16.09.2013 Views

Verordening - Raadsinformatie - Gemeente Kerkrade

Verordening - Raadsinformatie - Gemeente Kerkrade

Verordening - Raadsinformatie - Gemeente Kerkrade

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Bijlage behorende bij ontwerpbesluit nr. 12Rb020 d.d. 25 april 2012.<br />

Handhavingsverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2012<br />

HOOFDSTUK 1 BEGRIPPEN<br />

Artikel 1 Begripsomschrijving<br />

1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven<br />

hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening<br />

oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet<br />

inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),<br />

het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), de Algemene wet bestuursrecht (Awb)<br />

en de <strong>Gemeente</strong>wet.<br />

2. In deze verordening wordt verstaan onder:<br />

a. de wet: de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk<br />

arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomens­voorziening oudere en<br />

gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Besluit bijstandverlening<br />

zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).<br />

b. het college: het college van burgemeester en wethouders van <strong>Kerkrade</strong>.<br />

c. de raad: de gemeenteraad van <strong>Kerkrade</strong>.<br />

d. uitkering: algemene bijstand op grond van de WWB, alsmede een uitkering op grond van de<br />

IOAW en de IOAZ.<br />

e. benadelingsbedrag:<br />

I. de bruto­uitkering die teveel of ten onrechte is verstrekt als gevolg van het schenden van de<br />

inlichtingenplicht;<br />

II. de uitkering waarop eerder, langer of tot een hoger bedrag een beroep wordt of is gedaan<br />

ten gevolge van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het<br />

bestaan.<br />

HOOFDSTUK 2 FRAUDEPREVENTIE<br />

Artikel 2 Handhavingsbeleid<br />

1. De uitvoerende dienst stelt periodiek een handhavingsbeleidsplan vast met richtlijnen gericht op<br />

voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.<br />

2 In het handhavingsbeleidsplan staan instructies over de voorlichting met betrekking tot de rechten<br />

en plichten van belanghebbenden en over de consequenties bij misbruik en oneigenlijk gebruik van<br />

bijstand en inkomensvoorziening.<br />

3. Het handhavingsbeleidsplan beschrijft ook de wijze waarop de controle bij de aanvraag en de<br />

voortzetting van de bijstand of inkomensvoorziening plaatsvindt alsmede het gebruik van<br />

risicoprofielen en risicosturing als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.<br />

4. Het college evalueert jaarlijks de fraudedoelstellingen en de daarbij gehanteerde methoden en<br />

risicoprofielen.<br />

Indien nodig worden wijzigingen hierin in het in lid 1 en 2 bedoelde beleidsplan opgenomen.<br />

Indien noodzakelijk leidt de jaarlijkse evaluatie tot aanpassingen van het handhavingsbeleidsplan.<br />

Artikel 3 Dienstverlening<br />

1. Het college stelt zich tot doel de dienstverlening, waaronder begrepen communicatie en<br />

voorlichting, aan belanghebbenden op een deskundige, efficiënte wijze te organiseren.<br />

HANDHAVING WWB/IOAW/IOAZ/Bbz 2004 1/10 18­4­2012


2. Het college wenst effectief te communiceren met en over belanghebbenden met als doel een zo<br />

groot mogelijke preventieve werking te bevorderen. Zij maakt daarbij ook gebruik van de lokale<br />

media.<br />

Artikel 4 Valideren van gegevens en inlichtingenplicht<br />

Het college voert bij de aanvraag van een uitkering bestandsvergelijkingen uit waarbij de actuele<br />

gegevens van die klant worden gecontroleerd. Uitkeringen kunnen op basis van de op juistheid<br />

gecontroleerde actuele gegevens aan de veranderde omstandigheden worden aangepast.<br />

HOOFDSTUK 3 CONTROLE<br />

Artikel 5 Risicoprofielen en risicogestuurd werken<br />

1. Het college bevordert bij de uitvoerende dienst een risicogestuurde werkwijze op basis van een<br />

door<br />

haar vastgestelde risico­ en kansenkaart.<br />

2. Risico­ en kansenkaarten bevatten geen stigmatiserende of discriminerende kenmerken voor een<br />

of<br />

meerdere bevolkingsgroepen.<br />

Artikel 6 (Her­)onderzoek en Thematische controle<br />

1. Het college voert regelmatige (her­)onderzoeken uit om de recht­ en doelmatigheid van de<br />

uitkering te controleren.<br />

2. In een op artikel 2 gebaseerd onderzoeksplan beschrijft het college de toe te passen onderzoekmethoden<br />

en specifieke op thema's gerichte controles, alsmede de onderzoeksfrequentie hiervan.<br />

