F:\Wpdocs\WZOK\Kleine Reeks\Bundel Bergema\BundelBergema ...

F:\Wpdocs\WZOK\Kleine Reeks\Bundel Bergema\BundelBergema ... F:\Wpdocs\WZOK\Kleine Reeks\Bundel Bergema\BundelBergema ...

16.09.2013 Views

92www.cgfdejong.nl niet tot veel vertraging, zodat de promotie aan de Vrije Universiteit kon plaats vinden op 8 juli 1938. In een nabeschouwing op deze dag schreef Bergema, dat hij voor hem niet louter in het teken van de vreugde had gestaan. Er was ook “iets dat ons teleurstelde in de beoordeeling van den Senaat, die blijkbaar meer op de historische bijzonderheden in de aanteekeningen heeft gelet dan op het proefschrift als zoodanig”. Hij wist dat promoveren aan de VU op “een ethnologisch-godsdiensthistorisch onderwerp” zijn bezwaren had. De VU had nog geen leerstoel voor dit terrein van wetenschap en was daardoor ook niet in staat zijn werk naar waarde te schatten. Het oordeel van godsdiensthistorici en etnologen als H. Kraemer, H.Th. Fischer en A. van Deursen over het proefschrift was veel gunstiger en zelfs enthousiast. Bergema hoopte dat door de komst van dr. J.H. Bavinck de belangstelling “voor de problematiek der etnologie bij het licht van Gods Woord” ook in gereformeerde kring zou toenemen. 117 Deze terugblik op de promotie stemt overeen met wat dr. N.J. van Eikema Hommes erover schreef in 1969: “Bij zijn promotie ben ik geweest en tot vandaag toe zie ik nog de bittere teleurstelling op zijn gelaat, dat hij geen cum kreeg bij zijn promotie. Ik heb het ook niet begrepen. Nu ik na 30 jaar daarop en het toenmalige theologische bedrijf aan de VU terugzie, begrijp ik er wel iets van. Er was toen niemand in de faculteit, die dit werk naar zijn merites kon taxeren”. 118 Bergema had zich in zijn proefschrift willen concentreren op de voorstellingen van “de boom des levens” in de religie en cultuur van Java. Dat zou goed hebben aangesloten bij zijn interesses en bij zijn bestudering van de Javaanse cultuur en mentaliteit in de voorafgaande jaren. Vanwege het ontbreken van de godsdienstwetenschap binnen de theologische faculteit en gezien de toenmalige opvattingen over de andere religies was dit echter niet uitvoerbaar. Hij koos daarom voor de oud-testamenticus Aalders als promotor en 117 Bergema aan GDZ, 11 juli 1938, AGDZ 426. Dr. J.H. Bavinck (1895-1964), destijds docent aan de opleidingsschool te Yogyakarta, werd in 1939 de eerste gereformeerde hoogleraar in de zendingswetenschappen aan de VU en aan de Theologische Hogeschool te Kampen. Zie voor de godsdienstwetenschap aan de VU: D.C. Mulder, “Van elenctiek naar godsdienstwetenschap”, in: In rapport met de tijd. 100 jaar theologie aan de Vrije Universiteit 1880-1980 (Kampen, 1980) 182-197. In dit artikel merkt de auteur op, dat in zijn studententijd voor de komst van Bavinck in 1939 geen aparte aandacht aan de nietchristelijke godsdiensten gegeven werd. 118 N.J.H., “In memoriam Meef (Prof. H. Bergema)”, Gereformeerd Weekblad, 7 juni 1969. Zie ook het oordeel van de etnoloog dr. J. van Baal over de dissertatie van Bergema, dat hierna wordt vermeld onder “In Japanse gevangenschap”. Vgl. de bijdrage van Leertouwer in deze bundel.

www.cgfdejong.nl voor het onderwerp “de boom des levens” in het Oude Testament en de voorstellingen betreffende deze boom, die door het Oude Testament zijn beïnvloed (joodse, christelijke en islamitische tradities) of misschien op de vorm en inhoud van de Oud-Testamentische beschrijving invloed hebben uitgeoefend (Sumerische, Babylonisch-Assyrische, Egyptische en Perzische voorstellingen). 119 Hierdoor ontstond echter een zekere spanning tussen het onderwerp van zijn dissertatie en zijn eigenlijke interesse: de geschiedenis van de culturen en godsdiensten van het Midden-Oosten en Zuidoost-Azië. Waarschijnlijk verklaart dit voor een belangrijk deel waarom hij meer tijd nodig had dan verwacht. Ook de grote omvang van de dissertatie (680 pagina’s) moet hiervan het gevolg zijn geweest. Bergema had er – heel begrijpelijk – moeite mee zich te houden binnen het kader van de Oud-Testamentische wetenschap en heeft de verleiding niet kunnen weerstaan om veel materiaal uit het Austronesische cultuurgebied op te nemen. 120 Dit alles neemt natuurlijk niet weg, dat het schrijven van deze omvangrijke en gedegen dissertatie binnen een periode van twee jaar geen geringe prestatie was. Missionair predikant voor de opleiding op Sumba, 1938-1942 Een hele overgang Na een lange reis met een onderbreking van enkele weken vakantie in Kaliurang, zette de familie Bergema op 4 oktober 1938 voet aan wal op Sumbanese bodem in Waikelo. Vervolgens werd zij in Karuni feestelijk begroet door de bevolking met erebogen, zang en toespraken. 121 Na een weekje logeren ten huize van de ressortszendeling Wiebe van Dijk namen zij hun intrek in een groot stenen huis, voorzien van bijgebouwen voor het onderwijs en de huisvesting van de leerlingen. Het was een hele overgang van Java naar Sumba en van Kebumen naar Karuni. In 1914 had Klaas van Dijk, Bergema’s voorganger en collega in Kebumen, Sumba bezocht. Het was hem opgevallen, hoe dun het eiland bevolkt was: “Op Sumba rijdt men uren en ontmoet nauwlijks menschen; hier kan men haast geen stap doen in eenige richting zonder Javanen te zien ...”. Hij vond de Sumbanezen achterlijk in vergelijking tot de Javanen: 119 Hendrik Bergema, De boom des levens in schrift en historie (Hilversum: J. Schipper Jr., 1938) 55-59. 120 Zie de recensie van dr. J. Ridderbos over het boek in GTT 40 (1939) 419-421. 121 Het gezin was op 13 juli 1938 aan boord gegaan van de Johan van Oldenbarneveld. De reis was op medisch advies onderbroken op Java voor een verblijf van enkele weken in Kaliurang bij Yogya. Zie: ZB, juli 1938, 141-143. 93

