we ook ruimte aan jonge mensen die<br />
nog weinig ervaring, maar wel veel ideeën<br />
hebben. We besteden ook aandacht aan het<br />
beheer bij gemeenten en zien dan ook de<br />
verschillen in aanpak.”<br />
Wat <strong>voor</strong> verschillen?<br />
“Aan de ene kant technische verschillen. Als<br />
je Apeldoorn en Amsterdam vergelijkt, zie<br />
je bij beide gemeenten veel deskundigheid,<br />
maar een heel andere uitgangssituatie. In<br />
Apeldoorn weinig berging in het stelsel, in<br />
Amsterdam veel. Je ziet ook verschillen in<br />
beleidskeuzes. Kies je <strong>voor</strong> gescheiden of<br />
<strong>voor</strong> gemengd rioleren? Verschillen in de<br />
vraag wie het beleid vaststelt, wie besluiten<br />
neemt: de deskundigen van de dienst,<br />
de financiële beleidsambtenaren of het<br />
bestuur?”<br />
“Je ziet grote verschillen in het beheer. We<br />
kennen nu zo’n tien verschillende systemen,<br />
gemengd en gescheiden, de verbeterde<br />
stelsels, drukriolering, vacuümriolering etc.<br />
In de loop der jaren kun je daardoor nogal<br />
hybride systemen krijgen, leuk om aan te<br />
leggen, moeilijk om te beheren. Bovendien<br />
kan dat beheer ook weer versnipperd<br />
zijn. Als je een parkeerterrein aanlegt met<br />
doorlatende verharding, dus zonder putten<br />
etc., dan is die verharding onderdeel van<br />
het hemelwaterafvoerstelsel, maar ook<br />
onderdeel van het wegbeheer. En weet<br />
die wegbeheerder na tien jaar nog dat<br />
die verharding deze nevenfunctie had?<br />
Vermenging van functies maakt het beheer<br />
ingewikkelder. Ook de wetgeving wordt<br />
steeds complexer.”<br />
Hoe verandert de wetgeving dan?<br />
“We hadden de afgelopen jaren te maken<br />
met de Wet milieubeheer. Daarin was<br />
vastgelegd dat de aanleg van riolering<br />
een taak van de gemeente is. We krijgen<br />
nu te maken met een wijziging van drie<br />
wetten: de Gemeentewet, de Wet op<br />
de waterhuishouding en de Wet milieubeheer.<br />
Het begrip riolering als eenduidig<br />
begrip vervalt. Dat komt omdat men in de<br />
benadering onderscheid maakt tussen drie<br />
soorten water, namelijk stedelijk afvalwater,<br />
hemelwater en grondwater. In de Wet op<br />
de waterhuishouding wordt geregeld dat<br />
de zorg <strong>voor</strong> het inzamelen en verwerken<br />
van afvloeiend hemelwater en ‘overtollig’<br />
grondwater een taak van de gemeente is.<br />
De Wet milieubeheer regelt de inzameling<br />
en afvoer van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater.<br />
De Gemeentewet regelt dat de<br />
gemeente onder de naam rioolheffing een<br />
belasting kan heffen <strong>voor</strong> de bestrijding<br />
van de kosten die aan de inzameling en<br />
het transport van het afvalwater en aan de<br />
inzameling, het transport en de verwerking<br />
van hemelwater en grondwater verbonden<br />
zijn. Tot dusverre is doorgaans sprake<br />
van een retributie: een heffing die alleen<br />
opgelegd kan worden aan degenen die<br />
aangesloten zijn. Na de wetswijziging wordt<br />
het een belasting die aan iedereen opgelegd<br />
kan worden, ook aan degenen die niet<br />
aangesloten zijn.”<br />
Blijft het gemeentelijk rioleringsplan<br />
bestaan?<br />
“Dat plan wordt in de nieuwe wet juist<br />
verbreed. Daarin komen ook de keuzes te<br />
staan die men gemaakt heeft en maakt.<br />
Een veel zwaarder accent komt te liggen<br />
op de coördinatie met andere diensten en<br />
bedrijven, zoals de weg- en groenbeheerder.<br />
Allerlei soorten goten worden aangelegd om<br />
het regenwater daarheen te brengen waar<br />
men het wil hebben. Dat kunnen goten in<br />
wegen zijn, maar ook greppels in het groen,<br />
die het regenwater naar de wadi’s brengen,<br />
de grasvelden die tevens infiltratie<strong>voor</strong>ziening<br />
zijn. Ze worden als groengebied<br />
beheerd, maar mogen hun ‘blauwe’ functie<br />
niet verliezen. Bovendien komt daarbij het<br />
volksgezondheidsaspect weer om de hoek<br />
kijken. Vogelpoep van daken bij<strong>voor</strong>beeld<br />
kwam vroeger met het regenwater in<br />
het riool terecht en was dan weg. Als dat<br />
regenwater naar een wadi geleid wordt, blijft<br />
die poep in de openbare ruimte aanwezig.”<br />
De volksgezondheid was toch altijd<br />
het primaire doel?<br />
“Vroeger stond het bevorderen van de<br />
volksgezondheid expliciet in de rioleringsnotitie<br />
aan de Tweede Kamer. Dat begrip<br />
is inmiddels weg, vervangen door ‘het<br />
CV<br />
1951 geboren in Meppel<br />
1968-1977 studie Civiele Gezondheidstechniek<br />
TU Delft<br />
1978-1988 medewerker afdeling Riolering<br />
Grontmij Houten<br />
1988-1998 hoofd afdeling Riolering Grontmij<br />
1998-heden hoofd afdeling Water Grontmij<br />
2001-heden <strong>voor</strong>zitter redactie Rioleringswetenschap
milieu’. Epidemioloog professor Huisman<br />
uit Rotterdam hield ons 20 jaar geleden<br />
in de vakantiecursus en in zijn colleges al<br />
<strong>voor</strong> dat het huidige westerse niveau van<br />
volksgezondheid <strong>voor</strong> 85 procent te danken<br />
is aan de manier waarop we met ons water<br />
omgaan, met drinkwater en afvalwater. De<br />
aandacht <strong>voor</strong> dat aspect is in de loop der<br />
jaren helemaal verdwenen, maar vanuit<br />
de veterinaire hoek wordt er opnieuw<br />
aandacht <strong>voor</strong> gevraagd. We moeten veel<br />
beter nadenken over de routes die ziekteverwekkers<br />
en -verspreiders volgen. In 2002<br />
is daarover een RIZA-rapport verschenen,<br />
opgesteld door prof. Frans van Knapen,<br />
hoogleraar veterinaire volksgezondheid<br />
aan de universiteit Utrecht, Ab Dirkzwager,<br />
die toen nog bij het RIZA werkte, en mijzelf<br />
als projectleider. In dat rapport staan 49<br />
verhoogde kansen op blootstelling aan<br />
gevaren door de manier waarop we met<br />
water in de stad omgaan. Het gaat onder<br />
andere om ziektes die verspreid worden via<br />
fecale verontreiniging, via water en vochtige<br />
grond en via klein ongedierte e.d. Ziektes<br />
als dysenterie, malaria, cholera. ‘In plaats<br />
van een milieueffectrapport hebben we<br />
een gezondheidseffectrapport nodig’ was<br />
de slogan waarmee Frans van Knapen veel<br />
civiel-technici weer bij de les bracht.”<br />
“Rioleringswetenschap heeft een technische<br />
kant en een beleidskant. Om die beleidskant<br />
goed te behartigen, moeten rioleringsprofessionals<br />
een plek krijgen aan de<br />
bestuurlijke tafel, om daar hun zorgen direct<br />
duidelijk te kunnen maken.”<br />
Is dat eigenlijk al niet bereikt?<br />
“Als je naar de laatste 20 jaar kijkt, is er<br />
zeker veel bereikt. In de jaren tachtig is de<br />
aandacht gevestigd op de vervuiling door<br />
rioolstelsels en zijn de verbeterde stelsels<br />
ontwikkeld. Toen kwam ook aandacht<br />
<strong>voor</strong> de riolering van het buitengebied en<br />
<strong>voor</strong> het achterstallig onderhoud. In 1993<br />
trad de Wet milieubeheer in werking die<br />
de zorgplicht bij de<br />
gemeente legt, vastlegt<br />
dat de gemeente een<br />
plan moet maken en<br />
aangeeft wat in dat plan<br />
moet staan. In 1987<br />
werd Stichting RIONED<br />
opgericht en vanaf toen werden steeds meer<br />
plannen gemaakt met de verzamelde kennis.<br />
Midden jaren negentig gebeurde er iets<br />
merkwaardigs. Ik kan niet precies aangeven<br />
waar en wanneer. Ineens heette regenwater<br />
schoon. Jarenlang hadden we metingen<br />
gedaan aan de vervuiling van regenwater,<br />
in de lucht, door de goten, door het verkeer,<br />
door de vogels. We hadden afgewogen wat<br />
het beste was, zuiveren of lozen? Ook de<br />
regenwaterriolen waren verbeterd om het<br />
vuil van de ‘first flush’ zoveel mogelijk binnen<br />
te houden. Ineens mochten regenwaterriolen<br />
weer op oppervlaktewater lozen, was<br />
zuiveren niet meer nodig en kon regenwater<br />
gebruikt worden om het grondwater aan te<br />
vullen. Afkoppelen was goed om de transportkosten<br />
te verlagen, om de rwzi beter te<br />
laten werken en om minder restvervuiling<br />
via het effluent op het oppervlaktewater te<br />
brengen.”<br />
“Enschede liep in die jaren onder leiding van<br />
Jan Kwakkel en zijn opvolger Gedrik Bruins<br />
<strong>voor</strong>op bij het ontwikkelen van systemen<br />
<strong>voor</strong> de opvang van hemelwater. In eerste<br />
aanleg gebeurde dat heel zorgvuldig, maar<br />
inmiddels zijn er al zo’n 40 soorten hemelwaterstelsels<br />
ontwikkeld en wordt goed beheer<br />
een groot probleem. Ook komt steeds meer<br />
aandacht <strong>voor</strong> de vraag of de aangelegde<br />
<strong>voor</strong>zieningen wel het beoogde effect<br />
hebben. Bovendien is het regenwater niet<br />
schoon.”<br />
Wat is jouw achtergrond?<br />
“Ik ben in 1951 in Meppel geboren, heb van<br />
1968 tot 1977 in Delft Civiele Gezondheidstechniek<br />
gestudeerd bij Koot en bij Pöpel.<br />
Bij Pöpel heb ik gewerkt aan een model<br />
interview<br />
<strong>voor</strong> oppervlaktewaterkwaliteit. Na mijn<br />
militaire dienst ben ik in 1978 bij Grontmij<br />
in dienst gekomen als medewerker van<br />
Arie van den Herik. Na tien jaar ben ik hem<br />
opgevolgd als hoofd Riolering en weer<br />
tien jaar later ben ik hoofd van de afdeling<br />
Water geworden, die zich niet alleen met<br />
riolering, maar ook met het beheer van<br />
grond- en oppervlaktewater bezighoudt.<br />
Mijn eerste klus betrof de herberekening<br />
van de riolering van Vlissingen. Vooral de<br />
kwaliteit van de Vlissingse Schuitvaartgracht<br />
was zó slecht, dat het er vaak erg stonk. Het<br />
was stilstaand water waarop veel overstorten<br />
uitkwamen. Daar moest doorstroming<br />
gecreëerd worden. Het water in die gracht<br />
moest in beweging komen. Toen die was<br />
aangebracht, was het probleem <strong>voor</strong>bij.”<br />
Wat zie jij als aandachtspunten <strong>voor</strong><br />
de toekomst?<br />
“Dat zijn er twee: de volksgezondheid en het<br />
beheer. Over de volksgezondheid hebben<br />
we het al uitvoerig gehad. Er worden allerlei<br />
“Ineens heette<br />
regenwater schoon”<br />
vernuftige watersystemen aangelegd, maar<br />
in veel gevallen zijn ze beheeronvriendelijk.<br />
Een traditioneel riool heeft inspectieputten,<br />
waarin je kunt kijken en inspecteren, van<br />
waaruit je kunt repareren en renoveren. Bij<br />
allerlei regenwaterstelsels ontbreken die<br />
en is daar onvoldoende over nagedacht.<br />
Hoe lang moeten ze mee, hoe kun je ze<br />
reinigen, hoe renoveren? Er gebeurt in onze<br />
samenleving veel te veel bovengronds<br />
om ervan uit te kunnen gaan dat zo’n<br />
<strong>voor</strong>ziening ongestoord 100 of 50 jaar ligt<br />
en functioneert. De beheerder moet veel<br />
meer bij het ontwerp betrokken worden. Het<br />
gaat over geweldige bedragen, want van de<br />
109 miljard euro aan ondergrondse infrastructuur<br />
in Nederland maakt de riolering<br />
bijna de helft uit, namelijk 50 miljard. De<br />
ondergrondse infrastructuur moet veel beter<br />
gereguleerd worden. Ook daar is ruimtelijke<br />
ordening nodig. Wat geen functie meer<br />
heeft, moet weggehaald worden.”<br />
“Verder hebben we professionals nodig,<br />
meer studenten dan nu. Vooral mensen<br />
met kennis en met liefde <strong>voor</strong> het vak.<br />
Rioleringsdeskundigen komen echt niet<br />
zonder werk te zitten. Binnen de NVA<br />
zijn we ooit samen aan de opzet van de<br />
basiscursus riolering begonnen. Daar zijn<br />
inmiddels via het cafetariamodel allerlei<br />
korte snelle opleidingen bijgekomen. Met<br />
ons blad willen we de diepgang vergroten,<br />
onderbouwde verhalen leveren. Om door<br />
professionaliteit invloed op het beleid te<br />
kunnen uitoefenen.”<br />
Maarten Gast<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
9
Verkenning Groot Mijdrecht<br />
Noord <strong>voor</strong>beeld van<br />
gebiedsontwikkeling<br />
Waterproblemen in en om Groot Mijdrecht Noord, ten westen van de<br />
Vinkeveense Plassen, vormden de aanleiding om de toekomst van deze<br />
droogmakerij te verkennen. Provincie Utrecht, Hoogheemraadschap Amstel,<br />
Gooi en Vecht, gemeente De Ronde Venen en Habiforum namen het initiatief<br />
om zes oplossingsrichtingenen uit te werken met inbreng van bewoners,<br />
ondernemers, belangenorganisaties en deskundigen. Provinciale Staten van<br />
Utrecht zetten afgelopen februari een eerste belangrijke stap in de besluitvorming.<br />
De komende maanden moet meer duidelijkheid brengen. Dan wordt<br />
namelijk onder meer besloten over het ter beschikking stellen van financiële<br />
middelen.<br />
Groot Mijdrecht Noord is een diepe<br />
droogmakerij in De Ronde Venen<br />
ten westen van de Vinkeveense<br />
Plassen. Droog houden van dit gebied<br />
veroorzaakt uiteenlopende waterproblemen.<br />
Het waterpeil van de droogmakerij ligt op<br />
-6,7 m. NAP terwijl dat van de omgeving op<br />
-2 m. NAP ligt. In vergelijking met andere droogmakerijen<br />
in West-Nederland is de bodemweerstand<br />
gering, de toestroom van kwel zeer<br />
groot en de zoutvracht naar de omgeving<br />
buitengewoon hoog. Iedere seconde wordt<br />
1,5 kubieke meter brak, bruin en voedselrijk<br />
water uitgemalen naar de Amstelboezem.<br />
Voor een belangrijk deel is dit water weggelekt<br />
uit de Vinkeveense Plassen en Botshol. Het<br />
watertekort dat daar ontstaat, moet steeds<br />
worden aangevuld met boezemwater, dat<br />
moet worden gedefosfateerd. Het uitgemalen<br />
water verspreidt zich via de boezem, met name<br />
tijdens droge perioden. Met als gevolg sterk<br />
wisselende zoutconcentraties in de polderwateren<br />
in de wijde omgeving, die het ecologisch<br />
functioneren ernstig belemmeren. Dit verhoudt<br />
zich niet tot de Kaderrichtlijn Water.<br />
10 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
De bodem in Groot Mijdrecht Noord bestaat<br />
uit een combinatie van klei en veen en daalt<br />
gemiddeld ruim zeven millimeter per jaar.<br />
Peilverlaging is nodig om landbouw mogelijk<br />
te houden, maar dit leidt tot nog meer<br />
brakke kwel, spontane wellen (opborrelend<br />
water uit de bodem) en opbarsting van de<br />
bodem (druk van grondwater doet toplaag<br />
Groot Mijdrecht Noord is een icoon in het<br />
ontwikkelingsprogramma Groene Hart en<br />
beschreven in het <strong>voor</strong>beeldenboek Neder-<br />
LandBovenWater van Habiforum, Nirov en<br />
VROM. Als verdieping van dit praktijkboek<br />
bracht Habiforum eind mei een boek uit<br />
over Groot Mijdrecht Noord. In dit artikel<br />
wordt dieper ingegaan op de rol van water<br />
in deze gebiedsontwikkeling.<br />
van de bodem drijven). Deskundigen vinden<br />
peilverlaging niet langer verantwoord. Bij het<br />
nieuwe peilbesluit zet het waterschap in op<br />
peilfixatie. Ook dan gaat bodemdaling nog<br />
decennia door. Agrarisch gebruik wordt op<br />
langere termijn geleidelijk onmogelijk: eerst<br />
in de lage delen en uiteindelijk ook in de<br />
hogere delen. Continueren van het gevoerde
Toekomststrategieën<br />
Niets doen<br />
Geen verdere<br />
peilverlaging.<br />
Stoppen met<br />
plan De Venen:<br />
geen realisatie<br />
ecologische<br />
hoofdstructuur.<br />
Waterproblemen<br />
onopgelost.<br />
Landschap<br />
versnippert en<br />
verrommelt. Op<br />
korte termijn<br />
<strong>voor</strong>tzetting<br />
van bestaand<br />
landgebruik. Steeds meer knelpunten <strong>voor</strong> landbouw, op lange termijn<br />
dreiging van koude sanering. Meeste acceptatie van huidige bewoners.<br />
Geen acceptatie door lokale en landelijke belangenorganisaties. Geen<br />
duurzame ontwikkeling.<br />
Plan De Venen<br />
In oostelijk deel<br />
realisatie van<br />
moerasnatuur<br />
en mogelijkheden<br />
<strong>voor</strong><br />
wandelen en<br />
fietsen. Westelijk<br />
deel landbouw<br />
mogelijk tot<br />
minimaal 20<strong>12</strong>.<br />
Geen verdere<br />
peilverlaging.<br />
Steeds meer<br />
en ernstigere<br />
knelpunten <strong>voor</strong><br />
landbouw. Waterkwaliteitsproblemen onopgelost, geen waterberging.<br />
Beperkte acceptatie door bewoners van droogmakerij, ongunstige<br />
beoordeling door lokale belangenorganisaties. Gebrek aan financiële<br />
middelen (55 miljoen tekort) maakt realisatie van beoogde aaneengesloten<br />
natuur onwaarschijnlijk.<br />
Technieken<br />
Ruimtelijk zoals<br />
plan De Venen.<br />
Zuiveren en<br />
ondergronds<br />
rondpompen<br />
lossen waterkwaliteitsproblemen<br />
op en<br />
verbeteren<br />
drooglegging.<br />
Huidig<br />
landgebruik<br />
langer vol te<br />
houden. Hoge<br />
structurele<br />
lasten (gekapitaliseerd tot 2070 tussen 107 en 344 miljoen euro)<br />
zonder toegevoegde waarde van nieuwe gebruiksmogelijkheden.<br />
Beperkte acceptatie door bewoners van droogmakerij. Zeer<br />
ongunstige beoordeling door belangenorganisaties. Niet duurzaam.<br />
achtergrond<br />
Meegroeien<br />
Geleidelijke<br />
transformatie:<br />
gevolgen<br />
doen in eerste<br />
instantie denken<br />
aan plan De<br />
Venen en<br />
uiteindelijk in<br />
2050 aan ‘Plas’.<br />
Huidig gebruik<br />
uiteindelijk<br />
eindig. Weinig<br />
acceptatie.<br />
Voortdurende<br />
onzekerheid<br />
over daadwerkelijke realisatie van ambities en investeringen. Flexibel<br />
in te spelen op toekomstige ruimtelijke en maatschappelijke context.<br />
Duurzame ontwikkeling.<br />
Ophogen<br />
Maaiveldverhoging<br />
van 2,5<br />
meter met zand<br />
en aanzienlijke<br />
peilverhoging.<br />
Substantiële<br />
afname van<br />
toestroom van<br />
zoute kwel,<br />
goede drooglegging.<br />
Geen<br />
ruimte <strong>voor</strong><br />
waterberging.<br />
Te combineren<br />
met aanleg van<br />
ecologische hoofdstructuur en grootschalige woningbouw, die een<br />
deel van de investeringen - 580 miljoen euro - moet bekostigen. Grote<br />
aantallen woningen verhouden zich niet tot het beleid ten aanzien<br />
van het Groene Hart: mede daarom aanzienlijk financieel tekort. Geen<br />
maatschappelijke acceptatie.<br />
Plas<br />
Peilverhoging<br />
met 2,5 meter.<br />
Structurele<br />
oplossing van<br />
waterkwaliteitsproblemen.<br />
Ruimte <strong>voor</strong><br />
waterberging.<br />
Realisatie<br />
beoogde natuur<br />
volgens de<br />
ecologische<br />
hoofdstructuur.<br />
Nieuwe<br />
mogelijkheden<br />
<strong>voor</strong> toerisme, recreatie en innovatieve woon- en werklandschappen.<br />
Meest duurzame ontwikkeling. Investeringskosten 340 miljoen euro.<br />
Positief saldo bij maatschappelijke kosten- en batenanalyse (net als<br />
‘Meegroeien’). Zeer geringe acceptatie door bewoners van droogmakerij.<br />
Meest gunstige beoordeling door andere bewoners en belangenorganisaties<br />
vanwege kansen <strong>voor</strong> de regio.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
11
Het gebied ten westen van de Vinkeveense Plassen (foto: Dick Termijn).<br />
waterbeheer is verre van duurzaam en vergt<br />
steeds meer investeringen. Het moment<br />
nadert dat deze maatschappelijke kosten niet<br />
meer in verhouding staan tot de maatschappelijke<br />
baten van de droogmakerij.<br />
De noordvleugel van de Randstad moet<br />
klimaatbestendig worden ingericht. In de<br />
regio bestaat behoefte aan meer waterbergend<br />
vermogen om scherpere pieken en<br />
dalen in neerslag te kunnen opvangen. Het<br />
gaat bij<strong>voor</strong>beeld om tijdelijke berging van<br />
overtollig Amstelwater, waardoor in geval<br />
van een calamiteit elders levensbedreigende<br />
situaties kunnen worden <strong>voor</strong>komen.<br />
De waterproblematiek maakt op lange termijn<br />
ruimtelijke transformatie onontkoombaar. Elk<br />
jaar dat een besluit hierover wordt uitgesteld,<br />
vergroot de consequenties ervan. Dit vanwege<br />
steeds grotere investeringen in de 111<br />
woningen die in de droogmakerij staan. De<br />
eerste boerderijen die tot kapitale landhuizen<br />
zijn verbouwd, zijn al zichtbaar. Ook andere<br />
ontwikkelingen nopen tot verandering. Het<br />
oostelijk deel van de droogmakerij is een<br />
essentiële schakel in de beoogde ecologische<br />
hoofdstructuur, die wordt gerealiseerd met<br />
uitvoering van het bestaande plan De Venen.<br />
Tot nu toe leidt grondaankoop niet tot de<br />
bedoelde aaneengesloten natuur maar tot<br />
versnippering. De toekomst van de landbouw<br />
is onzeker en verrommeling dreigt. Dit<br />
verhoudt zich niet tot de potenties van het<br />
gebied. Juist gezien de ligging aan de rand<br />
van het Groene Hart, tussen Amsterdam en<br />
Utrecht en nabij Schiphol en de Zuidas, zijn<br />
mogelijkheden te benutten <strong>voor</strong> innovatieve<br />
en klimaatbestendige woon- en werklandschappen,<br />
in combinatie met recreatie en<br />
ontwikkeling van natuur en landschap.<br />
Provincie, waterschap en gemeente startten<br />
in 2004 met het <strong>voor</strong>verkennen óf sprake<br />
was van maatschappelijke urgenties in het<br />
gebied en of haalbare oplossingen denkbaar<br />
waren. Na uitgebreid onderzoek concludeerden<br />
bestuurders dat een aanpak nodig<br />
was.<br />
<strong>12</strong> H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
De betrokken overheden begonnen in 2005<br />
met Habiforum een integrale verkenning<br />
naar de toekomst van Groot Mijdrecht Noord.<br />
Bewoners en ondernemers zijn uitgenodigd<br />
op persoonlijke titel te participeren in<br />
een kerngroep om gezamenlijk feiten en<br />
problemen en nieuwe mogelijke oplossingen<br />
te verkennen. Later schortte deze kerngroep<br />
de samenwerking op, onder meer omdat de<br />
bewoners de oplossingsrichting ‘Plas’ - vanuit<br />
waterhuishoudkundig perspectief de meest<br />
structurele oplossing - van tafel wilden.<br />
Toch leverden de sessies met bewoners<br />
zeer waardevolle informatie op. Ideeën van<br />
bewoners zijn aangevuld door experts en<br />
uitgewerkt tot zes toekomststrategieën<br />
(zie pagina 11), die deskundigen beoordeelden<br />
op haalbaarheid, betaalbaarheid en<br />
duurzaamheid. Individuele gesprekken met<br />
bewoners en ondernemers binnen en buiten<br />
de droogmakerij leverden een beeld op van<br />
de maatschappelijke acceptatie per strategie.<br />
De resultaten zijn samengevat in één beoordelingstabel<br />
(zie pagina 10) en moeten een<br />
weloverwogen besluit over de toekomst van<br />
het gebied mogelijk maken. Bestuurders<br />
en volksvertegenwoordigers van Provincie<br />
Utrecht nemen hierin het <strong>voor</strong>touw en<br />
kiezen in samenspraak met Hoogheemraadschap<br />
Amstel, Gooi en Vecht, Gemeente De<br />
Ronde Venen en rijksdepartementen één<br />
<strong>voor</strong>keursstrategie. In de periode 2008-<br />
2011 wordt de gekozen strategie verder<br />
uitgewerkt in een planstudie, waarna vanaf<br />
20<strong>12</strong> de uitvoering kan beginnen.<br />
Reflectie op de rol van water<br />
Provincie en waterschap hebben de wateropgaven<br />
in De Ronde Venen met het vaststellen<br />
van de stroomgebiedsvisie Amstelland (2001)<br />
en het waterhuishoudingsplan en streekplan<br />
(2004) op de politieke agenda gezet. Waterkwaliteit<br />
was daarbij zeker zo belangrijk als<br />
waterkwantiteit en klimaatsverandering. Dit<br />
leidde tot een integrale gebiedsontwikkeling<br />
waarin alle ruimtelijke opgaven een rol spelen.<br />
Helderheid over de maatschappelijke<br />
betekenis van waterproblemen is essentieel<br />
om het water medebepalend te laten zijn<br />
<strong>voor</strong> ruimtelijke keuzes. Vooral als het gaat<br />
om een ontwikkeling die diep kan ingrijpen<br />
in het dagelijkse leven van bewoners,<br />
kunnen ogenschijnlijk inhoudelijke details<br />
van doorslaggevend belang zijn in het<br />
aanvaarden van nut en noodzaak. Tijdens<br />
deze gebiedsontwikkeling is waterhuishoudkundige<br />
kennis opgebouwd in nauwe<br />
samenwerking tussen externe adviseurs,<br />
wetenschappers, ervaringsdeskundigen en<br />
experts binnen de overheden. Vaak wordt<br />
te gemakkelijk verondersteld dat alles over<br />
water en bodem wel bekend is en dat het om<br />
de oplossing van een simpel waterprobleem<br />
gaat. Daarmee bestaat de kans dat de factor<br />
kennis wordt onderschat ten opzichte van<br />
vaardigheden, die te maken hebben met<br />
proces, communicatie en procedures. In deze<br />
gebiedsontwikkeling bleek begrip van het<br />
watersysteem essentieel <strong>voor</strong> de politiekbestuurlijke<br />
besluitvorming, omdat hiermee<br />
de urgenties worden onderbouwd die het<br />
hele gebiedsproces legitimeren.<br />
Zicht op bekostiging essentieel<br />
<strong>voor</strong> besluitvorming<br />
Provinciale Staten van Utrecht streven naar<br />
duurzame en betaalbare oplossingen <strong>voor</strong><br />
de waterproblemen en zien vernatting<br />
van Groot Mijdrecht Noord als zodanig.<br />
Daarmee hebben zij een spiraal van steeds<br />
verergerende waterproblemen doorbroken.<br />
Provinciale Staten streven ook naar meer<br />
maatschappelijke acceptatie in de droogmakerij<br />
zelf. De eerste signalen van bewoners en<br />
ondernemers duiden op een grote behoefte<br />
aan duidelijkheid over hun eigen perspectieven<br />
<strong>voor</strong> de toekomst. De onzekerheid is<br />
groot en ondernemers vragen zich af of investeringen<br />
nog lonen. Maatschappelijke steun<br />
<strong>voor</strong> het vervolgproces krijgt pas een kans als<br />
voldoende financiële middelen beschikbaar<br />
zijn om bewoners en ondernemers<br />
volwaardige perspectieven te kunnen bieden.<br />
Gesprekken hierover vinden op dit moment<br />
plaats tussen regionale- en rijkspartners. Het<br />
waterschap stelde onlangs een krediet van 23<br />
miljoen euro beschikbaar en ook de provincie<br />
en het Rijk overwegen fors te investeren.<br />
De komende maanden neemt het Rijk een<br />
besluit over de toekenning van de zogeheten<br />
FES-middelen <strong>voor</strong> de uitvoering van de<br />
Nota Ruimte, waarop Groot Mijdrecht Noord<br />
kans maakt. De uitkomsten hiervan bepalen<br />
mede de keuze die Provinciale Staten later dit<br />
jaar maken over het vervolgproces van deze<br />
gebiedsontwikkeling.<br />
Titia Kalker (Provincie Utrecht, thans<br />
Rijkswaterstaat Noordzee)<br />
Hans Mankor (Provincie Utrecht)<br />
Paulien Hartog en Marie Josée Leloup<br />
(Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en<br />
Vecht / Waternet)<br />
Het boek van Habiforum is te bestellen via<br />
www.habiforum.nl of (0182) 54 06 55. Huidige<br />
contactpersonen <strong>voor</strong> het project zijn Erik Versloot<br />
van Provincie Utrecht (030) 258 33 54 en Marie-<br />
Josée Leloup van AGV/Waternet (020) 608 35 31.
