MIRA-T 2003 thema's - Milieurapport Vlaanderen MIRA
MIRA-T 2003 thema's - Milieurapport Vlaanderen MIRA MIRA-T 2003 thema's - Milieurapport Vlaanderen MIRA
Milieu- en natuurrapport Vlaanderen in zakformaat MIRA-T 2003 thema’s
- Page 2 and 3: 1 Mira-T 2001 in zakformaat
- Page 4 and 5: Inhoudstafel Steekkaart Vlaanderen
- Page 6 and 7: 2.4 Verspreiding van bestrijdingsmi
- Page 8 and 9: 2.18 Beheer van afvalstoffen 58 Aan
- Page 10 and 11: Steekkaart Vlaanderen Vlaanderen Be
- Page 12 and 13: index* 150 140 130 120 110 100 90 8
- Page 14 and 15: 1.2 Industrie Eco-efficiëntie van
- Page 16 and 17: 400 350 300 250 200 150 100 50 0 1.
- Page 18 and 19: Eco-efficiëntie van de energiesect
- Page 20 and 21: 1.4 Landbouw & visserij Eco-effici
- Page 22 and 23: 1.5 Verkeer & vervoer Eco-efficiën
- Page 24 and 25: 1.6 Handel & diensten Eco-efficiën
- Page 26 and 27: 1.7 Toerisme & recreatie Ruimtegebr
- Page 28 and 29: 2.1 Verspreiding van vluchtige orga
- Page 30 and 31: 2.2 PAK-emissie in lucht PAK-emiss
- Page 32 and 33: 2.3 Verspreiding van zware metalen
- Page 34 and 35: 2.4 Verspreiding van bestrijdingsmi
- Page 36 and 37: 2.5 Verspreiding van zwevend stof
- Page 38 and 39: 2.6 Ioniserende straling Vast nucl
- Page 40 and 41: 2.7 Lawaai Percentage van de bevol
- Page 42 and 43: 2.8 Stank ? Doelgroepen als veroorz
- Page 44 and 45: 2.10 Versnippering Toename van de
- Page 46 and 47: 2.11 Verstoring van de waterhuishou
- Page 48 and 49: 2.12 Vermesting Overschot op de bo
- Page 50 and 51: 2.13 Verzuring ☺ Potentieel verzu
Milieu- en natuurrapport <strong>Vlaanderen</strong> in zakformaat<br />
<strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> thema’s
1 Mira-T 2001 in zakformaat
Hebt u vragen of suggesties,<br />
dan kunt u ons contacteren<br />
op het volgende adres:<br />
<strong>MIRA</strong>, Milieu- en natuurrapport<br />
<strong>Vlaanderen</strong><br />
Vlaamse Milieumaatschappij<br />
Van Benedenlaan 34<br />
2800 Mechelen<br />
tel.: 015 451 466<br />
mira@vmm.be<br />
1 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Inleiding<br />
<strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat is het kleine broertje van het jaarlijkse themarapport<br />
van de Vlaamse Milieumaatschappij. Het zakboekje biedt een eigen<br />
selectie van de 175 indicatoren uit de verschillende hoofdstukken van<br />
<strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong>. Per indicator zijn telkens de voornaamste feiten en cijfers<br />
overzichtelijk samengevat. Sommige indicatoren waren ook al te vinden<br />
in de vorige edities van het zakboekje, andere indicatoren zijn nieuw.<br />
Nieuw dit jaar in <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> zijn de drie impacthoofdstukken met<br />
indicatoren voor de gevolgen van milieuverstoring voor mens, natuur en<br />
economie. Samen met de sector- en themahoofdstukken maakt dit de<br />
analyse van de milieuverstoringen in <strong>Vlaanderen</strong> completer. Dit jaar zijn<br />
er ook nieuwe themahoofdstukken over Niet-ioniserende straling,<br />
Gebruik van GGO’s en Verspreiding van gebromeerde vlamvertragers.<br />
Met deze wisselende thema’s wil <strong>MIRA</strong> inspelen op de actualiteit en zo<br />
goed mogelijk de vinger aan de pols houden van de milieutoestand in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>.<br />
We hopen dat deze VMM-uitgave u veel te bieden heeft.<br />
Het <strong>MIRA</strong>-projectteam, november <strong>2003</strong>
Inhoudstafel<br />
Steekkaart <strong>Vlaanderen</strong> 8<br />
Sectoren<br />
1.1 Bevolking 10<br />
Eco-efficiëntie van de bevolking<br />
Preventie-indicator: afval per consumptie-eenheid<br />
1.2 Industrie 12<br />
Eco-efficiëntie van de industrie<br />
Lozingen van CZV, N en zware metalen in bedrijfsafvalwater<br />
1.3 Energie 14<br />
Energiegebruik in <strong>Vlaanderen</strong><br />
Energie- en koolstofintensiteit van <strong>Vlaanderen</strong><br />
Eco-efficiëntie van de energiesector<br />
Productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen<br />
1.4 Landbouw & visserij 18<br />
Eco-efficiëntie van de landbouw & visserij<br />
Omvang en vangsten van de Belgische zeevisserij<br />
1.5 Verkeer & vervoer 20<br />
Eco-efficiëntie van het wegverkeer<br />
Marginale milieuschadekosten van wegvoertuigen<br />
1.6 Handel & diensten 22<br />
Eco-efficiëntie van handel & diensten: energiegebruik per eenheid activiteit<br />
Interne milieuzorg: papiergebruik in het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap<br />
1.7 Toerisme & recreatie 24<br />
Ruimtegebruik door toerisme & recreatie in <strong>Vlaanderen</strong>
Elke indicator van de milieuthema’s en gevolgen krijgt een eindbeoordeling aan de hand van een zogenaamde<br />
‘smiley’ of gezichtje. De evaluatie slaat op de veranderingen van de indicator over de weergegeven periode.<br />
☺ positieve evolutie, met de doelstelling binnen bereik<br />
onduidelijke evolutie of beperkte positieve evolutie, maar onvoldoende om de doelstelling te bereiken<br />
negatieve evolutie, verder weg van de doelstelling<br />
? nog onvoldoende informatie beschikbaar<br />
Thema’s<br />
2.1 Verspreiding van vluchtige organische stoffen (VOS) 26<br />
NMVOS-emissie in lucht<br />
☺ Benzeenconcentratie in omgevingslucht<br />
2.2 Verspreiding van producten van onvolledige verbranding (POV’s) 28<br />
PAK-emissie in lucht<br />
☺ Dioxineconcentratie in koemelk<br />
2.3 Verspreiding van zware metalen 30<br />
Emissie van zware metalen in oppervlaktewater:<br />
☺ As, Cd, Cr, Hg, Ni<br />
Cu, Pb, Zn<br />
Bioaccumulatie van zware metalen in palingen<br />
3 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat
2.4 Verspreiding van bestrijdingsmiddelen 32<br />
Druk op waterleven door gewasbescherming<br />
Bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater<br />
2.5 Verspreiding van zwevend stof 34<br />
Emissie van PM10 en PM2,5<br />
Jaargemiddelde PM10-concentratie<br />
2.6 Ioniserende straling 36<br />
Vast nucleair afval opgeslagen in afwachting van berging<br />
Blootstelling door radiologische onderzoeken en nucleaire geneeskunde<br />
2.7 Lawaai 38<br />
Percentage van de bevolking blootgesteld aan wegverkeergeluid boven 65 dB(A)<br />
? Gemiddeld aantal maandelijks vliegtuiggecorreleerde nachtelijke geluidspieken boven 75 dB(A)<br />
2.8 Stank 40<br />
? Doelgroepen als veroorzakers van ernstige tot extreme geurhinder<br />
2.9 Lichthinder 41<br />
Kunstmatige hemelluminantie (hemelgloed)<br />
2.10 Versnippering 42<br />
Toename van de bebouwing<br />
2.11 Verstoring van de waterhuishouding 44<br />
Afstroming van verharde en niet verharde oppervlakte<br />
Ondiepe grondwaterstand in natuurgebieden
2.12 Vermesting 46<br />
Overschot op de bodembalans van de landbouw<br />
Rode Lijst hogere planten ingedeeld naar stikstoftolerantie<br />
2.13 Verzuring 48<br />
☺ Potentieel verzurende emissie<br />
Verzurende depositie<br />
2.14 Fotochemische luchtverontreiniging 50<br />
☺ Jaaroverlast (AOT60ppb-max8u) voor de gezondheid en<br />
jaargemiddelde (GMD-max8u) van ozon<br />
☺ Ruimtelijke verspreiding van de ozonoverlast voor de gezondheid<br />
2.15 Aantasting van de ozonlaag 52<br />
☺ Emissie van ozonafbrekende stoffen<br />
Dikte van de ozonlaag boven Ukkel, poolgebied en de evenaarszone<br />
2.16 Klimaatverandering 54<br />
Emissie van broeikasgassen<br />
Evolutie van de neerslag<br />
2.17 Gebruik van grondstoffen 56<br />
Totale Materialen Behoefte<br />
Directe Materialen Input t.o.v. het BBP <strong>Vlaanderen</strong><br />
5 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat
2.18 Beheer van afvalstoffen 58<br />
Aangeboden hoeveelheid huishoudelijk afval:<br />
totaal<br />
☺ terminaal te verwijderen<br />
Hoeveelheid gestort bedrijfsafval<br />
2.19 Kwaliteit oppervlaktewater 60<br />
Gemiddelde concentratie NH4-N, NO3-N, o-PO4, CZV en O2 Belgische Biotische Index (BBI)<br />
2.20a Kwaliteit bodem: verontreiniging 62<br />
Evolutie van het gekend aantal verontreinigde gronden<br />
? Gekend aantal verontreinigde gronden met minerale olie in 2002<br />
2.20b Kwaliteit bodem: erosie 64<br />
Erosiviteit van de neerslag<br />
Bodemerosie in <strong>Vlaanderen</strong><br />
2.21 Niet-ioniserende straling 66<br />
Bevolking blootgesteld aan gemiddeld B-veld van 0,4 µT<br />
☺ Elektrisch veld rond GSM-zendmasten<br />
2.22 Gebruik van GGO’s 68<br />
? Oppervlakte veldproeven met transgene gewassen in België<br />
? Oppervlakte transgene gewassen wereldwijd<br />
2.23 Verspreiding van PCB’s 70<br />
☺ Nog te vernietigen PCB-houdende apparaten<br />
PCB-concentratie in voedsel
2.24 Verspreiding van gebromeerde vlamvertragers 72<br />
Gebruik van gebromeerde vlamvertragers<br />
Concentratie van gebromeerde vlamvertragers in paling uit oppervlaktewater<br />
Gevolgen voor mens, natuur en economie<br />
3.1 Mens 74<br />
? Verloren gezonde levensjaren (DALY’s) in <strong>Vlaanderen</strong><br />
? Biomonitoring van genotoxische stoffen<br />
3.2 Natuur 76<br />
Amfibieën<br />
Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)<br />
3.3 Economie 78<br />
Verschuiving van belastingen op arbeid naar milieuschadelijke activiteiten<br />
Internalisering van de externe kosten van wegverkeer<br />
7 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat
Steekkaart <strong>Vlaanderen</strong><br />
<strong>Vlaanderen</strong> België EU-15<br />
Totale bevolking (2002): 5 972 781 10 309 725 379,6 miljoen<br />
Oppervlakte: 13 522 km2 32 545 km2 3 246 462 km2 Hoofdstad: Brussel Brussel Brussel<br />
Hoogste punt: Voeren (288 m) Botrange (694 m) Mont Blanc (4 810 m)<br />
Bevolkingsdichtheid (2002): 442 inwoners/km2 317 inwoners/km2 117 inwoners/km2 Aantal private huishoudens (2002): 2 434 346 4 319 040 155,0 miljoen (2000)<br />
Groei bevolking (1990-2002): 4,1 % 3,6 % 4,4 %<br />
Groei aantal huishoudens (1991-2002): 10,5 % 10,9 % ..<br />
Gemiddeld aantal personen per huishouden (2002): 2,45 2,39 2,43 (2000)<br />
Aandeel bevolking 65 jaar en ouder in 2002: 17,1 % 16,9 % 16,3 %<br />
Aandeel bevolking jonger dan 15 jaar in 2002: 16,8 % 17,6 % 16,8 %<br />
Bruto Binnenlands Product* (BBP) (2002): 149,6 miljard euro 261,7 miljard euro 8 827 miljard euro (2001)<br />
BBP* per inwoner (2002):<br />
Jaarlijkse gemiddelde reële groei BBP tijdens<br />
25 048 euro 25 385 euro 23 180 euro (2001)<br />
1996-2002: 2,3 % 2,1 % 2,3 %<br />
1990-1995: 1,7 % 1,6 % 1,6 %<br />
Uitvoer als percentage van BBP (2000): 104 % 81 % 11 %<br />
Werkzaamheidsgraad** (2001): 63,4 % 59,9 % 63,8 %<br />
Werkloosheidsgraad*** (2001): 4,0 % 6,6 % 7,6 %
Aantal gemeenten: 308 589 ..<br />
Bebouwde oppervlakte (2002): 2 266 km2 (16,8 %) 3 547 km2 Aantal dodelijke verkeersslachtoffers per<br />
(10,8 %) ..<br />
100 000 inwoners (2000):<br />
Levensverwachting (bij geboorte) (2000)<br />
14,6 14,4 10,9<br />
mannen: 76,0 jaar 74,4 jaar 75,3 jaar<br />
vrouwen: 81,9 jaar 80,8 jaar 81,4 jaar<br />
* cijfers uitgedrukt in werkelijke prijzen, ** aantal werkenden (*** werklozen) als % van de bevolking op beroepsactieve leeftijd<br />
(15-64 jaar)<br />
.. = niet beschikbaar<br />
Bron: APS, Eurostat Yearbook <strong>2003</strong>, Kadaster, <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong>, NIS, VRIND 2002.<br />
9 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat
index*<br />
150<br />
140<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
1.1 Bevolking<br />
Eco-efficiëntie van de bevolking<br />
1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002<br />
huishoudelijk afval<br />
koopkracht<br />
oppervlakte voor wonen<br />
energiegebruik<br />
huishoudens<br />
CZV (afvalwater)<br />
terminaal te verwijderen<br />
huishoudelijk afval<br />
* Het referentiejaar van koopkracht, oppervlakte voor wonen, energiegebruik,<br />
huishoudens en CZV (chemisch zuurstofverbruik) is 1990, dat<br />
van huishoudelijk afval en terminaal te verwijderen huishoudelijk<br />
afval 1991.<br />
Bron: NIS, VMM, Vito-Energiebalans, OVAM.<br />
De oppervlakte voor wonen neemt nog steeds toe en stijgt<br />
sneller dan de toename van huishoudens. Sinds 2000 lijkt de<br />
hoeveelheid huishoudelijk afval te stagneren en het energiegebruik<br />
vertoont de laatste jaren een dalende trend. Het is afwachten<br />
of deze verbetering zich verder zet en of de bevolking<br />
er in slaagt ontkoppeling te realiseren. De huishoudelijke belasting<br />
van het oppervlaktewater (CZV) is dankzij het<br />
gevoerde waterzuiveringsbeleid duidelijk afgenomen sinds<br />
1992. De hoeveelheid terminaal te verwijderen afval daalt<br />
sinds 1996 door de sterke groei van de selectieve inzameling.<br />
Beide drukindicatoren vertonen een absolute ontkoppeling.<br />
huishoudens<br />
koopkracht<br />
totaal<br />
huishoudelijk<br />
afval<br />
oppervlakte<br />
voor<br />
wonen<br />
energiegebruik<br />
CZV<br />
terminaal<br />
te<br />
verwijderen<br />
afval<br />
kg/inw.<br />
x 1 000 euro/inw. kg/inw. m2 /inw. GJ/inw. kg/inw.<br />
1990/1991 2 198 7 687 405 212 35,6 22,4 330<br />
2001/2002 2 438 9 609 555 258 38,5 15,7 169<br />
inw. = inwoner
Preventie-indicator: afval per consumptie-eenheid<br />
index (1996 = 100)<br />
110<br />
108<br />
106<br />
104<br />
102<br />
100<br />
98<br />
96<br />
94<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001<br />
Bron: OVAM.<br />
productaankopen<br />
consumptie-afval<br />
preventie-indicator<br />
11 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Het consumptie-afval of het afval voortgebracht door de<br />
consumptie van huishoudens daalt in de periode 1996-2001.<br />
De productaankopen of de uitgaven van een gezin aan producten<br />
die afval voortbrengen, vertonen een stijgend verloop. De<br />
preventie-indicator of de verhouding tussen beide, wijst op<br />
ontkoppeling: per euro die geconsumeerd wordt, is er een<br />
dalende trend in afvalproductie vast te stellen. De oorzaak kan<br />
zowel bij de consumenten liggen (er wordt gelet op de<br />
hoeveelheid afval bij aankoop) als bij de producenten (minder<br />
verpakkingen, meer herbruikbare verpakkingen).
