15.09.2013 Views

Proefschrift Crisis in aantocht! - Onderzoek - Hogeschool Utrecht

Proefschrift Crisis in aantocht! - Onderzoek - Hogeschool Utrecht

Proefschrift Crisis in aantocht! - Onderzoek - Hogeschool Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Annette Klarenbeek<br />

<strong>Crisis</strong><br />

<strong>in</strong> <strong>aantocht</strong> !<br />

Een <strong>in</strong>teractioneel perspectief op crisiscommunicatie


<strong>Crisis</strong> <strong>in</strong> <strong>aantocht</strong>!<br />

Een <strong>in</strong>teractioneel perspectief op crisiscommunicatie<br />

Annette Klarenbeek


Promotiecommissie<br />

Promotoren<br />

Prof. dr. C.M.J. van Woerkum<br />

Emeritus hoogleraar Communicatiestrategieën<br />

Wagen<strong>in</strong>gen University<br />

Co-promotor<br />

Prof. dr. H.F.M. te Molder, Universitair hoofddocent,<br />

Leerstoelgroep Communicatiestrategieën Wagen<strong>in</strong>gen University<br />

Hoogleraar Wetenschapscommunicatie, Universiteit Twente, Enschede<br />

Overige leden<br />

Prof. dr. E.P.J.M. Elbers, Universiteit <strong>Utrecht</strong><br />

Dr. J.M. Guttel<strong>in</strong>g, Universiteit Twente, Enschede<br />

Prof. dr. M.A. Koelen, Wagen<strong>in</strong>gen University<br />

Prof .dr. E.H. Tonkens, Universiteit van Amsterdam


Annette Klarenbeek<br />

<strong>Crisis</strong><br />

<strong>in</strong> <strong>aantocht</strong> !<br />

Een <strong>in</strong>teractioneel perspectief op crisiscommunicatie<br />

<strong>Proefschrift</strong><br />

ter verkrijg<strong>in</strong>g van de graad van doctor<br />

aan Wagen<strong>in</strong>gen University<br />

op gezag van de rector magnificus,<br />

prof. dr. M.J. Kropff,<br />

ten overstaan van een door het<br />

College voor Promoties <strong>in</strong>gestelde commissie<br />

<strong>in</strong> het openbaar te verdedigen<br />

op woensdag 13 juni 2012<br />

des namiddags te half twee <strong>in</strong> de Aula


Klarenbeek, Annette Johanna Maria Elisabeth<br />

<strong>Crisis</strong> <strong>in</strong> <strong>aantocht</strong>! een <strong>in</strong>teractioneel perspectief op crisiscommunicatie<br />

224 pages<br />

Thesis Wagen<strong>in</strong>gen University, NL (2012)<br />

With references, with summaries <strong>in</strong> Dutch and English<br />

ISBN 978-94-6173-236-3


UNDER MILK WOOD<br />

[Silence]<br />

FIRST VOICE (Very softly) To beg<strong>in</strong> at the beg<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g:<br />

It is spr<strong>in</strong>g, moonless night <strong>in</strong> the small town, starless and bible-black, the<br />

cobblestreets silent and the hunched, courters’-and-rabbits’ wood limp<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong>visible down to the sloeblack, slow, black, crowblack, fish<strong>in</strong>gboatbobb<strong>in</strong>g sea.<br />

The houses are bl<strong>in</strong>d as moles (though moles see f<strong>in</strong>e to-night <strong>in</strong> the snout<strong>in</strong>g,<br />

velvet d<strong>in</strong>gles) or bl<strong>in</strong>d as Capta<strong>in</strong> Cat there <strong>in</strong> the muffled middle by the pump<br />

and the town clock, the shops <strong>in</strong> mourn<strong>in</strong>g, the Welfare Hall <strong>in</strong> widows’ weeds.<br />

And all the people of the lulled and dumbfound town are sleep<strong>in</strong>g now.<br />

Dylan Thomas, 1953


Dankwoord<br />

Soms had ik de twijfel of het wel zou lukken. Zou mijn onderzoek daadwerkelijk<br />

resulteren <strong>in</strong> een proefschrift? Nu is het zover. Mijn proefschrift is een<br />

feit en dat heeft alles te maken met iedereen die daaraan heeft bijgedragen.<br />

Tijdens mijn promotietraject had ik twee promotoren: Cees van Woerkum<br />

en Hedwig te Molder. Cees van Woerkum, heeft mij van beg<strong>in</strong> af aan<br />

het vertrouwen geschonken dat het boek er zou komen. De vele en stimulerende<br />

gesprekken waren daarbij een belangrijke factor. Net als zijn handgeschreven<br />

notities op al mijn versies. Altijd weer was zijn commentaar<br />

loyaal en opbouwend geformuleerd. Bovendien leerde ik van hem waar<br />

wetenschap over gaat: de werkelijkheid verhelderen <strong>in</strong> plaats van <strong>in</strong>gewikkeld<br />

maken.<br />

Hedwig te Molder heeft mij leren kijken naar taal op een manier die ik<br />

daarvoor niet kende. Kijken naar hoe mensen via alledaagse taalgebruik<br />

<strong>in</strong>teractionele doelen bewerkstelligen. Hedwig haar vernieuwende blik op<br />

communicatie bracht mij tot een discursieve analyse van mijn casussen.<br />

Met gevoelens van nostalgie denk ik terug aan de buitengewoon waardevolle<br />

gesprekken met Cees en Hedwig. Dank voor jullie <strong>in</strong>spirerende<br />

begeleid<strong>in</strong>g!<br />

Ik bedank ook een lange reeks van andere mensen: mijn paranimfen Lydia<br />

Jumelet en Gerald Morss<strong>in</strong>khof. Met beide heb ik door de jaren heen fijne<br />

gesprekken over ‘het vak’ gehad. Ik dank nadrukkelijk Roelf Middel die mij<br />

gelukkig voorstelde aan Cees van Woerkum; Guido Rijnja die er verdorie<br />

toch <strong>in</strong> slaagde mij voor te gaan; Bert Pol en Re<strong>in</strong>t Jan Renes die als lectoren<br />

mij alle ruimte gaven, ook als mijn ideeën afweken van die van hen,<br />

Marita Vos en Jan Eberg die tips voor de beg<strong>in</strong>nende promovendus gaven.<br />

Ik bedank Birgit Dewez voor onze zalige gesprekken op camp<strong>in</strong>g Bakkum.<br />

Speciale dank voor Tanny Dobbelaar voor haar taalkundige opmerk<strong>in</strong>gen<br />

en Christien Franken die mij hielp met ‘how to write an academic paper’.<br />

Bijzondere dank ook aan Matthijs van de Schaft die zonder aarzelen mij<br />

die papers van New York tot Jyväskylä op congressen liet presenteren.<br />

Ik bedank <strong>Hogeschool</strong> <strong>Utrecht</strong> die mij de kans bood om via een promotievoucher<br />

het onderzoek te doen. En Matthé Sjamaar en Ad Verbrugge, zonder<br />

hun bijdragen had dit onderzoek nooit zo kunnen zijn; alle familieleden<br />

en vrienden die regelmatig hebben geïnformeerd naar de voortgang van<br />

dit proefschrift net als mijn collega’s van het lectoraat Crossmediale Communicatie<br />

<strong>in</strong> het Publieke Dome<strong>in</strong> en de opleid<strong>in</strong>g Communicatiemanagement<br />

die daarbij het geduld hebben gehad.<br />

6


Voor alle jaren van steun en <strong>in</strong>teresse dank ik mijn ouders. Ze hebben altijd<br />

vol geduld geluisterd naar wat mij bezighield. Mijn broer Rien die me als<br />

scholier b<strong>in</strong>nensmokkelde bij een voor mij onbegrijpelijk college filosofie<br />

waar ik kennismaakte met de wondere wereld van wetenschap. Ik bedank<br />

mijn k<strong>in</strong>deren, Sophie en Massimo, voor hun onvoorwaardelijke liefde.<br />

Tenslotte dank ik Peter: deze klus heb ik geklaard door de basis die jij mij<br />

biedt. Door je zorg en nimmer aflatende steun heb ik dit onderzoek kunnen<br />

voltooien.<br />

7


Inhoud<br />

Hoofdstuk 1 Inleid<strong>in</strong>g<br />

1.1 Inleid<strong>in</strong>g 11<br />

1.2 <strong>Crisis</strong>communicatie bij de overheid 12<br />

1.3 <strong>Crisis</strong>makelaars 16<br />

1.4 Doelstell<strong>in</strong>g, probleemstell<strong>in</strong>g en onderzoeksvraag 23<br />

1.5 Opbouw van het proefschrift 25<br />

Hoofdstuk 2 De omgev<strong>in</strong>g<br />

2.1 Inleid<strong>in</strong>g 27<br />

2.2 Het cont<strong>in</strong>gentieperspectief 28<br />

2.3 Naar een <strong>in</strong>teractioneel perspectief 30<br />

2.4 Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie 36<br />

Hoofdstuk 3 Crises<br />

3.1 Inleid<strong>in</strong>g 37<br />

3.2 Karakteristieken voor crises 38<br />

3.3 Oorzaken van crises 41<br />

3.4 Sluimerende crisis 46<br />

3.5 Een crisis aan de orde stellen 52<br />

3.6 Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie 55<br />

Hoofdstuk 4 Discourstheorie en -analyse<br />

4.1 Inleid<strong>in</strong>g 56<br />

4.2 Het discoursanalytische perspectief 56<br />

4.3 Discursieve uitgangspunten 60<br />

4.4 Discursieve thema’s 63<br />

4.5 Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie 67<br />

Hoofdstuk 5 Sluimerende crisis <strong>in</strong> het onderwijs<br />

5.1 Inleid<strong>in</strong>g 68<br />

5.2 Casedome<strong>in</strong> Onderwijs 68<br />

5.3 Case 1 – Te veel Marokkanen 71<br />

5.4 Case 2 – Help het onderwijs verzuipt 72<br />

5.5 Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie 74<br />

Hoofdstuk 6 Een klokkenluider aan het werk<br />

6.1 Inleid<strong>in</strong>g 75<br />

6.2 Resultaten 81<br />

6.2.1 Strategieën behorende bij <strong>in</strong>teractioneel probleem 1 82


6.2.2 Interactioneel probleem 1: Er woedt een brand,<br />

maar ik houd mijn hoofd erbij 86<br />

6.2.3 Reacties op strategieën 1 87<br />

6.3.1 Strategieën behorende bij <strong>in</strong>teractioneel probleem 2 91<br />

6.3.2 Interactioneel probleem 2: Toevallig zie ik het zo,<br />

maar dit is een feitelijk bestaand probleem 97<br />

6.3.3 Reacties op strategieën 2 98<br />

6.4.1 Strategieën behorend bij <strong>in</strong>teractioneel probleem 3 101<br />

6.4.2 Interactioneel probleem 3: Hoe kan ik de bal bij<br />

jullie leggen, zonder dat mij gebrek aan <strong>in</strong>zet<br />

wordt verweten? 105<br />

6.4.3 Reacties op strategieën 3 106<br />

6.5 Conclusies 112<br />

Hoofdstuk 7 Een sociale beweg<strong>in</strong>g aan het werk<br />

7.1 Inleid<strong>in</strong>g 113<br />

7.2 Resultaten 118<br />

7.2.1 Strategieën behorende bij <strong>in</strong>teractioneel probleem 1 118<br />

7.2.2 Interactioneel probleem 1: Wij dragen dit weliswaar aan,<br />

maar het is een collectief en alom gevoeld probleem 123<br />

7.2.3 Reacties op strategieën 1 124<br />

7.3.1 Strategieën behorende bij <strong>in</strong>teractioneel probleem 2 131<br />

7.3.2 Interactioneel probleem 2: Wij hebben een missie,<br />

maar weten ook waar we het over hebben 134<br />

7.3.3 Reacties op strategieën 2 135<br />

7.4.1 Strategieën behorende bij <strong>in</strong>teractioneel probleem 3 140<br />

7.4.2 Interactioneel probleem 3: We willen kwaliteit maar<br />

we zijn niet behoudzuchtig 142<br />

7.4.3 Reacties op strategieën 3 143<br />

7.5 Conclusies 146<br />

Hoofdstuk 8 Conclusies en slotbeschouw<strong>in</strong>g<br />

8.1 Inleid<strong>in</strong>g 149<br />

8.2 Thema’s voor crisiscommunicatie 150<br />

8.3 Belangrijkste bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen 156<br />

8.4 Implicaties en beperk<strong>in</strong>gen van het onderzoek 166<br />

8.5 Ten slotte 168<br />

Literatuur 170<br />

Bijlage 179<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g 216<br />

Summary 220


Hoofdstuk 1<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

1.1 Inleid<strong>in</strong>g<br />

We leven <strong>in</strong> een tijdperk waar<strong>in</strong> de dreig<strong>in</strong>g van crisis vaak vlakbij lijkt te<br />

zijn. Dit verhevigde crisisbewustzijn heeft ook bij de overheid geleid tot<br />

‘crisismanagement’. Hierbij gaat het om <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen die het hoofd bieden<br />

aan crises als ze uitbreken en op activiteiten vooraf, om zo op crises<br />

voorbereid te zijn. De overheid kan de gevolgen van een crises reduceren<br />

door bijvoorbeeld het <strong>in</strong>stalleren van sirenes, het maken van draaiboeken<br />

en het uitstippelen van evacuatieroutes. Waar het kan probeert de overheid<br />

de kans op crisis te verm<strong>in</strong>deren door preventieve maatregelen als<br />

het opstellen van bouwverorden<strong>in</strong>gen, het aanleggen van dammen en het<br />

geven van vacc<strong>in</strong>aties. Veelal zijn deze activiteiten gericht op het voorkomen<br />

van een acute crisis. Maar niet alle crises breken door. Ook kunnen<br />

ze een lang voorstadium hebben en blijven sluimeren. Daarom is het<br />

goed eveneens naar sluimerende crises te kijken. Dit zijn crises die aanvankelijk<br />

niet worden opgemerkt, maar die schijnbaar plotsel<strong>in</strong>g kunnen<br />

omslaan <strong>in</strong> een acute crisissituatie. Voorbeelden hiervan zijn de uitbraak<br />

van Q-koorts (2005) of de rellen <strong>in</strong> Parijs (2005) en Londen (2011), en de<br />

vertrouwenscrisis bij <strong>Hogeschool</strong> InHolland (2011). Het acute karakter van<br />

veel escalaties verhult vaak een lange voorgeschiedenis.<br />

Dit proefschrift gaat over crisiscommunicatie: hier<strong>in</strong> wil ik onderzoeken<br />

hoe al <strong>in</strong> een vroegtijdig stadium signalen afgegeven worden over een<br />

sluimerende crisis. Daartoe concentreer ik mij vooral op ‘crisismakelaars’,<br />

representanten van het politieke-bestuurlijke systeem of burgers die<br />

stem geven aan hun zorgen en kritiek. Aan Bo<strong>in</strong> en Otten (Bo<strong>in</strong> & Otten,<br />

2000, p.18) ontleen ik deze term: ‘crisismakelaars zijn personen – al dan<br />

niet vertegenwoordigers van een organisatie – die een crisis ‘zien’ en dat<br />

beeld bij anderen over willen brengen’. Ik bestudeer hoe deze crisismakelaars<br />

<strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties met anderen er al dan niet <strong>in</strong> slagen om de omgev<strong>in</strong>g<br />

te waarschuwen. Ik kijk daarbij specifiek naar de manier waarop een sluimerende<br />

crisis aan de orde wordt gesteld. Dit perspectief is bij crisiscommunicatie<br />

nog onderbelicht: er is we<strong>in</strong>ig aandacht voor de wijze waarop<br />

een signaal naar voren wordt gebracht. Het is van belang hier naar te kijken<br />

omdat de omgang met zulke signalen veel <strong>in</strong>vloed kan hebben op de<br />

dynamiek <strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong>.<br />

11


Een voorbeeld van zo’n signaal is het essay ‘Het multiculturele drama’ (NRC<br />

Handelsblad, 2000, 29 januari) van publicist Paul Scheffer. Hier<strong>in</strong> waarschuwde<br />

hij dat zich <strong>in</strong> Nederland een etnische onderklasse aan het vormen<br />

was. Het artikel entameerde een publieke discussie over het imigratie- en<br />

<strong>in</strong>tegratievraagstuk. Een ander voorbeeld van zo’n signaal is een groep<br />

moeders 1 die <strong>in</strong> 2009 <strong>in</strong> het nieuws kwam omdat zij de overheid en farmaceutische<br />

<strong>in</strong>dustrie verweet vacc<strong>in</strong>s tegen Mexicaanse griep of baarmoederhalskanker<br />

te produceren voor hun eigen f<strong>in</strong>ancieel gew<strong>in</strong>. Ook hier ontstond<br />

een discussie-arena over de effectiviteit en veiligheid van het vacc<strong>in</strong>.<br />

In dit proefschrift wil ik onderzoeken waarom bepaalde crisismakelaars<br />

doorbreken <strong>in</strong> het discourse en anderen niet. Daartoe sta ik stil bij de vraag:<br />

Op welke wijze geven crisismakelaars signalen af over sluimerende<br />

crises die zich voordoen <strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong>?<br />

1.2 <strong>Crisis</strong>communicatie bij de overheid<br />

In dit onderzoek gaat mijn belangstell<strong>in</strong>g uit naar crisiscommunicatie vanuit<br />

het perspectief van de overheid. Bij een crisis die publieke thema’s raakt<br />

die passen bij de kerntaken van de overheid, heeft die overheid als actor<br />

een hoofdrol te vervullen. Zo pleit het rapport van de Commissie Toekomst<br />

Overheidscommunicatie (2001) voor transparantie, omdat de context van<br />

‘de overheid’ verschilt van andersoortige organisaties. De overheid heeft de<br />

opdracht te zorgen voor het algemeen belang. We zien dit zorgaspect op de<br />

volgende manier geformuleerd bij het risico- en crisiscommunicatiebeleid<br />

van de overheid:<br />

‘Goede risicocommunicatie zorgt voor voldoende <strong>in</strong>formatie, faciliteert<br />

zelfredzaamheid en voorkomt dat burgers <strong>in</strong> paniek raken. Tijdens een<br />

crisis moet de overheid vertrouwen scheppen.’ 2<br />

In bovenstaande beschrijv<strong>in</strong>g valt als eerste op dat er bij goede risicocommunicatie<br />

‘voldoende <strong>in</strong>formatie’ moet zijn. Wat er naar buiten wordt<br />

gebracht, mag niet te veel, maar ook niet te we<strong>in</strong>ig zijn, want slecht gedoseerde<br />

<strong>in</strong>formatie kan bijvoorbeeld leiden tot paniek en dat moet voorkomen<br />

worden. De vraag is echter hoe de overheid deze <strong>in</strong>formatie afstemt<br />

op de ontvanger.<br />

Het tweede dat opvalt <strong>in</strong> het geformuleerde uitgangspunt is dat de<br />

overheid vertrouwen moet scheppen. Maar, zoals Guttel<strong>in</strong>g (2004) stelt,<br />

1 http://www.verontrustemoeders.nl<br />

2 http://www.nationaalcrisiscentrum.nl<br />

12


er is tegenwoordig veel m<strong>in</strong>der vertrouwen <strong>in</strong> de overheid dan <strong>in</strong> de jaren<br />

vijftig en zestig (de neig<strong>in</strong>g om de overheid te geloven was toen groter). Dit<br />

stelt de overheid dus voor een lastig dilemma: hoe vertrouwen te wekken<br />

bij crisis als dit ook <strong>in</strong> rustige tijden al een probleem is?<br />

Een ander element dat eveneens opvalt <strong>in</strong> het uitgangspunt is de term<br />

‘zelfredzaamheid’. Kennelijk is zelfredzaamheid wenselijk en blijkbaar ook<br />

veelal een reële mogelijkheid. Zelfredzaamheid impliceert dat de burger een<br />

actieve rol heeft bij het omgaan met risico’s en dus ook zelf taken en verantwoordelijkheden<br />

heeft. De burger kan niet meer alleen op een beschermende<br />

overheid rekenen. Men wordt <strong>in</strong> staat geacht zelfstandig afweg<strong>in</strong>gen<br />

te maken tussen risico’s en handelen. We zien hier dat de actieve rol van de<br />

burger een plaats krijgt <strong>in</strong> het overheidsdenken.<br />

Deze manier van kijken naar een zelfredzame burger kunnen we ook<br />

toepassen op een sluimerende crisis. Dat vraagt dan wel om actieve monitor<strong>in</strong>g<br />

van hoe burgers met risico’s en onzekerheden omgaan. Maar veelal<br />

zijn overheidsorganisaties nog niet zo opmerkzaam (Tulloch & Lupton,<br />

2003; Bo<strong>in</strong> & ’t Hart, 2005). De overheid kijkt onvoldoende naar de manier<br />

waarop de maatschappij vaak zelf al tracht problemen op te lossen. Ook<br />

heeft de overheid we<strong>in</strong>ig oog voor de dynamiek <strong>in</strong> de probleempercepties<br />

<strong>in</strong> de maatschappij en de wijze waarop burgers praten over risico’s die hen<br />

bezighouden. Zou de overheid dat wel doen dan kan de overheid beter<br />

begrip krijgen van wat er leeft en speelt en ook <strong>in</strong>zicht verwerven <strong>in</strong> wat<br />

mensen al dan niet als een risico of crisis def<strong>in</strong>iëren. Hier ligt een uitdag<strong>in</strong>g<br />

voor de overheid, maar ook voor de communicatiediscipl<strong>in</strong>e. Met dit laatste<br />

begrip bedoel ik het beroepenveld van communicatieprofessionals dat <strong>in</strong><br />

het publieke dome<strong>in</strong> werkzaam is.<br />

Deze communicatieprofessionals moeten publieksgericht werken en <strong>in</strong><br />

contact staan met de omgev<strong>in</strong>g. Daarbij kan de vraag worden gesteld naar<br />

wat het publiek is. Zo is het basiskenmerk van een publiek de <strong>in</strong>teractie <strong>in</strong><br />

een gemeenschap en niet de passieve overeenkomst tussen klassieke communicatieve<br />

predisposities (attitudes, kennis, <strong>in</strong>teresses) (van Woerkum &<br />

te Molder, 2005, p.4). Predisposities refereren aan kenmerken op <strong>in</strong>dividueel<br />

niveau, maar bij <strong>in</strong>teracties gaat het om een sociaal fenomeen en bij crises<br />

om dynamiek. Deze <strong>in</strong>dividueel get<strong>in</strong>te en vaak wat statische benader<strong>in</strong>g<br />

bij houd<strong>in</strong>gsonderzoek verruil ik <strong>in</strong> deze studie daarom voor het sociale en<br />

meer dynamische alternatief van het <strong>in</strong>teractionele perspectief. Kennis van<br />

<strong>in</strong>teracties door de communicatieprofessional is nodig om <strong>in</strong>teracties over<br />

risico’s en crises <strong>in</strong> een alledaagse context te kunnen duiden. Het gaat hier<br />

om de vraag welke strategieën crisismakelaars zelf <strong>in</strong>zetten. Op welke wijze<br />

be<strong>in</strong>vloeden crisismakelaars <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van de organisatie elkaar ten<br />

aanzien van de gevaren die hen omr<strong>in</strong>gen? Voordat ik op deze crisismakelaars<br />

<strong>in</strong> paragraaf 3.1 verder <strong>in</strong> ga, bespreek ik de begrippen risico’s en crisis.<br />

13


Def<strong>in</strong>ities van risico’s en crisis<br />

Risico’s zijn volgens Guttel<strong>in</strong>g (2001) zaken die <strong>in</strong> de belev<strong>in</strong>g van mensen<br />

op de een of andere manier een bedreig<strong>in</strong>g zijn voor gezondheid, veiligheid<br />

of welbev<strong>in</strong>den. Deze opvatt<strong>in</strong>g van risico’s biedt ook ruimte voor de communicatieve<br />

kant van risico’s. Opvallend is daarbij de formuler<strong>in</strong>g ‘zaken die<br />

<strong>in</strong> onze belev<strong>in</strong>g op de een of andere manier’… Gesuggereerd wordt hier dat<br />

risico’s van doen hebben met de <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g, de perceptie van een gevaar.<br />

Kennelijk kleeft er ook een subjectieve kant aan risico’s: het gaat niet alleen<br />

over de objectieve feiten rondom risico’s, maar ook over de wijze waarop<br />

mensen gevaren – al dan niet – percipiëren, of construeren. Deze manier<br />

van denken over risico’s is s<strong>in</strong>ds de jaren zeventig van de vorige eeuw meer<br />

<strong>in</strong> zwang geraakt (Guttel<strong>in</strong>g e.a., 2004). Risico’s vormen de oorzaken<br />

van – of aanleid<strong>in</strong>gen voor – crises. Daarbij ontstaan zeker niet alle crises<br />

plotsel<strong>in</strong>g: vaak is een crisis het product van een lange en sluimerende aanloop,<br />

voorzien van juist veel contact- en <strong>in</strong>formatiemomenten, naar een<br />

uite<strong>in</strong>delijke escalatie van de situatie (Rosenthal, Comfort & Bo<strong>in</strong>, 2001).<br />

Deze periode kan de organisatie benutten om actief op zoek te gaan naar<br />

<strong>in</strong>formatie uit de omgev<strong>in</strong>g. ‘Het is de taak van de organisatie om gedurende<br />

deze sluimerende periode signalen juist en tijdig te kunnen duiden’,<br />

stellen Bo<strong>in</strong> en ’t Hart (2005). Daarbij kun je als organisatie niet alle noodkreten<br />

serieus nemen en zal je signalen moeten selecteren.<br />

Omgaan met risico’s<br />

Aanvankelijk was de meer technisch-wetenschappelijke risicoanalyse<br />

vooral gericht op de kwantificer<strong>in</strong>g van risico’s. 3 De ‘kans-maal-effect’bereken<strong>in</strong>g<br />

vormde toen het belangrijkste uitgangspunt. De grootte van<br />

een risico wordt bepaald door de kans dat een effect op zal treden te vermenigvuldigen<br />

met de grootte van het optredende effect. Maar naast deze<br />

benader<strong>in</strong>g is er de laatste decennia meer belangstell<strong>in</strong>g gekomen voor<br />

de maatschappijwetenschappelijke aspecten van risico’s. Zo worden<br />

eveneens de <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>gen van mensen zelf, naast die van experts, over<br />

dreig<strong>in</strong>gen betrokken bij de analyse van risico’s. Ortw<strong>in</strong> Renn def<strong>in</strong>ieert<br />

risico’s dan ook als ‘the possible effects of actions or events, which are<br />

assessed as unwelcome by the vast majority of human be<strong>in</strong>gs’ (Renn,<br />

2004, p.290). Risico- en crisiscommunicatie kan <strong>in</strong> dienst staan van het<br />

maatschappelijke besluitvorm<strong>in</strong>gsproces dat nodig is bij de <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g<br />

van risico’s (Guttel<strong>in</strong>g e.a., 2004).<br />

3 Sticht<strong>in</strong>g Weten Risicocommunicatie, Praktijk en theorie, Guttel<strong>in</strong>g e.a., 2004, p.51<br />

14


Verspreid<strong>in</strong>g van het risico<br />

Bij het <strong>in</strong>schatten van een risico speelt ook het afzwakken of versterken van<br />

een risico. Zo kunnen mensen een risico verspreiden bijvoorbeeld door het<br />

op te blazen. Maar evengoed kunnen mensen bepaalde risico’s ondermijnen<br />

door het bijvoorbeeld te negeren. Dit idee van een ‘social amplification and<br />

attenuation of risk’ is beschreven door Kasperson e.a. (2006) als een wisselwerk<strong>in</strong>g<br />

tussen sociale, psychologische en culturele processen, waardoor de<br />

waarnem<strong>in</strong>g van risico’s door mensen versterkt of verzwakt wordt. Secundaire<br />

en tertiaire effecten kunnen sluimerende gevaren opwekken bij andere<br />

partijen, verderop gelegen locaties, en zelfs volgende generaties. De auteurs<br />

spreken hier van ‘ripple effecten’ naar analogie van de rimpel<strong>in</strong>gen die een<br />

steen <strong>in</strong> een plas water veroorzaakt. Deze effecten kun je op technische<br />

risico’s toepassen, bijvoorbeeld het fysieke effect van vervuilde grond <strong>in</strong> een<br />

woonwijk. Maar je kunt bij het verspreiden van risico’s door neveneffecten<br />

ook referen aan sociaal-maatschappelijke problemen, zoals de sociale<br />

impact van taalachterstand onder k<strong>in</strong>deren van migranten. In dit onderzoek<br />

wil ik kijken naar de wijze waarop risico’s <strong>in</strong>teractioneel verspreid worden<br />

door crisismakelaars die <strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong> de<strong>in</strong><strong>in</strong>g willen veroorzaken<br />

om zo de crisis aan de kaak te stellen.<br />

Daartoe wil ik <strong>in</strong> deze studie werken vanuit een <strong>in</strong>teractioneel perspectief<br />

op crisiscommunicatie en bestuderen hoe burgers signalen over een potentiele<br />

crisis afgeven en waarom deze al dan niet succesvol zijn. Ik wil achterhalen<br />

welke <strong>in</strong>teractionele problemen hierbij ontstaan. Burgers kunnen een belangrijke<br />

bijdrage leveren aan het transparant maken van sluimerende problemen<br />

en daarbij functioneren als crisismakelaars. Met andere woorden: ze zijn misschien<br />

geen (zelfbenoemde) crisismakelaar maar worden dit <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie.<br />

Risico’s <strong>in</strong> het leven van alledag<br />

Bij risico- en crisiscommunicatie gaat het ook om de vraag: hoe gaan wij<br />

als maatschappij om met de risico’s die wij <strong>in</strong> ons dagelijks leven ervaren?<br />

Tulloch en Lupton (2003) stellen dat het <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> hoe mensen de risico’s<br />

ervaren die hen omr<strong>in</strong>gen cruciaal is voor het ontwikkelen van een goede<br />

risico- en crisiscommunicatie enerzijds en een betere beleidsontwikkel<strong>in</strong>g<br />

anderzijds. De overheid kan door dergelijke <strong>in</strong>zichten beter begrijpen<br />

wat er <strong>in</strong> de maatschappij speelt. Ook kan zij leren van wat crisismakelaars<br />

via <strong>in</strong>teracties naar voren brengen. Wat zijn de risico’s die zij zien en hoe<br />

praten ze daarover? Door zich te verdiepen <strong>in</strong> de taal waar<strong>in</strong> zich de crisis<br />

maatschappelijk manifesteert, kan de overheid meer <strong>in</strong> contact staan met<br />

bepaalde netwerken, of gemeenschappen. ‘Zo is de burgerrol gerelateerd<br />

aan de rechten en plichten die iemand <strong>in</strong> een staat toekomen, maar ook aan<br />

de discursieve manier waarop hij deze rol <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie met medeburgers<br />

vorm geeft’ (van Woerkum & te Molder, 2005, p.6).<br />

15


Een gangbare def<strong>in</strong>itie van het crisisbegrip is de volgende <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g:<br />

‘Een crisis is een ernstige verstor<strong>in</strong>g van de basisstructuren en het<br />

functioneren van een maatschappelijk systeem of een organisatie<br />

en/of aantast<strong>in</strong>g van de fundamentele waarden, normen en doelstell<strong>in</strong>gen<br />

van een maatschappelijk systeem of een organisatie, welke bij<br />

een ger<strong>in</strong>ge beslistijd noopt tot het nemen van kritieke besliss<strong>in</strong>gen.’<br />

(Rosenthal, Charles, & ’t Hart, 1989)<br />

Bovenstaande def<strong>in</strong>itie dekt vooral de benader<strong>in</strong>g van de acute crisis, waarbij<br />

het nemen van besliss<strong>in</strong>gen door crisismanagers centraal staat. Daarbij<br />

focust de omschrijv<strong>in</strong>g op het beheersen van een crisis. Maar beheers<strong>in</strong>g lijkt<br />

niet altijd het goede woord omdat een crisis per def<strong>in</strong>itie chaos impliceert.<br />

In dit onderzoek wil ik juist bijdragen aan het begrijpen van de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

van een crisis. Ik wil daartoe <strong>in</strong>zicht geven <strong>in</strong> het dynamische en <strong>in</strong>teractionele<br />

proces dat schuil kan gaan achter een (nog) sluimerende crisis.<br />

1.3 <strong>Crisis</strong>makelaars<br />

Kenmerkend voor crisismakelaars is dat zij hun zorgen over een potentiële<br />

crisissituatie op eigen <strong>in</strong>itiatief presenteren. Ze willen hun zorgen kenbaar<br />

maken, met anderen delen. Zo kunnen naast risico-experts er ook groepen<br />

en <strong>in</strong>dividuen zijn die een crisis aan de orde kunnen stellen, omdat zij<br />

staan <strong>in</strong> het leven van alledag en specifieke kennis en ervar<strong>in</strong>g hebben over<br />

bepaalde risico’s. Veelal trachten zulke crisismakelaars hun observaties<br />

over zaken die niet goed gaan, aan te kaarten bij verantwoordelijken. In dit<br />

onderzoek naar crisiscommunicatie vat ik crisismakelaars op als entrepreneurs<br />

die via taal aandacht vestigen op een crisis die sluimert. Om daar<strong>in</strong><br />

te slagen zullen ze communicatieve <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen moeten verrichten. Het<br />

concept crisismakelaardij wordt <strong>in</strong> dit proefschrift dus bekeken vanuit een<br />

communicatieve <strong>in</strong>valshoek <strong>in</strong> plaats vanuit bijvoorbeeld een bestuurlijk<br />

perspectief, en daarom is het onderzoek ook relevant voor communicatieprofessionals.<br />

<strong>Crisis</strong>makelaars zijn van belang omdat:<br />

a Zij een belangrijke schakel vormen tussen de omgev<strong>in</strong>g en de<br />

overheid en daardoor kunnen zien wat buiten leeft en speelt.<br />

b Zij met <strong>in</strong>teractionele problemen worstelen en oploss<strong>in</strong>gen hanteren<br />

die door de omgev<strong>in</strong>g op een bepaalde manier worden opgepakt.<br />

Dit <strong>in</strong>teractionele proces tussen crisismakelaars en omgev<strong>in</strong>g biedt<br />

overheidsorganisaties de kans om <strong>in</strong>zicht te verwerven <strong>in</strong> afweg<strong>in</strong>gen<br />

die de omgev<strong>in</strong>g zelf maakt bij het def<strong>in</strong>iëren van risico’s en crises.<br />

Door zo te kijken naar risico’s en crisis wordt ook recht gedaan aan<br />

de dynamiek die speelt <strong>in</strong> tijden van onrust en onzekerheid.<br />

16


c Zij signalen afgeven die, wanneer zij serieus worden genomen door<br />

de overheidsorganisatie, de gelegenheid bieden om <strong>in</strong> een vroeg<br />

stadium een sluimerende crisis te herkennen en beter te hanteren<br />

wanneer hij manifest wordt.<br />

Het idee <strong>in</strong> deze studie is dat overheidsorganisaties een crisis als een kans<br />

kunnen opvatten voor vernieuw<strong>in</strong>g omdat zij lessen trekken uit dat wat mis<br />

gaat. <strong>Crisis</strong>makelaars kunnen als dynamische elementen <strong>in</strong> de maatschappij<br />

worden beschouwd. Omdat ze nodig zijn voor het goed begrijpen van<br />

een crisis, is het van belang dat de overheid ze <strong>in</strong> hun rol herkent.<br />

Bij opvatt<strong>in</strong>gen over communicatiemanagement wordt vaak gezegd<br />

dat veel wat <strong>in</strong>tern gebeurt met extern te maken heeft. Zo zijn er veel<br />

contactmomenten tussen overheid en burgers, waarbij maar een beperkt<br />

gedeelte van de communicatie via de communicatieafdel<strong>in</strong>g verloopt.<br />

<strong>Crisis</strong>makelaars kunnen naar het beleid van de overheid kijken en daarbij<br />

het idee hebben dat er iets niet klopt en dit <strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong> aan de<br />

orde willen stellen. In deze studie ga ik uit van het idee dat crisismakelaars<br />

wel signalen afgegeven, maar dat overheid en burgers deze niet steevast<br />

herkennen. Zo bekeken is de wereld een vat vol crises waarvan vele onopgemerkt<br />

blijven. Daarbij wil ik niet voorstellen dat alle sluimerende crises<br />

moeten worden ontmaskerd. Voor veel problemen zullen ook goede redenen<br />

zijn om deze latent te laten. Maar crisismakelaars kunnen wel publieke<br />

zaken aan de orde stellen die gaan over de fundamentele waarden <strong>in</strong> onze<br />

samenlev<strong>in</strong>g. Het gaat dan om het beschermen van het algemeen belang<br />

<strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong>. Daarbij is een crisismakelaar iemand die een grote<br />

<strong>in</strong>vloed kan hebben op de publieke agenda: er gaat mogelijk wat gebeuren<br />

<strong>in</strong> de dynamiek van de publieke op<strong>in</strong>ie. Daarop kan de overheid anticiperen<br />

en mogelijk ook <strong>in</strong> contact treden met crisismakelaars om hun <strong>in</strong>teractionele<br />

problemen beter te begrijpen, zodat de reactie adequater is. <strong>Crisis</strong>communicatie<br />

kan die afstemm<strong>in</strong>g door crisismakelaars met de omgev<strong>in</strong>g<br />

onderzoeken. Er kunnen bij het signaleren van crises allerlei crisismakelaars<br />

optreden, maar hun effectiviteit kan daarbij zeer variabel zijn. Zo is<br />

het verstandig om meer te weten over de <strong>in</strong>teractionele activiteiten van<br />

crisismakelaars.<br />

In dit proefschrift onderscheid ik twee vormen van crisismakelaardij.<br />

Deze zijn:<br />

a De klokkenluider.<br />

b De sociale beweg<strong>in</strong>g.<br />

Ik bespreek hieronder <strong>in</strong> het kort beide fenomenen.<br />

17


De klokkenluider als crisismakelaar<br />

Een klokkenluider is een persoon (veelal een functionaris <strong>in</strong> een organisatie)<br />

die de openbaarheid zoekt over het disfunctioneren van een sociaal<br />

systeem waarvan hijzelf ook deel uitmaakt. In dit onderzoek kijk ik naar<br />

klokkenluiders die vooral buiten de organisatie bepaalde misstanden waarnemen<br />

en meld<strong>in</strong>g maken van wat er <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g gebeurt.<br />

Bo<strong>in</strong> en Otten (2000) rekenen klokkenluiders, evenals onderzoeksjournalisten<br />

en andere ‘crisisentrepreneurs’ waaronder politici, tot de categorie<br />

crisismakelaars (Bo<strong>in</strong> & Otten, 2000). Klokkenluider is <strong>in</strong> het Engels whistle<br />

blower en is afkomstig van de uitdrukk<strong>in</strong>g to blow the whistle. Het gezegde<br />

is ontstaan doordat politieagenten <strong>in</strong> de vorige eeuw <strong>in</strong> Engeland, wanneer<br />

ze ergens een misdrijf zagen, op hun fluitje bliezen en zo de andere collega’s<br />

alarmeerden, maar tegelijkertijd ook voorbijgangers alert maakten.<br />

To blow the whistle wordt gebruikt <strong>in</strong> de betekenis van zowel ‘verraden’<br />

als ‘ergens paal en perk aan stellen’ (van Uden, 2003). Dit toont gelijk een<br />

belangrijk <strong>in</strong>teractioneel probleem van de klokkenluider aan. Hij kan bijvoorbeeld<br />

gehouden worden voor een nestbevuiler of een lastpak maar ook<br />

als ‘moedige aanklager’ uit de strijd komen. Volgens Bovens (1990, p.265) is<br />

de term klokkenluiden geen volstrekt neutrale, strikt beschrijvende term en<br />

draagt deze een zekere welwillendheid <strong>in</strong> zich. De omgev<strong>in</strong>g (bijvoorbeeld<br />

media) die een bepaalde handel<strong>in</strong>g als klokkenluiden bestempelt, geeft,<br />

aldus Bovens (1990), zo te kennen dat zij <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie uitgaat van de<br />

nobele motieven van de klokkenluider. In dit onderzoek richt ik mij niet op<br />

de <strong>in</strong>tegriteit van de klokkenluider of de <strong>in</strong>houd van zijn boodschap. Ik wil<br />

onderzoeken of de klokkenluider zich gesteld ziet voor bepaalde <strong>in</strong>teractionele<br />

uitdag<strong>in</strong>gen en onderzoeken hoe hij deze al dan niet oplost.<br />

Dat de omgev<strong>in</strong>g en de reactie op het klokgelui van belang is blijkt ook<br />

uit de volgende citaten: ‘Klokkenluiden heeft slechts z<strong>in</strong> bij de gratie van<br />

een publiek dat de klok hoort luiden en <strong>in</strong> staat is zijn klepel te v<strong>in</strong>den’<br />

(Bovens, 1990, p.270) en ‘For whistleblow<strong>in</strong>g to be effective, it must arouse<br />

its audience’ (Bok, 1980, p.3).<br />

Ook van Gunsteren (1974) betrekt de omgev<strong>in</strong>g bij klokkenluiden en<br />

zegt: ‘Het verantwoorden geschiedt meestal op <strong>in</strong>stigatie en ten overstaan<br />

van een of ander forum variërend van het forum <strong>in</strong>ternim, van de <strong>in</strong>formele<br />

fora van familieleden, vrienden en collega’s tot een tuchtcommissie of de<br />

televisie, het forum van de natie’ (van Gunsteren, 1974, p.16). De klokkenluider<br />

maakt daarbij zelf de afweg<strong>in</strong>g of hij de klok luidt of niet, maar kan niet<br />

altijd overzien hoe zijn signaal ontvangen wordt.<br />

Al <strong>in</strong> de Griekse oudheid hadden filosofen aandacht voor het thema ‘<strong>in</strong><br />

parrhesia’, dat ‘vrijmoedig spreken’ betekent. Hierbij verkiest de spreker<br />

de waarheid boven zwijgen of leugens. Socratisch en Plato zochten naar<br />

18


antwoorden op de vragen: hoe kunnen we iemand als parrhesiast herkennen?<br />

Wat is het belang van een parrhesiast voor de stad? Wie is <strong>in</strong> staat<br />

tot het spreken van de waarheid, waarover en met welke gevolgen? De<br />

Franse filosoof Michel Foucault werkte vanuit de Griekse filosofie dit thema<br />

‘<strong>in</strong> parrhesia’ uit met de bedoel<strong>in</strong>g het probleem van de waarheidspreker,<br />

of het waarheid-spreken als handel<strong>in</strong>g te onderzoeken (Fouceault, 1989,<br />

p.66-68). Hiermee bedoelde hij niet de analyse van de <strong>in</strong>terne of externe<br />

criteria die de Grieken of de Rome<strong>in</strong>en, of wie dan ook, <strong>in</strong> staat stelden een<br />

uitspraak als waar of onwaar te herkennen. Foucault analyseerde de wijze<br />

waarop de rol van de ‘waarheidspreker’ kan worden geproblematiseerd.<br />

Foucault wilde laten zien dat het probleem van de waarheid, behalve vanuit<br />

het gezichtspunt van de criteria voor ware uitspraken, ook kan worden<br />

onderzocht vanuit het idee van waarheid spreken als handel<strong>in</strong>g. Dit laatste<br />

aspect staat ook <strong>in</strong> dit proefschrift centraal. In dit onderzoek gaat het niet<br />

om of de klokkenluider de waarheid spreekt. Klokkenluiden wordt <strong>in</strong> dit<br />

onderzoek opgevat als een taalhandel<strong>in</strong>g waarmee een spreker – of klokkenluider<br />

– bepaalde effecten oproept. Ik wil bekijken hoe een klokkenluider<br />

bepaalde effecten bewerkstelligt en hoe zijn signalen door ontvangers<br />

worden behandeld.<br />

De sociale beweg<strong>in</strong>g als crisismakelaar<br />

Sociale beweg<strong>in</strong>gen bestaan uit groepen van <strong>in</strong>dividuen die zich richten<br />

op verander<strong>in</strong>gen en deze willen bevorderen, beheersen of juist tegengaan<br />

(Turner & Killian, 1987, p.223).<br />

Een sociale beweg<strong>in</strong>g wil daartoe de publieke op<strong>in</strong>ie beïnvloeden en<br />

solidariteit stimuleren bij haar leden om zo veelomvattende en fundamentele<br />

verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de sociale orde te bewerkstelligen. Ze uiten hun<br />

negatieve gevoelens over bepaalde politieke of maatschappelijke problemen<br />

en tekenen protest aan. Daarbij daagt de beweg<strong>in</strong>g autoriteiten uit<br />

en dw<strong>in</strong>gt aandacht af, veelal via media, voor de kwestie die ze aankaart.<br />

De perceptie van groepsleden dat problemen en grieven worden gedeeld<br />

of dat doelen en behoeften onderl<strong>in</strong>g kunnen worden uitgewisseld is een<br />

belangrijke stap naar collectieve en politieke actie (Simon & Klandermans,<br />

2001; Stürmer & Kampmeier, 2003).<br />

Turner & Killian (1987) maken onderscheid tussen verschillende orientaties<br />

van mensen om deel te nemen aan sociale beweg<strong>in</strong>gen.<br />

1 macht-georiënteerd<br />

2 participatie-georiënteerd<br />

3 waarden-georiënteerd<br />

19


Alle drie de orientaties spelen enige rol <strong>in</strong> de redenen waarom mensen<br />

zich aansluiten bij een sociale beweg<strong>in</strong>g, maar één orientatie dom<strong>in</strong>eert<br />

doorgaans.<br />

Bij macht georiënteerde afweg<strong>in</strong>gen trachten deelnemers <strong>in</strong>vloed uit te<br />

oefenen of te verkrijgen op het beleid. De motivatie om te deel te nemen aan<br />

een sociale beweg<strong>in</strong>g komt voort uit grieven over vooral materiële condities.<br />

Hier gaat het vooral om eigen belangen. Voorbeelden van machtsgeorienteerde<br />

acties zijn stak<strong>in</strong>gen. Voorbeelden hiervan zijn de schoonmakers van<br />

NS en Schiphol die <strong>in</strong> 2010 negen weken lang het werk neerlegden voor een<br />

betere cao. Een ander voorbeeld is hier het scholierenprotest <strong>in</strong> 2007 waarbij<br />

massa’s ontevreden middelbare scholieren spontaan de straat op g<strong>in</strong>gen om<br />

te protesteren tegen de 1040-urennorm en de kwaliteit van het onderwijs.<br />

Bij participatiegeoriënteerde <strong>in</strong>itiatieven identificeren mensen zich op<br />

een bepaalde manier met de beweg<strong>in</strong>g. Voor deelnemers kan bijvoorbeeld<br />

het ‘ergens echt bij horen’ van belang zijn. Men orienteert zich dan vooral op<br />

het kunnen ontwikkelen van een identiteit, het aanhangen van een bepaalde<br />

levenstijl. Een voorbeeld van sterke identificatie is de Hare Krishna-beweg<strong>in</strong>g<br />

waarbij men totaal opgaat <strong>in</strong> de beweg<strong>in</strong>g en dat ook tot uitdrukk<strong>in</strong>g laat<br />

komen <strong>in</strong> levensstijl. Een ander voorbeeld is de belangenverenig<strong>in</strong>g Nederlands<br />

Argrarisch Jongeren Kontact (het NAJK), een beweg<strong>in</strong>g die zich <strong>in</strong>zet<br />

voor de belangen van de agrarische sector, maar waarbij ook het <strong>in</strong>formele<br />

onderl<strong>in</strong>ge contact heel belangrijk is. Jonge agrarische ondernemers kunnen<br />

deelnemen aan activiteiten waaronder discussiebijeenkomsten, leertrajecten<br />

en evenementen die georganiseerd worden door de verenig<strong>in</strong>g.<br />

Bij waardegeoriënteerde activiteiten, tenslotte, hechten deelnemers veel<br />

belang aan de de ideologie van het protest. Identificatie met de beweg<strong>in</strong>g<br />

komt hier vooral voort uit grieven over de omgang met bepaalde waarden.<br />

Voorbeelden zijn hier anti-arbortusactivisten, de homobeweg<strong>in</strong>g en religieuze<br />

groeper<strong>in</strong>gen. Ook de Nederlandse vredesbeweg<strong>in</strong>g rondom 1981 die<br />

streefde naar beperk<strong>in</strong>g of ontmantel<strong>in</strong>g van kernwapens is een voorbeeld<br />

waarbij men gedreven wordt vanuit vooral ideologische motieven. Een<br />

recenter voorbeeld van een door waarden gedreven sociale beweg<strong>in</strong>g zijn<br />

de Occupy Wallstreet protesten (najaar 2011) tegen de <strong>in</strong>vloed van het<br />

bedrijfsleven op de Amerikaanse politiek.<br />

In deze studie kijk ik naar dit laatste type beweg<strong>in</strong>g. Ik wil <strong>in</strong> het bijzonder<br />

de discursieve activiteiten van een sociale beweg<strong>in</strong>g bestuderen die haar grieven<br />

uit over de omgang met het onderwijs <strong>in</strong> de Nederlandse samenlev<strong>in</strong>g.<br />

Een belangrijk begrip bij sociale beweg<strong>in</strong>gen is de collectieve identiteit.<br />

Hierbij concentreren groepsleden op de overeenkomsten tussen henzelf en<br />

de behoeften, <strong>in</strong>teresses en doelen van de medegroepsgenoten. Het resultaat<br />

daarvan is dat, ‘my experiences and your experiences, needs and so<br />

20


forth are transformed <strong>in</strong>to our experiences and needs’ (Van Stekelenburg,<br />

2006, p.12). Sociale beweg<strong>in</strong>gen kunnen <strong>in</strong> hun uit<strong>in</strong>gen tot mobilisatie<br />

op deze collectieve identiteit <strong>in</strong>spelen en het probleem formuleren als een<br />

gezamenlijk probleem. Deze studie moet daar licht opwerpen. Met name<br />

<strong>in</strong>teresseert mij op welke discursieve wijze voortrekkers van een sociale<br />

beweg<strong>in</strong>g hun mogelijke achterban trachten te bewegen tot deelname.<br />

Effecten van crisismakelaars<br />

Het doel van een klokkenluider en een sociale beweg<strong>in</strong>g is het gooien van<br />

een steen <strong>in</strong> de vijver. Daarbij gaat het om de de<strong>in</strong><strong>in</strong>g <strong>in</strong> het water van die<br />

vijver. Wat daar aan effecten ontstaat, kan soms een lichte rimpel<strong>in</strong>g zijn,<br />

maar evengoed een fl<strong>in</strong>ke plons. <strong>Crisis</strong>makelaars moeten het een en ander<br />

doen om door te breken met hun signalen waarbij het vooral gaat om het<br />

bewerkstelligen van aandacht. Daarbij moeten zij ervoor zorgen dat mensen<br />

erkennen dat de aandacht die crisismakelaars schenken aan de crisis<br />

gericht is op de oploss<strong>in</strong>g van de crisis en niet op de crisismakelaars zelf.<br />

Een crisismakelaar kan bijvoorbeeld verweten worden uit te zijn op persoonlijk<br />

gew<strong>in</strong>. Zoals ook het geval was bij Ab Osterhaus, de viroloog die<br />

de samenlev<strong>in</strong>g wilde waarschuwen voor de gevolgen van de Mexicaanse<br />

griep. Hij werd er van beschuldigd aandelen te hebben <strong>in</strong> de fabricage van<br />

het H1N1 griepvacc<strong>in</strong> en zou daarom belangen hebben bij het aankaarten<br />

van het risico op een grieppandemie.<br />

Een crisismakelaar staat ook voor de opdracht aan te dr<strong>in</strong>gen op onmiddellijk<br />

<strong>in</strong>grijpen, handelen, omdat er een hoge urgentie is. Deze uitdag<strong>in</strong>g voor<br />

crisismakelaars is niet ger<strong>in</strong>g. Er zijn <strong>in</strong> de maatschappij diverse problemen<br />

te ontwaren en er zijn bijgevolg veel potentiële crisismakelaars die deze<br />

problemen aan de orde kunnen stellen. Lang niet alle pog<strong>in</strong>gen betekenen<br />

ook een ‘doorbraak’.<br />

Om beter te begrijpen wat tot een doorbraak zou kunnen leiden en wat<br />

gedoemd is tot vergetelheid, wil ik – zoals gezegd – kijken naar hoe actoren<br />

<strong>in</strong>teractioneel een crisis aankaarten. Voor deze <strong>in</strong>valshoek heb ik een veelbelovende<br />

benader<strong>in</strong>g gevonden en die te boek staat onder de benam<strong>in</strong>g<br />

‘het discursieve perspectief’. Ik wil deze keuze hieronder verduidelijken.<br />

Het discursieve perspectief<br />

Discursief onderzoek neemt <strong>in</strong>teractie als uitgangspunt. Vanuit deze<br />

<strong>in</strong>valshoek is er tot nu toe nauwelijks werk gemaakt van crisiscommunicatie.<br />

Toch biedt dit perspectief een <strong>in</strong>teressante mogelijkheid om te kijken<br />

naar de sociale context van risico’s vanuit de alledaagse werkelijkheid.<br />

Kenmerkend voor het discursieve perspectief is dat de focus zich richt op<br />

21


a) alledaagse <strong>in</strong>teracties die niet door het onderzoek zijn gevormd en op<br />

b) de handel<strong>in</strong>gen die al dan niet bewust <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teracties worden bewerkstelligd.<br />

Het perspectief reikt <strong>in</strong>strumenten aan waarmee de communicatieprofessional<br />

<strong>in</strong>zicht krijgt <strong>in</strong> de wijze waarop de omgev<strong>in</strong>g haar ideeën<br />

verwoordt <strong>in</strong> relatie tot anderen. Dit is van belang omdat de professional<br />

zo kan begrijpen wat de specifieke <strong>in</strong>teractionele problemen zijn waarmee<br />

crisismakelaars worstelen: ze moeten tegemoet komen aan bepaalde<br />

‘<strong>in</strong>teractionele’ uitdag<strong>in</strong>gen en lopen het risico dat hun signaal niet wordt<br />

opgepikt. Zo kan iemand die een probleem aankaart bijvoorbeeld worden<br />

aangezien voor een zwartkijker, een klikspaan of een heethoofd. <strong>Crisis</strong>makelaars<br />

moeten duidelijk maken dat het de moeite waard is te luisteren<br />

naar wat zij zeggen, dat het waar is wat zij naar voren brengen en dat ze<br />

zich verantwoordelijk voelen voor de omgev<strong>in</strong>g. Een voorbeeld is Pieter<br />

Lakeman die <strong>in</strong> 2009 spaarders opriep alle spaartegoeden van DSB bank op<br />

te nemen, zodat de bank failliet zou gaan. Alleen op die manier zouden de<br />

belangen van mensen die gedupeerd zijn door de zogeheten woekerpolissen<br />

veilig gesteld kunnen worden. In de tien dagen die volgden, haalden<br />

verontruste reken<strong>in</strong>ghouders ruim zeshonderd miljoen euro van de bank.<br />

Lakeman zelf kreeg naast veel lof voor zijn optreden ook veel kritiek omdat<br />

hij door de bank moedwillig ten val te brengen, hij zou onverantwoordelijk<br />

hebben gehandeld.<br />

Wanneer crisismakelaars een bepaald probleem aan de orde stellen wordt<br />

dat <strong>in</strong> discursief onderzoek niet opgevat als de expressie van een mentale<br />

staat, maar als een bepaalde sociale handel<strong>in</strong>g. Ze kunnen dit doen door<br />

bijvoorbeeld de relevantie van het probleem voor anderen te benadrukken<br />

of de eigen verantwoordelijkheid af te zwakken.<br />

Een discoursanalyse kan <strong>in</strong>zicht geven <strong>in</strong> de wijze waarop crisismakelaars<br />

een crisis op een bepaalde discursieve wijze aankaarten. Zo kan de<br />

communicatiekundige ook kijken naar de <strong>in</strong>teractionele problemen van<br />

mensen bij het aan de orde stellen van crises. Inzicht <strong>in</strong> welke <strong>in</strong>teractionele<br />

problemen crisismakelaars onderv<strong>in</strong>den kan bovendien de communicatieprofessional<br />

zelf helpen om de signalen beter te herkennen en begrijpen.<br />

De communicatiediscipl<strong>in</strong>e kan dus meer oog hebben voor discursiviteit<br />

bij crises. Door te kijken naar de taal die crisismakelaars uiten bij het aankaarten<br />

van een crisis, kan de organisatie <strong>in</strong>zicht krijgen <strong>in</strong> welke crisissignalen<br />

met welke <strong>in</strong>teractionele doelen worden afgegeven.<br />

Def<strong>in</strong>ities van een crisis worden ontworpen en afgestemd op de context<br />

van een bepaalde <strong>in</strong>teractionele situatie en om die reden kunnen ze ook<br />

verschillen, afhankelijk van de sett<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> ze geuit worden.<br />

22


1.4 Doelstell<strong>in</strong>g, probleemstell<strong>in</strong>g<br />

en onderzoeksvraag<br />

Dit proefschrift is <strong>in</strong> de eerste plaats een verkenn<strong>in</strong>g en moet de aanzet<br />

geven tot een nieuwe visie op crisiscommunicatie en <strong>in</strong>zichten opleveren<br />

voor het vakgebied van communicatie. De doelstell<strong>in</strong>g van dit onderzoek is<br />

de communicatiediscipl<strong>in</strong>e tools aan te reiken om crises <strong>in</strong> een vroegtijdig<br />

stadium <strong>in</strong> zijn sociale verschijn<strong>in</strong>gsvorm te herkennen. Met de communicatiediscipl<strong>in</strong>e<br />

bedoel ik hier de beroepsgroep van communicatieprofessionals<br />

die aan overheidszijde actief zijn. 4 Professionals <strong>in</strong> crisiscommunicatie<br />

kunnen leren kijken naar crisiscommunicatie tussen mensen, met speciale<br />

aandacht voor crisismakelaars die een ‘liaisonrol’ (Farace, Monge & Russel,<br />

1977, p.205-226) vervullen. De <strong>in</strong>teractionele problemen waarmee<br />

crisismakelaars geconfronteerd worden, kunnen <strong>in</strong>zicht geven <strong>in</strong> de wijze<br />

waarop de buitenwereld van de organisatie met risico’s omgaat. Op grond<br />

hiervan is ook een beter contact met crisismakelaars mogelijk. Om deze<br />

doelstell<strong>in</strong>g te kunnen bereiken kom ik tot de volgende probleemstell<strong>in</strong>g:<br />