Europese aanbesteding belastingsysteem<br />
waterschappen<br />
De bouw, implementatie en onderhoud van een raamwerk <strong>voor</strong> de<br />
waterschapsdatabank <strong>voor</strong> waterschappen en een gemeenschappelijk<br />
belastingsysteem <strong>voor</strong> waterschapsheffingen, gemeentelijke belastingen<br />
en drinkwaterheffingen wordt Europees aanbesteed. Het Waterschapshuis,<br />
de uitvoeringsorganisatie <strong>voor</strong> de 26 waterschappen op het gebied<br />
van informatie- en communicatietechnologie, begon eind mei met de<br />
aanbesteding.<br />
Waarschijnlijk treedt per 1 januari<br />
2009 de Wet modernisering<br />
waterschapsbestel in werking.<br />
Deze wet brengt andere belastingen met zich<br />
mee, zoals de watersysteemheffing. Daarom<br />
moeten de huidige belastingsystemen van de<br />
waterschappen aangepast worden. Omdat<br />
veel van die systemen economisch gezien<br />
bijna zijn afgeschreven, is het de vraag wat<br />
goedkoper is: aanpassen of vervangen?<br />
Aangezien alle overheden op termijn hun<br />
informatiehuishouding moeten aanpassen<br />
volgens het landelijke project Stroomlijning<br />
Basisgegevens en aangezien burgers en<br />
Zuid-Afrikaanse waterbeheerders<br />
in Staphorst<br />
Een Zuid-Afrikaanse delegatie van waterbeheerders heeft eind mei een bezoek<br />
gebracht aan Waterschap Groot Salland. Zij bezochten Staphorst en Rouveen.<br />
Zuid-Afrikaanse waterschappers op bezoek in Staphorst.<br />
De delegatie was op bezoek in<br />
verband met nieuw opgerichte<br />
waterschappen in Zuid-Afrika<br />
waarbij Groot Salland steun en advies geeft<br />
aan het nieuwe bestuur. Samen met de Unie<br />
van Waterschappen en Wetterskip Fryslân<br />
is Groot Salland nauw betrokken bij de<br />
vormgeving van de nieuwe waterschappen.<br />
De Zuid-Afrikanen kwamen in het kader van<br />
een uitwisselingsproject op het gebied van<br />
bedrijven steeds meer zaken via internet<br />
willen afhandelen, heeft het bestuur van Het<br />
Waterschapshuis op verzoek van de waterschappen<br />
besloten één toekomstbestendig<br />
belastingsysteem te laten ontwikkelen. Met<br />
dit systeem moeten zowel waterschappen<br />
als gemeenten en drinkwaterbedrijven uit de<br />
voeten kunnen.<br />
Op 1 januari 2009 gaan de eerste waterschappen<br />
en gemeenten met het belastingsysteem<br />
werken. Een jaar later zullen<br />
meer waterschappen en de waterleidingbedrijven<br />
hun nota’s gaan innen via dit nieuwe<br />
systeem.<br />
watermanagement. Zij bezochten in Rouveen<br />
het reconstructieproject van het waterschap.<br />
In Staphorst zagen de buitenlandse gasten<br />
een museumboerderij en kregen uitleg over<br />
de traditionele klederdracht. Tenslotte werd<br />
een kijkje genomen in het districtskantoor<br />
van het waterschap in Rouveen. Daar werden<br />
ze ingelicht over de (Nederlandse) waterschapstaken<br />
in de praktijk en de machines die<br />
daarbij worden gebruikt.<br />
achtergrond / actualiteit<br />
Fosfaatwinning<br />
uit urine<br />
De hoogheemraadschappen van<br />
Rijnland en Delfland, Paques,<br />
Ecotoilet en STOWA onderzoeken<br />
de mogelijkheid om fosfaat - in<br />
de vorm van struviet - uit urine te<br />
winnen. Hiertoe is het project ‘Haagse<br />
kunstmest’ opgestart.<br />
Struviet is een mineraal dat is samengesteld<br />
uit fosfaat, magnesium en<br />
ammonium. De glastuinbouwsector<br />
en hoveniersbedrijven kunnen struviet als<br />
kunstmest gebruiken. De urine waaruit het<br />
struviet wordt teruggewonnen, is afkomstig<br />
van verplaatsbare urinezuilen die in Den<br />
Haag worden neergezet om wildplassen te<br />
<strong>voor</strong>komen. Deze hebben een capaciteit van<br />
450 liter per zuil en worden na het weekend of<br />
het betreffende evenement weggehaald.<br />
Het project Haagse kunstmest maakt gebruik<br />
van een speciale urineverwerkende installatie.<br />
Deze bestaat uit een opslagtank en een<br />
eenvoudige reactor die urine verwerkt tot<br />
struviet. De installatie komt te staan op het<br />
terrein van de afvalwaterzuiveringsinstallatie<br />
in het zuidwesten van Leiden. Deze installatie<br />
is van het Hoogheemraadschap van Rijnland.<br />
Het project Haagse kunstmest duurt twee jaar.<br />
De Dommel<br />
stopt slibgistingproject<br />
Waterschap De Dommel stopt met<br />
slibgisting in Mierlo. De beoogde<br />
milieu- en financiële <strong>voor</strong>delen<br />
blijven namelijk uit.<br />
De Dommel verricht samen met<br />
Slibverwerking Noord-Brabant<br />
(SNB) sinds 2004 een proef met het<br />
vergisten van zuiveringsslib op het terrein van<br />
SNB in Mierlo. Het gaat om slib dat vrijkomt op<br />
de rioolwaterzuiveringsinstallatie Eindhoven.<br />
Dat wordt via een pijpleiding naar de<br />
slibverwerkingsinstallatie gepompt. Voorheen<br />
werd het daar ingedikt en vervolgens met<br />
vrachtwagens naar het SNB-terrein in Moerdijk<br />
vervoerd om verbrand te worden. Door in<br />
plaats daarvan het slib in Mierlo te vergisten,<br />
was het vervoer over de weg niet meer nodig.<br />
Daarnaast kon de energie die bij het gistingsproces<br />
vrijkomt, worden verkocht.<br />
Dit tezamen moest <strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong> het<br />
milieu en de portemonnee opleveren.<br />
Waterschap De Dommel verwachtte dat het<br />
project jaarlijks een half miljoen euro zou<br />
opbrengen. De kosten vielen echter hoger<br />
uit en de milieuwinst is minder groot dan<br />
berekend.<br />
Het waterschap gaat nu zoeken naar andere<br />
mogelijkheden om <strong>voor</strong>delen te halen uit de<br />
slibverwerking.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
13
Nieuw maaibeleid waterschap<br />
spaart flora en fauna<br />
Waterschap Brabantse Delta gaat in heel West-Brabant op een andere manier<br />
maaien in en langs het water. Daarbij worden op een aantal plaatsen delen<br />
van de begroeiing bewust overgeslagen. Het waterschap waarborgt de goede<br />
aan- en afvoer van water, maar houdt hiernaast meer rekening met planten<br />
en dieren die afhankelijk zijn van de begroeiing in het water. Ook besteedt<br />
het waterschap hiermee meer aandacht aan een natuurlijk evenwicht in het<br />
water. De nieuwe manier van maaien is het gevolg van de gedragscode <strong>voor</strong><br />
waterschappen vanwege wijzigingen in de Flora- en faunawet en andere<br />
wetgeving en besluiten.<br />
Langs deze sloot is bewust een strook van een meter overgeslagen bij het maaien.<br />
Op plaatsen in de sloten waar<br />
bijzondere planten en dieren<br />
<strong>voor</strong>komen, maait het waterschap<br />
zowel in de zomer als in de winter stroken<br />
Waterschap laat schapen grazen op kaden<br />
14 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
met begroeiing bewust niet. Omdat in de<br />
winter vaak meer water door de sloten moet<br />
worden afgevoerd, mogen de stukken die niet<br />
gemaaid worden smaller zijn dan in de zomer.<br />
Wetterskip Fryslân gaat op verschillende plaatsen in het beheergebied<br />
schaapskudden inzetten om kaden te laten begrazen. Deze manier van<br />
onderhoud moet leiden tot kostenbesparing, een dichte grasmat en minder<br />
overlast door onkruid. Bovendien levert het geen problemen op met de Flora-<br />
en faunawet.<br />
Tot nu toe laat het waterschap met<br />
zwaar materieel de kaden maaien<br />
en het gras afvoeren. Op sommige<br />
moeilijk toegankelijke plekken en smalle<br />
waterkeringen is mechanisch onderhoud<br />
echter niet of nauwelijks mogelijk. Tijdens<br />
natte perioden bestaat de kans dat de kaden<br />
door machines worden beschadigd. Een proef<br />
in 2006 met beweiding door Drentse heideschapen<br />
heeft goede resultaten opgeleverd,<br />
ook omdat deze schapen bij<strong>voor</strong>beeld<br />
akkerdistels, ridderzuring en brandnetels<br />
vreten. Hiermee wordt <strong>voor</strong>komen dat zaad<br />
van dit onkruid overwaait naar naastliggende<br />
landbouwgrond.<br />
Wetterskip Fryslân gaat nu de schapen<br />
structureel laten grazen op enkele tientallen<br />
kilometers aan kaden. De kudde zal hierbij<br />
steeds worden verplaatst. In het noorden<br />
van het werkgebied, tussen Berlikum en<br />
Boer, nabij Burgum en ten zuiden van<br />
En tenslotte spaart het waterschap, om de<br />
goede doorstroming van water niet in de weg<br />
te staan, ná een stuw meer begroeiing dan<br />
vóór de stuw.<br />
Door in natte natuurgebieden en stromende<br />
beken de begroeiing te laten staan, zorgt het<br />
waterschap er<strong>voor</strong> dat het water langzamer<br />
doorstroomt en langer wordt vastgehouden.<br />
Met name in droge tijden <strong>voor</strong>komt het zo<br />
dat de omliggende natuur en agrarische<br />
gebieden met watertekorten te kampen<br />
krijgen. De planten in de waterlopen krijgen<br />
daardoor ook meer tijd om voedingsstoffen<br />
uit het water op te nemen. Hierdoor kunnen<br />
blauwalgen en botulisme beter worden<br />
bestreden en zorgt het waterschap <strong>voor</strong> een<br />
natuurlijk evenwicht in het water.<br />
Boeren of particulieren die langs de<br />
betreffende waterlopen wonen, worden<br />
verzocht de niet-gemaaide stukken met rust<br />
te laten tot ze in een volgende maaibeurt wel<br />
mee worden genomen.<br />
Een groot deel van het maaiwerk is Europees<br />
aanbesteed. Daardoor zal mogelijk een<br />
andere aannemer de waterlopen maaien dan<br />
in het verleden het geval was.<br />
De natuur krijgt in het dichtbevolkte West-<br />
Brabant steeds minder ruimte. Vooral kleine<br />
dieren dreigen daardoor uit te sterven.<br />
Daarom beschermt Waterschap Brabantse<br />
Delta de natuur door vennen en kreken<br />
schoon te maken en te houden én door<br />
natuurstroken aan te leggen die als verbindingsweg<br />
tussen natuurgebieden fungeren<br />
<strong>voor</strong> libellen, vlinders, kikkers en padden.<br />
Twijzel, zal een herder met een hond zo’n<br />
400 Drentse heideschapen laten weiden. In<br />
Zuid-Fryslân, Easterboarn, Terwispel, Oudega<br />
(Sm.), de Hege Warren en nabij Surhuizum<br />
zullen de dieren van Landschapsbeheer De<br />
Eschhof uit Appelscha worden ingezet op<br />
kaden die in beheer en onderhoud zijn bij<br />
het waterschap.<br />
Wetterskip Fryslân zet schapen in op kaden als alternatief <strong>voor</strong> machines (foto: Wetterskip Fryslân/Meindert van Dijk).