1.2 Industrie<br />
Eco-efficiëntie van de industrie<br />
index (1990 = 100)<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002<br />
afvalproductie<br />
productie-index<br />
energetisch<br />
energiegebruik<br />
broeikasgassen<br />
Bron: NIS, OVAM, Vito-Energiebalans, VMM.<br />
watergebruik<br />
verzurende stoffen<br />
CZV in afvalwater<br />
zware metalen in<br />
afvalwater<br />
De productie-index (conjunctuurindicator voor de industriële<br />
productie) steeg tussen 1990-2002 met 26 %. De emissies van<br />
verzurende stoffen en NMVOS daalden dankzij o.a. procesgeïntegreerde<br />
maatregelen, gebruik van DeNOx- en DeSOxinstallaties,<br />
overschakeling op zwavelarme brandstof, gebruik<br />
van oplosmiddelen met een lager NMVOS-gehalte … Het<br />
energetisch energiegebruik, de daaraan gekoppelde broeikasgasemissies<br />
en de afvalproductie stegen. De lozingen van o.a.<br />
CZV, N en zware metalen in afvalwater kenden een dalend<br />
verloop dankzij een hogere efficiëntie van zuiveringsprocédés,<br />
hernieuwde processen …<br />
1990<br />
1994<br />
1998<br />
2002<br />
productieindex<br />
100<br />
100<br />
113<br />
126<br />
afvalproductie<br />
kton<br />
9 283*<br />
12 279<br />
12 444<br />
13 917**<br />
energetisch<br />
energiegebruik<br />
PJ<br />
313<br />
343<br />
389<br />
386<br />
emissie<br />
verzurende<br />
stoffen<br />
10 6 Zeq<br />
3 196<br />
2 279<br />
2 026<br />
1 663<br />
* 1992, ** 2001; CZV = chemisch zuurstofverbruik, Zeq = zuurequivalenten<br />
CZV in<br />
afvalwater<br />
ton<br />
81 066*<br />
68 714<br />
50 715<br />
40 120
Lozingen van CZV, N en zware metalen in bedrijfsafvalwater<br />
CZV (kton O 2)<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
N (kton)<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
zware metalen<br />
(ton metaalequivalenten)<br />
0 0 0<br />
1992 1996 2000 2001 2002 1992 1996 2000 2001 2002 1992 1996 2000 2001 2002<br />
chemie<br />
metaal<br />
voeding<br />
textiel<br />
600<br />
500<br />
400<br />
300<br />
200<br />
100<br />
papier<br />
CZV = chemisch zuurstofverbruik, BZV = biochemisch zuurstofverbruik<br />
Bron: VMM.<br />
13 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
andere<br />
De industriële lozingen van BZV en CZV daalden<br />
aanzienlijk over de periode 1992-2002: met 57 %<br />
voor BZV en met 51 % voor CZV. De belangrijkste<br />
reducties vonden plaats in de voedings- en textielnijverheid<br />
en de ‘andere’ industrieën. Voor de<br />
zware metalen is de totale emissie tussen 1992 en<br />
2002 met 74 % gedaald, hoofdzakelijk in de<br />
periode tot en met 1995. De grootste lozers zijn de<br />
metaalsector (43 %) en de chemie (24 %). De lozingen<br />
van stikstof en fosfor daalden onafgebroken<br />
en lagen in 2002 beduidend lager dan in 1992<br />
(respectievelijk -42 % en -60 %).<br />
In 2002 bedroeg het totale geloosde debiet van<br />
bedrijfsafvalwater 213 miljoen m 3 . Tot halfweg de<br />
jaren ’90 was er een stijging waar te nemen, maar<br />
sinds 1999 daalt het geloosde debiet. Dit is o.a. te<br />
danken aan verhoogde heffingen op grondwaterwinning<br />
en op afvalwaterlozingen, waardoor<br />
meer en meer bedrijven spaarzamer omgaan met<br />
water.
400<br />
350<br />
300<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
1.3 Energie<br />
Energiegebruik in <strong>Vlaanderen</strong><br />
energiegebruik (PJ)<br />
energie<br />
bevolking<br />
industrie<br />
energetisch<br />
industrie<br />
niet-energetisch<br />
netto binnenlands energiegebruik<br />
bruto binnenlands energiegebruik (BBE)<br />
1990 1995 2000 2001 2002*<br />
* voorlopige cijfers<br />
Bron: Vito-Energiebalans.<br />
landbouw & visserij<br />
verkeer & vervoer<br />
handel & diensten<br />
Het bruto binnenlands energiegebruik (BBE) in <strong>Vlaanderen</strong><br />
steeg met 35,6 % tussen 1990 en 2002. De stijging is het grootst<br />
bij industrie, handel & diensten en verkeer & vervoer. Landbouw<br />
& visserij laat als enige sector een daling optekenen. De<br />
stijging voor industrie is vnl. het gevolg van een toegenomen<br />
niet-energetisch eindgebruik (inzet van energiedragers als<br />
grondstof). Het energiegebruik bij handel & diensten is deels<br />
klimaatgebonden, maar nam vooral toe door het groeiend<br />
aantal kantoren en handelsruimtes. Bij verkeer & vervoer blijken<br />
de technologische verbeteringen nog onvoldoende om het<br />
effect van een verhoogde vraag naar mobiliteit te compenseren.<br />
Een kwart van het BBE gaat binnen de energiesector verloren bij<br />
de omzetting van de ene energievorm naar de andere of bij het<br />
transport en de distributie van energie naar de eindgebruikers.<br />
(PJ) energie bevolking industrie landbouw<br />
& visserij<br />
verkeer &<br />
vervoer<br />
handel &<br />
diensten<br />
1990 337,4 204,4 403,1 34,1 161,9 55,4<br />
2002* 383,7 230,1 663,5 29,9 223,8 89,3
Energie- en koolstofintensiteit van <strong>Vlaanderen</strong><br />
index (1990 = 100)<br />
140<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
1990 1994 1996 1998 2000 2002<br />
bruto binnenlands<br />
energiegebruik (BBE)<br />
BBP <strong>Vlaanderen</strong><br />
energiegerelateerde<br />
CO 2-emissie<br />
energie-intensiteit*<br />
koolstofintensiteit**<br />
* energie-intensiteit = hoeveelheid BBE per eenheid BBP uitgedrukt in constante prijzen van 1990<br />
** koolstofintensiteit = hoeveelheid energiegerelateerde CO2-emissie per eenheid BBE<br />
Bron: Vito-Energiebalans, APS.<br />
15 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
De energie-intensiteit – die de energie-afhankelijkheid van<br />
<strong>Vlaanderen</strong> in beeld brengt – daalde onafgebroken sinds 1998,<br />
maar lag in 2002 nog 6,2 % hoger dan in 1990. De recente afname<br />
komt vooral door het toenemend economisch belang<br />
van de minder energie-intensieve sector handel & diensten in<br />
vergelijking met de industrie.<br />
De koolstofintensiteit meet hoe succesvol het beleid is in de<br />
beperking van de CO2-emissie als gevolg van het (energetisch)<br />
gebruik van koolstofintensieve brandstoffen. De daling van<br />
de koolstofintensiteit begin de jaren ’90 kwam er niet zozeer<br />
dankzij een overschakeling naar minder koolstofintensieve<br />
brandstoffen of de efficiëntere inzet van fossiele brandstoffen,<br />
maar door de sterke toename van het industrieel nietenergetisch<br />
energiegebruik. Om de energie-afhankelijkheid te<br />
beperken en in het kader van de klimaatproblematiek voert<br />
de Vlaamse overheid momenteel een beleid rond rationeel<br />
energiegebruik (REG).
Eco-efficiëntie van de energiesector<br />
index (1995 = 100)<br />
160<br />
150<br />
140<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
energetische output<br />
eigen energiegebruik & energieverliezen<br />
broeikasgassen<br />
watergebruik incl. koelwater<br />
ozonprecursoren<br />
verzurende stoffen<br />
Bron: Vito, VMM.<br />
De energetische output van de energiesector – dit is de som<br />
van de energie-inhoud van zijn eindproducten zoals benzines<br />
of elektriciteit – nam sterk toe in de periode 1995-2002: +52 %.<br />
Ondanks deze stijging slaagde de sector erin zijn milieudruk<br />
terug te dringen. De emissie van de broeikasgassen schommelt<br />
al jaren rond het niveau van 1995, maar de emissies van<br />
verzurende stoffen en ozonprecursoren blijven afnemen. Ook<br />
het watergebruik (incl. aanzienlijke hoeveelheden koelwater)<br />
vertoont een onafgebroken dalende trend. Het eigen energiegebruik<br />
en de energieverliezen van de sector nemen minder<br />
uitgesproken toe dan de energetische output.<br />
energetische<br />
output<br />
PJ<br />
eigen<br />
energiegebruik<br />
en<br />
-verliezen<br />
PJ<br />
watergebruik<br />
10 6 m 3<br />
broeikasgassen<br />
kton CO 2-eq<br />
emissie<br />
ozonprecursoren<br />
ton TOFP<br />
verzurende<br />
stoffen<br />
10 6 Zeq<br />
1995 1 403 340 3 325 22 768 79 939 4 127<br />
2002 2 136 384 2 657* 22 939 45 941 1 633<br />
* 2001 i.p.v. 2002; TOFP = Troposferic Ozone Forming Potential, Zeq = zuurequivalenten
Productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen<br />
elektriciteit (GWh)<br />
200<br />
180<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
andere (1)<br />
PV / zon (2)<br />
wind<br />
biomassa (3)<br />
waterkracht<br />
(1)<br />
co-verbranding van hout, slib en/of olijfpitten + vergisting organisch<br />
afval, (2) jaarlijks meeverrekend maar nagenoeg verwaarloosbaar, (3) waterzuiveringsslib,<br />
mest, groente-, fruit- en tuinafval of GFT en stortgas<br />
Bron: ODE.<br />
17 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Van alle elektriciteit geproduceerd in <strong>Vlaanderen</strong> werd<br />
177 859 MWh of 0,38 % opgewekt d.m.v. hernieuwbare energiebronnen<br />
in 2002. Dit betekent een stijging met 95 % t.o.v. 2001.<br />
Windenergie, biomassa en ‘andere’ blijken daarbij ongeveer<br />
even belangrijke bronnen. Door de beperkte hoogteverschillen<br />
blijft het aandeel van waterkracht beperkt. De stroomproductie<br />
d.m.v. fotovoltaïsche cellen is moeilijk in te schatten, maar<br />
bedraagt waarschijnlijk minder dan 0,5 % van de opwekking<br />
van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen.<br />
Iedere elektriciteitsleverancier is sinds 1 januari 2002 verplicht<br />
om een minimumaandeel van zijn verkoop aan eindafnemers<br />
te betrekken uit hernieuwbare energiebronnen in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>. Dit minimumaandeel bedroeg 0,8 % in 2002 en<br />
zal verder toenemen tot 6%in2010.In2002kwamende<br />
leveranciers maar aan 0,38 % van de stroom geleverd via de<br />
distributienetten. Voor elke ontbrekende MWh dienden ze een<br />
boete van 75 euro te betalen.<br />
(MWh) biomassa (3) wind waterkracht PV / zon (2) andere (1)<br />
1994 2 050 8 960 1 600 20 0<br />
2002 58 205 56 267 2 712 572 60 103
1.4 Landbouw & visserij<br />
Eco-efficiëntie van de landbouw & visserij<br />
index (1995 = 100)<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
bruto toegevoegde<br />
broeikasgasemissie<br />
waarde basisprijzen<br />
energiegebruik<br />
druk op waterleven<br />
door gewasbescherming<br />
verzurende stoffen<br />
vermestende stoffen<br />
* voorlopige cijfers; bruto toegevoegde waarde in constante prijzen,<br />
Seq = verspreidingsequivalenten, Meq = vermestingsequivalenten,<br />
Zeq = zuurequivalenten<br />
Bron: CLE, VMM, NBB, Vito, UGent, VLM.<br />
De milieudruk van de landbouw & visserij neemt af. Vooral de<br />
verzurende en vermestende emissie daalden sterk met meer<br />
dan 35 % sinds 1990. Drijvende krachten achter de daling in<br />
2001 zijn de kleiner wordende veestapel, het dalende kunstmestgebruik<br />
en geringere nutriënteninhoud van het veevoeder.<br />
De dalende veestapel en het geringere energiegebruik in<br />
de glastuinbouw verklaren de dalende broeikasgasemissie. De<br />
druk op het waterleven door gewasbescherming is gedaald in<br />
de periode 1990-1995 maar neemt sindsdien weer licht toe.<br />
bruto<br />
toegevoegde<br />
waarde<br />
10 6 euro<br />
energiegebruik<br />
PJ<br />
gewasbescherming<br />
10 9 Seq<br />
vermestende<br />
stoffen<br />
Meq<br />
emissie<br />
verzurende<br />
stoffen<br />
10 6 Zeq<br />
broeikasgassen<br />
kton CO 2-eq<br />
1990 .. 34,1 39,8 57,9 6 060 11 090<br />
1995 2 049 35,1 31,1 51,6 4 998 11 279<br />
2001 2 241 30,7 33,1 32,1 3 881 10 374<br />
2002* .. 29,9 .. 30,3 3 796 10 172<br />
.. = niet beschikbaar
Omvang en vangsten van de Belgische zeevisserij<br />
index (1980 = 100)<br />
180<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
1980 1985 1990 1995 1997 1999 2001<br />
vermogen (kW) per vaartuig<br />
vangst demersale vis<br />
aantal vaartuigen<br />
Demersale vis (bodembewonend): bv. kabeljauw, schol, tong, rog …<br />
Bron: Ministerie van Verkeer en Infrastructuur en Ministerie van de<br />
Vlaamse Gemeenschap, Dienst Zeevisserij.<br />
19 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Het aantal vaartuigen en het gemiddelde vermogen (in kilowatt)<br />
per vaartuig geeft een indicatie van de visserijinspanning.<br />
In vergelijking met 1980 is het aantal vaartuigen<br />
gedaald met 37 %. Het gemiddelde vermogen per vaartuig is<br />
gedurende dezelfde periode gestegen met ca. 70 %. Dit is een<br />
effect van het Europese visserijbeleid. Ten opzichte van 1980<br />
is de totale Belgische visaanvoer met 33 % gedaald. In het<br />
Noordoosten van de Atlantische Oceaan, waartoe de Noordzee<br />
gerekend wordt, en in de Baltische zee bevindt 27 % van de<br />
visstocks zich buiten de veilige biologische grenzen. Daarom<br />
werd in <strong>2003</strong> het Europese visserijbeleid grondig hervormd<br />
(bv. stopzetten van overheidssteun voor nieuwbouw van vissersvaartuigen).<br />
1980 1990 1995 2001<br />
vangst demersale vis (ton) 35 053 35 088 28 197 24 737<br />
aantal vaartuigen 208 201 155 130<br />
vermogen per vaartuig (kW) 302 384 426 510
1.5 Verkeer & vervoer<br />
Eco-efficiëntie van het wegverkeer<br />
personenvervoer<br />
index (1990 = 100)<br />
180<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
goederenvervoer<br />
index (1990 = 100)<br />
60<br />
60<br />
'90 '92 '94 '96 '98 '00 '02* '90 '92 '94 '96 '98 '00 '02*<br />
personen<br />
goederen<br />
energiegebruik<br />
energiegebruik<br />
personen<br />
goederen<br />
personenkilometers<br />
tonkilometers<br />
personen<br />
goederen<br />
milieuschadekosten<br />
BBP<br />
milieuschadekosten<br />
* voorlopige cijfers; Bruto Binnenlands Product (BBP) in constante prijzen<br />
Bron: APS; Labeeuw, <strong>2003</strong>; Vito-Energiebalans; Vito; VMM.<br />
180<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
De groei van het personenvervoer over de weg volgde de groei<br />
van het BBP in de periode 1990-2002, met uitzondering van het<br />
jaar 2000. Tussen het energiegebruik en het personenvervoer<br />
over de weg doet zich nog geen ontkoppeling voor. Er is echter<br />
wel een absolute ontkoppeling tussen de milieuschadekosten<br />
(luchtvervuiling en klimaatverandering) en de personenkilometers.<br />
In 2002 waren de milieuschadekosten nagenoeg 30 %<br />
lager dan in 1990, dit als gevolg van de steeds strengere Europese<br />
emissienormen.<br />
De transportstromen van het goederenvervoer over de weg kenden<br />
in de periode 1990-2001 een veel sterkere groei dan het BBP.<br />
Het energiegebruik van het goederenvervoer over de weg steeg<br />
in deze periode sterker dan de tonkilometers. De milieuschadekosten<br />
stegen minder sterk en daalden in 2002 voor het eerst.<br />
BBP<br />
10 9 euro<br />
personenkm<br />
10 9<br />
tonkm<br />
10 9<br />
energiegebruik<br />
personen<br />
PJ<br />
energiegebruik<br />
goederen<br />
PJ<br />
MSK<br />
personen<br />
10 6 euro<br />
MSK<br />
goederen<br />
10 6 euro<br />
1990 91,3 52,1 19,3 113,0 42,4 1 254 540<br />
2002 116,5 63,5 30,0* 144,0 71,5 892 652<br />
* cijfer voor 2001; MSK = milieuschadekosten
5,0<br />
4,5<br />
4,0<br />
3,5<br />
3,0<br />
2,5<br />
2,0<br />
1,5<br />
1,0<br />
0,5<br />
0<br />
Marginale milieuschadekosten van wegvoertuigen<br />
marginale milieuschadekosten<br />
(euro/100 personenkm)<br />
marginale milieuschadekosten<br />
(euro/100 tonkm)<br />
20<br />
18<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
90 96 02* 90 96 02* 90 96 02* 90 96 02* 90 96 02* 90 96 02* 90 96 02*<br />
benzine<br />
personenwagen<br />
LPG diesel<br />
bus moto vrachtwagen<br />
zware lichte<br />
klimaat luchtverontreiniging<br />
* voorlopige cijfers; marginale milieuschadekost: milieuschadekost veroorzaakt<br />
door een bijkomende personen- of tonkilometer<br />
Bron: Vito, VMM.<br />
21 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
In de periode 1990-2002 zijn de marginale milieuschadekosten<br />
(luchtverontreiniging en klimaatverandering)<br />
per vervoersprestatie voor elke voertuigcategorie<br />
gedaald. Dit is het gevolg van<br />
dalende schadekosten gerelateerd aan luchtverontreiniging,<br />
door de implementatie van<br />
Europese richtlijnen voor het beperken van de<br />
emissies. Bij het personenvervoer is de LPG-wagen<br />
het meest milieuvriendelijk, de benzinewagen<br />
scoort iets minder goed. Hoewel de bus een schaalvoordeel<br />
heeft, komt hij in 2002 pas op de derde<br />
plaats qua kosten per personenkilometer. De moto<br />
is tweemaal meer belastend voor het milieu dan<br />
de LPG-wagen. De dieselauto heeft de hoogste<br />
milieuschadekosten omwille van zijn deeltjesuitstoot.<br />
Bij het goederenvervoer vertonen de<br />
lichte vrachtwagens de hoogste milieuschadekosten,<br />
zij hebben niet het schaalvoordeel (laadcapaciteit)<br />
van de zware vrachtwagens.