Artikel 7 Signaalgestuurd controleren<br />

Het college bevordert bij de uitvoerende dienst een signaalgestuurde werkwijze op basis van het in<br />

artikel 2, eerste lid bedoelde handhavingsbeleidsplan en daartoe ontwikkelde protocollen.<br />

Artikel 8 Fraudesignalen<br />

1. Het college draagt zorg voor het op efficiënte wijze verkrijgen en onderzoeken van relevante<br />

informatie van de belanghebbende en derden met betrekking tot de uitkeringsaanvraag of<br />

voortzetting<br />

van de uitkering.<br />

2. Alle informatie over vermoedelijke uitkeringsfraude, waaronder begrepen informatie van<br />

dienstmedewerkers en tips, wordt centraal binnen de uitvoerende dienst geregistreerd en<br />

beheerd door de Sociale Recherche.<br />

HOOFDSTUK 4 OPSPORING<br />

Artikel 9 Opsporing en controle<br />

1. Indien daartoe concrete aanleiding bestaat verricht de sociale recherche een<br />

opsporingsonderzoek.<br />

2. Opsporingsonderzoeken eindigen<br />

a) met een besluit over de vermoedelijke uitkeringsfraude<br />

b) indien uitkeringsfraude niet binnen een redelijke termijn kan worden vastgesteld.<br />

3. Het college zal de regionale samenwerking bij fraudehandhaving verstevigen.<br />

Artikel 10 Aangifte bijstandsfraude<br />

HANDHAVING WWB/IOAW/IOAZ/Bbz 2004 2/10 18­4­2012


1. Indien sprake is van uitkeringsfraude doet het college in overeenstemming met het door het<br />

Openbaar Ministerie op dit punt vastgestelde beleid aangifte bij het Ministerie.<br />

2. Bij recidive van uitkeringfraude binnen vijf jaar kan het college conform het in het eerste lid<br />

genoemde beleid van het Openbaar Ministerie altijd aangifte bij Ministerie doen.<br />

Artikel 11 Terugvordering en maatregelen<br />

1. Bij uitkeringsfraude vordert het college de ten onrechte ontvangen uitkering terug op grond van de<br />

gemeentelijke beleidsregels over terugvordering Tevens past het college op de mogelijk te<br />

verstrekken uitkering een maatregel toe op grond van de afstemmingsverordening.<br />

2. Het college draagt zorg voor toepassing van het in vorig lid bepaalde op het kortst mogelijke tijdstip<br />

na de vaststelling van de uitkeringsfraude, onverkort het gestelde in artikelen 58, 59 en 60 van de<br />

WWB.<br />

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN<br />

Artikel 12 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule<br />

1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.<br />

2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening als<br />

toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.<br />

Artikel 13 Inwerkingtreding<br />

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking 1 januari 2012. Per voornoemde datum<br />

wordt de Handhavingsverordening 2009 gemeente <strong>Kerkrade</strong> ingetrokken.<br />

Artikel 14 Citeertitel<br />

Deze verordening wordt aangehaald als: Handhavingsverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ<br />

2012 gemeente <strong>Kerkrade</strong>.<br />

HANDHAVING WWB/IOAW/IOAZ/Bbz 2004 3/10 18­4­2012


Algemene toelichting<br />

Inleiding<br />

In de Wet werk en bijstand (Wwb) is de verplichting tot handhaving van regels, zoals die golden in de<br />

Algemene bijstandswet (Abw), losgelaten en omgezet in een 'kan'­bepaling. Per 1 januari 2010 geldt<br />

dit tevens voor de Inkomensvoorziening arbeidsongeschikte en oudere werknemers (IOAW) en de<br />

Inkomensvoorziening arbeidsongeschikte en oudere zelfstandigen (IOAZ) en per 1 juli 2011 voor een<br />

aantal onderdelen van de Bbz 2004.<br />

Hiermee heeft de gemeente de bevoegdheid tot het stellen van eigen regels over handhaving. De<br />

gemeenteraad stelt op hoofdlijnen het beleid vast rond handhaving door middel van de<br />

Handhavingsverordening Wwb, IOAW, IOAZ en Bbz 2004, daarmee gelegenheid biedend aan het<br />

College om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels.<br />

De handhavingsverordening sluit aan op de Wwb, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 en op het gemeentelijk<br />

beleid betreffende de handhaving van de wetten en de controle op de rechtmatigheid van de<br />

financiële verstrekkingen.<br />

Hoewel de bijstandsregelingen alleen van toepassing zijn op in <strong>Kerkrade</strong> woonachtigen gelden de<br />

regelgeving met betrekking tot misbruik en oneigenlijk gebruik tot over de gemeente­ en landsgrenzen.<br />