Woonboten in beheergebied AGV<br />
krijgen aansluiting op riolering<br />
Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht heeft<br />
op 24 mei ingestemd met het plan om gezamenlijk met Rijkswaterstaat Noord-<br />
Holland en de gemeente Amsterdam de woonboten in het beheergebied van<br />
AGV aan te sluiten op de riolering. Dit gebeurt in navolging van het Lozingenbesluit<br />
Wvo huishoudelijk afvalwater. Hierin is landelijk vastgesteld dat<br />
woonbootbewoners het huishoudelijke afvalwater niet meer mogen lozen op<br />
het oppervlaktewater. Alle betrokken woonbootbewoners ontvangen een brief<br />
waarin het besluit wordt toegelicht.<br />
In het beheergebied van Amstel, Gooi<br />
en Vecht en Rijkswaterstaat liggen<br />
3.056 woonboten zonder aansluiting<br />
op het riool. De bewoners lozen het water uit<br />
toilet, douche en keuken rechtstreeks op het<br />
oppervlaktewater. Voordat deze woonboten<br />
kunnen worden aangesloten op de riolering,<br />
moeten zowel op de boot als op de wal<br />
<strong>voor</strong>zieningen worden aangebracht.<br />
De gemeenten zorgen <strong>voor</strong> de aanleg van<br />
het riool. Zij zijn formeel verplicht op een<br />
afstand van maximaal 40 meter een aansluitmogelijkheid<br />
op het riool aan te bieden. In<br />
Amsterdam worden de verbindingen tussen<br />
het riool en de kade ook door de gemeente<br />
aangelegd. Deze aanpak verschilt echter per<br />
gemeente. In 2017 zullen in Amsterdam alle<br />
aansluitingen gerealiseerd zijn.<br />
De woonbootbewoner is verantwoordelijk<br />
<strong>voor</strong> aanpassingen aan de eigen boot, zoals<br />
het aanbrengen van afvoerleidingen en<br />
het plaatsen van een pomp. Woonboten<br />
op ligplaatsen die na 1 januari 2005 zijn<br />
uitgegeven, voldoen reeds aan de nieuwe<br />
eisen en hoeven niet te worden aangepast.<br />
Formeel hadden de woonboten al op 1<br />
januari 2005 de lozingen moeten beëindigen.<br />
Door te kiezen <strong>voor</strong> een projectmatige<br />
aanpak, waarbij wordt uitgegaan van reeds<br />
Oproep aan burgers: vijverplanten in gft-bak<br />
Waterschap Groot Salland roept burgers op geen vijverplanten in sloten,<br />
beken, rivieren, kanalen of stadsvijvers te gooien, omdat ze in korte tijd<br />
watergangen kunnen doen dichtgroeien, waardoor de aan- en afvoer van water<br />
wordt belemmerd.<br />
Elk jaar komt het <strong>voor</strong> dat burgers<br />
na een opknapbeurt van hun vijver<br />
het teveel aan waterplanten met<br />
goede bedoelingen uitzetten in oppervlaktewater.<br />
Vaak zitten daar uitheemse of<br />
exotische planten bij die zich razendsnel<br />
kunnen verspreiden en zorgen <strong>voor</strong> overlast.<br />
De uitheemse planten groeien niet alleen<br />
snel, ze zijn ook moeilijk te verwijderen.<br />
De exotische waterplanten verdringen de<br />
normale inheemse vegetatie en kunnen de<br />
waterdoorvoer belemmeren.<br />
Door de klimaatverandering zullen steeds<br />
meer soorten uit warmere streken zich<br />
hier blijvend kunnen vestigen. Om deze<br />
ongewenste gevolgen te <strong>voor</strong>komen,<br />
moeten gedumpte vijverplanten door<br />
het waterschap worden verwijderd. Het<br />
verwijderen, transporteren en composteren<br />
van de planten kost veel tijd en geld.<br />
Bovendien zijn bepaalde soorten waterplanten,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld de beruchte en bij<br />
wet verboden grote waternavel, in staat<br />
om vanuit elk afgebroken stukje plant weer<br />
opnieuw uit te groeien. Daardoor is het<br />
mogelijk dat de plant zich over verschillende<br />
watergangen die met elkaar in<br />
verbinding staan, verspreidt. Dit maakt het<br />
verwijderen van deze planten een lastige<br />
zaak. Het waterschap verzoekt daarom<br />
burgers dringend hun waterplanten of delen<br />
daarvan in de gft-bak te gooien en niet in<br />
buitenwater.<br />
Waterschap Groot Salland heeft tot dusver<br />
nog geen grote problemen meegemaakt,<br />
omdat medewerkers de afgelopen jaren<br />
er telkens op tijd bij waren om de planten<br />
te verwijderen. Probleemsoorten die in<br />
het beheergebied van het waterschap zijn<br />
aangetroffen, zijn naast de grote waternavel<br />
De grote waternavel.<br />
actualiteit<br />
geplande werkzaamheden om de aansluitingen<br />
op de kaden te realiseren, krijgen de<br />
woonbootbewoners de mogelijkheid aan<br />
te sluiten bij de werkzaamheden van het<br />
gezamenlijke project. Hoogheemraadschap<br />
Amstel, Gooi en Vecht en Rijkswaterstaat<br />
beginnen met de handhaving van het Lozingenbesluit<br />
nadat de gemeenten de aansluitpunten<br />
hebben aangelegd.<br />
Amstel, Gooi en Vecht en Rijkswaterstaat<br />
subsidiëren de aansluiting van de boot op de<br />
wal. De hoogte van de subsidie wordt in het<br />
najaar vastgesteld.<br />
Dit najaar begint een pilotproject, waarbij<br />
<strong>12</strong>5 woonboten worden aangesloten op de<br />
riolering. Door eerst samen te werken met<br />
bewoners wil het projectbureau ervaring<br />
opdoen <strong>voor</strong>dat definitief wordt vastgelegd<br />
hoe het project en de bijbehorende ondersteuning<br />
eruit komen te zien. De betrokken<br />
partijen en de bewoners evalueren eind 2008<br />
de samenwerking.<br />
parelvederkruid, ongelijkbladig vederkruid<br />
en waterteunisbloem.<br />
Het waterschap heeft er<strong>voor</strong> gezorgd dat<br />
medewerkers die veel buiten werken, de<br />
uitheemse waterplanten herkennen. Op die<br />
manier kan direct actie worden ondernomen.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
15
Kanttekeningen bij artikel over lamellenafscheiders<br />
In het thema<strong>nummer</strong> Afvalwater van 18 mei jl. schreef Frank Berendsen het<br />
artikel ‘Lamellenafscheider alternatief <strong>voor</strong> een verbeterd gescheiden stelsel?’.<br />
Zijn conclusie was dat lamellenafscheiders op de onderzochte rwzi Elzenburg<br />
géén geschikte zuiveringsmethode is. Sander Brandon, directeur van AQA<br />
HydraSep uit Alkmaar, heeft enige kanttekeningen bij het artikel van Berendsen.<br />
Bij terugkomst van vakantie vond<br />
ik het artikel van Frank Berendsen<br />
in H 2O op mijn bureau. Plus een<br />
flink aantal verontruste vragen: ‘Zijn jullie<br />
afscheiders niet geschikt <strong>voor</strong> run-off water?’<br />
Het artikel heeft blijkbaar nogal wat stof doen<br />
opwaaien, daarom een korte reactie.<br />
Ik ben blij met het artikel, want de informatie<br />
die Berendsen geeft, bekrachtigt nogmaals<br />
de informatie die AQA HydraSep al jaren geeft<br />
in presentaties (onder andere in 2003 <strong>voor</strong> de<br />
gemeente Oss en het waterschap) over samenstelling<br />
van regenwater, werking van stelsels<br />
en <strong>voor</strong>zieningen als lamellenafscheiders en<br />
de uitgangspunten waar de door ons geadviseerde<br />
installaties mee worden ontworpen.<br />
De resultaten komen overeen met ander<br />
onderzoek, alleen Berendsen lijkt een deel<br />
vergeten te zijn en daarom kloppen zijn<br />
conclusies over de geschiktheid van lamellenafscheiders<br />
niet. Terecht meldt het artikel<br />
dat een gevuld regenwaterstelsel als een<br />
grote bezinkbak werkt. Dat geldt ook <strong>voor</strong><br />
verbeterd gescheiden stelsels (VGS). Het is<br />
sterk afhankelijk van de regenomstandigheden,<br />
het stelselontwerp en nog veel meer,<br />
of de bezonken fractie wel of niet naar de<br />
pompput wordt getransporteerd.<br />
Bij het dichtzetten van de afvoer en het<br />
bemonsteren van het overstortende water is<br />
het om dezelfde redenen volledig afhankelijk<br />
van omstandigheden of het bezinksel in<br />
de monstername wordt meegenomen.<br />
Berendsen constateert dat in deze situatie<br />
de vuillast lichter lijkt en geeft daar<strong>voor</strong> een<br />
aantal goede verklaringen. Wat vervolgens<br />
ontbreekt, is het onderzoek van de fractie die<br />
op de bodem van het RWA-stelsel achterblijft.<br />
Uit ander onderzoek blijkt namelijk dat de<br />
<strong>voor</strong>naamste verontreinigingen (en vaak veel<br />
hogere concentraties) gebonden zijn aan<br />
de goed bezinkende delen tot circa 100 μg.<br />
16 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
Dit slib en zwaarder bezinksel komt - ook in<br />
het VGS - pas bij flinke stroomsnelheden in<br />
beweging. De concentraties in het effluent<br />
zijn dan vanzelfsprekend lager, maar de<br />
vuilvracht in de emissie is hoger. Lamellenafscheiders<br />
bieden <strong>voor</strong> deze vuilvracht een<br />
uitstekend alternatief om meerdere redenen.<br />
Deze reactie is niet bedoeld als lofzang <strong>voor</strong><br />
afscheiders, maar... vuil wordt tegen relatief<br />
lage kosten verwijderd, metalen die nog<br />
in vaste vorm aanwezig zijn gaan niet in<br />
oplossing, enz., enz.<br />
Het is goed dat door onderzoek als dat van<br />
Berendsen de discussie over het functioneren<br />
van RWA-stelsels en de mogelijke maatregelen<br />
- onder andere lamellenafscheiders - los komt.<br />
Steeds weer geeft AQA bij beoordeling van<br />
projecten aan: let op de afstromingskarakteristieken,<br />
ontwerp afscheiders niet zo klein<br />
en niet op een minimaal debiet. Regelmatig<br />
worden afscheiders zelfs op alleen de<br />
pompovercapaciteit van 0,3 mm/h gedimensioneerd<br />
waarbij dan inderdaad de <strong>voor</strong>bezinking<br />
in het stelsel wordt veronachtzaamd.<br />
Ik heb het vermoeden dat Berendsen dit ook<br />
als uitgangspunt <strong>voor</strong> zijn onderzoek heeft<br />
genomen.<br />
Lamellenafscheiders zijn een goed alternatief<br />
<strong>voor</strong> het VGS als ze worden gedimensioneerd<br />
met voldoende kennis van de werking van<br />
het stelsel en vuiltransport. Meer onderzoek<br />
daarnaar is nodig en wordt gebillijkt door de<br />
hoge investeringen in stelsels en zuivering,<br />
maar... laten we ook gezond verstand niet<br />
buiten de overwegingen houden. Veel<br />
processen in het riool zijn met logisch<br />
nadenken en wat vaker deksels opentrekken<br />
goed inzichtelijk te maken.<br />
Installaties die toegesneden zijn op de<br />
complexe werking van stelsels en rekening<br />
houden met de variëteit in neerslag, zijn<br />
vaak duurder. Wie in 99 procent vuilverwijdering<br />
gelooft, gelooft in tovenarij. De<br />
werking van (goede) afscheiders is echter<br />
complexer dan het artikel vermeldt en<br />
ook zeer traag bezinkende delen kunnen<br />
deels worden verwijderd. De rendementen<br />
zullen echter altijd een compromis blijven<br />
tussen benodigde emissievermindering<br />
en economische haalbaarheid. Uit het<br />
onderzoek van Berendsen blijkt overigens<br />
- net als uit andere onderzoeken - dat ook het<br />
VGS zijn beperkingen heeft.<br />
De aanbeveling om eerst onderzoek te doen<br />
alvorens emissiebeperkende maatregelen te<br />
treffen is goed, maar <strong>voor</strong> het uitvoeren van<br />
beleid zullen ook algemene regels moeten<br />
kunnen worden opgesteld. Deze dienen<br />
echter wel gebaseerd te zijn op praktijkervaringen<br />
en niet alleen op rekenmodellen<br />
en moeten vervolgens voldoende getoetst<br />
worden. Maar dat geldt ook <strong>voor</strong> de aanleg<br />
van bergbezinkbassins, infiltratiesystemen<br />
enz., zeg maar: riolering in het algemeen.<br />
Om nu juist <strong>voor</strong> lamellenafscheiders de<br />
leveranciers verwijderingsrendementen<br />
te laten garanderen, is een beetje krom.<br />
Nog afgezien van de vraag of waterkwaliteitsbeheerders<br />
in staat zullen zijn om de<br />
rendementen op juiste wijze te monitoren<br />
en afgezien van de zekerheid dat de kosten<br />
daar<strong>voor</strong> de kosten van maatregelen ver<br />
zullen overschrijden. Zelfs als die afscheiders<br />
met voldoende kennis van zaken worden<br />
ontworpen en uitgevoerd.<br />
Mij lijkt de beste aanbeveling om een breed<br />
platform op te richten <strong>voor</strong> uitwisseling van<br />
kennis en praktijkervaringen over emissiebeperkende<br />
maatregelen. Met natuurlijk<br />
als tweeledig doel het ontwikkelen van<br />
afdoende oplossingen en de opbouw van<br />
een onafhankelijk kenniscentrum <strong>voor</strong> de<br />
juiste beoordeling en toepassing van die<br />
oplossingen in praktijk.<br />
Sander Brandon (directeur AQA HydraSep)<br />
Weerwoord<br />
De heer Brandon stelt dat verzuimd is om de<br />
samenstelling van het slib in het RWA-stelsel<br />
van Elzenburg te onderzoeken. Hierdoor<br />
zijn verkeerde conclusies getrokken over de<br />
geschiktheid van de lamellenafscheider als<br />
zuiveringstechniek.<br />
In het onderzoek is het slib niet onderzocht,<br />
omdat de lozing uit het RWA het influent<br />
vormt <strong>voor</strong> een te plaatsen lamellenafscheider.<br />
Slib dat eventueel uitspoelt, is<br />
automatisch meegenomen met de bemonstering<br />
van het geloosde hemelwater.<br />
Uit de analyseresultaten is geen verband<br />
gevonden tussen regenintensiteit en<br />
vuilvracht. Omdat de afvoermogelijkheid<br />
vanuit het RWA naar het vuilwaterriool is<br />
dichtgezet, vindt geen opwerveling door<br />
het afpompen van hemelwater plaats. Door<br />
de grote berging in het RWA, dat meestal<br />
met regenwater is gevuld, functioneert het<br />
stelsel als een grote bezinkbak. Een grotere<br />
regenintensiteit heeft nauwelijks effect op<br />
de uitspoeling van slib. Voor de beoordeling<br />
of een lamellenafscheider een geschikte<br />
zuiveringstechniek is, is een onderzoek<br />
naar het slib in het RWA niet noodzakelijk.<br />
Het onderzoek was erop gericht onder de<br />
gegeven omstandigheden het effect van<br />
een lamellenafscheider op de reductie van<br />
de vuilemissie uit het RWA aan te tonen. De<br />
extra berging met bijbehorende bezinking<br />
beperkt juist de vuilemissie, waardoor een<br />
lamellenafscheider als aanvullende zuivering<br />
na het RWA op Elzenburg ongeschikt is.<br />
Verder verwijst de heer Brandon naar een<br />
onderzoek waaruit blijkt dat de <strong>voor</strong>naamste<br />
verontreinigingen gebonden zijn aan goed<br />
bezinkende delen tot circa 100 μm. Hij geeft<br />
geen bronvermelding van het aangehaalde
onderzoek. Zonder over de resultaten van<br />
het onderzoek te kunnen beschikken (dit<br />
pleit <strong>voor</strong> een kennisbank!) wil ik opmerken<br />
dat algemeen bekend is dat verontreinigingen,<br />
zoals zware metalen, PAK en<br />
minerale olie, zich <strong>voor</strong>namelijk hechten aan<br />
slib of organisch materiaal (deeltjesgrootte:<br />
0,45 - 2 μm) en niet aan het zandige gedeelte<br />
(deeltjesgrootte > 50 μm). Uit het onderzoek<br />
bleek dat zo’n 98 procent van de onopgeloste<br />
bestanddelen in het geloosde regenwater<br />
een grootte heeft die ligt tussen 0,45 en<br />
20 μm. Deze deeltjes worden door een<br />
lamellenafscheider niet verwijderd. Omdat<br />
in het onderzochte hemelwater slechts<br />
een geringe hoeveelheid aan onopgeloste<br />
bestanddelen is aangetroffen (circa 3 mg/l),<br />
is het ook niet aannemelijk dat de deeltjes in<br />
voldoende mate flocculeren om verwijderd<br />
te kunnen worden met behulp van een<br />
lamellenafscheider. Tevens is vastgesteld dat<br />
de bindingspercentages van de verschillende<br />
verontreinigingen aan onopgeloste bestanddelen<br />
in het hemelwater van Elzenburg lager<br />
liggen dan de bindingspercentages 1) zoals<br />
die landelijk worden gehanteerd. Gelet op<br />
de grootte van de aangetroffen deeltjes<br />
en de lage bindingspercentages zullen de<br />
zuiveringsrendementen van een lamellen-<br />
afscheider <strong>voor</strong> de verschillende verontreinigingen<br />
in het hemelwater van Elzenburg<br />
laag zijn. Ik ben daarom van mening dat de<br />
conclusies over de (on)geschiktheid van een<br />
lamellenafscheider <strong>voor</strong> de onderzoekslocatie<br />
overeind blijven.<br />
De heer Brandon spreekt ook het vermoeden<br />
uit dat <strong>voor</strong> de ontwerpgrondslag van de<br />
lamellenafscheider rekening is gehouden<br />
met een te kleine dimensionering (0,3<br />
mm/h). Deze opmerking bevreemdt mij.<br />
De dimensioneringsgrondslagen zijn<br />
in een overleg over de aanleg van een<br />
lamellenafscheider met de heer Brandon<br />
besproken. Ook is het onderzoeksrapport<br />
naar de heer Brandon gemaild. Hij heeft dus<br />
kennis kunnen nemen van de gehanteerde<br />
uitgangspunten.<br />
De grondslagen die zijn gehanteerd, zijn<br />
de uitgangspunten zoals die zijn opgesteld<br />
door de Werkgroep Riolering West Nederland<br />
en inmiddels zijn vastgelegd in de Leidraad<br />
Riolering. Uitgangspunten zijn een<br />
maatgevend debiet van 3l/s/ha (1,1 mm/h),<br />
bij een berging van vier millimeter in het<br />
stelsel. Van een ‘kleine’ dimensionering is dus<br />
beslist geen sprake.<br />
MC-Bouwchemie • Het Eek 9b • NL-4004 LM Tiel<br />
Telefoon: +31(0)344-633700 • Fax: +31(0)344-633410 • E-mail: algemeen@mc-bouwchemie.com • www.mc-bouwchemie.com<br />
opinie<br />
Oppervlaktebescherming<br />
<strong>voor</strong> drinkwaterbouwwerken<br />
Een heldere zaak!<br />
Overtuigende oppervlaktetechnologie<br />
<strong>voor</strong> drinkwaterbouwwerken<br />
Voldoet aan alle hygiene- en technische eisen<br />
Hydrolyse bestendig<br />
advertentie<br />
Beproefd en toegelaten conform<br />
regelgeving Duitse drinkwatervereniging<br />
Neem contact met ons op <strong>voor</strong><br />
nadere informatie<br />
Ik ben overigens net zoals de heer Brandon<br />
van mening dat het belangrijk is om het<br />
treffen van emissiebeperkende <strong>voor</strong>zieningen<br />
achter rioolstelsels niet alleen<br />
te baseren op rekenmodellen. Het mag<br />
duidelijk zijn, dat mijn boodschap <strong>voor</strong>al<br />
is gericht op het áltijd <strong>voor</strong>af onderzoek<br />
doen naar het nut of onnut van dergelijke<br />
<strong>voor</strong>zieningen alvorens tot aanschaf te<br />
besluiten. Een op te richten onafhankelijk<br />
breed platform kan hierbij een belangrijk<br />
instrument zijn om te komen tot effectieve<br />
emissiebeperkende maatregelen achter<br />
rioolstelsels.<br />
Frank Berendsen<br />
NOTEN<br />
1) Boogaard F. en T. Do (2003). Beslisboom aan- en<br />
afkoppelen verharde oppervlakken. Werkgroep<br />
Riolering West- Nederland.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
17
Cursus over<br />
REACH<br />
Het registratie-, evaluatie- en autorisatiesysteem<br />
<strong>voor</strong> chemische stoffen<br />
REACH is sinds 1 <strong>juni</strong> van kracht. In<br />
een tweedaagse cursus op 27 <strong>juni</strong> en<br />
5 september behandelen Euroforum<br />
en Tebodin de praktische invulling<br />
ervan.<br />
Het doel van REACH is een hoog<br />
veiligheidsniveau <strong>voor</strong> mens<br />
en milieu te waarborgen bij het<br />
gebruik van chemische stoffen. Dit mag niet<br />
ten koste gaan van de concurrentiekracht<br />
bij de industrie. Van de REACH-gebruikers<br />
wordt verwacht dat zij de stoffenhuishouding<br />
in kaart brengen, blootstellingsscenario’s<br />
opstellen, gegevens verzamelen en<br />
beoordelen en alle relevante gegevens aan de<br />
juiste personen doorgeven.<br />
Tijdens deze cursus komen alle praktische<br />
zaken aan bod. De eerste dag (27 <strong>juni</strong>) staat<br />
in het teken van het juridische en theoretische<br />
kader van REACH. ‘s Middags wordt<br />
gekeken naar wat binnen de bedrijven<br />
moet gebeuren. De tweede cursusdag<br />
op 5 september (!) wordt gebruikt om de<br />
meegegeven taken van de eerste cursusdag<br />
te evalueren en aan de hand daarvan een<br />
actieplan <strong>voor</strong> de eigen onderneming op te<br />
stellen.<br />
De cursus vindt plaats in Utrecht.<br />
De deelnamekosten bedragen 1.699 euro.<br />
Voor meer informatie:<br />
Liesbeth van Ewijk (040) 297 49 77.<br />
Opleidingstrajectgebiedsontwikkeling<br />
Gebiedsontwikkeling lijkt de nieuwe<br />
werkwijze <strong>voor</strong> ruimtelijke projecten<br />
te zijn geworden. Publieke, private<br />
en particuliere partijen zetten zich<br />
gezamenlijk in <strong>voor</strong> duurzame<br />
combinaties van wonen, werken,<br />
wegen, water en wildernis. De<br />
Praktijkacademie in Den Haag geeft<br />
een negendaagse opleiding waarin<br />
de kennis en vaardigheden van de<br />
betrokkenen naar een hoger plan<br />
worden getild.<br />
De deelnemers gaan negen dagen<br />
gezamenlijk werken aan hun<br />
eigen én andermans projecten.<br />
Deze projecten verkeren nog in de fase van<br />
de (<strong>voor</strong>)verkenning of de planstudie. De ene<br />
helft van de dag ligt het accent op kennisinteractie<br />
en -verwerking, de andere helft op<br />
praktijkinteractie, -verwerking en persoonlijke<br />
vaardigheidsontwikkeling.<br />
18 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
De najaarstrajecten beginnen in september.<br />
Traject 1 wordt op 6, 7 en 21 september, 5<br />
en 26 oktober, 9 en 23 november en 7 en 21<br />
december gegeven. Traject 2 is op 10, 11 en<br />
24 september, 8 oktober, 5 en 19 november,<br />
3 en 17 december en 7 januari.<br />
De locaties wisselen; zo worden onder meer<br />
Amsterdam en Den Bosch aangedaan. De<br />
deelnamekosten bedragen 8.000 euro.<br />
Voor meer informatie: (070) 302 84 51.<br />
Cursussen over<br />
bronbemaling<br />
en damwanden<br />
Delft GeoSystems geeft dit najaar<br />
samen met Delft GeoAcademy een<br />
aantal cursussen en workshops<br />
die betrekking hebben op de<br />
watersector.<br />
De modellering van bronbemalingen<br />
staat op 25 september op<br />
het programma. Deze cursus gaat<br />
in op bemaling bij het slaan van een bouwput.<br />
Niet alleen verlaging van de grondwaterstand<br />
speelt dan een rol, maar ook de zetting.<br />
Daarom is inzicht in de effecten van bemaling<br />
vereist. Hiertoe is het rekenprogramma MWell<br />
ontwikkeld. De cursist krijgt inzicht in de<br />
geohydrologische en geotechnische berekeningen<br />
<strong>voor</strong> bronbemalingen en leert gebruik<br />
te maken van het programma.<br />
Op 28 september volgt de basiscursus<br />
‘Damwanden ontwerpen met MSheet<br />
volgens CUR 166’. Deze cursus is ontwikkeld<br />
om de deelnemers snel en efficiënt te leren<br />
werken met het genoemde programma.<br />
Verder is er aandacht <strong>voor</strong> de verschillende<br />
modelleringsaspecten die van belang zijn<br />
bij het ontwerp van damwandconstructies.<br />
Informatie en praktijkoefeningen wisselen<br />
elkaar af.<br />
De basiscursus ‘Ontwerpen van grondlichamen’<br />
staat <strong>voor</strong> 9 oktober op het<br />
programma. Deze cursus spitst zich toe op<br />
de programma’s MSettle en MStab. Met de<br />
eerste kunnen zettingen van de ondergrond<br />
in het één-, twee- en driedimensionale<br />
vlak worden bepaald. Met het tweede<br />
programma kan de stabiliteit in het tweedimensionale<br />
vlak worden berekend. Daardoor<br />
kan de cursist na afloop van deze cursus<br />
grondlichamen, zoals dijken, ontwerpen en<br />
de stabiliteit bepalen.<br />
De cursussen vinden plaats in Delft en kosten<br />
525 euro.<br />
Voor meer informatie:<br />
Carla van den Kieboom of Wendy Boerhave:<br />
(015) 269 38 44.<br />
Cursus<br />
innovatieve dijkversterkingen<br />
PAO en CUR Bouw & Infra geven op<br />
30 en 31 oktober de tweedaagse<br />
cursus ‘INSIDE en andere innovatieve<br />
dijkversterkingen’.<br />
Deze cursus is bedoeld <strong>voor</strong> mensen<br />
die betrokken zijn bij het opstellen<br />
van alternatieven <strong>voor</strong> dijkversterkingsplannen,<br />
het beoordelen van deze<br />
plannen en/of het <strong>voor</strong>bereiden van het<br />
uitvoeren van deze technieken. De cursist<br />
krijgt inzicht in de dijkversterkingstechnieken<br />
die het project INSIDE (zie ook H 2O <strong>nummer</strong><br />
11, pag. 5) heeft opgeleverd. Maar ook andere<br />
alternatieven komen aan bod. Per techniek<br />
wordt uitgelegd wat de stappen in het<br />
ontwerp zijn. Deze stappen geven inzicht in<br />
de cruciale aspecten waar deze technieken op<br />
beoordeeld moeten worden. Daardoor kan<br />
de deelnemer ook bekijken wanneer deze<br />
technieken toegepast kunnen worden.<br />
Behalve de technische aspecten van alternatieve<br />
dijkversterkingstechnieken komen<br />
ook de wettelijke aspecten aan de orde,<br />
evenals de kwaliteitsborging en - uiteraard<br />
- de kosten.<br />
De kosten <strong>voor</strong> deelname aan deze cursus<br />
bedragen 795 euro. De cursus wordt in Delft<br />
gegeven.<br />
Voor meer informatie: www.pao.tudelft.nl.