1.6 Handel & diensten<br />
Eco-efficiëntie van handel & diensten: energiegebruik per eenheid activiteit<br />
index (1995 = 100)<br />
180<br />
170<br />
160<br />
150<br />
140<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001<br />
hotels en restaurants<br />
(per eenheid bruto<br />
toegevoegde waarde)<br />
handel (per eenheid<br />
bruto toegevoegde waarde)<br />
gezondheidszorg<br />
(per ziekenhuisbed)<br />
onderwijs (per leerling)<br />
totaal handel & diensten<br />
(per eenheid bruto<br />
toegevoegde waarde)<br />
kantoren en administratie<br />
(per werknemer)<br />
Bruto toegevoegde waarde in constante prijzen; energiegebruik gecorrigeerd volgens<br />
de graaddagenmethode zodat het effect van temperatuurschommelingen wordt<br />
weggefilterd.<br />
Bron: Administratie Gezondheidszorg, <strong>2003</strong>; APS; NBB; RSZ, <strong>2003</strong>; Vito-Energiebalans.<br />
De eco-efficiëntie van handel & diensten verslechterde<br />
tijdens de periode 1995-2001: per eenheid<br />
activiteit lag het energiegebruik in 2001 in alle<br />
deelsectoren – uitgezonderd kantoren en administratie<br />
– hoger dan in 1995. In de meeste deelsectoren<br />
is er wel een verbetering merkbaar sinds 2000<br />
of 2001. Ook voor de totale sector is dit het geval,<br />
maar in 2001 was per eenheid bruto toegevoegde<br />
waarde toch nog 5 % meer energie nodig dan in<br />
1995. De deelsector hotels en restaurants scoorde<br />
het slechtst: het energiegebruik steeg tussen 1995<br />
en 2001 met 62 %, terwijl de bruto toegevoegde<br />
waarde met 5 % daalde. Bij kantoren en administratie<br />
steeg de activiteitsindicator (+23 %) sterker<br />
dan het energiegebruik (+22 %) en is er dus sprake<br />
van een – zeer beperkte – relatieve ontkoppeling.
Interne milieuzorg: papiergebruik in het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap<br />
aantal per personeelslid kg per personeelslid<br />
9 400<br />
9 350<br />
9 300<br />
9 250<br />
9 200<br />
9 150<br />
9 100<br />
9 382<br />
9 289<br />
9 217<br />
9 367<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
1998 1999 2000 2001<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001<br />
kopieën<br />
aangekocht kringlooppapier<br />
TCF = chloorvrij gebleekt standaardpapier<br />
Bron: Afdeling Aankoopbeheer, Departement AZF.<br />
23 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
aangekocht TCF-papier<br />
Jaarlijks worden er gemiddeld 9 300 kopieën<br />
(links) per personeelslid gemaakt op fotokopieertoestellen<br />
in het Ministerie van de Vlaamse<br />
Gemeenschap, of ongeveer 44 kopieën per personeelslid<br />
per werkdag. Sensibilisatieacties hebben<br />
nog niet tot een vermindering van het aantal<br />
kopieën geleid. Bovendien is de aankoop van standaardpapier<br />
(rechts) – dat gebruikt wordt in de<br />
fotokopieertoestellen maar ook in printers en de<br />
4 kopiecentrales – sterk gestegen. In 2001 werd<br />
bijna 100 kg standaardpapier per personeelslid<br />
aangekocht wat vergelijkbaar is met 20 000 vellen<br />
A4. Door het massaal installeren van PC’s en<br />
printers is het aantal afdrukken sterk gestegen.<br />
Terwijl elektronische communicatie vaak gezien<br />
wordt als een middel om aan papierbesparing te<br />
doen, blijkt dit een omgekeerd effect te hebben.<br />
Wel positief is dat het aandeel van kringlooppapier<br />
toeneemt.
1.7 Toerisme & recreatie<br />
Ruimtegebruik door toerisme & recreatie<br />
Ruimtegebruik recreatieterreinen en gebouwen voor recreatie en sport (2002)<br />
oppervlakte (ha)<br />
0 - 20<br />
20 - 40<br />
40 - 90<br />
90 - 175<br />
175 - 387<br />
0 5 10 20<br />
N<br />
30 40 50 km<br />
Cijfers hebben betrekking op 2002. Bron: NIS.<br />
Bron: Toerisme <strong>Vlaanderen</strong> o.b.v. kadastergegevens.<br />
bodembezetting (x 1 000 ha)<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
totaal toerisme<br />
& recreatie<br />
tuinen en parken<br />
gebouwen voor<br />
recreatie en sport<br />
recreatieterreinen
Ruimte (liefst een aantrekkelijke en groene omgeving)<br />
vormt een belangrijke voorwaarde voor toerisme & recreatie.<br />
Toeristische activiteiten staan echter in concurrentie<br />
met andere functies zoals wonen, natuur, bedrijven, landbouw<br />
… Toerisme & recreatie veroorzaakt ook een druk op<br />
het milieu door betreding en gebruik van natuur, gebruik<br />
van energie en water, productie van afval en afvalwater,<br />
hinder, uitstoot van schadelijke stoffen door transport …<br />
25 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Het ruimtegebruik in <strong>Vlaanderen</strong> door parken en tuinen<br />
(met een relatief beperkte druk op het milieu) neemt af,<br />
maar het ruimtegebruik door ‘harde’ toeristischrecreatieve<br />
infrastructuur (recreatieterreinen en gebouwen<br />
voor recreatie en sport) stijgt. De inplanting van deze<br />
infrastructuur kan leiden tot versnippering en verstoring<br />
van natuurlijke biotopen. In de belangrijkste toeristische<br />
regio’s zoals de kust, de Kempen en de Kunststeden is de<br />
druk door harde toeristisch-recreatieve infrastructuur op<br />
de ruimte het grootst.
2.1 Verspreiding van vluchtige organische stoffen (VOS)<br />
NMVOS-emissie in lucht<br />
NMVOS-emissie (kton)<br />
300<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002*<br />
natuur & tuinen<br />
energie<br />
handel & diensten<br />
industrie<br />
verkeer & vervoer<br />
bevolking<br />
landbouw & visserij<br />
doel 2010<br />
* voorlopige cijfers; NMVOS = niet-methaan vluchtige organische stoffen<br />
Bron: VMM.<br />
In 2002 lag de NMVOS-emissie voor <strong>Vlaanderen</strong> 36 % lager dan<br />
in 1990 vooral dankzij inspanningen in de industrie en in het<br />
verkeer & vervoer. De emissies werden herberekend t.o.v. de<br />
vorige jaren (bv. aanpassing gegevens van het wagenpark).<br />
Binnen de industrie blijven de chemie, de metaalverwerking<br />
en de grafische nijverheid de belangrijkste bronnen. Deze<br />
deelsectoren hebben wel reeds grote emissiereducties verwezenlijkt<br />
door invoering van o.a. thermische of katalytische<br />
verbranding, damprecuperatie, watergebaseerde inkten, minder<br />
vluchtige solventen en gesloten systemen. De emissiedaling<br />
bij verkeer & vervoer is het gevolg van wagennormeringen,<br />
reglementering inzake vluchtigheid en benzeengehalte<br />
van benzine en de verdieselijking van het wagenpark (diesel<br />
bevat minder NMVOS dan benzine).<br />
(ton) bevolking industrie energie verkeer &<br />
vervoer<br />
handel &<br />
diensten<br />
natuur &<br />
tuinen<br />
1990 19 197 109 290 19 127 81 879 11 352 13 108<br />
1995 20 251 96 205 18 051 65 344 8 864 14 440<br />
2002* 20 570 70 150 15 615 36 728 7 627 12 893
☺ Benzeenconcentratie in omgevingslucht<br />
benzeenconcentratie (µg/m 3 )<br />
4,0<br />
3,5<br />
3,0<br />
2,5<br />
2,0<br />
1,5<br />
1,0<br />
0,5<br />
0<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
industriegebied<br />
stedelijk gebied<br />
niet-stedelijk gebied<br />
Bron: VMM.<br />
27 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
De gemiddelde benzeenconcentratie in de omgevingslucht<br />
(op 8 meetplaatsen) daalde met een factor 2 tussen 1996 tot<br />
2002 en bedroeg 1,1 µg/m 3 in 2002. Dit is gevoelig lager dan de<br />
doelstelling voor 2010 van 5 µg/m 3 . Verkeer & vervoer blijft de<br />
belangrijkste emissiebron van benzeen. Sterk verhoogde<br />
benzeenconcentraties worden gemeten aan drukke wegen en<br />
parkeergarages (grootteorde: 100 µg/m 3 ) en tijdens het tanken<br />
(grootteorde: 1 000 µg/m 3 ). Chauffeurs en passagiers in de<br />
wagen worden blootgesteld aan benzeenconcentraties van<br />
enkele tientallen µg/m 3 .<br />
Ook in binnenruimten (woning, werkplaats) zijn mensen<br />
blootgesteld aan NMVOS. Binnen blijken concentraties<br />
gemiddeld ongeveer dubbel zo hoog als in de buitenlucht. De<br />
belangrijkste bronnen zijn het gebruik van verven, lijmen en<br />
schoonmaakproducten maar ook bouwmaterialen, bureaubenodigdheden<br />
en roken. In woningen in de binnenstad werden<br />
concentraties gemeten die gemiddeld 2 à 4 maal hoger zijn<br />
dan in woningen buiten de stad.
2.2<br />
PAK-emissie in lucht<br />
PAK-emissie (ton)<br />
600<br />
500<br />
400<br />
300<br />
200<br />
100<br />
0<br />
Verspreiding van producten van onvolledige<br />
verbranding (POV’s)<br />
1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002<br />
verkeer & vervoer<br />
industrie<br />
bevolking<br />
doel 2010<br />
PAK’s: polyaromatische koolwaterstoffen<br />
Bron: Vito.<br />
Sinds 1993 is meer dan 50 % van de totale PAK-emissie afkomstig<br />
van de sector bevolking ten gevolge van de gebouwenverwarming,<br />
vooral op steenkool en hout. In 2002 liep dit aandeel<br />
zelfs op tot 68,4 %. Belangrijke bijdragen zijn tevens<br />
afkomstig van het verkeer & vervoer (22,6 %) en de industrie<br />
(7,9 %). De hout- en meubelsector had in 2002 een totale uitstoot<br />
van 18 945 kg of een aandeel van 77 % in de totale industriële<br />
uitstoot. Dit is wel bijna een halvering ten opzichte van<br />
2000. De bijdrage van de wegenbouw (in 1990 nog 35 %) is<br />
sinds 1995 praktisch verwaarloosbaar door het verbod op het<br />
gebruik van teerhoudend asfalt en viel in 2002 terug op 0.<br />
(ton) bevolking industrie verkeer & vervoer<br />
1990 213 194 129<br />
1994 213 135 61<br />
2002 212 24 70
☺ Dioxineconcentratie in koemelk<br />
dioxineconcentratie (pg TEQ/g vet)<br />
3,0<br />
2,5<br />
2,0<br />
1,5<br />
1,0<br />
0,5<br />
0<br />
1991 1994 1995 1996 1997 1999 2000 2001 2002 <strong>2003</strong><br />
lente herfst zomer<br />
Bron: Ministerie van Landbouw.<br />
29 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Dioxines in het vet van koemelk zijn een goede indicator<br />
voor de plaatselijke belasting. De gemiddelde concentratie<br />
in mengstalen voor gans <strong>Vlaanderen</strong> neemt<br />
sinds 1995 gestaag af (van ± 2,5 pg TEQ/g vet in 1995 naar<br />
minder dan 1 in 2002). Deze daling is een gevolg van de<br />
verminderde dioxine-emissie, vooral door drastische<br />
sanering en gebruik van schone technologie bij de<br />
afvalverbranding en in sinterinstallaties.<br />
Sinds juni 2002 wordt in de mengmelk ook het gehalte<br />
aan dioxine-achtige PCB’s bepaald. Deze analyse resulteerde<br />
in een gemiddelde van 1,37 en 2,18 pg TEQ/g vet<br />
voor respectievelijk de zomer en de winter 2002, en<br />
1,56 pg TEQ/g vet voor de lente <strong>2003</strong>. Deze waarden<br />
moeten worden opgeteld bij de waarden voor de dioxines<br />
vooraleer te toetsen aan normen. Sinds 1 juli 2002 is<br />
de norm voor het gehalte aan dioxines en dioxineachtige<br />
PCB’s 3 pg TEQ/g vet. Voor 2002 en <strong>2003</strong> overschrijden<br />
de mengstalen deze grenswaarde net niet.
2.3 Verspreiding van zware metalen<br />
Emissie van zware metalen in oppervlaktewater<br />
☺ As, Cd, Cr, Hg, Ni<br />
Cu, Pb, Zn<br />
emissie (ton)<br />
1 000<br />
100<br />
10<br />
1<br />
0,1<br />
-66 %<br />
As Cd Cr Cu Hg Ni Pb Zn<br />
1985<br />
1990<br />
1995<br />
-93 %<br />
-88 %<br />
1996<br />
1997<br />
1998<br />
-35 %<br />
-82 %<br />
1999<br />
2000<br />
2001<br />
Bron: MNZ, 1995; EPAS, 1995; Aquafin; VMM.<br />
-73 %<br />
-43 %<br />
2002<br />
-43 %<br />
doel 2002<br />
In de periode 1985-2002 zijn de lozingen in oppervlaktewater<br />
van alle zware metalen sterk gereduceerd, dit o.a. door<br />
verbeterde procestechnieken en meer efficiënte afvalwaterzuivering.<br />
Desondanks wordt de doelstelling voor 2002 voor<br />
Cu, Pb en Zn niet gerealiseerd. Voor Cr en Cd wordt nu reeds<br />
aan de doelstelling voor 2010 voldaan.<br />
De diffuse emissies vormen een belangrijke bijdrage in de<br />
totale emissie. Naarmate de industriële en huishoudelijke<br />
afvalwaters meer worden gezuiverd, nemen de diffuse<br />
lozingen in aandeel toe. Relevante diffuse bronnen zijn o.a.<br />
bodemerosie, uit- en afspoeling, depositie, meststoffen, houtverduurzamingsmiddelen<br />
en corrosie van bouwmaterialen.<br />
(kg) As Cd Cr Cu Hg Ni Pb Zn<br />
1995 5 043 1 525 18 730 82 509 274 32 019 42 927 297 658<br />
2000 3 299 774 11 949 52 029 204 14 630 23 546 236 315<br />
2002 3 666 969 12 122 54 185 258 17 579 30 150 241 882
Bioaccumulatie van zware metalen in paling in 1999-2002<br />
%<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
Hg (n=261)<br />
Cd (n=261)<br />
Pb (n=261)<br />
niet afwijkend<br />
licht afwijkend<br />
n = aantal meetplaatsen<br />
Bron: IBW.<br />
Cu (n=219)<br />
Zn (n=219)<br />
31 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Ni (n=219)<br />
Cr (n=219)<br />
afwijkend<br />
sterk afwijkend<br />
As (n=136)<br />
Metingen van polluenten in spierweefsel van palingen geven<br />
een aanwijzing voor de kwaliteit van de Vlaamse binnenwateren.<br />
Momenteel bestaat het palingmeetnet (IBW) uit<br />
meer dan 300 meetplaatsen verspreid over kanalen, rivieren<br />
en beken, afgesloten waters en polderwaterlopen. De analyseresultaten<br />
zijn opgedeeld in kwaliteitsklassen ten opzichte<br />
van de referentiewaarde voor de verschillende zware metalen.<br />
Voor Cd, Pb, As en Ni worden op verschillende historisch<br />
verontreinigde locaties (o.a. de Kempische kanalen) meetresultaten<br />
gevonden die sterk afwijken van de referentiewaarden.<br />
Enkel op het Kanaal van Beverlo worden echter de<br />
consumptienormen overschreden voor Cd en Pb.
2.4 Verspreiding van bestrijdingsmiddelen<br />
Druk op waterleven door gewasbescherming<br />
index Seq (totaal Seq 1990 = 100) gebruik (miljoen kg) Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, gebaseerd op<br />
140<br />
7<br />
verkoopcijfers binnen en buiten de landbouwsector, is<br />
gedaald met 18 % tussen 1990 en 2001. Omdat het gebruik in<br />
120<br />
6<br />
kg actieve stof onvoldoende de milieurisico’s weergeeft, wordt<br />
100<br />
5 het gebruik gewogen op ecotoxiciteit en verblijftijd in het<br />
80<br />
4 milieu. De druk op het waterleven, te begrijpen als risico voor<br />
60<br />
3<br />
het waterleven, wordt uitgedrukt als de som van de verspreidingsequivalenten<br />
(ΣSeq). De ΣSeq daalde met 19 % tussen<br />
40<br />
2 1990 en 2001, onder meer door een dalend gebruik van het<br />
20<br />
1 insecticide lindaan en het herbicide paraquat. De afstand tot<br />
0<br />
1990 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001<br />
0 de doelstelling, de halvering van de ΣSeq in 2005 t.o.v. 1990,<br />
was hiermee in 2001 nog niet voor de helft overbrugd.<br />
totaal gebruik<br />
totaal Seq<br />
doel Seq 2005<br />
Bron: Vakgroep Gewasbescherming, UGent.<br />
Seq akkerbouw<br />
Seq tuinbouw<br />
Seq landbouw<br />
Seq niet-landbouw<br />
1990 1995 2000 2001<br />
gebruik (106 kg actieve stof) 6,3 6,7 5,9 5,2<br />
totaal ΣSeq 100 84 80 81<br />
ΣSeq landbouw (akker- en tuinbouw) 78 61 64 65<br />
ΣSeq niet-landbouw 22 23 17 16<br />
Index met totaal ΣSeq 1990 = 100; ΣSeq = som van verspreidingsequivalenten.
Bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater in 2002<br />
Aantal aangetroffen bestrijdingsmiddelen<br />
1 - 10<br />
11 - 20<br />
21 - 30<br />
31 - 40<br />
Bron: VMM.<br />
33 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
0 5 10 20<br />
N<br />
30 40 50 km<br />
In 2002 bemonsterde VMM het oppervlaktewater<br />
op 134 plaatsen. Het pakket gemeten bestrijdingsmiddelen<br />
bestond uit 109 actieve stoffen, waaronder<br />
ook een aantal afbraakproducten. Vooral in<br />
de Haspengouwse fruitstreek en in het IJzerbekken<br />
werd een grote verscheidenheid aan<br />
bestrijdingsmiddelen teruggevonden. Ook in het<br />
Leiebekken werden er relatief veel stoffen<br />
gedetecteerd. De herbiciden diuron en glyfosaat<br />
werden in meer dan 60 % van de meetplaatsen<br />
teruggevonden. Omdat voor deze en vele andere<br />
stoffen geen specifieke normen bestaan, is een<br />
algemene beoordeling niet mogelijk. Wel is er een<br />
verbetering zichtbaar voor de groep van<br />
organochloorbestrijdingsmiddelen. In 2002 werd<br />
slechts op 13 % van de meetplaatsen nog normoverschrijding<br />
vastgesteld, tegenover een veelvoud<br />
in de voorgaande jaren.
2.5 Verspreiding van zwevend stof<br />
Emissie van PM10 en PM2,5<br />
emissie (kton)<br />
50<br />
45<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
PM10<br />
PM2,5<br />
1995 2000 2001 2002<br />
handel & diensten<br />
verkeer & vervoer<br />
landbouw & visserij<br />
Bron: VMM.<br />
PM10 PM10 PM10<br />
PM2,5 PM2,5 PM2,5<br />
energie<br />
industrie<br />
bevolking<br />
In 2002 werd een nieuwe inventaris van de emissie van PM10<br />
en PM2,5 in gebruik genomen. Door het in rekening brengen<br />
van nieuwe bronnen en de aanpassing van emissiefactoren,<br />
leidde dit tot een verhoging van eerder gepubliceerde<br />
gegevens.<br />
Sinds 1995 is de PM10-emissie gedaald dankzij het gebruik van<br />
nieuwe technologie en de omschakeling naar schonere brandstoffen.<br />
De sectoren industrie, energie en landbouw & visserij<br />
kenden een lichte stijging in 2002. Landbouw & visserij is de<br />
belangrijkste bron van PM10-emissie, maar deze emissie is<br />
onzeker. Bovendien is deze emissie vermoedelijk minder<br />
belangrijk vanuit het oogpunt van de gezondheid omdat het<br />
vooral over opwaaiend stof bij bewerking van landbouwgronden<br />
gaat. De PM2,5-emissie blijkt voor 38,5 % veroorzaakt<br />
door de uitlaat-emissie van personenverkeer en goederentransport.
Jaargemiddelde PM10-concentratie<br />
PM10 (µg/m 3 )<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
Bron: VMM.<br />
industrieel gebied<br />
<strong>Vlaanderen</strong><br />
voorstedelijk gebied<br />
stedelijk gebied<br />
35 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
landelijk gebied<br />
doel 2005<br />
doel 2010<br />
De jaargemiddelde PM10-concentratie bleef in 2002 voor zowel<br />
het industrieel, het voorstedelijk, het stedelijk en het landelijk<br />
gebied onder de 40 µg/m 3 (doelstelling voor 2005). Toch<br />
zijn er nog overschrijdingen vastgesteld in 3 van de 16 meetstations.<br />
De doelstelling voor 2010 werd nog in geen enkel<br />
meetstation gehaald.<br />
PM10 en PM2,5 worden aanzien als enkele van de belangrijkste<br />
luchtpolluenten met nadelige gezondheidseffecten. De externe<br />
gezondheidskosten voor PM10 worden begroot op zo’n<br />
250 euro per persoon of zo’n 1,5 miljard euro voor heel <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
(µg/m3 ) industrieel voorstedelijk stedelijk landelijk <strong>Vlaanderen</strong><br />
1996 58 55 42 .. 52<br />
2002 38 36 34 30 36<br />
Meetresultaten hoger dan in vorige edities door afstemming met Europese<br />
referentiemethode.<br />
.. = niet beschikbaar
2.6 Ioniserende straling<br />
Vast nucleair afval opgeslagen in afwachting van berging<br />
hoeveelheid afval (duizend m 3 )<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002<br />
laagactief<br />
afval<br />
Bron: NIRAS.<br />
middelactief<br />
afval<br />
hoogactief<br />
afval<br />
De hoeveelheid radioactief afval die wordt opgeslagen in afwachting<br />
van definitieve berging neemt jaarlijks toe. NIRAS<br />
raamt de afvalvolumes tegen 2070 op 72 000 m 3 laagactief afval,<br />
8 900 m 3 middelactief afval en 2 100 à 5 000 m 3 hoogactief<br />
afval. Ruim de helft van het laagactief afval en een deel van<br />
het middelactief afval zal afkomstig zijn van de ontmanteling<br />
van bestaande nucleaire installaties. Het onderzoek naar passende<br />
bergingsmethodes is nog aan de gang. Eind 2002 bleken<br />
enkele tientallen vaten met opgeslagen radioactief afval<br />
gebreken (roestvorming of zwelling) te vertonen. Die vaten<br />
dateren uit de jaren ’80 en waren bestemd voor storting in zee,<br />
hetgeen nooit heeft plaatsgevonden. Er is geen radioactiviteit<br />
in de omgeving terechtgekomen, maar een nieuwe behandeling<br />
en verpakking van het afval in die vaten dringt zich op<br />
omdat ze niet voldoen aan de huidige acceptatiecriteria voor<br />
berging.<br />
(m3 ) laagactief afval middelactief afval hoogactief afval<br />
1990 5 565 3 124 173<br />
2002 12 439 3 908 236
Blootstelling door radiologische onderzoeken en nucleaire geneeskunde<br />
dosis t.g.v. radiologische onderzoeken per inwoner (mSv)<br />
2,0<br />
1,8<br />
1,6<br />
1,4<br />
1,2<br />
1,0<br />
0,8<br />
0,6<br />
0,4<br />
0,2<br />
0<br />
1991 1993 1995 1997 1999 2001<br />
<strong>Vlaanderen</strong> (alle radiologische onderzoeken samen)<br />
België andere radiologische onderzoeken<br />
België CT<br />
CT = Computed Tomography<br />
Bron: H. Mol (EHSAL) op basis van RIZIV.<br />
37 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Bij de radiologische onderzoeken zien we dat de dosis afkomstig<br />
van de meer performante maar ook meer belastende<br />
CT-onderzoeken in 11 jaar verdubbeld is tot ongeveer 1 mSv per<br />
jaar. De toename door CT wordt gedeeltelijk gecompenseerd<br />
door een afname van conventionele onderzoeken. In 2001<br />
kwam de gemiddelde blootstelling in <strong>Vlaanderen</strong> ten gevolge<br />
van radiologische onderzoeken uit op 1,81 mSv. Om richtinggevende<br />
drempelwaarden te kunnen opstellen, moeten de<br />
apparaten voor radiodiagnose voortaan voorzien zijn van een<br />
systeem om de opgelopen dosis te bepalen.<br />
De gemiddelde jaardosis t.g.v. nucleaire geneeskunde in<br />
<strong>Vlaanderen</strong> wordt per hoofd van de bevolking geschat op<br />
0,19 mSv. De som van beiden brengt de gemiddelde medische<br />
blootstelling in <strong>Vlaanderen</strong> op 2,0 mSv per jaar. Dit is hoog in<br />
vergelijking met andere West-Europese landen.
2.7 Lawaai<br />
Percentage van de bevolking blootgesteld aan wegverkeergeluid boven 65 dB(A)<br />
aandeel van de bevolking in <strong>Vlaanderen</strong> (%)<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
LAeq,dag geluidskaart > 65dB(A)<br />
LAeq,dag steekproef > 65dB(A)<br />
doel 2007<br />
Bron: metingen en geluidskaart INTEC-UGent, verkeerstellingen AWV.<br />
Het gemiddelde geluidsniveau door wegverkeer, overdag opgemeten<br />
aan de huisgevel, stabiliseert terwijl de gemiddelde<br />
verkeersintensiteit verder toeneemt. Dit is het gevolg van stiller<br />
wordende voertuigen, verlaagde rijsnelheid en verbeterde<br />
wegdekkwaliteit. De groei van de verkeersintensiteit is echter<br />
geconcentreerd op reeds drukke plaatsen waar ook het zwaar<br />
verkeer zich concentreert. Hierdoor daalt het percentage van<br />
de bevolking blootgesteld aan relatief hoog wegverkeergeluid<br />
(> 65 dB(A)) niet. Dit geldt zowel voor berekeningen op basis<br />
vandemetingen(L Aeq,dag,steekproef)alsopbasisvanverkeerstellingen<br />
(L Aeq,dag, geluidskaart). Om tegen 2007 de beleidsdoelstelling<br />
uit het MINA-plan 3 (<strong>2003</strong>- 2007) te bereiken (20 %<br />
van de bevolking) moeten maatregelen ingevoerd worden op<br />
het vlak van ruimtelijke ordening en om het gebruik van voertuigen<br />
te beperken en verkeersstromen te sturen.
? Gemiddeld aantal maandelijkse vliegtuiggecorreleerde nachtelijke geluidspieken boven<br />
75 dB(A) in 2002<br />
locatie aantal/maand<br />
Tervuren* 3<br />
Duisburg 4<br />
Evere 5<br />
Perk 12<br />
Grimbergen 20<br />
St. P.-Woluwe 43<br />
Wemmel 80<br />
Sterrebeek 109<br />
Koningslo* 120<br />
Grimbergen* 186<br />
Nossegem 219<br />
Kampenhout 241<br />
N.O.-Heembeek 283<br />
Veltem 291<br />
Diegem 447<br />
Kortenberg 500<br />
* gemiddeld aantal per maand voor periode<br />
november-december 2002<br />
Bron: ATF-K.U.Leuven, BIAC, AMINAL.<br />
39 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Er zijn aanwijzingen dat equivalente geluidsdrukniveaus de<br />
geluidsbelasting op het gebied van slaapverstoring onvoldoende<br />
weergeven. Het aantal en de hoogte van de geluidspieken<br />
zijn eveneens belangrijke bepalende factoren. Het aantal<br />
nachtelijke vliegtuiggecorreleerde geluidspieken boven<br />
75 dB(A) rond de luchthaven Brussel-Nationaal verschilt sterk<br />
tussen de meetposten en is afhankelijk van de afstand van de<br />
meetpost tot de luchthaven en de ligging van de vliegroutes.<br />
Omwille van de onstabiele situatie op het vlak van vluchtroutes<br />
rond de luchthaven Brussel-Nationaal en de onzekerheid<br />
rond het toekomstige beleid, is het op dit ogenblik nog<br />
onmogelijk om deze indicator verder te evalueren.
2.8 Stank<br />
? Doelgroepen als veroorzakers van ernstige tot extreme geurhinder in 2001<br />
30 %<br />
2 %<br />
12 %<br />
bevolking<br />
industrie*<br />
landbouw<br />
13 %<br />
20 %<br />
23 %<br />
verkeer & vervoer<br />
handel & diensten<br />
water- en waterzuivering<br />
De laatste volledige gegevens over stank dateren van eind<br />
2000 - begin 2001. Toen werd in opdracht van AMINAL een<br />
enquête (Schriftelijk Leefomgevingsonderzoek) uitgevoerd<br />
om na te gaan in welke mate Vlamingen gehinderd zijn door<br />
geur. Uit de respons bleek 7 % ernstig tot extreem gehinderd te<br />
zijn door geur, 12 % was tamelijk gehinderd. Verkeer & vervoer<br />
kwam als grootste bron van geurhinder naar voor. Ook de<br />
industrie en bevolking werden als belangrijke bronnen aangeduid.<br />
Wanneer enkel naar spontane klachten bij de overheid<br />
wordt gekeken (inventarisatie in 1997 en 2001) blijken<br />
burenhinder, landbouw en industrie de belangrijkste bronnen<br />
van geurhinder te zijn.<br />
* inclusief activiteiten die behoren tot afvalverzameling en -verwerking (in <strong>MIRA</strong> handel & diensten) en tot de energiesector<br />
Bron: AMINAL.
2.9 Lichthinder<br />
Kunstmatige hemelluminantie (hemelgloed) in 2000<br />
% van de natuurlijke hemelluminantie<br />
< 11 %<br />
33 % - 100 %<br />
11 % - 33 %<br />
100 % - 300 %<br />
Bron: Cinzano P., Falchi F., 2000.<br />
41 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
300 % - 900 %<br />
> 900 %<br />
De kunstmatige hemelluminantie of hemelgloed wordt veroorzaakt<br />
door kunstlicht en geeft een beeld van de totale lichtvervuiling.<br />
Het verband tussen bevolkingsdichtheid en lichtvervuiling<br />
in Europa is duidelijk zichtbaar. Zo is de kunstmatige<br />
hemelluminantie het hoogst in <strong>Vlaanderen</strong>, het<br />
grootste deel van Nederland en het noordwesten van Duitsland.<br />
De laagste waarden komen voor in afgelegen gebieden<br />
in Frankrijk en Spanje. In het MINA-plan 3 (<strong>2003</strong>-2007) werd<br />
de doelstelling opgenomen dat er tegen 2007 in <strong>Vlaanderen</strong><br />
geen gebieden meer mogen voorkomen met een hemelgloed<br />
die 9 keer groter is (> 900 %) dan de natuurlijke hemelluminantie<br />
(tussen 0.30 uur en 5.00 uur ‘s nachts).
2.10 Versnippering<br />
Toename van de bebouwing<br />
bruto bebouwing (%)<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
1990 1995 2000 <strong>2003</strong><br />
29/1 Lendelede (+3,5 %)<br />
16/1 Schilde (+2,2 %)<br />
24/1 Putte (+3,2 %)<br />
23/1 Baasrode (+2,8 %)<br />
31/1 Ternat (+1,5 %)<br />
21/4 Nevele (+2,4 %)<br />
21/1 Wingene (+1,6 %)<br />
32/1 Bertem (+1,6 %)<br />
18/1 Hamont-Achel (+0,4 %)<br />
15/1 St.-Gillis Waas (+3,1 %)<br />
8/2 Hoogstraten (+3,5 %)<br />
17/1 Dessel (+2,9 %)<br />
12/3 Bredene (+3,0 %)<br />
14/1 Bassevelde (+1,9 %)<br />
20/1 Zoutenaaie (+0,8 %)<br />
gemiddelde<br />
Bron: NGI-orthofotobestanden en terreininventarisatie door Laboratorium<br />
voor Bos, Natuur en Landschap, K.U.Leuven.
De voornaamste oorzaak van versnippering is de ‘systematisch<br />
foutieve’ aanwezigheid van bebouwing: té<br />
veel bebouwing, té verspreide bebouwing, lintbebouwing<br />
e.d. Bovendien wordt er nog steeds een toename<br />
van bebouwing waargenomen. De versnippering van<br />
de open ruimte veroorzaakt diverse milieuproblemen<br />
zoals meer verspreide geluidshinder en lucht-, wateren<br />
bodemverontreiniging.<br />
De analyse van de bebouwing in 1990, 1995 en 2000 gebeurde<br />
op basis van digitale orthofotoreeksen. De bebouwing<br />
in augustus <strong>2003</strong> werd ter plaatse opgetekend.<br />
Er werden 15 kaartbladen geanalyseerd van elk<br />
80 km 2 , regelmatig verdeeld over <strong>Vlaanderen</strong>. Elk<br />
43 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
kaartblad werd genoemd naar een centraal voorkomende<br />
plaats. Als we kijken naar de bebouwingstoestand<br />
in <strong>2003</strong> kunnen we vaststellen dat de kaartbladen<br />
Lendelede, Schilde en Putte erg volgebouwd zijn<br />
(meer dan 50 % van het kaartblad is bebouwd). De<br />
kaartbladen Zoutenaaie en Bassevelde daarentegen<br />
vertonen nog veel open ruimte (minder dan 25 % van<br />
het kaartblad is bebouwd). Als we kijken naar de evolutie<br />
van de bebouwing over de periode 1990-<strong>2003</strong> kan<br />
voor alle kaartbladen een toename van de bebouwing<br />
vastgesteld worden. Lendelede en Hoogstraten kenden<br />
de sterkste groei sinds 1990. De kaartbladen met de<br />
kleinste aangroei van bebouwing zijn Zoutenaaie en<br />
Hamont-Achel.