‘Hoe kunnen we crises, zoals die <strong>in</strong> een bepaalde context en <strong>in</strong> een<br />

bepaalde sociale dynamiek vorm krijgt, <strong>in</strong> een vroegtijdig stadium<br />

identificeren en <strong>in</strong>terpreteren ?’<br />

Het uitgangspunt dat crises vaak een sluimerende voorfase kennen is <strong>in</strong>teressant<br />

voor het zicht op het verdere verloop en is relevant voor degenen<br />

die beter met crises willen omgaan, zoals voor een overheid. De overheidsorganisatie<br />

kan zo begrip krijgen van de manier waarop er al dan niet een<br />

algemeen besef tot stand komt van een crisis.<br />

Zoals hierboven geschetst, is het idee dat crisismakelaars een belangrijk<br />

aangrijp<strong>in</strong>gspunt kunnen zijn voor de communicatiediscipl<strong>in</strong>e omdat zij<br />

crises aan de orde willen stellen. Mijn <strong>in</strong>teresse gaat precies hiernaar uit en<br />

ik stel daartoe de volgende onderzoeksvraag:<br />

Welke <strong>in</strong>teractionele problemen heeft een crisismakelaar die een crisis<br />

aan de orde wil stellen en op welke manier lost hij deze op?<br />

Deze studie werpt licht op de <strong>in</strong>teractionele problemen van crisismakelaars<br />

en hun <strong>in</strong>teractionele oploss<strong>in</strong>gen om aan deze problemen het hoofd te<br />

bieden. Het <strong>in</strong>teractionele perspectief dat ik <strong>in</strong> deze studie voorstel geeft<br />

ruimte aan natuurlijke <strong>in</strong>teracties. Ik wil <strong>in</strong>teracties <strong>in</strong> hun natuurlijke<br />

4 http://www.Logeion.nl<br />

23


sett<strong>in</strong>g bekijken die zonder tussenkomst van mij als onderzoeker hebben<br />

plaatsgevonden. Het gaat mij om de analyse van <strong>in</strong>teractionele problemen<br />

die crisismakelaars zelf zichtbaar maken. Zo kan ik <strong>in</strong>zicht krijgen <strong>in</strong> de<br />

wijze waarop bepaalde actoren bepaalde doelen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie bereiken.<br />

Ik wil achterhalen wat stakeholders van overheidsorganisaties teweegbrengen<br />

door iets op een bepaalde manier te zeggen. Deze manier van<br />

onderzoeken geeft ruimte aan de dynamiek die <strong>in</strong>teracties rond crisis kenmerkt<br />

zoals ik ook zal bespreken <strong>in</strong> hoofdstuk 3.<br />

Case dome<strong>in</strong> Onderwijs<br />

Verschillende dome<strong>in</strong>en zouden voor dit onderzoek <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g kunnen<br />

komen; de gezondheidszorg, de landbouwsector, of de sociale sector, maar<br />

ik heb gekozen voor het onderwijs als object van studie. Zo uiten onderwijsorganisaties<br />

waaronder de Algemene Onderwijsbond, de vakbond AOB<br />

en de verenigde universiteiten en schoolleiders <strong>in</strong> het voortgezet onderwijs<br />

zich aanhoudend kritisch over de ontbrekende visie van het m<strong>in</strong>isterie van<br />

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op de grote problemen. Het Sociaal en<br />

Cultureel Planbureau trekt <strong>in</strong> haar onderzoeksrapport 5 de conclusie dat het<br />

OCW ontbreekt aan een overkoepelende visie op de aanpak van de grote<br />

knelpunten <strong>in</strong> het onderwijs. In 2008 presenteerde de commissie Dijsselbloem<br />

haar e<strong>in</strong>drapport Tijd voor onderwijs, over de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen<br />

<strong>in</strong> de jaren negentig: de basisvorm<strong>in</strong>g, de Tweede Fase (onder meer<br />

het Studiehuis) en het vmbo. Dit e<strong>in</strong>drapport concludeert onder meer dat<br />

de overheid haar kerntaak, het zeker stellen van de kwaliteit van het onderwijs,<br />

de afgelopen jaren ernstig heeft verwaarloosd. Onderwijs is, aldus de<br />

commissie, een essentiële basis van de samenlev<strong>in</strong>g en de economie. Met<br />

andere woorden: het gaat hier over een sector waar de knelpunten groot<br />

zijn en waarvan het belang groot is. Om deze redenen heb ik <strong>in</strong> deze studie<br />

gekeken naar het dome<strong>in</strong> onderwijs en wil ik onderzoeken op welke wijze<br />

signalen over problemen <strong>in</strong> deze sector naar voren zijn gebracht door<br />

crisismakelaars.<br />

Als eerste heb ik <strong>in</strong> een vakblad voor het onderwijs bekeken of er een<br />

moment <strong>in</strong> de tijd is waaraan vaak wordt gerefereerd, een keerpunt is<br />

gebleken. Zo bestudeerde ik 25 jaargangen van het Onderwijsblad over de<br />

periode 1982 tot en met 2007. Onderwerpen die na lez<strong>in</strong>g en herlez<strong>in</strong>g de<br />

aandacht trokken waren ‘segregatie’ en’ onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen’. Voor<br />

deze thema’s heb ik gekozen omdat hier opmerkelijke bijdragen van zijn<br />

verschenen. In de data vielen op een <strong>in</strong>terview met een middelbareschoolrector<br />

<strong>in</strong> een vakblad <strong>in</strong> 1998 en een manifest van een sociale beweg<strong>in</strong>g,<br />

5 Sociaal en Cultureel Planbureau, ‘De sociale staat van Nederland’(2005)<br />

24


afgedrukt <strong>in</strong> een landelijk dagblad <strong>in</strong> 2006. Opmerkelijk waren die bijdragen<br />

ook omdat <strong>in</strong> beide cases een crisis aan de orde wordt gesteld. Een<br />

criterium voor selectie van deze cases is dat ik wilde kijken naar de bijdragen<br />

van enerzijds een <strong>in</strong>dividuele crisismakelaar, een klokkenluider en<br />

anderzijds een collectieve beweg<strong>in</strong>g. Een ander criterium dat ik hanteerde<br />

bij de selectie is of de crisismakelaar <strong>in</strong>vloed heeft op het publieke debat.<br />

In beide cases hebben zowel lokale als landelijke media gereageerd op de<br />

uit<strong>in</strong>gen van de crisismakelaars. Verdere argumentatie voor de selectie van<br />

deze cases bespreek ik <strong>in</strong> hoofdstuk 5.<br />

1.5 Opbouw van het proefschrift<br />

Het eerste deel van dit proefschrift is een pog<strong>in</strong>g om vanuit de literatuur<br />

over communicatie en crisismanagement een antwoord te geven op<br />

de hoofdvraag.<br />

Hoofdstuk 2 stelt het <strong>in</strong>teractionele perspectief op overheidscommunicatie<br />

voor. Ik beschrijf hier het idee dat dat <strong>in</strong>teractie nodig is tussen<br />

een overheidsorganisatie en haar omgev<strong>in</strong>g, omdat overheden afhankelijk<br />

zijn van die omgev<strong>in</strong>g. Het is daarom nodig die omgev<strong>in</strong>g te leren kennen<br />

en dat kan door ermee <strong>in</strong> contact te zijn. Een <strong>in</strong>teractioneel perspectief<br />

doet recht aan de complexiteit en dynamiek van diezelfde omgev<strong>in</strong>g.<br />

Interactie is een oploss<strong>in</strong>g voor een betere verkenn<strong>in</strong>g van de omgev<strong>in</strong>g<br />

omdat verander<strong>in</strong>gen en hun achtergronden beter opgespoord en begrepen<br />

kunnen worden.<br />

In hoofdstuk 3 bespreek ik theoretische perspectieven op crisis. In dit<br />

hoofdstuk schets ik allereerst de belangrijke pr<strong>in</strong>cipes bij crisis. Ik sta stil bij<br />

oorzaken en gevolgen en bespreek het concept ‘risicomaatschappij’. Vervolgens<br />

beschrijf ik het fenomeen ‘sluimerende crisis’ en bespreek ook hier<br />

oorzaken en gevolgen en maak ik een onderscheid tussen een slepende en<br />

een sluipende crisis. In ditzelfde hoofdstuk werk ik het begrip ‘crisismakelaardij’<br />

uit als een <strong>in</strong>gang om crisissignalen te detecteren en te duiden. Ik<br />

behandel theoretische <strong>in</strong>zichten over klokkenluiders en sociale beweg<strong>in</strong>gen<br />

en beschrijf de meer algemene problemen die crisismakelaars onderv<strong>in</strong>den<br />

bij het aan de kaak stellen van een crisis.<br />

In hoofdstuk 4 <strong>in</strong>troduceer ik discoursanalyse. Methodologie is <strong>in</strong> de<br />

betekenis van discoursanalyse niet louter een technische kwestie maar<br />

staat ook voor een onderzoeksperspectief. Theoretische veronderstell<strong>in</strong>gen<br />

zijn bij deze benader<strong>in</strong>g nauw verweven met de praktische kwesties van de<br />

methodiek. Duidelijk wordt dat discoursanalyse zich onderscheidt doordat<br />

de methode niet uitgaat van de veronderstelde <strong>in</strong>tenties van mensen, maar<br />

begrip wil krijgen van wat mensen doen met hun uit<strong>in</strong>gen. Discoursanalyse<br />

25


kijkt naar het verband tussen tekst en sociale context en kan daarom<br />

<strong>in</strong>zicht geven <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractionele werkelijkheid waar<strong>in</strong> bepaalde stakeholders<br />

zich bev<strong>in</strong>den.<br />

In hoofdstuk 5 bediscussieer ik de methodologische aspecten van mijn<br />

onderzoek. Ik beschrijf de wijze waarop data zijn verzameld en cases zijn<br />

geselecteerd. Daarbij bespreek ik ook de context van de twee geselecteerde<br />

cases <strong>in</strong> het het dome<strong>in</strong> onderwijs en motiveer ik mijn keuze voor de thema’s<br />

‘segregatie’ en ‘onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen’.<br />

Hoofdstuk 6 is het eerste analytische hoofdstuk en exploreert gedetailleerd<br />

hoe een schoolhoofd de segregatie op zijn middelbare school aan de<br />

orde stelt. Ik focus <strong>in</strong> het bijzonder op de <strong>in</strong>teractionele problemen die hij<br />

daarbij onderv<strong>in</strong>dt. Het hoofdstuk beschrijft ook de strategieën die de rector<br />

<strong>in</strong>zet om aan deze <strong>in</strong>teractionele problemen het hoofd te bieden en de<br />

wijze waarop media zijn uit<strong>in</strong>g hebben opgevat.<br />

Hoofdstuk 7 analyseert de tweede case: de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen die<br />

als crisis aan de kaak worden gesteld door een sociale beweg<strong>in</strong>g. Ook hier<strong>in</strong><br />

analyseer ik strategieën die de crisismakelaars <strong>in</strong>zetten met bijbehorende<br />

<strong>in</strong>teractionele problemen en kijk ik eveneens naar de reacties van media op<br />

het signaal.<br />

In hoofdstuk 8 trek ik de belangrijkste conclusies over de verschillende<br />

hoofdstukken en bespreek ik de implicaties van dit onderzoek.<br />

26


Hoofdstuk 2<br />

De omgev<strong>in</strong>g<br />

2.1 Inleid<strong>in</strong>g<br />

De omgev<strong>in</strong>g verandert voortdurend en er kan altijd en overal een crisis<br />

uitbreken. De communicatie door de overheid verandert hierdoor, ook op<br />

het punt van stuurbaarheid. Niet het zenden van geplande boodschappen<br />

naar de omgev<strong>in</strong>g staat centraal, maar de relatie met diezelfde omgev<strong>in</strong>g,<br />

wat weer <strong>in</strong>zicht vereist <strong>in</strong> de wijze waarop die omgev<strong>in</strong>g zelf <strong>in</strong>teractioneel<br />

actief is. Alleen zo kan de complexiteit en dynamiek <strong>in</strong> die omgev<strong>in</strong>g<br />

goed worden begrepen. Door de buitenwereld te exploreren ontstaan er<br />

meer mogelijkheden voor een organisatie (dat geldt ook voor de overheid)<br />

om ook zichzelf te laten beïnvloeden. Dit exploreren is nodig voor een beter<br />

contact, ook als een organisatie op een klassieke manier ‘zendt’, dus boodschappen<br />

verspreidt. Want om effectief te kunnen zenden moet je eerst<br />

actief ontvangen. We kunnen de tijd achter ons laten dat we communicatie<br />

opvatten als een kwestie van eenricht<strong>in</strong>gsverkeer – <strong>in</strong> het sturen van boodschappen<br />

(van Woerkum & Aarts, 2008). Dit idee van tweericht<strong>in</strong>gsverkeer,<br />

zal <strong>in</strong> paragraaf 2.3 verder worden besproken. Daarvoor beschrijf ik <strong>in</strong> 2.2<br />

het cont<strong>in</strong>gentieperspectief dat met omstandigheden reken<strong>in</strong>g houdt<br />

en ruimte biedt om te kijken naar de redenen voor het het omslaan van<br />

bepaalde probleemsituaties <strong>in</strong> crises. Maar eerst beschrijf ik het belang van<br />

communicatie voordat de crisis zich voordoet.<br />

Communicatie voor de crisis<br />

Veel communicatiestudies richten zich op hoe een organisatie tijdens en na<br />

een crisis kan communiceren met haar publieksgroepen (Coombs & Holladay<br />

1996; Greer & Moreland 2003; Hearit 1999). In dit onderzoek naar<br />

sluimerende crises wil ik kijken naar hoe een organisatie kan leren van haar<br />

publieksgroepen voordat de crisis acuut wordt. Zo kan communicatie een<br />

‘halo-effect’ creëren. Dit wil zeggen: een organisatie beschermt zich tegen<br />

een crisis en bereidt zich strategisch voor op wat mogelijk komen gaat<br />

(Coombs & Holladay, 2001). Mogelijke reputatieschade wordt afgewend<br />

door middel van vroegtijdige, adquate reacties op de eerste crisissignalen.<br />

Wigley en Pfau (2010) stellen dat het mogelijk moet zijn ‘beslag te leggen’<br />

op de impact van een crisis door op voorhand te communiceren met<br />

de omgev<strong>in</strong>g. Zij beschrijven daartoe drie pro-actieve communicatiestrategieën<br />

waarbij de organisatie kan kiezen uit:<br />

27


1 ‘bolster<strong>in</strong>g’: het benadrukken van stabiliteit en kwaliteit van diensten.<br />

2 ‘corporate social responsibility’: het tonen van de betekenis van de<br />

organisatie voor de samenlev<strong>in</strong>g.<br />

3 ‘<strong>in</strong>noculation’: de organisatie immuun maken tegen potentiële crisis<br />

door kwetsbaarheden te benoemen en aan te geven wat men<br />

onderneemt om deze zwakke plekken te verbeteren. Groepen van<br />

stakeholders van de organisatie ontvangen daartoe <strong>in</strong>formatie over<br />

een mogelijke crisis om hen op deze wijze voor te bereiden op de<br />

komende problemen.<br />

Het onderzoek van Wigley en Pfau wijst uit dat deze strategieën helpen<br />

bij het voorkomen van crisis bij een organisatie. Ook bij de derde strategie<br />

worden organisaties positiever beoordeeld ondanks het transparant<br />

maken van problemen (Wigley & Pfau, 2010, p.586). De onderzoekers stellen<br />

daarom dat het van belang is voor een organisatie om te communiceren<br />

ook voordat er iets problematisch gebeurt. Een <strong>in</strong>teressant perspectief<br />

dat aan dit idee richt<strong>in</strong>g geeft is het cont<strong>in</strong>gentieperspectief.<br />

2.2 Het cont<strong>in</strong>gentieperspectief<br />

Het cont<strong>in</strong>gentieperspectief is een van de belangrijkste strom<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de<br />

organisatieleer die de relatie tussen organisatie en omgev<strong>in</strong>g thematiseert.<br />

Aanhangers van deze benader<strong>in</strong>g stellen dat elk omgev<strong>in</strong>gsprobleem uniek<br />

is en dat er daarom telkens een nieuwe keuze moet worden gemaakt bij de<br />

vraag ‘hoe het probleem aan te pakken’. Zo is volgens Burns & Stalker (1961)<br />

de effectiviteit van communicatiestructuren, organisatiestructuren, leiderschapsstijlen<br />

en organisatiestrategieën afhankelijk van de situatie waar<strong>in</strong><br />

zij worden toegepast.<br />

Cont<strong>in</strong>gent betekent ‘toevallig’ of van ‘toevallige’ omstandigheden<br />

afhankelijk. Een cont<strong>in</strong>gente manier van denken omvat ook het verkennen<br />

van scenario’s die reken<strong>in</strong>g houden met voor- en tegenspoed. Deze aanpak<br />

voorkomt dat men de feiten zo <strong>in</strong>terpreteert als dat men zou willen dat het<br />

geval is. En men zal <strong>in</strong> een cont<strong>in</strong>gente benader<strong>in</strong>g eerder een voorzichtige<br />

dan een eenzijdige, voor<strong>in</strong>genomen houd<strong>in</strong>g <strong>in</strong>nemen ten op zichte van een<br />

mogelijke toekomst (’t Hart, 1994). Aarts (2009) spreekt hierover <strong>in</strong> termen<br />

van ‘cont<strong>in</strong>gente plann<strong>in</strong>g’, waarbij wordt gedacht vanuit concrete situaties<br />

en er van het ene moment naar het andere wordt gewerkt. Bij cont<strong>in</strong>gente<br />

plann<strong>in</strong>g zijn context en onvoorspelbaarheden opgenomen <strong>in</strong> de werkwijze.<br />

‘Als we de dynamiek en relatieve onvoorspelbaarheid consequent als<br />

uitgangspunt nemen, kunnen we bewuster handelen en op adequate wijze<br />

<strong>in</strong>spelen op de specifieke context’ (Aarts, 2009, p.18).<br />

28


Aan het cont<strong>in</strong>gente plannen is het ‘<strong>in</strong>crementele plannen’ verwant, dat<br />

door L<strong>in</strong>dblom beschreven is met de term ‘muddl<strong>in</strong>g through’ (L<strong>in</strong>dblom,<br />

1951). Dat wil zeggen: het maken van kle<strong>in</strong>e stapjes van besliss<strong>in</strong>gen, kijken<br />

naar wat er gebeurt en dan een nieuwe besliss<strong>in</strong>g nemen. Incrementeel<br />

plannen betekent dat we <strong>in</strong>calculeren dat we ons kunnen vergissen<br />

en d<strong>in</strong>gen over het hoofd kunnen zien. We kunnen dus niet voorspellen<br />

hoe effectief wij zullen zijn. Het staat immers niet vast dat wat hier en nu<br />

werkt, ook daar en straks zal werken (Frissen, 2007, p.285). Zo blijkt dat<br />

(overheids)organisaties, die er wel <strong>in</strong> slagen om de dynamiek van crises<br />

goed te duiden, gebruik maken van de beschikbare <strong>in</strong>formatie om een<br />

voorlopige <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g te maken van de situatie (Frissen, ibid). Ze houden<br />

daarbij vast aan het voorlopige aspect: de duid<strong>in</strong>g van de situatie wordt<br />

gedurende de ontwikkel<strong>in</strong>g van de crisis bijgesteld. Dit pleit voor een<br />

cont<strong>in</strong>gente visie op crises, waarbij verander<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>formatie centrale<br />

elementen zijn.<br />

Het cont<strong>in</strong>gentieperspectief is volgens Coombs (2010) geschikt voor het<br />

verkennen van crises omdat het een realistisch perspectief is. De benader<strong>in</strong>g<br />

heeft oog voor de procesmatige en dynamische aspecten van crisis,<br />

want alleen een procesbenader<strong>in</strong>g kan recht doen aan de dynamiek die<br />

een crisis kenmerkt (Coombs, 2010, p.41). Daarbij is, aldus Coombs, de<br />

opstell<strong>in</strong>g van de organisatie het sleutelbegrip. Op welke wijze onderhoudt<br />

een organisatie <strong>in</strong>teracties met andere partijen? Een organisatie<br />

kan variëren van bijvoorbeeld een meer defensieve tot een meer coöperatieve<br />

houd<strong>in</strong>g. Defensie speelt wanneer een organisatie alleen maar oog<br />

heeft voor haar eigen belangen. Coöperatie zien we wanneer een organisatie<br />

ook concessies doet aan andere partijen (Coombs, 2010, p.42).<br />

De cont<strong>in</strong>gentiebenader<strong>in</strong>g is relevant voor dit onderzoek omdat het<br />

de relatie tussen omgev<strong>in</strong>g en organisatie <strong>in</strong> de context van crisis als<br />

uitgangspunt hanteert. De cont<strong>in</strong>gentietheorie erkent dat stur<strong>in</strong>g een<br />

achterhaald begrip is en dat het gaat om de <strong>in</strong>teractie van de organisatie<br />

met de omgev<strong>in</strong>g. Deze <strong>in</strong>teractie kan <strong>in</strong>houden dat de organisatie<br />

zich aanpast, maar ook dat de organisatie probeert de omgev<strong>in</strong>g of haar<br />

afhankelijkheid van de omgev<strong>in</strong>g te beïnvloeden. Een cont<strong>in</strong>gente benader<strong>in</strong>g<br />

is dus geschikt voor organisaties, maar verdient aanvull<strong>in</strong>g vanuit<br />

een specifieker <strong>in</strong>teractioneel perspectief. Zo erkent deze benader<strong>in</strong>g wel<br />

het belang van het sociale aspect maar werkt ze dit niet uit. Het <strong>in</strong>teractionele<br />

perspectief doet dit wel. Daarom wil ik <strong>in</strong> de volgende paragraaf<br />

een stap verder gaan dan de cont<strong>in</strong>gentietheorie en kijken naar de wijze<br />

waarop stakeholders b<strong>in</strong>nen de omgev<strong>in</strong>g van de organisatie een crisis<br />

aankaarten.<br />

29


2.3 Naar een <strong>in</strong>teractioneel perspectief<br />

In theoretische opvatt<strong>in</strong>gen over hedendaagse overheidscommunicatie<br />

ligt de nadruk op het naar b<strong>in</strong>nen brengen van wat <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van<br />

de organisatie speelt. Dit impliceert dat <strong>in</strong>formatie uit de omgev<strong>in</strong>g moet<br />

worden opgemerkt door de organisatie. Een veelgenoemde methodiek<br />

<strong>in</strong> dit verband is ‘monitor<strong>in</strong>g’ (van Woerkum & Aarts, 1999, p.294). Huber<br />

(1991) stelt dat dit rout<strong>in</strong>ematig scannen van de omgev<strong>in</strong>g kan leiden tot<br />

meer gevoel voor wat er daarbuiten gaande is (Huber, 1991, p.97), (2004,<br />

p.208). De monitor als onderzoeks<strong>in</strong>strument kan worden gebruikt om<br />

trends <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van de organisatie te signaleren. Deze methodiek<br />

kan heel geschikt zijn voor het verkrijgen van <strong>in</strong>zichten <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g,<br />

maar heeft ook beperk<strong>in</strong>gen. Organisaties zouden ook <strong>in</strong> staat moeten<br />

zijn de agenda’s b<strong>in</strong>nen hun publieken te lezen. Dit vergt een heel andere<br />

benader<strong>in</strong>g waarbij niet de organisatie met haar ideeën, maar de omgev<strong>in</strong>g<br />

met haar problemen het uitgangspunt vormt van het communicatiebeleid.<br />

Zo zegt Sutcliffe dat naast het scannen (monitoren) van de omgev<strong>in</strong>g ‘het<br />

opmerken van <strong>in</strong>formatie’ van betekenis zou kunnen zijn (Sutcliffe 2004,<br />

p. 205). Scannen legt Sutcliffe uit als het proactief zoeken naar signalen die<br />

van belang zijn voor de organisatie, hetgeen tegelijkertijd impliceert dat<br />

je met een bepaalde vraag naar de omgev<strong>in</strong>g kijkt. Dit vergroot echter de<br />

kans op selectiviteit omdat je alleen ziet waar je naar op zoek bent. Opmerken<br />

is evengoed een vorm van oriëntatie op de omgev<strong>in</strong>g, maar houdt ook<br />

<strong>in</strong> dat je openstaat voor d<strong>in</strong>gen die je eerder niet herkende. Zo kun je onverwachte<br />

en actuele kwesties op het spoor komen die van belang zijn om te<br />

kennen, je kan zo zaken beter volgen.<br />

In deze studie deel ik Sutcliffes opvatt<strong>in</strong>g dat organisaties actief moeten<br />

zijn <strong>in</strong> het proactieve scannen maar ook <strong>in</strong> het opmerken van <strong>in</strong>formatie<br />

tussen hun stakeholders. Opmerken wordt doorgaans als passief gezien.<br />

Ik wil juist een meer geëngageerde vorm van opmerken voorstaan die oog<br />

heeft voor tussen <strong>in</strong>teracties die actoren <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van de organisatie<br />

met elkaar hebben. Het voordeel van deze manier van opmerken is dat je<br />

beter kunt onderzoeken hoe stakeholders zelf problemen formuleren.<br />

In dit proefschrift kijk ik naar de omgev<strong>in</strong>g als een <strong>in</strong>teractieve eenheid.<br />

Dit laatste vat ik op als een dynamisch geheel waar<strong>in</strong> burgers onderl<strong>in</strong>g<br />

ideeën en men<strong>in</strong>gen aftasten. Ofwel, waar mensen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie met<br />

elkaar iets ontdekken en al doende nieuwe perspectieven v<strong>in</strong>den. Zo bieden<br />

<strong>in</strong>teracties speelruimte om een bepaalde standpunt uit te proberen en<br />

worden, mede aan de hand van de reacties, men<strong>in</strong>gen bijgesteld, verworpen<br />

of gestaafd. Dit is de creatieve component <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties. Aarts en van<br />

30


Woerkum beschrijven dit fenomeen als ‘conative creativity’ (van Woerkum<br />

& Aarts, 2007, p.859), <strong>in</strong>teracties hebben dus creatief potentieel. Door je<br />

als organisatie te laten verrassen over wat er uit die <strong>in</strong>teracties komt, kun je<br />

ook nieuwe d<strong>in</strong>gen te weten komen. Het eigene aan <strong>in</strong>teracties is dat deze<br />

redelijk onvoorspelbaar zijn. Je moet als organisatie dus meebewegen met<br />

wat er gebeurt b<strong>in</strong>nen de omgev<strong>in</strong>g en dat betekent tegelijkertijd dat je je<br />

van daaruit moet willen laten beïnvloeden. Alleen dan kun je als organisatie<br />

zelf <strong>in</strong>vloed uitoefenen. Wanneer de omgev<strong>in</strong>g merkt dat je niets doet met<br />

de signalen die van buitenaf worden gegeven, zal zij ook niet snel het idee<br />

hebben dat de organisatie geïnteresseerd is <strong>in</strong> wat de omgev<strong>in</strong>g te vertellen<br />

heeft, of zelfs respecteert. De omgev<strong>in</strong>g heeft het al gauw <strong>in</strong> de gaten<br />

wanneer echte zorg en belangstell<strong>in</strong>g ontbreken. Als communicatieprofessional<br />

moet je daarom de omgev<strong>in</strong>g willen begrijpen en daarom dus exploreren.<br />

Pas daarna kan een relatie opgebouwd worden. Doordat er <strong>in</strong>zicht<br />

ontstaat, kan er ook contact ontstaan en schep je mogelijk ook vertrouwen.<br />

Om <strong>in</strong>zicht te verwerven <strong>in</strong> de manier waarop burgers zelf omgaan met<br />

verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> hun eigen dagelijkse wereld, is het daarom nodig verder<br />

te kijken. ‘In een verbrede visie op communicatie vormen de <strong>in</strong>teracties tussen<br />

mensen en groepen mensen de analyse-eenheid’ (Aarts, 2009, p.16).<br />

Voor het doen van specifieke <strong>in</strong>terventies is het nodig begrip te krijgen van<br />

wat leeft en speelt b<strong>in</strong>nen de omgev<strong>in</strong>g. ‘A deeper <strong>in</strong>sight that explicates<br />

the basic ideas of communication needed to get <strong>in</strong> tune with the environment<br />

is the next step’ (van Woerkum & Aarts, 2008, p.4). Door zo te exploreren<br />

<strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties snap je als overheid beter waarom burgers iets naar<br />

voren brengen en kun je beter de dynamiek <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g begrijpen.<br />

Publieke <strong>in</strong>teractie<br />

Of een probleem leidt tot een crisis hangt sterk af van wat dat probleem<br />

voor stakeholders betekent, hoe ze daarmee omgaan <strong>in</strong> hun <strong>in</strong>teracties.<br />

Dus daar moet je als organisatie naar kijken bij het <strong>in</strong>schatten van een<br />

crisis. In hoofdstuk 1 beschreef ik het idee dat naast risico-experts er ook<br />

groepen en <strong>in</strong>dividuen zijn die een crisis aan de orde kunnen stellen omdat<br />

zij staan <strong>in</strong> het leven van alledag en specifiek kennis over en ervar<strong>in</strong>g hebben<br />

met bepaalde risico’s. Zij kunnen een crisis waarnemen <strong>in</strong> een vroegtijdig<br />

stadium en vormen dus een actieve omgev<strong>in</strong>g die problemen eerder<br />

waarneemt dan de organisatie zelf. Vervolgens moet de organisatie dat<br />

proces goed kunnen volgen om te zien wat die actieve omgev<strong>in</strong>g doet,<br />

wat daar de dynamiek is, liefst <strong>in</strong> een vroeg stadium. Daartoe moet <strong>in</strong> de<br />

organisatie ruimte zijn om het signaal op te vangen. Alleen als er een <strong>in</strong>tern<br />

forum is voor berichten van buiten, kan de organisatie ‘<strong>in</strong> tune’ zijn met<br />

haar publiek. Signalen van buitenaf zijn alleen maar effectief wanneer ze<br />

doorkl<strong>in</strong>ken <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teracties die mensen ook <strong>in</strong>tern met elkaar hebben.<br />

31


Van welke aangekaarte problemen geven dus omgev<strong>in</strong>g en organisatie<br />

<strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties blijk als respons op het geluid van crisismakelaars?<br />

Hierbij kan ik een onderscheid maken <strong>in</strong>:<br />

a Organisaties en hun <strong>in</strong>teracties met de omgev<strong>in</strong>g.<br />

b Interacties b<strong>in</strong>nen de omgev<strong>in</strong>g.<br />

Beide dimensies zijn even belangrijk en hebben veel met elkaar te maken.<br />

Maar <strong>in</strong> dit proefschrift focus ik op omgev<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>teracties, de publieke<br />

<strong>in</strong>teractie.<br />

Kenmerkend voor <strong>in</strong>teracties is dat deze dynamisch zijn. Inzicht <strong>in</strong> die<br />

dynamiek is nodig om te kunnen anticiperen ook op eventueel naderend<br />

onheil. Daarbij gaat het erom te kijken naar wat er speelt <strong>in</strong> de werkelijkheid<br />

van alledag. Om kwesties te kunnen waarnemen is het nodig kennis<br />

te nemen van <strong>in</strong>itiatieven die doorbreken <strong>in</strong> het discourse <strong>in</strong> een tussenwereld.<br />

Ik wil onderzoeken hoe crisismakelaars daar de publieke <strong>in</strong>teractie<br />

beïnvloeden.<br />

Figuur 2.1 Publieke <strong>in</strong>teractie<br />

Met publieke <strong>in</strong>teractie bedoel ik de <strong>in</strong>teractie die plaats v<strong>in</strong>dt <strong>in</strong> het<br />

publieke dome<strong>in</strong> waar burgers met elkaar <strong>in</strong> gesprek zijn over publieke<br />

kwesties, dat wil zeggen thema’s van algemeen belang. Door te kijken naar<br />

publieke <strong>in</strong>teractie kan de overheid eerder op het spoor komen van thema’s<br />

die spelen. Op deze manier kunnen overheidsorganisaties kwesties ontdekken<br />

die ze zelf niet bedacht hadden en hebben ze de mogelijkheid om <strong>in</strong><br />

de discussies daarover mee te doen en zo ook eventuele misverstanden<br />

toelichten.<br />

32


Groepen van stakeholders<br />

In dit onderzoek stel ik de opvatt<strong>in</strong>g centraal dat een publiek niet een<br />

amorfe massa van eenl<strong>in</strong>gen is die we via demografische variabelen kunnen<br />

segmenteren en aansturen, maar gezien kan worden als een verzamel<strong>in</strong>g<br />

van communities, van groepen van mensen die <strong>in</strong>teractioneel met elkaar<br />

verbonden zijn, face-to-face of onl<strong>in</strong>e, en met elkaar een bepaalde identiteit<br />

ontwikkeld hebben. Aarts en van Woerkum (2008) spreken hier van<br />

groepen van stakeholders. Stakeholders zouden niet langer meer alleen als<br />

doelen moeten worden beschouwd, maar evengoed als gemeenschappen<br />

met vragen die we moeten beantwoorden, groepen waarmee we relaties<br />

moeten aangaan of waarmee we moeten onderhandelen (van Woerkum &<br />

Aarts, 2008, p.23). De auteurs beschrijven vier communicatiemodaliteiten<br />

voor de wijze waarop een organisatie ‘ín tune’ kan blijven met haar omgev<strong>in</strong>g.<br />

Onderstaande modaliteiten kunnen ook elkaar beïnvloeden en daarbij<br />

zijn allerlei kruisverbanden mogelijk.<br />

De vier modaliteiten zijn:<br />

1 exploreren<br />

2 <strong>in</strong>formeren<br />

3 relateren<br />

4 onderhandelen<br />

Deze vier modaliteiten kunnen op zichzelf staan, maar tegelijkertijd<br />

beïnvloeden ze elkaar over en weer. Alle modaliteiten zijn van belang bij<br />

een <strong>in</strong>teractioneel perspectief op crisiscommunicatie. Ik beschrijf ze<br />

achtereenvolgens:<br />

1 exploreren<br />

De auteurs vatten het ‘exploreren’ van groepen op als het te weten komen<br />

hoe actoren denken en handelen rondom bepaalde kwesties die gerelateerd<br />

zijn aan de organisatie.<br />

‘The ma<strong>in</strong> goal is to reduce uncerta<strong>in</strong>ties and to make an environment<br />

‘readable’ so that responses can be supported by valid knowledge’<br />

(van Woerkum & Aarts, 2006, p.7). Bepaalde aspecten van exploreren<br />

zijn sterk geïnstitutionaliseerd, bijvoorbeeld market<strong>in</strong>g onderzoek door<br />

trendwatchers.<br />

De waarde van explorerend gedrag wordt veelal <strong>in</strong> de organisatie en<br />

crisisliteratuur onderkend waaronder ook door Sutcliffe die stelt dat het<br />

verzamelen van <strong>in</strong>formatie bepalender is voor het succes van de organisatie<br />

dan het strategische besluitvorm<strong>in</strong>gsproces zelf (Sutcliffe, 2001,<br />

p. 198). Ook is er al veel exploratief onderzoek gedaan naar het imago van<br />

organisaties door het monitoren van reputaties. Deze <strong>in</strong>itiatieven komen<br />

uit de organisatie zelf waarbij men vragen stelt en naar antwoorden zoekt<br />

33


om zo om te kunnen gaan met onzekerheden die a) het sterkst zijn en<br />

b) het meest betekenisvol zijn en relevant bij het nemen van besliss<strong>in</strong>gen.<br />

Het perspectief dat ik <strong>in</strong> deze studie centraal stel, discoursanalyse, is zo’n<br />

type onderzoek waarbij geëxploreerd wordt hoe crisismakelaars crises<br />

aan de orde stellen.<br />

2 Informeren<br />

Bij het <strong>in</strong>formeren moet, zo stellen Aarts en van Woerkum, vooral worden<br />

gedacht aan datgene wat de ander wil weten. Van toepass<strong>in</strong>g is hier<br />

het idee van de actieve ontvanger die <strong>in</strong> een vorm van coproductie actief<br />

betekenis geeft aan de verkregen <strong>in</strong>formatie. Informeren is veelal sterk<br />

geïnstitutionaliseerd, bijvoorbeeld <strong>in</strong> de vorm van campagnes die het corporate<br />

image moeten uitdragen. We kunnen echter niet negeren, aldus de<br />

auteurs, dat <strong>in</strong>formatie via de achterdeur en via wijdverbreide netwerken<br />

naar buiten glipt (van Woerkum & Aarts, 2006, p.10). Hoewel de organisatie<br />

veelal gefocust is op het beperken van imagoschade, gaat de omgev<strong>in</strong>g<br />

ondertussen, ook <strong>in</strong> tijden van crisis, haar eigen gang. Zo brengen stakeholders<br />

zelf hun boodschap <strong>in</strong>, bijvoorbeeld via <strong>in</strong>ternet, om medestanders<br />

te v<strong>in</strong>den voor het eigen standpunt. Ook <strong>in</strong> dit onderzoek ga ik uit van het<br />

idee dat de crisismakelaar de omgev<strong>in</strong>g tracht te <strong>in</strong>formeren over problemen<br />

die hij waarneemt.<br />

3 Onderhandelen<br />

Onderhandel<strong>in</strong>gen zijn een onderdeel van ons dagelijks leven. In dagelijkse<br />

conversaties herhalen we veelal de woorden van onze gesprekspartner,<br />

niet alleen om ons te verzekeren dat deze onze boodschap heeft begrepen<br />

maar ook om te onderhandelen over de betekenis van de boodschap.<br />

We herhalen de boodschap van de ander bijvoorbeeld <strong>in</strong> eigen woorden.<br />

Onderhandel<strong>in</strong>gen maken dus een belangrijk deel uit van <strong>in</strong>teracties en zullen<br />

daarom ook spelen bij het wegen van betekenissen over een crisis. In dit<br />

proefschrift sluit ik aan bij het idee dat over risico’s onderhandeld wordt <strong>in</strong><br />

plaats van dat zij vaststaan. De organisatie moet de crisis niet over-, maar<br />

ook niet onderschatten. Het is de omgev<strong>in</strong>g die bepaalt of een probleem<br />

al dan niet als crisis wordt opgevat. Zoals <strong>in</strong> het geval van de chemiebrand<br />

bij Moerdijk, waarbij veel <strong>in</strong>teractie <strong>in</strong> sociale media plaatsvond en mensen<br />

– leken en experts – met elkaar <strong>in</strong> discussie g<strong>in</strong>gen over de impact van de<br />

brand op de gezondheid van omwonenden.<br />

4 Relateren<br />

Relaties vormen met anderen of het vormen van <strong>in</strong>teractieve netwerken<br />

met anderen vraagt om begrip van de taal van de ander, van de wijze<br />

waarop deze ‘issues framet’ en van de orale cultuur waar<strong>in</strong> deze leeft.<br />

34


Investeren <strong>in</strong> relaties is nodig om een goed begrip te krijgen van wat er<br />

mogelijk speelt aan ruis of verstor<strong>in</strong>g.<br />

Ook Guttel<strong>in</strong>g benadrukt de betekenis van relaties met relevante<br />

doelgroepen, voorafgaand aan en <strong>in</strong> crisissituaties. Zo stelt hij dat crisismanagement<br />

een complex proces is dat idealiter aanvangt voordat er<br />

sprake is van een crisis. ‘In die situatie kunnen organisaties een relatie<br />

opbouwen en onderhouden met relevante doelgroepen’ (Guttel<strong>in</strong>g, 1999,<br />

p.15). Maar om relaties te kunnen onderhouden met de omgev<strong>in</strong>g is het<br />

nodig contact te hebben, <strong>in</strong>teracties te bewerkstelligen. In de <strong>in</strong>teractie<br />

worden mogelijke problemen naar voren gebracht en geduid.<br />

Op het punt van relaties aangaan met de omgev<strong>in</strong>g kan ook de theorie van<br />

Grunig over public relations worden betrokken. Grunigs benader<strong>in</strong>g van<br />

public relations is al geruime tijd terug <strong>in</strong>gezet en naderhand verder ontwikkeld<br />

<strong>in</strong> verschillende stakeholdersmodellen. De kern van het idee achter<br />

public relations – namelijk dat het gaat om de kwaliteit van relaties – is<br />

juist voor het <strong>in</strong>teractionele perspectief en <strong>in</strong> aanvull<strong>in</strong>g op de hierboven<br />

beschreven communicatiemodaliteiten <strong>in</strong>teressant.<br />

Public relations<br />

In de opvatt<strong>in</strong>g van Grunig kan communicatie alleen succesvol zijn als<br />

stakeholders ernaar streven dat de wederzijdse communicatie getypeerd<br />

wordt door two-way-symmetric communication (Grunig, 1992). Symmetrische<br />

communicatie is bedoeld om wederzijds begrip te vergroten en om<br />

relaties te bouwen met publieksgroepen. Organisaties zijn afhankelijk van<br />

hun omgev<strong>in</strong>g en verkeren <strong>in</strong> een cont<strong>in</strong>ue staat van verander<strong>in</strong>g omdat<br />

zowel de organisatie als het publiek van standpunt kan veranderen. Organisaties<br />

zouden daarom een flexibele organisatiestructuur moeten hebben<br />

en transparant moeten zijn <strong>in</strong> hun beleidsafweg<strong>in</strong>gen naar de omgev<strong>in</strong>g.<br />

Er moet ook sprake zijn van een leiderschapsstijl waar<strong>in</strong> delegeren en zelfstur<strong>in</strong>g<br />

de basis vormen (Grunig, 1992). Public relations vormen zo een<br />

functie van het management. Door goede relaties met publieksgroepen<br />

aan te gaan wil men strategische doele<strong>in</strong>den bereiken: ‘Public relation<br />

is the management of communication between an organization and his<br />

publics’ (Grunig, 1983, p.8).<br />

Dat organisaties afhankelijk zijn van hun omgev<strong>in</strong>g en daarom cont<strong>in</strong>ue<br />

<strong>in</strong> contact moeten zijn met de omgev<strong>in</strong>g is een <strong>in</strong>teressant idee. Daarbij<br />

kijkt de <strong>in</strong>teractionele benader<strong>in</strong>g ook naar de doelen die stakeholders met<br />

hun <strong>in</strong>teracties bereiken. Daarom volg ik graag een <strong>in</strong>teractioneel perspectief<br />

op crisiscommunicatie waarbij ook de natuurlijke <strong>in</strong>teractie als uitgangspunt<br />

wordt genomen.<br />

35


2.4 Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie<br />

In dit hoofdstuk heb ik laten zien dat de organisatie afhankelijk is van haar<br />

omgev<strong>in</strong>g en daarom de omgev<strong>in</strong>g beter moet leren kennen. In paragraaf<br />

2. 2 heb ik het contigentieperspectief besproken dat de relatie tussen<br />

omgev<strong>in</strong>g en organisatie <strong>in</strong> de context van crisis als uitgangspunt hanteert.<br />

Daarbij beschreef ik dat een cont<strong>in</strong>gente benader<strong>in</strong>g geschikt is voor<br />

organisaties, maar aanvull<strong>in</strong>g verdient vanuit een specifiekere <strong>in</strong>teractionele<br />

benader<strong>in</strong>g. Het <strong>in</strong>teractionele perspectief zoals ik dit <strong>in</strong> paragraaf<br />

2.3 voorstel doet dit wel. Vanuit deze <strong>in</strong>valshoek is het mogelijk te kijken<br />

naar de wijze waarop stakeholders b<strong>in</strong>nen de omgev<strong>in</strong>g van de organisatie<br />

een crisis aankaarten. Het is mogelijk de buitenwereld te ontdekken op een<br />

cognitieve wijze door te achterhalen hoe stakeholders denken over risico’s<br />

en wat hun motieven en achtergronden zijn bij onzekerheden. Maar bij het<br />

fenomeen crisis kan deze <strong>in</strong>valshoek problemen geven, omdat deze benader<strong>in</strong>g<br />

geen recht doet aan de dynamiek van risico’s en crisis. Zo is de focus<br />

bij crisiscommunicatie veranderd. Het gaat meer om wat er <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties<br />

gebeurt, ook tussen stakeholders. Een organisatie moet daartoe meebewegen<br />

met de omgev<strong>in</strong>g om signalen <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie met die omgev<strong>in</strong>g te<br />

kunnen waarnemen. Dit vraagt om fundamenteel andere opvatt<strong>in</strong>gen over<br />

crisiscommunicatie die ruimte geven aan de <strong>in</strong>teractionele dimensie.<br />

Voordat ik kan kijken <strong>in</strong> de empirie naar de wijze waarop crisismakelaars<br />

een sluimerende crisis aan de orde stellen, bespreek ik <strong>in</strong> hoodstuk 3<br />

opvatt<strong>in</strong>gen en begrippen bij crises <strong>in</strong> het algemeen en sluimerende crises<br />

<strong>in</strong> het bijzonder.<br />

36


Hoofdstuk 3<br />

Crises<br />

3.1 Inleid<strong>in</strong>g<br />

In dit hoofdstuk ga ik <strong>in</strong> op wat het begrip crisis betekent. Ik beschrijf daartoe<br />

<strong>in</strong> paragraaf 3.2 verschillende elementen die crisis <strong>in</strong> het algemeen<br />

karakteriseren. Vervolgens kijk ik <strong>in</strong> paragraaf 3.3 naar oorzaken van crises<br />

en deel ik deze <strong>in</strong> naar typen risico’s. Daarbij maak ik een onderscheid tussen<br />

natuurlijke, technische en bestuurlijke risico’s. De crisis kan worden gecategoriseerd<br />

<strong>in</strong> soorten, maar kan ook worden onderscheiden naar niveaus.<br />

Zo behandel ik het micro-, meso- en macroniveau waarop crises kunnen<br />

worden benaderd.<br />

Een belangrijk ander begrip dat ik <strong>in</strong> dit derde hoofdstuk bespreek is de<br />

‘risicosamenlev<strong>in</strong>g’. Dit begrip verwijst naar westerse samenlev<strong>in</strong>gen waar<strong>in</strong><br />

meer risico’s voorkomen dan de bestaande structuren kunnen beheersen.<br />

Door een toegenomen hoeveelheid aan voorzien<strong>in</strong>gen ontstaat immers een<br />

vergrote kwetsbaarheid.<br />

In paragraaf 3.4 sta ik stil bij een bijzonder fase van crisis: de sluimerende<br />

crisis. Ik beschrijf dimensies die helpen om dit type crisis beter te kunnen<br />

begrijpen en ik maak het onderscheid tussen een slepende en een sluipende<br />

vorm van sluimerende crisis. Ik geef eveneens aan waarom dit soort crises<br />

bijzondere aandacht behoeft, ook van de communicatieprofessional. Vervolgens<br />

bespreek ik crisiscommunicatie en de <strong>in</strong>vloed van <strong>in</strong>teractieve media<br />

<strong>in</strong> het crisisproces.<br />

In paragraaf 3.5 tenslotte ga ik verder <strong>in</strong> op het begrip crisismakelaars<br />

als <strong>in</strong>gang voor het vroegtijdig signaleren van een crisis. Ik bespreek de specifieke<br />

problemen die klokkenluiders en sociale beweg<strong>in</strong>gen onderv<strong>in</strong>den<br />

bij het aan de kaak stellen van een probleem.<br />

<strong>Crisis</strong> en communicatie<br />

Ik bekijk crisis <strong>in</strong> deze studie op het niveau van de samenlev<strong>in</strong>g en doe dit<br />

vanuit het blikveld van de communicatieprofessional bij een overheidsorganisatie.<br />

Daarbij betrek ik het publieke dome<strong>in</strong>, dat is het dome<strong>in</strong> van<br />

burgers, media en politiek.<br />

De communicatieprofessional heeft ook bij crises van doen met de wijze<br />

waarop bestuurders reageren op de crisis. Zo kunnen bestuurders bepaalde<br />

zorgwekkende <strong>in</strong>formatie <strong>in</strong>terpreteren als waarschuw<strong>in</strong>gssignalen die vragen<br />

om een onmiddellijke reactie (Hermann, 1972). Dit kan ook zeer gewenst<br />

zijn want besluiten over leven en dood moeten bij sommige soorten crises<br />

37


onmiddellijk worden genomen. Maar bestuurders kunnen crises ook ontkennen,<br />

of voor eigen gew<strong>in</strong> opblazen, zoals Wilders deed met de ‘Goudse rellen’.<br />

Vaak worden bepaalde kwesties ook verhuld met als argument de wetenschappelijke<br />

onzekerheid over de effecten van de risico’s. Verantwoordelijken<br />

trachten hiervan gebruik te maken door tijd te w<strong>in</strong>nen <strong>in</strong> de hoop dat ondertussen<br />

de aandacht ervoor weer afneemt (Cobb & Ross, 1999).<br />

Cruciaal bij het vaststellen van een crisis is of de dreig<strong>in</strong>g ook een vitaal<br />

belang voor grote groepen van mensen zal aantasten. Zo zijn er tal van vervelende<br />

situaties te bedenken die nog geen crisis zijn, bijvoorbeeld de file.<br />

Pas wanneer de mobiliteit volledig tot stilstand is gekomen en ook de w<strong>in</strong>kels<br />

niet meer kunnen worden bevoorraad, zal gesproken worden van een<br />

crisis. Ook kunnen er ernstige problemen spelen die zich voltrekken <strong>in</strong> de<br />

meer persoonlijke sfeer, zoals familiedrama’s, maar deze worden evenm<strong>in</strong><br />

beschouwd als voorbeelden van crisis zoals die <strong>in</strong> deze studie wordt opgevat.<br />

Daarvoor zijn ze te particulier. In de volgende paragraaf wil ik bespreken<br />

wat ik dan wél tot een crisis reken.<br />

3.2 Karakteristieken voor crises<br />

Bij crises kunnen de volgende karakteristieken worden onderscheiden:<br />

‘dreig<strong>in</strong>g’, ‘urgentie’, ‘dynamiek’ en ‘man-made’. Deze elementen licht ik<br />

hier achtereenvolgens toe.<br />

Dreig<strong>in</strong>g<br />

Lang niet altijd is het te doorgronden waarom een bepaald fenomeen al dan<br />

niet als dreig<strong>in</strong>g wordt opgevat. De neig<strong>in</strong>g bestaat om een crisis als een<br />

vaststaande entiteit op te vatten, waarbij het idee leeft dat een bepaalde<br />

dreig<strong>in</strong>g vanuit de achtergrond loert en dat die herkend moet worden<br />

voordat deze kan worden geëlim<strong>in</strong>eerd. De perceptie van een crisis is echter<br />

altijd subjectief en een dreig<strong>in</strong>g wordt altijd sociaal geconstrueerd. De<br />

manier waarop burgers, media en politiek een gebeurtenis of probleem zien,<br />

heeft <strong>in</strong>vloed op of iets al dan niet een crisis wordt (Coombs, 2010, p.19).<br />

Zo spreken de meeste waarschuw<strong>in</strong>gssignalen niet voor zich, maar deze<br />

moeten geïnterpreteerd, geframed en geduid. Burgers vragen zich daarbij<br />

met name af of het gevaar hen ook daadwerkelijk zal treffen.<br />

Urgentie<br />

De druk van de tijd kan zo hoog zijn dat een weloverwogen besluitvorm<strong>in</strong>g<br />

er niet <strong>in</strong> zit en organisaties terugvallen op <strong>in</strong>st<strong>in</strong>ctieve of gerout<strong>in</strong>eerde<br />

reacties (Coombs, 2010). Evengoed hebben verantwoordelijken waaronder<br />

38


estuurders en politici vaak de neig<strong>in</strong>g om bepaalde zorgwekkende <strong>in</strong>formatie<br />

te negeren. Ze doen dit vooral als <strong>in</strong>terventies politiek risicovol kunnen<br />

zijn (bijvoorbeeld president Obama <strong>in</strong> de BP-affaire).<br />

Dit ontkennen van urgentie komt mogelijk voort uit het feit dat menig<br />

bestuurder die moet communiceren over crises op voorhand de publieke verontwaardig<strong>in</strong>g<br />

vreest, verontwaardig<strong>in</strong>g die veelal aangejaagd wordt door<br />

de media. Zo draait het <strong>in</strong> het nieuws vaak niet zozeer om een genuanceerde<br />

wetenschappelijke <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van de feitelijke gevaren, maar om schuld,<br />

angst, woede en verontwaardig<strong>in</strong>g (Vasterman, 2004). ’t Hart (1998) spreekt<br />

hier over bestuurlijke reflexen: bestuurders denken dat de feiten of heel lastig<br />

uit te leggen zijn (want erg technisch, en dat snappen mensen niet) of dat<br />

communicatie een risico op zich is, omdat men moet versimpelen waardoor<br />

men de greep op de <strong>in</strong>houdelijke juistheid van de <strong>in</strong>formatieoverdracht kwijt<br />

raakt. Crises stellen besluitvormers dus vaak voor het dilemma de urgentie<br />

van de crisis niet te (willen) ontkennen, maar ook niet te overschatten.<br />

Dynamiek<br />

We zouden het idee moeten verlaten dat crises <strong>in</strong> tijd en ruimte duidelijk te<br />

onderscheiden gebeurtenissen zijn, zo menen Bo<strong>in</strong> en’t Hart (2001). Deze<br />

opvatt<strong>in</strong>g neemt afstand van de traditionele benader<strong>in</strong>g waarbij crisis wordt<br />

gezien als een situatie die bestaat uit drie fasen, namelijk voor, tijdens en na<br />

de crisis. In plaats daarvan hebben wij, aldus deze auteurs, een meer dynamisch<br />

perspectief op crises nodig. Wat wordt gezien als de nasleep kan juist<br />

de kern van de crisis zijn zoals <strong>in</strong> het geval 9/11, waar na de acute crisis een<br />

lange oorlog tegen terrorisme ontstond en de crisis zich verdiept heeft. Ook<br />

Bo<strong>in</strong> en ’t Hart (2005) menen dat crises door het kenmerk ‘dynamiek’ moeilijk<br />

te detecteren zijn.<br />

Crises vormen een dynamisch proces waarbij escalatie en de-escalatie<br />

elkaar kunnen afwisselen <strong>in</strong> een grillig verloop (Vertzberger, 1990; ’t Hart,<br />

1994). Het is vaak onduidelijk wanneer een crisis precies beg<strong>in</strong>t en e<strong>in</strong>digt.<br />

Ook kan de crisis na de crisis veel groter zijn dan men aanvankelijk dacht<br />

(Turner, 1992). Daarbij kunnen de sociale media de dynamiek van een crisis<br />

sterk beïnvloeden. Zo zorgt de exponentiële groei en gebruik van digitale<br />

media voor een evolutie <strong>in</strong> het dome<strong>in</strong> van crisiscommunicatie (Coombs,<br />

2010). De nieuwe mediatechnologie heeft zich ontwikkeld tot een breed<br />

scala van toepass<strong>in</strong>gen op <strong>in</strong>ternet, waaronder Facebook, Twitter, You Tube<br />

en Weblog. Het ‘bloggen’ bijvoorbeeld stelt burgers <strong>in</strong> de gelegenheid direct<br />

met een overheidsorganisatie te communiceren. Maar burgers kunnen ook<br />

onderl<strong>in</strong>g communiceren over dat wat er aan de hand is en hoe de organisatie<br />

al dan niet respons geeft. Het verloop van een crisis en het tempo waar<strong>in</strong><br />

deze zich ontwikkelt, kan door dit bloggen sterk worden beïnvloed, aldus<br />

Caldiero e.a (2010, p.399).<br />

39


Man-made<br />

Een crisis wordt vaak opgevat als iets wat zich spontaan voordoet, zoals<br />

een aardbev<strong>in</strong>g, maar de aanname dat rampen nou eenmaal gebeuren<br />

wordt door sommigen als achterhaald beschouwd (Vertzberger, 1990). Zo<br />

stelt Quarantelli dat pre-<strong>in</strong>dustriële gevaren, hoe groot en verschrikkelijk<br />

ze ook geweest mogen zijn, rampspoeden waren die van ‘buitenaf’ over<br />

de mensheid heen kwamen en aan een ‘ander’ (goden, demonen, natuur)<br />

konden worden toegeschreven. Maar de scheid<strong>in</strong>g tussen een ‘act of God’<br />

en ‘man-made disasters’ zou met de komst van de <strong>in</strong>dustriële maatschappij<br />

kunstmatig geworden zijn. (Quarantelli, 1998; Ste<strong>in</strong>berg, 2000). Crises<br />

kunnen we vanuit deze <strong>in</strong>valshoek niet langer beschouwen als een spel<strong>in</strong>g<br />

van het noodlot. Zo wordt op veel plaatsen <strong>in</strong> de wereld al langer energie<br />

gestoken <strong>in</strong> het detecteren van natuurdreig<strong>in</strong>gen. Door ontwikkel<strong>in</strong>gen als<br />

<strong>in</strong>formatiser<strong>in</strong>g en computeriser<strong>in</strong>g van de meteorologie kunnen natuurrampen<br />

vroegtijdig gesignaleerd worden. Dergelijke ‘early warn<strong>in</strong>g’ systemen<br />

kunnen nu zelfs regio’s die kwetsbaar zijn voor tsunami’s en andere<br />

natuurrampen tijdig alarmeren, mits hier maar voldoende aandacht voor is.<br />

Anderen stellen dat natuurrampen niet te voorkomen zijn, maar dat<br />

wetenschap en technologie de gevolgen ervan wel <strong>in</strong> belangrijke mate<br />

kunnen beperken of beïnvloeden (Turner & Pidgeon, 1997). Maar evengoed<br />

kunnen ze de gevolgen verergeren door de verkeerde <strong>in</strong>terventies. Bovendien:<br />

ook los van het handelen van de mens is er veel dynamiek <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g,<br />

waardoor rampen kunnen ontstaan.<br />

Toch is het verschil tussen een ramp en falend beleid vaak veel m<strong>in</strong>der<br />

groot dan het lijkt en mensen veroorzaken <strong>in</strong> hoge mate door hun eigen<br />

gedrag crises. Het klimaatprobleem is bijvoorbeeld voor een groot deel op<br />

de mens terug te voeren.<br />

Zoals hierboven beschreven kent een crisis dus verschillende karakteristieken.<br />