Temeer omdat in deze regio grensoverschrijdend verkeer de normaalste zaak van de wereld is.<br />

Beïnvloedbaar beleid<br />

De Wwb, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 kennen minder gereguleerd beleid en laten meer ter invulling over<br />

aan de gemeente.<br />

De invulling van onderhavige verordening, dus de wijze waarop de handhaving plaatsvindt, staat elke<br />

gemeente geheel vrij. Dit komt omdat de gemeente het volledige financiële risico loopt voor wat betreft<br />

de uitvoering van de wetten. De Raad heeft in dit verband gekozen voor Professioneel Handhaven.<br />

Beleidskaders<br />

Bij de beraadslagingen ten aanzien van het onderdeel Handhaving zijn een aantal uitgangspunten<br />

(kaders) opgesteld waarmee ons College bij de uitvoering rekening dient te houden. Daarnaast zijn er<br />

ook enkele uitgangspunten die zowel op de afstemmingsverordening als de Handhavingsverordening<br />

van toepassing zijn:<br />

­ Dubbel straffen en het straffen van derden dient te worden voorkomen. Dit is niet expliciet in de<br />

verordening opgenomen. Het uitgangspunt uit het strafrecht: 'ne bis in idem' geldt ook voor de<br />

wet. Wel kan er door SoZaWe een administratieve maatregel worden toegepast vanwege ten<br />

onrechte ontvangen uitkering, terwijl er vanwege de hoogte hiervan tevens een strafrechtelijk<br />

onderzoek wordt ingesteld door het Openbaar Ministerie. De administratieve maatregel en<br />

toepassing van het strafrecht zijn echter los van elkaar staande zaken, indien het een preparatoire<br />

maatregel betreft. Bij een punitieve maatregel geldt het ‘ne bis in idem’ beginsel en dient daarom<br />

een keuze gemaakt te worden, ofwel maakt uitvoerende dienst de keuze voor een maatregel, of de<br />

strafrechtelijke rechtsgang via het Openbaar Ministerie wordt ingezet.<br />

­ Ook indien sprake is van een onjuiste verstrekking vanuit de gemeente wordt uitkering<br />

teruggevorderd. Deze wordt dan echter afgewogen tegen de individuele omstandigheden In geval<br />

van onjuiste of frauduleuze handelingen wordt het gehele bedrag teruggevorderd, en wordt er een<br />

maatregel opgelegd. Voor wat betreft de Handhavingsverordening geldt vooral het tweede<br />

gedeelte<br />

van dit uitgangspunt, beginnend met; 'In geval van onjuiste of frauduleuze handelingen'.<br />

­ Het intensiveren van fraudepreventie is in het belang van zowel de burger zelf als de gemeente. Dit<br />

is de doelstelling van het concept Professioneel Handhaven en komt in de gehele verordening tot<br />

uitdrukking en expliciet in hoofdstuk 2. Uitvoering van de wet komt voor risico van de gemeente.<br />

Effectieve fraudepreventie vermindert dat risico Voor de burger geldt dit belang in afgeleide zin<br />

ook. Immers, groot risico voor de gemeente betekent hogere lokale belastingen.<br />

HANDHAVING WWB/IOAW/IOAZ/Bbz 2004 4/10 18­4­2012


De uitkeringsontvangende burger is ook bij preventie gebaat, omdat alle energie gestoken kan<br />

worden in het zo snel mogelijk weer op eigen benen staan in plaats van op fraudeonderzoek dat<br />

stevige gevolgen voor de frauderende burger kan hebben.<br />

­ Handhaving en fraudebestrijding moet, maar mag nooit een soort inkomstenbron van de gemeente<br />

worden, of een methode om bezuinigingen te bewerkstelligen. Handhaving en fraudebestrijding en<br />

de voorlichting hierover zal ­ indien goed gehanteerd ­ een preventieve werking hebben. Elke<br />

onterecht ontvangen uitkering betekent dat er minder gemeenschapsgeld resteert voor andere<br />

zaken. De gemeente heeft de zorg en de plicht dat alleen wie recht op bijstand heeft, deze ook<br />

krijgt. Dit rechtmatigheidvereiste staat voorop.<br />

Dat er van handhaving, fraudebestrijding en voorlichting een preventieve werking zal uitgaan is<br />

inderdaad wat verwacht wordt bij uitvoering van het concept Hoogwaardige Handhaving.<br />