2.11 Verstoring van de waterhuishouding<br />
Afstroming van verharde en niet verharde oppervlakte<br />
verharde/niet verharde afstroming<br />
0,5<br />
0,4<br />
0,3<br />
0,2<br />
0,1<br />
0<br />
1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001<br />
Bron: Afdeling Water, AMINAL.<br />
De toename van verharde oppervlakte in <strong>Vlaanderen</strong><br />
leidt zowel tot een verhoogde afstroming van water<br />
naar de waterlopen als tot een verminderde infiltratie<br />
van water naar de ondergrond. Naast de totale oppervlakte<br />
aan bebouwde percelen in <strong>Vlaanderen</strong> en de<br />
effectieve bebouwing van deze percelen, werd ook de<br />
afstroming vanaf niet verharde oppervlakte in rekening<br />
gebracht. De totale afstroming (verharde en niet<br />
verharde afstroming) is sinds 1987 met minder dan<br />
4 % toegenomen, terwijl de verhouding verharde tot<br />
niet verharde oppervlakte is toegenomen met 41 %.<br />
Deze toename kan een belangrijke invloed hebben op<br />
het optreden van overstromingen.
Ondiepe grondwaterstand in natuurgebieden<br />
voortschrijdend gemiddeld peil (m)<br />
0,3<br />
0,2<br />
0,1<br />
0<br />
-0,1<br />
-0,2<br />
-0,3<br />
1992 1994 1996 1998 2000 2002<br />
Grypenveld<br />
Olens Broek<br />
Hoeleden<br />
Frans Segers res.<br />
Gulke Putten<br />
Horst<br />
Bron: Watina grondwaterdatabank, IN.<br />
45 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Leiemeersen<br />
Hageven<br />
Dijlevallei<br />
Molenbeekvallei<br />
Potpolder Kruibeke<br />
De ondiepe grondwaterpeilen in 11 natuurgebieden vertonen<br />
jaarlijkse seizoensgebonden schommelingen. Door de uitzonderlijk<br />
droge periode tussen juli 1995 en juli 1996 daalden de<br />
peilen in alle gebieden. Sinds 1996 nam het peil gestaag toe en<br />
bereikte een maximum in 2001, een jaar met uitzonderlijk veel<br />
neerslag. De stijgende trend van de grondwaterpeilen in de<br />
natuurgebieden is wellicht het gecombineerde effect van<br />
enkele opeenvolgende natte jaren en een wijziging in het<br />
beheer van de natuurgebieden ten voordele van natte natuurtypes.<br />
Zo worden in veel natuurgebieden de kleinere grachten<br />
niet meer onderhouden waardoor hun drainerende werking<br />
langzaam vermindert.
2.12 Vermesting<br />
Overschot op de bodembalans van de landbouw<br />
kg N/ha kg P/ha<br />
300<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
1990 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
stikstofoverschot<br />
doel stikstof 2007<br />
Bron: CLE.<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
fosforoverschot<br />
doel fosfor 2010<br />
Het overschot op de landbouwbodembalans is het verschil<br />
tussen wat op de landbouwbodem terechtkomt (mest, depositie)<br />
en de hoeveelheid die als oogstbaar product de bodem verlaat.<br />
Dit overschot komt uiteindelijk terecht in de lucht en het<br />
water of blijft in de bodem achter. In 2002 was het overschot<br />
voor stikstof met 33 % en voor fosfor met 53 % gedaald t.o.v.<br />
1990. Deze uitgesproken daling was vooral een gevolg van een<br />
verminderd kunstmestgebruik: -35 % voor stikstof en -79 %<br />
voor fosfor. Daarnaast daalde de dierlijke mestproductie door<br />
een krimpende veestapel en een lagere nutriënteninhoud van<br />
het voeder. De doelstelling voor stikstof voor 2007 beoogt niet<br />
zozeer het vermijden van eutrofiëring, als wel een algemene<br />
bescherming van de drinkwaterwinning.<br />
1990 1995 1997 1999 2000 2001 2002 doel<br />
stikstofoverschot (kg N/ha) 276 272 228 239 213 199 184 70<br />
fosforoverschot (kg P/ha) 66 55 49 52 37 32 31 4
Rode Lijst hogere planten ingedeeld naar stikstoftolerantie<br />
soorten per stikstoftolerantieklasse (%)<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
201<br />
136<br />
294<br />
79<br />
195<br />
stikstofmijdend intermediair stikstoftolerant<br />
overige soorten<br />
(aantal)<br />
Bron: NARA <strong>2003</strong>.<br />
47 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
30<br />
soorten op<br />
Rode Lijst (aantal)<br />
De Rode Lijst ‘hogere planten’ geeft aan welke plantensoorten<br />
uitgestorven, met uitsterven bedreigd, bedreigd of kwetsbaar<br />
zijn. Van de stikstofmijdende planten bevindt 40 % zich op de<br />
Rode Lijst, terwijl van de stikstoftolerante soorten dat maar<br />
13 % is. Vermesting is één van de factoren die tot deze kritieke<br />
toestand van soorten leidt. Niet alleen de voedselarme, maar<br />
ook de van nature voedselrijke ecosystemen lijden onder vermesting,<br />
bv. de Blankaartvijver in West-<strong>Vlaanderen</strong>. Ook in<br />
de polders is de achteruitgang van waterplanten mogelijk te<br />
wijten aan vermesting. Normen voor mesttoediening en<br />
atmosferische deposities houden beperkt rekening met randvoorwaarden<br />
voor natuurbehoud, maar dit heeft nog onvoldoende<br />
geleid tot de realisatie van een natuurgerichte milieukwaliteit.<br />
Deze kwaliteit is nodig om planten van de Rode Lijst<br />
te krijgen.
2.13 Verzuring<br />
☺ Potentieel verzurende emissie<br />
emissie (miljoen Zeq)<br />
18 000<br />
16 000<br />
14 000<br />
12 000<br />
10 000<br />
8 000<br />
6 000<br />
4 000<br />
2 000<br />
0<br />
1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002*<br />
totale verzuring<br />
SO2<br />
doelafstand tot<br />
NOx<br />
NEM-richtlijn (2010) NH3<br />
* voorlopige cijfers; NOx-emissies die uit de bodem vrijkomen<br />
door bacteriële processen na gebruik van dierlijk mest en<br />
kunstmest, zijn niet beschouwd bij het vaststellen van de NEMplafonds.<br />
Deze emissiefractie is niet meegenomen bij de berekening<br />
van de doelafstand, maar wel in de emissietotalen.<br />
Bron: VMM.<br />
Door de sterke emissiedaling tussen 1990 en 2002 lijkt <strong>Vlaanderen</strong><br />
goed op weg om de doelstelling uit de EU-richtlijn Nationale<br />
Emissie Maxima (NEM) in 2010 te halen. Van de 60 %<br />
reductie die <strong>Vlaanderen</strong> tussen 1990 en 2010 moet realiseren,<br />
zijn in 2002 reeds drie vierden gerealiseerd. Dit is vooral te<br />
danken aan de daling van de SO 2-emissie door het lager zwavelgehalte<br />
in brandstoffen. Ook de NO x-emissie bevindt zich<br />
al enkele jaren in een dalende trend, vnl. door sterke emissiereducties<br />
in de sectoren energie (-57 %) en verkeer & vervoer<br />
(-25 %). Door de daling van de veestapel en het emissiearm<br />
aanwenden van mest daalt de NH 3-emissie sinds 2000. De<br />
NEM-richtlijn voorziet een tussentijdse evaluatie in 2004, met<br />
mogelijkheid tot bijsturing (verstrenging) van de plafonds.<br />
(miljoen Zeq) SO 2 NO x NH 3 totaal doelafstand<br />
1990 7 881 4 827 4 699 17 407 10 283<br />
2002* 2 880 3 564 3 215 9 659 2 582<br />
Zeq = zuurequivalenten
Verzurende depositie<br />
verzurende depositie (Zeq/ha)<br />
6 000<br />
5 000<br />
4 000<br />
3 000<br />
2 000<br />
1 000<br />
0<br />
1990 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
doel 2002<br />
(MINA-plan 2)<br />
doel 2010<br />
(~NEM-richtlijn)<br />
doel 2030<br />
(MINA-plan 3)<br />
Bron: VMM.<br />
49 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
NH X<br />
NO Y<br />
SO X<br />
De verzurende depositie in <strong>Vlaanderen</strong> daalde met 27 % tussen<br />
1990 en 2002. Dit volstond niet om de doelstelling uit het<br />
MINA-plan 2 te halen (2 900 Zeq/ha.j). Weersinvloeden, grensoverschrijdende<br />
emissies en emissiereducties die zich voornamelijk<br />
situeerden bij hoge bronnen (schoorstenen) zorgen<br />
ervoor dat de daling van de deposities in <strong>Vlaanderen</strong> minder<br />
groot zijn dan deze van de eigen emissies. In 2002 was nog respectievelijk<br />
77 %, 51 % en 52 % van de oppervlakte bos, heide en<br />
soortenrijk grasland in <strong>Vlaanderen</strong> blootgesteld aan deposities<br />
hoger dan de bijhorende kritische last (d.i. de maximaal<br />
toelaatbare depositie zonder dat er schade optreedt). Verzuring<br />
blijft onze ecosystemen dus aantasten, en de algemene<br />
emissiereductie dient daarom te worden verdergezet. Pas<br />
wanneer het algemene depositieniveau voldoende laag is,<br />
wordt een gebiedsgericht beleid kosteneffectief.<br />
(Zeq/ha) SOx NOy NHx totaal<br />
1990 2 369 1 330 2 133 5 832<br />
2002 1 096 1 278 1 882 4 256<br />
Zeq = zuurequivalenten
2.14 Fotochemische luchtverontreiniging<br />
☺ Jaaroverlast (AOT60ppb-max8u) voor de gezondheid en<br />
jaargemiddelde (GMD-max8u) van ozon<br />
De jaaroverlast van ozon is het overschot boven de Europese<br />
gezondheidsdrempel van 120 µg/m<br />
AOT60ppb-max8u doel AOT60ppb-max8u (2010)<br />
GMD-max8u<br />
uurgraden<br />
De buitenste rechterschaal toont voor elk jaar – als karakteristiek voor<br />
de kwaliteit van de zomer – het aantal uurgraden met temperaturen<br />
hoger dan 25°C (te Ukkel volgens KMI).<br />
Bron: Intergewestelijke databank lucht, IRCEL.<br />
3 van het<br />
hoogste 8-uursgemiddelde per dag, opgeteld over alle<br />
dagen van het jaar (AOT60ppb-max8u). Ook het jaargemiddelde<br />
van de dagelijkse hoogste 8-uursgemiddelden<br />
(GMD-max8u) wordt getoond, omdat<br />
nadelige effecten van ozon mogelijk reeds optreden<br />
onder de drempelwaarde. De evolutie van de jaaroverlast<br />
en het jaargemiddelde is verschillend. Het verloop<br />
van de jaaroverlast schommelt en volgt de jaarlijkse<br />
variatie in zonnestraling en temperatuur. Sinds 1994<br />
zijn de ozonpiekwaarden echter lager dan voordien<br />
voor vergelijkbare uurgraden. Vanaf 1996 voldoet de<br />
ruimtelijk gemiddelde jaaroverlast in <strong>Vlaanderen</strong> aan<br />
de doelstelling voor 2010. Het jaargemiddelde wordt<br />
veel minder beïnvloed door de kwaliteit van de zomer.<br />
Deze indicator stijgt, wat erop wijst dat de ozonconcentraties<br />
door het jaar heen toenemen. Zelfs in 2002,<br />
met zeer weinig piekoverlast, stijgt het achtergrondniveau.<br />
AOT60 ppb-max8u (µg/m<br />
12 000<br />
70 1 050<br />
10 000<br />
60 900<br />
8 000<br />
50 750<br />
6 000<br />
40 600<br />
30 450<br />
4 000<br />
20 300<br />
2 000<br />
10 150<br />
0<br />
0 0<br />
1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002<br />
3 GMD-max8u uurgraden<br />
).uren<br />
µg/m uur.(graden>25°C)<br />
3
☺ Ruimtelijke spreiding van de ozonoverlast voor de gezondheid in 2002<br />
AOT60ppb-max8u<br />
(µg/m 3 ).uren<br />
0 - 250<br />
251 - 500<br />
501 - 1 000<br />
1 001 - 2 000<br />
2 001 - 3 000<br />
3 001 - 4 000<br />
4 001 - 5 800<br />
MLTD<br />
5 801 - 8 000<br />
8 001 - 10 000<br />
10 001 - max<br />
ozon meetstation<br />
(M)LTD: (middel)langetermijndoelstelling<br />
Bron: Intergewestelijke databank lucht, IRCEL; VMM.<br />
51 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
0 5 10 20<br />
N<br />
30 40 50 km<br />
De kaart toont de spreiding over <strong>Vlaanderen</strong> van de<br />
ozonoverlast voor de gezondheid in 2002. De jaaroverlast<br />
was gering in 2002 en kwam nergens boven de<br />
MLTD van 5 800 (µg/m 3 ).uren uit. De kleinste overlast<br />
in <strong>Vlaanderen</strong> bedroeg 848 (µg/m 3 ).uren, de grootste<br />
2 664 (µg/m 3 ).uren. In 2001 werd de MLTD nog op 16 %<br />
van de oppervlakte van <strong>Vlaanderen</strong> overschreden. De<br />
LTD voor de jaaroverlast (AOT60 ppb-max8u = 0) werd<br />
echter in 2002 wel nog overal in <strong>Vlaanderen</strong> overschreden.<br />
Ook in een jaar met relatief weinig ozonoverlast<br />
werden de hoogste waarden opnieuw genoteerd<br />
in de Kempen en in het noordoostelijk deel van<br />
Vlaams-Brabant, wegens de hogere temperaturen.<br />
In 2002 tekende ook de streek rond Geraardsbergen<br />
zich af.