92www.cgfdejong.nl<br />

niet tot veel vertraging, zodat de promotie aan de Vrije Universiteit kon<br />

plaats vinden op 8 juli 1938.<br />

In een nabeschouwing op deze dag schreef Bergema, dat hij voor hem niet<br />

louter in het teken van de vreugde had gestaan. Er was ook “iets dat ons<br />

teleurstelde in de beoordeeling van den Senaat, die blijkbaar meer op de<br />

historische bijzonderheden in de aanteekeningen heeft gelet dan op het<br />

proefschrift als zoodanig”. Hij wist dat promoveren aan de VU op “een<br />

ethnologisch-godsdiensthistorisch onderwerp” zijn bezwaren had. De VU<br />

had nog geen leerstoel voor dit terrein van wetenschap en was daardoor ook<br />

niet in staat zijn werk naar waarde te schatten. Het oordeel van godsdiensthistorici<br />

en etnologen als H. Kraemer, H.Th. Fischer en A. van Deursen over<br />

het proefschrift was veel gunstiger en zelfs enthousiast. Bergema hoopte dat<br />

door de komst van dr. J.H. Bavinck de belangstelling “voor de problematiek<br />

der etnologie bij het licht van Gods Woord” ook in gereformeerde kring zou<br />

toenemen. 117 Deze terugblik op de promotie stemt overeen met wat dr. N.J.<br />

van Eikema Hommes erover schreef in 1969: “Bij zijn promotie ben ik<br />

geweest en tot vandaag toe zie ik nog de bittere teleurstelling op zijn gelaat,<br />

dat hij geen cum kreeg bij zijn promotie. Ik heb het ook niet begrepen. Nu ik<br />

na 30 jaar daarop en het toenmalige theologische bedrijf aan de VU terugzie,<br />

begrijp ik er wel iets van. Er was toen niemand in de faculteit, die dit werk<br />

naar zijn merites kon taxeren”. 118<br />

Bergema had zich in zijn proefschrift willen concentreren op de voorstellingen<br />

van “de boom des levens” in de religie en cultuur van Java. Dat zou goed<br />

hebben aangesloten bij zijn interesses en bij zijn bestudering van de Javaanse<br />

cultuur en mentaliteit in de voorafgaande jaren. Vanwege het ontbreken<br />

van de godsdienstwetenschap binnen de theologische faculteit en gezien de<br />

toenmalige opvattingen over de andere religies was dit echter niet uitvoerbaar.<br />

Hij koos daarom voor de oud-testamenticus Aalders als promotor en<br />

117 Bergema aan GDZ, 11 juli 1938, AGDZ 426. Dr. J.H. Bavinck (1895-1964), destijds<br />

docent aan de opleidingsschool te Yogyakarta, werd in 1939 de eerste gereformeerde<br />

hoogleraar in de zendingswetenschappen aan de VU en aan de Theologische Hogeschool<br />

te Kampen. Zie voor de godsdienstwetenschap aan de VU: D.C. Mulder, “Van elenctiek<br />

naar godsdienstwetenschap”, in: In rapport met de tijd. 100 jaar theologie aan de Vrije<br />

Universiteit 1880-1980 (Kampen, 1980) 182-197. In dit artikel merkt de auteur op, dat in<br />

zijn studententijd voor de komst van Bavinck in 1939 geen aparte aandacht aan de nietchristelijke<br />

godsdiensten gegeven werd.<br />

118 N.J.H., “In memoriam Meef (Prof. H. Bergema)”, Gereformeerd Weekblad, 7 juni 1969.<br />

Zie ook het oordeel van de etnoloog dr. J. van Baal over de dissertatie van Bergema, dat<br />

hierna wordt vermeld onder “In Japanse gevangenschap”. Vgl. de bijdrage van Leertouwer<br />

in deze bundel.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!