informatie / recensie<br />
‘Coagulation and Flocculation in<br />
Water and Wastewater Treatment’<br />
Het IWA-boek ‘Coagulation and Flocculation in Water and Wastewater<br />
Treatment’ van John Bratby is een veelomvattend overzichtswerk, dat helaas<br />
<strong>voor</strong>namelijk put uit het verleden. Het werk is bedoeld als naslagwerk <strong>voor</strong> een<br />
breed scala aan coagulatie- en flocculatietechnologie, producten, doseertechnieken<br />
en mengaspecten <strong>voor</strong> zowel de theoretische principes als de praktijktoepassingen.<br />
Het grondig gereviseerde werk uit<br />
1990 is in plaats van theoretisch<br />
en wetenschappelijk meer een<br />
toegepast boek waarin de praktijk van water<br />
en afvalwaterbehandeling wordt aangestipt.<br />
In de nieuwe versie is meer ruimte <strong>voor</strong><br />
toepassingen naast de beschrijving van<br />
basistheorie en mechanismen. Ook komen<br />
zuiveringsscenario’s om zwevende stof,<br />
troebelheid, kleur en organische stof te<br />
verwijderen door middel van coagulatie en<br />
flocculatie aan bod.<br />
Netjes ingeleid en gestructureerd worden<br />
de belangrijkste aspecten van coagulatie en<br />
flocculatie uitgelegd vanuit een chemische<br />
en procestechnologische achtergrond.<br />
Het hoofdstuk ‘Colloids and interfaces’ is<br />
een waardevol theoretisch werk, waarin<br />
duidelijk het <strong>voor</strong>komen van deeltjes en<br />
colloïdale stoffen in waterige suspensie en de<br />
mechanismen van destabilisering, coagualtie,<br />
flocculatie, etc. worden beschreven.<br />
Onderwerpen als temperatuureffecten,<br />
ionensterkte, verwijderingmechanismen<br />
van deeltjes, colloïden en neerslagreacties<br />
van opgeloste verontreinigingen, zoals<br />
fosfaat, worden doelmatig uitgelegd. Dit<br />
basishoofdstuk is misschien wel het waardevolste<br />
deel van het boek. De theorieën en<br />
chemische beschrijvingen omtrent coagulatie<br />
en flocculatie zijn dan ook recentelijk niet<br />
gewijzigd waardoor het niet opvalt dat de<br />
referenties relatief oud (van <strong>voor</strong> 1990) zijn.<br />
Vervolgens is de insteek meer praktisch<br />
van aard. In hoofdstuk 3 wordt een beperkt<br />
overzicht gegeven van coagulanten en<br />
flocculanten <strong>voor</strong> de water- en afvalwaterbehandeling.<br />
De beschrijvingen variëren<br />
van diverse metaalzouten en polymeren tot<br />
specifieke (natuurlijke) vlokmiddelen, zoals<br />
chitosan. De beschrijving van de producten is<br />
nogal algemeen en weinig kritisch. Aspecten<br />
als toxiciteit of milieubezwaarlijkheid van<br />
producten of bijproducten (bij emulsies)<br />
komen niet aan de orde. Gezien de actualiteit<br />
van deze onderwerpen een gemiste kans.<br />
Hoofdstuk 4 en 5 beschrijven weer op<br />
een overzichtelijke manier verschillende<br />
mechanismen en toepassingen van<br />
coagulatie met metaalzouten en flocculatie<br />
met polymeren in de praktijk, waarbij de<br />
paragrafen zijn ingedeeld op basis van de<br />
te verwijderen doelcomponent. Dit geeft<br />
de selectieve lezer prettig houvast om<br />
doelgericht paragrafen te gebruiken en<br />
vervolgens doorverwezen te worden naar<br />
essentiële achtergrondinformatie of toepassingsaspecten.<br />
Het hoofdstuk over coagulatie<br />
is standaard en volledig; het hoofdstuk over<br />
polymeren is nogal algemeen en mist enkele<br />
specifieke toepassingen, zoals combinatiedoseringen<br />
met en zonder metaalzout.<br />
Na drie algemenere praktische hoofdstukken<br />
worden in hoofdstuk 6 en 7 twee uiterst<br />
belangrijke onderwerpen <strong>voor</strong> efficiënte<br />
toepassing van coagulatie en flocculatie<br />
beschreven: de (intensieve) menging en de<br />
flocculatiezone. Dit veelal onderbelichte<br />
aspect bij dosering van vlokmiddelen wordt<br />
duidelijk en gestructureerd beschreven.<br />
Aandacht gaat uit naar de optimale meng-<br />
en flocculatiecondities <strong>voor</strong> verschillende<br />
toepassingen. Het belang van hoge initiële<br />
mengenergie bij dosering en rustige omstandigheden<br />
met voldoende verblijftijden <strong>voor</strong><br />
efficiënte vlokgroei en flocculatie wordt<br />
duidelijk aangegeven. Gezien de importantie<br />
van deze onderwerpen hadden deze hoofdstukken<br />
meer aandacht <strong>voor</strong>in het boek<br />
moeten krijgen. De hoofdstukken zijn (uit de<br />
referenties op te maken) ook maar beperkt<br />
geactualiseerd, terwijl op dit vlak recentelijk<br />
veel onderzoek is verricht, bij<strong>voor</strong>beeld in<br />
de verwijdering van natuurlijke organische<br />
materialen en vergaande fosfaatverwijdering<br />
uit rwzi-effluent.<br />
Het hoofdstuk ‘Testing and control of<br />
coagulation and flocculation’ is vanuit wetenschappelijk<br />
oogpunt interessant vanwege de<br />
accurate beschrijving van allerlei testapparatuur<br />
en protocollen <strong>voor</strong> het uitvoeren<br />
van verschillende coagulatie- en flocculatietesten.<br />
Het hoofdstuk sluit af met een<br />
paragraaf over meet- en regelsystemen <strong>voor</strong><br />
Een groep jonge, gepromoveerde watertechnologen<br />
geeft in dit vaktijdschrift<br />
een kritisch oordeel over internationale<br />
vakliteratuur. De recensenten zijn Jelle<br />
Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Bas<br />
Meijer, Adriaan Mels, Herman Evenblij,<br />
Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle<br />
de Kreuk.<br />
coagulatie en vlokvorming, een waardevol<br />
en interessant stuk werk dat meer aandacht<br />
had mogen hebben in de vorm van een<br />
eigen hoofdstuk. De referenties <strong>voor</strong> deze<br />
paragraaf zijn nogal beperkt en verouderd;<br />
wat impliceert dat er weinig aandacht aan is<br />
besteed. Jammer, maar het boek is dan ook al<br />
400 pagina’s dik.<br />
Het boek eindigt met een hoofdstuk in een<br />
bijlage over toepassing van coagulanten<br />
en flocculanten in de slibverwerking. De<br />
reden dat dit hoofdstuk als appendix wordt<br />
gebruikt, is niet duidelijk. Men kan zich ook<br />
afvragen of de slibverwerking niet in een<br />
apart boekwerk moet worden beschreven.<br />
Hier valt deze bijdrage enigszins in het niet,<br />
terwijl wel degelijk relevante informatie<br />
beschreven wordt.<br />
Eindoordeel<br />
‘Coagulation and Flocculation in Water and<br />
Wastewater Treatment’ is een interessant<br />
basiswerk, maar misschien is de oude editie<br />
wel even goed, want de revisie heeft maar<br />
beperkt nieuwe informatie opgeleverd.<br />
De nieuwe referenties zijn relatief beperkt<br />
en oud, terwijl de afgelopen jaren veel<br />
nieuwe inzichten zijn vergaard met name<br />
uit onderzoek naar vergaande coagulatie<br />
in de nabehandeling van rwzi-effluent. Het<br />
algemene oordeel luidt dan ook: een nuttig<br />
basiswerk en daar waar actueel goed te<br />
gebruiken in de praktijk, maar helaas niet<br />
overal volledig.<br />
Arjen van Nieuwenhuijzen (Witteveen+Bos)<br />
‘Coagulation and Flocculation in Water and<br />
Wastewater Treatment’ tweede editie van John<br />
Bratby (ISBN 1843391066), 450 pagina’s. De prijs<br />
bedraagt <strong>12</strong>0 euro, IWA-ledenprijs 90 euro.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
19
verenigingsnieuws<br />
WATERCOLUMN<br />
Europa moet innoveren:<br />
Nederland vóórop<br />
<strong>H2O</strong> = G6. Een nieuwe scheikundige<br />
formule denkt u? Maakt u zich geen<br />
zorgen. Het zijn slechts indicaties <strong>voor</strong><br />
ons drinkwater. Vrijwel nergens ter wereld is<br />
drinkwater zo Gezond en Goedkoop als hier.<br />
Géén Gezeur, Géén Gewichtig sjouwwerk.<br />
Drinkwater wordt thuis bezorgd: van Amsterdam<br />
drie hoog achter tot in de Achterhoek<br />
én op de Wadden.<br />
Dat goede water danken wij aan onze<br />
<strong>voor</strong>ouders, aan hun inzichten over<br />
volksgezondheid. Zij bouwden watertorens,<br />
pompstations en steeds ingenieuzere<br />
zuiveringsinstallaties. In onze schaarse<br />
ruimte planden zij grondwaterwingebieden<br />
en zoetwaterbekkens als het IJsselmeer, de<br />
Biesbosch en Panheel, alsook diepinfi ltratie<br />
en opslag in de duinen. Zij lieten ons een<br />
distributiestelsel van 116.000 kilometers<br />
buizen na. Tenslotte namen zij de kosten<br />
hier<strong>voor</strong> <strong>voor</strong> hun rekening.<br />
Inmiddels leven wij in de 21e eeuw.<br />
Drinkwater staat wereldwijd steeds hoger<br />
op de politieke agenda’s. In Singapore<br />
denken ze aan een afsluitdijk, in Libië<br />
aan waterinfi ltratie in duinbassins en<br />
het jubilerende Aruba werkt aan de<br />
allermodernste ontziltingsinstallatie.<br />
Ook is wereldwijd een veldslag gaande in de<br />
waterzuivering, zowel bij drinkwaterbereiding<br />
als afvalwaterbehandeling. Op allerlei<br />
fronten wordt <strong>voor</strong>uitgang geboekt. De<br />
noodzaak van onderzoek is er vanwege<br />
volksgezondheidsinnovaties, waardoor<br />
medicijnen steeds specifi eker en krachtiger<br />
worden: de diff use bronnen. In de landbouw<br />
bestaat <strong>voor</strong> de groeiende wereldbevolking<br />
een schreeuwende behoefte aan zoet water<br />
en aan gewassen die in brak water gedijen.<br />
Europa zou de toon kunnen zetten. De<br />
Kaderrichtlijn Water onderstreept die<br />
noodzaak. Het 7e Kaderprogramma<br />
Technologie biedt ruimschoots middelen:<br />
51 miljard euro. Voor méér stoff en dan ooit<br />
tevoren wil Europa oplossingen. Bij <strong>voor</strong>keur<br />
komen ze niet in waterbronnen terecht of<br />
moeten ze verwijderd kunnen worden.<br />
Binnen Europa kan Nederland het <strong>voor</strong>touw<br />
nemen én - in het verlengde van het op<br />
16 oktober te openen TTI-Water - als trekker<br />
van een Joint Technology Initiative, focussen<br />
op nieuwe innovaties:<br />
waterzuiveringen,<br />
brak watergewassen<br />
en terugdringing van<br />
vergunningplichtige<br />
lozingen en diff use bronnen.<br />
20 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
Met de snelheid van een<br />
rollercoaster uit Walibi moet<br />
dat lukken: G6.<br />
Theo Schmitz (Vewin)<br />
Agenda<br />
Onderstaand vindt u de gezamenlijke<br />
agenda van NVA en KVWN van vergaderingen,<br />
congressen en andere bijeenkomsten.<br />
Informatie <strong>voor</strong> deze agenda kan<br />
worden aangeleverd bij het KVWN/NVAbureau:<br />
(070) 414 47 78.<br />
21 <strong>juni</strong><br />
symposium NVA-programmagroep 3<br />
‘Vergaande zuivering, wat kan en wat wil je<br />
ermee?’<br />
Nederhorst ten Berg<br />
5 september<br />
workshop KVWN-commissie Water<strong>voor</strong>ziening<br />
over klimaatverandering<br />
Nieuwegein<br />
9-<strong>12</strong> oktober<br />
IWA-congres over duurzaam waterhergebruik<br />
Antwerpen<br />
30 november<br />
najaarsvergadering KVWN/NVA<br />
Amsterdam<br />
Oproep <strong>voor</strong> een<br />
bijdrage aan de<br />
IWA-nieuwsbrief<br />
Geïnteresseerden worden opgeroepen een<br />
bijdrage te leveren aan de IWA-nieuwsbrief<br />
Diff use Pollution (<strong>nummer</strong> 27, uit te brengen<br />
in juli).<br />
Een bijdrage van circa een halve pagina<br />
wordt op prijs geteld. De inhoud van<br />
de nieuwsbrief is gericht op aanpak van<br />
diff use emissies, van onderzoek via beleid<br />
tot uitvoering. Via de nieuwsbrief kunt u<br />
aandacht vragen <strong>voor</strong> nieuwe ontwikkelingen,<br />
projecten, samenwerking, artikelen<br />
en publicaties.<br />
Eerste reacties graag naar Arno van Breemen<br />
(arno.breemen@ivw.nl) met in eerste<br />
instantie alleen de vermelding van het idee<br />
of <strong>voor</strong>stel. De kopijsluiting is op 29 <strong>juni</strong>.<br />
Daar het een Engelstalige nieuwsbrief is, de<br />
tekst graag ook in het Engels aanleveren. Wilt<br />
u de kernboodschap zoveel mogelijk in de<br />
eerste regels tekst verwerken?<br />
Voor meer informatie: (0320) 29 95 34.<br />
Bijeenkomst over<br />
vergaande zuivering<br />
In samenwerking met STOWA en Waternet<br />
verzorgt programmagroep 3 van de NVA op<br />
21 <strong>juni</strong> op de rwzi Horstermeer in Nederhorst<br />
ten Berg een bijeenkomst over de stand van<br />
zaken rond de Kaderrichtlijn Water. Hierbij<br />
is aandacht <strong>voor</strong> het afwegingsproces van<br />
maatregelen, de gebiedsprocessen en de<br />
actuele ontwikkelingen met betrekking<br />
tot nutriënten- en prioritaire stofnormen.<br />
Tevens worden (onderzoeks)resultaten van<br />
de diverse technieken toegelicht. De sprekers<br />
zullen hun visie geven of een ‘vergaande<br />
effl uentkwaliteit’ haalbaar is, waar en<br />
wanneer dat nuttig is en aan welke rand<strong>voor</strong>waarden<br />
dan voldaan moeten worden.<br />
Tijdens de dag krijgen de deelnemers in<br />
groepjes een korte rondleiding in de proefhal<br />
waarin diverse pilotinstallaties opgesteld<br />
staan. Deze onderzoeksopstellingen hebben<br />
als doel een vergaand gezuiverde effl uentkwaliteit<br />
te produceren <strong>voor</strong> nutriënten,<br />
zware metalen en organische microverontreinigingen.<br />
Er worden posterpresentaties verzorgd<br />
van circa tien (technologische) projecten<br />
of onderzoeken van onder andere diverse<br />
zandfi ltratietechnieken. De deelnemers<br />
worden uitgenodigd om een oordeel te<br />
geven over de technologie aan de hand van<br />
een korte SWOT-analyse.<br />
In de discussie wil de organisatie interactief<br />
werken naar een volgende bijeenkomst<br />
in het najaar als de eerste afwegingen zijn<br />
gemaakt. Hoe vallen deze uit, welke keuzes<br />
zijn gemaakt, wat gaf de doorslag, zijn ze<br />
vergelijkbaar?<br />
De dag is bedoeld <strong>voor</strong> zuiveringsbeheerders,<br />
technologen en waterbeheerders<br />
(ecologen) die meer willen weten over wat<br />
de ‘nieuwe’ technieken presteren en welke<br />
<strong>voor</strong>- en nadelen eraan kleven.<br />
Voor meer informatie: www.nva.net.<br />
Vooraankondigingen<br />
Op 5 september houdt de Commissie Water<strong>voor</strong>ziening<br />
van de KVWN in het Waterhuis<br />
in Nieuwegein een workshop over klimaatverandering.<br />
Op 18 september verzorgt de gemeenschappelijkeKVWN/NVA-programmagroep<br />
Waterketen een bijeenkomst over<br />
afkoppelen in optimalisatiestudies. Deze<br />
bijeenkomst stond aanvankelijk gepland<br />
<strong>voor</strong> 7 <strong>juni</strong>.<br />
De NVA-programmagroep bestuurlijk/<br />
juridisch gaat ergens in het najaar een<br />
bijeenkomst organiseren over de Europese<br />
regelgeving.
Nieuwe leden vanaf<br />
1 maart tot en met<br />
24 mei<br />
De NVA heeft de volgende nieuwe leden<br />
kunnen verwelkomen:<br />
Hans Aalderink (Arcadis), Ruben Dahm<br />
(Arcadis), Cees-Anton van den Dool<br />
(Nelen & Schuurmans), Rien van Dullemen<br />
(Waterschap Zeeuwse Eilanden), Reina<br />
Groen (Provincie Flevoland), Leon Hermans<br />
(TU Delft), Liesbeth Hersbach (Nelen &<br />
Schuurmans), Jeroen Hulzebos (Yacht),<br />
Folkert de Jager (Vitens-Evides Internationaal),<br />
Eric-Jan Langkamp (Evers en Manders<br />
Consult), Eric Neuteboom (Melspring),<br />
Martine Poolman (promotieonderzoek TU<br />
Delft), Sandra Roovers BSc (Ingenieursbureau<br />
van Kleef), Gert Stam MSc (Royal Haskoning),<br />
Eric Stokebrook (Hoogheemraadschap<br />
Schieland en de Krimpenerwaard), Carlijn<br />
van Tijen (Provincie Limburg), Ebbing van<br />
Tuinen (Witteveen+Bos) en Karina Vink (MH<br />
Nederland).<br />
Bij de KVWN zijn de volgende nieuwe leden<br />
ingeschreven:<br />
Marc Brouns (Waterleiding Maatschappij<br />
Limburg), Maaike Buysse-Hendriks (DHV),<br />
Wateropleidingen<br />
tekent samenwerkingsovereenkomst<br />
Op 6 april is Wateropleidingen een samenwerking<br />
aangegaan met de Inspectiedienst<br />
van het Ministerie van VROM (namens de<br />
Staat der Nederlanden), de Politieacademie<br />
en de Bestuursacademie Nederland. Het doel<br />
van deze samenwerking is om een samenhangend<br />
stelsel van opleidingen <strong>voor</strong> onder<br />
meer buitengewone opsporingsambtenaren<br />
te realiseren.<br />
In Nederland zijn op dit moment ongeveer<br />
300 buitengewone opsporingsambtenaren<br />
in de watersector werkzaam (op een totaal<br />
van ongeveer 2.000). Het huidige stelsel <strong>voor</strong><br />
deze ambtenaren zal waarschijnlijk nog dit<br />
De ondertekening van de samenwerkings overeenkomst<br />
door Wateropleidingen, de Inspectiedienst van<br />
VROM, de Politieacademie en de Bestuursacademie<br />
Nederland.<br />
Ria Doedel (WML), Ad Govers (PWN), Judith<br />
Kolen (Waternet), Franco Moonen (Brabant<br />
Water), Floris van Nouhuys (student), Lida<br />
Schelwald-van der Kley (Schelwald-van der<br />
Kley/Envision), Werner Tiemissen (ingenieursbureau<br />
Kurstjens) en AnneMarie van Wezel<br />
(Kiwa Water Research).<br />
Ruben Dahm. Ria Doedel.<br />
Ad Govers. Reina Groen.<br />
jaar wijzigen, gericht op verhoging van de<br />
professionaliteit. Zowel de <strong>voor</strong>stellen <strong>voor</strong><br />
de stelselwijziging als de <strong>voor</strong>stellen <strong>voor</strong><br />
de verhoging van de professionaliteit zijn<br />
neergelegd in het document ‘De boa <strong>voor</strong><br />
de milieuhandhaving beter benut’ van het<br />
Landelijk Overleg Milieuhandhaving.<br />
Het vijfj aarlijks terugkerende CITO-examen<br />
zal verdwijnen en plaatsmaken <strong>voor</strong> een<br />
systeem van permanente bij- en herscholing.<br />
Wateropleidingen zal <strong>voor</strong>al betrokken zijn<br />
bij de ontwikkeling en uitvoering van de<br />
permanente bij- en herscholing <strong>voor</strong> de<br />
buitengewone opsporingsambtenaar <strong>voor</strong><br />
water, die in de loop van 2008 gaat beginnen.<br />
Voor meer informatie:<br />
Ronald Hoorman (030) 606 94 13.<br />
Nieuwe cursusbrochure<br />
<strong>2007</strong>-2008<br />
De nieuwe kleurrijke cursusbrochure van<br />
Wateropleidingen <strong>voor</strong> het seizoen <strong>2007</strong>-<br />
2008 is uit. Naast de bekende titels op<br />
het gebied van drinkwater, waterbeheer,<br />
riolering en afvalwaterzuivering zit de<br />
brochure vol nieuwe cursustitels.<br />
Alle opleidingen en cursussen van Wateropleidingen<br />
kunnen ook in-company<br />
uitgevoerd worden. Het <strong>voor</strong>deel hiervan<br />
is dat zowel de inhoud en doelstellingen<br />
als de uitvoering afgestemd worden op de<br />
specifi eke wensen.<br />
Wilt u een brochure ontvangen of heeft u vragen,<br />
bel (030) 60 69 400 of stuur een bericht naar<br />
info@wateropleidingen.nl.<br />
verenigingsnieuws<br />
Eric-Jan Langkamp. Martine Poolman.<br />
Carlijn van Tijen. Ebbing van Tuinen.<br />
Karina Vink. AnneMarie van Wezel.<br />
Jubileummiddag<br />
Raad van Bijstand<br />
De Nederlandse drinkwatersector speelt al<br />
vele tientallen jaren een <strong>voor</strong>aanstaande rol<br />
op het gebied van waterkwaliteitsbewaking.<br />
Een belangrijke ontwikkeling in dat opzicht<br />
was de oprichting van de Raad van Bijstand<br />
van in Kiwa-verband samenwerkende waterleidinglaboratoria,<br />
afgekort de Raad van<br />
Bijstand. Deze werd in 1947 opgericht en is<br />
altijd de denktank en het kwaliteitsgeweten<br />
van de bedrijven geweest.<br />
De Raad van Bijstand is inmiddels<br />
overgegaan in de Adviesgroep Waterkwaliteit,<br />
maar zou dit jaar 60 jaar hebben<br />
bestaan. Daar wordt bij stilgestaan tijdens<br />
een jubileummiddag op 20 <strong>juni</strong>. Het<br />
programma zal bestaan uit een terugblik<br />
op 60 jaar waterkwaliteitsbewaking en de<br />
prominente rol die de Raad van Bijstand<br />
daarin vervulde. Daarnaast zal worden<br />
ingegaan op de huidige en toekomstige<br />
waterkwaliteitsbewaking. Aansluitend zal<br />
een maaltijd worden geserveerd, zodat deze<br />
zaken nog verder kunnen worden besproken<br />
met de (oud-)collega’s.<br />
Voor meer informatie: (030) 606 97 40.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
21
Besparen op productieverliezen?<br />
ABB b.v.<br />
Mon Plaisir 40<br />
4879 AN Etten-Leur<br />
Tel. +31 (0)76 5086200<br />
E-mail info@nl.abb.com<br />
Website www.abb.nl<br />
Met Real TPI van ABB verhoogt u<br />
uw productie-effi ciency!<br />
Effi ciency is belangrijk binnen uw productiebedrijf. Toch<br />
gaat gemiddeld zo’n 30 tot 40% van uw kostbare productie-<br />
tijd verloren. Real TPI is een systeemonafhankelijk soft-<br />
warepakket dat automatisch uw productie-effi ciency meet<br />
en analyseert. Het geeft in heldere rapporten aan hoe het zit met uw KPI’s en waar<br />
knelpunten zitten. Zo heeft u altijd, op elk gewenst moment, accurate en real-time<br />
inzicht in uw productie-effi ciency. Onmisbaar bij het nemen van de juiste beslis-<br />
singen. ABB levert u naast de juiste tool ook de bijbehorende ondersteuning en<br />
training bij het verbeteringsproces. Aangezien wij overtuigd zijn van ons kunnen,<br />
doen wij dit op basis van een prestatiecontract: no cure – no pay! Wilt u weten<br />
hoeveel u kunt besparen, neem dan vrijblijvend contact met ons op.