2.15 Aantasting van de ozonlaag<br />
☺ Emissie van ozonafbrekende stoffen<br />
emissie (ton CFK-11-equivalenten)<br />
400<br />
350<br />
300<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
koelmiddel ontsmettingsmiddel<br />
1995<br />
1996<br />
1997<br />
1998<br />
solvent drijfgas blaasmiddel brandbestrijdingsmiddel<br />
1999<br />
2000<br />
2001<br />
2002*<br />
* voorlopige cijfers op basis van extrapolaties van de emissie in de voorgaande<br />
jaren<br />
Bron: Econotec, 2002 herwerkt door Vito en VMM.<br />
Onder impuls van het protocol van Montreal (1987) zijn wereldwijd,<br />
ook in <strong>Vlaanderen</strong>, maatregelen getroffen om het<br />
gebruik van ozonafbrekende stoffen te beperken met het oog<br />
op de bescherming van de ozonlaag. In 2002 lag de totale<br />
emissie 592 ton CFK-11-eq lager dan in 1995. Vooral bij koelmiddelen<br />
en bij bodem- en ruimteontsmetting is het gebruik – en<br />
emissie – van ozonafbrekende stoffen sterk verminderd. Het<br />
MINA-plan 3 (<strong>2003</strong>-2007) heeft als doelstelling de emissie in<br />
<strong>Vlaanderen</strong> tegen 2007 terug te dringen met ten minste 70 %<br />
t.o.v. 1999. De volgende 5 jaren moet de emissie jaarlijks met<br />
45 ton CFK-11-eq worden gereduceerd om de doelstelling te halen.<br />
De verwachting is dat dit zal lukken.<br />
(ton CFK-11- eq) 1995 1999 2001 2002* doel 2007<br />
totale emissie 1 019 670 488 427 201
Dikte van de ozonlaag boven Ukkel, poolgebied (Verenigde Staten, 70° N)<br />
en de evenaarszone (India, 10° N)<br />
De dikte van de ozonlaag boven Ukkel is tussen 1980 en 2002<br />
dikte van de ozonlaag (DE)<br />
met gemiddeld 0,23 % per jaar afgenomen. Gelet op de grote<br />
400<br />
schommelingen is het nog te vroeg om de toename gedurende<br />
380<br />
de laatste jaren te Ukkel al te interpreteren als een herstel. De<br />
afbraak van de ozonlaag wordt – naast menselijke activiteiten<br />
360<br />
– ook versterkt door grote vulkaanuitbarstingen, zoals zicht-<br />
340<br />
baar is in de figuur. Bij de evenaar is de ozonlaag dunner, maar<br />
minder onderhevig aan schommelingen; bij de polen is de<br />
320<br />
300<br />
trend in Ukkel: -0,23 % per jaar (1980-2002)<br />
laag dikker maar meer onderhevig aan variaties en afbraak.<br />
De omvang van het ozongat aan de zuidpool in <strong>2003</strong> is verge-<br />
280<br />
lijkbaar met de recordomvang waargenomen in 2000.<br />
Momenteel is er grote onzekerheid over de toekomstige evo-<br />
260<br />
lutie van de dikte van de ozonlaag door de mogelijke koppe-<br />
240<br />
ling met klimaatswijzigingen. De klimaatverandering zou na-<br />
'72 '74 '76 '78 '80 '82 '84 '86 '88 '90 '92 '94 '96 '98 '00 '02 melijk de efficiëntie van ozonafbrekende stoffen kunnen<br />
70°N Ukkel 10°N<br />
vergroten.<br />
Fuego<br />
El Chichon<br />
De volle zwarte lijn geeft de trend aan in Ukkel tussen 1980 en 2002.<br />
De streepjeslijn geeft het niveau van vóór 1980 (doelstelling). Met pijltjes<br />
zijn belangrijke vulkanische uitbarstingen aangeduid: Fuego in<br />
Guatemala, El Chichon in Mexico en de Pinatubo op de Filippijnen.<br />
DE = Dobson Eenheden<br />
Bron: KMI, WOUDC.<br />
53 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Pinatubo
2.16 Klimaatverandering<br />
Emissie van broeikasgassen<br />
emissie (Mton CO2-eq) 100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
1990 1994 1996 1998 2000 2002*<br />
F-gassen<br />
N2O CH 4<br />
CO 2<br />
doel 2005**<br />
doel 2008-2012**<br />
* voorlopige cijfers; ** Voor F-gassen is het referentiejaar 1995 i.p.v. 1990.<br />
Voor de omrekening van tonnages naar CO2-equivalenten (CO2-eq) werden<br />
volgende GWP-waarden gebruikt: 1 voor CO2, 23 voor CH4, 296 voor<br />
N2O, 22 200 voor SF6 en 12 à 12 000 voor de verschillende HFK’s. Over de<br />
uitstoot van PFK’s in <strong>Vlaanderen</strong> zijn onvoldoende gegevens beschikbaar.<br />
Bron: Vito-Energiebalans, VMM.<br />
De stijging van de broeikasgasuitstoot in <strong>Vlaanderen</strong> met<br />
12,7 % tussen 1990 en 2002 staat haaks op het Vlaams engagement<br />
om de uitstoot in 2005 te stabiliseren op het niveau van<br />
1990. Om deze doelstelling alsnog na te komen, is een jaarlijkse<br />
daling met 3,4 Mton of 3,8 % vereist in de periode <strong>2003</strong>-<br />
2005. Overname van de Belgische Kyoto-doelstelling (-7,5 % in<br />
2008-2012 t.o.v. 1990) door <strong>Vlaanderen</strong> zou tussen <strong>2003</strong> en 2012<br />
een jaarlijkse daling van de uitstoot vergen met 2,1 Mton of<br />
2,4 %. Aangezien de broeikasgasemissies gerelateerd aan<br />
energiegebruik instaan voor 81,9 % van het totaal, is een beleid<br />
gericht op rationeel energiegebruik (REG) cruciaal om de<br />
gestelde doelstellingen te halen. Een belangrijke hinderpaal<br />
hiervoor is de bevoegdheidsverdeling in België en de moeilijke<br />
samenwerking tussen gewesten en federale overheid.<br />
(kton CO 2-eq) CO 2 CH 4 N 2O F-gassen totaal<br />
1990 66 929 7 974 7 982 .. 82 885<br />
1995 73 176 8 190 8 692 261 90 319<br />
2002 77 103 7 004 8 281 1 021 93 409<br />
.. = niet beschikbaar
Evolutie van de neerslag<br />
neerslag (mm)<br />
1 000<br />
950<br />
900<br />
850<br />
800<br />
750<br />
700<br />
650<br />
600<br />
1898-1924<br />
1925-1949<br />
gemiddelde per<br />
periode van 10 j.<br />
1950-1974<br />
1975-1999<br />
1898- 1910- 1920- 1930- 1940- 1950- 1960- 1970- 1980- 1990-<br />
1909 1919 1929 1939 1949 1959 1969 1979 1989 1999<br />
Bron: Van Damme, <strong>2003</strong>.<br />
55 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
gemiddelde per<br />
periode van 25 j.<br />
Analyse van de neerslaggegevens in de 20 ste eeuw leert dat in<br />
ons land de gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid stijgt.<br />
Opgedeeld in intervallen van 25 jaar, bedraagt de toename<br />
tussen het eerste en het laatste interval 6,6 %. Beschouwd in<br />
intervallen van 10 jaar, vertoont de stijging eerder een golvend<br />
– maar ook stijgend – patroon. De jaargemiddelde neerslaghoeveelheid<br />
in het laatste decennium lag 16 % hoger dan in<br />
het eerste decennium. Daar staat evenwel tegenover dat het<br />
tweede decennium in de beschouwde periode bijna even nat<br />
was als het voorlaatste decennium.<br />
Sinds het begin van de waarnemingen in Ukkel zijn 2001 en<br />
2002 absolute recordjaren met neerslaghoeveelheden van respectievelijk<br />
1088,5 en 1077,8 mm ten aanzien van de normale<br />
780,1 mm. De modelsimulaties van het IPCC (Intergovernmental<br />
Panel on Climate Change) geven aan dat de neerslaghoeveelheden<br />
in de loop van de 21 ste eeuw globaal zullen blijven<br />
stijgen, en dat in vele gebieden de jaarlijkse fluctuaties sterker<br />
zullen worden.
2.17 Gebruik van grondstoffen<br />
Totale Materialen Behoefte<br />
TMB per inwoner (ton)<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
1992 1994 1996 1998 2000 2002<br />
VS import<br />
VS eigen<br />
DMI import<br />
DMI eigen<br />
Totale Materialen Behoefte (TMB) = de hoeveelheid primaire grondstoffen,<br />
met uitzondering van water en lucht, die een regio in beweging zet<br />
voor haar economische activiteiten; DMI = Directe Materialen Input,<br />
VS = Verborgen Stromen<br />
Bron: berekeningen CDO, UGent.<br />
De TMB nam toe van gemiddeld 118 ton/inwoner over de<br />
periode 1991-1995 tot gemiddeld 138 ton/inwoner over de<br />
periode 1996-2002. Een van de redenen voor deze toename is<br />
de stijging van de invoer van diamant. Doordat <strong>Vlaanderen</strong><br />
weinig natuurlijke rijkdommen heeft, werd over de periode<br />
1991-2002 slechts 14 % van de TMB ingevuld door eigen<br />
ontginningen. In diezelfde periode werd slechts 27 % van de<br />
TMB rechtstreeks ingezet in de economie (DMI), de rest zijn<br />
verborgen stromen (VS). VS zijn grondstoffen die niet worden<br />
gebruikt maar wel een belasting van het milieu veroorzaken<br />
(bv. erosie bij landbouw). Aan geïmporteerde grondstoffen en<br />
goederen (DMI import) zijn aanzienlijk meer VS verbonden<br />
dan aan eigen ontginningen (DMI eigen).<br />
(ton/inwoner) 1991 2000 2001 2002<br />
VS import 84 97 87 98<br />
VS eigen 8 6 6 6<br />
DMI import 21 26 27 27<br />
DMI eigen 11 11 10 10<br />
TMB 124 140 130 141
Directe Materialen Input t.o.v. het BBP <strong>Vlaanderen</strong><br />
index (1991 = 100)<br />
130<br />
125<br />
120<br />
115<br />
110<br />
105<br />
100<br />
95<br />
90<br />
85<br />
1992 1994 1996 1998 2000 2002<br />
BBP DMI BBP/DMI<br />
DMI = Directe Materialen Input, BBP = Bruto Binnenlands Product in<br />
constante prijzen<br />
Bron: APS en berekeningen CDO, UGent.<br />
57 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Een van de doelstellingen van de EU-strategie voor duurzame<br />
ontwikkeling is het loskoppelen van economische groei en<br />
gebruik van natuurlijke rijkdommen, waaronder primaire<br />
grondstoffen. In 1992, 1995 en tussen 1997 en 2001 steeg de<br />
inzet van primaire grondstoffen in de economie (DMI) minder<br />
snel dan het BBP. Tijdens deze jaren nam de materiaalproductiviteit<br />
(BBP/DMI), dit is de hoeveelheid economische welvaart<br />
gerealiseerd met een eenheid primaire grondstoffen,<br />
met 0,1 tot 3,1 % toe. In 2002 steeg de DMI echter opnieuw sneller<br />
dan het BBP. Om een verregaande, blijvende ontkoppeling<br />
te realiseren moet er werk gemaakt worden van een geïntegreerd<br />
grondstoffenbeleid, dat gebruik maakt van een compleet<br />
gamma van elkaar ondersteunende juridische (o.a. productnormering),<br />
economische en sociale instrumenten.
2.18 Beheer van afvalstoffen<br />
Aangeboden hoeveelheid huishoudelijk afval:<br />
totaal<br />
☺ terminaal te verwijderen<br />
hoeveelheid huishoudelijk afval (miljoen ton)<br />
3,5<br />
3,0<br />
2,5<br />
2,0<br />
1,5<br />
1,0<br />
0,5<br />
0<br />
1992 1994 1996 1998 2000 2002<br />
doel 2007 selectief<br />
ingezameld<br />
niet-selectief<br />
ingezameld<br />
Terminaal te verwijderen afval = niet-selectief ingezameld afval<br />
Bron: OVAM.<br />
In 2002 is de huishoudelijke afvalberg, voor het eerst sinds<br />
1991, gestopt met groeien: er werd 7 kton (3 kg/inwoner) minder<br />
ingezameld dan in 2001 (). Dit kan erop wijzen dat het<br />
preventiebeleid vruchten begint af te werpen. Enkele voorbeelden<br />
van preventieve acties zijn de invoering van gedifferentieerde<br />
tarifering waarbij wordt betaald per volume of<br />
gewicht aangeboden afval, het ondersteunen van kringloopcentra<br />
en van gemeentelijke preventieprojecten, en sensibilisatiecampagnes<br />
rond o.a. thuiscomposteren. Net als de voorgaande<br />
jaren is ook de hoeveelheid niet-selectief ingezameld<br />
afval gedaald: in 2002 werd 169 kg/inwoner niet-selectief<br />
ingezameld (doelstelling 2007: maximum 150 kg/inwoner)<br />
(☺).<br />
(kton) 1991 1995 2000 2001 2002 doel 2007<br />
selectief ingezameld afval 429 979 2 194 2 260 2 316<br />
niet-selectief ingezameld afval 1 912 1 911 1 138 1 078 1 014<br />
totaal afval 2 341 2 890 3 332 3 338 3 331 3 059
Hoeveelheid gestort bedrijfsafval<br />
hoeveelheid gestort bedrijfsafval (miljoen ton)<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
1992 1993 1994 1995* 1996* 1997 1998 1999 2000** 2001**<br />
doel 2010<br />
secundair<br />
primair<br />
* geen gegevens beschikbaar, ** bijkomende deelsectoren in rekening<br />
gebracht (gearceerd blokje); primair afval ontstaat op het moment dat<br />
een product voor het eerst afval wordt, namelijk bij de eerste producent,<br />
secundair afval is het afval van de afvalverwerkende bedrijven.<br />
Bron: OVAM.<br />
59 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
De hoeveelheid gestort bedrijfsafval is tussen 1994 en 1997<br />
sterk teruggedrongen. Deze daling kan gedeeltelijk verklaard<br />
worden door het stopzetten van de steenkoolontginning en de<br />
gipsproductie, twee activiteiten die typische te storten afvalstromen<br />
met zich meebrachten. Tussen 1997 en 2000 bleef de<br />
hoeveelheid gestort bedrijfsafval vrij constant, maar in 2001<br />
was er een toename van 21 % t.o.v. het jaar voordien. Bovendien<br />
werd nog steeds meer afval gestort (13 % van het bedrijfsafval)<br />
dan verbrand (5 %), o.a. omdat storten van bedrijfsafval<br />
nog steeds goedkoper is dan verbranden. Om de doelstelling<br />
voor 2010 te halen wordt o.a. gesleuteld aan de heffingen:<br />
begin <strong>2003</strong> is de heffing op het storten en verbranden van<br />
recyclageresidu’s verhoogd.<br />
(kton) 1992 1997 2000 2001 doel 2010<br />
primair afval 4 426 2 398 1 972 2 373<br />
secundair afval 1 121 737 1 181 1 451<br />
totaal afval 5 547 3 135 3 153 3 824 2 523
2.19 Kwaliteit oppervlaktewater<br />
Gemiddelde concentratie NH 4-N, NO 3-N, o-PO 4, CZV en O 2<br />
CZV CVZ (mg/l)<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
0<br />
1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002<br />
O2 NO3-N CZV<br />
CZV = chemisch zuurstofverbruik<br />
Bron: VMM.<br />
NH 4-N, NO 3-N, o-PO 4, O 2 (mg/l)<br />
NH 4-N<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
o-PO 4<br />
De zuurstofhuishouding van het oppervlaktewater (O 2, CZV)<br />
verbetert en de nutriëntenconcentraties (behalve NO 3-N)<br />
dalen. De industrie heeft veel inspanningen geleverd om haar<br />
belasting te verminderen en de uitbouw van de waterzuiveringsinfrastructuur<br />
heeft de belasting door huishoudens<br />
verminderd. Veel meetplaatsen voldoen echter nog niet aan<br />
de basiskwaliteitsnormen en slechts een tiental hebben een<br />
goede fysisch-chemische toestand voor alle parameters. Meer<br />
bedrijven moeten afgekoppeld worden van het rioleringsnetwerk<br />
en lozingsvergunningen moeten worden aangepast.<br />
Ook de verdere uitbouw van de waterzuiveringsinfrastructuur<br />
moet de belasting van het oppervlaktewater<br />
nog doen dalen. De nitraatconcentratie blijft een knelpunt dat<br />
hoofdzakelijk vanuit de landbouw zal moeten opgelost<br />
worden.
Belgische Biotische Index (BBI)<br />
aandeel meetplaatsen (%)<br />
aandeel BBI ≥ 7 (%)<br />
100<br />
0<br />
90<br />
10<br />
80<br />
20<br />
70<br />
30<br />
60<br />
40<br />
50<br />
50<br />
40<br />
60<br />
30<br />
70<br />
20<br />
80<br />
10<br />
90<br />
0<br />
100<br />
1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002<br />
BBI ≥ 7<br />
zeer goede kwaliteit<br />
goede kwaliteit<br />
matige kwaliteit<br />
BBI ≥ 7: basiskwaliteitsnorm<br />
Bron: VMM.<br />
61 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
slechte kwaliteit<br />
zeer slechte kwaliteit<br />
uiterst slechte kwaliteit<br />
Het aandeel meetplaatsen met uiterst slechte en zeer slechte<br />
biologische kwaliteit (BBI) daalt sterk en het aandeel meetplaatsen<br />
met goede tot zeer goede BBI neemt toe (30 % in 2002).<br />
Volgens de VLAREM normering moeten echter alle meetplaatsen<br />
een BBI van minstens 7 hebben. Daarbij komt nog dat het<br />
standstill-principe (geen achteruitgang van de huidige situatie)<br />
vaak niet van toepassing is. Er zullen nog heel wat inspanningen<br />
nodig zijn om tegen 2015 een goede ecologische toestand<br />
in alle waterlopen (Europese Kaderrichtlijn Water) te<br />
behalen. Niet alleen de fysisch-chemische kwaliteit van het<br />
water, maar ook de waterbodemkwaliteit moet worden verbeterd<br />
en de natuurlijke morfologie van de waterlopen moet<br />
worden hersteld.
2.20a Kwaliteit bodem: verontreiniging<br />
Evolutie van het gekend aantal verontreinigde gronden<br />
aantal (x 1 000)<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
vóór 1997 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
Bron: OVAM.<br />
doel 2007 onderzochte gronden<br />
gekende verontreinigde gronden<br />
onderzochte gronden<br />
Een grond waarop een economische risicoactiviteit wordt of<br />
werd uitgeoefend, wordt geklasseerd als risicogrond. Het aantal<br />
risicogronden wordt geschat op 76 200. Voor deze gronden<br />
moet een oriënterend bodemonderzoek uitwijzen of ze al dan<br />
niet verontreinigd zijn. Eind 2002 had OVAM 16 688 gronden<br />
onderzocht, waarvan er 13 305 (80 %) verontreinigd waren.<br />
Verontreinigde gronden worden opgenomen in het register<br />
van verontreinigde gronden van OVAM. Ze zijn niet langer<br />
multifunctioneel, maar hoeven niet noodzakelijk te worden<br />
gesaneerd. De noodzaak van sanering hangt af van de ernst<br />
van de verontreiniging, van de kenmerken en functies van de<br />
bodem, en van de periode waarin de verontreiniging tot stand<br />
kwam (d.w.z. nieuwe of historische bodemverontreiniging).<br />
Het MINA-plan 3 (<strong>2003</strong>-2007) stelt voorop om 30 % van het totaal<br />
aantal geschatte risicogronden (22 500 gronden) tegen<br />
2007 onderzocht te hebben. Deze doelstelling lijkt haalbaar.
? Gekend aantal verontreinigde gronden met minerale olie in 2002<br />
grond verontreinigd met minerale olie<br />
Bron: OVAM.<br />
63 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
0 5 10 20<br />
N<br />
30 40 50 km<br />
In 2002 waren er in <strong>Vlaanderen</strong> 6 266 gronden<br />
gekend die verontreinigd zijn met minerale<br />
olie. Dit is één van de meest voorkomende<br />
verontreinigende stoffen. De meeste verontreinigingen<br />
zijn het gevolg van polluenten<br />
aanwezig in vloeibare brandstoffen zoals<br />
benzine, diesel, stookolie, kerosine … De verontreiniging<br />
wordt zowel aangetroffen bij de<br />
industrie en handel & diensten (opslagplaatsen<br />
voor brandstof, benzinestations,<br />
bedrijven die deze producten als brandstof of<br />
grondstof gebruiken) als bij de gezinnen, door<br />
het gebruik van stookolie.