Daarbij zagen we dat er zich bij crises <strong>in</strong>teractionele problemen kunnen<br />

voordoen <strong>in</strong> de weg<strong>in</strong>g van de dreig<strong>in</strong>g, het op waarde schatten van de<br />

mate van urgentie, het herkennen van de fase en het al dan niet beïnvloeden<br />

door menselijke besliss<strong>in</strong>gen.<br />

Naast dat het fenomeen crisis bepaalde kenmerken vertoont, veroorzaakt<br />

crisis ook een belangrijk effect en dat is onzekerheid.<br />

Onzekerheid<br />

Onzekerheid bij crisis kan op twee niveaus voor mensen spelen: a) dat het<br />

kan gebeuren en b) hoe er mee om te gaan. Veel risico’s <strong>in</strong> onze samenlev<strong>in</strong>g<br />

zijn voor mensen ondoorzichtig. Door technologische ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />

hebben mensen vaak onzekerheden over wat er kan gebeuren. Mensen<br />

40


hebben dan het idee terecht te zijn gekomen <strong>in</strong> een systeem waar ze geen<br />

toegang meer toe hebben, bijvoorbeeld <strong>in</strong> het geval van biotechnologie.<br />

Daarbij kunnen ook wetenschappers het vaak niet eens worden over de<br />

feitelijke gevolgen van hoogtechnologische processen (Hajer, 2001).<br />

Renn (2006) spreekt van ‘emerg<strong>in</strong>g danger’ bij risico’s met een lage<br />

waarschijnlijkheid, maar waarbij de consequenties ervan wel erg groot zijn.<br />

Dit type risico’s wordt door mensen als zeer bedreigend ervaren (Renn,<br />

2006). Neem bijvoorbeeld de bouw van een kerncentrale nabij bewoond<br />

gebied. Daarbij is het onberekenbare aspect van het gevaar, het gevoel dat<br />

het op ieder moment kan gebeuren, zeer bepalend voor de waarnem<strong>in</strong>g<br />

van het risico.<br />

De mogelijkheid om te overzien en te begrijpen ‘wat gaande is’ <strong>in</strong> tijden<br />

van crisis, is vaak beperkt. Lastig is het dus ook om met volledige zekerheid<br />

te beslissen welke respons adequaat is (Vertzberger, 1990). Daarbij kunnen<br />

mensen veel gemakkelijker risico’s accepteren naarmate ze deze zelf beter<br />

kunnen hanteren en ze er zelf meer vat op hebben (Guttel<strong>in</strong>g & Wiegman,<br />

1996). Maar, we moeten leven met het gegeven dat <strong>in</strong> de meeste situaties<br />

er geen duidelijke relatie is tussen oorzaak en gevolg. Dit laatste aspect<br />

‘oorzaken van crises’ is een thema waarop ik <strong>in</strong> de volgende paragraaf dieper<br />

wil <strong>in</strong>gaan.<br />

3.3 Oorzaken van crises<br />

Aan crises liggen verschillende soorten factoren ten grondslag die een rol<br />

spelen op het niveau van de omgev<strong>in</strong>g en de overheidsorganisatie. Het<br />

onderzoek naar oorzaken van crises vraagt om een <strong>in</strong>terdiscipl<strong>in</strong>aire benader<strong>in</strong>g<br />

(Kiser & Ostrom, 1982).<br />

Oorzaken van crisis kunnen vervolgens worden onderverdeeld <strong>in</strong> typen<br />

risico’s (van Woerkum & Knotters, 2007).<br />

Dit zijn:<br />

a Natuurlijke risico’s.<br />

Zoals hierboven besproken is bij het kenmerk ‘man-made’, staat de<br />

‘natuurlijkheid’ van natuurlijke risico’s ter discussie omdat dit type<br />

risico’s soms onvermijdelijk is, maar toch op korte termijn redelijk<br />

voorspeld kan worden en door menselijke besliss<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de hand<br />

kan worden gewerkt, zoals bij overstrom<strong>in</strong>gen door het bouwen<br />

<strong>in</strong> uiterwaarden. Natuurlijke risico’s gaan dus overwegend hand <strong>in</strong><br />

hand met man-made risico’s.<br />

b Technologische risico’s.<br />

Bij technologische risico’s gaat het om het technologische ontwerp,<br />

om het daadwerkelijk functioneren daarvan en om de controle over<br />

41


een en ander. Steeds liggen hier menselijke besliss<strong>in</strong>gen aan ten<br />

grondslag (zie ook paragraaf 3.2).<br />

c Bestuurlijke risico’s.<br />

Onder bestuurlijke risico’s wordt een metacategorie verstaan ten<br />

aanzien van a. en b., bestaande uit het beleid dat de besliss<strong>in</strong>gen<br />

over de risicobestrijd<strong>in</strong>g moet optimaliseren (van Woerkum & Knotters,<br />

2007, p.4). Zo moeten belangen op verschillende niveaus afgewogen<br />

worden ten opzichte van andere belangen. Vanuit de omgev<strong>in</strong>g<br />

van een overheidsorganisatie gezien is het bestuurlijke risico op<br />

te vatten als de onzekerheid wie nu precies welke besliss<strong>in</strong>g neemt,<br />

hoe de procedures <strong>in</strong> elkaar zitten, waar welke <strong>in</strong>formatie beschikbaar<br />

is en hoe men <strong>in</strong>vloed kan uitoefenen op de besluitvorm<strong>in</strong>g.<br />

Bestuurlijke risico’s kunnen tot controleverlies bijdragen bijvoorbeeld<br />

<strong>in</strong> het geval van agrariërs die geen controle hebben over het<br />

waterbeheer en zich mede daardoor onzeker voelen (van Woerkum<br />

& Knotters, 2007).<br />

Om meer greep te krijgen op de veelomvattendheid van crisis is het z<strong>in</strong>vol<br />

de benader<strong>in</strong>g van dit fenomeen ook op niveau te onderscheiden:<br />

Op het macroniveau van analyse stellen theoretici crises als m<strong>in</strong> of meer<br />

onvermijdelijk voor. Bijvoorbeeld het falen van de <strong>in</strong>dustriële maatschappij<br />

om de door haar zelf geproduceerde risico’s te beheersen.<br />

Op het mesoniveau van onderzoek ligt het accent op organisatorische<br />

factoren en processen die een rol kunnen spelen <strong>in</strong> het veroorzaken van<br />

crises. Zijn overheidsorganisaties <strong>in</strong> staat veerkracht te bieden aan crises<br />

die hen treffen? Kunnen ze weerstand bieden aan menselijke beperk<strong>in</strong>gen<br />

zoals nalatigheid, verkeerde <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>gen en fraudes? Anticiperen ze ook<br />

op verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> hun omgev<strong>in</strong>g zoals een toenemend wantrouwen<br />

naar de overheid? Neem het geval van (de <strong>in</strong>middels klassieke communicatiecase)<br />

de HPV-vacc<strong>in</strong>atie, die speelde <strong>in</strong> 2009. Het RIVM riep meisjes<br />

<strong>in</strong> de leeftijd van twaalf jaar op per brief. Er verscheen echter maar zestig<br />

procent. De oorzaak van deze lage opkomst was dat RIVM haar doelgroep<br />

niet had weten te bereiken via de kanalen die passen bij deze meisjes. Daarnaast<br />

werden de bezwaren van de tegenstanders, die al voorafgaand aan<br />

de campagne via zelforganisatie naar voren kwamen, niet serieus genomen<br />

en afgedaan als spookverhalen. De vraag is of het RIVM zelf de <strong>in</strong>teractie<br />

had kunnen zoeken door bijvoorbeeld <strong>in</strong> gesprek te gaan via sociale media<br />

met meisjes over de risico’s van vacc<strong>in</strong>eren. Het gevolg van de afwijzende<br />

reactie van het RIVM kan zijn dat de bereidheid van mensen om zich te<br />

laten vacc<strong>in</strong>eren afneemt, ook ter voorkom<strong>in</strong>g van andere ziektes. Zo ontstaan<br />

er dus nieuwe risico’s.<br />

42


Op het microniveau ten slotte concentreert een crisisbenader<strong>in</strong>g zich op<br />

de rol van burgers en groepen van burgers. Hoe wordt er <strong>in</strong> de praktijk al<br />

duid<strong>in</strong>g aan problemen gegeven? Interessant zijn de signalen die burgers<br />

zelf afgeven wanneer ze zien dat er iets mis is. Op welke wijze kaarten<br />

bepaalde burgers en groepen van burgers problemen aan, zoals hierboven<br />

al werd besproken, <strong>in</strong> het geval van het HPV-vacc<strong>in</strong> waarbij meisjes onderl<strong>in</strong>g<br />

via sociale media met elkaar chatten over het al dan niet laten <strong>in</strong>enten?<br />

Deze chats kunnen waardevol materiaal zijn voor de overheid om beter<br />

te begrijpen hoe meisjes hun afweg<strong>in</strong>gen formuleren om zich al dan niet<br />

te laten vacc<strong>in</strong>eren.<br />

In dit onderzoek kies ik voor onderzoek op het snijvlak van het micro- en<br />

mesoniveau omdat ik uitga van een <strong>in</strong>teractionele benader<strong>in</strong>g tussen<br />

<strong>in</strong>dividuen en groepen. Voor de communicatieprofessional zijn aangrijp<strong>in</strong>gspunten<br />

b<strong>in</strong>nen relatiegroepen te v<strong>in</strong>den. Dit zijn hoe dan ook altijd<br />

contacten tussen mensen. In de <strong>in</strong>teractie gebeurt het, daar wordt de crisis<br />

gedef<strong>in</strong>ieerd en al dan niet (h)erkend.<br />

Daarbij heeft ook het macroniveau impact op deze <strong>in</strong>teracties. Mensen<br />

nemen <strong>in</strong> hun afweg<strong>in</strong>gen over risico’s ook de context mee.<br />

In de volgende al<strong>in</strong>ea bespreek ik een belangrijk begrip dat bijdraagt tot het<br />

ontstaan van crisis: ‘de toenemende kwetsbaarheid’ van onze samenlev<strong>in</strong>g.<br />

Kwetsbaarheid van onze samenlev<strong>in</strong>g<br />

Technologische mogelijkheden zorgen ervoor dat de samenlev<strong>in</strong>g steeds<br />

‘maakbaarder’ wordt. Voorzien<strong>in</strong>gen (niet alleen water en licht, maar ook<br />

geld uit de muur, <strong>in</strong>ternet, kabel-TV) worden steeds vanzelfsprekender.<br />

Die technologie lijkt ons m<strong>in</strong>der kwetsbaar te maken, maar tegelijkertijd<br />

worden we er <strong>in</strong> ons dagelijks bestaan steeds afhankelijker van en daardoor<br />

toch ook weer kwetsbaarder. Dit verschijnsel heet ‘de kwetsbaarheidsparadox’<br />

en werd voor het eerst beschreven door Widalvsky (1988, p.77).<br />

De kwetsbaarheidsparadox staat voor het idee dat hoe meer voorzien<strong>in</strong>gen<br />

en maatregelen <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g worden getroffen des te groter de<br />

impact is als het toch een keertje fout gaat. Omdat onze <strong>in</strong>frastructuur zo<br />

betrouwbaar lijkt, ontwikkelen, bouwen en stapelen wij nieuwe diensten<br />

op andere diensten, die op hun beurt weer gestapeld worden op een solide<br />

lijkende <strong>in</strong>frastructuur. Zo zien we, enerzijds, dat langzamerhand alles<br />

went, dus ook de alledaagse verstor<strong>in</strong>gen van ons dynamische streefbeeld<br />

(Widalvsky, 1988 ibid). Wachtlijsten, langdurige levertijden en files zijn<br />

onderdeel geraakt van ons dagelijks leven die we veelal gelaten ondergaan,<br />

maar anderzijds zijn er voorzien<strong>in</strong>gen die niet voldoen en tot verstor<strong>in</strong>gen<br />

leiden waaraan we niet gewend raken. De herfst is bijvoorbeeld een slechte<br />

43


periode voor de reiziger, omdat de rails glad worden door vallende bladeren<br />

en er oponthoud voor het tre<strong>in</strong>verkeer ontstaat. Ook het vulkanisch as<br />

dat een groot deel van het Europese luchtruim plat legt is een voorbeeld<br />

van een vergrote kwetsbaarheid. Net als dat de zaak Wikileaks duidelijk<br />

maakt dat vertrouwelijke overheids<strong>in</strong>formatie via het <strong>in</strong>ternet voor iedereen<br />

openbaar kan worden gemaakt. Al met al zijn we als samenlev<strong>in</strong>g veel<br />

kwetsbaarder geworden voor <strong>in</strong>vloeden van buitenaf en b<strong>in</strong>nenuit.<br />

De risicomaatschappij<br />

‘Het is het tijdperk van de risicomaatschappij’, constateerde Beck al <strong>in</strong> 1992.<br />

De EHEC-bacterie, de Kredietcrisis, antibiotica <strong>in</strong> de kip, chemische explosies,<br />

Q-koorts, de Mexicaanse griep: de lijst is te lang om nog te spreken<br />

van <strong>in</strong>cidenten; ze zijn allemaal verbonden met risico’s van een <strong>in</strong>dustriële<br />

samenlev<strong>in</strong>g, het zijn constanten <strong>in</strong> onze moderne leefwereld geworden<br />

(Hajer, 1997). Beck <strong>in</strong>troduceerde het concept van de ‘risicomaatschappij’<br />

als opvolger van onze vertrouwde <strong>in</strong>dustriële maatschappij. Terwijl de<br />

motor van de <strong>in</strong>dustriële samenlev<strong>in</strong>g door blijft draaien, staat <strong>in</strong> de risicomaatschappij<br />

de consensus over de vooruitgang op het spel. Ergens is er<br />

twijfel ontstaan over de automatische koppel<strong>in</strong>g tussen verdere <strong>in</strong>dustrialiser<strong>in</strong>g<br />

en technologische ontwikkel<strong>in</strong>g aan de ene kant en de algemene<br />

maatschappelijke vooruitgang aan de andere kant (Hajer & Schwarz, 1997,<br />

p.8-22).<br />

De theorie van Beck is gebaseerd op het idee dat de sociale conflicten<br />

<strong>in</strong> onze samenlev<strong>in</strong>g steeds m<strong>in</strong>der over de verdel<strong>in</strong>g van welvaart gaan,<br />

maar <strong>in</strong> toenemende mate over de verdel<strong>in</strong>g van risico’s. Het gaat nu over<br />

verantwoordelijkheidsvragen bij de gevolgen van catastrofes en over de<br />

vraag wie mag beslissen wie welke risico’s mag lopen (Hajer & Schwarz,<br />

1997, p.10). Beck beschrijft <strong>in</strong> zijn essays (1992) hoe we aan het e<strong>in</strong>de van<br />

de 20ste eeuw geconfronteerd zijn met een fundamentele crisis van<br />

de moderniser<strong>in</strong>g. De risicomaatschappij is het automatische gevolg van<br />

technologische ontwikkel<strong>in</strong>gen zoals de figuur hieronder laat zien.<br />

44


Figuur 3.1 Technologische rampen van 1900 tot en met 2009 OECD (2010)<br />

Beck def<strong>in</strong>ieert risico’s als een systematische manier van omgaan met<br />

gevaren en onzekerheden die door de moderniser<strong>in</strong>g zelf zijn ontstaan<br />

(Beck 1992, p.22). De grootste uitdag<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de risicomaatschappij is<br />

volgens Beck niet zozeer het ‘fysieke explosiegevaar’ van de moderne<br />

technologie, maar de ‘sociale explosiviteit’ als gevolg van het verlies aan<br />

vertrouwen <strong>in</strong> gevestigde sociale en politieke <strong>in</strong>stituties. Daarbij suggereert<br />

hij dat nieuwe vormen van politiek engagement hard nodig zijn<br />

om bijvoorbeeld de ecologische problemen het hoofd te kunnen bieden.<br />

In plaats van alles met algemene risicobepal<strong>in</strong>gen van bovenaf te willen<br />

reguleren, stelt Beck dat <strong>in</strong>zichten en expertise vanuit verschillende<br />

geled<strong>in</strong>gen moeten worden gemobiliseerd.<br />

De beschouw<strong>in</strong>gen van Beck worden <strong>in</strong> dit proefschrift als grondtheorie<br />

opgevat, maar vragen om aanvull<strong>in</strong>gen voor de communicatiediscipl<strong>in</strong>e.<br />

Zo is Beck een voorbeeld van het denken over crises als vaststaande entiteit<br />

en die zich volgens bepaalde mechanismen manifesteren. Maar crises<br />

kenmerken zich, zoals ik <strong>in</strong> paragraaf 3.2 besprak, door hun dynamiek.<br />

Ze kennen veelal een grillig verloop. Of iets ook als een ernstig probleem<br />

wordt opgevat weet je als organisatie niet van te voren. Overal zijn er risicoarena’s<br />

en staan risico’s ter discussie. Daarbij wordt ook onderhandeld<br />

over de impact van risico’s en crisis. Voor de communicatieprofessie is<br />

het daarom <strong>in</strong>teressant om crises vanuit een <strong>in</strong>teractioneel perspectief te<br />

bekijken. Het signaleren van crisis <strong>in</strong> een pre-stadium is van belang omdat<br />

je als organisatie beter kan begrijpen waarom bepaalde selecties van een<br />

45


probleem worden gemaakt. Je snapt de context beter waar<strong>in</strong> het probleem<br />

al dan niet als een bedreig<strong>in</strong>g wordt gedef<strong>in</strong>ieerd. Zo ontstaat er meer<br />

<strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de reden voor het sluimeren van bepaalde kwesties, terwijl anderen<br />

als probleem worden (h)erkend.<br />

3.4 Sluimerende crisis<br />

Deze paragraaf behandelt het fenomeen ‘sluimerende crisis’. Daarbij verken<br />

ik de vragen: Wat is eigen aan dit verschijnsel? Wat zijn voorbeelden van<br />

sluimerende crises? Hoe ontstaat een dergelijke crisis? En wat betekent dit<br />

type crisis voor het handelen van de organisatie en <strong>in</strong> het bijzonder voor de<br />

communicatiediscipl<strong>in</strong>e?<br />

In het geval van een acute crisis is vroegtijdige herkenn<strong>in</strong>g en erkenn<strong>in</strong>g<br />

een primaire randvoorwaarde voor een goede afloop. Maar niet alle crises<br />

openbaren zich door een letterlijke of figuurlijke explosie. Waar een acute<br />

crisis gekenmerkt wordt door een enorme en plotsel<strong>in</strong>ge impact, kan er<br />

bij een sluimerende crisis sprake zijn van een sluipende escalatie die op<br />

een veelal moeilijk te voorspellen moment een kritiek punt overschrijdt.<br />

’t Hart zegt hierover: ‘Bij sluimerende crisis is sprake van een geleidelijke<br />

spann<strong>in</strong>gsopbouw en waarbij steeds meer mensen gaan beseffen dat er<br />

iets bijzonders aan de hand is’ (’t Hart, 1997, p.22). Ook is het mogelijk dat<br />

een sluimerende crisis niet tot een uitbarst<strong>in</strong>g komt, maar vervaagt. Zo<br />

beschrijven Bo<strong>in</strong> en ’t Hart (2005) sluimerende crises tevens als een verschijnsel<br />

dat kan uitdoven: ‘This crisis type creeps up rather than bursts<br />

out, and fades away rather than be<strong>in</strong>g resolved’ (Bo<strong>in</strong> & ’t Hart, 2005,<br />

p. 163). De sluimerende crisis is dan dus opgelost. Toch kunnen sluimerende<br />

crises, omdat ze zich onduidelijk manifesteren, ook gaan nestelen<br />

en daardoor ontwrichtende effecten hebben op het functioneren van<br />

een bepaald systeem.<br />

Tegelijkertijd zien we dat door technologische ontwikkel<strong>in</strong>gen ook bij<br />

media er veel verandert. Deze zijn veel <strong>in</strong>teractiever geworden. Stakeholders<br />

hebben door nieuwe mediatechnologieën de mogelijkheid gekregen<br />

om te reageren op geruchten of vragen te stellen op <strong>in</strong>teractieve websites<br />

(Ga<strong>in</strong>y, 2010, p.302).<br />

De perioden voor en na de acute crisis bleven voor de komst van het<br />

digitale tijdperk vaker verborgen maar door de <strong>in</strong>vloed van de sociale media<br />

hebben verschillende stadia van het crisisproces beter zichtbaar gemaakt<br />

(Coombs, 2010). Coombs heeft deze transparanter geworden fasen <strong>in</strong> het<br />

crisisproces als volgt gevisualiseerd:<br />

46


Postcrisis<br />

Precrisis<br />

<strong>Crisis</strong><br />

figuur 3.2: het crisisproces (Coombs, 2010)<br />

Ik licht deze ontwikkel<strong>in</strong>g hierna verder toe en bespreek daarbij de pre- en<br />

post-crisis <strong>in</strong> relatie tot de <strong>in</strong>vloed van sociale media.<br />

Pre-crisis<br />

In het stadium van pre-crisis kunnen stakeholders signalen afgeven over<br />

een potentiële crisis (Coombs & Holladay, 2010, p.25). Een voorbeeld waarbij<br />

zulke signalen niet zijn opgepikt, is het voed<strong>in</strong>gsmiddelenconcern Nestlé<br />

dat <strong>in</strong> 2010 geconfronteerd werd met een sociale mediacampagne van<br />

Greenpeace. Deze milieuorganisatie beschuldigde Nestlé ervan populaire<br />

chocoladeproducten als KitKat te produceren met palmolie van leveranciers<br />

die hiervoor regenwoud kapten. Dit zou tot de ondergang van dieren<br />

leiden, zoals de orang oetan. Greenpeace spoorde mensen via onder andere<br />

Facebook en Twitter aan om het bedrijf te mailen met een oproep te stoppen<br />

met het gebruik van palmolie. Nestlé ontv<strong>in</strong>g driehonderdduizend<br />

e-mails van mensen uit de hele wereld die aan deze oproep gehoor gaven.<br />

Ook op de Facebook-pag<strong>in</strong>a van het concern waren (veelal woedende)<br />

reacties te zien. Het bedrijf beriep zich vervolgens op het auteursrecht en<br />

wilde alle uit<strong>in</strong>gen waar<strong>in</strong> het Nestlé-logo werd gebruikt, laten verwijderen.<br />

De Facebook-pag<strong>in</strong>a werd <strong>in</strong> zijn geheel verwijderd. Het effect was echter<br />

dat de campagne alleen maar meer aandacht trok.<br />

De door Coombs aangeduide pre-crisis komt overeen met de <strong>in</strong> deze<br />

studie beschreven sluimerende voorfase van crises. Deze fase is <strong>in</strong>teressant<br />

voor het zicht op het verdere verloop van de crisis en is ook relevant voor<br />

overheidsorganisaties die willen anticiperen op crises. Beter zou het zijn<br />

wanneer de communicatiediscipl<strong>in</strong>e wel signalen (h)erkent <strong>in</strong> een vroegtijdig<br />

stadium en activiteiten onderneemt die gericht zijn op het begrijpen<br />

van de ontwikkel<strong>in</strong>g van het issue. Het voordeel van vroege identificatie is<br />

dat het tijd geeft voor het maken van preventieve strategieën.<br />

Post-crisis<br />

De post-crisis beslaat de periode nadat de crisis is opgelost. De focus is<br />

bij de post-crisis op het managen van effecten van de crisis, waarbij de<br />

47


<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen vaak gericht zijn op het herstel van vertrouwen bij stakeholders<br />

van de organisatie. Als voorbeelden van post-crises en sociale media<br />

noemt Coombs de ‘cantor families memorial’, een website waarop nabestaanden<br />

rouwen over slachtoffers van 9/11 en de olieramp <strong>in</strong> de Golf van<br />

Mexico waarbij mensen <strong>in</strong> onl<strong>in</strong>e-memorials hun grieven over de ramp<br />

uiten. Zulke memorials kunnen bronnen van <strong>in</strong>formatie zijn voor overheidsorganisaties<br />

om <strong>in</strong>zicht te krijgen hoe mensen omgaan met het gebeuren.<br />

Maar ook maken deze bronnen duidelijk of de crisis nog leeft en mogelijk<br />

het voorstadium kan zijn van een nieuwe pre-crisis, waarbij de hele cyclus<br />

opnieuw start. Om dit voor te zijn is het idee <strong>in</strong>teressant dat communicatie<br />

tijdens de pre-fase een potentiële crisis kan afwenden.<br />

Dimensies voor sluimerende crisis<br />

Bij het onderscheiden van de pre-crisis of sluimerende crisis beschrijven<br />

Kasperson en anderen (2006) dimensies die van belang zijn om dit type<br />

crisis beter te begrijpen:<br />

– Ongrijpbare risico’s<br />

– Botsende ideologieën<br />

– Marg<strong>in</strong>ale groepen<br />

– Verspreid<strong>in</strong>g van risico’s<br />

Ongrijpbare risico’s<br />

Sommige dreig<strong>in</strong>gen blijven lang verborgen voor een samenlev<strong>in</strong>g. Zo<br />

relateert de crisisliteratuur de sluimerende crisis vaak aan een milieu- en<br />

technologische crisis. Vaak betreft het een langetermijncrisis <strong>in</strong> de leefomgev<strong>in</strong>g<br />

zoals woestijnvorm<strong>in</strong>g, ontboss<strong>in</strong>g en bodemverzilt<strong>in</strong>g (Edelste<strong>in</strong>,<br />

1988, La Plante & Kroll-Smith, 1988, Bru<strong>in</strong>s, 2000). Ook risico’s op het<br />

beleidsterre<strong>in</strong> water, met een rijzende zeespiegel en dalend land, vormen <strong>in</strong><br />

de theorie vaak aangehaalde voorbeelden van sluimerende milieucrises die<br />

langzaam maar zeker voortschrijden tot steeds nijpender problemen. ‘It is<br />

these global elusive hazards that promise to be particularly troublesome<br />

<strong>in</strong> the years ahead’, (Kasperson & Kasperson, 2005, p.118).<br />

Juist vanwege het globale en slepende karakter zijn deze typen crises<br />

veelal geen onderwerp op politieke en publieke agenda en blijven ze<br />

dus ongrijpbaar.<br />

Maar ook op sociale thema’s zijn er sluimerende problemen waar men<br />

geen vat op krijgt. Te denken valt aan de krimp van de bevolk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de<br />

buitengebieden, het tekort aan betaalbare huisvest<strong>in</strong>g voor starters op<br />

de won<strong>in</strong>gmarkt, de segregatie b<strong>in</strong>nen het onderwijs: allemaal voorbeelden<br />

van verstor<strong>in</strong>gen die een optimaal functioneren of welzijn langdurig<br />

kunnen belemmeren en de potentie hebben zich te ontwikkelen tot een<br />

acute crisis.<br />

48


Botsende ideologieën<br />

Sommige gevaren blijven voor een samenlev<strong>in</strong>g verborgen omdat zij zijn<br />

<strong>in</strong>gebed <strong>in</strong> een sociaal toegedekt web van waarden en veronderstell<strong>in</strong>gen,<br />

zo menen Kasperson en Kasperson (2005). Deze auteurs stellen dat een<br />

samenlev<strong>in</strong>g de gevolgen van bepaalde verstor<strong>in</strong>gen voor lief kan nemen,<br />

bijvoorbeeld vanuit geloofsovertuig<strong>in</strong>gen of andere ideologische opvatt<strong>in</strong>gen.<br />

De rol van het Nederlandse leger <strong>in</strong> Srebrenica en Nederlands-Indië en<br />

de pog<strong>in</strong>gen die nadien zijn gedaan om de pijnlijke gebeurtenissen <strong>in</strong> beide<br />

zaken <strong>in</strong> de doofpot te houden, zijn voorbeelden van ideologische opvatt<strong>in</strong>gen<br />

van Nederland als vredestichter.<br />

Ook het toegestane geweld <strong>in</strong> k<strong>in</strong>derprogramma’s op tv kan als een<br />

voorbeeld worden opgevat van een verborgen crisis. Daarbij gaat het stellen<br />

van grondrechten als vrije men<strong>in</strong>gsuit<strong>in</strong>g boven de noodzaak k<strong>in</strong>deren<br />

te beschermen tegen negatieve beïnvloed<strong>in</strong>g.<br />

Een ander voorbeeld is ‘Politieke correctheid’ waarbij soortgelijke ideologische<br />

opvatt<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het ged<strong>in</strong>g zijn. Zo waren decennialang thema’s als<br />

‘zwarte scholen’ en ‘veelplegers’ <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g taboe om te bespreken.<br />

Dit bevorderde dat dergelijke thema’s <strong>in</strong> hun sluimerende staat bleven.<br />

Het werk van Michael Billig (1987) besteedt veel aandacht aan de rol van<br />

ideologieën <strong>in</strong> westerse samenlev<strong>in</strong>gen. Hij zegt hierover: ‘The liberal traditions<br />

of modern capitalist society conta<strong>in</strong> their own contrary themes or<br />

unresolved theoretical tensions’ (Billig e.a 1988, p.27). Uit de liberale tradities<br />

van onze westerse samenlev<strong>in</strong>g zijn met elkaar botsende thema’s ontstaan.<br />

Dit leidt ertoe dat mensen veelal onderl<strong>in</strong>g gaan wikken en wegen<br />

over wat bepaalde thema’s voor hen betekenen. Daarover gaan ze <strong>in</strong> het<br />

gunstige geval veelal met elkaar <strong>in</strong> gesprek, worden twijfels uitgesproken<br />

en men<strong>in</strong>gen afgetast. Zo kan er een publiek debat over bepaalde kwesties<br />

ontstaan, maar evengoed is het mogelijk dat de vlam <strong>in</strong> de pan slaat omdat<br />

opvatt<strong>in</strong>gen sterk van elkaar verschillen.<br />

Om (nog) sluimerende problemen vroegtijdig te achterhalen, is het dus<br />

nodig signalen van personen die dit debat aanjagen of <strong>in</strong>itiëren te kunnen<br />

waarnemen.<br />

Marg<strong>in</strong>ale groepen<br />

Sluimerende crises treffen veelal marg<strong>in</strong>ale groepen en worden vaak door<br />

dom<strong>in</strong>ante klassen niet opgemerkt of genegeert. Zo zijn gevaren veelal<br />

verbonden met een kwetsbare economische en of sociale positie en kunnen<br />

een sluimerende crisis, zoals chronische ondervoed<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Derde wereldlanden,<br />

laten voortduren (Kasperson & Kasperson, 2005). ‘Dit was het geval<br />

met de Sahel droogte <strong>in</strong> 1983 die, ondanks dat het een van de grootste<br />

klimaatrampen <strong>in</strong> de tw<strong>in</strong>tigste eeuw was, we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong>ternationale aandacht<br />

49


kreeg tot dat de hongersnood haar piek bereikte <strong>in</strong> 1984 (Harrison & Palmer,<br />

1986, geciteerd <strong>in</strong> Kasperson & Kasperson, 2005, p.126). Meer recente<br />

voorbeelden van aanvankelijk onderschatte sluimerende crises zijn de aardbev<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> Haïti (2010), de overstrom<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> Pakistan (2010) en de tsunami<br />

<strong>in</strong> Japan (2011). Daar kregen kwetsbare situaties al lange tijd we<strong>in</strong>ig belangstell<strong>in</strong>g.<br />

Totdat <strong>in</strong> Haïti de aardbev<strong>in</strong>g kwam, <strong>in</strong> een dichtbevolkte hoofdstad<br />

gebouwd op zachte aarde, en ook <strong>in</strong> Pakistan de zware moessonregens<br />

rivieren buiten hun oevers deden treden <strong>in</strong> de dichtst bevolkte prov<strong>in</strong>cie<br />

van het land. In beide gevallen waren deze rampen te voorzien geweest,<br />

maar bleven preventieve maatregelen achterwege.<br />

Het is ook mogelijk dat mensen zich genegeerd voelen, zoals de situatie<br />

<strong>in</strong> ons land <strong>in</strong> de grote steden met marg<strong>in</strong>ale groepen van achterblijvers die<br />

zich <strong>in</strong> de steek gelaten voelen <strong>in</strong> de oude wijken of <strong>in</strong> de naoorlogse flatwijken<br />

(Scheffer, 2000). Factoren als een toenemende economische welvaart<br />

en een hoger opleid<strong>in</strong>gsniveau leiden tot hogere eisen en verwacht<strong>in</strong>gen<br />

waar sommigen niet aan kunnen voldoen en daardoor marg<strong>in</strong>aliseren.<br />

Dit type van vergeten groepen v<strong>in</strong>den we <strong>in</strong>middels niet alleen <strong>in</strong> de grote<br />

steden, maar ook <strong>in</strong> de groeikernen en wijken uit de jaren zeventig en tachtig<br />

elders, buiten de grote stad (Scheffer, 2000).<br />

Deze dimensies van slepende en zeurende crises moeten eerst als problemen<br />

worden ontdekt. Dit vergt tijd, <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g, organisatie, en politieke<br />

aandacht. Zo blijven sommige crises lang onopgemerkt voordat ze iedereen<br />

verrassen. Daarnaast zijn er crises die chronisch van aard lijken, zonder dat<br />

ze tot een uitbarst<strong>in</strong>g komen. De een heet sluipende crisis, de ander slepende<br />

crisis. Ik bespreek dit verschil <strong>in</strong> de volgende al<strong>in</strong>ea.<br />

Sluipend versus slepend<br />

Niet alle sluimerende crises ontwikkelen op dezelfde manier. Zo kan de<br />

sluimerende crisis een sluipend verloop hebben, maar ook is het mogelijk<br />

dat deze voortsleept. De sluimerende crisis wordt veelal <strong>in</strong> crisisliteratuur<br />

(’t Hart 1997, Kiser & Ostrom, 1982) aangeduid met de begrippen ‘slepend’,<br />

‘slapend’, ‘sluipend’ en ‘kruipend’. Doordat deze veelheid aan begrippen <strong>in</strong><br />

de literatuur voor het fenomeen sluimerende crisis verwarr<strong>in</strong>g kan geven,<br />

wil ik onderscheid maken tussen a) slepende crisis en b) sluipende crisis:<br />

a De sluipende crisis dient zich onopgemerkt aan en verrast menigeen.<br />

Een sluipende crisis vertoont wel tekenen maar deze worden nog<br />

niet of nauwelijks gezien door het publiek, de media en autoriteiten.<br />

Zo’n sluipende crisis heeft daardoor wel de potentie om tot escalatie<br />

te komen.<br />

b De slepende crisis typeert zich als permanent en chronisch van aard<br />

ofwel, het gaat maar niet weg. Deze crisis komt niet tot een<br />

50


uitbarst<strong>in</strong>g, kent geen e<strong>in</strong>de, maar verstoort toch het functioneren<br />

van een systeem. De crisis vertoont tekenen die wel worden opgemerkt,<br />

maar waar geen aandacht aan wordt gegeven. Dit type crisis<br />

wordt ook wel beschreven als de ‘genegeerde crisis’ (Bo<strong>in</strong> & ’t Hart,<br />

2005).<br />

In het onderstaand schema som ik de criteria voor beide typen van<br />

sluimerende crisis op:<br />

Figuur 3.3: sluimerende crisis<br />

slepend<br />

– wordt wel opgemerkt maar<br />

er is geen aandacht voor<br />

– is een chronisch probleem<br />

– boet <strong>in</strong> aan populariteit door<br />

het zeurende en permanente<br />

karakter ervan<br />

– daarbij wordt er geen<br />

vooruitgang <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>gen<br />

geboekt<br />

– omdat het probleem wel<br />

benoemd is, lijkt het<br />

ogenschijnlijk ook voldoende<br />

aandacht te hebben gehad<br />

– wordt als marg<strong>in</strong>aal gezien<br />

Sluimerende crisis<br />

Bovenstaand onderscheid laat zien dat er bij een slepende crisis nauwelijks<br />

<strong>in</strong>teractie is. Daarentegen zijn er bij sluipende crises mogelijk wel <strong>in</strong>teracties<br />

gaande tussen mensen onderl<strong>in</strong>g en trachten deze gehoor te v<strong>in</strong>den<br />

voor hun zorgen. In deze studie kijk ik ook hoe crisismakelaars deze<br />

varianten kunnen gebruiken bij het aan de kaak stellen van een probleem.<br />

Ik bestudeer of het ene type zich beter leent voor het aan de orde stellen<br />

van een crisis dan het andere.<br />

51<br />

sluipend<br />

– wordt nauwelijks opgemerkt<br />

– is een sluipend proces<br />

– ogenschijnlijke onschuldige<br />

factoren versterken en<br />

transformeren tot<br />

verstorende krachten<br />

– is een escalerend proces<br />

– heeft veel potentie om tot<br />

uitbarst<strong>in</strong>g te komen<br />

– vaak zijn er al <strong>in</strong>itiatieven<br />

waarbij mensen elkaar<br />

spreken over het probleem


In de volgende paragraaf ga ik <strong>in</strong> op de meer algemene problemen die<br />

spelen bij klokkenluiders en sociale beweg<strong>in</strong>gen.<br />

3.5 Een crisis aan de orde stellen<br />

Het idee dat crisismakelaars bepaalde <strong>in</strong>teractionele gevoelige kenmerken<br />

<strong>in</strong> hun uit<strong>in</strong>gen tonen en organiseren, is afgeleid van een studie van de<br />

Britse discursief psycholoog Derek Edwards naar de subjectieve kant van<br />

het formuleren van <strong>in</strong>directe klachten. Edwards (2006) wijst daar<strong>in</strong> op de<br />

vaak subtiele retorische activiteiten die mensen ondernemen als zij klachten<br />

formuleren zonder betiteld te worden als bijvoorbeeld een klager, een<br />

zeurkous of een mopperkont. Zo kan iemand door het gebruik van objectieve,<br />

neutrale beschrijv<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie bewerkstelligen dat niet de<br />

aandacht naar zichzelf uitgaat, maar naar de beklagenswaardige situatie<br />

waarover hij spreekt.<br />

In deze studie bestudeer ik de retorische strategieën die crisismakelaars<br />

bewust of onbewust hanteren om reactie op te roepen bij de ontvangers<br />

van hun uit<strong>in</strong>gen. Tonen crisismakelaars <strong>in</strong> hun taalgebruik bijvoorbeeld hun<br />

ongenoegen over het probleem? Bouwen ze een bepaalde identiteit op of<br />

trachten ze op een bepaalde manier hun geloofwaardigheid te versterken?<br />

Deze vragen komen aan de orde tijdens de analyse <strong>in</strong> hoofdstuk zes en zeven.<br />

Problemen bij klokkenluiden<br />

De potentiële klokkenluider heeft drie keuzen bij het waarnemen van een<br />

misstand: a) hij kan het systeem (bijvoorbeeld een organisatie) verlaten;<br />

b) hij kan besluiten te zwijgen over het misstand en c) hij kan besluiten<br />

uit<strong>in</strong>g te geven aan zijn bezorgdheid. In het laatste geval luidt hij dus de<br />

klok. Deze vorm van reageren wordt ‘voicen’ ofwel ‘stem geven’ genoemd<br />

(Bovens, 1990, p.220, Hirschman, 1970, p.98-105, Schuyt, 1972, p.60-69,<br />

en Oversloot en Van Gunsteren, 1987). Vanuit dit ‘stem geven’ kan hij<br />

vervolgens drie belangrijke keuzes maken:<br />

– ontslag nemen onder protest<br />

– heimelijk gebruik maken van ‘voice’: lekken<br />

– de openbaarheid zoeken: de klok luiden<br />

Over het derde punt gaat dit onderzoek, waar<strong>in</strong> ik de <strong>in</strong>teractionele problemen<br />

bekijk die zowel klokkenluiders als sociale beweg<strong>in</strong>gen kunnen<br />

onderv<strong>in</strong>den bij het aankaarten van een crisis. Zo zijn de overheid en andere<br />

betrokken organisaties vaak geneigd de klokkenluider te beschermen via<br />

regels en procedures <strong>in</strong> de organisationele sfeer. Ook Bovens pleit voor een<br />

zekere legitimatie van klokkenluiden: ‘Klokkenluiden kan een belangrijke<br />

52


on van <strong>in</strong>formatie zijn, een extra <strong>in</strong>strument bij de controle van complexe<br />

organisaties en bij de preventie van corporate risks’ (Bovens 1990, p.268).<br />

Als legitimatie leidt tot reguler<strong>in</strong>g, dan dreigt volgens sommigen weer het<br />

gevaar van overreguler<strong>in</strong>g. Zo zegt van Gunsteren dat ‘pog<strong>in</strong>gen tot directe<br />

controle doorgaans de zelforganisatie en de vruchten daarvan vernietigen’<br />

(van Gunsteren 2006, p.60). Ofwel, reguler<strong>in</strong>g werkt dus niet altijd. Omdat<br />

organisaties van nature geneigd zijn tot organiseren, ontstaat hier een lastig<br />

dilemma voor zowel de organisatie als de communicatie. Voor het goed<br />

doen slagen van de doelen van een organisatie zijn klokkenluiders wel een<br />

potentiële belangrijke bron van <strong>in</strong>formatie.<br />

Er kan bij het klokkenluiden veel mis gaan. Zo kan bij wijze van spreken,<br />

het geluid van de klokkenluider niet worden gehoord omdat het te zacht<br />

is, omdat het signaal niet wordt opgepikt door de omgev<strong>in</strong>g of omdat het<br />

verloren gaat temidden van andere prikkels die de aandacht vragen. Maar<br />

klokkenluiden kan ook overdreven zijn omdat: a) er te vaak wordt geluid en<br />

b) men te veel misbaar maakt. Het gevolg kan zijn dat het klokkenluiden tot<br />

een vorm van token-protest verwordt, een protest dat beleefd wordt aangehoord<br />

door de omgev<strong>in</strong>g, waarna men weer overgaat tot de orde van de<br />

dag (Bovens, 1990). Klokkenluiden kan bovendien leiden tot openbar<strong>in</strong>g van<br />

gegevens die om goede reden, zoals veiligheid of privacy, geheim hadden<br />

moeten blijven (Bovens, 1990, p.267).<br />

Een klokkenluider loopt ook de kans op specifieke beschuldig<strong>in</strong>gen van<br />

onverantwoordelijkheid voor de publieke zaak omdat het openbaar maken<br />

van een crisis veel effecten teweeg kan brengen. Zo heeft klokkenluiden niet<br />

alleen betrekk<strong>in</strong>g op iets dat naar buiten moet worden gebracht, het aan de<br />

kaak stellen van een ernstige bedreig<strong>in</strong>g van een bepaalde basisstructuur<br />

of op fundamentele waarden en normen van een bepaald sociaal systeem,<br />

maar ook op de klokkenluider zelf.<br />

De crisisliteratuur beschrijft klokkenluiders enerzijds positief met kwalificaties<br />

als loyaal, <strong>in</strong>teger, ijverig, met sterk gevoel voor rechtvaardigheid<br />

en trouw, anderzijds met m<strong>in</strong>der positieve omschrijv<strong>in</strong>gen als narcistisch,<br />

zwartgallig, disloyaal (van Es, 2004). Eén van de vragen <strong>in</strong> deze studie is ook<br />

‘hoe voorkomt een klokkenluider dat hij niet voor iemand met een negatieve<br />

identiteit wordt gehouden en hoe krijgt hij zijn uit<strong>in</strong>g over het voetlicht’?<br />

Problemen voor sociale beweg<strong>in</strong>gen<br />

Sociale beweg<strong>in</strong>gen kenmerken zich ook door een zekere mate van organisatie<br />

en duurzaamheid en kennen daarbij een cyclisch karakter (Klandermans,<br />

1996). Vooral dit laatste aspect, het cyclische karakter van een beweg<strong>in</strong>g,<br />

heeft betrekk<strong>in</strong>g op de mobilisatie en participatie van een achterban.<br />

Groei en krimp van het ledenaantal verloopt veelal <strong>in</strong> golfbeweg<strong>in</strong>gen.<br />

53


Bij de vorm<strong>in</strong>g van mobilisatiepotentieel kan het om verschillende doelen<br />

gaan zoals het w<strong>in</strong>nen van morele en ideële steun voor de beweg<strong>in</strong>g. Ook<br />

steun <strong>in</strong> de vorm van actiebereid of f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>breng kunnen drijfveren<br />

zijn. Ofwel, het potentieel aan mensen <strong>in</strong> een samenlev<strong>in</strong>g dat <strong>in</strong> theorie<br />

gemobiliseerd kan worden.<br />

Actiegroepen moeten ook tot eensgez<strong>in</strong>dheid komen over een visie en<br />

een denkkader rond een bepaald probleem <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g. Het is pas<br />

door het bereiken van een consensus dat een actiegroep andere mensen<br />

kan motiveren deel te nemen aan protest (Klandermans, 1996). Vervolgens<br />

kan een rekruter<strong>in</strong>gsnetwerk worden gevormd en geactiveerd door<br />

actievel<strong>in</strong>gen die ook weer anderen betrekken. Gedacht wordt hier aan de<br />

vertakk<strong>in</strong>gen van een beweg<strong>in</strong>g. Hoe meer deze verstrengeld zijn met weer<br />

andere organisaties, hoe groter ook de reikwijdte van de beweg<strong>in</strong>g en haar<br />

rekruter<strong>in</strong>gsnetwerk.<br />

Bij het opwekken van de motivatie om te participeren gaat het erom<br />

de mensen te bewegen tot deelname. In dit onderzoek kijk ik naar de wijze<br />

waarop sociale beweg<strong>in</strong>gen discursief <strong>in</strong>spelen op de omgev<strong>in</strong>g en zo<br />

anderen kunnen mobiliseren en uitnodigen tot participatie.<br />

Bij een sociale beweg<strong>in</strong>g spelen dezelfde soort problemen als bij de klokkenluiders.<br />

Ook sociale beweg<strong>in</strong>gen wordt wel verweten dat zij zich laten<br />

leiden door disloyale motieven, willen queruleren of zaken veel te pessimistisch<br />

willen voorstellen. De uit<strong>in</strong>gen kunnen, evenals bij klokkenluiders,<br />

buitenproportioneel zijn en retorisch niet tactvol. Voor sociale beweg<strong>in</strong>gen<br />

is er echter ook een <strong>in</strong>teractioneel probleem te overw<strong>in</strong>nen en dat is het<br />

creëren van een achterban die actiebereid is. De vraag is <strong>in</strong> deze studie hoe<br />

deze <strong>in</strong>teractionele problemen zich manifesteren: welke problemen komen<br />

naar voren <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties tussen crisismakelaars en de buitenwereld bij het<br />

naar buiten brengen van hun observaties? Collectief en sociaal activisme<br />

vragen dan ook om een collectief en sociaal bewustzijn, ofwel om een<br />

bepaalde groepsidentiteit. Groepsidentificatie heeft betrekk<strong>in</strong>g op het zich<br />

willen committeren aan de groep. De collectieve identiteit van een groep<br />

komt tot uitdrukk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de symbolen, rituelen, normen en waarden die de<br />

leden delen. Groepsidentificatie gaat over hoe de <strong>in</strong>dividuele leden zelf<br />

betekenis geven aan hun positie <strong>in</strong> de groep, bijvoorbeeld door het gebruik<br />

van bepaalde symbolen en het delen van bepaalde waarden en belangen<br />

(Klandermans & De Weerd, 2001, Kelly & Bre<strong>in</strong>l<strong>in</strong>ger, 1996: Mummendey<br />

e.a, 1999 <strong>in</strong> Van Stekelenburg, 2006, p.27).<br />

Wanneer groepsleden zichzelf def<strong>in</strong>iëren <strong>in</strong> termen van een collectieve<br />

identiteit focussen ze op de overeenkomsten tussen zichzelf en de behoeften,<br />

<strong>in</strong>teresses en doelen van de medegroepsgenoten. Het resultaat daarvan<br />

is dat ‘mijn’ en ‘jouw’ ervar<strong>in</strong>gen en behoeften vertaald worden <strong>in</strong> de<br />

54


‘onze’. De waarnem<strong>in</strong>g van groepsleden dat problemen en grieven worden<br />

gedeeld is, zo stelt Klandermans, een belangrijke stap naar collectieve en<br />

politieke actie (Simon & Klandermans, 2001; Stürmer & Kampmeier, 2003).<br />

Maar kunnen sociale beweg<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> hun uit<strong>in</strong>gen op dit mobiliseren van<br />

een achterban <strong>in</strong>spelen en het aangekaarte probleem formuleren als een<br />

gezamenlijk probleem? Deze studie moet daarop licht werpen. Op welke<br />

discursieve wijze trachten voortrekkers van een sociale beweg<strong>in</strong>g hun<br />

mogelijke achterban te bewegen tot deelname?<br />

3.6 Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie<br />

In dit hoofdstuk zijn als belangrijk aspecten van crisis ‘dreig<strong>in</strong>g’, ‘urgentie<br />

‘dynamiek’, ‘man-made’ besproken. Ook is het onderscheid tussen sluipende<br />

en slepende crisis aanbod gekomen. Grootste verschil tussen beide<br />

blijkt het element dynamiek te zijn. Zo kan de dynamiek van een sluimerende<br />

crisis grillig zijn en zich met zowel pieken als dalen manifesteren. In<br />

het geval van slepende crisis ontbreekt gedurende lange tijd de dynamiek<br />

en <strong>in</strong> het geval van sluipende crisis is daar<strong>in</strong> een geleidelijke toename te<br />

zien. Geconcludeerd kan dat de sluimerende crisis, <strong>in</strong>clusief de sluipende<br />

variant, kansrijk lijkt voor het herkennen ervan, want er is tijd die benut kan<br />

worden om te bestuderen of mensen iets als een probleem construeren.<br />

Zoals we hebben gezien is crisismakelaardij een <strong>in</strong>gang om begrip te<br />

krijgen van hoe <strong>in</strong> de maatschappij door mensen risico’s worden <strong>in</strong>geschat<br />

en gedef<strong>in</strong>ieerd. <strong>Crisis</strong>makelaars kunnen iets verwoorden wat werkelijk bij<br />

velen een bron van ongenoegen is. Zij zijn daarom voor een overheid <strong>in</strong>teressant<br />

bij het ontdekken van sluimerende crisis. Daarbij trachten ze de<br />

crisis aan de man te brengen waarbij crisismakelaarsgedrag is <strong>in</strong>gebed <strong>in</strong><br />

bepaalde discursieve acties. Kennis van deze acties helpt bij het begrijpen<br />

van wat er aan de hand is. Zo ontstaat er meer voel<strong>in</strong>g met de maatschappelijke<br />

dynamiek rond bepaalde thema’s.<br />

De communicatiediscipl<strong>in</strong>e kan vervolgens op haar eigen gebied verder<br />

met het <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> wat ze waarom moet doen. Beleidmakers en communicatiekundigen<br />

kunnen het geleerde dus als <strong>in</strong>spiratie opvatten en eveneens<br />

op hun eigen terre<strong>in</strong> verder uitwerken.<br />

Het bestuderen van dagelijks taalgebruik vanuit de discursieve psychologie<br />

biedt goede mogelijkheden tot het leggen van contact met de omgev<strong>in</strong>g,<br />

ook omdat dit perspectief reken<strong>in</strong>g houdt met de agenda’s van de omgev<strong>in</strong>g.<br />

In het volgende hoofdstuk zal ik dit discursieve perspectief bespreken.<br />

55


Hoofdstuk 4<br />

Discourstheorie en analyse<br />

4.1 Inleid<strong>in</strong>g<br />

S<strong>in</strong>ds de tweede helft van de vorige eeuw zijn filosofen en sociologen<br />

geïnteresseerd <strong>in</strong> alledaags gebruik. Zij benaderen taal niet louter als een<br />

abstractie van woorden en betekenissen, maar als een vorm van sociaal<br />

handelen. In de discursieve psychologie (Edwards, 1997, Potter, 1992) gaat<br />

hierbij de aandacht uit naar psychologische categorieën en constructies die<br />

mensen gebruiken <strong>in</strong> alledaagse situaties. Taal is niet neutraal, maar altijd<br />

een vorm van selectie of constructie door de taalgebruiker. Waar de meeste<br />

benader<strong>in</strong>gen taal conceptualiseren als een neutraal medium dat de wereld<br />

om ons heen reflecteert, ‘discourse theorists have argued that language<br />

constructs reality’ (Abell & Stokoe, 1999, p.297).<br />

De <strong>in</strong> deze <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g geschetste ontwikkel<strong>in</strong>gen zijn mede onderwerp<br />

van dit hoofdstuk dat vier paragrafen kent. In 4.2 beschrijven ik de grondslag<br />

voor discoursanalyse: de discursieve psychologie. In 4.3 behandel ik de<br />

volgende discursieve uitgangspunten: ‘natuurlijke conversatie’, ‘handel<strong>in</strong>g’,<br />

‘constructie’ en ‘retoriek’. In paragraaf 4.4. vat ik het hoofdstuk samen en<br />

trek ik de conclusie.<br />

4.2 Het discoursanalytische perspectief<br />

Discoursanalyse is een term die verschillende benader<strong>in</strong>gen samenbrengt,<br />

zowel <strong>in</strong> theorie als <strong>in</strong> methode. Sommige benader<strong>in</strong>gen v<strong>in</strong>den<br />

hun herkomst <strong>in</strong> l<strong>in</strong>guïstiek en letterenstudies, andere <strong>in</strong> sociologie, psychologie<br />

of antropologie. Hoewel deze perspectieven een <strong>in</strong>teresse <strong>in</strong> de<br />

analyse van tekst en spraak delen, verschillen ze veelal <strong>in</strong> opvatt<strong>in</strong>gen en<br />

toepass<strong>in</strong>gen. Zo wordt de term ‘discourse’ bijvoorbeeld gebruikt en verbonden<br />

aan alle vormen van gesproken of geschreven tekst en waarbij<br />

de aandacht uitgaat naar m<strong>in</strong> of meer samenhangende betekeniskaders<br />

die gedurende een langere periode het taalgebruik dom<strong>in</strong>eren. Volgens<br />

Van der Arend (2007) wordt ook vaak een lidwoord gebruikt voor het<br />

woord discourse. ‘Een discourse is dan een betekeniskader: een m<strong>in</strong> of<br />

meer samenhangende manier van denken, spreken en schrijven over een<br />

bepaald onderwerp, bijvoorbeeld het discourse ‘ecologische moderniser<strong>in</strong>g’<br />

als manier van spreken over milieuproblemen’ (Hajer, 1995 geciteerd<br />

door Van der Arend, 2007, p.29).<br />

56


Deze benader<strong>in</strong>gen echter, kunnen niet goed beschrijven en verklaren<br />

waarom mensen <strong>in</strong> verschillende <strong>in</strong>teracties zelf betekenissen creëren en<br />

hoe betekeniskaders ontstaan (Potter, 1996, zie ook te Molder, 2009). Discoursanalyse<br />

zoals gebruikt <strong>in</strong> dit onderzoek wijkt af van deze opvatt<strong>in</strong>gen.<br />

In het perspectief dat ik <strong>in</strong> deze studie hanteer wordt de betekenis van<br />

teksten niet opgevat als een vanzelfsprekendheid, maar wordt deze geproblematiseerd.<br />

Daarbij gaat de aandacht uit naar de manier waarop mensen<br />

betekenis maken terwijl ze communiceren, waarop ze bepaalde <strong>in</strong>teractionele<br />

doelen willen bewerkstelligen met taal. Discourse betekent ook<br />

‘taalgebruik <strong>in</strong> een situatie’ en heeft betrekk<strong>in</strong>g op hoe mensen met elkaar<br />

praten, discussiëren of schrijven. Bij deze benader<strong>in</strong>g van discoursanalyse<br />

wordt onderzoek verricht naar taal als middel om sociale activiteiten te<br />

realiseren <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie met anderen (zie voor een uitgebreide beschrijv<strong>in</strong>g<br />

van dit perspectief Wetherell & Potter, 1992; Edwards & Potter, 1992;<br />

Potter, 1996; Edwards, 1997; te Molder & Potter, 2005; te Molder, 2009).<br />

In de hiernavolgende paragrafen bespreek ik de pr<strong>in</strong>cipes en achtergronden<br />

van discoursanalyse.<br />

Discursieve psychologie<br />

Jonathan Potter & Derek Edwards zijn de grondleggers van de zogeheten<br />

discursieve psychologie. De discursieve psychologie is ontwikkeld vanuit<br />

het discoursanalytisch- repertoire onderzoek van Gilbert en Mulkay (1984)<br />

en toegepast op de sociale psychologie door Potter & Wetherell. Net als<br />

conversatie analytici zijn discursieve psychologen geïnteresseerd <strong>in</strong> empirisch<br />

onderzoek van zogenaamd natuurlijk <strong>in</strong>teractiemateriaal dat niet voor<br />

onderzoeksdoele<strong>in</strong>den tot stand is gekomen (te Molder, 2009). Zij werken<br />

vanuit gedetailleerde transcripten van audio- of video-opnames van<br />

natuurlijke sett<strong>in</strong>gen als gesprekken tussen vrienden, therapiesessies of<br />

maaltijdgesprekken. Van belang is dat er geen bewerk<strong>in</strong>g of samenvatt<strong>in</strong>g<br />

van het materiaal wordt gemaakt en uit<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> hun oorspronkelijke vorm<br />

worden bestudeerd.<br />

Over het analyseren van conversatie <strong>in</strong> een natuurlijke sett<strong>in</strong>g schreef<br />

Harvey Sacks:<br />

‘If we are to understand and analyse participants own concepts and<br />

accounts, then we have to f<strong>in</strong>d and analyse them not <strong>in</strong> response<br />

to our research questions, but <strong>in</strong> the places they ord<strong>in</strong>arily and<br />

functionally occur – <strong>in</strong> the activities <strong>in</strong> which they’re employed’<br />

(Sacks, 1992, p.27).<br />

Het gedachtegoed van Sacks over observaties <strong>in</strong> het dagelijks leven is<br />

<strong>in</strong> de discursieve psychologie een belangrijk uitgangspunt. Het impliceert<br />

dat data verkregen uit het leven van alledag worden geanalyseerd. Er v<strong>in</strong>dt<br />

57


geen stur<strong>in</strong>g vooraf plaats door bepaalde onderzoeksvragen, maar er wordt<br />

gebruik gemaakt van uit<strong>in</strong>gen die los van enig onderzoeksdoel geformuleerd<br />

zijn. Het criterium is dat het gaat om ‘natuurlijke’ teksten en dat het<br />

onderzoek fragmenten presenteert uit <strong>in</strong>teracties die onbewerkt zijn door<br />

de analist.<br />

M<strong>in</strong>der gebruikelijk voor discursieve psychologie is de analyse van schriftelijke<br />

teksten, zoals ik <strong>in</strong> deze studie doe, maar het is zeker mogelijk, of zoals<br />

Psathas (1995) zegt:<br />

Data may be obta<strong>in</strong>ed from any available source, the only requirement<br />

be<strong>in</strong>g that these should be naturally occurr<strong>in</strong>g, rather than produced of<br />

study as <strong>in</strong> the case of laboratory experiments or controlled observations.<br />

In practice, this has meant <strong>in</strong>teractional phenomena that would<br />

have occurred regardless of whether the researcher had come upon<br />

the scene; therefore, conversations, news <strong>in</strong>terviews, therapy sessions,<br />

telephone calls, d<strong>in</strong>ner table talk, police calls, as well as all manner of<br />