Matthijs Bonte, Witteveen+Bos<br />
Josie Geris, Vrije Universiteit Amsterdam<br />
Harold van Dijk, Waterschap Aa en Maas<br />
Vincent Post, Vrije Universiteit Amsterdam<br />
Brabantse wijst<br />
opnieuw in beeld<br />
Wijstgronden zijn gebieden waar ijzerrijk grondwater door een ondoorlatende<br />
breuk in de ondergrond opkwelt. Deze gebieden zijn uniek in Nederland en<br />
Europa en komen <strong>voor</strong> rondom de Peelhorst in Noord-Brabant. In het kader<br />
van de Brabantbrede reconstructieopgave heeft Waterschap Aa en Maas zich<br />
ten doel gesteld de herstelmogelijkheden van de Brabantse wijstgronden<br />
te onderzoeken. Deze opgave is medio 2006 nader gespecifi ceerd en<br />
door adviesbureau Witteveen+Bos uitgewerkt. In dit onderzoek zijn de<br />
wijstgebieden binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas (Aa en<br />
Maas-gebied) door middel van een GIS-analyse en veldmetingen gekarteerd.<br />
De studie moet inzicht geven in de herstelkansen. Dit onderzoek is één van de<br />
pijlers waarop de provincie Noord-Brabant in samenspraak met alle belanghebbenden<br />
het beleidskader aangaande aanpak van bescherming en herstel van<br />
wijstgebieden vaststelt. In dit artikel worden het fenomeen wijst, de karteringswerkwijze<br />
en resultaten van het onderzoek besproken en de generieke herstelmogelijkheden<br />
<strong>voor</strong> wijst toegelicht.<br />
Wijst is ijzerrijke kwel veroorzaakt<br />
door een slecht doorlatende<br />
breuk in de ondergrond. De<br />
breuk kan het grondwaterstromingspatroon<br />
op een aantal manieren beïnvloeden: door<br />
versmering van klei of leemlaagjes langs<br />
het breukvlak, door de chemische neerslag<br />
van ijzeroxide langs het breukvlak (ijzeroer-<br />
Afb. 1: Schematische weergave wijstgronden 1) .<br />
banken) of door een overgang van relatief<br />
goed doorlatende afzettingen naar fi jn en<br />
relatief slecht doorlatend zand.<br />
Alle drie deze aspecten hebben tot gevolg<br />
dat grondwater omhoog wordt gestuwd<br />
en naar maaiveld of sloten opkwelt. Dit is<br />
schematisch weergegeven in afbeelding 1.<br />
platform<br />
De combinatie van breuken en kwel maakt<br />
wijst tot een zeldzaam verschijnsel met<br />
geologische, hydrologische, ecologische,<br />
cultuurhistorische en aardkundige waarden.<br />
De bekendste breuken in Noord-Brabant zijn<br />
de Peelrandbreuk en de Milheezebreuk.<br />
Wijst heeft een specifi eke waterkwaliteit<br />
met onder andere een hoog ijzergehalte en<br />
lage concentraties van voedingsstoff en zoals<br />
nitraat en fosfaat. Hierdoor is wijst bij<strong>voor</strong>beeld<br />
vaak te herkennen aan de roestbruine<br />
verkleuring in sloten. Door de lage concentratie<br />
van voedingsstoff en en het hoge ijzergehalte<br />
heeft het opkwellende grondwater<br />
een positieve invloed op de ecologische<br />
waterkwaliteit van ontvangend oppervlaktewater.<br />
Overige visuele kenmerken van<br />
wijstgronden zijn hoogteverschillen, natte<br />
gronden en de patronen van wegen en<br />
waterlopen. Karakteristieke vegetatiesoorten<br />
<strong>voor</strong> wijstgebieden zijn het dotterbloemverbond<br />
(Calthion palustris), moerasspireaverbond<br />
(Filipendulion), verbond van<br />
stijve zegge (Caricion elatae), verbond van<br />
bittere veldkers en bronkruid (Cardamino-<br />
Montion), verbond van els en vogelkers<br />
(Alno-Padion) en het elzenzegge-elzenbroek<br />
(Carici elongatae-Alnetum). Doordat de kwel<br />
optreedt aan het stroomopwaarts gelegen<br />
deel van een breuk, zijn juist de topografi<br />
sche hogere gebieden in het landschap nat.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
23
Doel van de kartering<br />
In 2003 is <strong>voor</strong> het beheergebied van het<br />
<strong>voor</strong>malige Waterschap De Aa (Aa-gebied)<br />
een inventarisatie uitgevoerd van de wijstgebieden<br />
2) . De begrenzing van de wijstverschijnselen<br />
heeft tot veel discussies geleid.<br />
Eén van de discussies was met name gericht<br />
op wijstgebieden die in gebieden lagen waar<br />
geen breuk bekend was of wijstgebieden<br />
nabij beekdalen. Een andere discussie betrof<br />
de zogeheten stippels. Dit zijn ijzerconcreties<br />
(tot enkele decimeters groot) die<br />
worden aangetroffen aan het maaiveld<br />
bij stuifduinen. Beide gebieden zijn in dit<br />
onderzoek uitvoerig in het veld onderzocht.<br />
Binnen de reconstructieopgave heeft<br />
Waterschap Aa en Maas afgesproken om op<br />
onafhankelijke wijze de betrouwbaarheid<br />
van de destijds gekarteerde potentiële<br />
wijstgebieden na te gaan en de kartering<br />
uit te breiden <strong>voor</strong> het gehele beheergebied,<br />
inclusief het beheergebied van<br />
het <strong>voor</strong>malige Waterschap De Maaskant<br />
(Maaskantgebied).<br />
Om te bepalen hoe betrouwbaar de geïnventariseerde<br />
wijstgronden zijn en wat de<br />
kansen zijn <strong>voor</strong> herstel, heeft Witteveen+Bos<br />
in samenwerking met de Vrije Universiteit<br />
Amsterdam en Piet van Rooijen Geologische<br />
Adviezen eind 2006 een nadere inventarisatie<br />
van de wijstgebieden uitgevoerd.<br />
Het onderzoek bestond uit drie fasen: een<br />
GIS-analyse om de bestaande kartering uit<br />
te breiden met het <strong>voor</strong>malige Maaskantgebied,<br />
een veldkartering om de wijstgebieden<br />
te verifiëren en beter te begrenzen én<br />
een inventarisatie van de herstelkansen van<br />
de wijstgronden.<br />
GIS-analyse<br />
De eerste stap van de kartering bestond<br />
uit een GIS-analyse van gebieden in het<br />
<strong>voor</strong>malige Maaskantgebied waar mogelijk<br />
wijst <strong>voor</strong>komt. Eerst zijn gebieden geselecteerd<br />
op basis van de ligging van de breuk<br />
en waar sprake is van een kwelsituatie.<br />
Vervolgens is een driedeling aangebracht<br />
die de waarschijnlijkheid van wijst weergeeft<br />
(waarschijnlijk, mogelijk of geen wijst). De<br />
driedeling is opgesteld door puntentelling<br />
op basis van grondwatertrappen kartering,<br />
historisch kaartmateriaal (19e en 20e eeuw),<br />
bodemtype, <strong>voor</strong>komen van roestverschijnselen,<br />
maaiveldverkleuringen op luchtfoto’s<br />
en de mate van ontwatering. Tabel 1 geeft de<br />
basis weer van deze puntentelling. Uit deze<br />
analyse kwamen 18 gebieden naar voren<br />
waar waarschijnlijk of mogelijk sprake is van<br />
wijst in het <strong>voor</strong>malige Maaskantgebied.<br />
Tijdens het veldprogramma zijn de gebieden<br />
bezocht. Toen bleek dat de gebieden die<br />
hoog scoorden vrijwel alle wijstkenmerken<br />
hadden. Een aantal gebieden dat laag<br />
scoorde, is ter verificatie van de gebruikte<br />
methode tevens bezocht. In deze gebieden<br />
werden geen wijstkenmerken aangetroffen.<br />
Veldkartering<br />
Tijdens de veldkartering zijn de 18 gebieden<br />
uit het <strong>voor</strong>malige Maaskantgebied en 21<br />
gebieden uit het beheergebied van het<br />
<strong>voor</strong>malige Waterschap De Aa bezocht. De<br />
17 gebieden uit het Aagebied die in 2003<br />
gekarteerd zijn 2) , zijn in deze studie niet<br />
24 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
Een typische wijstsloot.<br />
Tabel 1: Criteria classificatiegebieden.<br />
criterium sterke aanwijzing mogelijk wijst sterke aanwijzing<br />
geen wijst (score = -1) (score = 0) wijst (score = 1)<br />
historische situatie n.v.t. niet nat nat/drassig/veen<br />
drainagestelsel/<br />
ontwatering n.v.t. matig/weinig intensief<br />
aanwezigheid gleyverschijnselen<br />
n.v.t. niet aanwezig aanwezig<br />
verkleuring op luchtfoto’s vrijwel niet aanwezig matig tot zwak sterk<br />
COLN-klasse klasse > 100 cm -mv klasse < 100 cm -mv klasse < 50 cm -mv<br />
gemiddelde laagste<br />
grondwaterstand GLG > 100 cm -mv GLG < 100 cm -mv GLG < 50 cm -mv<br />
veen aanwezig veen niet aanwezig veen wel aanwezig<br />
Afb. 2: Het temperatuurprofiel.<br />
bezocht, omdat hier geen twijfel over de<br />
aanwezigheid van wijst was. De wijstgebieden<br />
zijn in het veld gekarteerd op basis<br />
van visuele kenmerken, zoals kwel tot aan<br />
maaiveld, kwel in slootjes (roodkleuring,<br />
microfilm, ijzerneerslag), door het meten<br />
van de waterkwaliteit van het oppervlaktewater<br />
(elektrische geleidbaarheid<br />
slootwater, veldmetingen van ijzer- en<br />
nitraatconcentratie) en door het meten van<br />
de temperatuur van de waterbodem en<br />
slootwater in sloten loodrecht op de breuk.
Afb. 3: Het resultaat van de wijstkartering.<br />
Tabel 2: Effectiviteit van de herstelmaatregelen.<br />
maatregel effect op<br />
grond- hoeveel- kwaliteit<br />
water- heid grond- effectiviteit<br />
stand diepe kwel water (totaal)<br />
binnen wijstgebied<br />
herstel breuk ++ ++ + ++<br />
dempen sloten in wijstgebied + - - -<br />
verondiepen sloten bij toenemende kwel + 0 + +<br />
peilopzet in wijstgebied + - - --<br />
buiten wijstgebied<br />
peilopzet buiten wijstgebied + + + +<br />
terugdringen ontwatering<br />
infiltratiegebied + + 0 +<br />
bescherming waterkwaliteit infiltratiegebied<br />
tegen verontreinigingen 0 0 + +<br />
aanleggen bufferzones rondom wijstgebied<br />
met peilopzet 0 0 0 0<br />
idem, extensivering landbouw 0 0 + +<br />
stopzetten grotere grondwateronttrekkingen<br />
+ ++ + ++<br />
platform<br />
De temperatuurprofilering vormde een<br />
essentieel onderdeel van de wijstkartering.<br />
Dit is een door de Vrije Universiteit<br />
Amsterdam ontwikkelde methode waarbij<br />
met een prikstok tot circa een halve meter<br />
in de slootbodem wordt geprikt en de<br />
temperatuur wordt gemeten 3) . Het principe<br />
van de metingen berust op het gegeven<br />
dat de temperatuur van grondwater minder<br />
wordt beïnvloed door seizoensfluctuaties<br />
dan oppervlaktewater. Temperatuursvariaties<br />
van het grondwater direct onder<br />
de slootbodem zijn een indicatie <strong>voor</strong><br />
kwel. In de winter is de temperatuur in de<br />
slootbodem waar kwel optreedt, relatief<br />
hoog, omdat relatief warm grondwater<br />
door opwaartse verticale stroming naar<br />
het oppervlak wordt gebracht. In de zomer<br />
is de situatie juist omgekeerd en kunnen<br />
kwelzones herkend worden als koude<br />
anomalieën.<br />
Afbeelding 2 geeft een <strong>voor</strong>beeld van<br />
een temperatuurprofiel gecombineerd<br />
met metingen van de ijzer- en nitraatconcentratie<br />
in het oppervlaktewater. Het<br />
wijstgebied wordt gekenmerkt door de<br />
hogere temperatuur van de slootbodem.<br />
Opvallend is dat de wijstgebieden vaak niet<br />
geheel samenvallen met de hogere concentraties<br />
van ijzer en lagere concentraties<br />
van nitraat. Dit komt door stroming in de<br />
sloot en de binding van fosfaat (en andere<br />
voedingsstoffen) aan het in het uittredende<br />
grondwater opgeloste ijzer. De piek in<br />
ijzerconcentratie en het dal in nitraatconcentratie<br />
loopt dus achter op de ligging van het<br />
wijstgebied. Dit geeft het nut van de temperatuursmetingen<br />
goed aan: als de ligging van<br />
het wijstgebied wordt gebaseerd op fysieke<br />
en chemische kenmerken van de sloten,<br />
wordt het gebied niet goed begrensd.<br />
Tijdens het veldonderzoek zijn 39 gebieden<br />
bezocht: in 23 gebieden bleek sprake te zijn<br />
van een wijstgebied. Samen met de 17 wijstgebieden<br />
waar geen twijfel over bestond, zijn<br />
er dus 40 wijstgebieden in Noord-Brabant<br />
gekarteerd. Afbeelding 3 toont het resultaat<br />
van de wijstkartering.<br />
Inventarisatie herstelkansen<br />
Door middel van een indicatieve grondwatermodellering<br />
is het effect van een<br />
aantal maatregelen doorgerekend. Deze<br />
modellering is uitgevoerd met een grondwatermodel<br />
van de Bakelse Plassen en wijstgebieden<br />
bij Geeneneinde 4),5) . De resultaten<br />
van de berekeningen is samengevat in<br />
tabel 2. Uit de berekening blijkt dat herstel<br />
van wijstgronden kansrijk is bij herstel<br />
van het oorspronkelijke hydrologische<br />
systeem. Dit betekent dat een toename<br />
van de kweldruk een <strong>voor</strong>waarde is om<br />
grondwaterstanden te laten stijgen. Indien<br />
grondwaterstanden stijgen door peilopzet,<br />
wordt de kweldruk juist verminderd en<br />
dit kan een averechts effect hebben 6) . De<br />
kweldruk kan worden hersteld door herstel<br />
van de breuk (bij<strong>voor</strong>beeld door het plaatsen<br />
van een kwelscherm), maar met name<br />
door maatregelen buiten het wijstgebied:<br />
bescherming infiltratiegebieden, terugdringen<br />
grondwateronttrekkingen en<br />
peilopzet in intermediaire gebieden (tussen<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
25
infiltratie- en kwelgebied). De effectiviteit<br />
van deze maatregelen hangt af van de lokale<br />
hydrologische omstandigheden.<br />
Herstelkansen van typische wijstvegetatie<br />
zijn afhankelijk van de mogelijkheden om<br />
de water- en bodemkwaliteit te verbeteren.<br />
Herstel van vegetatie op locaties die in<br />
landbouwkundig gebruik zijn geweest, zal<br />
als gevolg van in de bodem opgebouwde<br />
<strong>voor</strong>raad aan voedingsstoffen een (veel)<br />
langere periode vergen. Aanvullend kan<br />
op deze locaties het verwijderen van de<br />
bouw<strong>voor</strong> als maatregel noodzakelijk zijn om<br />
een verschraling van de bodem te realiseren.<br />
Extensivering van de landbouw kan ook<br />
bijdragen tot herstel van de wijstgebieden.<br />
De maatregelen moeten worden gezien als<br />
mogelijkheden. De verschillen in landgebruik<br />
en geohydrologische situatie van gebied<br />
tot gebied betekenen dat maatwerk bij het<br />
herstel van wijstgronden vereist is.<br />
Conclusies<br />
De gekozen werkwijze blijkt succesvol <strong>voor</strong><br />
de kartering van de wijstgronden in het<br />
oostelijke deel van Noord-Brabant. Temperatuurmetingen<br />
zijn nog niet veel toegepast in<br />
Nederland <strong>voor</strong> kwelkarteringen en blijken<br />
zeer goed bruikbaar. De meetresultaten van<br />
dit onderzoek zijn bemoedigend en tonen<br />
26 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
dat kleine variaties in kwelintensiteit goed<br />
zijn waar te nemen.<br />
Deze wijstkartering is de basis <strong>voor</strong> het<br />
provinciale plan van aanpak en prioritering ten<br />
aanzien van de bescherming en het herstel<br />
van de wijstgebieden. Op basis van deze<br />
beleidstudie zal, na vaststelling, verder worden<br />
gegaan met het herstel van wijst op projectniveau.<br />
Hierbij valt te denken aan kleinschalige<br />
herstelprojecten, maar ook aan aanvullend<br />
onderzoek om de intrekgebieden van wijstgebieden<br />
te karteren. Uit de beoordeling van<br />
de herstelmogelijkheden blijkt immers dat<br />
met lokale maatregelen een beperkt resultaat<br />
behaald kan worden <strong>voor</strong> het herstel van de<br />
kweldruk en dat herstel <strong>voor</strong>al wordt behaald<br />
door een regionale aanpak.<br />
Essentieel <strong>voor</strong> het herstel van de wijstgronden<br />
zijn adequate beleidskaders bij<br />
betrokken overheden (provincie, waterschap<br />
en gemeenten). De provincie Noord-Brabant<br />
werkt momenteel aan een instrumentenkoffer,<br />
waarin mogelijke beleidskaders en<br />
maatregelen <strong>voor</strong> wijstherstel op een rij<br />
worden gezet. In de loop van de komende<br />
jaren zullen de Brabantse wijstgronden, na<br />
vaststelling van de beleidskaders, actief in<br />
het veld worden beschermd en hersteld.<br />
LITERATUUR<br />
DynaSand ®: het enige<br />
<br />
Nordic Water Benelux BV<br />
Van Heuven Goedhartlaan <strong>12</strong>1<br />
1181 KK Amstelveen<br />
T +31(0)20 5032691<br />
F +31(0)20 6400469<br />
www.nordicwater.nl<br />
info@nordicwater.nl<br />
Wereldwijd zijn er al meer dan 20.000 units geplaatst.<br />
Continu zandfilter <strong>voor</strong><br />
drinkwater<br />
proceswater, koelwater<br />
oppervlaktewater<br />
afvalwater<br />
grondwater<br />
fosfaatverwijdering<br />
Biologisch filter <strong>voor</strong><br />
nitrificatie<br />
denitrificatie<br />
advertentie<br />
1) De Groot E. (1987). Beheerplan wijstgronden.<br />
Staatsbosbeheer.<br />
2) Waterschap De Aa (2003). Brabantse wijstgronden<br />
in beeld.<br />
3) Bense V. (2004). The hydraulic properties of faults<br />
in unconsolidated sediments and their impact on<br />
groundwater flow. Proefschrift Vrije Universiteit<br />
Amsterdam pag. 61-89.<br />
4) Witteveen+Bos (2005). Geohydrologische<br />
onderzoek inzake watertoets IGP Bakel-Milheeze<br />
Noord. In opdracht van De Peelhorst Zand & Grint.<br />
5) Van Wee T., M. Bonte, M. Kerkhoff en Y. Graafsma<br />
(2006). Het nut van geohydrologisch onderzoek in<br />
de Peel. H 2O nr. 14/15, pag. 14-17.<br />
6) Lucassen E. en J. Roelofs (2005). Vernatten<br />
met beleid: lessen uit het recente verleden.<br />
Natuurhistorisch maandblad nr. 94, pag. 211-215.<br />
GIET UW WERVING VOOR<br />
OPLEIDING & PERSONEEL<br />
IN HET JUISTE VAT<br />
Reserveer ook uw personeelsadvertentie<br />
in H 2O, hét tijdschrift <strong>voor</strong><br />
water<strong>voor</strong>ziening en waterbeheer.<br />
010 - 4274180
Hanneke Schuurmans, Universiteit van Utrecht<br />
Marc Bierkens, Universiteit van Utrecht/TNO Bouw en Ondergrond<br />
Belang van betere neerslaginformatie<br />
<strong>voor</strong> hydrologen<br />
Neerslag is één van de belangrijkste invoervariabelen <strong>voor</strong> hydrologische<br />
modellen, aangezien neerslag een direct eff ect heeft op de berekende<br />
hoeveelheid bodemvocht, afvoer en grondwateraanvulling. Bij veel<br />
hydrologische modelstudies wordt echter gebruik gemaakt van één, hooguit<br />
een handvol regenmeters, zelfs als men geïnteresseerd is in de ruimtelijke<br />
verdeling van deze hydrologische variabelen. Is het terecht dat zo weinig<br />
regenmeters worden gebruikt? En kunnen hydrologen ook neerslaggegevens<br />
van stations buiten het interessegebied gebruiken? Om dergelijke vragen te<br />
kunnen beantwoorden, is het in de eerste plaats van belang inzicht te hebben<br />
in de ruimtelijke variabiliteit van neerslag. In de tweede plaats is het van belang<br />
de gevoeligheid van hydrologische modellen <strong>voor</strong> de neerslag te onderzoeken.<br />
In dit artikel laten we een casestudie zien van een poldergebied bij Utrecht<br />
waar in de periode maart-oktober 2004 gedetailleerd de neerslag gemeten is.<br />
Verschillende neerslagscenario’s, uiteenlopend van één neerslagstation buiten<br />
het studiegebied tot een zeer gedetailleerd ruimtelijk patroon van de neerslag<br />
binnen het studiegebied, dienen als invoer <strong>voor</strong> een ruimtelijk gedistribueerd<br />
hydrologisch model. Getoond worden het eff ect hiervan op bodemvocht,<br />
grondwaterstand en afvoer.<br />
De ruimtelijke variabiliteit van<br />
neerslag hangt sterk af van het<br />
buitype. In de meteorologie<br />
worden twee buitypen onderscheiden:<br />
stratiforme en convectieve neerslag.<br />
Stratiforme neerslag wordt gekenmerkt<br />
Afb. 1: Netwerk van regenmeters binnen Nederland, alsmede de posities van de twee regenradars (plus experimenteel<br />
regenmeternetwerk in de Lopikerwaard, slechts gedurende 2004 aanwezig).<br />
platform<br />
door langgerekte gesluierde bewolking, het<br />
meest <strong>voor</strong>komende buitype in Nederland.<br />
Convectieve neerslag kenmerkt zich door de<br />
vaak hoge neerslagintensiteit en het lokale<br />
karakter. Dergelijke (onweers)buien komen<br />
regelmatig <strong>voor</strong> in de zomer.<br />
Meten van neerslag<br />
Inzicht krijgen in de ruimtelijke verdeling van<br />
neerslag is lastig. Met regenmeters kan vrij<br />
nauwkeurig worden bepaald wat er gevallen<br />
is, maar dit is slechts representatief <strong>voor</strong> één<br />
locatie. Op de kaart is aangegeven welke<br />
neerslaginformatie binnen Nederland bij het<br />
KNMI aanwezig is. Een automatisch netwerk,<br />
bestaande uit 35 meetstations, meet elke tien<br />
minuten de hoeveelheid gevallen neerslag.<br />
Daarnaast is er in Nederland een groot aantal<br />
vrijwilligers (circa 330) dat elke dag om 08.00<br />
Universal Time (09.00 uur wintertijd, 10.00 uur<br />
zomertijd) de hoeveelheid gevallen dagelijkse<br />
neerslag afl eest en doorgeeft aan het KNMI.<br />
Op de kaart zijn ook de posities van de<br />
twee radars (De Bilt en Den Helder) te zien.<br />
Radarbeelden van neerslag kennen wij<br />
allemaal van het weerpraatje na het journaal<br />
of van het internet (www.buienradar.nl).<br />
Deze beelden geven ons in tegenstelling<br />
tot de regenmeters een beter ruimtelijk<br />
beeld. Radar meet echter geen neerslag,<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
27
maar teruggekaatste elektromagnetische<br />
straling, wat omgerekend kan worden naar<br />
een neerslaghoeveelheid. Deze omrekening<br />
gaat gepaard met onzekerheid die onder<br />
andere wordt veroorzaakt door het optreden<br />
van verschillende buitypes. Daarnaast neemt<br />
de nauwkeurigheid af met de afstand van de<br />
radar. De beste radarbeelden in de zin van<br />
absolute neerslag zijn beelden van 24 uursneerslag.<br />
Voor deze beelden kan namelijk<br />
een correctie worden gemaakt op basis<br />
van het vrijwilligersnetwerk. Dit 24 uursradarbeeld<br />
is een operationeel product van<br />
het KNMI en is in deze studie gebruikt. De<br />
ruimtelijke resolutie van deze beelden is 2,5<br />
km bij 2,5 km.<br />
Hoewel verspreid over Nederland het aantal<br />
regenmeters er indrukwekkend uitziet, is<br />
aan de hand van deze gegevens nog geen<br />
informatie af te leiden over neerslagvariabiliteit<br />
over afstanden korter dan circa 20<br />
kilometer. Om dit inzicht wel te krijgen,<br />
hebben de universiteiten van Utrecht en<br />
Wageningen in 2004 een netwerk opgezet<br />
van 30 regenmeters binnen een gebied van<br />
15 km bij 15 km in de Lopikerwaard, ten<br />
westen van Utrecht (zie afbeelding 1). Een<br />
dergelijk dicht netwerk van regenmeters is<br />
vrijwel uniek in de wereld.<br />
Interpolatie<br />
Om op basis van de 30 regenmeters toch<br />
een vlakdekkende neerslagkaart te maken<br />
met een hoge resolutie (bij<strong>voor</strong>beeld<br />
100 bij 100 meter) is gebruik gemaakt<br />
van geostatistiek. Geostatistiek is de<br />
algemene naam <strong>voor</strong> allerhande statistische<br />
methoden die ons kunnen helpen<br />
bij geografische (ruimtelijke) problemen.<br />
Een veelgebruikte geostatistische interpolatietechniek<br />
is Kriging, vernoemd naar<br />
de Zuid-Afrikaanse mijnbouwkundige<br />
D.G. Krige. Met deze techniek kan <strong>voor</strong> elk<br />
punt in de ruimte een schatting worden<br />
gemaakt van de neerslag. Hierbij wordt een<br />
gewogen gemiddelde berekend: elk van de<br />
omliggende regenmeters krijgt een gewicht<br />
toegekend. Dit gewicht is afhankelijk van<br />
correlatie van de meetpunten als functie<br />
van de afstand tussen de meetpunten. Naast<br />
de verwachtingswaarde van de neerslag<br />
<strong>voor</strong> elke locatie geeft deze techniek ook<br />
de onzekerheid (standaard fout) van de<br />
verwachting. Dit laatste is informatie die<br />
met vaak toegepaste methoden als inverse<br />
afstand of thiessen polygonen niet wordt<br />
verkregen. Op deze manier kunnen we<br />
vlakdekkende neerslagvelden maken op<br />
basis van informatie van de regenmeters.<br />
In een uitgebreide studie hebben we deze<br />
geïnterpoleerde velden vergeleken met de<br />
radar. Ook zijn neerslagvelden gemaakt op<br />
basis van zowel de regenmeters als de radar,<br />
wat leidt tot nog betere resultaten 3) .<br />
Om na te gaan wat het effect is van het<br />
gebruik van ruimtelijk verdeelde neerslag in<br />
hydrologische modellen ten opzichte van<br />
puntmetingen hebben we een gevoeligheidsstudie<br />
uitgevoerd 2) . Aangezien het regenmeternetwerk<br />
in de polder Lopikerwaard was<br />
gesitueerd, hebben we gebruik gemaakt van<br />
een operationeel ruimtelijk hydrologisch model<br />
van de Lopikerwaard, in dit geval Simgro 1) .<br />
28 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
Afb. 2: Totale neerslag gedurende studieperiode (maart-oktober 2004) in millimeters van de zes scenario’s.<br />
Ruimtelijk uniforme scenario’s hebben slechts één waarde, ruimtelijk variabele scenario’s een range van<br />
waarden.<br />
Afb. 3: Ruimtelijk patroon van de totale neerslag gedurende studieperiode (maart-oktober 2004) <strong>voor</strong> de twee<br />
ruimtelijk variabele scenario’s.<br />
Afb. 4: Gemiddelde dagelijkse afvoer bij één van de vier gemalen in het studiegebied, zoals deze door het model<br />
worden berekend <strong>voor</strong> de verschillende neerslagscenario’s.<br />
We laten hier het resultaat zien van zes<br />
neerslagscenario’s. De volgende neerslaggegevens<br />
zijn gebruikt als invoer <strong>voor</strong> het model:<br />
1 KNMI-regenmeter in Cabauw, de enige<br />
KNMI-regenmeter die binnen het<br />
studiegebied ligt. Verondersteld is dat de<br />
neerslag die op dit punt gemeten is, in het<br />
gehele studiegebied viel;<br />
2 KNMI-regenmeter De Bilt, de meest<br />
gebruikte regenmeter omdat dit de<br />
regenmeter is met de langste reeks en De<br />
Bilt vaak als representatief <strong>voor</strong> Nederland<br />
wordt beschouwd. Verondersteld is dat de<br />
neerslag die op dit punt gemeten is, in het<br />
gehele studiegebied viel;<br />
3 hoog resoluut neerslagveld op basis van<br />
geïnterpoleerde neerslaginformatie van de<br />
regenmeters van het veldonderzoek;<br />
4 uniforme regenmeters: zie hierboven<br />
maar dan ruimtelijk uniform. Per dag is het<br />
ruimtelijk gemiddelde berekend;<br />
5 KNMI-radarbeelden;<br />
6 uniforme radarbeelden: zie hierboven,<br />
maar dan ruimtelijk uniform. Per dag is het<br />
ruimtelijk gemiddelde berekend.<br />
Vervolgens hebben we gekeken naar het<br />
gemodelleerde effect op grondwater,<br />
bodemvochtgehalte en afvoer.<br />
Afbeelding 2 geeft het bereik van de waarden<br />
aan van de totale neerslag gedurende de<br />
studieperiode (maart tot oktober 2004) <strong>voor</strong><br />
de zes verschillende scenario’s. Bij de ruimtelijk<br />
uniforme scenario’s (1, 2, 4 en 6) bestaat de<br />
totale neerslag slechts uit één waarde. Bij de<br />
ruimtelijk variabele scenario’s (3 en 5) bestaat<br />
binnen het gebied een range van waarden.<br />
Opvallend is dat de regenmeter van Cabauw,<br />
die wel in het studiegebied staat, in totaal<br />
veel minder neerslag heeft gemeten dan de<br />
overige scenario’s. De regenmeter in De Bilt<br />
staat buiten het gebied (hemelsbreed circa 30<br />
km) maar blijkt in de totale neerslagsom goed<br />
overeen te komen met de overige scenario’s.