­ Voor de mensen die wel kunnen maar niet willen zet men het handhavingsinstrument in. Begin met<br />

drang, maar zorg dat je dwang achter de hand hebt. Handhaving begint bij de poort. Voorts dienen<br />

klanten glasheldere voorlichting te krijgen over hun rechten en plichten, zodat mensen die niet<br />

willen maar wel kunnen weten welke consequenties zij mogen verwachten.<br />

Tenslotte willen wij vanuit het kansen­ en risicoprofielen werken aan het in kaart brengen van<br />

risicogroepen waar het de kans op bijstandsfraude betreft. Het begint daarbij met een intensievere<br />

controle dan bij klanten die niet binnen de risicogroepen vallen.<br />

­ Handhaving dient streng en ruimhartig te zijn. Goed handhaven, dat wil zeggen dat er best strenge<br />

sancties mogen gelden wanneer mensen onvoldoende meewerken aan het verkrijgen van arbeid<br />

of<br />

zelfs frauderen. Aan de andere kant: uitkeringen moeten via maatwerk terechtkomen bij degene<br />

die er recht op hebben.<br />

Bij uitkeringsfraude is een 'lik­op­stuk'­beleid aan de orde Dit betekent na vaststelling van<br />

uitkeringsfraude snel terugvorderen en een strenge sanctie.<br />

­ Het systeem van verificatie/handhaving moet zó worden ingericht dat het recht op uitkering niet ter<br />

discussie kan staan.<br />

Opbouw verordening<br />

Hoofdstuk 2 bestrijkt de preventieve kanten van het handhavingsbeleid. Het bevorderen van de<br />

spontane naleving van de plichten voortvloeiend uit de wetten door klanten is het belangrijkste<br />

preventieve doel dat het College zich stelt. De hiervoor te gebruiken methoden worden jaarlijks in een<br />

Handhavingsbeleidsplan vastgesteld, al dan niet na bijstelling op grond van evaluatie­uitkomsten. Het<br />

gaat dan om duidelijke communicatie over rechten en plichten, vlotte en deskundige dienstverlening,<br />

betrouwbare gegevenscontroles en het fraude­alert werken middels risicoprofielen. De methoden zijn<br />

op zich niet nieuw, maar door de gecombineerde inzet is de verwachting dat er een goede preventieve<br />

werking vanuit gaat.<br />

Gerichte informatie, deskundige en vlotte dienstverlening, zowel administratief als overige<br />

hulpverlening en betrouwbare, snelle verificatiemogelijkheden zijn noodzakelijke ingrediënten om te<br />

voorkomen dat bij klanten weerstand gaat ontstaan tegen naleving van de plichtenkant die hen bij de<br />

uitkeringsverlening is opgelegd. Daarmee kan fraude toenemen<br />

Een betrekkelijk nieuw fenomeen is het risicogestuurd werken dat de dienst sinds kort aan de hand<br />

van kansen­ en risicoprofielen gebruikt. Kansen­ en risicoprofielen geven een combinatie van de<br />

mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de mate van fraudegevoeligheid van de klant aan. Op basis<br />

hiervan kunnen organisatiemiddelen efficiënter ingezet worden om fraude op te sporen of vooraf te<br />

ontmoedigen Ter voorkoming van onjuiste of onzorgvuldige totstandkoming van kansen­ en<br />

risicoprofielen worden de randvoorwaarden aangegeven waaraan de profielen moeten voldoen (artikel<br />

5).<br />

HANDHAVING WWB/IOAW/IOAZ/Bbz 2004 5/10 18­4­2012


Hoofdstuk 3 gaat over de controle voor en tijdens de uitkeringsverlening en in verband met<br />

beëindigingen hiervan In het jaarlijkse beleidsplan van de uitvoerende dienst (artikel 2) staan de<br />

termijnen waarbinnen, maar ook de wijze waarop, de (her) onderzoeken worden verricht beschreven<br />

(artikel 6).<br />

Vanwege het risicogestuurd werken dat de dienst heeft ingevoerd zijn vooral hierop geënte controles<br />

ontwikkel. Risicosturing is een werkwijze waarbij menskracht en middelen zeer gericht worden ingezet<br />

op basis van geformuleerde risicoprofielen. Dit betekent dat de controle op de rechtmatigheid van<br />

(voortzetting van) een uitkering niet voor iedere uitkeringsgerechtigde op eenzelfde wijze plaatsvindt,<br />

maar gericht is op diens frauderisicoprofiel.<br />

Daarnaast vinden er zogeheten thematische controles plaats, zoals een onderzoek op basis van het<br />

niet ingeschreven staan bij het UWV­werkbedrijf en niet­erkende kinderen van moeders met een<br />

uitkering van de gemeente. Om de preventieve werking van dit type controles te bevorderen zullen de<br />

controleonderwerpen veelal vooraf worden bekend gemaakt.<br />

Fraudebestrijding is zeer effectief op het moment waarop een klant een beroep doet op een uitkering.<br />