<strong>in</strong>teractional phenomena that the researcher may be able to come upon<br />

and record are potential data sources (Psathas, 1995, p.45).<br />

In het geval van schriftelijk materiaal moet dus wel het <strong>in</strong>teractionele<br />

perspectief worden gezocht. Ik doe dit door zowel de wijze waarop de<br />

schrijver zich richt op de geimpliceerde lezer als door de respons daarop<br />

te onderzoeken. In deze studie kijk ik zowel naar crisismakelaars die zich<br />

uitspreken <strong>in</strong> een <strong>in</strong>terview en een manifest als naar de reacties van kranten<br />

op deze bijdragen (zie ook hoofdstuk 5 en 6). Hier<strong>in</strong> analyseer ik de<br />

<strong>in</strong>teractionele oriëntatie van de participanten. Daarmee bedoel ik het<br />

pr<strong>in</strong>cipe dat taalgebruikers veelal anticiperen <strong>in</strong> hun uitspraken op de<br />

ontvangst van hun bijdrage.<br />

Een studie waar<strong>in</strong> eveneens gebruik is gemaakt van krantenberichten<br />

is het onderzoek van Wallwork en Dixon (2004) waarbij de onderzoekers<br />

ook wijzen op het <strong>in</strong>teractionele aspect bij dit type data. Dat wil zeggen:<br />

journalisten, commentatoren en redacties oriënteren zich op hun lezerspubliek.<br />

Omdat hun bereik veelal groot is, zijn dit type data ook geschikt<br />

voor onderzoek naar <strong>in</strong>teracties <strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong>. Ook Derek<br />

Edwards stelt vast dat krantenberichten zich net als ieder andere vorm<br />

van discourse lenen voor het bestuderen van discursieve activiteiten. Zo<br />

onderzocht hij de wijze waarop <strong>in</strong> een krant commentaar wordt gegeven<br />

op een <strong>in</strong>cident met de voetballer Eric Cantona (Edwards, 1997, p.190-191).<br />

Een belangrijk <strong>in</strong>zicht dat uit de studie van Edwards naar voren komt is dat<br />

uitspraken <strong>in</strong> het krantenbericht vaak op <strong>in</strong>directe wijze worden gedaan.<br />

Met andere woorden: niet de journalist stelt zich verantwoordelijk voor de<br />

evaluaties van de gebeurtenis, maar de auteur baseert zich op reacties van<br />

58


andere personen. Dit pr<strong>in</strong>cipe staat bekend als ‘embedded foot<strong>in</strong>g’ (Goffman,<br />

1979). In mijn analyse van de krantendata bekijk ik of dit fenomeen<br />

eveneens naar voren komt.<br />

Het attitudeconcept<br />

De discursieve psychologie is ontstaan als reactie op de cognitieve benader<strong>in</strong>g<br />

van het attitudeconcept en vat het begrip attitude op als een <strong>in</strong>strument<br />

om uit te leggen hoe mensen taal gebruiken <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties. Volgens<br />

discourse-analytici, die analyseren vanuit het discursieve perspectief,<br />

wordt het attitudeconcept ten onrechte opgevat als een abstracte cognitieve<br />

toestand (Billig, 1987; Potter & Wetherell, 1988; Wetherell & Potter,<br />

1988, a). Vanuit een cognitief perspectief bekeken, zouden mensen b<strong>in</strong>nen<br />

een gesprekssituatie een bepaalde houd<strong>in</strong>g <strong>in</strong>nemen ten op zichten van<br />

een bepaalde kwestie. Toch laat de praktijk veelal zien dat mensen gevarieerde<br />

of zelfs tegenstrijdige uitspraken doen over hetzelfde onderwerp (te<br />

Molder & Martijn, 1994). Zo kunnen mensen op veel verschillende wijzen<br />

praten over een bepaald thema. Visies worden al pratende voortdurend<br />

van nieuwe kantteken<strong>in</strong>gen en vraagtekens voorzien. De discursieve psychologie<br />

vat taal daarom op als een vorm van sociaal handelen <strong>in</strong> plaats<br />

van het resultaat van dieperliggende cognitieve processen (Sneijder &<br />

te Molder 2006, Horton Salway, 2001). Een discursieve studie richt zich<br />

ook op attitudes maar ziet deze met name als een middel om bepaalde<br />

<strong>in</strong>teractionele doelen te bereiken. Het is lastig om de uitkomsten van een<br />

experiment te vertalen <strong>in</strong> een vragenlijst of andere onderzoekssett<strong>in</strong>gs<br />

omdat de cognitieve psychologie geen <strong>in</strong>teresse heeft <strong>in</strong> de gevarieerde en<br />

dynamische aspecten van <strong>in</strong>teracties (te Molder 1995, p.22). Maar variatie<br />

en dynamiek zijn wel belangrijke kenmerken van de handel<strong>in</strong>gsgerichtheid<br />

van discourse. Een attitude is bij discoursanalyse daarom niet een statische<br />

entiteit die je bij de doelgroep kan achterhalen (Ashmore & Potter, 1995).<br />

Een attitude is hier een dynamisch begrip dat steeds weer verandert en<br />

afgestemd wordt op het discourse. Zo kan ik als taalgebruiker verschillende<br />

standpunten <strong>in</strong>nemen over een zelfde onderwerp, afhankelijk met wie,<br />

wanneer en hoe ik erover praat.<br />

De discursieve psychologie onderzoekt hoe psychologische issues worden<br />

gebruikt <strong>in</strong> alledaagse <strong>in</strong>teracties. Daarbij werkt dit perspectief vanuit andere<br />

vragen dan veelal gebruikelijk <strong>in</strong> de sociale wetenschappen (Potter, 2004,<br />

p.611). Discoursanalyse richt zich op psychologische kernactiviteiten als<br />

categoriseren, attributies maken, identiteiten opbouwen, betekenis geven,<br />

rechtvaardigen, beschuldigen en rationaliseren (Potter & Wetherell, 1992,<br />

p.2). Daarbij kijkt discoursanalyse niet naar het menselijk gedrag <strong>in</strong> causale<br />

termen, maar naar gedrag zoals dat geconstrueerd wordt <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties.<br />

59


Feiten, waarheid en realiteit<br />

Feiten, waarheid en realiteit zijn <strong>in</strong> de discursieve psychologie belangrijke<br />

thema’s (Potter, 1996, p.42-66). De discursieve psychologie is <strong>in</strong> het bijzonder<br />

geïnteresseerd <strong>in</strong> beschrijvende taal, ofwel <strong>in</strong> de strategieën die<br />

mensen gebruiken om de werkelijkheid te beschrijven zodat deze ook als<br />

geloofwaardig of geldig wordt opgevat. De wereld wordt gecreëerd door<br />

wat mensen erover beweren: door de wijze waarop mensen er over praten<br />

en schrijven. Potter zegt hierover: ‘De werkelijkheid komt <strong>in</strong> het menselijk<br />

handelen door de beschrijv<strong>in</strong>gen die ervan worden gegeven’ (Potter, 1996,<br />

p.98). Daarbij is de werkelijkheid onuitputtelijk die kan men nooit volledig<br />

omschrijven. We zullen er altijd selecties van maken, afhankelijk van het<br />

doel dat we met onze uitspraken willen bereiken. Vanuit de discursieve<br />

<strong>in</strong>valshoek kan de vraag worden gesteld naar hoe deze beschrijv<strong>in</strong>gen zijn<br />

samengesteld. Welke effecten bewerkstelligen de beschrijv<strong>in</strong>gen? Daarbij<br />

gaat het er dus niet om of een uit<strong>in</strong>g waar is of niet, maar om wat mensen<br />

doen met taal. Een belangrijk uitgangspunt van discursieve psychologie is<br />

dan ook dat taal niet alleen beschrijft wat we zien, denken en voelen, maar<br />

dat zij gebruikt wordt om handel<strong>in</strong>gen mee te verrichten (Sneijder & te<br />

Molder, 2005). In de volgende paragraaf ga ik hier verder op <strong>in</strong>.<br />

4.3 Discursieve uitgangspunten<br />

De analytische vuistregels voor discoursanalyse behandel ik <strong>in</strong> de twee<br />

volgende empirische hoofdstukken. In dit hoofdstuk bespreek ik eerst<br />

de uitgangspunten die centraal staan bij discursieve analyses:<br />

1 Handel<strong>in</strong>g<br />

2 Constructie<br />

3 Retorische aspecten<br />

1 Handel<strong>in</strong>g<br />

<strong>Onderzoek</strong> vanuit de discursieve psychologie en conversatieanalyse heeft<br />

de tekortkom<strong>in</strong>gen aangetoond van het beeld van de passieve ontvanger<br />

als een <strong>in</strong>dividuele <strong>in</strong>formatieverwerkende processor. Het discoursanalytisch<br />

perspectief vervangt de passieve <strong>in</strong>dividuele waarnemer door een<br />

actievere ontvanger (Billig e.a 1988, p.143). Het perspectief gaat dan ook<br />

niet uit van de veronderstelde <strong>in</strong>tenties van sprekers, maar analyseert de<br />

effecten die bepaalde uit<strong>in</strong>gen bij de participanten hebben. Dit leidt tot<br />

vragen als ‘wat gebeurt er <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie tussen spreker en luisteraar of<br />

schrijver en lezer?’<br />

Discoursanalytisch onderzoek vat taal niet op als een abstracte structuur<br />

van tekens en regels. Het uitgangspunt van discursieve psychologie is<br />

60


dat taal altijd handel<strong>in</strong>gsgericht is (Edwards & Potter, 1992; Edwards, 1997;<br />

te Molder & Potter, 2005). Al dan niet bewust willen mensen iets bereiken<br />

met wat ze zeggen, hoe ze het zeggen, wanneer ze het zeggen en tegen wie<br />

ze het zeggen (Aarts & te Molder, 1998). Daarbij gaat het om de handel<strong>in</strong>gen<br />

die zij <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie verrichten. Wanneer iemand dus zijn men<strong>in</strong>g geeft<br />

over een bepaald onderwerp dan uit hij of zij niet zozeer een mentale staat<br />

van zijn, maar verricht hij een vorm van sociaal handelen (Coulter, 1990).<br />

Op deze wijze kunnen uitspraken worden gedaan om een belofte te doen,<br />

een verzoek <strong>in</strong> te dienen of een standje te geven. Zo kan de opmerk<strong>in</strong>g ‘het<br />

tocht’ een observatie zijn, maar ook een verzoek om het raam dicht te doen.<br />

Ook de uitspraak ‘hier staat nog een hele berg afwas’ is mogenlijk een vaststell<strong>in</strong>g,<br />

maar kan ook een beschuldig<strong>in</strong>g <strong>in</strong>houden. Een taalhandel<strong>in</strong>g is<br />

een handel<strong>in</strong>g die plaatsv<strong>in</strong>dt omdat men iets zegt met een zeker doel voor<br />

ogen. Zo kan iemand die te veel eet maar zich tegelijkertijd presenteert als<br />

iemand die ‘altijd precies weet wat hij doet’ zich verweren tegen een mogelijke<br />

beschuldig<strong>in</strong>g dat hij of zij ‘maar raak leeft’ en geen enkele verantwoordelijkheid<br />

neemt voor eigen gedrag. Het neerzetten van een bepaalde identiteit<br />

is hier een sociale handel<strong>in</strong>g die met taal wordt verricht.<br />

Beurten <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie<br />

Nauwkeurige observaties van <strong>in</strong>teracties tonen aan dat de overgang van de<br />

ene naar de andere spreker vaak verloopt zonder pauzes (Sacks, Schegloff<br />

& Jefferson, 1974). Kennelijk hanteren gespreksdeelnemers een bepaald<br />

systeem om ervoor te zorgen dat ze om de beurt praten.<br />

Dat systeem staat bekend als het ‘beurtwissel<strong>in</strong>gssysteem’. In <strong>in</strong>teracties<br />

worden beurten worden afgestemd op voorgaande beurten. De discoursanalist<br />

bestudeert hoe deelnemers aan een <strong>in</strong>teractie op elkaar reageren,<br />

waarmee ze <strong>in</strong>terpretaties laten zien van voorgaande beurten. Daartoe<br />

bekijkt de discoursanalist doorgaans een reeks van uitspraken <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie.<br />

Uitspraken worden <strong>in</strong> de eerste plaats contextueel geïnterpreteerd, afhankelijk<br />

van de plek en deelname <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie.<br />

Veel handel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> taal worden verricht <strong>in</strong> zogenaamde ‘bijeenbehorende<br />

paren’ (Schegloff & Sacks, 1973, Sacks, 1987), zoals de vraag/antwoord<br />

en klacht/excuus paren. Deze taalhandel<strong>in</strong>gen zijn normatief. Ofwel, een<br />

vraag hoeft niet automatisch te worden opgevolgd door een antwoord, maar<br />

het stellen van een vraag veronderstelt wel dat er een antwoord komt. Door<br />

het normatieve karakter van deze paren kunnen mensen afwijk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de<br />

<strong>in</strong>teractie opmerken. Juist omdat zij verwachten dat na een vraag een antwoord<br />

volgt, kunnen ze betekenis geven aan de bedoel<strong>in</strong>g van de afwijk<strong>in</strong>g.<br />

Bij het analyseren en <strong>in</strong>terpreteren van <strong>in</strong>teracties geldt ook voor de<br />

analist dat hij houvast kan v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> de wijze waarop de participanten<br />

op elkaar reageren. Want participanten <strong>in</strong> een <strong>in</strong>teractie laten door hun<br />

61


uitspraken zien hoe zij de voorgaande beurt hebben opgevat en wat het<br />

effect daarvan is. Discoursanalyse beschrijft de ‘next turn proof procedure’:<br />

door te kijken naar de volgende beurt zien we welk sociaal effect de spreker<br />

bereikt (te Molder, 2009).<br />

2 Constructie<br />

Taal <strong>in</strong> alledaagse situaties lijkt vaak ongestructureerd, maar het tegengestelde<br />

is het geval. Alledaags taalgebruik is zeer gestructureerd tot <strong>in</strong> het<br />

kle<strong>in</strong>ste detail. Zo zijn er conventies over hoe we met elkaar praten, bijvoorbeeld<br />

over wie wanneer aan de beurt is <strong>in</strong> een gesprek. Deze conventies<br />

hanteren we bewust of onbewust. Dergelijke impliciete regels en afspraken<br />

over hoe we <strong>in</strong> gesprek zijn, vallen vaak pas op wanneer we ons er niet aan<br />

houden, zoals het voor onze beurt praten.<br />

Discoursanalyse werkt met twee niveaus van discourseconstructie:<br />

– Het eerste niveau heeft betrekk<strong>in</strong>g op de manier waarop<br />

discourse geconstrueerd wordt zoals uit woorden, idioom en<br />

retorische ontwerpen.<br />

– Het tweede niveau gaat over de wijze waarop <strong>in</strong> discourse versies<br />

van de wereld worden geconstrueerd.<br />

De discursieve psychologie benadert constructie anders dan door de<br />

cognitieve psychologie die de manier waarop mensen de werkelijkheid<br />

construeren vooral als een <strong>in</strong>formatieverwerkend proces opvat. ‘Whereas<br />

cognitive constructionists tend to focus on social relationships and social<br />

perception, discourse constructionists focus on people practices’ (Potter,<br />

2004, p.610). Cognitief psychologen bekijken de reacties van respondenten<br />

<strong>in</strong> bepaalde sett<strong>in</strong>gs via bepaalde cognitieve psychologische categorieën,<br />

terwijl discursief psychologen psychologische entiteiten als veronderstell<strong>in</strong>gen,<br />

gevoelens en <strong>in</strong>tenties behandelen als producten van discourse.<br />

Psychologische fenomenen zoals her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>gen, attitudes, attributies en<br />

identiteiten worden eveneens als discursieve praktijken beschouwd (Horton<br />

Salway, 2001, p.248). Zo kunnen mensen <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties hun onschuld<br />

tonen door te zeggen dat hun geheugen ze <strong>in</strong> de steek laat, hun expertise<br />

tonen door een bepaalde identiteit op te bouwen of authenticiteit suggereren<br />

door emotioneel taalgebruik.<br />

3 Retorische aspecten<br />

Een van de meest belangrijke kenmerken van beschrijv<strong>in</strong>gen van de werkelijkheid<br />

is dat deze ook op een andere manier kan voorgesteld (Edwards,<br />

1997, p.8). Dit ‘retorische pr<strong>in</strong>cipe’ houdt <strong>in</strong> dat men bij het bestuderen<br />

van een tekst of gesprek vraagt: ‘Welke versie (van een beschrijv<strong>in</strong>g of een<br />

62


uitspraak) wordt hier tegengesproken?’ Zo is de betekenis van een tekst<br />

vaak afhankelijk van wat niet wordt gezegd. Het gaat er dan om vast te<br />

stellen welke mogelijke alternatieve versie de spreker weerlegt met de huidige<br />

versie: ‘People construct their own version of reality by simultaneously<br />

counter<strong>in</strong>g alternative versions’ (Potter, 1996. p.107).<br />

Een voorbeeld dat discoursanalytici vaak aanhalen om de retorische<br />

werk<strong>in</strong>g van beschrijv<strong>in</strong>gen te illustreren, is afkomstig uit een gesprek<br />

tussen een advocaat en een getuige <strong>in</strong> een verkracht<strong>in</strong>gszaak.<br />

(aanklager verwijst naar de club waar de verdachte en het slachtoffer<br />

elkaar ontmoetten):<br />

1: a het is waar eh eh jongens en meisjes elkaar ontmoeten,<br />

is het niet?<br />

2: g mensen komen daar<br />

(bron: Drew, 1990, <strong>in</strong> Wooffitt, 1990: 13-15)<br />

De advocaat gebruikt <strong>in</strong> het bovenstaande fragment de formuler<strong>in</strong>gen<br />

‘jongens en meisjes’ (regel 1) om de bezoekers aan die bepaalde club te<br />

beschrijven <strong>in</strong> plaats van bijvoorbeeld ‘mensen’. Hij beschrijft de club daarmee<br />

niet als een plek waar je uit kan gaan of kan dansen, maar als een<br />

gelegenheid waar je heen gaat om het andere geslacht te ontmoeten. De<br />

getuige van het slachtoffer ontkracht <strong>in</strong> regel 2 de implicaties van jongens<br />

en meisjes en maakt <strong>in</strong> plaats daarvan gebruik van een neutrale beschrijv<strong>in</strong>g:<br />

‘mensen komen daar’ (regel 2). Het fragment toont dat de getuige<br />

zich verzet tegen de implicatie dat een club een plek is waar jongens en<br />

meisjes naartoe gaan om elkaar te versieren. Een mogelijke beschuldig<strong>in</strong>g<br />

kan dan zijn dat het slachtoffer een seksueel motief had en daardoor<br />

medeverantwoordelijk is voor de verkracht<strong>in</strong>g. De getuige ondermijnt deze<br />

verdenk<strong>in</strong>g en lost dit retorisch op door een alternatieve beschrijv<strong>in</strong>g te<br />

geven: mensen (regel 2). De getuige verzet zich daarmee tegen potentiële<br />

verdenk<strong>in</strong>gen en ondermijnt dus op voorhand de beschuldig<strong>in</strong>g.<br />

Dit is wat discoursanalyse als het ‘retorische pr<strong>in</strong>cipe’ omschrijft, ofwel<br />

‘wat wordt naar voren gebracht en wat wordt daardoor weerlegd? ’<br />

4.4 Discursieve thema’s<br />

In deze paragraaf beschrijf ik vier thema’s uit de discursieve psychologie<br />

en die ook beschreven worden <strong>in</strong> de Discursieve Actie Methode (DAM),<br />

een analysemethode voor professionals die de taal van hun doelgroep<br />

beter willen leren kennen en begrijpen (Sneijder & te Molder, 2007).<br />

Deze thema’s zijn:<br />

63


1 Verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid<br />

2 Belangendilemma<br />

3 Feitelijkheid<br />

1 Verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid<br />

Mensen maken <strong>in</strong> hun uitspraken over gebeurtenissen, mensen, gedachten<br />

of gevoelens eveneens duidelijk <strong>in</strong> hoeverre ze aanspreekbaar (willen) zijn<br />

over wat ze zeggen. Zo is het aanhalen van de woorden van een ander (‘en<br />

toen zei hij…’) een manier om de verantwoordelijkheid voor een uitspraak bij<br />

derden te leggen. De discursieve psychologie heeft laten zien dat sprekers<br />

met grote vanzelfsprekendheid verantwoordelijk worden gehouden voor het<br />

waarheidsgehalte van hun beschrijv<strong>in</strong>gen en de <strong>in</strong>teractionele consequenties<br />

die deze beschrijv<strong>in</strong>gen kunnen hebben.<br />

De discursieve psychologie heeft diverse retorische strategieën beschreven<br />

die mensen (bewust of onbewust) <strong>in</strong> gesprekken hanteren om bepaalde<br />

sociale activiteiten te ondernemen. Inzicht <strong>in</strong> die strategieën is van belang<br />

om de kennis van alledaagse <strong>in</strong>teractie tussen participanten te vergroten.<br />

Verschillende studies op het gebied van discoursanalyse hebben laten zien<br />

hoe mensen <strong>in</strong> alledaagse <strong>in</strong>teracties specifieke strategieën aandragen om<br />

doelen te bewerkstelligen. We zien dit <strong>in</strong> het volgende fragment:<br />

I am so stupid (Sneijder & te Molder, 2006)<br />

25/02/2005, 10.00<br />

Jocelyn<br />

1 I have been do<strong>in</strong>g very well on my program, except for tonight.<br />

2 My boyfriend asks me to go to d<strong>in</strong>ner with him and his<br />

3 son, and I went. We went to a Mexican<br />

4 restaurant. Bad choice! There was noth<strong>in</strong>g<br />

5 low fat or health consience on the menu. So I ordered a chicken fajita tacosalad, and<br />

6 I ate it.<br />

Jocelyn hanteert <strong>in</strong> het voorbeeld hierboven bepaalde strategieën waarmee<br />

ze haar dieetafwijk<strong>in</strong>g als ‘logisch’ presenteert; ze werd uitgenodigd<br />

My Boyfriend asks me to go to d<strong>in</strong>ner (regel 2) en There was noth<strong>in</strong>g low fat<br />

or health consience (regel 4) op het menu: ze kon er dus niets aan doen.<br />

Het <strong>in</strong>teractieprobleem van Jocelyn is: Hoe vertel ik over het afwijken van<br />

mijn dieet zonder dat ik beschuldigd kan worden van een gebrek aan zelfdiscipl<strong>in</strong>e’<br />

(Sneijder & te Molder, 2006). Sprekers trachten op dergelijke<br />

wijze een mogelijk <strong>in</strong>teractieprobleem op te lossen. Anders gezegd: er staat<br />

dan <strong>in</strong>teractioneel iets op het spel. Hiermee wordt bedoeld dat de spreker<br />

er bewust of onbewust op let hoe zijn verhaal wordt ontvangen: hij of zij<br />

houdt al reken<strong>in</strong>g met potentiële beschuldig<strong>in</strong>gen en anticipeert daarop <strong>in</strong><br />

zijn uitspraken.<br />

64


Bij het thema verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid betrek ik het<br />

concept ‘foot<strong>in</strong>g’ uit de theorie van Goffman (1981). Dit concept is van<br />

belang omdat het aandacht heeft voor de afstand die participanten <strong>in</strong>nemen<br />

ten op zichte van een descriptie. Goffman heeft het thema aangepakt<br />

door te kijken naar de rollen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie. Hij karakteriseert de wijze<br />

waarop participanten <strong>in</strong> een gesprek zich opstellen of verbonden zijn met<br />

wat er gezegd wordt als foot<strong>in</strong>g. Hij onderscheidt daarbij drie rollen:<br />

de animator, degene die de woorden zegt; de author, de bedenker van de<br />

formuler<strong>in</strong>gen en de pr<strong>in</strong>cipal, de bedenker van de <strong>in</strong>houd van wat er<br />

gezegd wordt.<br />

Deze rollen kunnen worden geïdentificeerd door de volgende vragen<br />

te stellen:<br />

1 wie doet feitelijk de uit<strong>in</strong>g? (animator)<br />

2 wie is verantwoordelijk voor de formuler<strong>in</strong>g? (author)<br />

3 wiens bedoel<strong>in</strong>g, standpunt, visie wordt tot uitdrukk<strong>in</strong>g gebracht?<br />

(pr<strong>in</strong>cipal).<br />

Goffman onderscheidt deze rollen om het zogenaamde ‘participation<br />

framework’ van communicatie te kunnen beschrijven: <strong>in</strong> welke rol<br />

(‘foot<strong>in</strong>g’) nemen participanten deel en welke ‘autoriteit’ staat achter<br />

hun gedrag?<br />

Onderstaand fragment is een voorbeeld van Potter. Een paar studenten<br />

discussiëren over een verdacht geluid buiten hun flat:<br />

Becky: oi (.) sh shh (.) it could have been that<br />

Neil: NO that’s not mak<strong>in</strong>g a noise<br />

Alan: no (.) someth<strong>in</strong>g outside (o.4) it was<br />

def<strong>in</strong>itely outside<br />

Diane: Neil you’ve got shoes on<br />

Op het e<strong>in</strong>de van dit tekstfragment adresseert Diane haar uit<strong>in</strong>g aan Neil<br />

met: ‘Neil you’ve got shoes on’. Zij gebruikt hier geen expliciete formuler<strong>in</strong>g<br />

voor haar verzoek aan Neil om naar buiten te gaan en zo te achterhalen<br />

waar het geluid vandaan komt. In plaats daarvan wordt een descriptie<br />

gebruikt waarbij Neil wordt geïdentificeerd als iemand die op dat moment<br />

het meest <strong>in</strong> staat is naar buiten te gaan. De reden hierachter is dat blijkbaar<br />

een dergelijk direct verzoek gevoelig ligt. Het geen toeval is dat deze<br />

uitspraak zo <strong>in</strong>direct wordt gedaan omdat de handel<strong>in</strong>g die hier wordt verricht<br />

nogal delicaat is. Diane loopt hier het risico als een lafaard of egoïst<br />

over te komen (Potter, 1996).<br />

Foot<strong>in</strong>g heeft dus betrekk<strong>in</strong>g op de relationele afstand die taalgebruikers<br />

hebben bij de descripties die ze doen. In hoeverre zijn ze betrokken bij<br />

de claims die ze maken? Of, zoals Potter (1996) zegt: ‘People make their<br />

65


own claims, or they make report claims of others; and when they report<br />

claims they can display various degrees of distance from what they are<br />

report<strong>in</strong>g’ (Potter, 1996 p.122).<br />

2 Belangendilemma<br />

Alles wat iemand zegt, kan geïnterpreteerd worden als een gevolg van het<br />

nastreven van eigenbelang. Veel van onze <strong>in</strong>teractionele problemen zijn<br />

te karakteriseren als belangendilemma’s (Edwards & Potter, 1992; Potter,<br />

1996). ‘Belang’ wordt <strong>in</strong> de discursieve psychologie opgevat als een<br />

fenomeen waarbij mensen er (bewust of onbewust) reken<strong>in</strong>g mee houden<br />

dat anderen hun uitspraken <strong>in</strong>terpreteren en beoordelen <strong>in</strong> het licht van<br />

belangen die ze menen te herkennen (Edwards & Potter, 1992; Aarts & te<br />

Molder, 1997). In reactie hierop kan de geldigheid van de uitspraken van<br />

de spreker bestreden worden. Het dilemma dat sprekers hierbij ervaren is:<br />

‘Hoe kan ik ervoor zorgen dat mijn uitspraken zo m<strong>in</strong> mogelijk door mijn<br />

belangen worden aangetast?’ De discursieve psychologie noemt dit een<br />

zogenaamd ‘belangendilemma’ (Edwards & Potter, 1992). Sprekers hanteren<br />

ook bepaalde strategieën om met dit belangendilemma om te gaan en de<br />

geloofwaardigheid van hun uitspraken te vergroten. Een voorbeeld hiervan<br />

is het op voorhand bekennen van een belang waarmee de spreker aangeeft<br />

dat hij boven het belang staat (‘ik wil niet discrim<strong>in</strong>eren maar…’), of door het<br />

toevoegen van nuancerende frasen (‘…of zoiets’) (te Molder e.a., 2006). De<br />

spreker kaart het belangendilemma bijvoorbeeld aan door te zeggen dat het<br />

niet zijn bedoel<strong>in</strong>g is de ander te overtuigen van iets, wat dan <strong>in</strong> zijn eigen<br />

belang zou kunnen zijn. Op deze manier probeert hij te voorkomen dat zijn<br />

woorden <strong>in</strong> het perspectief van eigenbelang geëvalueerd worden door de<br />

ander. Potter schetst hier het voorbeeld van een rechtszaak:<br />

1 It wasn’t, <strong>in</strong> truth, much of a case. The only defense witness was a cous<strong>in</strong> of one of the<br />

2 defendants and she got her story muddled up anyway; and the prosecution witness,<br />

3 may of them passers-by with no conceivable axe to gr<strong>in</strong>d, were articulate and<br />

4 plausible.<br />

(Independent on Sunday, 15 May 1996, Potter, 1996, 110)<br />

Door de getuige als een familielid te benoemen toont de auteur het belang<br />

van deze aan met de uitspraak: ‘The only defense witness was a cous<strong>in</strong> of<br />

one of the defendants’ (regel 1).<br />

Daartegenover wordt de belangenloosheid van de anderen als geloofwaardige<br />

getuigen benadrukt omdat zij louter passanten zouden zijn met<br />

de formuler<strong>in</strong>g ‘may of them passers-by with no conceivable axe to gr<strong>in</strong>d’<br />

(regel 3).<br />

66


3 Feitelijkheid<br />

Feitelijkheid kan <strong>in</strong>gezet <strong>in</strong> gesprekken als de geloofwaardigheid van de<br />

spreker <strong>in</strong> het ged<strong>in</strong>g is, of als iets niet zo vanzelfsprekend is bijvoorbeeld<br />

omdat het een ‘gekke’ ervar<strong>in</strong>g of een bepaald ‘delicaat’ thema betreft. Bijvoorbeeld<br />

als <strong>in</strong>teractanten hun standpunt, onvrede, of schaamte over een<br />

bepaald thema zo objectief mogelijk presenteren of verhullen. Door een<br />

gedegen feitenconstructie van de werkelijkheid te maken, kan een zekere<br />

neutraliteit worden geve<strong>in</strong>sd over iets wat onderhuids meer speelt. (Potter<br />

(1996) heeft onderzoek verricht naar de vraag waarom taalgebruikers<br />

de werkelijkheid presenteren als feitelijk, <strong>in</strong> de vorm van gedetailleerde<br />

beschrijv<strong>in</strong>gen. Een belangrijke reden die hij noemt is dat taalgebruikers als<br />

spreker of schrijver geloofwaardig willen lijken als getuige van de situatie<br />

die zij beschrijven. Een beroep op ‘feiten’ versterkt daarbij de geloofwaardigheid<br />

van de spreker. Feiten worden dus ten onrechte vaak louter geassocieerd<br />

met een neutrale, afstandelijke en objectieve attitude van de producent.<br />

Want, zo blijkt uit studies naar dit thema, juist <strong>in</strong> het geval van conflicterende<br />

en gevoelige kwesties worden feitelijke beschrijv<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>gezet<br />

<strong>in</strong> het discours. Potter haalt hier onderzoeken van andere wetenschappers<br />

als Latour en Pommerantz aan: ‘When dispute between different groups<br />

of scientists gets vigorous, descriptions gets more and more technical;<br />

<strong>in</strong> every day sett<strong>in</strong>gs it is precisely when there is some dispute that<br />

people start to provide detailed warrants for their claims’ (Latour en Pommerantz,<br />

1987).<br />

4.5 Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie<br />

In het voorgaande zijn nu de begrippen en uitgangspunten besproken die<br />

van belang zijn bij het discoursanalytische perspectief. Uitgangspunt voor<br />

discoursanalyse is de discursieve aard van taal: <strong>in</strong> plaats van louter het<br />

beschrijven van de realiteit wordt taal gebruikt door mensen om bepaalde<br />

effecten te bewerkstelligen. Discoursanalisten focussen op de retorische<br />

dimensie van taal. Daarbij neemt discoursanalyse het perspectief van de<br />

ontvanger als uitgangspunt en niet dat van de onderzoeker.<br />

67


Hoofdstuk 5<br />

Sluimerende crisis<br />

<strong>in</strong> het onderwijs<br />

5.1 Inleid<strong>in</strong>g<br />

In dit hoofdstuk moitiveer ik mijn keuze van twee cases <strong>in</strong> het onderwijs en<br />

ga ik <strong>in</strong> op de praktische kant van de zaak: het verzamelen en selecteren<br />

van data. Ik beschrijf achtereenvolgens:<br />

– De context van de twee geselecteerde cases: het dome<strong>in</strong> onderwijs.<br />

– De wijze waarop ik data heb verzameld en geselecteerd.<br />

5.2 Casedome<strong>in</strong> onderwijs<br />

Als casedome<strong>in</strong> is gekozen voor het onderwijs <strong>in</strong> Nederland. Hieronder<br />

motiveer ik deze keuze nader. Onderwijsorganisaties, zoals al geschetst <strong>in</strong><br />

hoofdstuk 1 van dit proefschrift, uiten zich ontevreden over de ontbrekende<br />

visie van het m<strong>in</strong>isterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)<br />

op de grote problemen. Zo ook de Algemene Onderwijsbond die hierover <strong>in</strong><br />

het Onderwijsblad met regelmaat bericht.<br />

Het Onderwijsblad is een uitgave van de Algemene Onderwijsbond<br />

(aangesloten bij de FNV) die met ruim 82.000 leden de grootste onderwijsbond<br />

is <strong>in</strong> alle sectoren van het onderwijs, van basisschool tot en met<br />

hoger onderwijs. 6 AOb-leden ontvangen elke veertien dagen het Onderwijsblad<br />

met onder andere <strong>in</strong>terviews, reportages en aparte pag<strong>in</strong>a’s met<br />

nieuws uit de verschillende onderwijssectoren. Ik heb gekozen voor het<br />

verzamelen van gegevens uit deze bron omdat het blad een groot bereik<br />

heeft <strong>in</strong> het onderwijsveld.<br />

Zo bekeek ik 25 jaargangen van het Onderwijsblad over de periode<br />

1982 tot en met 2007. Hierbij maakte ik onderscheid tussen redactionele<br />

rubrieken enerzijds en de rubriek ‘Post’ anderzijds. In deze laatst genoemde<br />

rubriek zijn brieven opgenomen van leden en door deze te lezen kon ik de<br />

kwesties die leden aankaartten, <strong>in</strong>ventariseren. Teksten uit het Onderwijsblad<br />

werden gelezen en herlezen, fragmenten werden geselecteerd<br />

en vervolgens als potentieel <strong>in</strong>teressant gecodeerd. Onderwerpen die<br />

mijn aandacht trokken waren: ‘schooluitval’, ‘onveiligheid’, ‘segregatie’ en<br />

6 peildatum: februari 2012.<br />

68


‘onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen’. Voor de twee laatste thema’s heb ik (zoals ook<br />

aangegeven <strong>in</strong> hoofdstuk 1) gekozen omdat hier opmerkelijke bijdragen<br />

van zijn verschenen <strong>in</strong> de vorm van een <strong>in</strong>terview en een manifest. Deze<br />

bijdragen maakten veel reacties los <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g en daarom heb ik ze<br />

genomen tot bronteksten voor een discoursanalyse. Voordat ik hier op <strong>in</strong>ga,<br />

bespreek ik eerst hoe deze thema’s segregatie en onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen<br />

behandeld werden <strong>in</strong> het Onderwijsblad voordat deze bijdragen verschenen.<br />

Segregatie<br />

Een thema dat over de bekeken periode 1982-2007 naar voren kwam <strong>in</strong><br />

het Onderwijsblad was ‘segregatie’. Over een periode van 25 jaar zijn er 146<br />

brieven van lezers over het onderwerp segregatie verschenen en 731 keer<br />

werd er <strong>in</strong> redactionele rubrieken aandacht gegeven aan dit onderwerp.<br />

Gemiddeld is er dus zesendertig keer per jaar aandacht voor het thema <strong>in</strong><br />

het Onderwijsblad geweest.<br />

Al <strong>in</strong> 1971, toen de <strong>in</strong>stroom van allochtone leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het basisonderwijs<br />

nog maar net op gang was gekomen, verscheen een artikel <strong>in</strong> het<br />

Parool (25 maart, 1971) over ‘apartheid’ op scholen <strong>in</strong> Amsterdam Zuidoost.<br />

Het artikel g<strong>in</strong>g over de toename van het aantal allochtone leerl<strong>in</strong>gen<br />

(vooral van Sur<strong>in</strong>aamse afkomst) op scholen <strong>in</strong> dit gebied en over de<br />

gevolgen daarvan voor het lesgeven. Uit de analyse blijkt dat uitgaven van<br />

het Onderwijsblad (toen nog Schoolblad genoemd) de kwestie al <strong>in</strong> de jaren<br />

zeventig en tachtig van de vorige eeuw met regelmaat behandelen. Zo werd<br />

bijvoorbeeld <strong>in</strong> 1985 veel redactionele aandacht geschonken aan het proefschrift<br />

van Wessel<strong>in</strong>gh (1985) met de titel ‘Onderwijs en reproductie van<br />

maatschappelijke ongelijkheid’.<br />

Ook verschenen er al <strong>in</strong> de jaren tachtig op de omslagen en hoofdartikelen<br />

van de uitgave koppen als: ‘De grens tussen zwart en wit’ (het Schoolblad,<br />

1985, nr. 11), ‘Witte en zwarte scholen’ (Schoolblad, 1987, nr. 3), ‘Multiculturele<br />

samenlev<strong>in</strong>g vraagt om ander onderwijs’ (Schoolblad, 1987, nr. 4),<br />

‘Rotterdamse wethouder laconiek over zwarte en witte scholen’ (Schoolblad<br />

1987 nr. 5) en ‘De blanke k<strong>in</strong>deren fietsen ’s ochtends de wijk uit’ (Schoolblad<br />

1987, nr. 9). In de rubriek met <strong>in</strong>gezonden brieven was er aandacht voor<br />

het probleem met brieftitels als: ‘Niet alles zwart zien, straks escaleert het’,<br />

(Schoolblad, 1987, nr. 20) en ‘Eigentaal onderwijs is een voorwaarde voor<br />

zelfvertrouwen’ (Schoolblad, 1988, nr. 15). Gesproken werd <strong>in</strong> deze brieven <strong>in</strong><br />

termen van ‘etnische segregatie <strong>in</strong> het onderwijs’ en ‘concentratiescholen’.<br />

Onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen<br />

Een ander thema dat <strong>in</strong> de periode 1982-2007 naar voren kwam <strong>in</strong> het<br />

Onderwijsblad is ‘onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen’. Over een periode 1982 tot en<br />

met 2006 (25 jaar) is 1724 keer aandacht besteed aan het thema. Dit komt<br />

69


uit op een gemiddelde aandacht van zeventig keer per jaar. Dit aantal ligt<br />

dus ruim twee keer zo hoog dan de aandacht die er was voor het thema<br />

segregatie (zie hierboven).<br />

Zo verschijnt <strong>in</strong> 2005 <strong>in</strong> het blad een op<strong>in</strong>iërende bijdrage onder de<br />

expliciete titel ‘Het nieuwe leren doet leerl<strong>in</strong>gen tekort’(Onderwijsblad,<br />

2005, nr. 5). In het bericht betoogd Van der Werf – hoogleraar onderwijzen<br />

en leren – dat er aanwijz<strong>in</strong>gen zijn dat het nieuwe leren slechte resultaten<br />

oplevert. 7 Van der Werf schrijft hierover: ‘Eigenlijk valt het de leerkrachten<br />

nauwelijks kwalijk te nemen dat ze het nieuwe leren omarmen. Onderwijswetenschappers<br />

zouden echter beter moeten weten’. Een lezer reageert<br />

op dit artikel <strong>in</strong> de rubriek Post met de opmerk<strong>in</strong>gen als ‘het wordt ons van<br />

bovenaf opgelegd’ en ‘een enkel<strong>in</strong>g denkt dat het toch niet meer tegen te<br />

houden is en probeert er dan maar het beste van te maken’ (Onderwijsblad,<br />

rubriek Post, 2005, nr. 6).<br />

De aandacht voor onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het vakblad komt vooral<br />

terug <strong>in</strong> de redactionele bijdragen, ofwel, het is met name de redactie van<br />

het blad dat hier zorgen over <strong>in</strong>brengt. In de rubriek ‘Post’ is er m<strong>in</strong>der aandacht<br />

voor onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen en ligt het accent door de jaren heen<br />

op de werkdruk en de salariër<strong>in</strong>g. De afnemende status en de verslechterende<br />

positie van de docent staat steeds weer centraal <strong>in</strong> de lezers<strong>in</strong>zend<strong>in</strong>gen<br />

van veelal docenten. Overigens wordt deze lage status en slechte<br />

positioner<strong>in</strong>g wel vaak <strong>in</strong> verband gebracht met de vernieuw<strong>in</strong>gen.<br />

Ik ben nu toegekomen aan de cases die <strong>in</strong> deze studie via een discoursanalyse<br />

worden onderzocht. Hieronder schets ik <strong>in</strong> het kort de achtergronden<br />

van de twee cases en bespreek ik reacties op de bijdragen <strong>in</strong> het<br />

onderwijsblad, <strong>in</strong> de landelijke en regionale dagbladen en <strong>in</strong> Nederlandse<br />

op<strong>in</strong>ietijdschriften.<br />

Van belang is het op te merken dat ik de cases benader als contextgebonden<br />

gebeurtenissen. Beide cases bevatten uniciteit en diversiteit en<br />

om die reden is het onmogelijk de cases te def<strong>in</strong>ieren op een precieze en<br />

sluitend manier zodat ze ook onderl<strong>in</strong>g te vergelijken zijn. Absolute precisie<br />

is daarom ook niet aan de orde. ‘Wanneer we de dagelijkse werkelijkheid<br />

willen begrijpen, dan zullen we moeten accepteren dat die slechts bij<br />

benader<strong>in</strong>g te kennen is’ (Aarts, 2009, p.21). De werkelijkheid kan alleen<br />

onderzocht met behulp van begrippen waarvan de concrete uit<strong>in</strong>gsvormen<br />

7 De verzamelterm ‘nieuw leren’ wordt gerelateerd aan de oorsprong van de verschillende<br />

vormen van nieuwe leren, namelijk de cognitieve theorie van het sociaal constructivisme,<br />

waar<strong>in</strong> de leerl<strong>in</strong>g wordt gezien als iemand die <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie met zijn of haar<br />

omgev<strong>in</strong>g kennis en <strong>in</strong>zicht construeert. Met andere woorden, de kennis die geconstrueerd<br />

wordt is subjectief, ofwel gebonden aan een <strong>in</strong>dividu en context. Kenmerkend<br />

hierbij is het ‘leren’ te beschouwen als ‘betekenis geven aan een ervar<strong>in</strong>g’, evenals de<br />

constater<strong>in</strong>g dat kennis niet objectief is (e<strong>in</strong>drapport commissie Dijsselbloem ‘Tijd voor<br />

onderwijs’, 2008 zie ook bijlagen 1 en 2).<br />

70


‘slechts’ familiegelijkenissen vertonen’ (ibid). Aarts baseert zich bij de<br />

term familiegelijkenissen op het werk van Wittgenste<strong>in</strong> die voor het probleem<br />

van het def<strong>in</strong>ieren van een verschijnsel of gebeurtenis een oploss<strong>in</strong>g<br />

bedacht die uitgaat van de gedachte:<br />

‘dat we te maken hebben met een gecompliceerd netwerk van elkaar<br />

overlappende en doorkruisende gelijkenissen, soms totale gelijkenissen,<br />

soms gelijkenissen <strong>in</strong> details’ (Wittgenste<strong>in</strong>, 1958, p.66-67).<br />

Net zoals er <strong>in</strong> iedere familie bepaalde overeenkomsten en verschillen te<br />

onderkennen zijn, geldt dit ook voor beide cases. Het begrip familiegelijkenissen<br />

laat uniciteit en diversiteit toe, maar maakt ook generalisatie mogelijk.<br />

Zo is er ook met betrekk<strong>in</strong>g tot het aanzwengelen van een crisis sprake<br />

van een familiegelijkenis.<br />

5.3 Case 1 – ‘Te veel Marokkanen’<br />

Matthé Sjamaar was dertig jaar werkzaam <strong>in</strong> de leid<strong>in</strong>g van het Niels<br />

Stensen College <strong>in</strong> <strong>Utrecht</strong> en trok <strong>in</strong> het voorjaar van 1998 landelijke<br />

aandacht met zijn stell<strong>in</strong>g dat zijn school beter kon sluiten. Aldus een<br />

<strong>in</strong>terview <strong>in</strong> het Onderwijsblad maakte hij bekend dat hij het voor zijn<br />

leerl<strong>in</strong>gen beter vond wanneer de school dichtg<strong>in</strong>g. Een hoge concentratie<br />

allochtone, vooral Marokkaanse, leerl<strong>in</strong>gen (zeventig procent <strong>in</strong> de<br />

brugklassen), zorgde ervoor dat de school leegliep en deze geen volwaardige<br />

VWO/Havo-afdel<strong>in</strong>g kon handhaven. Het landelijk dagblad Trouw<br />

nam het <strong>in</strong>terview over waarna ook <strong>in</strong> andere kranten en tijdschriften<br />

reacties volgden.<br />

Na een eerste lez<strong>in</strong>g van het <strong>in</strong>terview ben ik gaan kijken naar de<br />

wijze waarop kranten reageerden op het <strong>in</strong>terview. Omdat het <strong>in</strong>terview<br />

verscheen <strong>in</strong> een onderwijsblad voor een specifieke groep lezers, maar<br />

twee dagen later al breed werd aangehaald op de op<strong>in</strong>iepag<strong>in</strong>a van het<br />

landelijke dagblad Trouw, wilde ik onderzoeken hoe deze en andere kranten<br />

en op<strong>in</strong>iebladen reageerden op het <strong>in</strong>terview. Voor het v<strong>in</strong>den van<br />

reacties gebruikte ik de databank LexisNexis. Gekozen is voor een overzicht<br />

uit die digitale krantenbank omdat deze Nederlandse kranten en<br />

men<strong>in</strong>gsgeoriënteerde bladen bevat. In totaal verschenen er vanaf mei<br />

1998 tot en met december 2003, 118 reacties <strong>in</strong> kranten en tijdschriften<br />

op het <strong>in</strong>terview met de rector. 8<br />

8 Dit is een digitale krantenbank waar<strong>in</strong> men op trefwoord(en) en/of auteur kan zoeken<br />

naar artikelen <strong>in</strong> een groot aantal Nederlandse dagbladen (zowel landelijk als regionaal),<br />

<strong>in</strong> een aantal buitenlandse kranten en <strong>in</strong> enkele Nederlandse op<strong>in</strong>ietijdschriften zoals<br />

Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer en Elsevier.<br />

71


Ik startte met de responsanalyse door het <strong>in</strong>tensief lezen van krantenteksten<br />

over Sjamaar. De fragmenten zijn afkomstig uit columns, rubrieken<br />

over onderwijs en wetenschap maar ook uit persberichten en <strong>in</strong>terviews.<br />

Ik keek naar welke grotere fenomenen <strong>in</strong> de reacties naar voren kwamen.<br />

Zijn er bijvoorbeeld bepaalde terugkerende uitspraken of thema’s door alle<br />

reacties heen te zien? Ontstaat er een bepaald patroon door de fragmenten<br />

heen? Als ik zo’n patroon zag selecteerde ik fragmenten die representatief<br />

zijn voor bepaalde uitspraken of thema’s. Ik koos voor fragmenten die symptomatisch<br />

bleken voor een bepaald patroon dat ik waarnam <strong>in</strong> de eerdere<br />

leesrondes. Elementen die onder meer opvielen zijn de aandacht voor de<br />

rector als persoon. Zo wordt hij wisselend afgeschilderd als een zwartkijker<br />

of een slachtoffer.<br />

De volgende stap <strong>in</strong> de analyse was het herlezen van het <strong>in</strong>terview. Ik<br />

keek naar deze brontekst <strong>in</strong> het geheel, wat daar<strong>in</strong> gebeurt. Zo koos ik voor<br />

passages die tekenend zijn voor een repertoire dat ik kon waarnemen. De<br />

voorbeelden zijn dus gebaseerd op analyse van het geheel. Deze fragmenten<br />

ontrafelde ik vervolgens verder <strong>in</strong> de analyse. Zo kon ik via een cyclische<br />

werkwijze van lezen en herlezen, strategieën en <strong>in</strong>teractionele problemen<br />

identificeren. In hoofdstuk 6 beschrijf ik verder hoe ik het <strong>in</strong>terview heb<br />

geanalyseerd en welke analytische vuistregels ik heb toegepast.<br />

5.4 Case 2 – ‘Help het onderwijs<br />

verzuipt’<br />

De verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs Nederland (BON) publiceerde <strong>in</strong> juni 2006<br />

<strong>in</strong> NRC-Handelsblad een manifest dat de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen als crisis<br />

aan de kaak stelt. Deze verklar<strong>in</strong>g van de auteurs Ad en Marijke Verbrugge<br />

draagt de titel ‘Help het onderwijs verzuipt’. 9 BON is beg<strong>in</strong> 2006 <strong>in</strong> het leven<br />

geroepen met de doelstell<strong>in</strong>g ‘het zo goed mogelijk tot bloei laten komen van<br />

de potenties van leerl<strong>in</strong>gen en studenten door gedegen vak<strong>in</strong>houdelijke en<br />

algemene vorm<strong>in</strong>g’ (BON, 2006). In het manifest richtten de schrijvers zich<br />

tegen de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen die s<strong>in</strong>ds de Mammoetwet zijn <strong>in</strong>gevoerd.<br />

Opvallend is dat de auteurs van het manifest veel ruimte kregen – anderhalve<br />

pag<strong>in</strong>a – <strong>in</strong> NRC-Handelsblad voor het <strong>in</strong>tegraal afdrukken van hun artikel.<br />

Na het verschijnen van het manifest, <strong>in</strong> juni 2006, zijn er <strong>in</strong> totaal 241 reacties<br />

verschenen over de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen en BON <strong>in</strong> de voor dit<br />

onderzoek bestudeerde media.<br />

9 Het volledige artikel is opgenomen <strong>in</strong> de bijlagen.<br />

72


Ik heb daarvoor opnieuw gebruik gemaakt van de databank LexisNexis 10<br />

voor reacties <strong>in</strong> kranten en tijdschriften vanaf 3 juni 2006 tot 1 januari<br />

2010. Omdat het manifest verscheen op de op<strong>in</strong>iepag<strong>in</strong>a <strong>in</strong> een krant en<br />

een men<strong>in</strong>g uitdraagt, wilde ik juist <strong>in</strong> deze <strong>in</strong>formatiebronnen kijken naar<br />

hoe media reageerden op de publicatie. Ook bij deze case zijn de geselecteerde<br />

fragmenten afkomstig uit columns, rubrieken over onderwijs en<br />

wetenschap maar ook uit persberichten en <strong>in</strong>terviews.<br />

Ook heb ik hier weer teksten <strong>in</strong>tensief doorgelezen en keek ik naar welke<br />

grotere fenomenen <strong>in</strong> de reacties naar voren kwamen. Zijn er bijvoorbeeld<br />

bepaalde terugkerende uitspraken of thema’s door alle reacties heen te<br />

zien? Als dat het geval was, selecteerde ik deze fragmenten. Elementen die<br />

daarbij opvielen waren de aandacht voor de voorzitter van de verenig<strong>in</strong>g,<br />

Ad Verbrugge, en de vergelijk<strong>in</strong>g van BON met die van een beroepsverenig<strong>in</strong>g.<br />

De analyse bestond ook hier, net als bij het <strong>in</strong>terview, uit het <strong>in</strong>tensief<br />

herlezen van het manifest zelf. Daartoe selecteerde ik eveneens opvallende<br />

passages en codeerde ik deze weer als potentieel <strong>in</strong>teressant. De keuze<br />

voor fragmenten uit het manifest kwam dus tot stand op basis van de wijze<br />

waarop de respons reageerde. Ik selecteerde fragmenten <strong>in</strong> het manifest<br />

die door de nieuwsbronnen werden aangehaald, ondersteund of bekritiseerd.<br />

Zo kon ik via de respons passages uit het manifest kiezen, fragmenten<br />

die een patroon uit de tekst als geheel illustreren.<br />

Ook kijk ik naar deviante uitspraken (te Molder 1995, p.58, Potter, 2005,<br />

p.339). Zijn er gevallen die van het gevonden patroon afwijken dat ik tot<br />

dan toe <strong>in</strong> de formuler<strong>in</strong>g ervan heb waargenomen? Als dit zo is kan dit<br />

betekenen dat ik a) het patroon moet aanpassen of b) dat de afwijk<strong>in</strong>g(en)<br />

mijn claims bevestig(en)t. In het laatste geval kan het mij helpen het<br />

patroon aan te scherpen. Zo meende ik bij de analyse van case Sjamaar<br />

aanvankelijk dat deze rector <strong>in</strong> de reacties niet werd getypeerd als een klager.<br />

Bij nadere lez<strong>in</strong>g kwam <strong>in</strong> de berichtgev<strong>in</strong>g dit beeld toch naar voren<br />

en heb ik het gevonden patroon moeten bijstellen.<br />

Al met al kwam ik tot een analyse van fragmenten waaruit ik <strong>in</strong>teractionele<br />

problemen en strategieën kon afleiden.<br />

Voor een verdere besprek<strong>in</strong>g van de opzet van het onderzoek, de analyse en<br />

de resultaten verwijs ik naar hoofdstuk 6 en 7.<br />

10 Zoekstr<strong>in</strong>g: ‘BON’ of ‘Beter Onderwijs Nederland’ of ‘Ad Verbrugge’ en ‘nieuwe leren’<br />

73


5.5 Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie<br />

In dit hoofdstuk besprak ik de wijze waarop ik data heb verzameld en<br />

geselecteerd. Daarbij besprak ik de thema’s ‘segregatie’ en ‘onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen’<br />

<strong>in</strong> een vakblad voor het onderwijs. Zoals ik beschreef <strong>in</strong> dit<br />

hoofdstuk bekijk ik een <strong>in</strong>terview en een manifest waar<strong>in</strong> over deze thema’s<br />

opmerkelijke uitspraken zijn gemaakt door een respectievelijk een klokkenluider<br />

en een sociale beweg<strong>in</strong>g. Ik zal de wijze waarop de thema’s als crisis<br />

aan de kaak worden gesteld onderzoeken via een discoursanalyse. Het is<br />

tijd dit concreet te maken.<br />

74


Hoofdstuk 6<br />

Een klokkenluider<br />

aan het werk<br />

6.1 Inleid<strong>in</strong>g<br />

Dit hoofdstuk beschrijft de analyse van een specifieke casus en is samen<br />

met het volgende hoofdstuk het empirische gedeelte van het onderzoek.<br />

Hier<strong>in</strong> bespreek ik een case waar<strong>in</strong> een rector van een middelbare school<br />

een crisis aan de kaak stelt. Een discoursanalyse van deze case moet antwoord<br />

geven op de onderzoeksvraag:<br />

Welke <strong>in</strong>teractionele problemen hebben crisismakelaars die een crisis<br />

aan de orde willen stellen en op welke manier lossen zij deze op?<br />

Onderzocht wordt welke <strong>in</strong>teractionele zorgen een rector van een middelbare<br />

school, Matthé Sjamaar, toont om de segregatie op zijn school aan de<br />

orde te stellen. Dit deed hij <strong>in</strong> een spraakmakend <strong>in</strong>terview dat hij <strong>in</strong> 1998<br />

gaf <strong>in</strong> een vakblad voor het onderwijs. Ik wil met behulp van discoursanalyse<br />

onderzoeken wat de <strong>in</strong>teractionele problemen zijn waar hij mee worstelt<br />

<strong>in</strong> dat <strong>in</strong>terview, en ik wil bekijken welke oploss<strong>in</strong>gen hij hanteert om<br />

met deze <strong>in</strong>teractionele problemen om te gaan. Zo kan ik de strategieën<br />

identificeren die de rector – bewust of onbewust – <strong>in</strong>zet en analyseren<br />

hoe en waartoe hij deze strategieën gebruikt. Het discoursanalytische perspectief<br />

gaat niet uit van de veronderstelde <strong>in</strong>tenties (zie hoofdstuk 4) van<br />

de rector, maar analyseert de effecten die bepaalde uit<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het <strong>in</strong>terview<br />

bij de – voor dit onderzoek bestudeerde – media hebben opgewekt.<br />

Analyse van deze media laat zien hoe functioneel deze strategieën zijn.<br />

Ik onderzoek hoe kranten zich oriënteren op de <strong>in</strong>teractionele problemen<br />

en oploss<strong>in</strong>gen van deze crisismakelaar. Op deze wijze wil ik de discursieve<br />

praktijken van een <strong>in</strong>dividuele crisismakelaar, een klokkenluider, <strong>in</strong> het<br />

publieke debat over onderwijs op het spoor komen en leren begrijpen.<br />

Begrip van hoe mensen over risico’s praten die hen <strong>in</strong> het leven van alledag<br />

omr<strong>in</strong>gen is cruciaal voor het ontwikkelen van een goede crisiscommunicatie.<br />