platform<br />
Afb. 5: Links ruimtelijk patroon van de neerslag op 1 mei 2004 <strong>voor</strong> de verschillende scenario’s. Rechts de grondwaterstand (m -mv) als gevolg van de neerslag op die dag.<br />
Afbeelding 3 laat het ruimtelijk patroon van<br />
de totale neerslag (maart-oktober 2004) <strong>voor</strong><br />
de twee ruimtelijk variabele scenario’s zien.<br />
Opvallend is, dat zelfs binnen de Lopikerwaard<br />
(een vlak gebied) en <strong>voor</strong> zo’n lange<br />
periode een totaal neerslagverschil van<br />
100 mm wordt gevonden over een afstand<br />
van minder dan 15 kilometer. Dit is meer dan<br />
tien procent van de jaarlijkse neerslaghoeveelheid.<br />
Resultaten<br />
Het neerslagoverschot in de Lopikerwaard<br />
wordt afgevoerd via vier gemalen.<br />
Afbeelding 4 laat de door het model<br />
berekende gemiddelde dagelijkse afvoer van<br />
één gemaal zien bij gebruik van de verschillende<br />
neerslagscenario’s. Voor alle vier de<br />
gemalen en <strong>voor</strong> elk van de neerslagscenario’s<br />
zijn de hydrografen geanalyseerd. Meest<br />
opvallend zijn de scenario’s met slechts één<br />
regenmeter. Indien alleen Cabauw wordt<br />
gebruikt, leidt dit <strong>voor</strong> alle gemalen tot een<br />
gemiddelde lagere afvoer en een lagere<br />
variatie in de afvoer. Indien alleen De Bilt<br />
wordt gebruikt, is de gemiddelde afvoer<br />
ongeveer wel hetzelfde, maar is de variatie<br />
een stuk hoger.<br />
Het ruimtelijk beeld van de gemiddelde<br />
grondwaterstand blijkt <strong>voor</strong> alle scenario’s<br />
nagenoeg hetzelfde te zijn. De temporele<br />
variatie van het grondwater wordt bij<br />
gebruik van alleen De Bilt echter overschat.<br />
Indien alleen gebruik wordt gemaakt van de<br />
regenmeter in Cabauw leidt dit tot een lichte<br />
onderschatting van de temporele variatie.<br />
Voor het bodemvochtgehalte geldt hetzelfde<br />
als <strong>voor</strong> de grondwaterstand.<br />
Om te laten zien wat het effect kan zijn op<br />
dagen met een hoge ruimtelijke variabiliteit<br />
in de neerslag hebben we als <strong>voor</strong>beeld 1<br />
mei 2004 genomen. In afbeelding 5 is aan<br />
de linkerkant het ruimtelijk patroon van de<br />
neerslag die dag te zien <strong>voor</strong> de verschillende<br />
scenario’s. Die dag viel gebiedsgemiddeld<br />
in de Lopikerwaard ongeveer 20<br />
millimeter regen. De betreffende bui was<br />
echter ruimtelijk zo variabel dat in het<br />
zuidwesten rond de 40 millimeter viel en in<br />
het noordoosten minder dan tien millimeter.<br />
In De Bilt werd deze bui helemaal niet<br />
waargenomen.<br />
De rechterkant van afbeelding 5 laat het<br />
effect zien op de grondwaterstand (m -mv)<br />
in de Lopikerwaard. Neerslagscenario De<br />
Bilt is wederom het meest verschillend ten<br />
opzichte van de overige scenario’s. Indien<br />
we alleen neerslaginformatie uit De Bilt<br />
gebruiken, zien we dat we op 1 mei 2004<br />
<strong>voor</strong> de hele Lopikerwaard een veel lagere<br />
grondwaterstand berekenen dan als we<br />
neerslaginformatie uit het gebied zelf<br />
nemen. De ruimtelijk variabele neerslagscenario’s<br />
laten beide een verschillend ruimtelijk<br />
patroon van grondwater zien dan wanneer<br />
de corresponderende ruimtelijk uniforme<br />
scenario’s worden gebruikt. Opvallend is de<br />
overeenkomst tussen de modeluitkomst<br />
door middel van radar en regenmeters. Uit<br />
analyse van andere data blijkt dit <strong>voor</strong> dit<br />
gebied steeds het geval te zijn.<br />
Conclusie<br />
De dagelijkse neerslag in Nederland is<br />
dermate ruimtelijk variabel dat het van<br />
belang is om mee te nemen in hydrologische<br />
studies. Er schuilt met name veel gevaar in<br />
het gebruik van neerslagmeters buiten het<br />
studiegebied. Het feit dat de neerslagsom<br />
over een bepaalde periode hetzelfde is, wil<br />
nog niets zeggen over de verdeling van<br />
neerslag in de tijd. Om inzicht te krijgen in<br />
de dagelijkse ruimtelijke variabiliteit van<br />
afvoeren, grondwaterstanden en bodem-<br />
vochtgehalte is het nodig om ruimtelijke<br />
variabele neerslagvelden te hebben. Om<br />
inzicht te krijgen in het algemene gedrag<br />
van het hydrologische systeem (denk aan<br />
GXG-kaarten) is het voldoende om de juiste<br />
gebiedsgemiddelde neerslag te gebruiken.<br />
Het niet juist inschatten van de neerslag met<br />
als gevolg onjuiste modelinvoer kan leiden<br />
tot ongewenste modelkalibratie (fouten<br />
in de waterbalans en geohydrologische<br />
parameters).<br />
Het goede nieuws is dat, in ieder geval <strong>voor</strong><br />
dit gebied en <strong>voor</strong> dagelijkse neerslag, gecorrigeerde<br />
radarbeelden van het KNMI een<br />
prima alternatief vormen <strong>voor</strong> een dicht net<br />
van regenmeters. Hopelijk zet dit waterbeheerders<br />
ertoe aan vaker gebruik te maken<br />
van deze waardevolle informatie. De beste<br />
resultaten zijn te verwachten door radarbeelden<br />
te combineren met regenmeters. 3)<br />
LITERATUUR<br />
1) Holleman E., W. Zaadnoordijk, N. Meuter, A.<br />
Roelandse en A. Veldhuizen (2005). Wateropgave<br />
HDSR-West. Royal Haskoning.<br />
2) Schuurmans J. en M. Bierkens (<strong>2007</strong>a). Effect of<br />
spatial distribution of daily rainfall on interior<br />
catchment response of a distributed hydrological<br />
model. Hydrol. Earth Syst. Sci. nr. 11, pag. 677-69.<br />
3) Schuurmans J., M. Bierkens, E. Pebesma en R.<br />
Uijlenhoet (<strong>2007</strong>b). Automatic prediction of<br />
high-resolution daily rainfall fields for multiple<br />
extents: the potential of operational radar. J.<br />
Hydrometeorol. In druk.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
29
Stefan Jansen, TNO Bouw en Ondergrond<br />
Jan Joziasse, TNO Bouw en Ondergrond<br />
Huub Rijnaarts, TNO Bouw en Ondergrond<br />
Jos Brils, TNO Bouw en Ondergrond<br />
Veerkracht van de rivieren<br />
Diverse ontwikkelingen, zoals klimaatverandering, veranderend<br />
landgebruik en de invoering van de Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn,<br />
stimuleren waterbeheerders vérgaande beheersmaatregelen te<br />
treff en. Hier<strong>voor</strong> is een geïntegreerde visie nodig op het functioneren van<br />
riviersystemen op grensoverschrijdend stroomgebiedniveau, waarbij nog<br />
vele vragen open staan. Wat is de relatie tussen de gehaltes van stoff en in<br />
het milieu, de biologische beschikbaarheid en de uiteindelijke eff ecten van<br />
de stoff en op organisme- en populatieniveau en hoe bepalen deze factoren<br />
de ecologische kwaliteit van het systeem? Wat is de interactie tussen grond-<br />
en oppervlaktewater? Wat is de eff ectiviteit van maatregelen en wat zijn de<br />
eff ecten van veranderingen in landgebruik en klimaat?<br />
Het zesde Europese Kaderprogramma-onderzoeksproject<br />
AquaTerra baseert zich op<br />
deze vragen. Vijf verschillende riviersystemen<br />
door heel Europa worden hierbij<br />
onderzocht: de Brévilles, de Ebro, de Maas,<br />
de Donau en de Elbe (zie kaart). Het project<br />
is multidisciplinair opgezet: de riviersystemen<br />
worden bestudeerd door een brede<br />
groep van deskundigen, variërend van<br />
chemici, hydrologen en microbiologen tot<br />
maatschappij- en beleidswetenschappers.<br />
Om ook achter de praktijkbehoeftes en<br />
mogelijkheden te komen, worden in elk van<br />
de gebieden bijeenkomsten met belanghebbenden<br />
georganiseerd. Aan de hand van<br />
een aantal <strong>voor</strong>beelden van projectresultaten<br />
tot nu toe, geven we aan wat dit <strong>voor</strong><br />
Nederlandse waterbeheerders zou kunnen<br />
betekenen. We concentreren ons hierbij op<br />
Het zesde Europese Kaderprogrammaonderzoeksproject<br />
AquaTerra (2004-2009)<br />
probeert via een multidisciplinaire aanpak<br />
beter te begrijpen hoe verontreinigingen<br />
zich gedragen in Europese riviersystemen<br />
zoals de Maas, Donau, Elbe en Ebro. Enkele<br />
tot nu toe verkregen resultaten die <strong>voor</strong><br />
Nederlandse waterbeheerders relevant zijn,<br />
worden hier vernoemd. Deze resultaten<br />
pleiten <strong>voor</strong> risicogestuurd beheer van de<br />
verontreinigingen, waarbij het benutten van<br />
de natuurlijke veerkracht van het riviersysteem<br />
centraal staat. AquaTerra geeft meer<br />
inzicht in de potentie van veerkracht als<br />
beheerinstrument.<br />
30 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
het gedrag en de eff ecten van metalen en<br />
organische verontreinigingen.<br />
In AquaTerra wordt het conceptuele DPSIRmaatwerk<br />
gebruikt (Drivers-Pressures-State-<br />
Impact-Response) (zie afbeelding 2) om de<br />
verschillende onderdelen en interacties in<br />
riviersystemen beter te begrijpen.<br />
Onder ‘Drivers’ worden menselijke activiteiten<br />
verstaan, bij<strong>voor</strong>beeld industriële en<br />
landbouwactiviteiten. Hierdoor ontstaat een<br />
druk (Pressure) op het natuurlijke systeem,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld verontreiniging met organische<br />
stoff en of metalen. Door deze druk verandert<br />
de status (State) van het natuurlijke systeem:<br />
de verontreinigende stoff en verspreiden zich<br />
Afb. 1: Binnen AquaTerra bestudeerde riviersystemen (bron: D. Kuntz).<br />
en worden opgenomen door organismen.<br />
Uiteindelijk heeft dit een invloed (Impact)<br />
op de ecologie of de mens: ecologische<br />
systemen worden aangetast of drinkwaterbronnen<br />
worden bedreigd. De maatschappij<br />
bepaalt uiteindelijk of dit acceptabel is of<br />
niet, wat dan weer kan leiden tot een reactie<br />
(Response) in de vorm van maatregelen. Er<br />
kunnen bij<strong>voor</strong>beeld maatregelen worden<br />
genomen om de verontreinigingen af te<br />
(laten) breken of op te ruimen, of de bron van<br />
de verontreinigingen kan worden aangepakt.<br />
De Response-maatregelen kunnen inwerken<br />
op alle andere onderdelen van het DPSIRraamwerk.