Een goede controle op gegevens en omstandigheden aan het begin voorkomt dat iemand ten<br />

onrechte een uitkering verkrijgt en houdt de schade beperkt (artikel 4).<br />

Controle op de aanvraag zal onder andere plaatsvinden via huisbezoeken, verificatie van relevante<br />

financiële gegevens via het netwerk 'Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen' (SUWI­net),<br />

de <strong>Gemeente</strong>lijke Bevolkingsadministratie (GBA) en dergelijke. Per 1 januari 2012 zijn de<br />

mogelijkheden tot het verrichten van huisbezoeken in de sociale zekerheid verruimd (Regeling<br />

rechtgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek, 31 929).<br />

Voorts is het van belang dat er binnen de uitvoerende dienst een effectief fraude­informatiesysteem<br />

komt, waar fraudesignalen bij elkaar gebracht worden en op basis waarvan controleactiviteiten worden<br />

ingezet<br />

Het systeem is voorts van belang om risicoprofielen op­ of bij te stellen (artikel 7).<br />

Voor het gebruik van centraal opgeslagen fraude­informatie moeten privacyprotocollen opgesteld<br />

worden.<br />

Hoofdstuk 4 betreft de opsporing van fraude. Elementen hierbij zijn de aansturing van<br />

fraudeonderzoeken en de intensiteit van de regionale samenwerking. Vanwege de op risicoprofielen<br />

gebaseerde risicogestuurde werkwijze van de uitvoerende dienst is er in feite ook een keuze gemaakt<br />

over hoe en<br />

wanneer er tot opsporing wordt overgegaan en hoeveel tijd hieraan wordt gespendeerd. Het 'hard'<br />

maken van mogelijke fraudesignalen zal dus niet in alle gevallen tot doel worden gemaakt.<br />

De regionale samenwerking binnen de fraudebestrijding zal worden verstevigd om effectief te kunnen<br />

reageren op de lokale grenzen overschrijdende fraudesignalen.<br />

Als fraude is vastgesteld zal het terugvorderingtraject onmiddellijk moeten worden ingezet onder<br />

toepassing van een sanctiemaatregel. Dit zogeheten 'Lik­op­stuk' beleid is van fundamenteel belang<br />

om de preventieve aspecten van Hoogwaardige Handhaving te stimuleren<br />

Toelichting op de artikelen<br />

HOOFDSTUK 2 FRAUDEPREVENTIE<br />

artikel 2 Handhavingsbeleid<br />

lid 1<br />

Het College stelt jaarlijks een handhavingsbeleidsplan vast waarin maatregelen en<br />

methoden staan opgenomen gericht op het voorkomen en bestrijden van fraude. Het concept<br />

'Hoogwaardige Handhaving' en de gemeentelijke handhavingsvisie zijn daarbij het richtinggevende<br />

fraudebestrijdingbeleid.<br />

HANDHAVING WWB/IOAW/IOAZ/Bbz 2004 6/10 18­4­2012


De maatregelen en doelen in het plan zullen waar mogelijk meetbaar gemaakt zijn. Onderdelen<br />

hiervan zijn dienstverlening, scholing, voorlichting, controle en risicosturing.<br />

lid 2<br />

In het handhavingssplan worden de beleidsinstrumenten voorlichting, controle en risicosturing expliciet<br />

opgenomen. Dit zijn immers de voornaamste instrumenten ter voorkoming van uitkeringsfraude. Het<br />

gebruik hiervan moet bekend zijn.<br />

Voorlichting is nodig om de preventieve kant van het handhavingsbeleid optimaal te benutten. Een<br />

klant die vanaf de aanvang van een uitkeringverstrekking weet wat er van hem verlangd wordt en<br />

waar hij zich aan moet houden, maar ook waar hij recht op heeft en wat hij mag verwachten, houdt<br />

zich mogelijk vanzelfsprekender aan de regels. De consequenties bij fraude moeten daarbij glashelder<br />

zijn.<br />

Om een zo effectief mogelijk voorlichtingsbeleid te kunnen realiseren is jaarlijkse evaluatie en<br />

bijstelling noodzakelijk en vervolgens vastlegging in het jaarlijkse handhavingsbeleidsplan.<br />

Bij sturing op basis van geformuleerde kansen­ en risicoprofielen zal de controle op de rechtmatigheid<br />

van (voortzetting van) een uitkering niet voor iedere uitkeringsgerechtigde gelijk zijn, maar zich richten<br />

op het frauderisico dat deze vertegenwoordigt.<br />

De uitvoerende dienst zal haar werkwijze niet uitsluitend baseren op risicosturing en risicoprofielen.<br />