De overheid kan door dergelijke <strong>in</strong>zichten beter <strong>in</strong>zicht verwerven <strong>in</strong><br />

wat er <strong>in</strong> de maatschappij aan de hand is.<br />

Hiertoe zal zij niet alleen moeten kijken naar de <strong>in</strong>houd van argumenten<br />

die door crisismakelaars naar voren worden gebracht, maar ook<br />

naar de wijze waarop deze worden verwoord en de effecten die deze<br />

75


teweegbrengen. Zo kan begrepen worden waartoe bepaalde argumenten<br />

op dat moment <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie worden <strong>in</strong>gezet. Zie voor een verdere<br />

besprek<strong>in</strong>g van crisismakelaars en hun betekenis voor crisiscommunicatie<br />

hoofdstuk 1, 2 en 3 van dit proefschrift.<br />

Voorafgaand aan de analyse schets ik eerst de achtergronden van de<br />

case, de selectiecriteria, en de methodologische aspecten. Daarna bespreek<br />

ik de resultaten en conclusies. Ten slotte evalueer ik de vraag of de klokkenluider<br />

succesvol is geweest, blijkens de reacties van de media op zijn<br />

discursieve optreden.<br />

Achtergronden van de case Sjamaar<br />

Zoals beschreven <strong>in</strong> hoofdstuk 5 was rector Matthé Sjamaar dertig jaar<br />

werkzaam bij het Niels Stensen College <strong>in</strong> <strong>Utrecht</strong> en trok <strong>in</strong> het voorjaar<br />

van 1998 landelijke aandacht door zijn <strong>in</strong>terview met de stell<strong>in</strong>g dat zijn<br />

school beter kon sluiten. In het vervolg van deze analyse duid ik de rector<br />

aan met zijn achternaam Sjamaar omdat ook zo naar hem werd verwezen<br />

<strong>in</strong> het merendeel van de media. Centraal <strong>in</strong> deze case staat dit <strong>in</strong>terview<br />

met Sjamaar met journalist Paul Kleis-Jager <strong>in</strong> het Onderwijsblad van 2<br />

mei 1998 met als titel ‘Te veel Marokkanen’. Het artikel werd ontdekt door<br />

Trouw dat als eerste op 4 mei 1998 de bijdrage als nieuws bracht. Zo kwam<br />

het bericht bij het ANP terecht en vervolgens <strong>in</strong> de andere grote landelijke<br />

dagbladen en regionale kranten. Het <strong>in</strong>terview had verstrekkende gevolgen<br />

voor Sjamaar. Alleen al <strong>in</strong> de week na het verschijnen van het artikel <strong>in</strong> het<br />

Onderwijsblad gaf hij meer dan vijftig <strong>in</strong>terviews. De toenmalige staatssecretaris<br />

van Onderwijs Netelenbos, verklaarde hem tot persona non grata<br />

met de woorden ‘Zo hoor je niet te praten’ (bron: ANP, 7 mei, 1998). Uite<strong>in</strong>delijk<br />

werd hij een jaar na zijn bijdrage ontslagen. 11<br />

Selectiecriteria voor de case<br />

Gekozen is voor het <strong>in</strong>terview met Sjamaar op basis van selectiecriteria die<br />

op hun beurt onttrokken zijn aan de beschreven <strong>in</strong>zichten <strong>in</strong> de voorgaande<br />

hoofdstukken. Zo moet de case aan de volgende twee randvoorwaarden<br />

voldoen:<br />

– Er moet een klokkenluider zijn<br />

– De klokkenluider roept een publieke reactie op<br />

Er moet een klokkenluider zijn<br />

Een klokkenluider is een persoon, zoals besproken <strong>in</strong> hoofdstuk 1 en 3,<br />

die reageert op het disfunctioneren van een sociaal systeem waarvan hij<br />

zelf deel uitmaakt en die daarover de openbaarheid zoekt. Ik bekijk of het<br />

11 Onder meer: NRC Handelsblad, 19-04-2002; Het Onderwijsblad, 31-05-03<br />

76


aan de orde stellen van een crisis ook specifieke <strong>in</strong>teractionele problemen<br />

geeft. Daarbij betrek ik <strong>in</strong> de analyse het gegeven dat Sjamaar als eenl<strong>in</strong>g<br />

opereerde. Zo handelde hij op eigen <strong>in</strong>itiatief, wellicht had dit ook effect<br />

op zijn discursieve optreden. De verkregen <strong>in</strong>zichten moeten leiden tot een<br />

beter begrip van de <strong>in</strong>teractionele prestaties die een crisismakelaar moet<br />

leveren om stand te houden.<br />

Een uit<strong>in</strong>g die veel reacties oproept<br />

Het tweede criterium voor keuze van de case is dat het een uit<strong>in</strong>g is die veel<br />

reacties oproept. Daartoe is eerst gekeken <strong>in</strong> het Onderwijsblad (zie voor<br />

een besprek<strong>in</strong>g daarvan hoofdstuk 5) dat <strong>in</strong> deze studie wordt opgevat als<br />

een bron van <strong>in</strong>formatie om kwesties uit het onderwijsveld te <strong>in</strong>ventariseren<br />

en deze beter te leren kennen, vooral omdat het blad een groot bereik<br />

heeft (zie ook hoofdstuk 5). Het <strong>in</strong>terview met Sjamaar, deed <strong>in</strong> de landelijke<br />

media veel stof opwaaien. Niet alleen de staatssecretaris reageerde<br />

kritisch op het <strong>in</strong>terview, ook andere politici, onderwijsdeskundigen lieten<br />

van zich horen <strong>in</strong> redactionele commentaren en columns op de radio en <strong>in</strong><br />

kranten. Zo verschilden partijen van men<strong>in</strong>g over de kwestie en de al dan<br />

niet legitieme wijze waarop deze klokkenluider een crisis aan de orde had<br />

gesteld. Voor dit onderzoek is naar reacties gezocht op de digitale krantenbank<br />

LexisNexis 12 vanaf 1 mei 1998 tot 1 januari 2010. In totaal verschenen<br />

er (vanaf 1998 tot en met 2003) 118 reacties <strong>in</strong> kranten en tijdschriften op<br />

de uit<strong>in</strong>g van de rector.<br />

Voordat ik met de analyse start, bespreek ik de achtergronden van de case<br />

en de methodologische aspecten van dit onderzoek.<br />

Analytische procedure<br />

Het onderzoek wordt uitgevoerd met behulp van discoursanalyse zoals<br />

deze ontwikkeld is door de Britse discursieve psychologen Potter, Edwards<br />

en Wetherell (Potter, 1996, Edwards, 1997, Potter & Wetherell; 1987, 1994,<br />

1995) en die besproken is <strong>in</strong> hoofdstuk 5. In deze case kijk ik naar het thema<br />

segregatie dat op opmerkelijke wijze onder de aandacht werd gebracht<br />

door Sjamaar <strong>in</strong> zijn <strong>in</strong>terview. Het doel van de analyse is het ontdekken van<br />

specifieke <strong>in</strong>teractieproblemen en oploss<strong>in</strong>gen zoals Sjamaar die met zijn<br />

uit<strong>in</strong>gen construeert.<br />

In dit onderzoek naar sluimerende crises en de <strong>in</strong>teractionele prestaties<br />

van crisismakelaars gaat het erom de problemen te achterhalen waar zij <strong>in</strong><br />

12 zoektermen ‘rector Sjamaar’ en ‘Niels Stensen college’<br />

77


<strong>in</strong>teracties mee van doen hebben. Wat staat er <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie met de buitenwereld<br />

op het spel bij crisismakelaars? Zoals beschreven <strong>in</strong> hoofdstuk 4,<br />

letten sprekers er (bewust of onbewust) op de ontvangst van hun uitspraken.<br />

Zo is dit ook het geval <strong>in</strong> het <strong>in</strong>terview met rector Sjamaar. De rector<br />

zegt niet alleen van alles over de situatie op zijn school, maar maakt onvermijdelijk<br />

ook selecties uit de mogelijke beschrijv<strong>in</strong>gen van het probleem.<br />

Welke selectie de rector maakt, hangt af van het doel dat zijn uitspraak<br />

dient (Edwards & Potter, 1992, te Molder, 1999). Bewust of onbewust wil de<br />

rector iets bereiken met wat hij zegt. Zo kunnen bedoelde maar evengoed<br />

onbedoelde effecten ontstaan. Deze effecten worden onderzocht door het<br />

gespreksmateriaal retorisch en sequentieel te analyseren (Edwards, 1997):<br />

– De ‘retorische’ analyse: welke tegenovergestelde of alternatieve<br />

versie wordt met deze beschrijv<strong>in</strong>g ondermijnd of tegengesproken?<br />

– De ‘sequentiële’ analyse: hoe wordt de uitspraak behandeld door de<br />

recipiënten, <strong>in</strong> dit geval de kranten?<br />

Retorische analyse<br />

Bij de retorische analyse gaat het telkens om de vraag ‘welke andere plausibele<br />

versie van de wereld staat op het spel’? Of zoals Edwards formuleert:<br />

‘One of the most important features of descriptions is their could-havebeen-otherwise<br />

quality’ (Edwards 1997, p.8). Geen uitspraak over wat dan<br />

ook is de enige mogelijke of enige redelijke optie. Taal is gebaseerd op<br />

keuzes van de spreker en alle beschrijv<strong>in</strong>gen hebben bepaalde implicaties<br />

dankzij het feit dat er alternatieven zijn (Potter, 1996, p.97-98). Door te<br />

kijken naar de alternatieve versie kan de analist beter beoordelen wat de<br />

functie is van de gepresenteerde versie.<br />

Sequentiële analyse<br />

Bij de sequentiële analyse toets ik de bronfragmenten aan het responsmateriaal.<br />

Deze responsanalyse heeft als doel te bekijken of de ‘strategieën’<br />

van de rector al dan niet worden opgepakt en hoe functioneel deze<br />

strategieën zijn. Deze getoonde <strong>in</strong>terpretatie wordt <strong>in</strong> de discursieve<br />

psychologie de ‘next turn proof procedure’ genoemd (Hutchby & Wooffitt,<br />

1998); door te kijken naar de reacties kan ik zien welk sociaal effect de<br />

rector bereikt.<br />

Of dit ook het effect was dat de rector voor ogen had staat niet centraal<br />

<strong>in</strong> de analyse. Daarentegen gaat het om hoe effecten bereikt worden met<br />

bepaalde formuler<strong>in</strong>gen en dus welke functies deze formuler<strong>in</strong>gen kunnen<br />

vervullen. Zo kijk ik niet naar de afzonderlijke uitspraken van de rector,<br />

maar ik bekijk de reacties van de kranten als een serie van beurten. Ik<br />

analyseer de tekst als een <strong>in</strong>teractionele sequentie waarmee – al dan niet<br />

bewust – bepaalde <strong>in</strong>teractionele handel<strong>in</strong>gen worden verricht (Schegloff,<br />

78


1997, a). De uitspraken van de rector krijgen hun <strong>in</strong>teractionele betekenis<br />

pas <strong>in</strong> hun concrete gebruiksomgev<strong>in</strong>g. Dit betekent dat de context van<br />

belang is.<br />

Cyclisch analyseren<br />

Tijdens de analyse gaat het om een comb<strong>in</strong>atie van een retorisch perspectief<br />

en de betekenis die de kranten er aan geven. Eerste <strong>in</strong>dicaties van het<br />

<strong>in</strong>teractionele probleem van de rector kunnen mij op het spoor zetten van<br />

de strategieën, en de strategieën die ik bij hem kan aanwijzen en die ik al<br />

dan niet <strong>in</strong> de reacties zie terugkomen, geven mij weer scherper <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong><br />

de <strong>in</strong>teractionele problemen van de rector. Onderstaand figuur maakt deze<br />

manier van cyclisch werken nog eens duidelijk:<br />

<strong>in</strong>teractioneel probleem strategie<br />

figuur 6.1: cyclisch analyseren<br />

(bron: Sneijder & te Molder, 2008)<br />

Mensen, dus ook crisismakelaars, lossen tijdens <strong>in</strong>teracties voortdurend<br />

<strong>in</strong>teractieproblemen op. Deze notie speelt <strong>in</strong> de discursieve benader<strong>in</strong>g een<br />

belangrijke rol. Uitspraken kunnen worden begrepen als een oploss<strong>in</strong>g voor<br />

een bepaald probleem <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie. Sneijder (2007, p.26) haalt op dit<br />

punt de volgende uitspraken van wetenschappers op dit terre<strong>in</strong> aan:<br />

– ‘Elke beschrijv<strong>in</strong>g van iets is altijd ook een verklar<strong>in</strong>g voor iets’<br />

(Emanuel Schegloff).<br />

– ‘Iedere uitspraak is een oploss<strong>in</strong>g voor een probleem’ (Paul Drew).<br />

Steeds gaat het erom te ontdekken wat er voor de rector te w<strong>in</strong>nen of<br />

verliezen is <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie en de <strong>in</strong>teractieproblemen van de rector op te<br />

sporen. Zo heb ik na een eerste orden<strong>in</strong>g van het materiaal dat bestaat uit<br />

het <strong>in</strong>terview en krantenberichten over het <strong>in</strong>terview, eerst het <strong>in</strong>terview<br />

<strong>in</strong>tensief herlezen (zie voor een verdere besprek<strong>in</strong>g van deze dataselectie<br />

hoofdstuk 5 en bijlage 3). Daartoe heb ik <strong>in</strong> een eerste leesronde van de<br />

<strong>in</strong>terviewtekst bepaalde discursieve thema’s opgemerkt (zie hoofdstuk 4<br />

79


paragraaf 4.4). In daarop volgende leesrondes heb ik passages geselecteerd<br />

die deze discursieve thema’s illustreren en vervolgens als potentieel<br />

<strong>in</strong>teressant gecodeerd. Het coderen van het materiaal <strong>in</strong> termen van deze<br />

discursieve thema’s was gebaseerd op de onderzoeksvraag:<br />

Welke <strong>in</strong>teractionele problemen hebben crisismakelaars die een crisis<br />

aan de orde willen stellen en op welke manier lossen zij deze op?<br />

Bij het analyseren van discursieve thema’s, maakte ik gebruik van het zogenoemde<br />

Discursieve Actie Model (Edwards & Potter, 1992), (Potter, Edwards<br />

& Wetherell, 1993). De afzonderlijke elementen uit dit model werden<br />

beschreven <strong>in</strong> hoofdstuk 4.<br />

Het discursieve actie model<br />

Figuur 6.2<br />

(gebaseerd op Edwards & Potter, 1992; Potter, Edwards & Wetherell, 1993,<br />

te Molder, 1995)<br />

----------------------------------------------------------------------<br />

Handel<strong>in</strong>g (zie voor een beschrijv<strong>in</strong>g 4.3)<br />

1 Het onderzoek focust op handel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> plaats van cognitie of gedrag.<br />

2 Omdat deze handel<strong>in</strong>g via discourse wordt uitgevoerd worden<br />

cognitieve fenomenen zoals attitudes ook geanalyseerd <strong>in</strong><br />

discursieve termen.<br />

Verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid<br />

(zie voor een beschrijv<strong>in</strong>g 4.4)<br />

3 Hoe neemt de crisismakelaar – al dan niet – verantwoordelijkheid<br />

voor zijn uitspraken?<br />

4 Onderzocht wordt of en hoe de crisismakelaar anticipeert op hoe<br />

uitspraken worden ontvangen. Dat wil zeggen: houdt hij reken<strong>in</strong>g<br />

met potentiële beschuldig<strong>in</strong>gen en zo ja, hoe?<br />

Belangendilemma (zie voor een beschrijv<strong>in</strong>g 4.4)<br />

5 Zorgt de crisismakelaar ervoor dat zijn uitspraken zo m<strong>in</strong> mogelijk<br />

door anderen veronderstelde belangen worden aangetast? En zo ja,<br />

hoe doet hij dit dan?<br />

Feitelijkheid (zie voor een beschrijv<strong>in</strong>g 4.4)<br />

6 Op welke wijze – via welke discursieve strategieën – worden<br />

bijdragen als feitelijk gepresenteerd?<br />

7 Bekeken wordt of en hoe <strong>in</strong> reacties de geldigheid van de uitspraken<br />

van de crisismakelaar wordt bestreden.<br />

80


De zeven punten uit het model hierboven moeten niet worden opgevat als<br />

hypotheses maar als ‘sensitiz<strong>in</strong>g concepts’ (Blumer 1954). Deze richt<strong>in</strong>ggevende<br />

concepten worden gebruikt als attenderende vragen. Door aan de<br />

hand van deze zeven punten cyclisch te werken kan ik bekijken of keuzes ook<br />

gegrond zijn. Is dat wat ik gevonden heb te onderbouwen met het materiaal?<br />

Zo worden discursieve thema’s getoetst en gespecificeerd met behulp van<br />

fragmenten die de betreffende thema’s bevestigen of juist tegenspreken. De<br />

geselecteerde fragmenten uit het <strong>in</strong>terview die <strong>in</strong> dit onderzoek worden aangehaald<br />

staan dus niet op zichzelf, maar zijn voorbeelden van patronen zoals<br />

die gevonden zijn <strong>in</strong> het complete <strong>in</strong>terview. Daartoe kijk ik ook naar deviante<br />

uitspraken (te Molder 1995, p.58, Potter, 2005, p.339). Zijn er gevallen<br />

die tegen het patroon <strong>in</strong> gaan dat ik tot dan toe <strong>in</strong> de formuler<strong>in</strong>g ervan heb<br />

waargenomen? Als dit zo is kan dit betekenen dat ik a) het gevonden patroon<br />

moet aanpassen of b) dat de afwijk<strong>in</strong>g(en) mijn claims bevestig(en)t. In het<br />

laatste geval kan het mij helpen het patroon aan te scherpen.<br />

Vervolgens worden de krantenteksten meerdere keren gelezen. Bij deze<br />

responsanalyse analyseerde ik patronen die zijn geselecteerd uit een corpus<br />

van 109 reacties <strong>in</strong> kranten. Deze respons is via databank LexisNexis gevonden<br />

en beslaat een periode van vijf jaar na de bijdrage van rector Sjamaar <strong>in</strong><br />

het Onderwijsblad. Gekozen is voor deze periode omdat de respons over die<br />

periode het hoogste was. Gekeken wordt naar welke grotere fenomenen<br />

<strong>in</strong> de reacties naar voren komen. Zijn er bijvoorbeeld bepaalde terugkerende<br />

uitspraken of thema’s door alle reacties heen te zien? Als dat het geval is,<br />

dan worden deze krantenfragmenten geselecteerd. Deze selectieronde<br />

resulteert <strong>in</strong> twaalf responsfragmenten. Met behulp van deze fragmenten<br />

worden patronen blootgelegd, getoetst en gespecificeerd die discursieve<br />

thema’s ondersteunen of juist weerleggen. Ook hier kijk ik net als bij de<br />

brontekst naar deviante gevallen die <strong>in</strong>gaan tegen het patroon <strong>in</strong> dat ik dan<br />

toe heb waargenomen.<br />

6.2 Resultaten<br />

Uit de analyse zijn discursieve strategieën naar voren gekomen die de<br />

oploss<strong>in</strong>g vormen voor drie verschillende <strong>in</strong>teractionele problemen van de<br />

klokkenluider. Deze <strong>in</strong>teractionele problemen konden pas beschreven worden,<br />

nadat eerst de ‘oploss<strong>in</strong>gen’ waren geïdentificeerd. Mensen formuleren<br />

deze <strong>in</strong>teractionele problemen niet als zodanig maar tonen deze impliciet<br />

door ze afdoende op te lossen. Daarom start ik <strong>in</strong> deze paragraaf met een<br />

beschrijv<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong>gezette strategieën, waarna het bijbehorende probleem<br />

besproken wordt en vervolgens een analyse van de respons van de<br />

kranten volgt.<br />

81


De analyse verloopt via de volgende stappen:<br />

1 Strategieën behorende bij het <strong>in</strong>teractioneel probleem.<br />

2 Het <strong>in</strong>teractioneel probleem.<br />

3 Reacties door de kranten op <strong>in</strong>gezette strategieën.<br />

De regelnummer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de fragmenten wijkt af van de regelnummer<strong>in</strong>g die<br />

ik gaf aan de brontekst (zie bijlage 5) omdat de orig<strong>in</strong>ele kolombreedte te<br />

smal is voor een adequate weergave van de analyse. Uit de brontekst zijn,<br />

met uitzonder<strong>in</strong>g van fragment 8, alleen de uitspraken van de rector overgenomen<br />

omdat de media gereageerd heeft op de uitspraken van de rector<br />

en niet op het redactionele commentaar.<br />

6.2.1 Strategieën behorende bij<br />

<strong>in</strong>teractioneel probleem 1<br />

Ik start met de analyse van drie fragmenten uit het <strong>in</strong>terview. Deze passages<br />

zijn illustratief voor een bepaald patroon, dit betekent dat regels die<br />

dit patroon niet illustreren zijn weggelaten. Wel wordt steeds het aantal<br />

regels aangegeven dat niet uit de brontekst is overgenomen. In deze drie<br />

fragmenten tracht de rector aandacht te krijgen voor het probleem dat<br />

hij observeert. Tegelijkertijd laat hij zien dat het niet louter zijn emoties<br />

zijn die hem tot deze noodkreet brengen. Hij hanteert daartoe twee strategieën<br />

die beiden onderdeel zijn van het omgaan met verantwoordelijkheid<br />

en aanspreekbaarheid (zie punt 3 en 4 uit het Discursieve Actie Model<br />

paragraaf 6.2):<br />

1 Het aantonen van de ernst van de crisis door extremiserend<br />

taalgebruik.<br />

2 Het aantonen van de urgentie van het probleem door<br />

contraststructuren.<br />

In fragment 1 schetst de rector de reden waarom witte ouders niet voor<br />

de school kiezen:<br />

73<br />

Interviewfragment 1<br />

Zelfs als we tienen scoren <strong>in</strong> het Trouwonderzoek, dan nog komen de<br />

74 witte ouders niet. De ouders die de school mijden doen dat om volkomen<br />

75 normale redenen. Met vooroordelen en racisme heeft het meestal niets te<br />

76 maken. De groep Nederlandse ouders die heel bewust voor het Niels<br />

77 Stensen kiest, zal altijd een m<strong>in</strong>derheid blijven. Dat zijn hoopopgeleide,<br />

78 heel pr<strong>in</strong>cipiële mensen die v<strong>in</strong>den dat je k<strong>in</strong>deren moet voorbereiden op<br />

82


79 de multiculturele toekomst van Nederland. Idealisme tegen de klippen<br />

80 op want ook de m<strong>in</strong>derheden zelf zijn allesbehalve multicultureel<br />

81 <strong>in</strong>gesteld.<br />

…45 regels weggelaten tot het slot…<br />

In bovenstaand fragment komt veel ‘extremiserend taalgebruik’ (extreme<br />

case formulations; Pomerantz, 1986) voor. We zien de rector extremiserende<br />

uitspraken gebruiken <strong>in</strong> zelfs als we tienen scoren <strong>in</strong> het Trouwonderzoek<br />

dan nog komen de witte ouders niet (regel 73-74), om volkomen normale<br />

redenen (regel 74-75), heeft het meestal niets te maken (regel 75-76),<br />

zal altijd een m<strong>in</strong>derheid blijven (regel 77) en: tegen de klippen op… allesbehalve<br />

multicultureel <strong>in</strong>gesteld, (regel 79-81). Om dit fenomeen te verduidelijken<br />

bespreek ik <strong>in</strong> de volgende al<strong>in</strong>ea auteurs die over extremiserend<br />

taalgebruik het een ander hebben onderzocht.<br />

Zo worden extreme termen als ‘zelfs’, ‘alles’, ‘niets’, ‘absoluut’, ‘compleet’,<br />

etc... gebruikt door sprekers om een bepaalde bewer<strong>in</strong>g te rechtvaardigen<br />

of te verdedigen en markeren ook dat er iets op het spel staat. Een jurk die<br />

door de stomerij zou zijn gekrompen kan niet als nieuw worden beschreven<br />

maar als ‘gloednieuw’ om precies dit punt te benadrukken. Extreme termen<br />

versterken de waarde tot het uiterste. Hieronder zien we een voorbeeld<br />

uit onderzoek van de discursieve psycholoog Jonathan Potter. De studie<br />

betreft een relatietherapiesessie waarbij de vrouw van echtgenoot Jimmy<br />

hem op een bepaalde manier neerzet:<br />

Jimmy is extremely jealous. Extremely jealous person.<br />

Has always been, from the day we met.<br />

(bron: Potter, 1996, p.187)<br />

In het fragment hierboven wordt Jimmy niet louter als een jaloers persoon<br />

beschreven, maar als een extreem jaloers persoon (regel 1). Ook de tweede<br />

regel is opgebouwd uit formuler<strong>in</strong>gen met een sterk overtreffende trap:<br />

hij is het altijd geweest en vanaf de dag dat we elkaar ontmoetten.<br />

De discursieve psycholoog Derek Edwards heeft de functie van extremiserend<br />

taalgebruik <strong>in</strong> navolg<strong>in</strong>g van Pomerantz (1986) onderzocht en<br />

demonstreerde <strong>in</strong> een studie hoe extremiserend taalgebruik de mate van<br />

betrokkenheid van de spreker over dat wat hij zegt toont (Edwards, 1999,<br />

p.282-283). Extremiserend taalgebruik biedt mensen de gelegenheid om<br />

te laten zien dat het niet gaat om de feitelijke accuraatheid van wat ze<br />

zeggen waardoor ze ook niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden<br />

voor wat ze precies beweren want ‘het is niet letterlijk zo bedoeld’<br />

(Edwards, 2000, p.348). Door het extreem te formuleren voorkomt de<br />

rector dat hij verantwoordelijk wordt gehouden voor de volle omvang van<br />

83


zijn uitspraken. Extreme uitspraken zijn ook manieren om bijvoorbeeld iets<br />

als urgent te presenteren (Edwards, ibid). De spreker kan op deze wijze<br />

laten zien dat hij zich opw<strong>in</strong>dt, maar voorkomt tegelijkertijd dat hij voor de<br />

letterlijke <strong>in</strong>houd van zijn woorden verantwoordelijk wordt gehouden.<br />

Het extremiserende taalgebruik brengt de rector ook <strong>in</strong> de gelegenheid<br />

de situatie met ironie te schetsten. Dit suggereert distantie ten aanzien<br />

van het probleem. Zijn uitspraken zijn het gevolg van de absurditeit van<br />

de situatie zelf en niet zijn emoties. Blijkbaar is hier iets helemaal mis, is<br />

de suggestie.<br />

In fragment 2 beschrijft de rector hoe het er bij een leerl<strong>in</strong>g thuis<br />

aan toegaat:<br />

Interviewfragment 2<br />

108 Als je op huisbezoek gaat besef je pas goed hoe ontzettend belangrijk de<br />

109 rol van de ouders is. Ze krijgen van thuis niets mee. Moeder spreekt geen<br />

110 ‘Nederlands, ze schenkt thee en serveert zoet gebak. Vader zit op de bank<br />

111 bij de televisie werkloos te wezen. Ik heb weleens een leerl<strong>in</strong>g uit een<br />

112 bordeel weggehaald. Dan zou je denken dat zo’n vader zich afvraagt wat<br />

113 hij heeft fout gedaan. Maar deze man schaamde zich alleen maar omdat er<br />

114 over werd gepraat. Zolang dat meisje geld b<strong>in</strong>nenbracht deed hij alsof zijn<br />

115 neus bloedde.<br />

…11 regels weggelaten tot het slot…<br />

De rector gebruikt hier veel contrasten <strong>in</strong> zijn uitspraken. Zo roepen de<br />

beschrijv<strong>in</strong>gen ze schenkt thee en serveert zoet gebak (regel 110) en Vader<br />

zit op de bank, bij de televisie werkloos te wezen (regel 110-111) een tegenstell<strong>in</strong>g<br />

op waarbij enerzijds het zoete gebak en een vader die daar werkloos<br />

zit te wezen <strong>in</strong> contrast staat met een onverantwoordelijke en deels<br />

opportunistische thuissituatie. Smith (1990) noemt dit type tegenstell<strong>in</strong>gen<br />

een ‘contraststructuur’. Een contraststructuur zet de spann<strong>in</strong>g tussen<br />

twee uitersten neer. We zien hier twee botsende werkelijkheden die het<br />

effect oproepen dat er iets wr<strong>in</strong>gt en daarom moet het heel snel worden<br />

opgelost. Tevens creëren deze formuler<strong>in</strong>gen, net als het extremiserende<br />

taalgebruik het beeld van een urgente situatie. Moeder en vader doen beiden<br />

niets. Zo staat er <strong>in</strong> de tekst: ze krijgen van thuis niets mee (regel 109).<br />

Daarbij is wat vader doet nog erger: a) hij doet niets: zit op de bank bij de<br />

televisie werkloos te wezen (regel 110-111), b) hij exploiteert zijn dochter:<br />

Zolang dat meisje geld b<strong>in</strong>nenbracht (regel 114) en c) hij kijkt bewust weg:<br />

deed hij alsof zijn neus bloedde (regel 114-115). Bovendien schaamt hij zich<br />

om de verkeerde reden: deze man schaamde zich alleen maar omdat er<br />

over werd gepraat (regel 113-114).<br />

84


De observatie van de rector werkt ook reflexief. Beschrijv<strong>in</strong>gen van personen<br />

<strong>in</strong> relaties of <strong>in</strong>teracties zijn reflexief omdat de wijze waarop deze<br />

wordt gegeven ook terugslaat op de spreker zelf. Reflexiviteit is een discursief<br />

fenomeen waarbij sprekers op impliciete wijze ook iets over hun<br />

eigen handelen laten zien (Locke en Edwards, 2003). Ook <strong>in</strong> dit fragment<br />

laat Sjamaar zien dat de situatie alarmerend is, maar door de wijze waarop<br />

hij deze schetst, toont hij tegelijkertijd zich niet door zijn emoties te laten<br />

meeslepen. De rector lepelt de feiten op soepele wijze op: geen Nederlands,<br />

schenkt thee, serveert zoet gebak, bij de televisie en werkloos te wezen<br />

(regel 109-110). Deze losse stijl suggereert dat hij er niet lang over hoeft<br />

na te denken, maar bekend is met de situatie. Door het zo te presenteren,<br />

toont hij dat hij er op een overwogen en relaxte manier mee omgaat; hij<br />

laat zien dat hij zijn emoties onder controle heeft. Hij verliest zich niet <strong>in</strong><br />

bijvoorbeeld wanhoop over deze omstandigheden, maar <strong>in</strong> plaats daarvan<br />

blijft hij kalm, bewaart hij afstand. De distantie wordt ook opgewekt doordat<br />

het contrast op subtiele wijze, net als <strong>in</strong> het geval van het extremiserend<br />

taalgebuik, een ironisch effect creëert, ‘het is bizar wat hier gebeurt,<br />

maar wel waar’.<br />

Ook <strong>in</strong> het volgende fragment bouwt Sjamaar een contrast op.<br />

Interviewfragment 3<br />

9 1993 was het laatste gezonde jaar. Tweehonderd aanmeld<strong>in</strong>gen kregen<br />

10 we toen, tw<strong>in</strong>tig procent was allochtoon. Dat is een kritische grens. Ben je<br />

11 daar eenmaal overheen, dan gaat het bergafwaarts.<br />

…115 regels weggelaten tot het slot…<br />

De uitspraak 1993 was het laatste gezonde jaar (regel 9) staat <strong>in</strong> contrast<br />

met dat het daarna bergafwaarts is gegaan (regel 11): ‘de bodem is bereikt<br />

zo erg is het’. Het effect van dit contrast net als bij het vorige contrast is<br />

dat hier overduidelijk een noodzaak tot handelen bestaat, maar er helemaal<br />

niets gebeurt. Zo roept ook dit contrast net als dat bij <strong>in</strong>terviewfragment 2<br />

het beeld van urgentie op. De rector stelt de boel op scherp, de constructies<br />

moeten alarmbellen doen r<strong>in</strong>kelen bij lezers.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Sjamaar tracht de omgev<strong>in</strong>g wakker te schudden. Deze rector laat <strong>in</strong> de<br />

fragmenten hierboven zien dat dit ernstige probleem directe aandacht<br />

behoeft, maar dat hij het probleem niet zelf onder controle krijgt omdat<br />

het te groot is. Daarbij voorkomt hij dat hij ervan kan worden beschuldigd<br />

dat het zijn emoties zijn die hem tot deze uitspraken brengen. De strategie<br />

‘urgentie aantonen’ wordt door de rector <strong>in</strong>gezet voor een bepaald<br />

85


<strong>in</strong>teractioneel probleem dat moet worden opgelost en dat ik <strong>in</strong> paragraaf<br />

6.2.2. zal bespreken. Getuige de analyse bewerkstelligt hij dit door:<br />

a Het extremiserende taalgebruik: de rector brengt <strong>in</strong> harde woorden<br />

de ernst en authenticiteit van zijn gevoelens naar voren. Hij schetst de<br />

situatie daartoe als enerzijds problematisch, maar hij overdrijft niet.<br />

Het extremiserende taalgebruik brengt de rector <strong>in</strong> de gelegenheid<br />

de situatie met distantie te schetsten en dit geeft een ironisch effect.<br />

Zijn waarnem<strong>in</strong>g wordt niet door zijn emoties vertroebeld, is daarbij<br />

de suggestie die hij oproept. Hij moet zich nou eenmaal opstellen als<br />

iemand die hard moet roepen om de zaak op scherp te zetten.<br />

b Het gebruik van contraststructuren waarbij deze formuler<strong>in</strong>gen<br />

het beeld van urgentie oproepen. Daarbij geeft het distantiëren<br />

ook hier een ironisch effect. Hij maakt veel tamtam, maar hij weet<br />

ondertussen waarover hij praat. Dit toont hij door de gemakkelijke<br />

wijze waarop hij erover praat. De distantie laat zien dat de door hem<br />

geschetste problemen bijvoorbeeld geen fantasieën of irreële angsten<br />

van hemzelf zijn. Sjamaar kan zich zo positioneren als een ‘normaal<br />

denkend mens’ (Sacks, 1984).<br />

Via de hierboven beschreven strategieën laat Sjamaar zien dat de kwestie<br />

niet voldoende onderkend wordt. Omdat hij specifieke strategieën <strong>in</strong>zet,<br />

speelt hier kennelijk een <strong>in</strong>teractioneel probleem voor hem. Dit probleem<br />

bespreek ik hierna.<br />

6.2.2 Interactioneel probleem 1:<br />

Er woedt een brand, maar ik houd<br />

mijn hoofd erbij<br />

Bovenstaande analyse maakt het volgende <strong>in</strong>teractionele probleem zichtbaar:<br />

er woedt een brand, maar ik houd mijn hoofd erbij. De rector tracht<br />

het probleem te omzeilen ervan beschuldigd te worden er belang bij te<br />

hebben om deze crisis zo aan de kaak te stellen. Zo loopt hij het risico er op<br />

te worden aangesproken dat wat hij hier aan de kaak stelt eigenlijk alleen<br />

voor hem belangrijk is. ‘Overal is wel iets gaande’, ‘iedereen heeft wel eens<br />

iets’, zouden reacties op zijn alarm kunnen zijn.<br />

Rector Sjamaar zet op verschillende manieren het probleem als urgent<br />

neer. Daarbij kan hij erop worden aangesproken emotioneel te zijn en uit<br />

frustratie te handelen. Dat hij reken<strong>in</strong>g houdt met deze aansprek<strong>in</strong>gen,<br />

blijkt uit de getoonde strategieën. Zoals al beschreven laat extremiserend<br />

86


taalgebruik emoties zien van een spreker. Dit kan de rector <strong>in</strong> de weg zitten<br />

om serieus te worden genomen. Dat zijn ophef erop wijst dat er meer aan<br />

de hand is blijkens het feit dat hij er zich tegen teweer stelt. Mogelijk kan hij<br />

door zijn constructies het probleem niet aankaarten omdat hij, zoals Sacks<br />

het stelde, ‘makes much more of it than what anybody would make of it’<br />

(Sacks 1984, p.427).<br />

Ik kijk <strong>in</strong> het vervolg van de analyse naar de reacties van kranten op de uit<strong>in</strong>g<br />

van de rector. Slaagt de rector er<strong>in</strong> de urgentie van het probleem neer te<br />

zetten zonder dat hem wordt toegedicht zich te verliezen <strong>in</strong> zijn emoties?<br />

6.2.3 Reacties op strategieën 1<br />

Wat opvalt <strong>in</strong> de analyse van de kranten is dat nieuwsbronnen de bijdrage<br />

van de rector vaak typeren als een ‘hartenkreet’. De volgende drie fragmenten<br />

zijn hier voorbeelden van. Het eerste responsfragment is afkomstig uit<br />

een redactioneel artikel <strong>in</strong> NRC Handelsblad en bevat citaten van rector<br />

Sjamaar, die echter niet uit zijn <strong>in</strong>terview met het Onderwijsblad komen,<br />

maar mogelijk uit een <strong>in</strong>terview met Sjamaar door de krant. In het artikel<br />

is dit echter niet duidelijk vermeld.<br />

Responsfragment 1<br />

Auteur: Frederiek Weeda<br />

Rubriek: B<strong>in</strong>nenland<br />

Lengte: 1239 woorden<br />

1 Met zijn hartenkreet over de ‘verzwart<strong>in</strong>g’ van zijn school Mavo/Havo/VWO), deze week <strong>in</strong><br />

2 de media, heeft Sjamaar (59) het taboe rond zwarte scholen <strong>in</strong> een klap doorbroken. Er<br />

3 komen zoveel Marokkaanse leerl<strong>in</strong>gen op zijn school, dat geen wit k<strong>in</strong>d er meer heen wil.<br />

4 Volgens hem zal het Niels Stensen-College op den duur sluiten, omdat zo we<strong>in</strong>ig<br />

5 Marokkanen de Havo of het VWO afmaken dat die afdel<strong>in</strong>gen verliesgevend worden.<br />

6 ‘Misschien’, zo opperde hij, zouden zijn leerl<strong>in</strong>gen zich kunnen optrekken aan witte<br />

7 leerl<strong>in</strong>gen als ze over witte scholen werden verspreid.<br />

...36 regels weggelaten tot het slot...<br />

(Bron NRC Handelsblad 8 Mei, 1998)<br />

De formuler<strong>in</strong>g met zijn hartenkreet (regel 1) wordt hier door de krant als<br />

reden opgevoerd voor het doorbreken van het taboe rond zwarte scholen<br />

(regel 2) en impliceert dat Sjamaar <strong>in</strong> zijn rol van klokkenluider wordt<br />

geaccepteerd. Hij is er<strong>in</strong> geslaagd een impasse aan de orde te stellen.<br />

De hartenkreet was kennelijk zo <strong>in</strong>dr<strong>in</strong>gend dat hij het taboe <strong>in</strong> één klap<br />

doorbroken (regel 2) heeft. Daarbij veronderstelt zijn hartenkreet (regel 1)<br />

87


oprechtheid, dit verdient daarom aandacht. Maar tegelijkertijd impliceert<br />

‘hartenkreet’ dat het een private emotie betreft. Ofwel, de krant construeert<br />

het als een emotioneel probleem van de rector, ondanks de discursieve<br />

<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen die de rector verricht om deze evaluatie te voorkomen.<br />

Opmerkelijk is dat de krant ‘verzwart<strong>in</strong>g’ (regel 1) tussen haakjes plaatst.<br />

Dit suggereert dat de krant deze typer<strong>in</strong>g niet voor eigen reken<strong>in</strong>g neemt.<br />

Door het zo te presenteren legt de krant verantwoordelijkheid voor dat wat<br />

hier beweerd wordt bij de rector want het gaat over de verzwart<strong>in</strong>g van<br />

zijn school (regel 1). Dit schuiven met verantwoordelijkheid is een verschijnsel<br />

dat zich vaker voordoet bij rapportages van media (Clayman 1992 <strong>in</strong> Potter,<br />

1996, p.146) en wordt veelal gebruikt om neutraliteit te creëren. Studies<br />

naar gesprekken hebben aangetoond dat deelnemers elkaar kunnen aanspreken<br />

op de geloofwaardigheid van wat ze rapporteren en de consequenties<br />

van die rapportages (Potter, 1996: 156). In het beschrijven van gebeurtenissen<br />

tonen deelnemers, en zo ook journalisten, veelal een zorg voor dit<br />

aspect van hun uit<strong>in</strong>gen. De boodschap wordt bijvoorbeeld zo geconstrueerd<br />

dat een ander verantwoordelijk kan worden gehouden voor de <strong>in</strong>houd<br />

van een bepaalde uitspraak of juist niet. Deze theorie over het ‘variëren met<br />

verantwoordelijkheid’ (foot<strong>in</strong>g; Goffman 1979) refereert aan de relationele<br />

afstand die taalgebruikers hebben bij de uitspraken die ze doen (zie ook<br />

hoofdstuk 4). Daarbij gaat het om <strong>in</strong> hoeverre de verteller de positie representeert<br />

die geuit wordt. Zo zien we dit de krant <strong>in</strong> dit fragment ook doen:<br />

met de formuler<strong>in</strong>g zijn school (regel 1) legt de krant dus de verantwoordelijkheid<br />

voor dat wat er beweerd wordt bij de rector. Het doorbreken van het<br />

taboe wordt wel ondersteund door de krant, maar de term verzwart<strong>in</strong>g niet.<br />

Kennelijk wil de krant over dit thema geen positie <strong>in</strong>nemen.<br />

Het tweede responsfragment is een artikel geplaatst <strong>in</strong> de rubriek ‘Media’,<br />

eveneens afkomstig uit het NRC Handelsblad, en verscheen een jaar na het<br />

<strong>in</strong>terview. Het artikel gaat <strong>in</strong> op het besluit van het bestuur om de rector te<br />

ontslaan nadat hij de noodklok had geluid. Het fragment hieronder evalueert<br />

de bijdrage van de rector als een ‘cri de coeur’.<br />

Responsfragment 2<br />

Auteur: redactie<br />

Rubriek: Media<br />

Lengte: 588 woorden<br />

38 Opheffen van zulke scholen is wellicht niet de oploss<strong>in</strong>g. Het kan organisatorische chaos<br />

39 veroorzaken en schuift het probleem zodoende op de lange baan. Maar dat neemt niet weg<br />

40 dat Sjamaar met zijn cri de coeur een diagnose heeft gesteld die gehoord moet worden.<br />

…3 regels weggelaten tot het slot…<br />

(Bron: NRC Handelsblad, 8 April, 1999)<br />

88


De respons op het <strong>in</strong>terview van Sjamaar wordt ook <strong>in</strong> dit fragment<br />

getypeerd als een emotionele oproep, namelijk <strong>in</strong>: met zijn cri de coeur<br />

(regel 40). Opvallend is het vervolg van dezelfde regel met de formuler<strong>in</strong>g<br />

een diagnose heeft gesteld die gehoord moet worden (regel 40). Ofwel, de<br />

rector verdient het gehoord te worden, omdat hij zo oprecht spreekt. Maar<br />

de krant stelt zich niet onomwonden achter hem, zo had de journalist hier<br />

ook kunnen zeggen: ‘een juiste diagnose’. De redactie hier neemt dus wél<br />

volledige verantwoordelijkheid voor het feit dat de rectors observatie aandacht<br />

verdient, maar laat <strong>in</strong> het midden of ze ook achter de <strong>in</strong>houd van zijn<br />

woorden staat. Zo evalueren ze zijn uitspraken niet als bijvoorbeeld onz<strong>in</strong>,<br />

maar zijn uit<strong>in</strong>g wordt als een private emotie behandeld.<br />

We kijken naar een volgend responsfragment. Dit is geplaatst door het<br />

Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) dat de nieuwsvoorzien<strong>in</strong>g voor<br />

programma’s en kranten verzorgt. Aanleid<strong>in</strong>g voor dit bericht is de presentatie<br />

van het onderzoek ‘Een school zwart op wit’ (E-Quality, 1998) dat<br />

een media-analyse bevat van de berichtgev<strong>in</strong>g over de sluit<strong>in</strong>g van het<br />

Niels Stensen college.<br />

Responsfragment 3<br />

Auteur: redactie<br />

Rubriek: B<strong>in</strong>nenland<br />

Lengte: 301 woorden<br />

1 Matthé Sjamaar heeft nergens spijt van. ‘Ik heb er geen moeite mee dat heel journalistiek<br />

2 Nederland over me heen viel’, stelt de rector van het Niels Stensen College <strong>in</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />

3 Met een hartenkreet kreeg Sjamaar <strong>in</strong> mei aandacht voor wat hij noemt het zwaarste<br />

4 onderwijsprobleem van Nederland. In een <strong>in</strong>terview verklaarde hij zijn school te willen<br />

5 sluiten wegens de ‘verzwart<strong>in</strong>g’ door de komst van Marokkaanse jongeren.<br />

...8 regels weggelaten...<br />

14 Sjamaar doorbrak de stilte over ‘zwarte’ scholen, waarvan de leerl<strong>in</strong>gen m<strong>in</strong>dere prestaties<br />

15 leveren en daardoor <strong>in</strong> onvoldoende mate doorstromen naar het hoger onderwijs. ‘Ik heb veel<br />

16 mensen een uitlaatklep kunnen bieden’, zei hij. ‘Het was goed dat ik wat rauwe taal had<br />

17 gekozen. Als je je <strong>in</strong> toedekkende termen uitdrukt, gebeurt er absoluut niets.’ Een <strong>in</strong>terview<br />

18 met Sjamaar <strong>in</strong> het Onderwijsblad leidde tot mediabrede publiciteit. Sjamaar liet weten zijn<br />

19 school te willen sluiten. De aanwezigheid van een hoog percentage allochtonen met we<strong>in</strong>ig<br />

20 toekomstperspectief zou de school m<strong>in</strong>der aantrekkelijk maken voor autochtonen.<br />

21 Vooral Marokkanen moesten het ontgelden.<br />

...2 regels weggelaten tot het slot...<br />

(Bron: ANP, 16 December, 1998)<br />

89


De krant legt de verantwoordelijkheid voor uitspraken bij de rector door<br />

hem zelf aan het woord te laten <strong>in</strong> voor wat hij noemt (regel 3), verklaarde hij<br />

(regel 4) en liet weten (regel 18). De nieuwsbron gaat niet expliciet staan achter<br />

de bijdrage van de rector, zoals we al zagen bij de vorige fragmenten.<br />

In dit fragment worden ook citaten van de rector aangehaald, namelijk<br />

veel mensen een uitlaatklep kunnen bieden (regel 15-16) en Het was goed<br />

dat ik wat rauwe taal had gekozen. Als je je <strong>in</strong> toedekkende termen uitdrukt,<br />

gebeurt er absoluut niets (regel 16-17). Dit citeren wijst op het zoeken van<br />

deze nieuwsbron naar een oordeel over de bijdrage van de rector. Is het nu<br />

louter harde taal die de rector uit of is het ook een gegronde hartenkreet? Net<br />

als bij de twee vorige fragmenten neemt ook hier de krant geen positie <strong>in</strong>.<br />

Responsfragment 4 is een persbericht van het ANP overgenomen door het<br />

landelijk dagblad Trouw.<br />

15<br />

Responsfragment 4<br />

Auteur: redactie<br />

Rubriek: B<strong>in</strong>nenland<br />

Lengte: 178 woorden<br />

Staatssecretaris Netelenbos (Onderwijs) is het oneens met de rector van het Niels Stensen<br />

16 College <strong>in</strong> <strong>Utrecht</strong> die zijn school wil sluiten omdat er te veel zwarte leerl<strong>in</strong>gen op zitten. ‘Ik<br />

17 denk dat deze rector hulp en ondersteun<strong>in</strong>g nodig heeft’, zei de bew<strong>in</strong>dsvrouw donderdag <strong>in</strong><br />

18 het NPS-radio programma Weldenkende Mensen. ‘Er zijn andere scholen met 100 procent<br />

19 zwarte leerl<strong>in</strong>gen waar het wel goed gaat. Die hebben de slag wel gehaald.’ M. Sjamaar<br />

20 waarschuwde deze week <strong>in</strong> het Onderwijsblad voor de ‘verzwart<strong>in</strong>g’ van zijn school door de<br />

21 opkomst van Marokkaanse jongeren. Daardoor zouden andere jongeren wegblijven.<br />

22 Het bestuur van de school heeft zich uitgesproken tegen het plan van Sjamaar. Volgens<br />

23 Netelenbos moet de rector bij andere scholen om raad vragen. Zij v<strong>in</strong>dt dat Sjamaar zijn<br />

24 boekje te buiten gaat als hij stelt dat er onder zijn leerl<strong>in</strong>gen geen cultuur is. ‘Zo hoor je niet<br />

25 te praten’, aldus de staatssecretaris.<br />

(Bron: ANP, Trouw 8 mei, 1998).<br />

In responsfragment 4 citeert de krant de reactie van de staatssecretaris <strong>in</strong><br />

‘Ik denk dat deze rector hulp en ondersteun<strong>in</strong>g nodig heeft’ (regel 16 en 17)<br />

Door dit citaat van de staatsecretaris neemt ook deze krant geen verantwoordelijkheid<br />

voor de <strong>in</strong>houd van deze uitspraak. Ook deze nieuwsbron<br />

creëert dus distantie ten opzichte van de gepresenteerde beschrijv<strong>in</strong>gen.<br />

De krant kan dan zelf neutraal blijven; we zagen dit fenomeen ook bij<br />

vorige drie fragmenten. De wissel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het nemen van verantwoordelijkheid<br />

dienen daarbij om de waarschuw<strong>in</strong>g van rector voor de ‘verzwart<strong>in</strong>g’<br />

van zijn school door de opkomst van Marokkaanse jongeren (regels 20 en<br />

21) als controversiëel te presenteren. Het werkwoord zouden <strong>in</strong> daardoor<br />

90


zouden andere jongeren wegblijven (regel 21) suggereert hier dat deze<br />

<strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g slechts een speculatie is van de rector en daarom niet per se<br />

waar. De krant had hier ook kunnen schrijven: daardoor blijven andere jongeren<br />

weg. Bovendien presenteert de krant <strong>in</strong> dit bericht via uitspraken van<br />

de staatssecretaris de rector zelf als iemand die hulp nodig heeft want<br />

‘er zijn andere scholen met 100 procent zwarte leerl<strong>in</strong>gen waar het wel goed<br />

gaat. Die hebben de slag wel gehaald.’ De implicatie is dat de rector het<br />

probleem niet aankan, ofwel ‘hij heeft zelf een probleem’.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

De analyse duidt erop dat ook de kranten problemen hebben met hoe zij<br />

de uitspraken van de rector moeten plaatsen. Wordt hier louter emotionele<br />

taal geuit, is dit stemm<strong>in</strong>gmakerij of betreft zijn bijdrage een signaal dat<br />

onmiddellijke aandacht behoeft? Je kunt als lezer er niet de v<strong>in</strong>ger opleggen<br />

welk standpunt de media <strong>in</strong>nemen ten opzichte van de rector. De voor dit<br />

onderzoek geanalyseerde bladen creëren daarbij neutraliteit en suggereren<br />

zo onpartijdigheid. Het lijkt erop dat ze hun handen niet willen branden aan<br />

de vraag of deze kwestie al dan niet collectief is en dr<strong>in</strong>gend is voor iedereen.<br />

De ‘hartenkreet’ suggereert oprechtheid. De kranten erkennen dus wel<br />

het probleem, maar brengen het als gedreven door persoonlijke urgentie.<br />

6.3.1 Strategieën behorende bij<br />

<strong>in</strong>teractioneel probleem 2<br />

Ik bespreek, net als bij de strategieën behorende bij <strong>in</strong>teractioneel<br />

probleem 1, achtereenvolgens:<br />

1 De discursieve strategieën die de rector <strong>in</strong>zet.<br />

2 Het <strong>in</strong>teractionele probleem dat op grond van deze strategieën<br />

uit het geanalyseerde materiaal naar voren komt.<br />

3 De reacties van de media.<br />

De volgende strategieën komen naar voren:<br />

a Het laten zien dat hij niet alleen staat <strong>in</strong> zijn waarnem<strong>in</strong>gen van<br />

een urgent probleem door groepscitaten en een driedelige-lijst.<br />

b Het suggereren dat het probleem los van hem bestaat door<br />

scripts en specifieke eigenschapsformuler<strong>in</strong>gen.<br />

c Het aantonen van de feiten door kwantificer<strong>in</strong>gen.<br />

Ik bekijk weer hoe de rector deze strategieën hanteert om een bepaald<br />

<strong>in</strong>teractioneel probleem op te lossen. Zo worstelt de rector hier met het<br />

91


dilemma dat hij op basis van persoonlijke ervar<strong>in</strong>gen bewijs levert dat het<br />

probleem los van hem bestaat. Ook als hij er niet zou zijn, is het er toch.<br />

Interviewfragment 4<br />

3 Dit jaar zijn zes H<strong>in</strong>doestaanse leerl<strong>in</strong>gen vertrokken. Omdat wij te Marokkaans zijn<br />

4 geworden zeggen hun ouders.<br />

…122 regels weggelaten tot het slot…<br />

De rector legt de uitspraak omdat wij te Marokkaans zijn geworden<br />

(regel 3) <strong>in</strong> de mond van de ouders van de H<strong>in</strong>doestaanse leerl<strong>in</strong>gen:<br />

zeggen hun ouders (regel 4). De rector verwijst hier naar H<strong>in</strong>doestaanse<br />

leerl<strong>in</strong>gen die van school zijn gegaan, waar hij bijvoorbeeld had kunnen<br />

verwijzen naar Nederlandse leerl<strong>in</strong>gen. De formuler<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> regel 3 en 4<br />

staan de lezer toe de conclusie te trekken dat er kennelijk een homogene<br />

H<strong>in</strong>doestaanse oudergroep is die het erover eens is dat het ‘te Marokkaans’<br />

is geworden. De rector zelf doet er verder geen exclusieve claims over en<br />

kan op deze manier ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de<br />

conclusies en evaluaties die anderen maken. Daarbij zijn het niet zomaar<br />

uitspraken van anderen die hij hier aanhaalt, maar het zijn bewer<strong>in</strong>gen<br />

afkomstig van een groep waarvan we kunnen veronderstellen dat die ook<br />

tot de allochtonen behoort en daarom wellicht m<strong>in</strong>der gauw verdacht zou<br />

kunnen worden van racisme. Ze zouden er eerder zelf het onderwerp van<br />

kunnen zijn. Omdat zij de laatste zijn die je zou kunnen verdenken van een<br />

vooroordeel, moet dit wel het bewijs zijn dat zij de waarheid spreken.<br />

Wooffitt observeerde dat wanneer mensen uitspraken doen over opmerkelijke<br />

situaties ze veelal een groepscitaat gebruiken en zo tonen dat ‘ook<br />

anderen’ en ‘heel veel mensen’ dit hebben ervaren, dit ook v<strong>in</strong>den, ook zien<br />

et cetera (active voic<strong>in</strong>g; Wooffitt, 1992). Omdat het onmogelijk is om al<br />

de verschillende stemmen die zich hierover geuit hebben te citeren, wordt<br />

een samenvattend groepscitaat gebruikt. Zo suggereer je als spreker een<br />

bewijs dat lastig te weerleggen is voor de ontvanger, de bronnen ervan<br />

zijn immers lastig te traceren. Wel duidelijk is dat het niet de spreker zelf<br />

is die dit zegt. Een belangrijk pr<strong>in</strong>cipe bij groepscitaten is dat dit type constructies<br />

veelal geaccepteerd wordt terwijl we als taalgebruikers weten<br />

dat mensen nooit volledig hetzelfde zeggen. Een groepscitaat wordt vaak<br />

door ontvangers opgevat als a) het soort van d<strong>in</strong>gen die mensen zeiden,<br />

of b) wat ze zouden kunnen zeggen, of c) een beknopte versie die de<br />

essentie weergeeft. Bovendien impliceert een groepscitaat een onafhankelijke<br />

groep van getuigen en omdat hun eigen woorden worden gebruikt,<br />

werkt het als een bewijsmiddel dat ‘het echt zo is’. De rector suggereert<br />

dat andere allochtonen ‘dit ook v<strong>in</strong>den’, maar tegelijkertijd voorkomt hij<br />

92


de mogelijkheid dat het citaat bijvoorbeeld geverifieerd kan worden. Het<br />

groepscitaat markeert zo de feitelijkheid van de situatie op zijn school<br />

‘andere allochtone ouders zeggen dit ook’. Zelfs ouders die zelf potentieel<br />

onderwerp van discrim<strong>in</strong>atie zouden kunnen zijn v<strong>in</strong>den de situatie<br />

‘te Marokkaans’. Sjamaar voorkomt zo dat hij eenvoudig kan worden<br />

aangesproken op discrim<strong>in</strong>erende uitspraken en maakt het extra geloofwaardig<br />

dat het de realiteit is die hij beschrijft.<br />

Interviewfragment 5<br />

43 Inmiddels staat volgens de gemeente 61,4 procent van de <strong>in</strong>woners van de<br />

44 wijk te boek als niet-etnische Nederlander. De wijk beantwoordt aan het<br />

45 bekende profiel van een probleembuurt: een hoge werkloosheid, veel<br />

46 crim<strong>in</strong>aliteit, verloeder<strong>in</strong>g. Maar als je dat zegt, merk je hoe groot het<br />

47 allochtonentaboe is. Mijn bestuur wilde er nooit iets van horen, terwijl dit<br />

48 nuchtere feit toch de hoofdoorzaak van onze neergang is. Er is maar een<br />

49 oploss<strong>in</strong>g en dat is de school sluiten.<br />

…77 regels weggelaten tot het slot…<br />

De rector beschrijft niet één element van het bekende profiel van een probleembuurt,<br />

maar beschrijft deze <strong>in</strong> een lijst met drie facetten: een hoge<br />

werkloosheid, veel crim<strong>in</strong>aliteit en verloeder<strong>in</strong>g (regel 45-46). Hij suggereert<br />

zo het complete probleem te omschrijven. Het maken van een lijst<br />

uit drie delen (three-part list; Jefferson, 1990) geeft een normatieve, conventionele<br />

status aan een bewer<strong>in</strong>g en wordt veel gebruikt om bepaalde<br />

zaken als een algemeen voorkomende categorie voor te stellen. Drie facetten<br />

zijn dekkend voor het hele probleem en daarom is dit de hele waarheid,<br />

het zijn de feiten.<br />

Feiten worden veelal opgevoerd <strong>in</strong> een <strong>in</strong>teractie wanneer de geloofwaardigheid<br />

van de spreker <strong>in</strong> het ged<strong>in</strong>g is, of als iets niet zo vanzelfsprekend<br />

is, bijvoorbeeld omdat het een ‘gekke’ ervar<strong>in</strong>g of een ‘delicaat’ thema<br />

betreft (Potter, 1996, p.109). Gespreksdeelnemers trachten bijvoorbeeld<br />

hun twijfels over een controversieel thema te verhullen, of ze presenteren<br />

hun observaties over een omstreden thema als heel feitelijk. Zo kan de<br />

geldigheid van een bewer<strong>in</strong>g of de geloofwaardigheid van de spreker zelf<br />

worden verhoogd. We kijken nog een keer terug naar <strong>in</strong>terviewfragment 2<br />

waarbij de rector een thuissituatie omschrijft die je veel aantreft <strong>in</strong> (Marokkaanse)<br />

gez<strong>in</strong>nen, een situatie die daar kennelijk heel gewoon is:<br />

84 Als je op huisbezoek gaat besef je pas goed hoe ontzettend belangrijk de rol van de ouders is.<br />

85 Ze krijgen van thuis niets mee. Moeder spreekt geen Nederlands, ze schenkt thee en serveert<br />

86 zoet gebak. Vader zit op de bank werkloos te wezen.<br />

…40 regels weggelaten tot het slot…<br />

93


De rector schetst een veelvoorkomende schrijnende toestand. Daarbij<br />

brengt hij het huisbezoek niet als één specifieke episode waar<strong>in</strong> hijzelf<br />

degene is die op visite gaat en dus ook verantwoordelijk kan gehouden<br />

worden voor zijn uitspraken over de rol van de ouders. In plaats hiervan<br />

wordt de scène op zodanige wijze geconstrueerd dat al deze thuissituaties<br />

bij Marokkaanse leerl<strong>in</strong>gen zo zijn en iedereen die langs gaat, zal dit zien.<br />