Afb. 2: DPSIR-raamwerk (bron: Meade, 1995).<br />
Bronnen van verontreinigingen<br />
Het onderzoek toont het aandeel van<br />
verschillende bronnen van verontreiniging<br />
in Europa, zoals de landbouw (nutriënten<br />
en bestrijdingsmiddelen), industrie en<br />
rioolwaterafvoer (geneesmiddelen en<br />
hormoonverstorende stoffen). Maar ook<br />
een diffuse bron van organische verontreinigingen,<br />
zoals neerslag via deeltjes vanuit<br />
de lucht, blijkt van belang te zijn. Hoewel<br />
niet direct gekoppeld aan verontreinigingen,<br />
veroorzaken ook infrastructurele ingrepen,<br />
zoals waterkrachtcentrales, dammen en<br />
kanalisatie van rivieren, een belangrijke<br />
druk op het systeem. Door deze ingrepen<br />
veranderen stromingspatronen en kan<br />
sediment zich ophopen, wat weer tot<br />
tekorten kan leiden op andere plekken in<br />
het riviersysteem. Dit heeft ook gevolgen<br />
<strong>voor</strong> de verspreiding en de effecten van aan<br />
sediment gebonden verontreinigingen.<br />
Gedrag en verspreiding van<br />
verontreinigingen in het milieu<br />
Chemisch gedrag en biologische<br />
beschikbaarheid<br />
Organische verontreinigingen binden<br />
zich vaak gemakkelijk aan sediment en/of<br />
zwevende stof. Hierbij zorgen roetachtige<br />
deeltjes <strong>voor</strong> een nog sterkere binding.<br />
Als gevolg hiervan vermindert de beschikbaarheid<br />
van verontreinigingen <strong>voor</strong><br />
opname door plant en dier en daarmee<br />
ook het risico <strong>voor</strong> deze organismen.<br />
Voordat een stof ecologische effecten kan<br />
bewerkstelligen, moet deze immers eerst<br />
biologisch beschikbaar zijn. Beter inzicht<br />
in deze processen biedt een interessante<br />
mogelijkheid <strong>voor</strong> beheer: in plaats van<br />
de aandacht te richten op soms niet of<br />
moeilijk aan te pakken bronnen of routes van<br />
verontreiniging is het wellicht mogelijk of<br />
eenvoudiger om de beschikbaarheid van de<br />
verontreiniging te verlagen. Dit vormt dan<br />
ook een belangrijk onderdeel van studie in<br />
AquaTerra.<br />
Voor de binding van metalen zijn omgevingsfactoren<br />
zoals de bodemsamenstelling,<br />
zuurgraad, oxidatietoestand en het fosfaatgehalte<br />
belangrijk. Overstromingen kunnen<br />
de omgevingsfactoren sterk beïnvloeden. In<br />
de bodem van overstroomde uiterwaarden<br />
ontstaan zuurstofarme omstandigheden,<br />
wat verschillende effecten kan hebben. Door<br />
de vorming van sulfiden kunnen metalen<br />
worden vastgelegd, maar kleine (colloïdale)<br />
ijzersulfidedeeltjes kunnen metalen ook<br />
mobiliseren. Ook kunnen onder zuurstofarme<br />
omstandigheden metaal(hydr)oxiden in<br />
oplossing gaan. Over het algemeen bestaat<br />
echter het beeld dat onder deze omstandigheden<br />
een hoge sulfideconcentratie gepaard<br />
gaat met een sterke binding van metalen en<br />
dus met een laag risico van de aanwezige<br />
metalen <strong>voor</strong> plant en dier.<br />
Transport<br />
Ook inzicht in het transport over de grenzen<br />
van verschillende milieucompartimenten,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld tussen grond- en oppervlaktewater,<br />
is van groot belang <strong>voor</strong> het<br />
waterbeheer. Met modellen is aangetoond<br />
dat in het stroomgebied van de Maas een<br />
aanzienlijke hoeveelheid cadmium en<br />
zink getransporteerd kan worden van het<br />
grondwater naar het oppervlaktewater en<br />
dat deze hoeveelheid bovendien afhankelijk<br />
is van het landgebruik.<br />
Daarnaast kunnen stoffen door de rivieren<br />
zelf over grote afstanden en grenzen heen<br />
worden getransporteerd. Zowel in de Maas<br />
als in de Donau werden stoffen over grote<br />
afstanden getransporteerd, waarbij zwevend<br />
stof en slib een grote rol kunnen spelen. Voor<br />
de Elbe kon nog ver benedenstrooms van de<br />
platform<br />
lozingsplaats (Mulde) de organische verontreiniging<br />
β-HCH worden gevonden.<br />
Voor de verspreiding van stoffen via het<br />
rivierwater zijn ook erosie- en sedimentatieprocessen<br />
tijdens overstromingen belangrijk.<br />
Voor de Elbe was bij<strong>voor</strong>beeld de concentratie<br />
van HCH in het nieuw aangevoerde<br />
sediment lager dan de concentratie in het al<br />
aanwezige sediment, wat tot verdunning van<br />
de oude verontreiniging of afdekking met<br />
schoner materiaal leidde.<br />
Afbraak van (organische) stoffen<br />
Al eerder bleek dat micro-organismen die<br />
van nature <strong>voor</strong>komen, vaak in staat zijn om<br />
organische verontreinigingen af te breken.<br />
Dit concept heeft een enorme potentie <strong>voor</strong><br />
beheer. De afbreekbaarheid van organische<br />
verontreinigingen is afhankelijk van de<br />
eigenschappen van de verontreiniging, de<br />
milieuomstandigheden en de aanwezigheid<br />
van actieve populaties micro-organismen.<br />
Voor de bepaling van de aanwezigheid<br />
van dergelijke populaties zijn snelle<br />
DNA-technieken ingezet in AquaTerra. De<br />
populaties die in staat zijn tot afbraak, blijken<br />
wijd verbreid te zijn in de bestudeerde riviersystemen.<br />
Veel verbindingen waarvan in laboratoriumproeven<br />
is aangetoond dat ze worden<br />
afgebroken, blijken in het veld echter niet of<br />
slechts gedeeltelijk afgebroken te worden.<br />
Hierdoor kunnen stoffen waarvan het<br />
gebruik in het verleden gestopt is, nog lange<br />
tijd daarna worden teruggevonden (zoals het<br />
bestrijdingsmiddel atrazine in de Brévilles,<br />
waarvan na vijf jaar nog steeds giftige<br />
afbraakproducten werden gevonden) of over<br />
grote afstanden worden getransporteerd<br />
en vele kilometers stroomafwaarts worden<br />
teruggevonden (zoals eerder genoemd <strong>voor</strong><br />
β-HCH in het stroomgebied van de Elbe).<br />
Omgevingsomstandigheden zijn van groot<br />
belang <strong>voor</strong> het wel of niet plaatsvinden<br />
van afbraak, bij<strong>voor</strong>beeld de temperatuur<br />
en aan- of juist afwezigheid van zuurstof.<br />
Bij de keuze van beheersmaatregelen kan<br />
hierop gestuurd worden. Overstromingen<br />
kunnen ook hier weer een bepalende invloed<br />
hebben, bij<strong>voor</strong>beeld ten gevolge van het<br />
ontstaan van zuurstofloze omstandigheden<br />
in de bodem van de overstroomde uiterwaarden.<br />
Impact op ecologie en menselijk<br />
gebruik<br />
De vertaling van bovengenoemde veranderingen<br />
van de status van het ecosysteem<br />
naar (een inschatting van) de mogelijke<br />
effecten op ecologie en menselijk gebruik<br />
is relatief onderbelicht binnen AquaTerra.<br />
Slechts een paar methoden zijn getest<br />
om als maat <strong>voor</strong> ecologische effecten te<br />
dienen. Als maat <strong>voor</strong> de gezondheid van<br />
ecosystemen is gekeken naar de afbraak van<br />
elzenbladeren onder diverse omstandigheden.<br />
Daarnaast is een methode toegepast<br />
waarbij op celniveau de gezondheidstoestand<br />
van wormen kan worden gemeten<br />
onder invloed van milieuomstandigheden.<br />
Verder zijn diverse bioassays ingezet: testen<br />
in het laboratorium of in het veld waarmee<br />
met behulp van geselecteerde organismen<br />
(wormen, watervlooien, bacteriën) en<br />
onder gecontroleerde omstandigheden de<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
31
De Dommel, deel van het stroomgebied van de Maas (foto: Jessica Thomas/Stefan Jansen).<br />
biologische beschikbaarheid van verontreiniging<br />
in water, sediment en/of grond kan<br />
worden geschat. Op basis daarvan kan een<br />
betere inschatting worden gemaakt van het<br />
risico van verontreinigingen <strong>voor</strong> de ecologie<br />
in riviersystemen.<br />
Ondanks het feit dat alle methoden werkten,<br />
moeten nog verdere experimenten worden<br />
gedaan om daadwerkelijke conclusies te<br />
kunnen trekken over trends in de chemische<br />
kwaliteit en de risico’s <strong>voor</strong> de ecologie in het<br />
veld.<br />
Mogelijke acties<br />
AquaTerra is niet opgezet om de effectiviteit<br />
van maatregelen na te gaan en deze<br />
onderling af te wegen. Dit is een belangrijk<br />
aspect dat in andere projecten verder moet<br />
worden onderzocht. Wel zijn al inventarisaties<br />
gemaakt van mogelijke maatregelen.<br />
Voor industriële lozingen kan onderscheid<br />
worden gemaakt tussen procesgeïntegreerde<br />
maatregelen en ‘end-of-pipe’-maatregelen<br />
(zie ook hieronder). Bij de aanpak van<br />
agrarische lozingen kan worden gedacht aan<br />
het instellen van teeltvrije zones, milieuvriendelijke<br />
sproeitechnieken e.d., maar ook aan<br />
maatregelen in de sfeer van het toelatings-<br />
en vergunningenbeleid. Een <strong>voor</strong>beeld is<br />
de omschakeling in de Brévilles van atrazine<br />
als bestrijdingsmiddel op acetochlor. Voor<br />
een aantal stoffen (de prioritaire schadelijke<br />
stoffen genoemd in de KRW) wordt in de<br />
komende decennia volledige stopzetting van<br />
de productie en het gebruik <strong>voor</strong>geschreven.<br />
32 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
Om via de consument te sturen op minder<br />
vervuilende industrie kan ook worden<br />
gekozen <strong>voor</strong> het heffen van belasting op<br />
milieuvervuilende producten.<br />
Bij industriële productieprocessen kan de<br />
emissie van vervuilende stoffen worden<br />
geminimaliseerd door wijzigingen binnen<br />
het productieproces of door verbetering<br />
van zuiveringstechnieken. Ook de zuivering<br />
van stedelijk afvalwater (rwzi’s) valt in<br />
deze categorie. In het recente verleden is<br />
grote <strong>voor</strong>uitgang geboekt en het veld is<br />
nog steeds in ontwikkeling, maar niet alle<br />
bronnen kunnen op deze manier worden<br />
aangepakt: <strong>voor</strong>al diffuse bronnen zijn<br />
moeilijk met zuiveringstechnieken aan te<br />
pakken.<br />
Waterbodems<br />
Als de aanvoer van verontreiniging is gestopt<br />
en de bestaande (historische) verontreiniging<br />
niet via natuurlijke processen wordt afgedekt<br />
door schoon sediment of wordt afgebroken<br />
tot onschadelijke verbindingen, kan sanering<br />
worden overwogen, indien de risico’s van<br />
de verontreiniging niet acceptabel zijn <strong>voor</strong><br />
mens of milieu. Er kan gekozen worden<br />
uit een scala aan saneringstechnieken.<br />
Naast het verwijderen van verontreiniging<br />
(afgraven, baggeren) of het isoleren van de<br />
verontreiniging (hydrologische maatregelen,<br />
capping, etc.) kan worden gedacht aan insitu-sanering.<br />
Twee <strong>voor</strong>beelden hiervan zijn stimulering<br />
van microbiële afbraak van organische<br />
verbindingen (bij<strong>voor</strong>beeld door het<br />
toedienen van voedingstoffen of het<br />
verhogen van de temperatuur) en<br />
stimulering van de vastlegging van metalen<br />
door lokale sulfidevorming (bij<strong>voor</strong>beeld<br />
door het onder water zetten van metaalverontreinigde<br />
uiterwaarden).<br />
Geduld en begrip<br />
Een terugkerend element binnen AquaTerra<br />
is de natuurlijke veerkracht van het systeem<br />
om met de verontreinigingen om te gaan,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld door afbraakprocessen van<br />
organische verbindingen of de vastlegging<br />
van stoffen onder verschillende zuurstofconcentraties<br />
en droog-natcycli. Deze<br />
processen bepalen in belangrijke mate of<br />
de verontreinigingen al of niet ‘beschikbaar’<br />
zijn om negatieve effecten op bij<strong>voor</strong>beeld<br />
de aanwezige ecologie te veroorzaken.<br />
Riviersystemen beschikken dus over een<br />
zekere natuurlijke potentie om de negatieve<br />
effecten van verontreinigingen af te<br />
zwakken. In de bètawetenschap wordt deze<br />
potentie aangeduid als ‘Natural Attenuation’<br />
(letterlijk: natuurlijke afzwakking). Een beter<br />
begrip hiervan biedt zeer interessante opties<br />
<strong>voor</strong> het beheer van verontreinigde riviersystemen.<br />
Het reikt immers de mogelijkheid<br />
aan om de natuur <strong>voor</strong> je te laten werken<br />
en dat is een methode die de natuurlijke<br />
kwaliteit het minste aantast en bovendien<br />
zéér kosteneffectief is. Wat hierbij echter<br />
nodig is, is geduld (natuurlijke processen<br />
werken vaak traag) en begrip/acceptatie<br />
door beleid, beheer en publiek. Meer kennis<br />
(bij<strong>voor</strong>beeld uit resultaten van AquaTerra en<br />
toekomstige systeemgerichte onderzoeksprogramma’s)<br />
kan bijdragen aan dit begrip<br />
en de uitvoering van een door het publiek<br />
gedragen beleid.<br />
AquaTerra is niet het enige onderzoeksproject<br />
dat vragen behandelt die van<br />
belang zijn <strong>voor</strong> waterbeheerders. Speciaal<br />
<strong>voor</strong> de integratie van wetenschappelijke<br />
onderzoeksresultaten in (risicogestuurd)<br />
waterbeheer is het Leven met Water-project<br />
AquaTerra Nederland opgezet en is recent<br />
het Europese zesde Kaderprogrammaproject<br />
RISKBASE van start gegaan. Doel van beide<br />
projecten is het optimaliseren van het<br />
tweerichtingsverkeer tussen onderzoek en<br />
beheerpraktijk, zodat waterbeheerders op de<br />
hoogte zijn van relevante, nieuwe wetenschappelijke<br />
kennis ten behoeve van (risicogestuurd)<br />
waterbeheer en wetenschappers<br />
weten welke vragen hierover leven bij de<br />
waterbeheerders. Zowel AquaTerra als<br />
RISKBASE streven ernaar dat hun belangrijkste<br />
bevindingen meegenomen worden bij<br />
het opstellen en aanpassen van de stroomgebiedbeheersplannen.<br />
In Nederland komen<br />
deze bevindingen waarschijnlijk te laat <strong>voor</strong><br />
de eerste generatie plannen die in 2009<br />
klaar moeten zijn en wordt dus gemikt op de<br />
eerste aanpassingsronde zes jaar later.<br />
LITERATUUR<br />
Meade R. (1995). Contaminants in the Mississippi River,<br />
1987-1992. Heavy metals in the Mississippi River.<br />
US Geological survey circular 1133. US Government<br />
Printing Office, Washington DC.
Maarten Lut, Oasen<br />
Wilfred Burger, Oasen, thans Logisticon Water Treatment<br />
Edwin de Groot, Oasen<br />
Aart Langerak, Oasen<br />
Verlagen sedimentlast door<br />
toepassing conventionele<br />
zuiveringstechnieken<br />
Deeltjes in het door een zuiveringsstation geproduceerde drinkwater leiden<br />
tot sedimentatie in het distributienet. Hierdoor kunnen biologische problemen<br />
ontstaan. Opwerveling van het sediment in het leidingnet kan leiden tot<br />
bruinwater. Het is daarom gewenst de sedimentlast van het uitgaande<br />
reinwater zo laag mogelijk te krijgen. De praktijk leert dat met traditionele<br />
zuiveringstechnieken soms een aanzienlijke verbetering bereikt kan worden.<br />
Op het zuiveringsstation De Laak in Lexmond is de sedimentlast aanzienlijk<br />
verlaagd sinds de ingebruikname van onder andere ontharding en actieve<br />
koolfi ltratie. Op de zuiveringsstations De Hooge Boom in Kamerik en De Steeg<br />
in Langerak wordt een aanzienlijke verbetering bereikt door dosering van<br />
ijzerchloride.<br />
Buizenopstelling op zuiveringsstation De Laak.<br />
Oasen heeft tien zuiveringsstations<br />
in het oosten van Zuid-Holland.<br />
Op twee na bestaat bij alle<br />
zuiveringsstations de laatste fi ltratiestap uit<br />
actievekoolfi ltratie. Een bijkomend <strong>voor</strong>deel<br />
hiervan is dat fi jne deeltjes beter verwijderd<br />
worden. Het zijn dan ook de twee zuiverings-<br />
stations zonder volledige actievekoolfi ltratie,<br />
De Hooge Boom en De Steeg, waar de<br />
troebelheid structureel hoger is dan bij de<br />
overige zuiveringsstations.<br />
Verlaagde sedimentlast<br />
Een aantal jaren geleden is zuiverings-<br />
platform<br />
station De Laak in Lexmond uitgebreid<br />
met ontharding, actievekoolfi ltratie en<br />
UV-desinfectie. Sinds de ingebruikname<br />
in 2004 blijkt dat de sedimentlast van het<br />
uitgaande reinwater sterk gedaald is ten<br />
opzichte van de oude situatie. Om de invloed<br />
hiervan op de vervuiling van het leidingnet<br />
te onderzoeken, is op het zuiveringsstation<br />
een proefopstelling geplaatst, bestaande<br />
uit twee buizen. Eén van deze buizen wordt<br />
doorstroomd met water dat met alleen<br />
beluchting en zandfi ltratie is behandeld.<br />
Dit is gelijk aan de oude reinwaterkwaliteit<br />
<strong>voor</strong> de ingebruikname van de uitbreiding.<br />
De andere buis wordt doorstroomd met het<br />
huidige reinwater. Op deze manier wordt de<br />
vervuilingspotentie van beide typen water<br />
zichtbaar gemaakt. Van beide buizen is een<br />
gedeelte in transparant materiaal uitgevoerd,<br />
zodat de vervuiling van de buizen met het<br />
oog gevolgd kan worden.<br />
In de buisopstelling wordt een gemiddeldedagpatroon<br />
gesimuleerd met een minimale<br />
stroomsnelheid van 0,10 m/s en een<br />
maximale stroomsnelheid van 0,46 m/s.<br />
Schoonmaakactie<br />
Na een eerste testperiode van een klein<br />
half jaar zijn in januari 2006 beide buizen<br />
schoongemaakt. De inhoud van de buizen<br />
(water en sediment) is verzameld en geanalyseerd.<br />
Na het schoonmaken zijn de buizen<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
33
weer in gebruik genomen. Sindsdien wordt<br />
met behulp van een troebelheidsmeter en<br />
datalogger de troebelheid gemeten van<br />
het water waarmee de buizen doorstroomd<br />
wordt. Hierbij wordt afwisselend gemeten op<br />
één van de buizen. Dankzij de transparante<br />
delen kan de aangroei van sediment op de<br />
leidingwand goed gevolgd worden en met<br />
foto’s worden vastgelegd.<br />
Het water en het sediment uit de buizen is<br />
geanalyseerd op verschillende biologische<br />
en chemische parameters. De analyses<br />
bevestigen dat in de buis met ‘nieuw’ water<br />
veel minder sediment <strong>voor</strong>komt. Deze buis<br />
bevat 96 procent minder gesuspendeerde<br />
stoffen. Het ATP-gehalte is 86 procent lager<br />
en het TOC-gehalte is 70 procent lager.<br />
IJzer en mangaan, die beide een grote<br />
bijdrage leveren aan de sedimentvorming in<br />
het leidingnet, komen veel minder <strong>voor</strong>. De<br />
hoeveelheid ijzer daalde met circa 90 procent<br />
en mangaan komt praktisch niet meer <strong>voor</strong>.<br />
De invloed van de onthardingsinstallatie is te<br />
zien in het calcium- en magnesiumgehalte.<br />
Door het ontharden wordt calcium ongeveer<br />
gehalveerd, terwijl het magnesiumgehalte<br />
gelijk blijft.<br />
Troebelheid<br />
Uit de troebelheidsmetingen blijkt dat<br />
de troebelheid in de buis met ‘oud water’<br />
behoorlijk hoog is en fluctueert van minder<br />
dan 0,1 FTE tot 0,9 FTE. De troebelheid in de<br />
buis met ‘nieuw water’ is stabiel en heeft een<br />
gemiddelde waarde van 0,015 FTE.<br />
Experimenten najaar 2006<br />
Eind 2006 is in samenwerking met Kiwa<br />
een aantal experimenten uitgevoerd om<br />
de kwaliteit van het oude en nieuwe water<br />
te bepalen. Gedurende twee weken zijn<br />
deeltjestellingen uitgevoerd op beide buizen.<br />
Daarnaast is een aantal nieuwe methodes<br />
uitgeprobeerd om gedurende een langere<br />
periode een ‘geconcentreerd’ monster te<br />
nemen: TILVS (Time Integrated Large Volume<br />
Sampling) en Hemoflow (een methode om<br />
in 24 uur circa 1.500 liter water te concentreren<br />
tot circa 1,5 liter). De experimenten<br />
bevestigen de resultaten van de schoonmaakactie<br />
die uitwijzen dat het ‘nieuwe’<br />
water veel minder deeltjes bevat.<br />
Optimalisatie sedimentlast<br />
Op zuiveringsstation De Steeg in Langerak<br />
is de drinkwaterproductie gescheiden<br />
in twee delen: winning en zuivering van<br />
diep grondwater en van oevergrondwater.<br />
Het eerste zuiveringsproces bestaat uit<br />
beluchting en <strong>voor</strong>filtratie. Het tweede<br />
proces bestaat uit <strong>voor</strong>- en nafiltratie,<br />
actievekoolfiltratie en UV-desinfectie. De<br />
gemengde stroom van beide processen<br />
wordt vervolgens nog onthard en gefiltreerd.<br />
Op zuiveringsstation De Hooge Boom in<br />
Kamerik bestaat de zuivering uit beluchting,<br />
<strong>voor</strong>filtratie, ontharding en nafiltratie.<br />
Daarnaast wordt een deelstroom met actievekoolfiltratie<br />
en UV-desinfectie behandeld. Dit<br />
is voldoende om bentazon, het oorspronkelijke<br />
doel van de koolfiltratie, af te vangen tot<br />
onder de wettelijke norm.<br />
Met de inmiddels opgedane ervaringen<br />
van zuiveringsstation De Laak, waarbij de<br />
34 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
Afb. 1: De troebelheid in de buizenopstelling.<br />
buizenopstelling veel inzicht heeft verschaft,<br />
is in 2006 een project opgestart met als<br />
doel het verlagen van de troebelheid van<br />
het drinkwater van De Hooge Boom en De<br />
Steeg. Als specifiek doel is gesteld dat de<br />
gemiddelde troebelheid gedurende twee<br />
maanden gelijk of lager moet zijn dan 0,<strong>12</strong><br />
FTE <strong>voor</strong> De Hooge Boom en 0,09 FTE <strong>voor</strong><br />
De Steeg.<br />
Mogelijkheden tot verlagen troebelheid<br />
Uit analyse van historische troebelheidsmetingen<br />
blijkt dat de relatief hoge troebelheid<br />
op beide zuiveringsstations wordt<br />
veroorzaakt door deeltjes afkomstig van<br />
de onthardingsinstallatie, die niet volledig<br />
worden afgevangen in de zogeheten carryoverfilters.<br />
Op zuiveringsstation De Hooge<br />
Boom bleek tevens dat in het effluent van<br />
de torenbeluchter regelmatig verhoogde<br />
aantallen deeltjes <strong>voor</strong>komen die ook slecht<br />
door de carry-overfilters worden afgevangen.<br />
Onderzoek aan de onthardingsinstallatie<br />
heeft geen verbetering van de troebelheid<br />
opgeleverd. Daarom moest gezocht worden<br />
naar een verbeterde werking van de carryoverfilters.<br />
Feitelijk konden twee dingen<br />
gedaan worden: doseren van een coagulant<br />
of het wijzigen van filtermateriaal. Een<br />
Vervuiling van de buizenopstelling na circa zes maanden.<br />
combinatie van beide mogelijkheden is ook<br />
een optie.<br />
Experiment met ander filtermateriaal<br />
Op De Hooge Boom zijn de enkellaags<br />
carry-overfilters gevuld met fractie 1,7-<br />
2,5 mm filterzand. Deze kunnen met de<br />
huidige installatie niet met expansie worden<br />
gespoeld. De carry-overfilters worden<br />
daarnaast gebruikt <strong>voor</strong> het verwijderen<br />
van ammonium. Door de dubbelfunctie van<br />
de filters ontstaat veel slib in de filters, dat<br />
in combinatie met de slechte uitspoeling<br />
van de filters regelmatig hoge aeromonasgetallen<br />
veroorzaakt. Om de biologische<br />
stabiliteit te verbeteren, is in mei 2006 een<br />
carry-overfilter ingericht als dubbellaagsfilter,<br />
dat wel met expansie gespoeld kan worden.<br />
Onderzocht wordt of door het spoelen met<br />
expansie aeromonasproblemen <strong>voor</strong>komen<br />
kunnen worden.<br />
De fijnere fractie in het dubbellaagsfilter<br />
geeft tevens een beduidend lagere<br />
troebelheid in het filtraat. Bij het dubbellaagsfilter<br />
is deze circa 0,2 FTE en bij de<br />
enkellaagsfilters circa 0,4 FTE.<br />
Op De Steeg zijn na de pelletontharding<br />
tien carry-overfilters opgesteld in een
Afb. 2: Effect dosering ijzerchloride op troebelheid reinwater.<br />
tweestratenconcept. De filters zijn ingericht<br />
als dubbellaagsfilters met antraciet en zand<br />
(1,4-2,5 mm en 0,8-1,25 mm). De looptijd is<br />
vastgesteld op basis van gefiltreerd volume<br />
en bedraagt circa 25 dagen. Om de invloed<br />
van een fijnere fractie antraciet en zand op<br />
de verwijdering van deeltjes te onderzoeken,<br />
is in samenwerking met Logisticon Water<br />
Treatment een proefinstallatie gebouwd.<br />
De installatie bestaat uit twee filterkolommen.<br />
Een kolom is identiek ingericht<br />
als de praktijkfilters en de tweede kolom is<br />
gevuld met antraciet en zand met respectievelijk<br />
de fracties 0,6-1,6 mm en 0,5-0,8<br />
mm. De filters worden identiek bedreven<br />
als de praktijkfilters met uitzondering van<br />
de spoelsnelheid. De spoelsnelheid van<br />
de kolom met de fijnere fractie is zodanig<br />
dat gelijke expansie wordt bereikt als bij<br />
het andere filter. Gedurende vijf maanden<br />
onderzoek zijn continu metingen verricht<br />
<strong>voor</strong> bepaling van debiet, troebelheid en<br />
drukverschil. Het resultaat van dit onderzoek<br />