2.20b Kwaliteit bodem: erosie<br />
Erosiviteit van de neerslag<br />
afwijking op langetermijngemiddelde<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
-200<br />
-400<br />
-600<br />
jaarlijkse R-waarde*<br />
1900 1920 1940 1960 1980 2000<br />
1 400<br />
1 200<br />
1 000<br />
* R = gemiddelde jaarlijkse neerslagerosiviteit (MJ.mm/ha.h). Deze<br />
waarde is lineair gerelateerd aan het erosierisico. De zwarte curve geeft<br />
het 5-jarig glijdend gemiddelde weer van zowel de jaarlijkse neerslagerosiviteit<br />
als de afwijking op het gemiddelde voor de periode 1898-2002<br />
= 689 MJ.mm/ha.h. De streepjeslijnen geven de standaardafwijking<br />
weer op het langetermijngemiddelde.<br />
Bron: KMI en Laboratorium voor Experimentele Geografie, K.U.Leuven.<br />
800<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
Bodemerosie door water treedt hoofdzakelijk op tijdens en<br />
vlak na intense regenbuien. Zowel de intensiteit als de<br />
hoeveelheid neerslag zijn daarbij bepalend. Hoe meer intense<br />
regenbuien er jaarlijks optreden, hoe groter het jaarlijks<br />
geërodeerd bodemvolume zal zijn. Klimaatveranderingen<br />
kunnen leiden tot een hogere frequentie van zulke hoogintense<br />
regenbuien, met een hoger erosierisico tot gevolg.<br />
De jaarlijkse neerslagerosiviteit vertoont een cyclisch patroon<br />
met periodes van 10-20 jaar met een gemiddeld lagere neerslagerosiviteit,<br />
afgewisseld met periodes met een gemiddeld<br />
hogere neerslagerosiviteit. Het laatste decennium wordt<br />
gekenmerkt door hogere waarden voor de neerslagerosiviteit:<br />
8 van de laatste 10 jaar zijn gekenmerkt door waarden boven<br />
het langetermijngemiddelde. Bovendien hebben de twee<br />
hoogste waarden sinds 1898 zich voorgedaan in 2001 en 2002.
Bodemerosie in <strong>Vlaanderen</strong> in 2002<br />
niet-erosieve oppervlakken<br />
(bebouwing, wegen, water)<br />
< 1 ton/ha/jaar<br />
1 - 2 ton/ha/jaar<br />
2 - 5 ton/ha/jaar<br />
5 - 10 ton/ha/jaar<br />
10 -20 ton/ha/jaar<br />
> 20 ton/ha/jaar<br />
0 5 10 20<br />
Bron: Laboratorium voor Experimentele Geografie, K.U.Leuven.<br />
65 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
N<br />
30 40 50 km<br />
Bodemerosie door water is het resultaat van 4 hoofdfactoren:<br />
neerslag, reliëf, bodemsoort en vegetatie. In<br />
2002 bedroeg het totale bodemverlies door water in<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 1,97 miljoen ton. Het ruimtelijk patroon<br />
van dit bodemverlies in <strong>Vlaanderen</strong> wordt hoofdzakelijk<br />
bepaald door het reliëf en de bodemsoort. In het<br />
zuiden van <strong>Vlaanderen</strong> is de hellingsgraad relatief<br />
hoog en komen leem- en zandleembodems voor die<br />
zeer gevoelig zijn voor bodemerosie. In het noorden is<br />
de hellingsgraad laag en komen minder erosiegevoelige<br />
zandbodems voor. Bijgevolg is het jaarlijks<br />
bodemverlies zeer laag in de Polders, de Vlaamse<br />
Zandstreek en de Kempen (gemiddeld < 0,5 ton per<br />
hectare per jaar). De hoogste erosiewaarden komen<br />
voor in de Weidestreek, de Leemstreek en de Zandleemstreek<br />
(gemiddeld > 1,5 ton per hectare per jaar).
2.21 Niet-ioniserende straling<br />
Bevolking blootgesteld aan gemiddeld B-veld van 0,4 µT in 2002<br />
Afstand (m) vanaf de hoogspanningslijn waarop 0,4 µT<br />
B-veld wordt teruggevonden bij verschillende werkingscapaciteiten<br />
van de verschillende types luchtlijnen in<br />
<strong>Vlaanderen</strong><br />
(m)<br />
werkingscapaciteit 70 kV<br />
luchtlijntype<br />
150 kV 380 kV<br />
25 % 9 15 33<br />
50 % 18 30 66<br />
75 % 27 43 98<br />
100 % 36 58 130<br />
Bron: Vito.<br />
Het transport van elektriciteit veroorzaakt magnetische velden<br />
of B-velden. Epidemiologische studies beschreven een<br />
licht verhoogd risico (relatief risico = 2, ter vergelijking het<br />
relatief risico op longkanker bij rokers is bij benadering 15) op<br />
kinderleukemie bij blootstelling aan een gemiddeld B-veld<br />
van 0,4 µT. Het verband tussen oorzaak en gevolg is echter niet<br />
bewezen. In <strong>Vlaanderen</strong> blijkt uit resultaten van modellering<br />
dat een gemiddelde B-veldwaarde van 0,4 µT kan teruggevonden<br />
worden tussen 9 en 130 m van hoogspanningslijnen,<br />
afhankelijk van het lijntype en de werkingscapaciteit. Op<br />
basis van deze gegevens zou 1,4 % van de inwoners in <strong>Vlaanderen</strong><br />
blootgesteld worden aan een gemiddeld B-veld van<br />
0,4 µT bij maximale werkingscapaciteit van de hoogspanningslijnen.<br />
Hoogspanningslijnen hebben voor slechts<br />
(4,5 ±3,5) % van de tijd een werkingscapaciteit tussen 75 % en<br />
100 %. Voor <strong>Vlaanderen</strong> kan dit omgerekend worden naar<br />
1 extra geval van kinderleukemie om de twee jaar.
☺ Elektrisch veld rond GSM-zendmasten in 1998-<strong>2003</strong><br />
aantal keer gemeten<br />
350<br />
300<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
< 2,5 %<br />
2,5 % - 5 %<br />
7,5 % - 10 %<br />
12,5 % - 15 %<br />
17,5 % - 20 %<br />
22,5 % - 25 %<br />
27,5 % - 30 %<br />
32,5 % - 35 %<br />
37,5 % - 40 %<br />
42,5 % - 45 %<br />
47,5 % - 50 %<br />
52,5 % - 55 %<br />
57,5 % - 60 %<br />
verhouding van het gemeten E-veld tot Belgische<br />
referentiewaarde (%)<br />
Bron: UGent.<br />
67 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
62,5 % - 65 %<br />
> 65 %<br />
Het elektrisch veld of E-veld uitgestraald door GSMzendmasten<br />
is onderworpen aan een Belgische norm (KB 29<br />
april 2001). Deze norm is twee maal strenger dan de richtlijn<br />
die ICNIRP (International Commission on Non-Ionising Radiation<br />
Protection) in 1998 voorstelde. In de periode 1998-<strong>2003</strong><br />
werden metingen uitgevoerd op 510 toegankelijke meetplaatsen<br />
waar de velden maximaal waren. Bij 85 % van de metingen<br />
werd een waarde teruggevonden die 20-maal onder de<br />
Belgische norm lag. Dit is een worst-case beeld voor <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Naast GSM-masten zijn er nog veel andere bronnen van<br />
radiofrequente straling, zoals TV-masten en amateurradio.<br />
Deze moeten ook meegenomen worden bij het maken van een<br />
volledige blootstellingskaart.
2.22 Gebruik van GGO’s<br />
? Oppervlakte veldproeven met transgene gewassen in België<br />
oppervlakte (ha)<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 <strong>2003</strong><br />
Bron: Sectie Bioveiligheid en Biotechnologie, WIV.<br />
Het uitvoeren van veldproeven met transgene gewassen is in<br />
België niet toegestaan zonder voorafgaande toelating. Naast<br />
de commerciële biotechnologiebedrijven zijn ook universiteiten<br />
initiatiefnemers voor veldproeven. De oppervlakte veldproeven<br />
kende in 2000 een hoogtepunt. In <strong>2003</strong> waren er geen<br />
veldproeven meer. De belangrijkste oorzaak ligt bij de commerciële<br />
biotechnologiesector die in <strong>2003</strong> geen proeven meer<br />
heeft voorgesteld. Sinds 1998 geldt er immers in de Europese<br />
Unie (EU) een moratorium op de verdere commercialisering<br />
van transgene gewassen. Tot in <strong>2003</strong> zijn er geen transgene<br />
gewassen in België geteeld voor commerciële doeleinden.<br />
Voeding in België kan wel bestanddelen bevatten van<br />
transgene gewassen afkomstig van buiten de EU.<br />
1986 1990 1995 1998 2000 2001 2002 <strong>2003</strong><br />
(ha) 0,02 2,88 13,09 51,48 110,73 33,54 8,94 0
? Oppervlakte transgene gewassen wereldwijd<br />
oppervlakte transgene gewassen (miljoen ha)<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002*<br />
overige China Canada Argentinië VS<br />
* prognose<br />
Bron: International Service for the Acquisition of Agri-biotech Applications,<br />
www.isaaa.org<br />
69 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Sedert de commerciële introductie in 1996, neemt de teelt van<br />
transgene gewassen elk jaar toe in de wereld. In 2002 schatte<br />
men het wereldareaal transgene gewassen op 58,7 miljoen<br />
hectare. Parallel met het areaal, steeg het aantal landen dat<br />
transgene gewassen teelde (6 in 1996 tot 16 landen in 2002).<br />
Officieel namen vier landen 99 % van het areaal aan transgene<br />
gewassen in beslag: VS, Argentinië, Canada en China. Ondanks<br />
het officiële verbod, groeit er ‘illegaal’ veel transgene<br />
soja in Brazilië, wat niet in deze figuur is opgenomen. Spanje<br />
is de enige EU-lidstaat waar anno <strong>2003</strong> transgene maïs<br />
groeide.<br />
(miljoen ha) 1996 1998 2000 2001 2002*<br />
Verenigde Staten 1,5 20,5 30,3 35,7 39<br />
Argentinië 0,1 4,3 10 11,8 13,5<br />
Canada 0,1 2,8 3 3,2 3,5<br />
China 0 0,1 0,5 1,5 2,1<br />
overige 0 0,1 0,4 0,4 0,6
2.23 Verspreiding van PCB’s<br />
☺ Nog te vernietigen PCB-houdende apparaten<br />
apparaten nog te vernietigen (%)<br />
In 2000 startte OVAM met een verwijderingsplan voor de<br />
100<br />
stapsgewijze vernietiging (gebaseerd op het bouwjaar) tegen<br />
2005 van PCB-houdende toestellen die meer dan 1 liter vloei-<br />
80<br />
stof bevatten met meer dan 0,05 % PCB’s.<br />
Op 1 augustus <strong>2003</strong> kwamen nog 4 884 transformatoren, 1 932<br />
60<br />
condensatoren en 39 andere PCB-houdende toestellen voor in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>. Dit is samen 32 % van het oorspronkelijk aantal<br />
40<br />
(dus nog aanwezige en reeds vernietigde) toestellen. Er wordt<br />
geschat dat de nu nog aanwezige toestellen samen 4 500 ton<br />
20<br />
PCB-houdende vloeistof bevatten. In tegenstelling tot vroegere<br />
gegevens, blijkt dat de vernietiging reeds enkele jaren<br />
voorloopt op de doelstellingen. Dit is te wijten aan herzienin-<br />
0<br />
1995 1997 1999 2001 <strong>2003</strong>* 2005<br />
gen van de cijfers door de voortdurende aanvullingen van de<br />
inventaris en de laattijdige meldingen van reeds vernietigde<br />
ondergrens doelstelling<br />
condensatoren<br />
toestellen. Hierdoor lijkt de volledige vernietiging van alle<br />
PCB-houdende apparaten tegen 2005 haalbaar.<br />
gemiddelde doelstelling<br />
bovengrens doelstelling<br />
* nog te vernietigen op 1 augustus <strong>2003</strong><br />
Bron: OVAM.<br />
transformatoren
PCB-concentratie in voedsel<br />
voedingsmiddel jaar PCB’s gemeten in<br />
X/Y stalen<br />
gemiddelde<br />
(ng/g vet)<br />
maximum<br />
(ng/g vet)<br />
vis 2000 16/16 307,8 709<br />
kaas 2001 11/11 15,4 19<br />
aquacultuur 2002 25/27 4,7 19<br />
consumptie-eieren 2002 50/261 2,4 64<br />
rauwe melk 2002 40/173 1,5 44<br />
rund 2002 21/305 1,7 103<br />
pluimvee 2001 1/302 0,2 27<br />
Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV)<br />
stelt deze data enkel ter beschikking en neemt terzake geen standpunt in.<br />
Bron: FAVV.<br />
71 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Sinds 2000 meet het FAVV de PCB-concentratie in voedsel. Van<br />
de 4 063 metingen (van 2000 tot en met 2002), overschreden<br />
slechts twee stalen (één van rundsvlees en één van visoliesupplement)<br />
de PCB-norm. PCB’s waren echter meetbaar in (bijna)<br />
alle stalen van kaas, aquacultuur (mosselen, oesters) en vis<br />
(zowel zee- als zoetwatervis). Ook in paard, schaap, struisvogel,<br />
wild, eiproducten, visoliesupplementen en melkvetten<br />
werden PCB’s gemeten. Vermits het PCB-gehalte uitgedrukt is<br />
per g vet, is het vetgehalte van elk voedingsmiddel mee bepalend<br />
voor de effectieve PCB-opname door de mens. Daarnaast<br />
zijn er heel wat voedingsmiddelen waarin geen PCB’s gedetecteerd<br />
werden: o.a. bak- en braadvet, dierlijk vet, frituurvet,<br />
consumptiemelk en konijn. De resultaten van het FAVV zijn<br />
vergelijkbaar met die in de andere Europese landen.
2.24 Verspreiding van gebromeerde vlamvertragers<br />
Gebruik van gebromeerde vlamvertragers<br />
Gebromeerde vlamvertragers zijn scheikundige stoffen<br />
die toegevoegd worden aan kunststof voor gebruik in<br />
computers, TV’s, textiel en isolatiemateriaal, dit om<br />
brandbaarheid van kunststof te verminderen. Opname<br />
door mens en dier van deze stoffen kunnen allerlei gezondheidseffecten<br />
veroorzaken (bv. hormoonverstorende<br />
werking). De mens komt via voedsel in contact<br />
met deze producten, maar ook door blootstelling in<br />
huis- en werkomgeving aan elektronica en textiel.<br />
Recent buitenlands onderzoek (Zweden) heeft gebromeerde<br />
vlamvertragers aangetoond in het bloed van<br />
kantoorbedienden, schoonmaakpersoneel in hospitalen<br />
en arbeiders van een ontmantelingbedrijf voor elektronica.<br />
Langeafstandstransport van gebromeerde<br />
vlamvertragers wordt aangetoond door de aanwezigheid<br />
van deze stoffen in biota van de Arctische zee en in<br />
lucht in afgelegen gebieden. Recent werden ook in<br />
sneeuw en in vissen van alpiene gebieden in Oostenrijk<br />
een aantal vlamvertragers teruggevonden. De aanwezigheid<br />
in slib van rioolwaterzuiveringsinstallaties<br />
geeft aan dat deze stoffen ook afkomstig zijn vanuit<br />
huishoudens, het verkeer of andere diffuse bronnen.<br />
Studies illustreren verhoogde concentraties van gebromeerde<br />
vlamvertragers in het milieu sedert de jaren<br />
’70. De aanwezigheid van deze stoffen in eieren van de<br />
zilvermeeuw aan de Canadese meren verdubbelde om<br />
de3à5 jaar in de periode 1981-2000. De concentratie in<br />
moedermelk in Zweden vertoont een exponentiële stijging<br />
van 1972 tot ca. 1998 (elke vijf jaar een verdubbeling).<br />
De meest recente data wijzen op een stabilisering<br />
en zelfs daling. Ook in <strong>Vlaanderen</strong> wijzen analyses van<br />
waterbodems en palingen uit oppervlaktewater op de<br />
aanwezigheid van gebromeerde vlamvertragers in<br />
sterk variërende concentraties.<br />
Op Europees niveau wordt veel aandacht geschonken aan<br />
de regeling van het gebruik van gebromeerde vlamvertragers.<br />
Door een aantal EU-richtlijnen zal de productie van<br />
deze stoffen en het gebruik ervan in nieuw elektrisch en<br />
elektronisch materiaal aan banden gelegd worden.
Concentratie van gebromeerde vlamvertragers in paling uit oppervlaktewater<br />
BFR-concentratie (ng/g vetgewicht)<br />
100 000<br />
10 000<br />
1 000<br />
100<br />
10<br />
1<br />
Warmbeek Achel-Kluis<br />
Moervaart Daknam<br />
Beneden Nete Duffel<br />
Grote Beverdijk Lo-Reninge<br />
IJzer Nieuwpoort<br />
Durme Lokeren<br />
Leie Wervik<br />
Leie Wevelgem<br />
Leie Oeselgem<br />
Leie St. Martens<br />
Schelde Doel<br />
Schelde Grens<br />
Schelde Oudenaarde<br />
Antwerpen Kruisschansbr.<br />
Schelde Kastel<br />
Schelde Kennedyt.<br />
Dender Appels<br />
Dender Ninove<br />
HBCD TBBP-A som PBDE<br />
Bron: IBW, RIVO.<br />
73 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
In 2000 werden gebromeerde vlamvertragers (HBCD, TBBP-A<br />
en PBDE) gemeten in paling op 18 Vlaamse meetplaatsen.<br />
De concentraties van HBCD in paling lopen heel erg uiteen en<br />
schommelen van < 1,7 tot 33 000 µg/kg vetgewicht, afhankelijk<br />
van de meetplaats. De hoogste HBCD concentraties<br />
werden aangetroffen in de Schelde te Oudenaarde, de Leie te<br />
St.-Martens-Leerne en te Oeselgem en de Dender te Appels<br />
(1 300 µg/kg). Ook de PBDE-gehaltes verschillen sterk. Lage<br />
concentraties werden gemeten in het IJzerbekken, de Warmbeek,<br />
de Durme en de Moervaart, matige concentraties in de<br />
oude Leiearmen, de Dender, de Nete en de Leie stroomopwaarts<br />
van Kortrijk. Hoge waarden werden aangetroffen in<br />
de Leie en de Schelde, en zijn mogelijk in verband te brengen<br />
met de textielnijverheid in de regio’s rond Kortrijk en Gent. De<br />
gemeten concentraties van TBBP-A zijn meestal laag.