Hij normaliseert hier dat dit <strong>in</strong> deze gez<strong>in</strong>nen vaak het geval is. Blijkbaar<br />

is het gewoon <strong>in</strong> deze kr<strong>in</strong>gen om werkloos te zijn, op de bank te zitten,<br />

geen Nederlands te spreken. Deze constructies zijn dus een krachtig middel<br />

voor de rector om zijn eigen ervar<strong>in</strong>g geldigheid te geven. Op grond van<br />

zijn ervar<strong>in</strong>g suggereert hij hier dat dit echt zo gaat. De rector gebruikt <strong>in</strong><br />

dit fragment naast de al geïdentificeerde contrasten (zie p.82) ook scriptformuler<strong>in</strong>gen<br />

(script formulations: Edwards, 1994, 1995, 1997). Scriptformuler<strong>in</strong>gen<br />

worden door mensen gebruikt om bepaalde gebeurtenissen of<br />

handel<strong>in</strong>gen als een veelvoorkomend patroon (of juist als een afwijk<strong>in</strong>g van<br />

een patroon) te schetsen. Het idee van een script is oorspronkelijk afkomstig<br />

uit de sociale psychologie en wordt hier gedef<strong>in</strong>ieerd als een mentaal<br />

schema dat mensen <strong>in</strong> een bepaalde situatie hanteren. Een script (Zimbardo,<br />

2005) bestaat uit <strong>in</strong>formatie over specifieke handel<strong>in</strong>gen waarvan<br />

je verwacht dat ze op een bepaalde manier <strong>in</strong> een specifieke sett<strong>in</strong>g zullen<br />

plaatsv<strong>in</strong>den. Zo hebben we scripts voor uit eten gaan, het maken van een<br />

telefonische afspraak of het bezoeken van een huisarts.<br />

Discursieve psychologie ziet scripts niet als een mentaal fenomeen,<br />

maar analyseert hoe mensen scripts gebruiken <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties. Door iets te<br />

formuleren als een patroon, of juist als afwijkend van het normale patroon,<br />

kunnen we de verantwoordelijkheid voor dat wat we zeggen ondermijnen<br />

(Edwards, 1995).<br />

We zien de rector <strong>in</strong> het volgende fragment eveneens zo’n script<br />

formuleren:<br />

Interviewfragment 6<br />

92 Een leraar wiskunde moet hier de stof op vier, vijf taalniveaus uitleggen.<br />

93 En er wordt hier zo ontzettend veel naar elkaar geschreeuwd de hele tijd.<br />

94 Kankerhoer roepen is voor veel leerl<strong>in</strong>gen een gewone manier van praten<br />

...32 regels weggelaten tot het slot…<br />

Zo laat de rector zien wat over het algemeen gebeurt als leraren lesgeven<br />

met de uitspraken: Een leraar wiskunde moet hier de stof op vier,<br />

vijf taalniveaus uitleggen en er wordt hier zo ontzettend veel naar elkaar<br />

geschreeuwd de hele tijd (regels 92-94). Sjamaar laat zien hoe erg het is om<br />

aan deze groep te moeten lesgeven, het zijn de leerl<strong>in</strong>gen die het onderwijs<br />

94


onmogelijk maken, de leraar wiskunde doet al het mogelijke om deze groep<br />

de stof uit te leggen.<br />

Scriptformuler<strong>in</strong>gen worden veelal gebruikt <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met specifieke<br />

eigenschapformuler<strong>in</strong>gen (dispositions; Edwards, 2003, Abell &<br />

Stokoe, 1998) waarbij bepaalde eigenschappen worden toegeschreven aan<br />

bepaalde mensen. Omdat het een regelmatig patroon is, zo is de suggestie,<br />

moet het wel met vaststaande eigenschappen van doen hebben.<br />

Ook <strong>in</strong> het geval van de rector worden kenmerken die voor veel allochtonen<br />

opgaan zodanig geconstrueerd dat de suggestie ontstaat dat het<br />

niet de rector is die deze eigenschappen hier en nu bedenkt, maar dat ze<br />

<strong>in</strong> deze mensen zelf zitten. Zo worden <strong>in</strong> zijn bijdrage herkenbare karakteristieken<br />

toegeschreven aan de allochtone k<strong>in</strong>deren. De uit<strong>in</strong>g kankerhoer<br />

roepen is voor veel leerl<strong>in</strong>gen een gewone manier van praten (regel<br />

94) is zo’n eigenschapformuler<strong>in</strong>g. Het spreken van de rector <strong>in</strong> termen<br />

van eigenschappen is dus een manier om bij Marokkanen bepaalde eigenschappen<br />

aan te tonen. Ook hier is de suggestie: ‘Dit zijn de feiten, dit ligt<br />

niet aan mijn eventuele vooroordeel’. Rector Sjamaar kan zo de potentiële<br />

beschuldig<strong>in</strong>g ondermijnen dat hier van discrim<strong>in</strong>atie sprake is.<br />

Het formuleren van scripts en specifieke eigenschappenformuler<strong>in</strong>gen zijn<br />

een oploss<strong>in</strong>g om de omgev<strong>in</strong>g te overtuigen van het probleem. Het effect<br />

van dergelijke formuler<strong>in</strong>gen is dat je als actor suggereert geen <strong>in</strong>vloed te<br />

hebben op dergelijke gebeurtenissen. De rector presenteert een realiteit<br />

die buiten hem om plaatsv<strong>in</strong>dt, het is een groot probleem. Hij formuleert de<br />

gebeurtenissen <strong>in</strong> deze al<strong>in</strong>ea als een toeschouwer, een observant.<br />

Een andere constructie die de rector veel gebruikt is het opvoeren van<br />

getallen. Deze getallen versterken eveneens het beeld van feitelijkheid buiten<br />

de rector om. We zien dit <strong>in</strong> het volgende <strong>in</strong>terviewfragment:<br />

Interviewfragment 7<br />

43 Inmiddels staat volgens de gemeente 61,4 procent van de <strong>in</strong>woners van de<br />

44 wijk te boek als niet-etnische Nederlander.<br />

…82 regels weggelaten tot het slot…<br />

Zo suggereert het getal 61,4 (regel 43) dat Sjamaar de feiten letterlijk tot<br />

op de komma kent, de cijfers ondersteunen hem. De rector laat zo zien zelf<br />

de school niet te willen sluiten, het zijn de feiten die hem dw<strong>in</strong>gen. En het<br />

zijn geen academische analyses maar cijfers die hij kan aanhalen vanuit zijn<br />

specifieke kennis en <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de kwestie. Deze presentatie van cijfers, die<br />

hij zo uit zijn mouw lijkt te schudden, onderstrepen zijn ervar<strong>in</strong>g. Dit kwantificeren<br />

is ook zichtbaar <strong>in</strong> het volgende <strong>in</strong>terviewfragment:<br />

95


Interviewfragment 8<br />

117 Verspreid<strong>in</strong>g over de hele stad en omgev<strong>in</strong>g zal niet meevallen omdat van<br />

118 de k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de Randstad <strong>in</strong> de leeftijd van nul tot veertien, veertig<br />

119 procent allochtoon is.<br />

…7 regels weggelaten tot het slot…<br />

De uitspraak <strong>in</strong> de leeftijd van nul tot veertien, veertig procent (regel 118-119)<br />

is een kwantificer<strong>in</strong>g (quantification rhetoric; Potter, 1991) die de suggestie<br />

wekt dat de rector hier zijn huiswerk gedaan heeft. Hij gaat niet over<br />

een nacht ijs, hij weet precies waarover hij praat. De getallen suggereren<br />

exactheid. Bovendien wordt de betekenis van de getallen niet door de<br />

rector gecreëerd maar die betekenis komt uit de getallen zelf naar voren.<br />

Ofwel, ‘dit is een feitelijk bestaand probleem’. Een ander zou het ook zo zien<br />

omdat het de realiteit is.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Bovenstaande analyse heeft laten zien dat de rector zijn rapportage feitelijk<br />

bestaand maakt via de volgende wegen:<br />

a Het gebruik van een groepscitaat waarbij dit type formuler<strong>in</strong>g laat<br />

zien dat hij niet alleen staat <strong>in</strong> zijn waarnem<strong>in</strong>gen van een urgent<br />

probleem, anderen – zelfs allochtone ouders – zien dit ook zo. De<br />

niet gespecificeerde quote die de rector gebruikt, toont dat een<br />

homogene H<strong>in</strong>doestaanse oudergroep dezelfde conclusies trekt als<br />

hij. Door hun woorden te gebruiken voorkomt hij op racisme te worden<br />

aangesproken. Het gebruik van een driedelige lijst suggereert<br />

dat hij het complete probleem beschrijft.<br />

b Het gebruik van scripts en specifieke eigenschapformuler<strong>in</strong>gen om<br />

aan te geven dat de door hem geschetste realiteit echt bestaat. Het<br />

gaat niet om <strong>in</strong>cidentele situaties maar om een patroon. Het is de<br />

praktische logica die uitgaat van scripts die een patroon suggereren<br />

en omdat het een regelmatigheid is, moet het wel een eigenschap<br />

zijn die voor deze groep mensen opgaat. Op deze wijze suggereert<br />

hij dat het niet aan hem ligt dat hij dit zo ziet, maar het probleem<br />

bestaat los van hem, iedereen kan dit zien. Daarbij ondermijnt de<br />

rector dat hij beschuldigd wordt van vooroordelen door het als een<br />

feitelijk bestaand probleem neer te zetten.<br />

c Het aanbrengen van kwantificer<strong>in</strong>gen. Zo lardeert hij zijn betoog<br />

met cijfers waardoor hij suggereert dat het gefundeerd is. Hij presenteert<br />

de cijfers als feiten en een ander zal daar toch hetzelfde uit<br />

kunnen concluderen als hijzelf. Dus ook door het kwantificeren suggereert<br />

hij dat het niet aan hem zelf ligt dat hij dit zo ziet, maar dat<br />

hij slechts constateert wat de feiten laten zien.<br />

96


Door strategieën <strong>in</strong> te zetten, laat de rector het volgende tweede <strong>in</strong>teractionele<br />

probleem zien:<br />

6.3.2 Interactioneel probleem 2:<br />

Toevallig zie ik het zo, maar dit is<br />

een feitelijk bestaand probleem<br />

De rector moet met persoonlijke ervar<strong>in</strong>gen komen om aan te tonen dat<br />

hij het probleem kent, maar hij moet tegelijkertijd laten zien dat hij part<br />

noch deel heeft aan het probleem. Hijzelf heeft deze situatie niet geschapen,<br />

zonder hem bestaat het probleem ook. Sjamaar zorgt er <strong>in</strong> zijn presentatie<br />

van de situatie voor dat het gaat om een feitelijk bestaand, maar<br />

onderschat probleem. Zijn strategieën duiden daarbij op het <strong>in</strong>teractionele<br />

probleem dat hoe meer hij tracht de crisis aan te tonen, hoe meer het toch<br />

over hem gaat. Daardoor kan de <strong>in</strong>druk ontstaan dat zijn observatie vooral<br />

subjectief is en bevooroordeeld. Hij moet dus met bewijzen komen, de<br />

omgev<strong>in</strong>g zien te overtuigen. Tegelijkertijd kan hij als klokkenluider niet<br />

een crisis aankaarten op basis van louter harde en objectieve academische<br />

onderzoeksgegevens: hij heeft daarbij zijn eigen ervar<strong>in</strong>g als <strong>in</strong>breng nodig<br />

(zie ook hoofdstuk 3). Hij moet aantonen waar het probleem over gaat,<br />

maar het moet niet alleen aan hem liggen. De rector tracht dit <strong>in</strong>teractionele<br />

probleem op te lossen door te laten zien dat het probleem niet over<br />

zijn specifieke situatie gaat. Het bestond al eerder en het is groter dan zijn<br />

situatie, ‘ook los van mij is het er’, ofwel, ‘dit is een feitelijk bestaand probleem.<br />

De feiten die hij aandraagt zijn zo sterk – staan op zichzelf – dat ook<br />

ieder ander tot deze conclusie moet komen <strong>in</strong> zijn of haar situatie.<br />

De rector toont de geldigheid van het probleem aan en construeert zijn<br />

bijdrage zo dat hij het nu toevallig is die dit ziet en zegt, maar ieder ander<br />

had dit ook kunnen zien. Hij ziet hier als ervar<strong>in</strong>gskundige wat er aan de<br />

hand is. Vanuit deze ervar<strong>in</strong>g is hij ook betrokken bij de situatie. Tegelijkertijd<br />

ziet hij dat deze situatie als iets wat los van hem bestaat.<br />

Ik bekijk hieronder of de kranten zich richten op de geïdentificeerde strategieën<br />

van de rector. Behandelt de door mij geanalyseerde respons zijn<br />

bijdrage als een feitelijk bestaand probleem en houden ze de rector daarbij<br />

buiten schot?<br />

97


6.3.3 Reacties op strategieën 2<br />

In de bekeken reacties van de kranten komt een patroon naar voren waar<strong>in</strong><br />

de kranten de bijdrage van de rector voorstellen als feiten die ze al kenden.<br />

Zo evalueren journalisten de situatie als een neerwaartse spiraal, een kloof<br />

en ontwikkel<strong>in</strong>g die we de komende jaren vaker zullen zien.<br />

De twee volgende voorbeelden laten dit zien. Het eerste fragment is een<br />

redactioneel commentaar van Leo Prick, destijds vaste columnist bij NRC<br />

Handelsblad <strong>in</strong> de sectie Wetenschap en Onderwijs.<br />

Responsfragment 6<br />

Auteur: Leo Prick<br />

Rubriek: Wetenschap en Onderwijs<br />

Lengte: 618 woorden<br />

13 Het verbaast mij niet dat buitenstaanders moeite hebben met Sjamaars oploss<strong>in</strong>g.<br />

14 Een school opheffen omdat hij te zwart en daarmee te onaantrekkelijk is geworden, dat<br />

15 kl<strong>in</strong>kt niet prettig. Maar als je er eventjes over nadenkt, snap je al vlug dat het gaat om een<br />

16 onontkoombare ontwikkel<strong>in</strong>g. Sterker nog: dat het een logische fase is <strong>in</strong> het proces van<br />

17 emancipatie dat steeds meer allochtonen hun k<strong>in</strong>d niet langer als vanzelfsprekend sturen<br />

18 naar de dichtstbijzijnde school, maar bewust een keuze maken. Net zoals wij <strong>in</strong><br />

19 Nederland al jaar en dag gewend zijn te doen dus.<br />

...8 regels weggelaten...<br />

28 ‘<strong>Utrecht</strong> is niet de enige plaats waar een zwarte school <strong>in</strong> een zwarte wijk zijn havo/vwo<br />

29 top ziet wegkwijnen. Het is bovendien een ontwikkel<strong>in</strong>g die we de komende jaren nog<br />

30 veel vaker zullen zien. Daardoor zal het onderwijsaanbod <strong>in</strong> zwarte wijken zich steeds<br />

31 meer beperken tot zwarte vbo’s en zwarte mavo’s. Als je v<strong>in</strong>dt dat dit hoog genoeg<br />

32 gegrepen is voor onze allochtonen en als je er de voorkeur aan geeft dat ze hun wijken<br />

33 niet uitkomen, moeten we de gettoscholen <strong>in</strong> stand houden.’<br />

(bron: NRC Handelsblad, 9 mei, 1998)<br />

In fragment 6 evalueert de krant de reden voor het opheffen van een school<br />

als iets dat niet prettig (regel 15) kl<strong>in</strong>kt en toont zo begrip voor de negatieve<br />

respons van buitenstaanders (regel 13) op het handelen van de rector.<br />

Ofwel, op het eerste gezicht, als je we<strong>in</strong>ig van deze situatie weet, is het<br />

harde taal die hier wordt geuit. De columnist vervolgt zijn betoog met de<br />

uitspraak: maar als je er eventjes over nadenkt, snap je al vlug (regel 15-16)<br />

en suggereert ‘wij snappen al lang’ dat het gaat om een onontkoombare<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g (regel 15-16). De implicatie is ‘als krant kenden we deze negatieve<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g al, we zagen het zelf ook aankomen’. De krant schetst<br />

de situatie bovendien als een ontwikkel<strong>in</strong>g die we de komende jaren nog<br />

veel vaker zullen zien (regel 29-30) en een logische fase is <strong>in</strong> het proces van<br />

emancipatie (regel 16-17). De krant beschrijft deze observatie vanuit een<br />

98


‘vogelperspectief’ en toont een bredere blik op de zaak (birdseyeperspective,<br />

Bal, 1985). De krant suggereert het probleem te overzien, zij kunnen<br />

de feiten op afstand beoordelen.<br />

De nieuwsbron breidt bovendien de def<strong>in</strong>itie van de crisis uit want het<br />

gaat om een toestand die breed speelt, op een procesmatig niveau ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

(regel 29) en op een geografisch niveau: <strong>Utrecht</strong> is niet de enige<br />

plaats (regel 28). Ofwel, ‘wij hadden dit zelf al gesignaleerd’.<br />

De krant oriënteert zich dus op de strategieën van de rector en bevestigt<br />

het probleem van zwarte scholen als een feitelijk bestaand probleem.<br />

Tegelijkertijd geeft de krant aan dat dit probleem symbool staat voor een<br />

proces dat zich op grote schaal voordoet en impliceert zo het probleem op<br />

de juiste waarde te kunnen schatten. Met andere woorden: over de breedheid<br />

van het probleem neemt de krant wel verantwoordelijkheid.<br />

Het eerder besproken responsfragment 2 bij sectie 1 (zie p.88) wordt<br />

opnieuw bekeken waarbij weggelaten regels nu wel zijn opgenomen:<br />

Responsfragment 7<br />

Auteur: redactie<br />

Rubriek: Media<br />

Lengte: 588 woorden<br />

21 Ouders hebben nu eenmaal de neig<strong>in</strong>g hun k<strong>in</strong>deren het beste onderwijs te gunnen, ongeacht<br />

22 hun eigen wereldbeeld. Ouders plegen hun k<strong>in</strong>deren dus naar scholen te sturen waar ze zich<br />

23 kunnen ontwikkelen en tegelijkertijd kansen krijgen voor het leven na de opleid<strong>in</strong>g.<br />

24 Ouders laten hun oren dus niet hangen naar bestuurders en bew<strong>in</strong>dslieden die, al dan niet <strong>in</strong><br />

25 het kader van de e<strong>in</strong>deloze experimenten die over hun hoofden worden uitgestort, aandr<strong>in</strong>gen<br />

26 op enig geduld. En omdat de onderwijsvrijheid constitutioneel vastligt, kunnen ze dus kiezen<br />

27 tussen allerlei soorten scholen voor hun k<strong>in</strong>deren.<br />

...15 regels weggelaten tot het slot...<br />

(Bron: NRC Handelsblad, 8 april, 1999)<br />

Een opvallende presentatie <strong>in</strong> fragment 7 is de passage waar de krant de<br />

rol van de ouders evalueert: Ouders hebben nu eenmaal de neig<strong>in</strong>g... (regel<br />

21) en Ouders plegen hun k<strong>in</strong>deren dus... (regel 22) en Ouders laten hun oren<br />

dus niet... (regel 24). De krant construeert hier een lijst <strong>in</strong> drie delen. Zoals<br />

al beschreven bij <strong>in</strong>terviewfragment 5 geeft het maken van een lijst (threepart<br />

list; Jefferson, 1990) een normatieve, conventionele status aan een<br />

bewer<strong>in</strong>g. Deze wordt veel gebruikt om bepaalde zaken als een algemeen<br />

voorkomende categorie voor te stellen. Deze drie aspecten zijn dekkend<br />

voor het hele probleem en daarom is dit de hele waarheid, het zijn de feiten.<br />

Door het zo te presenteren wordt de suggestie gecreëerd dat dit voor<br />

ouders <strong>in</strong> het algemeen opgaat, een compleet beeld van de werkelijkheid<br />

99


met een dw<strong>in</strong>gende logica. Deze logica wordt eveneens opgeroepen door<br />

het gebruik van hebben nu eenmaal (regel 21) en het herhaalde dus<br />

(regel 22 en 24). Met andere woorden: ‘we hadden dit kunnen verwachten’.<br />

De krant brengt het probleem als iets dat voorspelbaar is, dat niet nieuw is.<br />

Onderstaand fragment is de al<strong>in</strong>ea die vooraf gaat aan het hierboven<br />

besproken fragment 7:<br />

Responsfragment 8<br />

Auteur: redactie<br />

Rubriek: Media<br />

Lengte: 588 woorden<br />

8 Een nieuwe lente, een nieuw geluid <strong>in</strong> <strong>Utrecht</strong>? Allerm<strong>in</strong>st. De wijze waarop Sjamaar op<br />

9 de valreep is weggewerkt, getuigt juist van een w<strong>in</strong>terse benader<strong>in</strong>g. De vermaledijde<br />

10 rector zei vorig jaar dat zogeheten ‘zwarte scholen’, die niet meer <strong>in</strong> staat zijn een serieuze<br />

11 Havo/VWO-opleid<strong>in</strong>g te verzorgen, beter kunnen worden opgeheven omdat ze de<br />

12 neerwaartse spiraal alleen maar versnellen. Dat was een onaangename conclusie, die<br />

13 bovendien <strong>in</strong> een onaangename vorm was gegoten. Bestuurders en politici reageerden dan<br />

14 ook onmiddellijk als Pavlov-honden. Sommigen noemden Sjamaar ‘cynisch’ en<br />

15 ‘gevaarlijk’, anderen verweten hem een ‘nederlagenstrategie’. En het m<strong>in</strong>isterie van<br />

16 Onderwijs vroeg om geduld en vertrouwen, omdat <strong>in</strong>tegratie nu eenmaal per def<strong>in</strong>itie tijd<br />

17 kost. Het tempo waarmee Sjamaar werd weggezet als een vermoeide rector, maakt zijn<br />

18 waarnem<strong>in</strong>gen echter nog niet onjuist.<br />

...22 regels weggelaten tot het slot...<br />

(Bron: NRC Handelsblad, 8 April, 1999)<br />

In dit fragment wordt een contraststructuur aangebracht, namelijk <strong>in</strong> de<br />

formuler<strong>in</strong>g sommigen noemden Sjamaar cynisch en gevaarlijk, anderen<br />

verweten hem een ‘nederlagenstrategie’ (regel 14-15). We zagen de rector<br />

dit ook doen bij <strong>in</strong>terviewfragment 2 en 3 (p. 84-85). Zoals beschreven bij<br />

die fragmenten wekken contrasten <strong>in</strong> de eerste plaats spann<strong>in</strong>g op tussen<br />

twee tegengestelde delen en maken de oploss<strong>in</strong>g van het schoolbestuur<br />

om zich van de vermoeide rector (regel 17) te ontdoen werd weggezet<br />

(regel 17) opmerkelijk. ‘Dit probleem spreekt voor zich en kan onmogelijk<br />

ontkend worden en toch gaan beleidmakers hier tegen<strong>in</strong>’, is hier de implicatie.<br />

De formuler<strong>in</strong>g Bestuurders en politici reageerden dan ook onmiddellijk<br />

als Pavlov-honden (p. 13-14) toont dat de reacties uit deze hoek te<br />

verwachten waren. Ofwel, beleidmakers en politici gebruiken oneigenlijke<br />

argumenten om gezw<strong>in</strong>d van de rector af te komen en zo het echte probleem<br />

te ontwijken. De krant beschuldigt dus deels beleidmakers en politici<br />

en kiest voor de rector. Zo worden de waarnem<strong>in</strong>gen van de rector als<br />

nog niet onjuist (regel 18) beschreven.<br />

100


Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Sommige nieuwsbronnen brengen het <strong>in</strong>terview als een cri de coeur die<br />

authentiek is en gehoord mag worden, zoals we zagen bij responsanalyse 1<br />

(p.87-91). Maar uit responsanalyse 2 blijkt dat andere nieuwsbronnen de<br />

rector de nieuwswaarde van zijn hartenkreet ontzeggen en ze deze crisis<br />

presenteren als een ontwikkel<strong>in</strong>g die ze al zagen. Zij claimen zijn observatie,<br />

ofwel ‘wij kenden dit probleem van zwarte scholen voordat jij er mee<br />

kwam’. De kranten bevestigen dus wel het bestaan van het probleem, maar<br />

halen tegelijkertijd de nieuwswaarde ervan weg.<br />

De hier boven geanalyseerde bronnen wekken bovendien de suggestie<br />

zelf de consequenties te overzien. Zij zijn degenen die kunnen bepalen dat<br />

de segregatie een onontkoombare ontwikkel<strong>in</strong>g is. En zij zijn tevens degenen<br />

die de politici en beleidmakers als groep aanspreken op hun verantwoordelijkheid<br />

voor het feitelijke probleem. Zo positioneren de kranten zich<br />

als beoordelaar van het probleem. In die z<strong>in</strong> nemen ze de positie van de<br />

rector over. Ze ontnemen hem het woordvoerderschap.<br />

6.4.1 Strategieën behorend bij<br />

<strong>in</strong>teractioneel probleem 3<br />

Ik bespreek als laatste de strategieën die horen bij een derde <strong>in</strong>teractioneel<br />

probleem. Zo tracht de rector ook te voorkomen dat hem verweten kan<br />

worden dat hij zich zou niet hebben <strong>in</strong>gezet om de situatie op zijn school te<br />

verbeteren. Hierbij gebruikt de rector de volgende twee strategieën:<br />

a Het creëren van een onbepaalde wij- en zijgroep.<br />

b Het tot leven brengen van reacties.<br />

Ik kijk hier naar twee <strong>in</strong>terviewfragmenten. Daarbij heb ik <strong>in</strong> <strong>in</strong>terviewfragment<br />

8 ook een passage (regel 54-57) opgenomen waar<strong>in</strong> het redactionele<br />

commentaar wordt weergeven.<br />

Interviewfragment 8<br />

54 Sjamaar zou niet weten welke alternatieven er nog zijn. In 2002 heeft het<br />

55 Niels Stensen misschien nog 500 leerl<strong>in</strong>gen over, te we<strong>in</strong>ig om leerl<strong>in</strong>gen<br />

56 alle vakkenpakketten van de nieuwe bovenbouw havo/vwo aan te<br />

57 bieden. Collega’s van andere Stivko-scholen hebben hem aangeraden ‘het<br />

58 taalprobleem aan te pakken’. Een ander opperde dat een verlengde<br />

59 schooldag het tij misschien nog kan keren. Alsof dat nog niet geprobeerd<br />

60 is. We hebben jarenlang het schol<strong>in</strong>gsbudget uitgegeven aan cursussen<br />

61 Nederlands als tweede taal, men weet niet eens wat we allemaal<br />

62 geprobeerd hebben. We krijgen problemen met de afvloei<strong>in</strong>gslijst als we<br />

101


63 die vijftig docenten van jullie moeten overnemen, is ook een argument om<br />

64 een onvermijdelijke besliss<strong>in</strong>g uit te stellen. Of ze zeggen: Jullie zijn toch<br />

65 gespecialiseerd <strong>in</strong> deze leerl<strong>in</strong>gen? Ja hou ze maar bij je, zullen ze<br />

66 bedoelen.<br />

…60 regels weggelaten tot het slot…<br />

Onduidelijk is wie aan het woord is <strong>in</strong>: In 2002 heeft het Niels Stensen misschien<br />

nog 500 leerl<strong>in</strong>gen over, te we<strong>in</strong>ig om alle leerl<strong>in</strong>gen alle vakkenpaketten<br />

van de nieuwe bovenbouw havo/vwo aan te bieden (regel 54-57).<br />

Ook lijkt het dat er aanhal<strong>in</strong>gstekens missen <strong>in</strong>: alsof dat nog niet geprobeerd<br />

is (regel 59-60). Afgaande op de <strong>in</strong>houd van de formuler<strong>in</strong>g moet<br />

dit wel een citaat zijn van de rector. Maar het <strong>in</strong>leidende redactionele<br />

commentaar maakt de bijdrage van de rector onduidelijk op het punt van<br />

verantwoordelijkheid voor uitspraken. Toch is het zeer waarschijnlijk dat<br />

het Sjamaar is die formuleert: we hebben jarenlang het schol<strong>in</strong>gsbudget<br />

uitgegeven. (regel 60) en men weet niet eens wat we allemaal geprobeerd<br />

hebben (regel 61-62). Het gebruik van de persoonsvorm meervoud we<br />

moet wel verwijzen naar een formuler<strong>in</strong>g door de rector. Daarbij is we<br />

(regels 60-62) hier een constructie van de rector (al dan niet bewust) om<br />

de verantwoordelijkheid voor het probleem ook bij zijn school te leggen.<br />

Door het zo te zeggen toont de rector tegelijkertijd <strong>in</strong>zet aan, de bereidwilligheid<br />

om er zelf wel iets aan te doen. ‘Ik heb mijn best gedaan, niets<br />

helpt, nu moeten zij ook iets gaan doen’, is dan de suggestie. Deze suggestie<br />

ontstaat ook door de formuler<strong>in</strong>g een ander opperde dat een verlengde<br />

schooldag het tij misschien nog kan keren… (regel 58-59), ofwel ze weten<br />

niet waar het om gaat, maar zouden wel beter moeten weten en daarom<br />

zijn ze ook medeverantwoordelijk.<br />

Daarbij is opmerkelijk dat de wij-vorm voor blijkbaar nog een andere<br />

groep wordt gebruikt <strong>in</strong> de uitspraak we krijgen problemen met de af vloei<strong>in</strong>gslijst<br />

als we die vijftig docenten van jullie moeten overnemen (regel 62-63).<br />

Het perspectief verandert hier, ‘we’ is nu de groep collega’s van andere<br />

Stivko-scholen en de rector creëert nu een ‘wij-zij’ tegenstell<strong>in</strong>g tussen zijn<br />

aanpak van het probleem en die van zijn collega’s.<br />

De rector haalt <strong>in</strong> deze laatste passage van <strong>in</strong>terviewfragment 8 ook een<br />

groepscitaat (active voic<strong>in</strong>g; Wooffitt, 1992) aan:<br />

64 Of ze zeggen: Jullie zijn toch<br />

65 gespecialiseerd <strong>in</strong> deze leerl<strong>in</strong>gen? Ja hou ze maar bij je. zullen ze<br />

66 bedoelen.<br />

…60 regels weggelaten tot het slot…<br />

102


Het groepscitaat dat Sjamaar formuleert Jullie zijn toch gespecialiseerd <strong>in</strong><br />

deze leerl<strong>in</strong>gen? (regel 64-66) laat zien dat zijn collega’s van andere scholen<br />

de verantwoordelijkheid voor het probleem leggen bij zijn school. De<br />

rector gebruikt de woorden van de groep om te bewijzen dat het echt zo<br />

is dat collega’s naar zijn school als een gespecialiseerde school verwijzen.<br />

Maar het is onwaarschijnlijk dat deze woorden precies zo en tegelijkertijd<br />

gezegd zijn. Ook <strong>in</strong> dit geval weten lezers niet de aantallen collega’s die<br />

dit zo zeiden en of ze bij elkaar waren toen ze dit uitspraken. Werden ze<br />

bijvoorbeeld gevraagd over specialisaties <strong>in</strong> leerl<strong>in</strong>gen? We weten zelfs<br />

niet of er überhaupt wel collega’s geweest zijn die dit naar voren brachten.<br />

Het punt is dat deze uitspraak deze vragen effectief kan omzeilen omdat<br />

het groepscitaat consensus suggereert: meerderen, ze zeggen (regel 64),<br />

zeiden dit blijkbaar zo. Of, zoals Potter stelt: ‘It allows the <strong>in</strong>ferences that<br />

there are wide consensus and <strong>in</strong>dependence’(Potter, 1996, p.162). Zo<br />

wordt <strong>in</strong> het midden gelaten of deze leraren onafhankelijk van elkaar deze<br />

evaluatie maken. De formuler<strong>in</strong>g staat de lezer toe de conclusie te trekken<br />

dat er kennelijk een homogene groep van leraren is die het erover eens is<br />

dat zij deze leerl<strong>in</strong>gen niet opvangen omdat zij er niet <strong>in</strong> gespecialiseerd<br />

zijn en de school van de rector wel. Bovendien kan Sjamaar door het zo te<br />

presenteren niet verantwoordelijk worden gehouden voor de conclusies<br />

die de lezer trekt want het is immers aan de lezer wat hij als een feit opvat<br />

en wat niet.<br />

De rector gebruikt nog een citaat <strong>in</strong> dit fragment en haalt een reactie aan<br />

van collega’s van andere Stivko-scholen die hem het adviezen hebben gegeven<br />

‘het taalprobleem aan te pakken’ (regel 57-58). Sjamaar portretteert<br />

de adviezen van collega’s als belanghebbend. Dit aspect laat zich zien <strong>in</strong> de<br />

uitspraak: ja hou ze maar bij je zullen ze bedoelen (regel 65-66) (Edwards,<br />

2006, p.6) Ofwel, het zijn tips die vanuit eigen belang (Edwards & Potter<br />

1992) worden gegeven om er vanaf te zijn. Zo hoeven ze niets aan het probleem<br />

te doen. Bovendien zijn deze collegiale adviezen voorspelbaar. Van<br />

toepass<strong>in</strong>g is hier de bekende Engelse uitdrukk<strong>in</strong>g ‘they would, wouldn’t<br />

they’. Deze uitspraak refereert aan een beroemd Engels schandaal waarbij<br />

een bekend politicus een seksuele relatie zou hebben met een prostituee.<br />

De formuler<strong>in</strong>g werd door de prostituee gebruikt <strong>in</strong> een rechtszaak <strong>in</strong> haar<br />

reactie op zijn ontkenn<strong>in</strong>g van deze seksuele relatie. Deze constructie<br />

behandelt dat wat geantwoord is door de politicus als te verwachten. Het<br />

is het type antwoorden dat iemand met zo’n achtergrond, zijn manier van<br />

doen zou zeggen. Ofwel, ‘logisch dat hij dat zegt, ‘hij heeft daar belang bij’.<br />

Door te wijzen op de belangen van zijn collega’s ondergraaft ook Sjamaar<br />

de kracht van de door hun aangedragen argumenten. Dit komt tot<br />

uitdrukk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de uitspraak: of ze zeggen (regel 64), met andere woorden:<br />

103


‘veel andere alternatieven <strong>in</strong> hun reacties zijn er niet, dit hebben we al eerder<br />

gehoord, zij zijn voorspelbaar <strong>in</strong> hun kritiek en oploss<strong>in</strong>gen’. De rector<br />

suggereert zo bekend te zijn met deze fake oploss<strong>in</strong>gen, die eigenlijk valse<br />

voorwendselen zijn om het probleem te omzeilen. Al met al wekt de rector<br />

een lijst van verschillende reacties tot leven die ieder voor zich geen oploss<strong>in</strong>gen<br />

lijken te zijn.<br />

In <strong>in</strong>terviewfragment 9 construeert de rector weer een andere ‘wij-groep’:<br />

Interviewfragment 9<br />

119 Maar zo is het ook niks, niet voor de school, niet<br />

120 voor de leerl<strong>in</strong>gen. Als ze de wijk uitgaan voor een andere school komen<br />

121 ze eerder <strong>in</strong> contact met milieus waar het heel anders aan toe gaat.<br />

122 Onderwijs moet kansen bieden, daar zijn we het toch allemaal over eens?<br />

…4 regels weggelaten tot het slot…<br />

De uitspraak <strong>in</strong> de laatste regel daar zijn we het toch allemaal over eens?<br />

(regel 121-122) moet hier een bepaalde gemeenschappelijkheid met de<br />

‘anderen’ creëren (Aarts & te Molder, 1998, p.55) via de formuler<strong>in</strong>g ‘we’.<br />

Door te spreken <strong>in</strong> de wij-vorm kan de verantwoordelijkheid gedeeld worden<br />

met de lezer. De lezer is anoniem en laat zich dus makkelijk lenen voor<br />

een gedeelde verantwoordelijkheid. Het variëren met verantwoordelijkheid<br />

stelt niet alleen de rector <strong>in</strong> staat tot het verm<strong>in</strong>deren van de aanspreekbaarheid,<br />

maar schept dus ook de gelegenheid voor hem om zich te identificeren<br />

met een onbepaalde achterban. Het we en allemaal (regel 122)<br />

lijkt zo een appèl op zijn retorische gesprekspartners. De vraag is echter<br />

of hij hier<strong>in</strong> ook slaagt. Zo laat de rector ook zien dat wat nu bij hem een<br />

probleem is, straks ook anderen gaat treffen. Hij creëert op deze wijze een<br />

gevoel van onbehagen, mogelijk ook bij de lezers. ‘Het komt ook bij jou’ lijkt<br />

hier de boodschap te zijn. Zijn bijdrage kan daarom werken als een waarschuw<strong>in</strong>g<br />

voor een ontwikkel<strong>in</strong>g die ook anderen kan treffen. ‘Heden ik,<br />

morgen jullie’, is de implicatie van deze constructie. Zo maakt de rector <strong>in</strong><br />

fragment 9 verwijten naar zijn omgev<strong>in</strong>g maar geeft hij niet specifiek aan<br />

wat die dan moet doen om het probleem te bestrijden, en wie waarvoor<br />

verantwoordelijk is.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

De <strong>in</strong>terviewfragmenten 8 en 9 laten een patroon zien waarbij de rector<br />

de omgev<strong>in</strong>g aanspreekt op haar verantwoordelijkheid om iets aan het<br />

probleem te doen. De rector toont de relevantie van de situatie voor onbepaalde<br />

anderen. Daarbij verricht Sjamaar weer verschillende discursieve<br />

activiteiten. Deze zijn:<br />

104


a Het creëren van een onbepaalde wij- en zijgroep door het<br />

gevarieerd gebruik van onbepaalde persoonlijke voornaamwoorden.<br />

Daarbij verschuift de wij-groep <strong>in</strong> het verloop van het <strong>in</strong>terview<br />

naar een zij-groep. ‘Wij hebben al wat gedaan, nu zijn zij aan zet’, is<br />

de implicatie, maar wie dan deze zij-groep is, is niet altijd duidelijk.<br />

De lezer zou hieruit op moeten maken dat ook hij tot die categorie<br />

behoort en aangesproken wordt op zijn verantwoordelijkheid om iets<br />

te doen aan deze crisis, want collega’s van de rector ontkennen het<br />

probleem. Maar het vele wisselende gebruik van ‘je’ en ‘we’ heeft als<br />

effect dat onduidelijk is wanneer hij welke groep waartoe aanspreekt<br />

omdat hij de zij- en wijgroep algemeen houdt.<br />

b Het tot leven wekken van reacties: door het opsommen van de<br />

argumenten en het aanhalen van groepscitaten van zijn collega’s laat<br />

hij zien dat zij het probleem van onderwijs bieden aan deze groep<br />

van leerl<strong>in</strong>gen tracht te ontlopen. De rector toont dat hij alle mogelijke<br />

reacties uit zijn omgev<strong>in</strong>g gehoord heeft, maar dat geen van de<br />

suggesties z<strong>in</strong>vol zijn. Daarbij heeft hij zelf alles al gedaan wat hij<br />

kon, hij heeft ook alles overwogen. Hij kent de oploss<strong>in</strong>gen één voor<br />

één. Hem rest nu niets meer dan de bal bij deze zij-groep te leggen.<br />

Omdat de rector er strategieën voor <strong>in</strong>zet, speelt hier blijkbaar een derde<br />

<strong>in</strong>teractioneel probleem voor hem.<br />

6.4.2 Interactioneel probleem 3:<br />

Hoe kan ik de bal bij jullie leggen,<br />

zonder dat mij gebrek aan <strong>in</strong>zet<br />

wordt verweten?<br />

Uit de getoonde strategieën blijkt dat de bijdrage van de rector kan worden<br />

afgedaan als refererend aan een lokaal probleem dat alleen Sjamaar treft.<br />

Want hoe meer hij zijn situatie als ernstig afschildert, met veel specifieke<br />

<strong>in</strong>formatie die het drama duidelijk maakt, des te meer hij het probleem ook<br />

particulariseert. Dus hoe treffender zijn verhaal en hoe meer hij zijn gelijk<br />

tracht te bewijzen, hoe beperkter ook de geld<strong>in</strong>gskracht ervan kan zijn. Hij<br />

moet ervoor zorgen dat de omgev<strong>in</strong>g gaat erkennen dat dit verschijnsel<br />

illustratief is voor iets wat iedereen kan raken.<br />

105


De boodschap van de rector is ‘pas maar op, het komt ook bij jou’. Enerzijds<br />

jaagt hij daarmee mogelijk bij de lezer angst aan, anderzijds verwijt hij de<br />

omgev<strong>in</strong>g het echte probleem te ontkennen, zich er voor af te sluiten. Het<br />

gaat erom dat de omgev<strong>in</strong>g begrijpt dat hij nu de klok luidt, omdat morgen<br />

een ander aan de beurt is. Hij stuit er hier nu op, maar straks is het ook<br />

daar, bij jullie. De rector staat dus voor de opgave de relevantie van het probleem<br />

aan te tonen, voor hemzelf, maar ook voor de ander. Bij lezers moet<br />

het idee gaan leven dat hij en zijn school ervan alles aan hebben gedaan om<br />

het probleem te bestrijden. Daarbij is de omgev<strong>in</strong>g voorspelbaar <strong>in</strong> haar<br />

reacties, maar die zal er nog toch echt zelf mee aan de slag moeten<br />

6.4.3 Reacties op strategieën 3<br />

Wat doen de voor dit onderzoek bestudeerde kranten met Sjamaars uitspraken?<br />

Drie voorbeelden van reacties op zijn betoog zijn <strong>in</strong> deze analyse opgenomen.<br />

Als eerste kijken we naar responsfragment 10 dat gevonden is <strong>in</strong> een<br />

dagelijkse actualiteiten rubriek van het landelijk dagblad de Volkskrant:<br />

Responsfragment 10<br />

‘Waarom praat rector Sjamaar ons een depressie aan?’<br />

Auteur: Esther Bakker<br />

Rubriek: Dag <strong>in</strong> dag uit<br />

Lengte: 721 woorden<br />

1 ‘Wat maakt mij het uit of een school zwart, wit, groen of geel is. Als het maar een goede<br />

2 school is.’ A. Najib kan er met zijn pet niet bij. ‘Waarom praat rector Sjamaar ons een<br />

3 depressie aan? Vroeger had je <strong>in</strong> Nederland asociale arbeidersbuurten. Zulke buurten<br />

4 worden nu als een grote bedreig<strong>in</strong>g gezien. Waarom? Omdat de concentratie een kleur<br />

5 heeft gekregen.’ De directeur van het Multiculturele Instituut <strong>Utrecht</strong> (MCIU) heeft met<br />

6 verbaz<strong>in</strong>g de uitlat<strong>in</strong>gen van rector M. Sjamaar over het Niels Stensen-college gelezen.<br />

7 Sjamaar voorspelt dat zijn school ten onder gaat aan de grote concentratie Marokkaanse<br />

8 leerl<strong>in</strong>gen. Hij betwijfelt of de school <strong>in</strong> de toekomst nog bestaansrecht heeft.<br />

9 De Marokkaanse Najib heeft zelf een dochter op het Niels Stensen-college. Volgende<br />

10 week doet ze e<strong>in</strong>dexamen havo. ‘Ik heb haar naar die school gestuurd omdat het een<br />

11 uitstekende school is. Ze doen er veel aan culturele educatie’.<br />

...60 regels weggelaten tot het slot...<br />

(Bron: de Volkskrant, 8 mei, 2003)<br />

De rector wordt door de directeur van het Multiculturele Instituut <strong>Utrecht</strong><br />

(regel 5) neergezet als iemand die moeilijk doet en zeurt: Waarom praat<br />

rector Sjamaar ons een depressie aan? (titel en regel 2-3). Sjamaar praat<br />

ons een probleem aan dat we niet hebben. Zo suggereren de beschrijv<strong>in</strong>gen<br />

106


‘Ik heb haar naar die school gestuurd omdat het een uitstekende school is.<br />

Ze doen er veel aan culturele educatie’ (regel 10-11) dat de school zelf wel <strong>in</strong><br />

orde is, maar het de rector is die moeilijk doet.<br />

Ook valt de uitspraak op: heeft met verbaz<strong>in</strong>g de uitlat<strong>in</strong>gen van rector<br />

M. Sjamaar over het Niels Stensen-college gelezen (regel 5-6). De uitdrukk<strong>in</strong>g<br />

verbaz<strong>in</strong>g laat zien dat de directeur afstand neemt, hij heeft het bijvoorbeeld<br />

niet met grote ergernis of boosheid gelezen. ‘Waar heeft hij het over, het is<br />

geen probleem’ wordt via de reactie van de directeur gesuggereerd.<br />

Het volgende fragment komt uit het Brabants Dagblad en is een op<strong>in</strong>ie bijdrage<br />

van onderwijsredacteur Emmanuel Naaijkens over het <strong>in</strong>terview van<br />

de rector. In dit fragment gaat de journalist vooral <strong>in</strong> op de wijze waarop de<br />

rector het probleem verwoordt.<br />

Responsfragment 11<br />

Auteur: Emmanuel Naaijkens<br />

Rubriek: Onderwijs<br />

Lengte: 852 woorden<br />

1 De rector van een <strong>Utrecht</strong>se scholengemeenschap klaagde deze week over een teveel aan<br />

2 allochtone leerl<strong>in</strong>gen op zijn school. Zijn verhaal typeert volgens onderwijsredacteur<br />

3 Emmanuel Naaijkens hoe verkeerd er <strong>in</strong> Nederland over dit onderwerp wordt gepraat.<br />

4 Het allochtonenvraagstuk laat zich niet simpel vangen <strong>in</strong> sjablonen en dito<br />

5 oploss<strong>in</strong>gen. Want zo veelkeurig als de moderne Nederlandse samenlev<strong>in</strong>g is, zo<br />

6 uiteenlopend zijn ook de problemen die zich op terre<strong>in</strong>en als het onderwijs voordoen als<br />

7 gevolg van die smeltkroes. Een voorbeeld van een dergelijke clichématige benader<strong>in</strong>g kwam<br />

8 deze week uit <strong>Utrecht</strong>. In een openhartig <strong>in</strong>terview met het Onderwijsblad vertelde de<br />

9 gedesillusioneerde rector M. Sjamaar van Het Niels Stensen college <strong>in</strong> <strong>Utrecht</strong> dat hij geen<br />

10 toekomst meer zag voor zijn school<br />

...2 regels weggelaten...<br />

13 Een teruglopend leerl<strong>in</strong>genaantal is bovendien geen exclusief<br />

14 probleem voor ‘zwarte’ scholen. Er zijn bijvoorbeeld diverse brede ‘witte’<br />

15 scholengemeenschappen (vbo tot en met vwo) <strong>in</strong> Brabant die zwaar te lijden hebben onder<br />

16 de concurrentie van smalle ‘witte’ scholengemeenschappen (havo/vwo). Zelfs zodanig dat<br />

17 her en der soms noodgedwongen gesprekken over fusies plaatsv<strong>in</strong>den. En maatschappelijke<br />

18 verander<strong>in</strong>gen (zoals het sterk toegenomen aantal echtscheid<strong>in</strong>gen) laten ook op menig<br />

19 ‘witte’ school zijn sporen na. De ‘verzwart<strong>in</strong>g’ slaat toe heet het dan en ‘witte’ ouders sturen<br />

20 hun k<strong>in</strong>deren naar ‘witte’ scholen, met <strong>in</strong> hun kielzog een kle<strong>in</strong>e groep ‘zwarte’ k<strong>in</strong>deren van<br />

21 hoogopgeleide ‘zwarte’ ouders. De betrokken school wordt daardoor nog ‘zwarter’, vooral<br />

22 een bepaald soort ‘zwart’, <strong>in</strong> het geval van het Niels Stensen college Marokkaans. Dit<br />

23 ongenuanceerde zwart-witdenken beheerst <strong>in</strong> toenemende mate de discussie <strong>in</strong> het<br />

24 onderwijs aan allochtonen.<br />

...31 regels weggelaten tot het slot...<br />

(Bron: Brabants Dagblad 9 mei, 1998)<br />

107


In de eerste regel De rector van een <strong>Utrecht</strong>se scholengemeenschap klaagde<br />

deze week over een teveel aan allochtone leerl<strong>in</strong>gen op zijn school (regel<br />

1-2) zet de redacteur de rector neer als iemand die klaagt. Een studie van<br />

Edwards naar de wijze waarop sprekers klachten formuleren laat zien dat<br />

klagen niet alleen van doen heeft met datgene waarover men zich beklaagd<br />

– het object – maar ook met de klager zelf. Bij het uiten van een klacht<br />

slaat het probleem al snel terug op de klager zelf. Edwards noemt dit de<br />

subjectieve kant van klagen (compla<strong>in</strong><strong>in</strong>g; Edwards, 2006, p.1-12). We zien<br />

hier dat de krant de bijdrage van de rector construeert als een particulier<br />

probleem. Het is de rector die klaagt over een teveel aan allochtone leerl<strong>in</strong>gen<br />

op zijn school. Daarbij wordt Sjamaar ook gepresenteerd als een voorbeeld,<br />

zijn verhaal typeert (regel 2), van hoe er <strong>in</strong> het algemeen verkeerd<br />

(regel 3) over gepraat wordt. Ofwel, de wijze waarop hier gesproken wordt<br />

over het probleem is niet goed. Met de uitspraak de gedesillusioneerde rector<br />

(regel 9) suggereert de krant dat de rector het probleem overschat, hij<br />

draaft door en is daarom ook gefrustreerd.<br />

De formuler<strong>in</strong>g Het allochtonenvraagstuk laat zich niet simpel vangen<br />

<strong>in</strong> sjablonen en dito oploss<strong>in</strong>gen (regel 4-5) <strong>in</strong>diceert wat er <strong>in</strong> het vervolg<br />

van het fragment wordt betoogd. Zo wordt <strong>in</strong> het bericht een contraststructuur<br />

gecreëerd tussen enerzijds de veelkleurig (regel 5) en dus complexe<br />

werkelijkheid, en anderzijds de ongenuanceerde discussie (regel 23)<br />

die over het onderwijs aan allochtonen wordt gevoerd. Ofwel, de discussie<br />

zoals die <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g gevoerd wordt over het probleem is te eenzijdig.<br />

De journalist plaatst daarbij consequent de begrippen wit en zwart<br />

tussen haakjes en neemt zo afstand van dit onderscheid. Ook <strong>in</strong> de formuler<strong>in</strong>g<br />

de’ verzwart<strong>in</strong>g’ slaat toe heet het dan (regel 19) zien we de krant zich<br />

distantiëren van de wijze waarop het probleem wordt gedef<strong>in</strong>ieerd. Daarbij<br />

is de rector een voorbeeld (regel 7) van hoe er clichématig (regel 7) over dit<br />

thema wordt gesproken.<br />

In een ANP bericht wordt een reactie geschetst uit de Marokkaanse<br />

gemeenschap op het <strong>in</strong>terview met Sjamaar:<br />

Responsfragment 12<br />

Auteur: redactie<br />

Rubriek: B<strong>in</strong>nenland<br />

Lengte: 229 woorden<br />

1 De Marokkaanse gemeenschap <strong>in</strong> <strong>Utrecht</strong> eist dat het bestuur van het Niels Stensen<br />

2 College maatregelen neemt om de situatie op de school te verbeteren. ‘Het bestuur moet<br />

3 ervoor zorgen dat de rust op school en het vertrouwen <strong>in</strong> de leid<strong>in</strong>g worden hersteld en dat<br />

4 de kwaliteit en de cont<strong>in</strong>uïteit van het onderwijs zijn gegarandeerd.’<br />

5 Dat zegt A.Tahrioui namens zeven Marokkaanse organisaties <strong>in</strong> <strong>Utrecht</strong> vrijdag <strong>in</strong> een<br />

108


6 reactie op uitlat<strong>in</strong>gen onlangs van rector Sjamaar van de middelbare school.<br />

…10 regels weggelaten…<br />

17 ‘Voor ons was dit een complete verrass<strong>in</strong>g, zelfs voor twee mensen <strong>in</strong> onze<br />

18 organisaties die <strong>in</strong> de ondernem<strong>in</strong>gsraad van die school zitten.’ Bovendien hekelen de<br />

19 organisaties de uitlat<strong>in</strong>gen van Sjamaar. ‘Die waren zeer stigmatiserend voor ons. Hij<br />

20 zei dat er we<strong>in</strong>ig te beg<strong>in</strong>nen is met de k<strong>in</strong>deren, dat ze geen manieren hebben. Zo<br />

21 wordt de ellende op de Marokkaanse k<strong>in</strong>deren en hun ouders afgeschoven.’ Volgens<br />

22 Tahrioui zijn Marokkaanse ouders wel degelijk betrokken bij de opleid<strong>in</strong>g van hun<br />

23 k<strong>in</strong>deren. ‘Alleen op deze school niet zo, omdat iedereen dacht dat het daar juist goed g<strong>in</strong>g.’<br />

(Bron: ANP 15 mei, 1998)<br />

In responsfragment 12 wordt Sjamaar op impliciete wijze de leid<strong>in</strong>g (regel 3)<br />

neergezet als iemand die de rust (regel 3) op school heeft verstoord en het<br />

vertrouwen (regel 3) heeft beschadigd, waarbij ook de kwaliteit en de cont<strong>in</strong>uïteit<br />

van het onderwijs (regel 4) <strong>in</strong> het gedrang zijn gekomen. Het ANP<br />

voert daarbij veel citaten op van Tahrioui die spreekt namens zeven Marokkaanse<br />

organisaties <strong>in</strong> <strong>Utrecht</strong> (regel 5). In het citaat ‘Voor ons was dit een<br />

complete verrass<strong>in</strong>g, zelfs voor twee mensen die <strong>in</strong> de ondernem<strong>in</strong>gsraad<br />

van die school zitten.’ (regel 17) wordt ook <strong>in</strong> dit fragment, net als bij fragment<br />

11, gesuggereerd dat Sjamaar overdrijft, ons een probleem aanpraat<br />

dat we zelf niet zien en waarvoor hij ons eerder ook niet heeft gewaarschuwd.<br />

Dit blijkt ook uit het citaat; ‘Alleen op deze school niet zo, omdat<br />

iedereen dacht dat het daar juist goed g<strong>in</strong>g’ (regel 23).<br />

Een ander opvallend citaat is ‘Die waren zeer stigmatiserend voor ons.<br />

Hij zei dat er we<strong>in</strong>ig te beg<strong>in</strong>nen is met de k<strong>in</strong>deren, dat ze geen manieren<br />

hebben. Zo wordt de ellende op de Marokkaanse k<strong>in</strong>deren en hun ouders<br />

afgeschoven.’ (regel 19-21). Deze uitspraken impliceren dat de rector de<br />

Marokkaanse leerl<strong>in</strong>gen negatieve kenmerken toedicht en het voor hen als<br />

bevolk<strong>in</strong>gsgroep zeer moeilijk is om van dit brandmerk af te komen.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

De kranten scheiden de lastige situatie van de wijze waarop die verwoord<br />

is. Ze onderkennen het probleem, maar ondersteunen de manier waarop de<br />

rector het naar voren brengt niet. Sterker nog zij distantiëren zich hiervan.<br />

Zo wordt <strong>in</strong> de reacties gefocust op ‘het aanpraten van een depressie’, het<br />

klagen en stigmatiseren. Daarbij gaat de aandacht uit naar de rector en niet<br />

naar datgene waarover hij zich uitspreekt <strong>in</strong> het <strong>in</strong>terview.<br />

Kranten geven ruimte aan men<strong>in</strong>gen van anderen en de wijze waarop<br />

zij het <strong>in</strong>terview hebben opgevat. Ze voeren ouders, een bestuurder en een<br />

onderwijsredacteur op en plaatsen zichzelf buiten de discussie. Het zijn<br />

anderen die zijn bijdrage als een onterecht verwijt evalueren. Ofwel, op de<br />

strategieën die de rector <strong>in</strong>zet om het <strong>in</strong>teractionele probleem van ‘Hoe kan<br />

109


ik de bal bij jullie leggen, zonder dat mij gebrek aan <strong>in</strong>zet wordt verweten?’<br />

te lijf te gaan wordt door de omgev<strong>in</strong>g gereageerd met ‘we hebben geen<br />

probleem, waarom maak je ons een verwijt? je hebt zelf het probleem niet<br />

aangepakt’. Hij krijgt de bal dus teruggespeeld, de rector heeft zelf een probleem.<br />

Marokkaanse ouders zijn wel degelijk betrokken bij de school van<br />

hun k<strong>in</strong>d en dachten dat alles goed g<strong>in</strong>g, ze zijn verbaasd.<br />

In een overzicht zien we dan de volgende discursieve activiteiten van de<br />

rector geschematiseerd:<br />

Figuur 6.3<br />

Interviewfragmenten<br />

1, 2, 3 a Het aantonen van de<br />

ernst van de crisis<br />

door extremiserend<br />

taalgebruik.<br />

b Het aantonen van de<br />

urgentie van het probleem<br />

door contraststructuren.<br />

4, 5, 6, 7 a Het laten zien dat hij<br />

niet alleen staat <strong>in</strong> zijn<br />

waarnem<strong>in</strong>gen van<br />

een urgent probleem<br />

door groepscitaten en<br />

een driedelige lijst.<br />

b Het suggereren dat het<br />

probleem los van hem<br />

bestaat door scripts<br />

en specifieke eigenschapsformuler<strong>in</strong>gen.<br />

c Het aantonen van de<br />

feiten door kwantificer<strong>in</strong>gen.<br />

8, 9 a Het creëren van een<br />

onbepaalde wij- en<br />

zijgroep.<br />

b Het tot leven brengen<br />

van reacties.<br />

Strategieën Sjamaar Interactionele<br />

problemen Sjamaar<br />

1 Er woedt een brand,<br />

maar ik houd mijn<br />

hoofd erbij.<br />

2 Toevallig zie ik het zo,<br />

maar dit is een feitelijk<br />

bestaand probleem.<br />

3 Hoe kan ik de bal bij<br />

jullie leggen, zonder<br />

dat mij gebrek aan<br />

<strong>in</strong>zet wordt verweten?<br />

Bovenstaande analyse aan de hand van negen <strong>in</strong>terviewfragmenten en twaalf<br />

responsfragmenten laat drie <strong>in</strong>teractionele problemen voor de rector zien.<br />

110<br />

Reacties<br />

1 Het is een persoonlijke<br />

hartenkreet.<br />

2 Het is een feitelijk,<br />

maar reeds bekend<br />

probleem.<br />

3 Hij maakt ons een<br />

verwijt.