was bemoedigend. De troebelheid van het<br />
filter met de fijnere fractie was circa 0,16 FTE<br />
tegen 0,24 FTE van het andere filter.<br />
Experiment met dosering coagulant<br />
Een manier om de sedimentlast te verlagen,<br />
is het toevoegen van een coagulant <strong>voor</strong> de<br />
carry-overfilters. Hierdoor zullen fijne deeltjes<br />
kleine vlokken vormen die makkelijker door<br />
de filters verwijderd worden. Door de relatief<br />
hoge zuurgraad na ontharding kan op beide<br />
locaties zonder problemen een (goedkoop)<br />
ijzerzout toegepast worden als vlokmiddel.<br />
Op zowel De Hooge Boom als De Steeg is een<br />
experiment uitgevoerd waarbij gedurende<br />
enkele dagen op één filter ijzerchloride is<br />
gedoseerd. De doses waren respectievelijk<br />
0,5 mg Fe/l <strong>voor</strong> De Hooge Boom en 0,25<br />
mg Fe/l <strong>voor</strong> De Steeg. De resultaten van dit<br />
experiment waren zeer bemoedigend. Bij<br />
beide locaties was de troebelheid ruim een<br />
factor 2 lager. Een toename van ijzer in het<br />
filtraat als gevolg van de dosering werd niet<br />
gemeten.<br />
Als gevolg van de positieve resultaten zijn<br />
langdurigere experimenten uitgevoerd.<br />
Bij De Hooge Boom is gedurende twee<br />
maanden gedoseerd op een filter. Bij<br />
De Steeg is gedurende twee maanden<br />
gedoseerd op een straat met vijf carryoverfilters.<br />
Bij de laatste is het doseerpunt<br />
verplaatst naar een doseerpunt bij de<br />
uitstroom van onthard water in de centrale<br />
goot. Op deze plek is het water zeer<br />
turbulent, een <strong>voor</strong>deel <strong>voor</strong> dosering van<br />
een coagulent. Bij De Hooge Boom werd<br />
gedoseerd in het ontvangstplateau, dat<br />
nog een bepaalde verblijftijd heeft tot<br />
aan de verdeelgoot. Omdat bij het eerste<br />
experiment het filter verstopt raakte binnen<br />
de normale looptijd, is de dosering verlaagd<br />
tot 0,25 mg Fe/l.<br />
Bij zuiveringsstation De Hooge Boom is<br />
goed te zien dat de troebelheid niet alleen<br />
lager was, maar ook veel stabieler. Na een<br />
spoeling was normaliter meerdere uren<br />
lang een hogere troebelheid waarneembaar<br />
die maar langzaam stabiliseerde. Tevens<br />
gaven variaties in debiet forse pieken in de<br />
troebelheid. Met het doseren van ijzerchloride<br />
waren deze zaken nauwelijks meer<br />
waarneembaar. Bij een dosis van 0,25 mg Fe/l<br />
werd de normale looptijd van 60 uur gehaald.<br />
Op zuiveringsstation De Steeg is bij het<br />
eerste experiment slechts gedurende een<br />
deel van de looptijd coagulant gedoseerd.<br />
Om het risico op verstopping van het filter<br />
te minimaliseren, is de dosis verlaagd tot<br />
0,1 mg Fe/l. Na aanvang van doseren bleef<br />
de troebelheid afnemen en werd na enkele<br />
dagen stabiel. Ten opzichte van de uitgangssituatie<br />
was de troebelheid met een factor<br />
3 gedaald. Metingen laten zien dat het<br />
drukverschil over de filters gedurende de<br />
looptijd significant toeneemt, maar geen<br />
(hydraulisch) gevaar vormt.<br />
Vanwege de succesvolle eerste test is<br />
besloten om op alle carry-overfilters ijzerchloridedosering<br />
toe te passen. Hiertoe is<br />
een centraal doseerpunt gerealiseerd direct<br />
na de pelletreactoren. Op deze plaats is meer<br />
turbulentie en de verblijftijd tot aan het filter<br />
is groter. Reeds na enkele uren was zichtbaar<br />
dat deze ingreep een zeer positief resultaat<br />
had op de troebelheid. Door de betere<br />
locatie van de doseerinstallatie kon worden<br />
volstaan met een iets lagere dosering van<br />
0,23 mg Fe/l, waarbij de troebelheid van<br />
de filters zelfs nog iets verbeterde. De<br />
troebelheid is als gevolg van ijzerchloridedosering<br />
in combinatie met een dubbellaagsfilter<br />
verlaagd van 0,17 FTE tot circa 0,07 FTE.<br />
platform<br />
Op zuiveringsstation De Steeg is de tweede<br />
straat <strong>voor</strong>zien van een eigen doseerinstallatie.<br />
Al na korte tijd was duidelijk dat de<br />
troebelheid van het drinkwater ruimschoots<br />
aan de afgesproken doelen voldeed.<br />
Na dosering van 0,1 mg Fe/l daalde de<br />
troebelheid van 0,16 FTE tot circa 0,02 FTE.<br />
Kostenvergelijking<br />
Tussen het doseren van ijzerchloride en<br />
het vervangen van het filterzand van de<br />
carry-overfilters is een kostenvergelijking<br />
gemaakt. Hieruit bleek <strong>voor</strong> zuiveringsstation<br />
De Steeg dat de kosten <strong>voor</strong> ijzerchloride<br />
circa 1.500 euro per jaar bedragen plus een<br />
geschatte investering van 50.000 euro <strong>voor</strong><br />
het definitief maken van de doseerinstallatie.<br />
De kosten <strong>voor</strong> het inrichten van tien filters<br />
met fijner filtermateriaal worden geschat<br />
op circa 150.000 euro. Oasen heeft hierop<br />
besloten de tijdelijke doseerinstallatie op De<br />
Hooge Boom én De Steeg te vervangen door<br />
een permanente doseerinstallatie.<br />
Conclusies<br />
Zowel uit de resultaten van de buisopstelling<br />
op zuiveringsstation De Laak als<br />
uit de experimenten met filtermateriaal en<br />
dosering van coagulant op zuiveringsstations<br />
De Steeg en De Hooge Boom blijkt dat door<br />
uitbreiding van de bestaande zuivering met<br />
conventionele technieken de sedimentlast<br />
van het uitgaande reinwater significant<br />
verlaagd kan worden. Door deze verlaagde<br />
sedimentlast zal het leidingnet minder snel<br />
vervuild raken. Dit is prettig <strong>voor</strong> de klant,<br />
omdat de kans op bruinwater en biologische<br />
problemen afneemt. Daarnaast levert het<br />
een kosten<strong>voor</strong>deel op, omdat het leidingnet<br />
minder vaak schoongemaakt hoeft te<br />
worden.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
35
Nijgh Periodieken B.V. is<br />
een zelfstandige middelgrote<br />
uitgeverij met ruim 50<br />
enthousiaste medewerkers,<br />
gevestigd in het centrum van<br />
Schiedam. In de sectoren<br />
<br />
communicatie, verzorging,<br />
hout en water <strong>voor</strong>zien wij<br />
professionele gebruikers van<br />
vakinformatie. Deze informatie<br />
is verkrijgbaar via<br />
vaktijdschriften, adres- en<br />
handboeken, cd-roms en<br />
internet.<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
WML is de drinkwaterproducent en<br />
–leverancier <strong>voor</strong> de gehele provincie<br />
Limburg. WML maakt en verkoopt<br />
jaarlijks 72 miljard liter fris, helder en<br />
betrouwbaar drinkwater aan 517.000<br />
Limburgse huishoudens en bedrijven.<br />
Kwaliteit, betrouwbaarheid en service<br />
staan als vanzelfsprekend <strong>voor</strong>op als<br />
het om onze klanten gaat. Vandaar de<br />
slogan: Water, vanzelfsprekend WML.<br />
<br />
<br />
<br />
Het vaktijdschrift Houtwereld zit al 60 jaar diep verankerd in het turbulente houtvak. Het actuele en<br />
gerenommeerde vakblad wordt gelezen door leidinggevenden in de houthandel en houtbewerkendeen<br />
verwerkende industrie, evenals door aannemers, overheid, architecten, etc. Voor het vaktijdschrift<br />
Houtwereld zoeken wij op korte termijn een<br />
<br />
vakredacteur<br />
fulltime 36 uur per week<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
De werkzaamheden bestaan uit:<br />
het schrijven van artikelen en reportages op basis van interviews<br />
het verrichten van bureauwerkzaamheden [het schrijven van nieuwsberichten en rubrieken; het<br />
redigeren van aangeleverde kopij].<br />
het onderhouden van contacten met relaties en freelance redacteuren<br />
het meehelpen met het uitbouwen van de redactionele formule<br />
het actualiseren en onderhouden van de website; www.houtwereld.nl<br />
<br />
<br />
<br />
Functie-eisen:<br />
HBO-opleiding, school <strong>voor</strong> journalistiek<br />
Journalistieke/redactionele vaardigheden<br />
<br />
uitstekende schriftelijke en mondelinge beheersing van de Nederlandse en Engelse taal<br />
communicatief zeer vaardig<br />
in bezit van rijbewijs B<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
Omdat u werkt in een klein redactieteam, worden hoge eisen gestexibiliteit <br />
en<br />
collegialiteit. U bent bovendien stressbestendig, ziet niet tegen onregelmatige werktijden op en hebt geen<br />
bezwaar tegen buitenlandse reizen. <br />
<br />
Nijgh Periodieken B.V. biedt uitstekende primaire en secundaire arbeids<strong>voor</strong>waarden. Deze zijn conform de<br />
CAO <strong>voor</strong> Vaktijdschriftjournalisten.<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
Nijgh Periodieken B.V., t.a.v. Betsy Vliegenthart, Hoofd P&O, Postbus <strong>12</strong>2, 3100 AC Schiedam,<br />
E-mail: pz@nijgh.nl Voor aanvullende informatie kunt u contact opnemen met Marleen van Herwijnen,<br />
hoofdredacteur Houtwereld, tel. 010 4274168.<br />
WML, de drinkwaterleverancier van Limburg zoekt een<br />
Adviseur Drinkwater<strong>voor</strong>ziening<br />
met een heldere blik op de toekomst van ons drinkwater.<br />
Wat bieden wij<br />
Als adviseur drinkwater<strong>voor</strong>ziening draag je zorg <strong>voor</strong> integrale adviezen passend binnen<br />
de lange termijnplannen van de drinkwater<strong>voor</strong>ziening, mede op basis van de specialistische<br />
inbreng van vakdeskundige collega’s.<br />
Wat vragen wij<br />
We zoeken een man of vrouw met een afgeronde academische opleiding op het gebied van<br />
bij<strong>voor</strong>beeld gezondheidstechnieken (TU Delft) en een ruime relevante werkervaring.<br />
Kijk <strong>voor</strong> een uitgebreide omschrijving van je nieuwe baan op www.wml.nl<br />
Of bel de heer Leon Fuchs, 043 880 85 06 en 06 54913501 (tijdens kantooruren).<br />
WML, de vanzelfsprekende partner in water en dienstverlening daaromheen!
17-19 <strong>juni</strong>, Den Haag -<br />
Building bridges: issues for<br />
future risk research<br />
Europees congres over risicomanagement en<br />
-communicatie, met onder meer aandacht<br />
<strong>voor</strong> overstromingsrisico’s in Nederland.<br />
Organisatie: Society for Risk Analyses en de<br />
faculteit Gedragswetenschappen van de<br />
Universiteit Twente. Informatie: Jan Gutteling<br />
(053) 489 32 90.<br />
20 <strong>juni</strong>, Delft -<br />
The Australian Water Challenge<br />
symposium waarop drie waterdeskundigen<br />
uit Australië en enkele Nederlandse wetenschappers<br />
ingaan op de extreme droogte van<br />
de laatste tien jaar in Australië.<br />
Organisatie: TU Delft faculteit Civiele<br />
Techniek. Informatie: (015) 278 46 73.<br />
21 <strong>juni</strong>, Den Haag -<br />
Hoogwater en de ruimtelijke<br />
opgave<br />
derde editie van het ROM-jaarcongres met<br />
dit jaar als thema de opgaven <strong>voor</strong> roafdelingen<br />
en waterteams op het gebied<br />
van hoogwater, met als gasten onder andere<br />
oud-VROM-minister Pieter Winsemius en<br />
directeur Wim Derksen van het Ruimtelijk<br />
Planbureau.<br />
Organisatie: Elsevier Congressen.<br />
Informatie: Maaike Braam (070) 441 57 34.<br />
21 <strong>juni</strong>, Arnhem -<br />
Kaderrichtlijn Water<br />
derde editie van het actualiteitencongres<br />
over de Kaderrichtlijn Water, met nu <strong>voor</strong>al<br />
aandacht <strong>voor</strong> de implementatie. Aan bod<br />
komen praktijkcasussen van Hoogheemraadschap<br />
Hollands Noorderkwartier, Waterschap<br />
Groot Salland, de Vereniging Industriewater,<br />
LTO Nederland, Provincie Friesland en de<br />
gemeente Tilburg.<br />
Organisatie: Studiecentrum <strong>voor</strong> Bedrijf en<br />
Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.<br />
21 <strong>juni</strong>, Middelburg -<br />
KRW op koers<br />
discussiebijeenkomst tussen bestuurders en<br />
beleidsmakers over de doelstellingen van en<br />
maatregelen naar aanleiding van de Kaderrichtlijn<br />
Water.<br />
Organisatie: Rijkswaterstaat Zeeland en de<br />
Provincie Zeeland.<br />
Informatie: Hans Hamelink (0118) 63 11 13.<br />
21-22 <strong>juni</strong>, Delft -<br />
High quality drinking water<br />
<strong>2007</strong><br />
internationale workshop over de stand van<br />
zaken rond de drinkwaterkwaliteit anno<br />
<strong>2007</strong>, met vele prominente wetenschappers<br />
uit het buitenland.<br />
Organisatie: Faculteit der Civiele Techniek<br />
en Geowetenschappen van de TU Delft.<br />
Informatie: Jasper Verberk (015) 278 58 38.<br />
21-22 <strong>juni</strong>, Leeuwarden -<br />
Wetsus Water Challenge<br />
tweedaags evenement waarop masterstudenten,<br />
afgestudeerden en onderzoekers<br />
die een carrière in de watertechnologie<br />
ambiëren, een introductie krijgen in het<br />
huidige laboratoriumonderzoek op het<br />
gebied van drink- en afvalwater.<br />
Organisatie: Wetsus.<br />
Informatie: (058) 284 62 00.<br />
22 <strong>juni</strong>, Delft -<br />
Tien jaar baggeren, het heden<br />
en het verleden<br />
themabijeenkomst over de stand van zaken<br />
rond het baggeren. Is het baggerprobleem<br />
nu een ander dan tien jaar geleden? Gaat het<br />
alleen om een veranderende baggeromvang<br />
of is de vraagstelling waarom we baggeren<br />
gewijzigd?<br />
Organisatie: Baggernet.<br />
Informatie: Marjan Euser (055) 549 39 27.<br />
26 <strong>juni</strong>, Harderwijk -<br />
Water: samen maken we het<br />
verschil<br />
miniconferentie over de mogelijkheden <strong>voor</strong><br />
organisaties om via partnerschappen en<br />
internationale samenwerking bij te dragen<br />
aan de verwezenlijking van de millenniumdoelen<br />
van de Verenigde Naties.<br />
Organisatie: Vitens en de gemeente<br />
Harderwijk.<br />
Informatie: (0341) 41 19 11.<br />
27 <strong>juni</strong>, Zwolle -<br />
Industrieel Water <strong>2007</strong><br />
vijfde editie van Industrieel Water met<br />
aandacht <strong>voor</strong> onder andere het overheidsbeleid<br />
ten aanzien van industrieel watergebruik,<br />
het beheersen van de (water)kosten<br />
en een bedrijfsbezoek aan DOC Kaas in<br />
Hoogeveen.<br />
Organisatie: Euroforum.<br />
Informatie: (040) 297 49 77.<br />
27 <strong>juni</strong>, Utrecht -<br />
Juridische actualiteiten kabels<br />
en leidingen<br />
herhaling van de studiedag van eind 2006<br />
over relevante ontwikkelingen en jurisprudentie<br />
op het gebied van kabels en leidingen.<br />
Organisatie: Elsevier Congressen.<br />
Informatie: Bastiaan van Heereveld<br />
(070) 441 57 51.<br />
28 <strong>juni</strong>, Rotterdam -<br />
Ondergrondse ordening<br />
congres over een betere afstemming van<br />
de aanleg van kabels en leidingen in de<br />
grond, met ook aandacht <strong>voor</strong> ondergrondse<br />
waterhuishouding en de plannen <strong>voor</strong> de<br />
Zuidplaspolder bij Gouda.<br />
Organisatie: Elsevier Congressen.<br />
Informatie: Bastiaan van Heereveld<br />
(070) 441 57 51.<br />
5 juli, Utrecht -<br />
Grensoverschrijdende milieu-<br />
en waterverontreiniging<br />
symposium over de mogelijkheden die<br />
het Europese recht biedt aan lidstaten<br />
en decentrale overheden om actie te<br />
ondernemen tegen grensoverschrijdende<br />
milieu- en waterverontreiniging.<br />
Organisatie: Wetenschapswinkel Rechten van<br />
de Universiteit Utrecht.<br />
Informatie: (030) 253 70 25.<br />
agenda<br />
5 september, Rotterdam -<br />
CO 2-reductie<br />
tiende editie van dit jaarcongres met als<br />
ondertitel: 20 procent minder uitstoot in<br />
2020. Het Europese en nationale klimaatbeleid<br />
komen aan de orde, evenals<br />
de gevolgen van de doelstelling, de<br />
haalbaarheid en de kosten.<br />
Organisatie: Euroforum. Informatie:<br />
www.euroforum.nl/co2reductie.htm.<br />
<strong>12</strong>-13 september, Rotterdam -<br />
Nationale conferentie<br />
waterbeheer<br />
tiende editie van de tweedaagse conferentie<br />
over alle actuele aspecten van het<br />
waterbeheer in Nederland.<br />
Organisatie: Studiecentrum <strong>voor</strong> Bedrijf en<br />
Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.<br />
13 september, Amersfoort -<br />
Kostencalculaties in de<br />
watersector<br />
jaarlijkse bijeenkomst van deskundigen die<br />
zich bezighouden met kostencalculaties in de<br />
watersector.<br />
Informatie: Jan-Hendrik Vos (033) 468 22 48.<br />
13 september, Zeist -<br />
Vergezichten op water, aarde en<br />
samenleven<br />
tweede bijeenkomst waar maximaal<br />
35 (top)bestuurders uit de watersector<br />
debatteren over een transitie naar een<br />
klimaatbestendige samenleving aan de<br />
hand van een lezing over de toekomstige<br />
inrichting van Nederland. De uitslag van de<br />
discussie vormt de basis van een nationaal<br />
debat op 20 september.<br />
Organisatie: BlomBerg Instituut.<br />
Informatie: (073) 684 25 25.<br />
20 september, Zeist -<br />
Transitie naar de eerste<br />
klimaatbestendige samenleving<br />
ter wereld?!<br />
slotconferentie <strong>voor</strong> een breed publiek van<br />
deskundigen over de omschakeling van de<br />
Nederlandse samenleving naar de eerste<br />
klimaatbestendige ter wereld, aan de hand<br />
van twee debatsessies van (top)bestuurders<br />
uit de watersector. Dit debat stond oorspronkelijk<br />
gepland <strong>voor</strong> 7 <strong>juni</strong>.<br />
Organisatie: BlomBerg Instituut.<br />
Informatie: (073) 684 25 25.<br />
<strong>12</strong> oktober, Tiel -<br />
Vanuit water doordacht<br />
bijeenkomst over de regionale en landelijke<br />
ervaringen met de watertoets.<br />
Organisatie: Platform Waterpraktijk,<br />
Waterschap Rivierenland en Rijkswaterstaat.<br />
Informatie: wdr@waterpraktijk.nl.<br />
15-16 oktober, Amsterdam -<br />
Remediatie, karakterisatie<br />
en monitoring van<br />
grondwatervervuiling<br />
internationaal congres dat alle facetten van<br />
remediatie, karakterisatie en monitoring van<br />
bodem- en grondwatervervuiling belicht.<br />
Informatie: Niels Hartog van TNO<br />
(030) 256 47 46.<br />
H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
37
handel & industrie<br />
Minerale bekledingen in drinkwaterreservoirs<br />
MC-Bouwchemie Nederland levert MC-RIM, een wat dikkere minerale<br />
beschermlaag <strong>voor</strong> reinwaterkelders en andersoortige drinkwaterreservoirs.<br />
Deze garandeert een veel langere duurzaamheid dan de gebruikelijke dunnere<br />
beschermlagen.<br />
Reinwaterkelders behandeld met MC-RIM.<br />
Dunne minerale beschermlagen van één tot<br />
drie millimeter zijn qua samenstelling van het<br />
materiaal zeer fijn en bestaan hoofdzakelijk<br />
uit een bindmiddel met een korrelfractie die<br />
Realtime gemalenbeheer op afstand zonder dataverlies<br />
Novotek uit Breda heeft met de<br />
nieuwste technologie een systeem<br />
ontwikkeld om gemalen op afstand te<br />
beheren zonder dataverlies.<br />
Door het gebruik van GE Fanuc-panelen<br />
wordt het proces visueel zichtbaar gemaakt.<br />
Alle gegevens worden doorgestuurd<br />
Druk verhogen met groot vermogen<br />
De nieuwe drukverhogingsinstallaties<br />
van Wilo uit Beverwijk zijn geschikt<br />
<strong>voor</strong> drink- en bluswater<strong>voor</strong>ziening<br />
in gebouwen en <strong>voor</strong> industriële<br />
watercircuits. Deze installaties<br />
hebben een hoog vermogen en<br />
kunnen een groot debiet leveren.<br />
De nieuwe modellen zijn gebaseerd op<br />
de grootste verticale hogedruk centrifugaalpomp<br />
uit het programma: de Multivert<br />
MVI 95. Deze is uitgelegd <strong>voor</strong> een maximale<br />
volumestroom van 140 kubieke meter en<br />
maximale opvoerhoogte van 160 meter. De<br />
drukverhogingsinstallaties zijn uitgerust<br />
met twee tot zes centrifugaalpompen in<br />
droogloopuitvoering die parallel geschakeld<br />
38 H 2O / <strong>12</strong> - <strong>2007</strong><br />
weer bestaat uit één korrelmaat, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
van 0,1 tot 0,3 mm. Doordat men met<br />
één korrelmaat geen stabiele zeeflijn kan<br />
opbouwen, is het betontechnologisch niet<br />
naar een centrale databank. Door de<br />
ingebouwde buffer bij het verzendpunt<br />
gaan geen gegevens verloren. Daarnaast<br />
kan op het paneel een gsm-modem worden<br />
aangesloten <strong>voor</strong> het direct doorgeven van<br />
een alarm aan een centrale post.<br />
Door de opslag van alle gegevens in de<br />
centrale databank kan een eventueel alarm<br />
snel worden gekoppeld aan de procesge-<br />
zijn. De installatie wordt als aansluitbare<br />
unit op één basisframe gemonteerd. Tot het<br />
systeem behoort het volledige leidingwerk,<br />
inclusief alle hydraulische componenten,<br />
druksensoren en de complete bekabeling.<br />
Elk systeem wordt seriematig uitgevoerd met<br />
programmeerbare computerbesturing. De<br />
installaties kunnen naar keuze met of zonder<br />
frequentieomvormer worden geleverd <strong>voor</strong><br />
het traploos regelen van de basislastpomp.<br />
Voor meer informatie: (0251) 22 08 44.<br />
De nieuwe drukverhogingsinstallatie <strong>voor</strong><br />
drink- en bluswater<strong>voor</strong>ziening in gebouwen<br />
én industriële watercircuits.<br />
mogelijk een mortelmatrix te verkrijgen met<br />
een voldoende dichtheid. Hierdoor heeft men<br />
een hogere poreusiteit, geringere dichtheid<br />
en een geringe weerstand tegen slijtage,<br />
ontstaan door hydrolyse of het oplossen van<br />
materiaal. Het hogere aandeel aan organische<br />
bestanddelen en de hierdoor hogere<br />
water-cementfactor, zullen dit slijtageproces<br />
bovendien doen versnellen. Hierbij komt<br />
nog dat een dunne laag van één tot drie<br />
millimeter bij een <strong>voor</strong>af vastgestelde slijtage<br />
van de beschermlaag door gebruik of tijdens<br />
de reinigingsfase met agressieve reinigingsmiddelen<br />
geen langdurige bescherming kan<br />
bieden.<br />
Systemen die in een dikkere laag worden<br />
aangebracht, zoals MC-RIM, bestaan naast<br />
het bindmiddel ook uit verschillende<br />
korrelfracties met verschillende afmetingen.<br />
Hierdoor ontstaat een mortelmatrix met<br />
een hoge dichtheid. Dit resulteert in een<br />
beschermlaag met de kleinst mogelijke<br />
porositeit, met een zeer hoge dichtheid en<br />
een uitstekende weerstand tegen slijtage<br />
ontstaan door hydrolyse of gebruik. Dikkere<br />
bekledingen, zoals MC-RIM, worden niet<br />
afgebouwd (vermindering van dikte van de<br />
beschermlaag) door een betere dichtheid<br />
van het materiaal.<br />
Voor meer informatie:<br />
Peter ‘t Hooft (0344) 63 37 00.<br />
gevens. Ook kunnen realistische gegevens<br />
worden uitgevoerd op het gebied van flow-<br />
en energiebeheer.<br />
Ook centrale sturing hoort tot de mogelijkheden.<br />
Een webportal biedt toegang tot de<br />
meest recente meetresultaten zoals concentraties<br />
en debietmetingen.<br />
Voor meer informatie: (076) 587 10 10.
Daarom ondersteunt Kiwa Water Research u ook bij<br />
toepassing en onderhoud van kennis<br />
Bedrijfstakonderzoek van de waterbedrijven<br />
BTO<br />
Kiwa Water Research<br />
Kiwa Water Research is hét kennisinstituut op<br />
het gebied van water en aanverwante milieuen<br />
natuuraspecten <strong>voor</strong> waterbedrijven, overheden<br />
en andere spelers in de watersector.<br />
Het voert het gezamenlijke onderzoeksprogramma<br />
BTO uit <strong>voor</strong> de drinkwaterbedrijven<br />
en hun (internationale) partners en werkt<br />
daarbij samen met diverse kennisorganisaties<br />
en advies- en ingenieursbureaus – een garantie<br />
<strong>voor</strong> innovatie en <strong>voor</strong>tdurend actuele<br />
kennis.<br />
Blauw, groen, waterketen<br />
Kiwa Water Research biedt ministeries, provincies,<br />
waterschappen en terreinbeheerders<br />
oplossingen op maat <strong>voor</strong> watergerelateerde<br />
vraagstukken rond watersysteem en waterketen,<br />
waterkwaliteit en –kwantiteit, natuur,<br />
afvalwaterbehandeling en asset management.<br />
Kiwa Industrie & Water<br />
Industriële partners krijgen via Kiwa Industrie<br />
& Water efficiënt toegang tot waterkennis<br />
<strong>voor</strong> hún praktijk met ondersteuning bij dagelijkse<br />
watervraagstukken, implementatietrajecten,<br />
troubleshooting en kwaliteitsborging.<br />
Binnen het onderzoeksprogramma<br />
OPIW en met individuele bedrijven, brancheorganisaties<br />
en waterbedrijven ontwikkelt en<br />
implementeert Kiwa Industrie &<br />
Water innovatieve watertechnologie.<br />
Kiwa Water Research<br />
Kiwa Industrie & Water<br />
telefoon (030) 606 95 11<br />
e-mail info@kiwawaterresearch.eu<br />
www.kiwawaterresearch.eu