Ook specifieke, thematische controles zullen worden ontwikkeld en toegepast. In het plan zullen de<br />

jaarlijkse doelen ten aanzien van het verkrijgen en onderhouden van relevante klantinformatie worden<br />

betrokken.<br />

artikel 3 Dienstverlening<br />

Dit artikel legt vast dat de gemeente ook verplichtingen heeft naar de klant. Dit betreft vooral de<br />

kwaliteit van de dienstverlening. Inkomstenverrekeningen moeten snel, efficiënt en op een<br />

transparante wijze plaatsvinden. Daar heeft een klant recht op en het werkt vooral ook<br />

fraudevoorkomend. Als de dienst vertragingen veroorzaakt of fouten maakt bij verrekeningen zou de<br />

klant in een voorkomende situatie kunnen besluiten geen inkomsten meer op te geven vanwege de<br />

last die hij heeft ondervonden.<br />

Waar mogelijk zal de informatievoorziening maatwerk moeten worden, dus op het individu gericht<br />

omdat ook hier een sterk preventieve werking van uit gaat. De gemeentelijke verplichtingen zijn niet<br />

vrijblijvend. De cliëntenraad SWI zal hierin een duidelijke signalerende en adviserende rol hebben.<br />

artikel 4 Validering van gegevens en inlichtingenplicht<br />

Met dit artikel wordt aangegeven dat de controle van gegevens in een zo vroeg mogelijk stadium van<br />

het uitkeringsproces moet plaatsvinden op een zo betrouwbaar mogelijke wijze. Daarmee wordt<br />

voorkomen dat er ten onrechte teveel uitkeringsgeld wordt uitgekeerd, zodat er geen vorderingen<br />

ontstaan<br />

HOOFDSTUK 3 CONTROLE<br />

artikel 5 Risicoprofielen en risicogestuurd werken lid 1<br />

Bij Professioneel Handhaven hoort een werkwijze die uitgaat van kansen­ en risicosturing. Dit kan<br />

alleen als er kansen­ en risicoprofielen zijn. Het geeft voorts aan dat de gemeente hier niet vrijblijvend<br />

mee om zal gaan, maar dat het onderdeel uit moet maken van de bedrijfsvoering van de uitvoerende<br />

dienst.<br />

lid 2<br />

Door dit vereiste in de verordening op te nemen wordt onderstreept dat kansen­ en risicoprofielen<br />

zorgvuldig tot stand moeten komen en geformuleerd zijn om ongewenste situaties te voorkomen.<br />

artikel 6 (Her­)onderzoek en Thematische controle<br />

lid 1<br />

HANDHAVING WWB/IOAW/IOAZ/Bbz 2004 7/10 18­4­2012


Met de komst van de Wwb moet de gemeente eigen onderzoeksregels stellen. Sinds 1 januari 2010<br />

geldt dit ook voor de IOAW en IOAZ, net als voor de Bbz 2004 sinds 1 juli 2011.<br />

De controle op de rechtmatigheid van te verstrekken en verstrekte uitkering zal periodiek plaatsvinden.<br />

Daarbij wordt een flexibele (her­)onderzoeksmethodiek geïntroduceerd, gebaseerd op risicogestuurd<br />

werken (zie ook artikel 5)<br />

lid 2<br />

In het handhavingsbeleidsplan (zie artikel 2) worden de wijze en methoden van uitkeringscontrole<br />

beschreven. In dit artikel gaat het meer om de vaststelling van de frequentie van de<br />

(her­)onderzoeken voor bepaalde doelgroepen en risicogroepen. Voorts wordt hierin vastgesteld<br />

welke heronderzoeks­methoden daarbij worden toegepast. Dit kunnen, naast de bekende methoden,<br />

ook specifieke onderzoeken en eventuele experimenten zijn. Het onderzoeksplan kan zowel apart als<br />

geïntegreerd in het handhavingsbeleidsplan staan opgenomen<br />

artikel 7 Signaalgestuurd controleren<br />

De doelstellingen zijn niet langer sec gericht op rechtmatigheid en tijdigheid maar hebben nu ook<br />

betrekking op effectief controleren, efficiënt controleren en dienstverlenend controleren.<br />

Daarnaast zien we dat de doelstellingen nog scherper zijn gesteld en handhaving expliciet een<br />

bijdrage moet leveren aan het beperken van de schadelast. Controle activiteiten hebben tot doel om<br />

fraude aan het licht te brengen. Controle activiteiten moeten zich dus concentreren daar waar de kans<br />

op succes het grootste is. De kosten van de controle moeten in verhouding staan met de opbrengsten.<br />