Bij het eerste <strong>in</strong>teractionele probleem kan de rector worden aangesproken<br />

op het feit dat hij wel veel ophef maakt over we<strong>in</strong>ig. Hij overdrijft de zaak.<br />

Ter discussie staat zijn persoonlijke <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van de urgentie van de crisis<br />

omdat het emoties zijn die hem drijven. Hij tracht dit op te lossen door<br />

te laten zien dat hij het probleem niet onder controle kan hebben omdat<br />

het te groot is.<br />

Bij het tweede <strong>in</strong>teractionele probleem staat op het spel dat hij een<br />

persoonlijke ervar<strong>in</strong>g <strong>in</strong>brengt die naar hem terug kan verwijzen, waardoor<br />

hij als bevooroordeeld wordt opgevat. Als oploss<strong>in</strong>g creëert hij de crisis als<br />

‘een op zichzelf staande entiteit’. Het zijn louter de feiten die hij laat zien,<br />

die staan los van hem.<br />

Ten slotte loopt Sjamaar bij het derde <strong>in</strong>teractionele probleem het risico<br />

dat hem verweten wordt dat het zijn eigen schuld is dat het zo gelopen is<br />

bij zijn school. Dat hij zelf het probleem niet goed heeft aangepakt en om<br />

dit risico te omzeilen betrekt hij de omgev<strong>in</strong>g erbij. Hij maakt zijn omgev<strong>in</strong>g<br />

medeverantwoordelijk voor de gesignaleerde problemen. De reacties van<br />

zijn collega’s uit het veld typeert hij als ‘voorspelbaar’. De crisis is dus niet<br />

alleen urgent en bestaand, zoals hij bij <strong>in</strong>teractioneel probleem 1 en 2 toont,<br />

maar ook nog relevant voor iedereen.<br />

Kortom, de <strong>in</strong>teractionele problemen voor de rector zijn:<br />

a Dat hij zich betrokken toont, maar niet te veel.<br />

b Dat hij vanuit de feiten spreekt, het patroon laat zien, maar<br />

niet bevooroordeeld is.<br />

c Dat het probleem hem treft, maar iedereen schuldig is.<br />

Bij alle drie de <strong>in</strong>teractionele problemen komt een belangrijk thema naar<br />

voren en dat is dat de rector <strong>in</strong> zijn bijdragen als persoon tracht afstand te<br />

nemen. Hij deprivatiseert de crisis. Hij toont <strong>in</strong> het <strong>in</strong>terview dat het probleem<br />

los van hem staat. Edwards zegt hierover dat wat mensen zeggen,<br />

altijd ook betrekk<strong>in</strong>g op hen zelf heeft en ze zoeken daartoe oploss<strong>in</strong>gen<br />

om deze subjectieve kant <strong>in</strong> gesprekken te regelen (Edwards, 2006, p.1-12,<br />

zie ook hoofdstuk 4, p.66). Bijvoorbeeld wanneer een moeder zegt ‘mijn<br />

zoon is goed <strong>in</strong> sport’, kan zij worden aangesproken op haar subjectiviteit.<br />

Een reactie zou kunnen zijn: ‘Logisch dat je dat zegt’.<br />

De kracht van deze reactie is dat het de belangen van de moeder blootlegt.<br />

Zo ligt het voor de hand dat zij bevooroordeeld is, geen objectieve<br />

evaluatie kan maken omdat zij over haar eigen k<strong>in</strong>d spreekt. Van belang is<br />

hier dat het niet gaat om de <strong>in</strong>terpretatie van de analist of een uitspraak<br />

subjectief of objectief is maar zoals Edwards zegt… ‘these are matters<br />

attended to <strong>in</strong> the talk itself’ (Edwards, 2006, p.1). Mensen trachten deze<br />

subject-object kwesties <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties op te lossen door a) zich voor te doen<br />

111


als iemand die niet geneigd is zaken groter of mooier voor te stellen dan<br />

dat ze zijn en b) zich te presenteren als iemand die niet gauw iets negatiefs<br />

zegt (bijvoorbeeld door te klagen, te bekritiseren) (Edwards, 2006, p.2).<br />

Bij een klokkenluider is de noodzaak om de kwestie te objectiveren groot<br />

omdat hij <strong>in</strong>dividuele verantwoordelijkheid heeft voor het aan de orde stellen<br />

van een probleem. Zo kan hem verweten worden zelf het probleem<br />

mede veroorzaakt te hebben door bijvoorbeeld onachtzaamheid, <strong>in</strong>competentie<br />

of luiheid. Deze aantijg<strong>in</strong>gen kan een klokkenluider tegengaan door<br />

te tonen ‘zich er niet van af te willen maken’. Deze klokkenluider, Sjamaar,<br />

tracht dergelijke beschuldig<strong>in</strong>gen voor te zijn. Hij toont zich verantwoordelijk<br />

voor de omgev<strong>in</strong>g, omdat hij suggereert dat wat hij hier nu signaleert<br />

op zijn school, straks overal het geval kan zijn.<br />

6.5 Conclusies<br />

Op grond van de analyse concludeer ik dat rector Sjamaar er<strong>in</strong> geslaagd is<br />

om de problemen met zijn school aan te kaarten. Maar hoewel de rector de<br />

aandacht voor het probleem met zijn bijdrage veroverd heeft, raakt hij deze<br />

ook weer kwijt. Zo halen de kranten de urgentie van het signaal af, doordat<br />

zij de uit<strong>in</strong>g van rector Sjamaar als een particulier probleem behandelen. Zij<br />

suggereren via de term ‘hartenkreet’ dat het een private emotie betreft. De<br />

rector slaagt er niet <strong>in</strong> om de collectieve urgentie van de crisis aan de kaak<br />

te stellen.<br />

Ook kan ik de conclusie trekken dat de media worstelen, enerzijds met<br />

de rector als persoon en anderzijds met de feiten die hij aan de orde stelt.<br />

Zij spreken bijvoorbeeld van ‘een waarnem<strong>in</strong>g die niet onjuist is’. Daarbij<br />

claimen de bladen de feiten die hij brengt als reeds bekend. Media ontnemen<br />

hem dus zijn woordvoerderschap. Bovendien is er eerder ook niets<br />

aan gedaan, terwijl iedereen het kon zien. Ofwel, het probleem is oud en<br />

bekend. Met andere woorden: omdat het geen nieuws is wat de rector naar<br />

voren brengt en er eerder ook niets aan gedaan is, verlamt zijn signaal.<br />

Tenslotte concludeer ik dat de klokkenluider er wel <strong>in</strong> slaagt het belang<br />

van het probleem aan de orde te stellen. Kranten distantiëren zich echter<br />

van de wijze waarop hij het probleem verwoordt. Zo slaagt hij er niet <strong>in</strong> de<br />

last van het probleem te delen. De rector suggereert dat hij zijn best heeft<br />

gedaan en dat nu anderen iets moeten gaan doen. Dit impliceert dat hijzelf<br />

zijn handen ervan aftrekt. Maar door anderen de bal toe te spelen krijgt hij<br />

hem terug.<br />

Kortom, de nieuwsbronnen ontnemen de rector zijn status als klokkenluider.<br />

Door deze reactie van de kranten verliest Sjamaar het de ultieme<br />

beoordelaar van de situatie te zijn.<br />

112


Hoofdstuk 7<br />

Een sociale beweg<strong>in</strong>g<br />

aan het werk<br />

7.1 Inleid<strong>in</strong>g<br />

In het vorige hoofdstuk besprak ik de <strong>in</strong>teractionele problemen en oploss<strong>in</strong>gen<br />

van een <strong>in</strong>dividuele crisismakelaar: rector Sjamaar. In dit hoofdstuk<br />

ga ik kijken naar de uit<strong>in</strong>g van een groep crisismakelaars, een sociale<br />

beweg<strong>in</strong>g. Daartoe analyseer ik een openbare verklar<strong>in</strong>g van de verenig<strong>in</strong>g<br />

Beter Onderwijs Nederland (hierna genoemd BON) waar<strong>in</strong> de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen<br />

als crisis aan de kaak worden gesteld. Deze verklar<strong>in</strong>g is het<br />

manifest ‘Help het onderwijs verzuipt’ dat auteurs Ad en Marijke Verbrugge<br />

publiceerden <strong>in</strong> NRC-Handelsblad.<br />

Met behulp van discoursanalyse bekijk ik welke <strong>in</strong>teractionele prestaties<br />

de oprichters van deze sociale beweg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het manifest leveren om een<br />

sluimerende crisis zichtbaar te maken. Op deze wijze wil ik de discursieve<br />

praktijken die actief zijn bij het afgeven van crisissignalen door crisismakelaars<br />

<strong>in</strong> het publieke debat over onderwijsvernieuw<strong>in</strong>g op het spoor komen<br />

en leren begrijpen. Inzicht <strong>in</strong> hoe mensen over risico’s praten die hen <strong>in</strong> het<br />

leven van alledag omr<strong>in</strong>gen is cruciaal voor het ontwikkelen van een goede<br />

risico- en crisiscommunicatie en een betere beleidsontwikkel<strong>in</strong>g. De overheid<br />

kan door dergelijke <strong>in</strong>zichten beter <strong>in</strong>zicht verwerven <strong>in</strong> wat er <strong>in</strong> de<br />

maatschappij aan de hand is. Het gaat hierbij niet om problemen die aan<br />

de orde worden gesteld als thema, maar om <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de problemen op<br />

het niveau van de <strong>in</strong>teractie die veel van de maatschappelijke dynamiek<br />

rondom het thema kunnen verklaren. Voor een verdere besprek<strong>in</strong>g van<br />

crisismakelaars en hun betekenis voor crisiscommunicatie verwijs ik naar<br />

de eerste drie hoofdstukken van dit proefschrift.<br />

Een discoursanalyse moet antwoord geven op de onderzoeksvraag:<br />

Welke <strong>in</strong>teractionele problemen hebben crisismakelaars die een crisis<br />

aankaarten en op welke manier lossen zij deze op?<br />

In dit hoofdstuk bespreek ik welke <strong>in</strong>teractionele zorgen de verenig<strong>in</strong>g BON<br />

toont <strong>in</strong> haar manifest. Welke <strong>in</strong>teractionele problemen komen naar voren<br />

en welke oploss<strong>in</strong>gen hanteert deze beweg<strong>in</strong>g om met bepaalde <strong>in</strong>teractionele<br />

problemen om te gaan? Daarbij betrek ik, net als <strong>in</strong> hoofdstuk 6, de<br />

reacties van de media. Ik onderzoek of deze al dan niet de <strong>in</strong>teractionele<br />

113


problemen en oploss<strong>in</strong>gen van de crisismakelaars bevestigen. Voorafgaand<br />

aan de analyse schets ik eerst de achtergronden, de selectiecriteria en de<br />

methodologische aspecten bij case BON.<br />

1 Achtergronden van de case BON<br />

Zoals ik ook beschreef <strong>in</strong> hoofdstuk 5, is BON beg<strong>in</strong> 2006 <strong>in</strong> het leven<br />

geroepen met als doel: ‘Het zo goed mogelijk tot bloei laten komen van de<br />

potenties van leerl<strong>in</strong>gen en studenten door gedegen vak<strong>in</strong>houdelijke en<br />

algemene vorm<strong>in</strong>g’ (BON, 2006). In het manifest richten de schrijvers,<br />

Ad en Marijke Verbrugge, zich tegen de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen die s<strong>in</strong>ds<br />

de Mammoetwet zijn <strong>in</strong>gevoerd.<br />

Het manifest van Ad en Marijke Verbrugge speelt een belangrijke rol<br />

<strong>in</strong> het <strong>in</strong>middels opgekomen debat over de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen en het<br />

‘nieuwe leren’ als didactisch concept. Daarom beschouw ik <strong>in</strong> deze studie<br />

het manifest als een bron van <strong>in</strong>formatie om opvatt<strong>in</strong>gen uit het onderwijsveld<br />

te <strong>in</strong>ventariseren en deze beter te leren kennen.<br />

2 Selectiecriteria van de case BON<br />

Op basis van de beschreven <strong>in</strong>zichten <strong>in</strong> voorgaande hoofdstukken, onderscheid<br />

ik selectiecriteria voor de case die ik wil gaan analyseren. Deze zijn:<br />

– De aanwezigheid van een sociale beweg<strong>in</strong>g.<br />

– Een uit<strong>in</strong>g die veel reacties oproept.<br />

– Duurzaam resultaat.<br />

Deze criteria komen overeen met die van de case Sjamaar, maar de <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g<br />

ervan is nu anders. Ook komt er een selectiecriterium bij: het aspect<br />

duurzaamheid dat van toepass<strong>in</strong>g is op het <strong>in</strong> stand houden van een<br />

sociale beweg<strong>in</strong>g.<br />

Sociale beweg<strong>in</strong>g<br />

Naast het bestuderen van de signalen van een <strong>in</strong>dividueel <strong>in</strong>itiatief wil ik<br />

de uit<strong>in</strong>gen bestuderen van een beweg<strong>in</strong>g die een crisis aan de kaak stelt.<br />

Waarom slaagt of mislukt een sociale beweg<strong>in</strong>g bij het beïnvloeden van de<br />

publieke op<strong>in</strong>ie en het mobiliseren van een achterban? Hoe roepen ze het<br />

beeld op van een actiegroep? Hoe suggereren deze crisismakelaars een<br />

beweg<strong>in</strong>g te zijn?<br />

Het manifest van BON is het startpunt van zo’n beweg<strong>in</strong>g. Ik wil de<br />

dynamiek <strong>in</strong> de eerste fase van die beweg<strong>in</strong>g analyseren die is opgewekt<br />

via dat manifest.<br />

114


Een uit<strong>in</strong>g die veel reacties oproept<br />

Voor dit onderzoek heb ik gezocht op de digitale krantenbank LexisNexis<br />

met de zoektermen ‘onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen’ en ‘nieuwe leren’ en ‘BON’<br />

vanaf 1 januari 1993 tot 1 januari 2010. Gekeken is naar deze periode omdat<br />

vanaf 1993 vier onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen zijn <strong>in</strong>gevoerd:<br />

– basisvorm<strong>in</strong>g<br />

– tweede fase<br />

– vmbo<br />

– het ‘nieuwe leren’.<br />

BON heeft, zo blijkt uit de bestudeerde jaargangen, de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen<br />

als thema uit de sector opgepakt en op een breder platform<br />

gebracht. Opvallend is dat de auteurs van het manifest veel ruimte kregen<br />

– anderhalve pag<strong>in</strong>a – <strong>in</strong> NRC-Handelsblad voor het <strong>in</strong>tegraal afdrukken<br />

van hun manifest: de orig<strong>in</strong>ele lengte bestaat uit 4565 woorden. Ook op<br />

de politieke agenda lijkt het manifest een mobiliserende factor te zijn. Zo<br />

vormde het verschijnen ervan een belangrijke aanleid<strong>in</strong>g voor het <strong>in</strong>stellen<br />

van een parlementair onderzoek door de Commissie-Dijsselbloem. Aan het<br />

manifest wordt <strong>in</strong> het e<strong>in</strong>drapport van dat parlementaire onderzoek veel<br />

gerefereerd. Het manifest kan daarom als een scharnierpunt <strong>in</strong> het gedachtegoed<br />

over het onderwijs <strong>in</strong> het publieke debat worden opgevat.<br />

Duurzaam resultaat<br />

Een belangrijk kenmerk van een sociale beweg<strong>in</strong>g is dat deze duurzaam<br />

moet zijn (Klandermans, 1996). BON wordt opgericht op 22 maart 2006<br />

en op 31 december 2006 telt de verenig<strong>in</strong>g al 3154 leden. De verenig<strong>in</strong>g<br />

groeit vervolgens door <strong>in</strong> 2007 naar een totaal aantal van 4483 leden op<br />

31 december 2007. Een jaar later, <strong>in</strong> 2008, neemt deze groei weer af met<br />

slechts een netto toename van 207 leden op 31 december 2008. Het ledenaantal<br />

<strong>in</strong> 2010 is vervolgens weer opgelopen naar 5747 om <strong>in</strong> 2011 terug<br />

te lopen naar 4975 leden.<br />

Klandermans stelt dat elke sociale beweg<strong>in</strong>g expansie en contractie kent<br />

(Klandermans, 1996). Periodes van rust hoeven dan ook niet te betekenen<br />

dat de beweg<strong>in</strong>g is opgehouden te bestaan, het kan ook de schijnbare rust<br />

tussen twee actiegolven <strong>in</strong> zijn (Klandermans, 1996, p.97). Zo trekt de website,<br />

vijf jaar na de opricht<strong>in</strong>g van de verenig<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> 2011 gemiddeld 10.000<br />

bezoekers per dag. De beweg<strong>in</strong>g voldoet dus aan het selectiecriterium<br />

duurzaamheid.<br />

Op grond van de hierboven besproken criteria kies ik voor de case over BON.<br />

Voordat ik start met de analyse bespreek ik de methodologische aspecten.<br />

115


3 Analytische procedure<br />

In het vorige hoofdstuk analyseerde ik de case Sjamaar over segregatie <strong>in</strong><br />

het onderwijs. In dit hoofdstuk kijk ik naar de case BON over onderwijsvernieuw<strong>in</strong>g.<br />

Ook deze case wordt, net als case Sjamaar, geanalyseerd<br />

met behulp van discoursanalyse, een perspectief dat werd ontwikkeld<br />

door de Britse psychologen Potter en Wetherell (Potter & Wetherell, 1987,<br />

1994, 1995, Potter, 2004) (zie hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 besprak ik hoe<br />

en waarom ik heb gekozen voor dit te bestuderen materiaal.<br />

In dit onderzoek naar sluimerende crises en de <strong>in</strong>teractionele prestaties<br />

van crisismakelaars wil ik de problemen achterhalen waar zij <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties<br />

mee van doen hebben. Steeds gaat het erom, net als bij de vorige case,<br />

specifieke <strong>in</strong>teractieproblemen en oploss<strong>in</strong>gen voor de schrijvers op te<br />

sporen. Ik kijk daarbij net zoals <strong>in</strong> de vorige case, naar de volgende twee<br />

manieren voor analyse:<br />

1 ‘Retorische’ analyse: welke tegenovergestelde of alternatieve versie<br />

wordt met deze beschrijv<strong>in</strong>g ondermijnd of tegengesproken?<br />

2 ‘Sequentiele’ analyse: hoe wordt de uitspraak behandeld door de<br />

recipiënten, <strong>in</strong> dit geval de kranten?<br />

Bij de retorische analyse gaat het, net als bij het vorige hoofdstuk, om<br />

de vraag ‘welke andere plausibele wereld, of versie van de wereld staat<br />

op het spel’ (zie hoofdstuk 6, p.78). Door te kijken naar de alternatieve<br />

versie kan ik beter beoordelen wat de functie is van de gepresenteerde<br />

versie. Zo kunnen de schrijvers bewust of onbewust <strong>in</strong> acht nemen hoe<br />

hun verhaal wordt ontvangen en <strong>in</strong> hun manifest anticiperen op reacties<br />

door bepaalde constructies toe te passen. Bewust of onbewust willen de<br />

schrijvers iets bereiken met hun betoog en kunnen bedoelde en onbedoelde<br />

effecten ontstaan. Het probleem van de schrijvers en de strategieën<br />

die worden <strong>in</strong>gezet om dat probleem op te lossen, hangen nauw<br />

met elkaar samen.<br />

Bij de sequentiele analyse toets ik, net als bij de vorige case, de bronfragmenten<br />

aan reacties <strong>in</strong> kranten en tijdschriften. Deze media-analyse<br />

wordt <strong>in</strong>gezet om te zien hoe de voor dit onderzoek bekeken nieuwsbronnen<br />

de ‘strategieën’ van de schrijvers behandelen. Ik kijk daarbij naar welke<br />

uitspraken, of delen hiervan, de media relevant maken en waartoe. Ook<br />

bij deze case kijk ik niet naar de afzonderlijke uitspraken van de schrijvers,<br />

maar bestudeer ik de reacties van de kranten als onderdeel van een serie<br />

gespreksbeurten. Ik analyseer de tekst als een <strong>in</strong>teractionele sequentie<br />

waarmee bepaalde handel<strong>in</strong>gen worden verricht (Potter, 2005, p.339).<br />

Tijdens de analyse comb<strong>in</strong>eer ik dus een retorisch perspectief met een<br />

sequentieel perspectief: de betekenis die de ontvangers er aan geven. De<br />

strategieën die ik bij de schrijvers kan aanwijzen en die ik al dan niet <strong>in</strong> de<br />

116


eacties zie terugkomen, geven mij <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractionele problemen<br />

van de schrijvers. Uitspraken kunnen worden begrepen als een oploss<strong>in</strong>g<br />

voor een bepaald probleem <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie.<br />

De analyse is uitgevoerd op de volgende wijze:<br />

Na een eerste orden<strong>in</strong>g van het materiaal dat bestaat uit het manifest<br />

en krantenberichten over het manifest wordt eerst het manifest<br />

<strong>in</strong>tensief herlezen (zie voor een verdere besprek<strong>in</strong>g van deze dataselectie<br />

hoofdstuk 5). Daartoe worden, net als bij de case Sjamaar, <strong>in</strong> een eerste<br />

leesronde van het manifest bepaalde discursieve thema’s opgemerkt<br />

(zie hoofdstuk 6 en hoofdstuk 4 paragraaf 4.4) en vervolgens als potentieel<br />

<strong>in</strong>teressant gecodeerd. In daarop volgende leesrondes worden deze<br />

thema’s steeds bijgesteld.<br />

Voor de responsanalyse zijn 162 reacties <strong>in</strong> kranten en tijdschriften<br />

bekeken die gevonden zijn met de databank LexisNexis vanaf 3 juni 2006<br />

tot 1 januari 2010 (zie ook hoofdstuk 5, paragraaf 5.4). Na een herhal<strong>in</strong>g<br />

van leesrondes is er uite<strong>in</strong>delijk een corpus van dertien krantfragmenten<br />

geselecteerd.<br />

Het coderen van het materiaal <strong>in</strong> termen van discursieve thema’s was<br />

gebaseerd op de onderzoeksvraag:<br />

– Welke <strong>in</strong>teractionele problemen hebben crisismakelaars die een crisis<br />

aan de orde willen stellen en op welke manier lossen zij deze op?<br />

Om op deze vraag antwoord te kunnen geven maak ik, net als <strong>in</strong> hoofdstuk<br />

6, gebruik van het Discursieve Actie Model (Edwards & Potter, 1992),<br />

(Potter, Edwards & Wetherell, 1993).<br />

De afzonderlijke elementen uit dit model werden beschreven <strong>in</strong> hoofdstuk<br />

4 en zijn opgenomen <strong>in</strong> de vorm van een checklist <strong>in</strong> hoofdstuk 6.<br />

Door cyclisch te werken kan ik ook bij case BON bekijken of keuzes ook<br />

gerechtvaardigd zijn. Is dat wat ik gevonden heb ook te staven met het<br />

materiaal of moet ik mijn bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen bijstellen? Zo worden de <strong>in</strong> de manifesttekst<br />

gevonden thema’s getoetst en gespecificeerd met behulp van<br />

fragmenten die de betreffende thema’s bevestigen of juist tegenspreken.<br />

De geselecteerde fragmenten uit het manifest die ik <strong>in</strong> dit proefschrift aanhaal<br />

staan dus niet op zichzelf, maar zijn voorbeelden van patronen zoals ik<br />

die heb opgespoord <strong>in</strong> het complete manifest.<br />

In het onderzoek wordt ook gekeken naar welke grotere fenomenen <strong>in</strong><br />

de reacties naar voren komen. Zijn er bijvoorbeeld bepaalde terugkerende<br />

uitspraken of thema’s door alle reacties heen te zien? Als dat het geval is,<br />

dan selecteer ik deze fragmenten, die ik eveneens toets en specificeer met<br />

fragmenten die thema’s ondersteunen of juist weerleggen. Gaandeweg<br />

117


ontstaat zo een patroon. Ook <strong>in</strong> deze case, net als bij case Sjamaar, kijk<br />

ik naar deviante gevallen (te Molder 1995, p.58; Potter, 2005, p.339) <strong>in</strong><br />

het manifest en <strong>in</strong> de reacties erop. Dit zijn gevallen die tegen het tot<br />

dan toe gevonden patroon <strong>in</strong>gaan. Als dit zo is kan dit betekenen dat ik<br />

a) het patroon moet aanpassen of b) dat de afwijk<strong>in</strong>g(en) mijn claims<br />

bevestig(en)t.<br />

7.2 Resultaten<br />

Op basis van de analyse kan ik discursieve strategieën onderscheiden die de<br />

oploss<strong>in</strong>g vormen voor drie verschillende <strong>in</strong>teractionele problemen van de<br />

schrijvers. Ook deze problemen kan ik, net als <strong>in</strong> hoofdstuk 6, pas beschrijven<br />

nadat ik eerst de oploss<strong>in</strong>gen heb geïdentificeerd. Daarom zal ik ook <strong>in</strong><br />

deze paragraaf starten met een beschrijv<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong>gezette strategieën,<br />

waarna ik het bijbehorende probleem bespreek en vervolg met een analyse<br />

van de respons van kranten. Zo verloopt de analyse via de bekende stappen<br />

uit het vorige hoofdstuk:<br />

1 Strategieën behorende bij een <strong>in</strong>teractioneel probleem.<br />

2 Het <strong>in</strong>teractioneel probleem.<br />

3 Reacties door de kranten op <strong>in</strong>gezette strategieën.<br />

De besprek<strong>in</strong>g van de resultaten is net als <strong>in</strong> het vorige hoofdstuk geordend<br />

<strong>in</strong> drie secties die elk een <strong>in</strong>teractioneel probleem beschrijven. Per sectie<br />

beschrijf ik daartoe welke discursieve strategieën de auteurs (bewust of<br />

onbewust) <strong>in</strong> een bepaald fragment hanteren. Vervolgens bespreek ik of de<br />

respons zich (<strong>in</strong> hun uitspraken over het manifest) al dan niet oriënteert op<br />

de oploss<strong>in</strong>gen van de schrijvers.<br />

Bij case Sjamaar bestaat het bronfragment uit 1400 woorden en bij BON<br />

uit 4565 woorden.<br />

7.2.1 Strategieën behorende<br />

bij <strong>in</strong>teractioneel probleem 1<br />

Als eerste analyseer ik drie fragmenten uit het manifest. De fragmenten<br />

illustreren een patroon waarbij telkens, met behulp van verschillende strategieën,<br />

een bepaald <strong>in</strong>teractioneel probleem wordt opgelost. Zo laten de<br />

schrijvers zien zich te richten op een collectief probleem <strong>in</strong> plaats van een<br />

persoonlijke kwestie. De schrijvers starten een beweg<strong>in</strong>g voor een probleem<br />

dat voor iedereen zichtbaar en relevant is.<br />

118


De regelnummer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de fragmenten komt overeen met de regelnummer<strong>in</strong>g<br />

die ik gaf aan de brontekst (zie bijlage 6). De volgende discursieve<br />

strategieën kwamen naar voren:<br />

a Het suggereren van een algehele wantoestand die collectieve<br />

actie rechtvaardigt door een driedelige lijst.<br />

b Het creëren van een elitaire zij-groep tegenover een<br />

brede wij-groep.<br />

c Het uitdrukk<strong>in</strong>g geven aan een collectieve verontwaardig<strong>in</strong>g<br />

door emotiewoorden.<br />

Ik bespreek hoe de schrijvers bovenstaande strategieën hebben <strong>in</strong>gezet.<br />

Manifestfragment 1<br />

NRC Handelsblad 3 juni, 2006<br />

Rubriek: Op<strong>in</strong>ie & Debat<br />

Orig<strong>in</strong>ele lengte: 4565 woorden<br />

1 Help! Het onderwijs verzuipt! Leraren, leerl<strong>in</strong>gen en ouders moeten samen de strijd<br />

2 aangaan voor beter onderwijs. Help, het onderwijs verzuipt!<br />

–<br />

3 Het onderwijs motiveert niet, het rendement is er te laag en er<br />

4 wordt veel geld verkeerd besteed. Daarom moeten de onderwijs-<br />

5 vernieuw<strong>in</strong>gen van de laatste jaren worden teruggedraaid: leerl<strong>in</strong>g-<br />

6 gen moeten weer leren, leraren moeten weer lesgeven. Een manifest<br />

7 van de voorzitter van de verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs Nederland.<br />

8 Want zonder onderwijs geen goed functionerende maatschappij.<br />

…444 regels weggelaten tot het slot…<br />

Na de hulpkreet vervolgen de schrijvers hun manifest met het opsommen<br />

van een lijst van diskwalificaties: Het onderwijs motiveert niet, het<br />

rendement is er te laag en er wordt veel geld verkeerd besteed (regel 3-4).<br />

Deze formuler<strong>in</strong>g is opgebouwd uit drie facetten die tezamen het beeld<br />

van een algehele wantoestand <strong>in</strong> het onderwijs oproepen. Dergelijke<br />

constructies worden driedelige lijsten genoemd (Three-part lists; Gail<br />

Jefferson 1990). Ze worden vaak gebruikt om compleetheid te projecteren,<br />

waarbij <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe willekeurige aspecten samen een drie-eenheid<br />

vormen. Aan geen van de drie elementaire voorwaarden voor goed onderwijs<br />

wordt voldaan. Namelijk: onderwijs moet:1) motiveren; 2) rendement<br />

sorteren; 3) het geld goed besteden. Maar geen van deze basale eisen<br />

worden <strong>in</strong>gewilligd en daarom moet er wel sprake zijn van een dramatische<br />

situatie <strong>in</strong> het onderwijs. De schrijvers vragen <strong>in</strong> hun betoog om<br />

hele gewone d<strong>in</strong>gen: leerl<strong>in</strong>gen moeten weer leren, leraren moeten weer<br />

lesgeven (regel 5-6). Anders gezegd: wij hoeven dit niet uit te leggen,<br />

119


dit spreekt voor zich. Daarom is hun ergernis ook te verklaren en te<br />

begrijpen en doen zij hier hun oproep Help het onderwijs verzuipt! (titel).<br />

Door een algehele wantoestand te schetsen wordt de urgentie van het<br />

probleem duidelijk.<br />

De opgevoerde voorzitter van de verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs Nederland<br />

(regel 7) suggereert dat de verenig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> een formeel kader over de onderwijsproblemen<br />

heeft nagedacht en er <strong>in</strong>tensief over heeft gepraat. Het<br />

formaliseren laat zien dat dit probleem serieus wordt genomen. Hier<br />

spreekt een voorzitter die weergeeft waarover <strong>in</strong> de verenig<strong>in</strong>g consensus<br />

bereikt is. Hij zet zich <strong>in</strong> voor beter onderwijs namens iedereen, <strong>in</strong>clusief<br />

de lezer. De voorzitter wordt daarbij niet bij naam en toenaam genoemd.<br />

Er is bijvoorbeeld niet gekozen voor een formuler<strong>in</strong>g als ‘ik, Ad Verbrugge’.<br />

De voorzitter veronderstelt een aanspreekpunt te zijn voor een beweg<strong>in</strong>g.<br />

De verenig<strong>in</strong>g stelt zich verplicht Nederland (regel 7) te helpen met ons<br />

onderwijs. Hier gaat het effect vanuit dat dit serieus te nemen signalen<br />

zijn: het betreft niet zomaar een (loos) alarm van eenl<strong>in</strong>gen. ‘Wij zijn met<br />

meer, we hebben een achterban’, zo wordt gesuggereerd. Daarbij wordt<br />

ook de lezer aangesproken. Dit aanspreken op verantwoordelijkheid creeert<br />

ook een bepaalde gemeenschappelijkheid met de anderen (Aarts &<br />

te Molder, 1998, p.55). Het schept de gelegenheid om zich met de auteurs<br />

te identificeren. Ofwel, de toestand <strong>in</strong> het onderwijs gaat ons allen aan.<br />

Het probleem is voor iedereen relevant en daarom is er geen twijfel mogelijk<br />

dat deze beweg<strong>in</strong>g nodig is.<br />

Ik bekijk een tweede fragment uit het manifest.<br />

Manifestfragment 2<br />

13 Helaas is de maatschappelijke <strong>in</strong>teresse voor deze <strong>in</strong>grijpende<br />

14 hervorm<strong>in</strong>gen lange tijd zeer ger<strong>in</strong>g gebleven, zodat de <strong>in</strong>itiatieven<br />

15 daartoe vooral zijn uitgegaan van een relatief kle<strong>in</strong>e bestuurlijke<br />

16 kaste <strong>in</strong> onderwijsland.<br />

...434 regels weggelaten tot het slot...<br />

In fragment 2 beschrijven de schrijvers de situatie <strong>in</strong> het onderwijs als<br />

onopgemerkt <strong>in</strong>: helaas is de maatschappelijk <strong>in</strong>teresse voor deze <strong>in</strong>grijpende<br />

hervorm<strong>in</strong>gen lange tijd zeer ger<strong>in</strong>g gebleven (regel 13-14). De schrijvers<br />

reïficeren (reified discourse; Potter, 1996, p.112) hier door te spreken<br />

over: de maatschappelijke <strong>in</strong>teresse. Reïficeren is het toekennen van zelfstandigheid<br />

aan een abstractie. Zo kunnen mensen hun depressie (een<br />

abstractie) beschrijven als iets dat op zichzelf staat met bijvoorbeeld de<br />

uitleg ‘ik zit al een hele tijd met een depressie’. Door te reïficeren kunnen<br />

120


abstracties tot leven gewekt alsof er een agens is. De maatschappelijke<br />

<strong>in</strong>teresse (regel 13) verwijst impliciet naar actoren maar wie maar wie of<br />

wat dan precies verantwoordelijk is voor of schuld heeft aan deze des<strong>in</strong>teresse,<br />

wordt <strong>in</strong> het midden gelaten. Wel duidelijk is dat een relatief kle<strong>in</strong>e<br />

bestuurlijke kaste (regel 15-16) ondertussen <strong>in</strong>itiatieven (regel 14) heeft<br />

kunnen ontplooien. Dat er we<strong>in</strong>ig aandacht voor deze <strong>in</strong>grijpende hervorm<strong>in</strong>gen<br />

(regel 13-14) is geweest betreuren de auteurs ook met de evaluatie<br />

helaas (regel 13). De term helaas is geen rechtstreeks verwijt maar een<br />

<strong>in</strong>directe spijtbetuig<strong>in</strong>g over de maatschappij die geen <strong>in</strong>teresse toonde.<br />

Daardoor heeft deze bestuurlijke elite kans gezien om, toen wij even niet<br />

hebben opgelet, deze <strong>in</strong>grijpende hervorm<strong>in</strong>gen (regel 13-14) te <strong>in</strong>itiëren.<br />

De schrijvers suggereren zo dat een zij-groep onverantwoord haar gang is<br />

gegaan met <strong>in</strong>grijpende hervorm<strong>in</strong>gen. Door deze zij-groep neer te zetten<br />

als een relatief kle<strong>in</strong>e bestuurlijke kaste wordt gesuggereerd dat het om een<br />

exclusieve groep van mensen gaat die haar voorrechten op een oneigenlijke<br />

basis verkregen heeft.<br />

De schrijvers construeren tegenover de kle<strong>in</strong>e elitaire zij-groep een brede<br />

wij-groep <strong>in</strong> fragment 3:<br />

Manifestfragment 3<br />

128 Het wordt tijd om te beseffen dat we door te sollen met ons onderwijs<br />

129 onze welvaart en die van onze k<strong>in</strong>deren ernstig <strong>in</strong><br />

130 gevaar brengen. Ons onderwijs is aan een mate van <strong>in</strong>flatie onder-<br />

131 hevig die op termijn ook economisch niet zonder gevolgen zal<br />

132 blijven.<br />

...318 regels weggelaten tot het slot...<br />

In fragment 3 spr<strong>in</strong>gen de schrijvers van de zij-groep, de bestuurlijke kaste,<br />

naar een onbepaalde wij-groep (Aarts & te Molder, 1998, p.55) die verantwoordelijk<br />

is voor de oploss<strong>in</strong>g want het is ons onderwijs, onze welvaart en<br />

onze k<strong>in</strong>deren (regel 128-129). Via deze ‘wij-groep’ verb<strong>in</strong>den de schrijvers<br />

zich ook met de groep van onderwijsbetrokkenen die <strong>in</strong> de titel wordt aangesproken.<br />

Zo tonen ze een <strong>in</strong>nerlijke morele verplicht<strong>in</strong>g (van Stekelenburg,<br />

2006, p.21) aan de samenlev<strong>in</strong>g. Ofwel, de oproep van de schrijvers<br />

tot collectief activisme moet hier worden begrepen als een motief dat<br />

voorkomt uit hun morele <strong>in</strong>tegriteit.<br />

De auteurs brengen hun grieven nadrukkelijk naar voren met de term<br />

sollen (regel 128) en geven hierdoor uitdrukk<strong>in</strong>g aan een collectieve verontwaardig<strong>in</strong>g.<br />

Door emoties te suggereren geven ze een waarschuw<strong>in</strong>g<br />

af. Immers: het wordt tijd om te beseffen dat we door te sollen met ons<br />

onderwijs onze welvaart en die van onze k<strong>in</strong>deren ernstig <strong>in</strong> gevaar brengen<br />

121


(regel 128-130). De schrijvers claimen zo toegang te hebben tot de waarheid.<br />

Ze formuleren bijvoorbeeld niet ‘wij v<strong>in</strong>den het tijd’ maar suggereren<br />

hier een objectieve noodzaak: het wordt tijd… (regel 128).<br />

De emotionele bewoord<strong>in</strong>gen ernstig <strong>in</strong> gevaar brengen (regel 129-130)<br />

en aan een mate van <strong>in</strong>flatie onderhevig (regel 130-131) ondersteunen het<br />

expliciet tonen van emotionaliteit over de gang van zaken (emotion discourse;<br />

Edwards, 1999). <strong>Onderzoek</strong> van de Britse discursief psycholoog<br />

Derek Edwards laat zien dat emotiewoorden bepaalde thema’s benadrukken<br />

of wegduwen (Edwards, 1999, p.282-283). Edwards zegt over ‘emotioneel<br />

taalgebruik’ dat emoties <strong>in</strong> taal retorisch voordeel kunnen bewerkstelligen.<br />

Emotiewoorden suggereren niet alleen spontaniteit en echtheid,<br />

maar ze kunnen ook begrip wekken voor een bepaalde reactie op een<br />

bepaalde situatie. Dit is hier ook het geval: de schrijvers suggereren zo dat<br />

hun betrokkenheid voortkomt uit een oprechte emotie.<br />

De ergernis van de schrijvers lijkt gerechtvaardigd want met redenen<br />

omkleed: het is de bestuurlijke kaste die hen tot deze agitatie brengt.<br />

Bovendien laat sollen (regel 128) de willekeur zien die uitg<strong>in</strong>g van de<br />

bestuurlijke kaste en haar <strong>in</strong>itiatieven (zie manifestfragment 2, regel<br />

14-15). Het is een voorbeeld van de onverantwoordelijke wijze waarop deze<br />

bestuurlijke kaste met ons onderwijs is omgesprongen en daarom een<br />

rechtvaardig<strong>in</strong>g voor actie.<br />

De schrijvers hebben het niet alleen over de teloorgang van het onderwijs,<br />

maar <strong>in</strong> de uitspraak ook economisch (regel 131) wijzen ze ook op de economische<br />

implicaties daarvan. Ze richten zich hiermee op een groep van<br />

politici: het veld dat verantwoordelijk is voor niet alleen een moreel verval,<br />

maar ook voor de negatieve materiële effecten. De schrijvers komen zo op<br />

voor een breder belang, want de crisis reikt verder dan louter het onderwijs.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Uit bovenstaande analyse blijkt dat de schrijvers identificatie met de beweg<strong>in</strong>g<br />

willen oproepen door de volgende handel<strong>in</strong>gen:<br />

a Het maken van een driedelige lijst waardoor de observaties van de<br />

schrijvers over de crisis <strong>in</strong> het onderwijs het beeld van een algehele<br />

wantoestand suggereren. De auteurs schetsen dus niet één probleem,<br />

maar ze beschrijven de dramatische situatie <strong>in</strong> het onderwijs<br />

die bovendien voor iedereen overduidelijk is. Daarom kan de beweg<strong>in</strong>g<br />

ook namens anderen optreden.<br />

b Het creëren van een elitaire zij-groep tegenover een brede<br />

wij-groep. De schrijvers reïficeren de ger<strong>in</strong>ge maatschappelijke <strong>in</strong>teresse<br />

die door een zij-groep benut is om haar ideeën zonder draagvlak<br />

door te voeren. ‘Deze verenig<strong>in</strong>g komt <strong>in</strong> verzet tegen de elite’, is<br />

122


het effect van hun uitspraken. Ze schuiven zo de oorzaak af van het<br />

probleem op de bestuurlijke kaste en nemen zelf de verantwoordelijkheid<br />

voor de oploss<strong>in</strong>g.<br />

Ze maken zich ernstige zorgen over ons materiële én morele<br />

failliet. Ze verheffen hun stem en doen dit namens een meerderheid<br />

die apathisch is gemaakt door een niet te stuiten hervorm<strong>in</strong>gsdrift van<br />

een kle<strong>in</strong>e gevestigde groep. Door de zij-groep als kle<strong>in</strong> en elitair neer<br />

te zetten, suggereren ze de rechtmatigheid van de beweg<strong>in</strong>g. Daarbij<br />

bevestigt de voorzittersrol het formele karakter van de beweg<strong>in</strong>g:<br />

de voorzitter spreekt namens een georganiseerde groep mensen.<br />

c Het gebruik van emotiewoorden geeft uitdrukk<strong>in</strong>g aan een<br />

collectieve verontwaardig<strong>in</strong>g. De schrijvers creëren een brede<br />

wij-groep die ook gedreven wordt door oprechte emoties. Daarbij<br />

slaan de schrijvers niet een klagende of beschuldigende toon aan.<br />

Ook slaat hun ergernis niet door naar louter razernij en frustratie.<br />

De schrijvers tonen daarentegen een gerichte collectieve gegriefdheid.<br />

De wij-groep deelt hun verontwaardig<strong>in</strong>g is de implicatie van<br />

deze strategie. Wij geven stem aan een murw gemaakte meerderheid,<br />

is het beeld dat hier wordt opgeroepen. Doordat de schrijvers<br />

zich zulke grote woorden toe-eigenen suggereren ze dat ze het recht<br />

hebben dit zo te zeggen. Daarbij geven de emotiewoorden ook de<br />

urgentie van het probleem aan dat heel snel moet worden opgelost.<br />

7.2.2 Interactioneel probleem 1:<br />

Wij dragen dit weliswaar aan,<br />

maar het is een collectief en<br />

alom gevoeld probleem<br />

De strategieën van de schrijvers duiden erop dat zij worstelen met het<br />

probleem zich te willen profileren als een groep met een boodschap, die<br />

tegelijkertijd een breed gevoeld probleem vertegenwoordigt. Om als ontvanger<br />

gemotiveerd te kunnen zijn voor participatie is het ook nodig je te<br />

kunnen identificeren met de beweg<strong>in</strong>g (Stekelenburg, 2006). Cruciaal is<br />

daarom dat de schrijvers zich niet boven de situatie plaatsen, maar zich<br />

verantwoordelijk maken voor ‘ons onderwijs’ en stem geven aan een murw<br />

geraakte meerderheid. De schrijvers construeren een marg<strong>in</strong>aal zij-groepje<br />

dat zonder breed maatschappelijk draagvlak toch kans heeft gezien om de<br />

onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen uit te voeren.<br />

123


Deze constructies verschillen van wat we <strong>in</strong> het vorige hoofdstuk zagen bij<br />

rector Sjamaar. Daar werd iedereen medeplichtig gemaakt aan de segregatie<br />

<strong>in</strong> het onderwijs.<br />

Hier zetten de schrijvers zich af tegen een kle<strong>in</strong>e bestuurlijke kaste en<br />

maken deze tot een ‘zij-groep’, de kaste behoort niet tot de meerderheid.<br />

Niet wij, als startende beweg<strong>in</strong>g, vormen een kle<strong>in</strong> groepje, maar zij: de politiek<br />

verantwoordelijken. Daarbij maken de schrijvers de bestuurlijke kaste<br />

tot een kle<strong>in</strong>e bovenlaag, een geïsoleerde groep die moet worden bestreden.<br />

‘Zij’ vertegenwoordigen ons niet en ‘wij’ als verenig<strong>in</strong>g doen dat wel.<br />

De Verbrugges creëren ook een ‘wij-groep’: het is een probleem waar wij<br />

allen last van hebben. Zo ontstaat het effect van engagement: het zijn wij<br />

die handelen vanuit woede tegen de bestuurlijke kaste.<br />

Omdat de schrijvers het probleem als overduidelijk en relevant voor iedereen<br />

positioneren creëren ze bestaansrecht. Iedereen kan zien dat motivatie, rendement<br />

en geld nodig zijn voor het onderwijs. Het manifest, de verenig<strong>in</strong>g<br />

en de voorzitter vertegenwoordigen daartegenover het collectief dat nu <strong>in</strong><br />

actie komt om dit overduidelijke probleem aan de kaak te stellen. Daarom<br />

starten ze nu een beweg<strong>in</strong>g en geven ze stem aan iets dat al lang gaande is:<br />

BON is de oploss<strong>in</strong>g om het tij te keren. We kunnen ons gezamenlijk lot een<br />

andere wend<strong>in</strong>g geven.<br />

In het volgende bekijk ik op welke wijze de voor dit onderzoek bestudeerde<br />

media zich al dan niet oriënteren op het beeld dat door de auteurs opgeroepen<br />

is. Omdat het manifest verscheen op de op<strong>in</strong>iepag<strong>in</strong>a <strong>in</strong> een krant en<br />

een men<strong>in</strong>g uitdraagt, wil ik kijken hoe deze <strong>in</strong>formatiebronnen reageerden<br />

op de publicatie. Ook bij deze case zijn de geselecteerde fragmenten afkomstig<br />

uit columns, rubrieken over onderwijs en wetenschap, persberichten en<br />

<strong>in</strong>terviews <strong>in</strong> de bekeken bladen.<br />

7.2.3 Reacties op strategieën 1<br />

Lukt het de auteurs om een breed gedragen beweg<strong>in</strong>g te suggereren? Behandelen<br />

de bladen de observaties van de schrijvers als een serieus te nemen<br />

signaal? In het eerste responsfragment dat ik bespreek om antwoord te geven<br />

op deze vragen, schetst de redactie van het landelijk dagblad De Telegraaf<br />

‘Het Nieuwe Leren’ (<strong>in</strong> het fragment HNL genoemd) als iets dat zich s<strong>in</strong>ds<br />

enkele jaren manifesteert <strong>in</strong> het onderwijs en waartegen de verenig<strong>in</strong>g Beter<br />

Onderwijs Nederland is opgericht. De redactie plaatste dit artikel <strong>in</strong> de rubriek<br />

‘Overmorgen’, een rubriek over onderwijs en wetenschap. Het artikel verscheen<br />

vier dagen nadat het manifest <strong>in</strong> NRC Handelsblad werd gepubliceerd.<br />

124


Responsfragment 1<br />

Auteur: Redactie<br />

Rubriek: Sectie<br />

Lengte: 323 woorden<br />

7 Inmiddels is er door ouders en docenten <strong>in</strong> antwoord op HNL de Verenig<strong>in</strong>g voor Beter<br />

8 Onderwijs Nederland (VBON) opgericht. De organisatie verzet zich tegen HNL en maakt<br />

9 zich zorgen over het feit dat kennisverwerv<strong>in</strong>g volgens een leerplan als m<strong>in</strong>punt wordt<br />

10 beschouwd. Het onderwijs verarmt daardoor en leerl<strong>in</strong>gen wordt schade berokkend.<br />

...6 regels weggelaten...<br />

17 Naast de cultuurfilosoof Ad Verbrugge, die voorzitter is, zitten Arnold<br />

18 Heertje, Ayaan Hirsi Ali en Ursie Lambrechts <strong>in</strong> het comité van<br />

19 aanbevel<strong>in</strong>g. De VBON is niet zo maar een club actievoerders.<br />

20 Het is een groep mensen die zich ernstig zorgen maken over de kwaliteit<br />

21 van ons onderwijs en die zich zo betrokken voelen bij de toekomst van het<br />

22 k<strong>in</strong>d, dat zij het tij willen keren. De verloeder<strong>in</strong>g van het onderwijs<br />

23 verdient tegenspel.<br />

...2 regels weggelaten tot het slot...<br />

(Bron: De Telegraaf, 10 Juni, 2006)<br />

De journalist hier beschrijft de Verenig<strong>in</strong>g voor Beter Onderwijs als de<br />

organisatie (regel 8) die bestaat uit ouders en docenten (regel 7) en die is<br />

opgericht (regel 8). Het <strong>in</strong>middels (regel 7) geeft weer dat de club kennelijk<br />

er <strong>in</strong>tussen al toe doet. Dit is opmerkelijk omdat deze reactie vier dagen na<br />

het verschijnen van het manifest zelf komt. Ofwel, deze reactie suggereert<br />

dat de verenig<strong>in</strong>g, nog maar net opgericht, nu al actief is. Daarbij wordt de<br />

afkort<strong>in</strong>g HNL (regel 7) gebruikt voor het nieuwe leren. Dit standaardiseert<br />

het nieuwe leren als reeds bestaand, een bekend te veronderstellen fenomeen<br />

en legitimeert zo ook het doel van de verenig<strong>in</strong>g.<br />

In het fragment wordt de cultuurfilosoof Ad Verbrugge genoemd naast<br />

Arnold Heertje, Ayaan Hirsi Ali en Ursie Lambrechts (regel 17-18); wetenschappers<br />

en politici die ook bekend zijn om hun bijdrage aan het publieke<br />

debat. De suggestie die hiervan uitgaat is dat Verbrugge zich omr<strong>in</strong>gt met<br />

mensen die er toe doen.<br />

De uitspraak De VBON is niet zomaar een groep actievoerders (regel 19)<br />

suggereert dat dit een groep mensen (regel 20) is die met serieuze publieke<br />

thema’s aan de slag gaat zoals blijkt uit de formuler<strong>in</strong>g: die zich ernstig<br />

zorgen maken over de kwaliteit van ons onderwijs en die zich zo betrokken<br />

voelen bij de toekomst van het k<strong>in</strong>d (regel 20-22). De Telegraaf evalueert<br />

het verzet van de schrijvers als engagement. De krant brengt de betrokkenheid<br />

van BON als een beweegreden om het tij te willen keren. Het is<br />

niet zomaar actie die zij nastreven: deze gedrevenheid komt ook voort uit<br />

verbondenheid met de toekomst van het k<strong>in</strong>d (regel 21-22). Met andere<br />

125


woorden: ze strijden niet voor eigen belang. De nieuwsbron bevestigt zo de<br />

sprekers <strong>in</strong> hun collectief gedragen grieven over ons onderwijs.<br />

De nieuwsbron ondersteunt de oproep van BON via de uitspraak de<br />

verloeder<strong>in</strong>g van het onderwijs verdient tegenspel (regel 22-23). Deze steun<br />

wordt ook getoond <strong>in</strong> de uitspraak het onderwijs verarmt daardoor en leerl<strong>in</strong>gen<br />

wordt schade berokkend (regel 10). Daarbij wordt de emotionaliteit<br />

van BON die zich ernstig zorgen maken (regel 20) gevalideerd. Kortom, de<br />

krant legitimeert het bestaansrecht van de verenig<strong>in</strong>g.<br />

De krant is nog niet bekend met de wijze waarop de verenig<strong>in</strong>g wordt afgekort<br />

en maakt er VBON (regel 8 en 19) van. In de verder bekeken reacties<br />

werd deze afkort<strong>in</strong>g niet meer aangetroffen en wordt de afkort<strong>in</strong>g BON<br />

veelal als een zelfstandige naam gebruikt.<br />

Zo ook <strong>in</strong> het volgende fragment waar<strong>in</strong> gesproken wordt over ‘de BON’<br />

(fragment 2, regel 27). Dit fragment is afkomstig uit NRC Handelsblad,<br />

twee jaar nadat het manifest uitkwam <strong>in</strong> diezelfde krant. Het artikel is een<br />

wekelijkse column over onderwijs <strong>in</strong> de zaterdageditie en geschreven door<br />

Leo Prick, commentator op het gebied van onderwijs en onderwijspolitiek<br />

<strong>in</strong> Nederland.<br />

Responsfragment 2<br />

Auteur: Leo Prick<br />

Rubriek: Onderwijs<br />

Lengte: 604 woorden<br />

26 Overigens kennen we <strong>in</strong>middels een club die een beetje het karakter heeft<br />

27 van een beroepsverenig<strong>in</strong>g: de BON, de door Ad Verbrugge aangevoerde<br />

28 club Beter Onderwijs Nederland. Dat politici en bestuurders zich daar zo<br />

29 fel tegen keren en de leden van die club <strong>in</strong> een kwaad daglicht stellen, komt<br />

30 doordat het hier gaat om een apolitieke verenig<strong>in</strong>g die geen boodschap<br />

31 heeft aan de politieke ruilhandel zoals het onderwijs die al jaar en dag kent.<br />

32 Inderdaad: niet zeuren, ga je organiseren.<br />

(Bron: NRC Handelsblad, 20 juni, 2008)<br />

De verenig<strong>in</strong>g lijkt er<strong>in</strong> geslaagd zich te vestigen als organisatie en <strong>in</strong>middels<br />

(regel 26) bestaat de BON twee jaar, gelet ook op de datum van de<br />

bron: 20 juni 2008. Dit suggereert duurzaamheid van de beweg<strong>in</strong>g. De uitspraak<br />

Overigens kennen we <strong>in</strong>middels een club (regel 26) is een terloopse<br />

identificatie van het activistische karakter van de beweg<strong>in</strong>g. BON wordt<br />

hier – zij het op voorzichtige wijze – als de alternatieve onderwijsbond<br />

geportretteerd.<br />

De beweg<strong>in</strong>g heeft, aldus de krant, een beetje het karakter van een<br />

beroepsverenig<strong>in</strong>g voor leraren (regel 26-27). Daarbij impliceert het begrip<br />

126


club (regel 26, 28) dat het gaat om een bepaalde groep van aangesloten<br />

leden, een groep waar<strong>in</strong> iets gedeeld wordt, het impliceert onderl<strong>in</strong>ge<br />

hechtheid. Tegelijkertijd suggereert beroepsverenig<strong>in</strong>g openheid. De implicatie<br />

is dat dit een beweg<strong>in</strong>g is waar je je bij kunt aansluiten, lid van kunt<br />

worden en die laagdrempelig is. De krant bevestigt dus de gemeenschappelijkheid<br />

die we de schrijvers met anderen zagen creëren <strong>in</strong> het manifest.<br />

Het bericht suggereert dat BON geen politieke beweg<strong>in</strong>g is. Zo is het een<br />

apolitieke verenig<strong>in</strong>g (regel 30): aan BON wordt toegeschreven dat zij geen<br />

boodschap heeft aan de politieke ruilhandel zoals het onderwijs die al jaar<br />

en dag kent (regel 30-31). Deze beschrijv<strong>in</strong>g wordt gebracht als een verklar<strong>in</strong>g<br />

voor de weerstand tegen de verenig<strong>in</strong>g van politici en bestuurders die<br />

zich daar zo fel tegen keren (regel 28-29). We zien hier een contrast (contrast<br />

structures; Smith, 1990, zie ook hoofdstuk 6, p.84) tussen het voorspelbare<br />

en gestandaardiseerde van de politiek versus het vernieuwende en<br />

activistische karakter van de verenig<strong>in</strong>g.<br />

De aanspor<strong>in</strong>g van de columnist tot de lezer <strong>in</strong> de slotregel Inderdaad:<br />

niet zeuren, ga je organiseren impliceert dat BON dit laatste al doet. Zij zeuren<br />

niet, mopperen niet, maar ze organiseren zich. Het Inderdaad (regel 32)<br />

wijst ook op <strong>in</strong>stemm<strong>in</strong>g van de columnist met BON. Ofwel, ga niet bij de<br />

pakken neer zitten, maar kom ook <strong>in</strong> actie. De krant neemt <strong>in</strong> deze column<br />

de mobilisatiedoelstell<strong>in</strong>g van BON over.<br />

In fragment 3 afkomstig uit de Volkskrant, haalt Hans Wans<strong>in</strong>k, die bij de<br />

rubriek ‘Forum’ de vaste politieke commentator is, een andere redacteur<br />

van deze krant aan: Mart<strong>in</strong> Sommer. Sommer schreef <strong>in</strong> de periode 2004-<br />

2006 een serie columns voor dat dagblad over de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen.<br />

In dit fragment betoogt Wans<strong>in</strong>k dat zijn kritische reeks artikelen over het<br />

moderne onderwijs, ‘het nieuwe leren’, wel veel reacties en discussie uitlokte<br />

onder lezers, maar niet onder politieke partijen.<br />

Responsfragment 3<br />

Auteur: Hans Wans<strong>in</strong>k<br />

Rubriek: Forum;<br />

Lengte: 884 woorden<br />

9 Toen Mart<strong>in</strong> Sommer <strong>in</strong> zijn rubriek Gemengde Berichten vorig jaar <strong>in</strong><br />

10 deze krant begon met het <strong>in</strong> kaart brengen van de ravage die <strong>in</strong> het<br />

11 onderwijs is aangericht, reageerden de beleidsmakers met een<br />

12 schouderophalend ontkennen. S<strong>in</strong>dsdien is het thema van onderop bezig<br />

13 aan een bescheiden opmars op de politieke agenda’s, zonder dat het echt<br />

14 adequaat door enige partij wordt opgepakt. Vandaar dat de beloften van<br />

15 de partijen om er wat meer geld tegenaan te gooien op de kiezers we<strong>in</strong>ig<br />

127


16 <strong>in</strong>druk maken. Daarentegen rijst de ster van de filosoof Ad Verbrugge, de<br />

17 oprichter van de verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs Nederland, snel.<br />