3.1 Mens<br />
? Verloren gezonde levensjaren (DALY’s) in 2002<br />
verloren gezonde levensjaren (DALY’s)<br />
aantal %<br />
totaal PM10 21 663 67 %<br />
totaal ozon 727 2 %<br />
totaal geluid 6 531 20 %<br />
totaal kankerverwekkende stoffen<br />
(uitgezonderd PM10)<br />
1 947 6 %<br />
totaal Pb 1 588 5 %<br />
totaal 32 455 100 %<br />
DALY’s / inwoner / jaar 0,005<br />
DALY’s / inwoner / 70 jaar 0,38<br />
Bron: Vito.<br />
Om een inschatting te maken van het belang van milieufactoren<br />
op de gezondheid wordt de indicator Verloren gezonde<br />
levensjaren (DALY’s) gebruikt. Het aantal DALY’s is een<br />
maat voor het aantal gezonde levensjaren die een populatie<br />
verliest door ziekte of vroegtijdige sterfte. Uit de gegevens<br />
voor <strong>Vlaanderen</strong> blijkt dat de effecten veroorzaakt door blootstelling<br />
aan PM10 domineren. Bij een ongewijzigde situatie in<br />
de toekomst (gedurende 70 jaar dezelfde milieudruk en demografie)<br />
is de ziektelast op een mensenleven 0,38 DALY’s per<br />
persoon. Gemiddeld speelt een inwoner in <strong>Vlaanderen</strong> dus<br />
ongeveer een half gezond levensjaar kwijt door deze set van<br />
milieupolluenten.
? Biomonitoring van genotoxische stoffen<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
pmol/mmol crt<br />
0<br />
PAK's<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
nmol/mmol crt<br />
benzeen<br />
*<br />
0<br />
0<br />
Peer Wilrijk Hoboken Peer Wilrijk Hoboken Peer Wilrijk Hoboken<br />
* significant hoger dan andere gebieden; crt: creatinine<br />
Bron: K.U.Leuven.<br />
75 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
200<br />
150<br />
100<br />
nmol/mmol crt<br />
50<br />
tolueen<br />
*<br />
Door het meten van de dosis van polluenten en<br />
vroegtijdige omkeerbare effecten in de mens (biomonitoring)<br />
wordt een geïntegreerd beeld van<br />
blootstelling en individuele schade verkregen. In<br />
1999 werd in opdracht van de Vlaamse overheid<br />
een pilootstudie ‘Milieu en gezondheid’ uitgevoerd<br />
om de haalbaarheid van een biomonitoringsprogramma<br />
na te gaan. Zo werd bij jongeren<br />
in Peer, Wilrijk en Hoboken o.a. de blootstelling<br />
aan PAK’s, benzeen en tolueen (figuur) en vroegtijdige<br />
gezondheidseffecten zoals chromosoomafwijkingen<br />
en chromatidebreuken gemeten. Men<br />
vond significante verschillen terug tussen de verschillende<br />
gebieden en ook relaties tussen blootstelling<br />
en effect. Uit de pilootstudie bleek dat het<br />
mogelijk is om significante verschillen aan te<br />
tonen bij jongeren. In 2001 werd het steunpunt<br />
Milieu & Gezondheid opgericht waarbinnen een<br />
biomonitoringsprogramma werd opgezet. De eerste<br />
resultaten worden verwacht tegen 2005.
Amfibieën<br />
populaties (%)<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
Brugge<br />
populaties (%)<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
Heuvelland<br />
3.2 Natuur<br />
populaties (%)<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
Temse<br />
populaties (%)<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
Aalst<br />
Bron: Colazzo et al. in NARA <strong>2003</strong>.<br />
populaties (%)<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
Noorderkempen<br />
populaties (%)<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
Haspengouw<br />
Meer informatie over de natuur in <strong>Vlaanderen</strong> in het natuurrapport NARA <strong>2003</strong><br />
(www.nara.be) van het Instituut voor Natuurbehoud.<br />
populaties (%)<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
Noord-Limburg<br />
populaties (%)<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
Voerstreek<br />
populaties (%)<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
Hoge Kempen<br />
De toestand van de amfibieën in <strong>Vlaanderen</strong> verslechtert.<br />
Tegenwoordig worden amfibieën op veel minder<br />
plaatsen teruggevonden dan 10 tot 30 jaar geleden<br />
(zwarte balk). In West- en Oost-<strong>Vlaanderen</strong> is het verlies<br />
het grootst. In bijna alle regio’s werden meer vindplaatsen<br />
van 10-30 jaar geleden verlaten (gele balk),<br />
dan dat er nieuwe vindplaatsen gevonden werden<br />
(blauwe balk). De achteruitgang van de amfibieën is<br />
te verklaren door het verdwijnen van hun habitat<br />
(poelen) en de verstoring van hun leefomgeving. Sinds<br />
1999 bestaat de mogelijkheid om via beheersovereenkomsten<br />
met het Vlaamse Gewest het beheer van<br />
bestaande poelen en de aanleg van nieuwe poelen te<br />
bekostigen. De eerste resultaten van dit nieuwe beleid<br />
zijn reeds zichtbaar. Zo bleek in Limburg 95 % van de<br />
in 2000 aangelegde poelen in 2001 al bewoond door<br />
één of meerdere soorten amfibieën.
Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)<br />
oppervlakte planologisch groen (x 1 000 ha)<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
24<br />
326<br />
5334<br />
1994 januari <strong>2003</strong> oktober <strong>2003</strong><br />
+ VEN<br />
> 1 000 ha<br />
25<br />
344<br />
5376<br />
25<br />
347<br />
5379<br />
43<br />
364<br />
4783<br />
VEN prioritair<br />
100 - 1 000 ha < 100 ha<br />
In de segmenten staat het aantal groengebieden per oppervlaktecategorie.<br />
Bestemmingswijzigingen voor Bijzondere Plannen van Aanleg<br />
en gemeentelijke en provinciale Ruimtelijke Uitvoeringsplannen zijn<br />
hier niet inbegrepen.<br />
Bron: NARA <strong>2003</strong>.<br />
77 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
Versnipperde natuur is veel gevoeliger voor verstoring en<br />
zorgt voor isolatie van populaties. Hierdoor sterven planten en<br />
dieren uit. Het VEN, in combinatie met het IVON (Integraal<br />
Verwevings- en Ondersteunend Netwerk), heeft tot doel grotere<br />
eenheden natuur in <strong>Vlaanderen</strong> tot stand te brengen en<br />
versnippering tegen te gaan. In oktober <strong>2003</strong> werd, binnen de<br />
bestaande oppervlakte planologisch groen, 85 000 ha van het<br />
VEN goedgekeurd. Dit heeft echter nog niet tot ontsnippering<br />
geleid (tweede en derde balk zijn nagenoeg gelijk). De ontsnippering<br />
is afhankelijk van de overige 40 000 ha van het VEN<br />
die nog moeten aangeduid worden en die bestaande natuurgebieden<br />
aan elkaar moeten koppelen. Hiertoe zal o.a.<br />
38 000 ha extra groengebied binnen het prioritaire VEN<br />
(vierde balk) moeten afgebakend worden.
3.3 Economie<br />
Verschuiving van belastingen op arbeid naar milieuschadelijke activiteiten tussen 1995 en 2000<br />
milieugerelateerde belastingen als % van BBP<br />
verschuiving van<br />
arbeid naar milieu<br />
4,50<br />
4,25<br />
4,00<br />
3,75<br />
3,50<br />
3,25<br />
3,00<br />
2,75<br />
2,50<br />
2,25<br />
2,00<br />
11 14 17 20 23 26 29 32<br />
dalende belastingen<br />
Portugal<br />
Ierland<br />
UK<br />
Griekenland<br />
Luxemburg<br />
Spanje<br />
Italië<br />
Nederland<br />
EU<br />
2000<br />
1997<br />
Finland<br />
Frankrijk Duitsland<br />
Oostenrijk<br />
EU-gemiddelde 2000<br />
Denemarken<br />
1995<br />
België<br />
stijgende belastingen<br />
Zweden<br />
verschuiving van<br />
milieu naar arbeid<br />
lasten op arbeid als % van BBP<br />
Volgorde jaren overeenkomstig richting pijl; zie Finland als voorbeeld. Milieugerelateerde<br />
belastingen zijn belastingen waarvan de belastingsbasis een bewezen, negatieve impact<br />
heeft op het milieu (zoals onder meer bij energie- en transportbelastingen).<br />
Bron: Eurostat, 2002, <strong>2003</strong>; NBB.<br />
Voor de verschillende lidstaten van de Europese<br />
Unie (EU) kunnen de inkomsten uit<br />
milieugerelateerde belastingen (verticale as)<br />
en uit belasting en sociale bijdragen op arbeid<br />
(horizontale as) uitgedrukt worden als een<br />
percentage van hun Bruto Binnenlands Product<br />
(BBP). Hierbij blijkt dat er grote verschillen<br />
bestaan in de belastingstructuur van de<br />
lidstaten. Wat echter gelijklopend is, is dat in<br />
alle EU-lidstaten arbeid veel hoger belast<br />
wordt dan milieuschadelijke activiteiten. In<br />
de EU is dit ongeveer zeven maal zo hoog, in<br />
België zelfs tien maal. Verder is ook de evolutie<br />
van de belastingstructuur verschillend. In een<br />
aantal lidstaten – waaronder België – is tussen<br />
1995 en 2000 een daling van beide soorten<br />
belastingen waarneembaar. In andere landen<br />
zoals Nederland en Duitsland vond er een verschuiving<br />
plaats van belastingen op arbeid<br />
naar milieuschadelijke activiteiten.
Internalisering van de externe kosten van wegverkeer<br />
euro/100 vkm<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
Het wegverkeer in <strong>Vlaanderen</strong> veroorzaakt een aantal ongewenste<br />
neveneffecten (externaliteiten) zoals bv. luchtvervuiling<br />
en congestie (file). ‘Internalisering van externe kosten’<br />
betekent dat de externe kosten (schadekosten verbonden aan<br />
deze neveneffecten) worden aangerekend aan de veroorzakers.<br />
Hiervoor moeten de belastingen op wegverkeer gelijk<br />
zijn aan de marginale externe kosten. In <strong>Vlaanderen</strong> zijn echter<br />
de marginale externe kosten – gemiddeld voor alle wegverkeer<br />
– tweemaal zo hoog dan de belastingen. De externe<br />
kosten zijn wel meer geïnternaliseerd dan vroeger, vooral<br />
dankzij de daling van de externe kosten voor luchtvervuiling<br />
en ongevallen. De congestiekosten vormen veruit de belangrijkste<br />
schadecategorie. Aangezien de externe kosten van wegverkeer<br />
lokaal sterk variëren naar tijdstip (piekuur, daluur),<br />
omgeving (stedelijk, landelijk) en voertuigtype, is het aangewezen<br />
om ook de belastingen variabel te maken. Dit is in<br />
<strong>Vlaanderen</strong> helemaal niet het geval.<br />
belastingen<br />
MEK geluid<br />
MEK wegdek<br />
MEK klimaat<br />
MEK congestie<br />
MEK lucht<br />
MEK ongevallen<br />
Marginale externe kosten (MEK) = externe kosten veroorzaakt door een bijkomende gereden voertuigkilometer (vkm).<br />
MEK geluid en MEK wegdek zijn – gemiddeld over <strong>Vlaanderen</strong> – verwaarloosbaar en niet zichtbaar in de figuur.<br />
Bron: De Ceuster, <strong>2003</strong>; MEK klimaat en MEK lucht zijn afkomstig van Vito.<br />
79 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat
Colofon<br />
<strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat is een uitgave van de Vlaamse<br />
Milieumaatschappij (VMM), Afdeling Meetnetten en Onderzoek<br />
(AMO) en werd uitgewerkt door het <strong>MIRA</strong>projectteam<br />
op basis van het themarapport <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong>.<br />
Projectteam:<br />
Myriam Bossuyt Lisbeth Stalpaert<br />
Johan Brouwers Barbara Tieleman<br />
Hanne Degans Erika Vander Putten<br />
Caroline De Geest Hugo Van Hooste<br />
Stijn Overloop<br />
Bob Peeters<br />
Jeroen Van Laer<br />
Marleen Van Steertegem, projectleider<br />
Sofie Janssens, administratieve ondersteuning<br />
Jeroen Van Laer, Marleen Van Steertegem, eindredactie<br />
Philippe D’Hondt, afdelingshoofd AMO<br />
Vormgeving en omslagontwerp:<br />
Kaat Flamey, Vanden Broele | Grafische Groep<br />
Gedrukt op 50 % post-consumer gerecycleerd papier,<br />
chloorvrij en zonder optische witmakers.<br />
Het rapport is te verkrijgen in de boekhandel of rechtstreeks<br />
bij:<br />
Vlaamse Milieumaatschappij<br />
infoloket<br />
A. Van de Maelestraat 96<br />
9320 Erembodegem<br />
tel.: 053 726 445<br />
fax: 053 711 078<br />
e-mail: info@vmm.be<br />
prijs: 10 euro<br />
Het themarapport <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> is ook te raadplegen op de<br />
webstek van de Vlaamse milieurapportering www.milieurapport.be.<br />
Hier vindt u ook de andere producten van <strong>MIRA</strong><br />
zoals het eerste beleidsevaluatierapport <strong>MIRA</strong>-BE <strong>2003</strong> (zie<br />
onder), de geactualiseerde achtergronddocumenten (voor<br />
elk hoofdstuk van het themarapport), de Kernset milieudata<br />
(uitgebreide tabellen met milieucijfers) en de onderzoeksrapporten<br />
over bepaalde specifieke onderwerpen.
Evaluatie van het milieubeleid in <strong>MIRA</strong>-BE<br />
In <strong>2003</strong> publiceerde de Vlaamse Milieumaatschappij het<br />
eerste milieubeleidsevaluatierapport, <strong>MIRA</strong>-BE <strong>2003</strong>.<br />
Samen met het jaarlijkse themarapport <strong>MIRA</strong>-T en het vijfjaarlijkse<br />
scenariorapport <strong>MIRA</strong>-S, zorgt dit beleidsevaluatierapport<br />
<strong>MIRA</strong>-BE voor de noodzakelijke wetenschappelijke<br />
onderbouwing van het Vlaamse milieubeleid.<br />
In <strong>MIRA</strong>-BE <strong>2003</strong> worden vier afgebakende delen van de<br />
belangrijke beleidsterreinen Water en Afval geanalyseerd<br />
en geëvalueerd. Hieraan gaat een inleidend hoofdstuk<br />
vooraf, met een introductie van begrippen over beleidsevaluatie<br />
alsook van mogelijke methoden. De daaropvolgende<br />
vier hoofdstukken zijn:<br />
• Milieuvergunningverlening in afvalwatergebonden<br />
dossiers<br />
• Gemeenten en de uitbouw van de infrastructuur voor<br />
afvalwaterzuivering<br />
• Milieubeleidsovereenkomsten ter uitvoering van de<br />
aanvaardingsplicht<br />
• Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001<br />
81 <strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat<br />
<strong>MIRA</strong>-BE <strong>2003</strong> en de uitgebreide onderzoeksrapporten van<br />
elk hoofdstuk zijn te raadplegen op www.milieurapport.be.<br />
Het rapport is te verkrijgen bij:<br />
Vlaamse Milieumaatschappij<br />
infoloket<br />
A. Van de Maelestraat 96<br />
9320 Erembodegem<br />
tel.: 053 726 445<br />
fax: 053 711 078<br />
e-mail: info@vmm.be<br />
prijs: 10 euro
De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) is een overheidsdienst<br />
die bevoegdheden heeft inzake water en<br />
lucht en ook het Milieu- en natuurrapport <strong>Vlaanderen</strong><br />
coördineert. VMM meet en inventariseert de water- en<br />
luchtkwaliteit in <strong>Vlaanderen</strong>, rapporteert hierover en<br />
stelt beleidsmaatregelen voor om de gewenste water- en<br />
luchtkwaliteit te bekomen. VMM int een heffing op<br />
watervervuiling en op grondwaterwinning. Hoe meer<br />
water men vervuilt of verbruikt, hoe meer men betaalt.<br />
Via informatie, sensibilisatie en milieu-educatieve<br />
projecten wil VMM de burger aansporen tot milieubesparend<br />
gedrag.<br />
De opdracht van het Milieu- en natuurrapport <strong>Vlaanderen</strong><br />
(<strong>MIRA</strong>) is drieledig:<br />
• een beschrijving, analyse en evaluatie van de<br />
bestaande toestand van het milieu;<br />
• een evaluatie van het tot dan toe gevoerde milieubeleid;<br />
• een beschrijving van de verwachte ontwikkeling van<br />
het milieu bij ongewijzigd beleid en bij gewijzigd<br />
beleid volgens een aantal relevant geachte scenario’s.<br />
De toestandsstudie krijgt vorm in de jaarlijkse <strong>MIRA</strong>-T<br />
rapporten. In 2000 werd het eerste volwaardige<br />
scenariorapport gepubliceerd, <strong>MIRA</strong>-S 2000. Het eerste<br />
beleidsevaluatierapport (<strong>MIRA</strong>-BE) verscheen in juni<br />
<strong>2003</strong>. <strong>MIRA</strong> staat in voor de wetenschappelijke onderbouwing<br />
van de milieubeleidsplanning in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Het nieuwste milieubeleidsplan MINA-plan 3 zet bakens<br />
uit voor het milieubeleid in <strong>Vlaanderen</strong> voor de periode<br />
<strong>2003</strong>-2007.
www.vmm.be<br />
www.milieurapport.be<br />
<strong>MIRA</strong>-T <strong>2003</strong> in zakformaat