De gemeente <strong>Kerkrade</strong> wil vanuit het oogpunt van dienstverlening de cliënt zo min mogelijk belasten<br />

met controles. Daartoe wordt niet langer een structurele frequentie van onderzoeken gepland maar<br />

wordt doelgericht naar aanleiding van signalen en risicofactoren gecontroleerd.<br />

artikel 8 Fraudesignalen<br />

lid 1<br />

Dit lid ziet toe op de organisatie en vergaring van informatie over uitkeringgerechtigden. Het betreft<br />

onder meer informatie van vorige uitkeringssituaties, bestaande (oude) fraudesignalen, regionale<br />

uitkerings­informatie, informatie van het inlichtingenbureau over werk, inkomen, het GBA, wegendienst<br />

e.a.<br />

Deze informatie moet voor daartoe gemachtigde werknemers van de dienst gemakkelijk opvraagbaar<br />

zijn.<br />

De bedoelde informatie kan in bepaalde situaties ook aan in het bijzonder de in de wet bedoelde<br />

derden verstrekt worden indien de relevantie hiervan vaststaat.<br />

lid 2<br />

Met de term 'informatie' worden, naast informatie uit officiële en officieuze bronnen, ook klikbrieven,<br />

eigen waarnemingen of waarnemingen van derden bedoeld. Deze informatie omvat zowel<br />

bewijsstukken als vermoedens van fraude. Het beheer vindt plaats op een centraal punt binnen de<br />

uitvoerende dienst bij de Sociale Recherche. Daar wordt beslist welke onderzoeksacties worden<br />

ondernomen. Dit zal vooral in overleg plaatsvinden met de klantmanager die het primaire contact met<br />

de uitkeringsgerechtigde onderhoudt.<br />

HOOFDSTUK 4 OPSPORING<br />

artikel 9 Opsporing en controle<br />

De Sociale Recherche verricht zowel administratieve­ en strafrechtelijke onderzoeken (controle en<br />

opsporing). Een duidelijke scheiding waar het administratieve onderzoek eindigt en het<br />

strafrechtelijk onderzoek start is van groot belang om latere ongewenste situaties te voorkomen in de<br />

HANDHAVING WWB/IOAW/IOAZ/Bbz 2004 8/10 18­4­2012


ehandeling van een strafzaak door het Openbaar Ministerie.<br />

lid 1<br />

Vage fraudesignalen zijn doorgaans ongeschikt om een sociale rechercheonderzoek te<br />

rechtvaardigen. Een rechercheonderzoek betekent meestal een grote ingreep in iemands' privacy.<br />

Het besluit tot een dergelijk onderzoek moet daarom op reële gronden worden genomen. Deze<br />

afstemming is een eigen verantwoordelijkheid van de Sociale Recherche en gebeurt in overleg met de<br />

direct leidinggevende.<br />

Bij het risicogestuurd werken zal de sociale recherche sneller worden ingeschakeld als het gaat om<br />

personen behorend tot risicoprofielen. In principe wordt daarbij geen ondergrens ten aanzien van het<br />

(vermoedelijke) schadebedrag gehanteerd.<br />

lid 2<br />

Bij Professioneel Handhaven wordt vooral ingezet op preventie en dit wordt het meest gediend door<br />

relatief snel fraudesignalen te onderzoeken. Het stellen van een tijdlimiet voor fraudeonderzoeken is<br />

om verschillende redenen van belang. Mensen moeten niet te lang als onderwerp van onderzoek<br />

aangemerkt worden als daar geen serieus bewijs voor is. Zaken moeten niet onnodig lang open<br />

blijven en daarmee capaciteit bij de Sociale Recherche wegnemen. Indien een onderzoek te lange tijd<br />

vergt is er sprake van hetzij een té complexe fraudezaak, hetzij té vage signalen. Behoudens te<br />

motiveren uitzonderingen dient het rechercheonderzoek in beide situaties te worden beëindigd.<br />

lid 3<br />

De samenwerking van de sociale recherche binnen de regio is voor een effectief handhavingsbeleid<br />

heel belangrijk. Het College wil aan deze samenwerking helder gestalte te geven, zodat<br />

fraudesignalen sneller worden opgepakt en capaciteit gerichter wordt ingezet.<br />

artikel 10 Aangifte uitkeringsfraude<br />

lid 1<br />

Als de verlagenswaardige gedraging ook een strafbaar feit oplevert, dient het college hiervan proces<br />

verbaal op te maken en aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie indien het bedrag waarvoor is<br />

gefraudeerd boven de aangiftegrens komt. In de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude wordt als<br />

aangiftegrens een benadelingsbedrag van € 10.000 en € 35000 bij witte fraude gehanteerd. Bij<br />

fraudebedragen beneden de aangiftegrens zal het Openbaar Ministerie in de regel geen<br />

strafvervolging inzetten. In een aantal gevallen kan er echter bij wijze van uitzondering ook<br />

strafvervolging plaatsvinden bij fraudebedragen beneden de € 10.000 dan wel € 35000.<br />

Strafvervolging kan ook plaatsvinden bij lagere fraudebedragen dan € 10.000 / € 35000 als de fraude<br />

met uitkering is gecombineerd met een of meer (andersoortige) strafbare feiten, zoals handel in drugs<br />

(uitzondering 2 in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude).<br />

Indien een belanghebbende een voorbeeldfunctie heeft kan ook bij een fraudebedrag onder de<br />

aangiftegrens strafrechtelijke vervolging plaatsvinden (uitzondering 3 in de Aanwijzing Sociale<br />

Zekerheidsfraude). Bij een voorbeeldfunctie kan worden gedacht aan een regionaal of landelijk<br />

maatschappelijk aansprekende persoon is of iemand die een openbaar ambt bekleed (bijvoorbeeld<br />

een lid van de gemeensteraad).<br />

Wanneer een bepaalde persoon zich binnen een periode van vijf jaar voor de tweede maal heeft<br />

schuldig gemaakt aan sociale zekerheidsfraude, kan er mogelijk strafrechtelijk vervolgd worden. In<br />

deze gevallen is de datum van de 1e sanctionering startpunt voor de termijn van vijf jaren en dienen<br />

de benadelingsbedragen samen tenminste € 10.000 / € 35000 te bedragen (uitzondering 4 in de<br />

Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude).<br />

HANDHAVING WWB/IOAW/IOAZ/Bbz 2004 9/10 18­4­2012


In afwijking van het bovenstaande kan ook bij een benadelingsbedrag beneden de aangiftegrens<br />

aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie, indien afstemming niet geëffectueerd kan worden<br />

(uitzondering 5 in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude). Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien<br />

schending van de inlichtingenplicht tot intrekking van het recht op bijstand en volledige terugvordering<br />

van de kosten van bijstand leidt. In een dergelijke situatie kan de ­ op voorwaarde dat de<br />

afstemmingsverordening in een verlaging wegens het niet nakomen van de inlichtingenplicht voorziet ­<br />

in beginsel benodigde afstemming wegens schending van de inlichtingenplicht al daarom niet<br />

geëffectueerd worden, omdat belanghebbende niet langer recht op bijstand heeft. Het college kan met<br />

het Openbaar Ministerie in het eigen arrondissement afspraken maken over de wijze waarop zaken<br />

met een benadelingsbedrag onder de € 10.000 / € 35000 adequaat verwerkt kunnen worden. Hierbij<br />

kan gedacht worden aan een transactievoorstel met de verdachte.<br />

In gevallen waarin er fraude is gepleegd met medewerking en/of medeweten van een ambtenaar voor<br />

de uitkeringverstrekkende instantie kan altijd strafrechterlijke vervolging worden ingezet, ongeacht de<br />

hoogte van het fraudebedrag (uitzondering 6 in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude). Daarbij geldt<br />

wel als voorwaarde om te kunnen afwijken van de aangiftegrens van € 10.000 / € 35000 dat ook<br />

tegenover de betreffende medeplichtige ambtenaar sanctionerend wordt opgetreden.<br />

artikel 11 Terugvordering en maatregelen<br />

lid 1<br />

Om een preventieve werking te bewerkstelligen zal het plegen van uitkeringsfraude in ieder geval niet<br />

het gevoel bij de pleger moeten opleveren dat het lonend is. Vandaar dat naast terugvordering van het<br />

schadebedrag ook altijd een maatregel aan de orde is op de lopende uitkering. De hoogte van de<br />

maatregel wordt bepaald door het gestelde in de afstemmingsverordening. Een maatregel kan slechts<br />

worden toegepast als de uitkering wordt gecontinueerd of binnen 1 maand na vaststelling van de<br />

uitkeringsfraude wordt hervat.<br />

lid 2<br />

Om uitdrukking te geven aan het 'lik­op­stuk' aspect van het Hoogwaardig Handhavingsbeleid zal er<br />

zo snel als mogelijk uitvoering moeten worden gegeven aan zowel het terugvorderen van de ten<br />

onrechte genoten uitkering als het toepassen van een maatregel. Voor de betrokken<br />

uitkeringgerechtigde kan dit als een hard(­vochtig) beleid overkomen, het primaire doel is echter om<br />

potentiële uitkeringfraudeurs af te schrikken en zodoende de preventieve werking van het beleid te<br />

stimuleren. De terugvordering van uitkering vindt in alle gevallen plaats en bij iedereen op wie op<br />

grond van de wet terugvordering mogelijk is.<br />

HANDHAVING WWB/IOAW/IOAZ/Bbz 2004 10/10 18­4­2012

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!