...8 regels weggelaten...<br />

26 Ad Verbrugge ontpopte zich zondag als de Max Havelaar van het<br />

27 onderwijs.<br />

...6 regels weggelaten tot het slot...<br />

(bron: de Volkskrant, 7 November, 2006)<br />

Ook <strong>in</strong> dit fragment worden contrasten gemaakt tussen een schouderophalend<br />

ontkennen (regel 11-12) versus rijst de ster van de filosoof Ad Verbrugge<br />

snel (regel 16-17). We zien zo een tegenstell<strong>in</strong>g gecreëerd tussen dat<br />

wat de politiek niet doet en dat wat BON wel kan. Beschreven wordt dat<br />

de berichtgev<strong>in</strong>g van Sommer we<strong>in</strong>ig teweeg heeft gebracht bij de politiek<br />

zelf. Het thema staat niet hoog op de politieke agenda, zo blijkt uit de<br />

uitspraak: zonder dat het echt adequaat door enige partij wordt opgepakt<br />

(regel 13-14). Ofwel, de politiek wil misschien wel, maar ze weten er niet<br />

goed weg mee, en daarom blijkt BON nodig.<br />

De evaluatie <strong>in</strong> regel 13-14 dat geen partij het echt adequaat oppakt,<br />

staat eveneens <strong>in</strong> contrast met de uitspraak Ad Verbrugge ontpopte zich<br />

zondag als de Max Havelaar van het onderwijs (regel 26–27). Max Havelaar,<br />

de hoofdpersoon uit een boek van Eduard Douwes Dekker alias Multatuli<br />

(1860), werd eerst ten onrechte weggezet, maar achteraf bleek zijn aanklacht<br />

niet ongegrond. De implicatie is dat Verbrugge net als Max Havelaar,<br />

waarschijnlijk het gelijk aan zijn zijde heeft en dat zijn aanklacht juist is. Het<br />

beeld dat via deze contraststructuren ontstaat, is dat Verbrugge <strong>in</strong> een korte<br />

tijd een stevige positie <strong>in</strong>neemt. Eerdere <strong>in</strong>itiatieven zijn gesneuveld en hebben<br />

we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong>druk gemaakt, maar Ad Verbrugge krijgt mogelijk het thema<br />

wel aangekaart.<br />

Het krantfragment leunt dus op twee contrasten:<br />

a Het suffe van de politiek versus het frisse en verrassende van<br />

de voorzitter.<br />

b BON versus eerdere gesneuvelden <strong>in</strong>itiatieven.<br />

Kortom, deze krantreactie onderschrijft het beeld dat de schrijvers oproepen<br />

‘wij geven stem aan een murw gemaakte meerderheid’. Verbrugge<br />

durft te verwoorden, waar politici <strong>in</strong> gebreke blijven.<br />

De speciale aandacht voor de voorzitter komt ook terug <strong>in</strong> de column<br />

Forum van de Volkskrant. Aan het woord is hier weer Hans Wans<strong>in</strong>k, de<br />

vaste politieke commentator bij deze rubriek.<br />

128


Responsfragment 4<br />

Auteur: Hans Wans<strong>in</strong>k<br />

Rubriek: Forum<br />

Lengte: 880 woorden<br />

1 Jammer dat ik morgen niet op Ad Verbrugge kan stemmen. Ik stem<br />

2 altijd graag op mensen die problemen aan de orde stellen waaraan de<br />

3 gevestigde politieke orde geen boodschap heeft. Types als Frits<br />

4 Bolkeste<strong>in</strong>, Henk Westbroek of Ayaan Hirsi Ali dus<br />

...11 regels weggelaten...<br />

16 Net als bovengenoemde Bolkeste<strong>in</strong>, Westbroek en Hirsi Ali, oogstte<br />

17 Verbrugge zowel bijval als verguiz<strong>in</strong>g. Voor veel mensen <strong>in</strong> en buiten<br />

18 het onderwijs is hij een held. Hij durfde immers aan de orde te stellen<br />

19 wat een taboe is: namelijk dat de hervorm<strong>in</strong>gspolitiek <strong>in</strong> het onderwijs<br />

20 grote schade heeft aangericht die demoraliserend werkt op degenen die<br />

21 er moeten én willen werken. Verbrugge is bovendien mediageniek,<br />

22 welsprekend en strijdbaar...<br />

…12 regels weggelaten tot het slot...<br />

(Bron: de Volkskrant, 21 November, 2006)<br />

Verbrugge wordt <strong>in</strong> fragment 4 getypeerd als iemand waarop je je stem<br />

wil uitbrengen: jammer dat ik morgen niet op Ad Verbrugge kan stemmen<br />

(regel 1) en als iemand die problemen aan de orde wil stellen (regel 2) en<br />

vervolgens geplaatst <strong>in</strong> een rijtje prom<strong>in</strong>ente Nederlanders: Types als Frits<br />

Bolkeste<strong>in</strong>, Henk Westbroek of Ayaan Hirsi Ali (regel 3-4). Publieke figuren<br />

die uitspraken deden die veel teweeg brachten. Ook hier wordt een driedelige<br />

lijst geconstrueerd. Zoals beschreven bij de analyse van manifestfragment<br />

1, wordt dit type constructies (three-part lists; Jefferson, 1990) veel<br />

gebruikt om <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe willekeurige aspecten samen tot een drie-eenheid<br />

om te vormen en zo compleetheid te projecteren. Ook <strong>in</strong> dit geval betreft<br />

het niet een eenl<strong>in</strong>g: Verbrugge staat <strong>in</strong> een rij van mensen die terechte,<br />

maar controversiële, uitspraken <strong>in</strong> de openbaarheid doen.<br />

De krant neemt op impliciete wijze de uitspraak voor veel mensen <strong>in</strong> en<br />

buiten het onderwijs is hij een held (regel 17-18) voor eigen reken<strong>in</strong>g. Dit<br />

blijkt uit de woorden immers (regel 18) en namelijk (regel 19), waarmee de<br />

krant <strong>in</strong>direct de bijval voor Verbrugge ondersteunt. Hij wordt geëvalueerd<br />

als held, als iemand die durfde (regel 18). Verbrugge durft uitspraken te<br />

doen waaraan de gevestigde politieke orde geen boodschap heeft (regel<br />

2-3) en oogstte zowel bijval als verguiz<strong>in</strong>g (regel 16-17). Ofwel, hij neemt<br />

risico’s. Verbrugge is bovendien mediageniek, welsprekend en strijdbaar<br />

(regel 21-22). Ook dit is een driedelige lijst die compleetheid projecteert.<br />

Hij is niet zomaar iemand, maar een persoonlijkheid die over de juiste<br />

129


eigenschappen beschikt om zaken aan de orde te stellen. Met andere<br />

woorden: Ad Verbrugge kan d<strong>in</strong>gen die de politiek niet kan.<br />

Welke balans kunnen we nu opmaken op basis van de analyse van het eerste<br />

<strong>in</strong>teractionele probleem en de analyse van de reacties op de strategieën<br />

van de schrijvers?<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

De pers zet de op zijn beloop gelaten situatie en een dramatische ravage <strong>in</strong><br />

het onderwijs, tegenover de acties van de verenig<strong>in</strong>g, die als een voorbeeld<br />

gesteld geldt van het <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g komen tegen onverschillige en voorspelbare<br />

autoriteiten.<br />

De media verbreedt de kle<strong>in</strong>e elitaire kaste (zie strategieën behorende<br />

bij <strong>in</strong>teractioneel probleem 1, p.122) naar een brede politieke orde tegenover<br />

een meerderheid die al lang ziet dat hier grote schade wordt aangericht.<br />

BON wordt dus beschreven als een beweg<strong>in</strong>g die wél de belangen<br />

behartigt van leraar en leerl<strong>in</strong>gen en zich echt bekommert om het onderwijs.<br />

Zo ondersteunen veel fragmenten de getoonde grieven <strong>in</strong> het manifest<br />

en worden deze niet opgevat als klagen of doemdenken.<br />

Naast de aandacht voor de verenig<strong>in</strong>g is er vooral veel aandacht voor<br />

de voorzitter. De kranten creëren het beeld van een prom<strong>in</strong>ente voorzitter<br />

die door hem tussen andere bekendheden te plaatsen, als een succesvol<br />

pleitbezorger voor leerl<strong>in</strong>g en leraar het debat kan <strong>in</strong>itiëren. Ook hier wordt<br />

weer een tegenstell<strong>in</strong>g gecreëerd tussen de gestandaardiseerde en voorspelbare<br />

politiek en een verrassende en frisse voorzitter. De kranten bevestigen<br />

de standpunten van BON, maar voegen zelf ook iets toe, namelijk een<br />

bijzondere voorzitter. Met name het contrast <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met driedelige<br />

lijsten roepen het beeld op van een actiegroep met een bijzondere voorzitter,<br />

die <strong>in</strong> het geweer komt vanuit <strong>in</strong>tegere motieven tegen het falende<br />

establishment. Deze discursieve constructies bekrachtigen deze verschillen:<br />

Ad Verbrugge bezit eigenschappen die de politiek niet heeft. Hij is<br />

strijdbaar en daadkrachtig en presenteert zich als aanspreekpunt voor een<br />

breed gedragen beweg<strong>in</strong>g. Zo wordt bij BON al <strong>in</strong> de beg<strong>in</strong>fase het gedachtegoed<br />

erkend, ook door autoriteiten. De media maken de verenig<strong>in</strong>g tot<br />

een collectief dat opkomt voor een lam geslagen meerderheid. Zij zetten<br />

BON neer als een brede beweg<strong>in</strong>g en niet als een elitaire groep. Het is een<br />

collectief probleem en geen particulier probleem. Al met al ontstaat zo het<br />

beeld dat het wel eens zou kunnen gaan lukken met deze beweg<strong>in</strong>g.<br />

De schrijvers construeren nog een tweede <strong>in</strong>teractioneel probleem dat ik <strong>in</strong><br />

de analyse hierna zal bespreken.<br />

130


7.3.1 Strategieën behorende bij<br />

<strong>in</strong>teractioneel probleem 2<br />

Ik vervolg de analyse van het manifest met twee andere fragmenten uit<br />

het manifest. Deze passages illustreren het brede patroon <strong>in</strong> de tekst<br />

waarbij BON verder een bepaalde identiteit opbouwt. Daarbij creëren de<br />

schrijvers het <strong>in</strong>teractionele probleem dat ze een missie hebben, maar ook<br />

weten waar ze het over hebben. Met andere woorden: er wordt door ons<br />

niet alleen geroepen, maar onze uitspraken zijn ergens op gebaseerd. De<br />

wijze waarop de schrijvers dit probleem trachten te hanteren zal de analyse<br />

hierna laten zien.<br />

De regelnummer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de fragmenten volgt weer de regelnummer<strong>in</strong>g<br />

van de brontekst (zie bijlage 6). Ook bij het tweede <strong>in</strong>teractionele probleem<br />

hanteren de schrijvers verschillende strategieën:<br />

a Het suggereren van overzicht over het probleem door een<br />

historisch en ruimtelijk perspectief te schetsen.<br />

b Het suggereren van op evidenties gebaseerde <strong>in</strong>zichten <strong>in</strong> het<br />

probleem door te kwantificeren.<br />

c Het oproepen van de grootsheid van het probleem door<br />

contraststructuren <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met kwantificer<strong>in</strong>gen.<br />

Manifestfragment 4<br />

7 Al bijna veertig jaar wordt er nu gesleuteld aan ons onderwijs.<br />

8 Naar we <strong>in</strong>middels kunnen vaststellen heeft de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van de<br />

9 Mammoetwet (1968) de deur opengezet voor een niet aflatende<br />

10 stroom van hervorm<strong>in</strong>gen en vernieuw<strong>in</strong>gen op vrijwel alle onder<br />

11 wijsniveaus. Ons onderwijs is daardoor eerder <strong>in</strong> een permanente<br />

12 bouwput veranderd dan dat er degelijke nieuwbouw is gepleegd.<br />

...438 regels weggelaten tot het slot...<br />

De auteurs tonen <strong>in</strong> fragment 4 overzicht te hebben over de problemen<br />

<strong>in</strong> het onderwijs. Dit construeren ze door een historisch perspectief aan<br />

te brengen: Al bijna veertig jaar wordt er nu gesleuteld aan ons onderwijs<br />

(regel 7). Ook <strong>in</strong> de volgende regel tonen ze historisch overzicht: naar<br />

we <strong>in</strong>middels kunnen vaststellen heeft de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van de Mammoetwet<br />

(1968) de deur opengezet voor een niet aflatende stroom van hervorm<strong>in</strong>gen<br />

en vernieuw<strong>in</strong>gen... (regel 8-11). Het onbepaalde ‘we’ <strong>in</strong>: naar we <strong>in</strong>middels<br />

(regel 8) valt hier op en verwijst impliciet naar de lezer. Als lezer kun<br />

je op deze wijze worden meegenomen <strong>in</strong> de vanzelfsprekendheid van de<br />

bewer<strong>in</strong>gen. De schrijvers schetsen naast dit historisch perspectief ook<br />

een ruimtelijk perspectief door middel van de formuler<strong>in</strong>g: op vrijwel alle<br />

131


onderwijs niveaus (regel 10-11). Zo beschrijven ze het probleem zowel <strong>in</strong><br />

de ruimte als door de tijd heen. Het doet zich op verschillende plaatsen en<br />

niveaus voor, dwars door de geschiedenis heen.<br />

De Verbrugges dragen geen argumenten aan, maar poneren ‘feiten die<br />

voor zich spreken’. Ze leggen geen verantwoord<strong>in</strong>g af voor deze uitspraken,<br />

maar stellen het patroon eenvoudigweg vast (regel 8). Ze maken daarbij<br />

gebruik van kwantificeerders (quantification rhetoric, Potter, 1991). De<br />

kwantificatie veertig jaar (regel 7) wordt <strong>in</strong>gezet om enerzijds de lezer te<br />

tonen dat hier al heel lang iets gaande is. Anderzijds suggereren de getallen<br />

dat de auteurs weten waar ze het over hebben: ze kennen de feiten. De<br />

schrijvers zijn precies <strong>in</strong> het presenteren van de feiten, zo blijkt uit het getal<br />

(1968) (regel 9) dat er volledigheidshalve – want tussen haakjes – er aan<br />

is toegevoegd. Ook <strong>in</strong> manifestfragment 5 zien we dit type kwantificeren<br />

terug, namelijk <strong>in</strong> regels 81-82 ruim 60.000 leerl<strong>in</strong>gen verlaten jaarlijks het<br />

onderwijs zonder een startkwalificatie, regels 86-87 Volgens prognoses...<br />

meer dan 10.000 jongeren na 2010, en regels 92-94 die <strong>in</strong> de m<strong>in</strong>imaal<br />

12 jaar dat ze naar school gegaan zijn, geen vak hebben geleerd...<br />

79<br />

Manifestfragment 5<br />

Bovendien is het aantal mensen dat zonder<br />

80 diploma of slecht gekwalificeerd op de arbeidsmarkt terechtkomt<br />

81 schrikbarend (ruim 60.000 leerl<strong>in</strong>gen verlaten jaarlijks het onder<br />

82 wijs zonder een startkwalificatie)...<br />

...3 regels weggelaten…<br />

86 Volgens prognoses kan dit aantal <strong>in</strong> het voortgezet onderwijs<br />

87 oplopen tot meer dan 10.000 jongeren na 2010.<br />

88 De dramatische sociale gevolgen van deze ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />

89 kunnen zo langzamerhand niet meer ontkend worden: terwijl<br />

90 tienduizenden Polen ons land b<strong>in</strong>nenkomen om hier niet alleen<br />

91 seizoenswerk, maar ook traditionele ambachten te verrichten,<br />

92 lopen er tegelijkertijd tienduizenden jongeren rond die <strong>in</strong> de<br />

93 m<strong>in</strong>imaal 12 jaar dat ze naar school gegaan zijn, geen vak hebben<br />

94 geleerd waarmee ze een volwaardig beroep kunnen uitoefenen.<br />

...356 regels weggelaten tot het slot...<br />

De auteurs gebruiken <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met de kwantificeerders ook drie<br />

‘contraststructuren’ (contrast structures; Potter, 1996, p.194, Smith, 1990)<br />

<strong>in</strong> fragment 6. Een contraststructuur (zoals ook beschreven <strong>in</strong> hoofdstuk<br />

6) zet de spann<strong>in</strong>g tussen uitersten neer, een situatie die vraagt om een<br />

oploss<strong>in</strong>g.<br />

Het eerste contrast wordt gebruikt met de z<strong>in</strong>snede terwijl tienduizenden<br />

Polen ons land b<strong>in</strong>nenkomen (regel 89-90) versus de uitspraak lopen er<br />

132


tegelijkertijd tienduizenden jongeren rond... (regel 92). Tienduizenden suggereert<br />

een onbepaalde maar ook enorme hoeveelheid: het is zoals Potter<br />

noemt ‘thousand talk’ (Potter 1991, p.341). Het zet de massa’s Polen die wel<br />

werken af tegen de massa’s jongeren die niets doen. Dat is het retorische<br />

effect dat met ‘tienduizenden’ wordt verricht: het precieze aantal doet hier<br />

niet ter zake -, maar wel de impact van deze grootheden. Via dit contrast<br />

wordt de situatie als overweldigend geschetst: hoe is het mogelijk dat dit<br />

de realiteit is?<br />

Het tweede contrast is <strong>in</strong> feite een contrast b<strong>in</strong>nen het eerste contrast,<br />

en ligt <strong>in</strong> de uitspraak de m<strong>in</strong>imaal 12 jaar dat ze naar school gaan versus de<br />

formuler<strong>in</strong>g geen vak hebben geleerd (regel 93-94). De boodschap die de<br />

schrijvers zo geven zet de onwaarschijnlijkheid van de situatie kracht bij.<br />

Een derde contrast is werkzaam <strong>in</strong> het eerder bekeken fragment 4:<br />

Manifestfragment 4<br />

7 Al bijna veertig jaar wordt er nu gesleuteld aan ons onderwijs.<br />

8 Naar we <strong>in</strong>middels kunnen vaststellen heeft de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van de<br />

9 Mammoetwet (1968) de deur opengezet voor een niet aflatende<br />

10 stroom van hervorm<strong>in</strong>gen en vernieuw<strong>in</strong>gen op vrijwel alle onder<br />

11 wijsniveaus. Ons onderwijs is daardoor eerder <strong>in</strong> een permanente<br />

12 bouwput veranderd dan dat er degelijke nieuwbouw is gepleegd.<br />

...438 regels weggelaten tot het slot...<br />

Na bijna veertig jaar sleutelen aan het onderwijs is er, <strong>in</strong> plaats van degelijke<br />

nieuwbouw (regel 12), een permanente bouwput (regel 11-12) ontstaan.<br />

Opnieuw zien we het contrast tussen de bouwput en de nieuwbouw onderstreept<br />

door het gebruik van getallen al bijna veertig jaar (regel 7), die het<br />

duurzame, diepgewortelde karakter van het probleem onderstrepen. De<br />

Verbrugges suggereren dat het aanhoudende gesleutel aan het onderwijs<br />

een fatale uitwerk<strong>in</strong>g heeft met gevolgen die voor iedereen zichtbaar zijn,<br />

maar waarvoor de verantwoordelijken zelf nog altijd bl<strong>in</strong>d zijn.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Hoe wekken de schrijvers de suggestie het probleem te kunnen overzien?<br />

Uit bovenstaande analyse van het bronfragment en van de media blijkt dat<br />

ze dit doen door:<br />

a Een historisch perspectief te schetsen. De schrijvers bespreken niet<br />

de mitsen en maren, maar brengen met veel aplomb hun observaties<br />

naar voren. Ze manifesteren zich als personen die goed <strong>in</strong>gelicht zijn<br />

over de geschiedenis van de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen: ze overzien<br />

de zaak. Daarnaast schetsen ze ook een ruimtelijk perspectief: ze<br />

bieden overzicht en kunnen de ‘algemene wantoestand’ schetsen.<br />

133


Zo presenteren zij zich als de juiste woordvoerders van het hervorm<strong>in</strong>gsprobleem.<br />

Zij hebben overzicht en laten zien dat de grondslagen<br />

van de vernieuw<strong>in</strong>gen verkeerd zijn.<br />

b Kwantificeerders te gebruiken die laten zien dat de auteurs<br />

weten waarover zij spreken. De schrijvers laten <strong>in</strong> het midden of<br />

hun observaties berusten op ervar<strong>in</strong>gen uit de praktijk of gebaseerd<br />

zijn op theoretische <strong>in</strong>zichten. Door het opwerpen van stellige bewer<strong>in</strong>gen,<br />

onderbouwd met cijfers, suggereren de schrijvers een grote<br />

vanzelfsprekendheid. Moeiteloos, zo lijkt het, kunnen ze strooien<br />

met de gegevens waaruit blijkt dat het mis is. Zij weten waar ze het<br />

over hebben.<br />

c Contrasten te creëren die de grootsheid van het geschetste<br />

probleem tonen en zo om een oploss<strong>in</strong>g vragen. De auteurs schetsen,<br />

mede met behulp van kwantificeerders, een overweldigend<br />

beeld van de situatie. Het is onbegrijpelijk maar degenen die hiervoor<br />

verantwoordelijk zijn hebben niet het vermogen om de echte feiten<br />

onder ogen te zien. Hierdoor tonen ze hoe groot het probleem is.<br />

7.3.2 Interactioneel probleem 2:<br />

Wij hebben een missie, maar weten<br />

ook waar we het over hebben<br />

Het <strong>in</strong>teractionele probleem dat door de hierboven geanalyseerde strategieën<br />

naar voren komt is: wij hebben een missie maar weten ook waar we<br />

het over hebben. Dit <strong>in</strong>teractionele probleem speelt ‘kennelijk’ omdat de<br />

schrijvers er oploss<strong>in</strong>gen voor <strong>in</strong>zetten. Doordat de schrijvers overzicht op<br />

het probleem benadrukken, laat dit zien dat dit blijkbaar een kwetsbaar<br />

punt is: hebben de schrijvers recht van spreken of zijn zij niet de juiste<br />

woordvoerders? Zo kunnen ze erop worden aangesproken dat het louter<br />

een missie is die hen drijft. De schrijvers trachten duidelijk te maken dat<br />

hun observaties niet gekleurd worden door ideologische motieven of persoonlijke<br />

ambities maar dat het probleem los van hen bestaat. Het is zoals<br />

het is en wij kunnen hiervan verslag doen.<br />

De strategieën van het tonen van <strong>in</strong>zicht en overzicht, <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie<br />

met contrasterend taalgebruik, maakt de verenig<strong>in</strong>g BON tot een groep die<br />

bestaat uit ‘uitgesproken denkers’ die niet worden geh<strong>in</strong>derd door twijfels.<br />

De schrijvers stellen zich op deze wijze superieur op tegenover de onderwijshervormers.<br />

Zo kunnen ze wel worden aangesproken op de juistheid<br />

van hun bewer<strong>in</strong>gen, maar maken zij zich ook tot directe woordvoerders<br />

134


van ‘de realiteit’. De schrijvers spreken op deze wijze vanuit een gezagspositie.<br />

Ze creëren een basis op grond waarvan ze kunnen spreken en waaraan<br />

zij hun geloofwaardigheid ontlenen. Zo ontstaat de suggestie ‘wij kunnen<br />

dit zeggen en daarom kun je op ons vertrouwen’.<br />

7.3.3 Reacties op strategieën 2<br />

Worden de schrijvers ook gehouden voor de juiste woordvoerders van de<br />

realiteit? Om antwoord te kunnen geven op deze vraag bespreek ik, net als<br />

bij de reacties bij <strong>in</strong>teractioneel probleem 1, verschillende voorbeeldfragmenten<br />

uit de bekeken media. De eerste tekst die ik bekijk is een redactionele<br />

bijdrage <strong>in</strong> de regionale krant het Leidsch Dagblad.<br />

Responsfragment 5<br />

Auteur: redactie<br />

Sectie: Bibu Eco<br />

Lengte: 213 woorden<br />

1 HIGHLIGHT: den haag – Middelbare scholieren moeten hun werkstukken<br />

2 voortaan met de hand uitschrijven. Daarnaast mogen <strong>in</strong>ternetsites als de<br />

3 omstreden onl<strong>in</strong>e encyclopedie Wikipedia niet meer als enige bron worden<br />

4 gebruikt. Dat stelt voorzitter Ad Verbrugge van Verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs<br />

5 Nederland (BON) na verhalen over manipulaties <strong>in</strong> de <strong>in</strong>houd<br />

6 van Wikipedia. Volgens Verbrugge, die het m<strong>in</strong>isterie van onderwijs<br />

7 adviseert, toont de negatieve berichtgev<strong>in</strong>g over Wikipedia aan dat deze<br />

8 <strong>in</strong>ternetencyclopedie als zelfstandige bron onbetrouwbaar is.<br />

9 De Verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs v<strong>in</strong>dt dat leraren werkstukken niet meer<br />

10 mogen goedkeuren als <strong>in</strong>formatie uit Wikipedia als feit wordt opgevoerd.<br />

11 De BON erkent dat leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>formatie van het <strong>in</strong>ternet ook met de hand<br />

12 kunnen overschrijven. Maar de regel die de verenig<strong>in</strong>g voorstelt voorkomt<br />

13 wel het gemakzuchtig ‘knippen en plakken’ en heeft als bijkomend voordeel<br />

14 dat de schrijfvaardigheid van leerl<strong>in</strong>gen verbetert, meent Verbrugge.<br />

15 De landelijke onderwijskoepel VO-raad noemt de voorstellen van de BON<br />

16 <strong>in</strong>teressant, maar moet er nog een standpunt over bepalen. Het m<strong>in</strong>isterie van onderwijs<br />

17 wil niet op de suggestie <strong>in</strong>gaan. ‘Wij zijn niet de aangewezen <strong>in</strong>stantie om een website<br />

18 of zoiets te verbieden’, laat een woordvoerder weten.<br />

...1 regel weggelaten tot het slot...<br />

(bron: Leidsch Dagblad, 31 Augustus, 2007)<br />

De krant beschrijft de kijk van de verenig<strong>in</strong>g op het gebruik van Wikipedia<br />

als bron bij het maken van werkstukken (regel 1- 14). Ze haalt daarbij veelvuldig<br />

Verbrugge aan: dat stelt voorzitter Ad Verbrugge (regel 4), volgens<br />

135


Verbrugge (regel 6) en meent Verbrugge (regel 14). Maar niet alleen Verbrugge,<br />

ook de verenig<strong>in</strong>g wordt geciteerd:de Verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs<br />

v<strong>in</strong>dt (regel 9) en de BON erkent (regel 11). Verbrugge en BON worden<br />

beschreven als een persoon en een organisatie die iets stelt, v<strong>in</strong>dt en<br />

meent, opvatt<strong>in</strong>gen heeft. Het zijn Verbrugge en BON die stellen dat middelbare<br />

scholieren hun werkstukken voortaan met de hand moeten schrijven,<br />

<strong>in</strong>ternetsites niet als bron mogen gebruiken maar wel met de hand<br />

kunnen overschrijven, niet de krant. De krant legt hier de verantwoordelijkheid<br />

voor uitspraken bij de verenig<strong>in</strong>g. Het neutraal opstellen is een gangbare<br />

strategie <strong>in</strong> rapportages van media (Clayman 1992 <strong>in</strong> Potter, 1996)<br />

zoals ik al besprak <strong>in</strong> de hoofdstukken 4 en 6 (p.64, p.88). Ook hier geeft<br />

de krant louter de opvatt<strong>in</strong>gen van de voorzitter weer: ze zijn voorzichtig<br />

<strong>in</strong> hun evaluaties. Toch wordt naast deze neutraliteit – via een bijz<strong>in</strong> –<br />

Verbrugge beschreven als iemand die het m<strong>in</strong>isterie adviseert (regel 6-7).<br />

De krant laat zo zien dat Verbrugge <strong>in</strong>vloed heeft bij het m<strong>in</strong>isterie.<br />

In de slotal<strong>in</strong>ea worden de reacties van de VO-raad en het m<strong>in</strong>isterie van<br />

Onderwijs weergegeven met de uitspraken noemt de voorstellen van de BON<br />

<strong>in</strong>teressant, maar moet er nog een standpunt over bepalen (regel 15-16) en<br />

Het m<strong>in</strong>isterie van onderwijs wil niet op de suggestie <strong>in</strong>gaan (regel 17-18).<br />

Deze formuler<strong>in</strong>gen impliceren dat de krant de opvatt<strong>in</strong>gen van BON houdt<br />

tegen reacties van organisaties b<strong>in</strong>nen het onderwijsveld.<br />

Al met al wordt zo het beeld opgeroepen dat de verenig<strong>in</strong>g een bijzondere<br />

kijk op onderwijs tentoon spreidt. Of ze gelijk hebben of niet over de<br />

Wikipedia kwestie doet dan kennelijk verder niet ter zake. Maar hun men<strong>in</strong>g<br />

daarover en hun positie <strong>in</strong> het beleidsveld brengt deze krant wel als nieuws.<br />

Ze richten zich op de sprekende positie van BON, als een verenig<strong>in</strong>g die<br />

<strong>in</strong>derdaad een visie uitdraagt. Deze reactie zien we ook <strong>in</strong> het volgende<br />

fragment dat als artikel verscheen <strong>in</strong> de achtergrondrubriek ‘De verdiep<strong>in</strong>g’<br />

<strong>in</strong> het landelijk dagblad Trouw:<br />

Responsfragment 6<br />

Auteur: Renske Huys<strong>in</strong>g<br />

Rubriek: De verdiep<strong>in</strong>g<br />

Lengte: 592 woorden<br />

1 Nog maar een half jaar bestaat de verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs Nederland<br />

2 (BON) en nu al heeft ze meer dan 2000 leden. Voorzitter Ad Verbrugge<br />

3 wordt niet alleen op het m<strong>in</strong>isterie van onderwijs gevraagd om zijn ideeën<br />

4 te komen verkondigen. Ook de landelijke media laten de cultuurfilosoof<br />

5 regelmatig aan het woord.<br />

...18 regels weggelaten tot het slot...<br />

(bron: Trouw, 14 oktober, 2006)<br />

136


Ad Verbrugge wordt gevraagd om zijn ideeën te komen verkondigen (regel<br />

3-4). Deze reactie beschrijft de voorzitter als iemand die iets verkondigt en<br />

gehoord wordt door autoriteiten en zelfs door landelijke media (regel 4).<br />

Bijzonder is hier dat de krant het heeft over de cultuurfilosoof (regel 4) waar<br />

ze <strong>in</strong> plaats hiervan bijvoorbeeld ook ‘hem’ hadden kunnen schrijven. Kennelijk<br />

is het van belang hier op te merken om wat voor iemand het gaat. De<br />

term ‘cultuurfilosoof’ roept associaties op van een persoon die ideeën heeft<br />

en die zich bezighoudt met de grondslagen, het fundament. Ad Verbrugge<br />

is blijkbaar iemand die kijk heeft op onderliggende pr<strong>in</strong>cipes. Zo bouwt de<br />

krant een bepaalde identiteit (Potter, 1996) van de voorzitter op en versterkt<br />

daarmee de geloofwaardigheid van deze voorzitter.<br />

Opvallend is ook de nadruk die gelegd wordt op de snelheid waarmee<br />

deze cultuurfilosoof wordt b<strong>in</strong>nengehaald: nog maar een half jaar en nu al<br />

gevraagd. Dit roept het beeld op dat hier iets opmerkelijks gaande is. Dit<br />

beeld komt ook naar voren <strong>in</strong> het hierna volgende fragment.<br />

Responsfragment 7 is een redactionele bijdrage voor de rubriek ‘Onderwijs’<br />

<strong>in</strong> de weekendbijlage van eveneens het landelijke dagblad Trouw. In het<br />

fragment wordt bericht over de open<strong>in</strong>g van een symposium op de Vrije<br />

Universiteit door de toenmalige onderwijsm<strong>in</strong>ister Plasterk:<br />

Responsfragment 7<br />

Auteur: redactie onderwijs<br />

Sectie: Nederland<br />

Lengte: 381 woorden<br />

3 M<strong>in</strong>ister Plasterk pleit voor meer klassiek onderwijs <strong>in</strong> de geest van Theo Thijssen.<br />

4 Dat bleek afgelopen zaterdag op een symposium van de verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs<br />

5 Nederland (BON).<br />

6 De onderwijsm<strong>in</strong>ister opende het symposium <strong>in</strong> de Vrije Universiteit van Amsterdam<br />

7 met een steunbetuig<strong>in</strong>g aan de BON. Die maakt zich onder meer sterk voor<br />

8 ‘ouderwets’ klassikaal onderwijs en een machtiger positie van de docent.<br />

9 Volgens Plasterk is het gedachtegoed van de verenig<strong>in</strong>g<br />

10 ‘bijna één op één’ <strong>in</strong> het reger<strong>in</strong>gsbeleid terug te v<strong>in</strong>den. Plasterk somde een<br />

11 aantal BON-standpunten op, die <strong>in</strong> zijn actieplan ‘Leerkracht van<br />

12 Nederland’ een prom<strong>in</strong>ente plaats hebben gekregen. Zoals: de docent moet<br />

13 meer zeggenschap krijgen, hij moet ‘zijn vak terugkrijgen’. En ook:<br />

14 managers moeten dienstbaar zijn aan de professionals.<br />

15 De bew<strong>in</strong>dsman toonde zich ook bezorgd over het taal- en rekenniveau van onder<br />

16 andere eerstejaars pabo-studenten, voor wie toetsen op basisschoolniveau vaak te<br />

17 hoog gegrepen zijn. ‘Er moet weer meer nadruk komen op basisvaardigheden,’ zo<br />

18 onderstreepte hij een ander BON-standpunt.<br />

...4 regels weggelaten tot het slot...<br />

(bron: Trouw Januari, 2008)<br />

137


Dit krantenbericht is anderhalf jaar na het manifest verschenen (januari,<br />

2008) en toont dat BON van grote <strong>in</strong>vloed is op het beleid zoals dat wordt<br />

uitgedragen door de op dat moment net aangetreden onderwijsm<strong>in</strong>ister<br />

Plasterk. De formuler<strong>in</strong>gen een steunbetuig<strong>in</strong>g aan de BON (regel 7), Volgens<br />

Plasterk is het gedachtegoed van de verenig<strong>in</strong>g, bijna één op één <strong>in</strong><br />

het reger<strong>in</strong>gsbeleid terug te v<strong>in</strong>den (regel 9-10) en zo onderstreepte hij een<br />

ander BON-standpunt (regel 17-18) getuigen van de stevige positie die BON<br />

verworven heeft.<br />

Naast alle lofzang op BON is er ook kritiek <strong>in</strong> de reacties te zien. Onderstaand<br />

responsfragment geeft de uitspraken weer van Sjoerd Slagter die<br />

voorzitter is van de Raad voor het Voortgezet Onderwijs. Het fragment komt<br />

uit Forum, het tweewekelijkse op<strong>in</strong>ieblad van VNO-NCW ondernem<strong>in</strong>gsorganisatie.<br />

Responsfragment 8<br />

Auteur: Redactie<br />

Reacties: Blz. 53<br />

Lengte: 619 woorden<br />

2 Verbrugge debiteert veel onjuistheden, zegt Sjoerd Slagter (VO-raad) <strong>in</strong><br />

3 een reactie. Wij delen de men<strong>in</strong>g van de heer Verbrugge dat er wel het een<br />

4 en ander verbeterd kan worden aan het onderwijs. Over de richt<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong><br />

5 die verbeter<strong>in</strong>g gevonden moet worden, zijn we het echter fundamenteel<br />

6 oneens. Verbrugge suggereert dat <strong>in</strong> het onderwijs de rollen totaal zijn<br />

7 omgedraaid. De leerl<strong>in</strong>g zou zelf verantwoordelijk zijn voor het eigen<br />

8 lesprogramma en de docent zou alleen een beetje als coach functioneren.<br />

9 Dit is een geheel ander beeld dan wat wij zien <strong>in</strong> de 600 scholen <strong>in</strong> het<br />

10 voortgezet onderwijs.<br />

...13 regels weggelaten tot het slot...<br />

(Bron: Forum, 11 April, 2007)<br />

Opvallend zijn hier de aanduid<strong>in</strong>gen de heer Verbrugge (regel 3) en Verbrugge<br />

(regel 6) <strong>in</strong> plaats van Ad Verbrugge. Zo wordt afstand genomen<br />

van de persoon Verbrugge. Daarbij haalt het tijdschrift Sjoerd Slagter aan<br />

<strong>in</strong> een evaluatie op de uitspraken van Verbrugge.<br />

De vanzelfsprekendheid van voorzitter Verbrugge wordt door deze<br />

onderwijsvoorzitter (VO-raad regel 2) betwist op het punt van dat hij de<br />

praktijk niet zou kennen. ‘Hij ziet helemaal niet wat er <strong>in</strong> die 600 scholen<br />

werkelijk gebeurt’, is hier de implicatie. Slagter trekt dus het woordvoerderschap<br />

van Verbrugge <strong>in</strong> twijfel, waarmee hij overigens wel bevestigt dat<br />

het woordvoerderschap van Verbrugge de kwestie is waar het om draait,<br />

en dat al of niet geloofwaardig is.<br />

138


Het volgende fragment toont eveneens een negatieve reactie op de <strong>in</strong>itiatieven<br />

van BON. Het komt uit een boekrecensie <strong>in</strong> het Brabants Dagblad<br />

over een boek geschreven door Coen Free: rector van een middelbare<br />

school <strong>in</strong> Den Bosch. In deze recensie wordt verslag gedaan van het standpunt<br />

van Coen Free die voorstander is van een grondige vernieuw<strong>in</strong>g van<br />

het onderwijs. Free richtte een tegenbeweg<strong>in</strong>g op onder de titel ‘Nog beter<br />

onderwijs Nederland’.<br />

Responsfragment 9<br />

Auteur: Emmanuel Naaijkens<br />

Rubriek: B04<br />

Lengte: 876 woorden<br />

13 Zijn kritiek op BON is stevig. Hij schildert hen af als een exponent<br />

14 van cultuurpessimisme, de idee dat onze beschav<strong>in</strong>g ten onder gaat.<br />

15 Volgens Free vertegenwoordigen de mensen achter BON een<br />

16 <strong>in</strong>tellectuele bovenlaag ‘die vanuit de onderbuik ageert’ tegen<br />

17 vernieuw<strong>in</strong>g en zich daarbij bedient van halve waarheden.<br />

...13 regels weggelaten tot het slot...<br />

(Bron: Brabants Dagblad 11 April, 2007)<br />

In fragment 9 wordt het standpunt van Free weergegeven <strong>in</strong>: Volgens<br />

Free vertegenwoordigen de mensen achter BON een <strong>in</strong>tellectuele bovenlaag<br />

(regels 15-17). Opvallend is hier het contrast tussen de <strong>in</strong>tellectuele bovenlaag<br />

en ‘die vanuit de onderbuik ageert’ (regel 16). Blijkbaar behoort BON<br />

tot een elite die zich laat leiden door haar emoties. Dit zijn geen oprechte<br />

emoties maar emoties met een bijbedoel<strong>in</strong>g. Deze reactie ondermijnt dus<br />

net als <strong>in</strong> het vorige fragment het geval was, het spreekrecht van BON.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Opvallend is dat de media <strong>in</strong> hun reacties een homogeen beeld schetsen.<br />

Zo wordt er we<strong>in</strong>ig genuanceerd. Het is het ene homogene beeld tegenover<br />

het andere: het nieuwe leren is goed of fout. Blijkbaar is er een behoefte bij<br />

de media de verenig<strong>in</strong>g te plaatsen. Kranten zijn al dan niet partijdig.<br />

Daarbij worden de schrijvers aangesproken op hun ideeën en bijvoorbeeld<br />

niet op hun acties. Zo kunnen ze op alle fronten van het onderwijs<br />

tot en met het gebruik van Wikipedia aan toe, uitspraken doen en adviezen<br />

geven. Hoewel kranten, zoals gebruikelijk is, neutraliteit creëren ten<br />

opzichte van de door hen gerapporteerde reacties op BON, kl<strong>in</strong>kt er toch<br />

overwegend een op<strong>in</strong>ie door die laat zien dat hier een verenig<strong>in</strong>g actief is<br />

met een stevige positie <strong>in</strong> het beleidsveld. Een verenig<strong>in</strong>g die zowel wordt<br />

b<strong>in</strong>nengehaald als betwist door de gevestigde orde, maar hoe dan ook bijzondere<br />

ideeën verkondigt, waar zelfs op het hoogste niveau naar wordt<br />

139


geluisterd. De voorzitter wordt daarbij als legitimatie opgevoerd. Niet<br />

iedereen had dit kunnen zeggen, maar wel een cultuurfilosoof die zijn visie<br />

op de zaak geeft. De respons oriënteert zich ook op dit punt en presenteert<br />

de voorzitter als hoogopgeleid en vergezeld van wetenschappers en<br />

politici. Kennelijk zijn hier mensen aan het woord die iets <strong>in</strong>teressants te<br />

melden hebben en uitzonderlijke uitspraken doen. De voorzitter is iemand<br />

die de achtergrond heeft om over dit thema iets te zeggen. En deze wetenschapper<br />

is niet ambivalent of vaag <strong>in</strong> zijn uitspraken, maar hij is stellig<br />

en zegt afwijkende d<strong>in</strong>gen. Hij heeft een <strong>in</strong>tellectuele basis en daarom is<br />

het legitiem dat hij hier dwars ligt. Het manifest is dus nieuwswaardig, <strong>in</strong><br />

tegenstell<strong>in</strong>g tot de bijdrage van rector Sjamaar <strong>in</strong> de vorige case. Zo slagen<br />

de schrijvers er <strong>in</strong> het beeld op te roepen dat zij <strong>in</strong> staat zijn de crisis te<br />

overzien, en op belang te schatten. Anders gezegd: zij weten waar ze het<br />

over hebben.<br />

7.4.1 Strategieën behorende bij<br />

<strong>in</strong>teractioneel probleem 3<br />

Tenslotte bespreek ik nog twee fragmenten uit het manifest. Ik kies voor<br />

twee specifieke al<strong>in</strong>ea’s uit de brontekst omdat de schrijvers hier<strong>in</strong> het<br />

hoofd trachten te bieden aan een derde <strong>in</strong>teractionele probleem. Zo willen<br />

ze de kwaliteit <strong>in</strong> het onderwijs beschermen maar daarbij niet worden aangesproken<br />

op behoudzucht. Fragment 6 en 7 illustreren drie terugkerende<br />

strategieën, te weten:<br />

a Het creëren van distantie ten aanzien van de ideeën van<br />

de hervormers door deze te reïficeren.<br />

b Het betwisten van de feitelijkheid van de bewer<strong>in</strong>gen van<br />

de hervormers door te ironiseren.<br />

c Het probleem (schend<strong>in</strong>g van tijdloze pr<strong>in</strong>cipes) als<br />

overduidelijk presenteren.<br />

Manifestfragment 6<br />

158 B<strong>in</strong>nen de hedendaagse onderwijskunde is de strom<strong>in</strong>g van het<br />

159 Nieuwe leren zo dom<strong>in</strong>ant geworden dat men bijna zou spreken<br />

160 van tunnelvisie. Men lijkt het er allerwegen over eens te zijn dat de<br />

161 nadruk <strong>in</strong> het onderwijs moet liggen op het <strong>in</strong>dividuele leerproces<br />

162 van jongeren, waar zij zelf de eigenaar van zijn. Dat zou ook het<br />

163 best aansluiten op de mentaliteit van de moderne leerl<strong>in</strong>g.<br />

...176 regels weggelaten tot het slot...<br />

140


De schrijvers suggereren een beeld dat hier tijdloze pr<strong>in</strong>cipes worden<br />

geschonden. De onderwijsvernieuwers hebben zich volkomen losgezongen<br />

van de werkelijkheid. De schrijvers doen hiertoe reïficerende uitspraken<br />

(externaliz<strong>in</strong>g devices; Potter, 1996). Zo spreken ze van de hedendaagse<br />

onderwijskunde (regel 158), de strom<strong>in</strong>g van het Nieuwe leren (regel 158-<br />

159) en tunnelvisie (regel 160). Dit type uit<strong>in</strong>gen bevatten geen verwijz<strong>in</strong>gen<br />

naar de handelende of verantwoordelijke actor maar blijft meer op<br />

het niveau van de beschrijv<strong>in</strong>g. Gesuggereerd wordt dat het ‘Nieuwe leren’<br />

‘ergens daar buiten aanwezig is’ (out-there-ness Potter 1996) en geheel<br />

losstaat van hen als sprekers of schrijvers. Het effect van deze constructies<br />

is dat deze concepten en processen een eigen ‘leven leiden’ en los van het<br />

oog van de toeschouwer bestaan. De auteurs van dit manifest zijn er, met<br />

andere woorden, ook niet verantwoordelijk voor, of andersz<strong>in</strong>s <strong>in</strong> betrokken.<br />

Zo tonen de auteurs zich niet te verb<strong>in</strong>den met zaken die toebehoren<br />

aan verantwoordelijken die beschikken over tunnelvisie (regel 160) en geen<br />

oog meer hebben voor de realiteit.<br />

In de uitspraak dat zou ook het best aansluiten op de mentaliteit van de<br />

moderne leerl<strong>in</strong>g (regel 162-163) ironiseren (ironized discourse; Potter,<br />

1996: 112) de schrijvers de visie van de hedendaagse onderwijskunde.<br />

Ironiserende uitspraken betwisten de feitelijkheid van bewer<strong>in</strong>gen. We zien<br />

de schrijvers hier de argumenten van de hervormers <strong>in</strong> twijfel trekken en er<br />

de spot mee drijven. Zo worden de vernieuwers als kritiekloos geschetst.<br />

Ze worden gedreven door geen enkel kritisch besef want men lijkt het er<br />

allerwegen over eens te zijn (regel 160), zodanig dat men bijna zou spreken<br />

van tunnelvisie (regel 159-160). Ook het generaliserend spreken over het<br />

<strong>in</strong>dividuele leerproces (regel 161), en de mentaliteit van de moderne leerl<strong>in</strong>g<br />

(regel 163) draagt aan dit ironiserende effect bij.<br />

Ik bekijk een laatste fragment uit het manifest.<br />

Manifestfragment 7<br />

274 Laten we daarom de eenvoudige vraag stellen: wat is er eigen-<br />

275 lijk pert<strong>in</strong>ent nodig als iemand zich wat dan ook eigen wil maken.<br />

276 Met gezond verstand komt men <strong>in</strong> antwoord op die vraag uit bij<br />

277 een oeroud lijstje van ten m<strong>in</strong>ste vier elementen: aanleg, liefde of<br />

278 motivatie, concentratie en discipl<strong>in</strong>e.<br />

279 Een nadere beschouw<strong>in</strong>g van de manier waarop <strong>in</strong> onze huidige<br />

280 onderwijspraktijk met deze vier basisvoorwaarden voor het ver-<br />

281 werven van welke kennis of vaardigheid dan ook wordt omgegaan,<br />

282 brengt een aantal knelpunten aan het licht die zeer dr<strong>in</strong>gend vragen<br />

283 om een betere oploss<strong>in</strong>g<br />

...167 regels tot het slot weggelaten...<br />

141


Ten slotte, maken de schrijvers het probleem voor de lezers overduidelijk.<br />

Het is de eenvoudige vraag (regel 274) naar wat er pert<strong>in</strong>ent (regel 275)<br />

nodig is. Ofwel, ‘zo moeilijk is het niet, wij zeggen niets nieuws’. ‘Iedereen<br />

weet wat eigenlijk (regel 274-275) nodig is’: met gezond verstand komt<br />

men <strong>in</strong> antwoord bij die vraag uit bij een oeroud lijstje (regel 276-277).<br />

Het is dus onmiskenbaar zo, want iedere simpele ziel kan bedenken<br />

dat hier de grondbeg<strong>in</strong>selen zijn gekraakt. Hier worden tijdloze pr<strong>in</strong>cipes<br />

geschonden. Het zijn de basisvoorwaarden zelf: aanleg, liefde of motivatie,<br />

concentratie en discipl<strong>in</strong>e (regel 277-278) en dit brengt een aantal knel punten<br />

aan het licht (regel 282). Anders gezegd: dit spreekt voor zich, daar kun je<br />

niets aan hervormen. Toevallig werpen wij dit nu op, brengen dit zo naar<br />

voren, maar iedereen had deze observatie kunnen maken, is hier de implicatie.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Fragmenten zes en zeven illustreren de volgende drie discursieve procedures:<br />

a Het reïficeren van de ideeën van de hervormers: de schrijvers laten<br />

zien dat het nieuwe leren op grote afstand van hen zelf staat. De<br />

schrijvers doen een aanklacht tegen het vooruitgangsdenken van de<br />

onderwijsvernieuwers, de hervormers zijn afgedreven van de realiteit.<br />

Door de ideeën van de hervormers te reïficeren en zo een eigen leven<br />

<strong>in</strong> te blazen, kunnen de auteurs zowel de realiteit van deze bedreig<strong>in</strong>g<br />

plausibel maken, als er afstand van nemen.<br />

b Het ironiseren: de auteurs laten zien dat het nieuwe leren<br />

eenvoudigweg niet serieus kan worden genomen.<br />

c Het als overduidelijk te presenteren: de schrijvers brengen hun<br />

constater<strong>in</strong>gen als klip en klaar. Hier worden tijdloze pr<strong>in</strong>cipes<br />

geschonden, daarover is geen discussie nodig.<br />

Op basis van bovenstaande analyse kom ik tot een derde <strong>in</strong>teractioneel<br />

probleem dat de auteurs trachten op te lossen <strong>in</strong> hun manifest.<br />

7.4.2 Interactioneel probleem 3:<br />

We willen kwaliteit maar we<br />

zijn niet behoudzuchtig<br />

Omdat de schrijvers er strategieën voor <strong>in</strong>zetten, speelt er kennelijk nog<br />

een derde <strong>in</strong>teractioneel probleem. Zo kunnen ze beschuldigd worden van<br />

behoudzucht. Want wie tegen onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen is, wil mogelijk<br />

achterhaalde verhoud<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> stand houden.<br />

142


De auteurs kan verweten worden dat ze niet <strong>in</strong>spelen op de eisen van de<br />

moderne tijd, dat ze reactionaire standpunten aandragen en ze zich niet<br />

openstellen voor verander<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>novatie.<br />

Het terugdraaien naar het goede, daar<strong>in</strong> zoeken de auteurs de balans.<br />

Zo wordt de worstel<strong>in</strong>g zichtbaar om niet als conservatief te worden<br />

bestempeld. De argumenten die de schrijvers aandragen moeten niet opgevat<br />

worden als weerstand voor vernieuw<strong>in</strong>g. BON wil terug naar het oude<br />

en goede aan de hand van een oeroud lijstje. Het is niet klassiek of oubollig<br />

wat zij hier voorstellen, want kwaliteit is tijdloos. Het is de kwaliteit zélf die<br />

ze willen beschermen, het zijn de pr<strong>in</strong>cipes van onze beschav<strong>in</strong>g die hier<br />

op het spel staan. Door te reïficeren, en de noties van de hervormers een<br />

eigenstandige realiteit toe te kennen, wordt de dom<strong>in</strong>antie van het nieuwe<br />

leren aannemelijk gemaakt, als ook op afstand van de auteurs geplaatst.<br />

Het ironiseren – door het nieuwe leren als kritiekloos en generaliserend af te<br />

schilderen – draagt bij aan het effect van een reële dreig<strong>in</strong>g. De hervormers<br />

hebben zich volkomen losgezongen van de werkelijkheid.<br />

7.4.3 Reacties op strategieën 3<br />

Oriënteren de kranten zich op het beeld dat de hervormers zich hebben<br />

losgezongen van de werkelijkheid? De derde en laatste responsanalyse kan<br />

hier licht op werpen.<br />

Onderstaand fragment werd gevonden <strong>in</strong> de Prov<strong>in</strong>ciale Zeeuwse Courant.<br />

Het bericht is een reactie van Peter Wessel van de sticht<strong>in</strong>g ‘Kennisnet<br />

ICT op school’. Wessel gaat <strong>in</strong> zijn <strong>in</strong>gezonden brief <strong>in</strong> op de stell<strong>in</strong>g van<br />

BON dat scholieren hun werkstukken met de hand moeten uitschrijven en<br />

<strong>in</strong>ternetsites als Wikipedia niet meer als enige bron mogen gebruiken.<br />

Responsfragment 10<br />

Auteur: Peter Wessel<br />

Rubriek: A10 (11)<br />

Lengte: 737 woorden<br />

1 Ad Verbrugge als voorzitter van de verenig<strong>in</strong>g van Beter Onderwijs<br />

2 Nederland heeft een missie en die draagt hij met verve uit. Wel houdt hij er nogal<br />

3 reactionaire standpunten op na.<br />

...1 regel weggelaten...<br />

5 Verbrugge gaat nog net niet zover dat hij wil dat de scholieren met een<br />

6 kroontjespen moeten schrijven.<br />

(Bron: Prov<strong>in</strong>ciale Zeeuwse Courant, 6 September, 2007)<br />

143


Wessel brengt <strong>in</strong> bovenstaand fragment een feit naar voren, Ad Verbrugge<br />

(regel 1) heeft een missie en die draagt hij met verve uit (regel 2) om vervolgens<br />

verder te gaan op de ideeën van de voorzitter. Deze ideeën beschrijft<br />

hij met de uitspraak nogal reactionaire standpunten (regel 2-3). Vooral het<br />

nogal <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met wel en nog net niet zover (regel 5) laten zien dat<br />

Wessel hier Ad Verbrugge negatief evalueert. Zo maakt hij de missie van<br />

Ad Verbrugge absurd, zoals blijkt <strong>in</strong> de formuler<strong>in</strong>g Verbrugge gaat nog<br />

net niet zover dat hij wil dat de scholieren met een kroontjespen moeten<br />

schrijven (regel 5-6).<br />

Ofwel, de kroontjespen staat symbool voor het behoudende gedachtegoed<br />

van Verbrugge. Dit conservatieve beeld wordt ook opgeroepen <strong>in</strong> het<br />

bij <strong>in</strong>teractioneel probleem 2 besproken krantfragment 9 (p.140) afkomstig<br />

van redacteur Emmanuel Naaijkens <strong>in</strong> een artikel <strong>in</strong> het Brabants Dagblad.<br />

Ik laat nu een andere al<strong>in</strong>ea daaruit zien:<br />

Responsfragment 11<br />

Auteur: Emmanuel Naaijkens<br />

Rubriek: B04<br />

Lengte: 876 woorden<br />

14 Het is een beweg<strong>in</strong>g die terugverlangt naar een neoklassiek onderwijsstelsel zoals<br />

15 dat <strong>in</strong> de jaren vijftig nog bestond. Free voorspelt dat als de ideeën van BON worden<br />

16 doorgevoerd, dat leidt tot sociale uitsluit<strong>in</strong>g van grote groepen (allochtone) jongeren. In het<br />

17 onderwijssysteem dat Free voor ogen staat moeten alle leerl<strong>in</strong>gen excellent onderwijs<br />

18 krijgen, zodat zij hun plaats kunnen v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g van de 21e eeuw. Alleen op<br />

19 die manier is de broodnodige sociale cohesie <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g te waarborgen.<br />

...15 regels tot het slot weggelaten...<br />

(Bron: Brabants Dagblad April, 2007)<br />

Het patroon van een conservatieve beweg<strong>in</strong>g, die niet alleen verander<strong>in</strong>gen<br />

wil tegenhouden, maar ook zaken terug wil draaien, komt vaker terug<br />

<strong>in</strong> de bestudeerde media. Zo ook <strong>in</strong> bovenstaand fragment <strong>in</strong> de uitspraak:<br />

het is een beweg<strong>in</strong>g die terugverlangt naar een neoklassiek onderwijsstelsel<br />

(regel 14-15). De beweg<strong>in</strong>g wordt geportretteerd zich scharende onder<br />

de groep van conservatieven. De oploss<strong>in</strong>g van de schrijvers om zich te<br />

distantiëren van de hervormers door een ‘zij-groep’ te schetsen wordt dus<br />

door media beantwoord, maar niet overwegend positief. Het responsfragment<br />

categoriseert de schrijvers, net als bij het vorige fragment, tot een<br />

behoudende groep.<br />

Het volgende responsfragment is een <strong>in</strong>gezonden brief <strong>in</strong> de rubriek Op<strong>in</strong>ie<br />

van het NRC Handelsblad. De brief werd geplaatst kort na dat het manifest<br />

<strong>in</strong> dezelfde krant verscheen.<br />

144


Responsfragment 12<br />

Auteur: Jan Drentje.<br />

Rubriek: Op<strong>in</strong>ie<br />

Lengte: 962 woorden<br />

2 Als het aan de verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs Nederland (BON) ligt, moeten de<br />

3 onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen grotendeels worden teruggedraaid (Ad en Marijke<br />

4 Verbrugge, Op<strong>in</strong>ie & Debat, 3 juni). De missionarissen van het Nieuwe<br />

5 Leren ontwijken helaas het openbare debat hierover en typeren dit soort kritiek <strong>in</strong><br />

6 de media als conservatieve, slecht geïnformeerde stemm<strong>in</strong>gmakerij.<br />

7 De onvrede met het Nieuwe Leren v<strong>in</strong>dt zijn grond <strong>in</strong> het feit dat vrijwel alle<br />

8 nieuwe leervormen <strong>in</strong> de praktijk neerkomen op een stelselmatige reductie van de<br />

9 onderwijs<strong>in</strong>houd en <strong>in</strong> het verlengde daarvan: m<strong>in</strong>der tijd voor direct contact met<br />

10 bevoegde docenten.<br />

...7 regels weggelaten tot het slot...<br />

(NRC Handelsblad, 19 Juni, 2006)<br />

De briefschrijver hier beantwoordt het door de schrijvers opgeroepen beeld<br />

dat tijdloze pr<strong>in</strong>cipes worden geschonden. Daarbij kiest deze <strong>in</strong>zender<br />

ook partij voor BON. Dus de reïficatie van het nieuwe leren wordt overgenomen:<br />

het zijn zij de missionarissen van het Nieuwe Leren (regel 4-5)<br />

die het openbare debat ontwijken en kritiek op de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen<br />

typeren als conservatieve, slecht geïnformeerde stemm<strong>in</strong>gmakerij (regel<br />

6). Van belang is hierbij tevens de datum van de reactie op het betoog van<br />

BON: juni 2006. Ofwel, een week na het verschijnen van het manifest <strong>in</strong><br />

NRC werd <strong>in</strong> dezelfde krant al openlijk partij gekozen voor de standpunten<br />

die door de verenig<strong>in</strong>g worden verkondigt. Het manifest sluit dus aan bij<br />

opvatt<strong>in</strong>gen die al leven.<br />

De laatste reactie die ik hier bespreek verb<strong>in</strong>dt het conservatisme van<br />

BON aan een grotere trend die gaande is <strong>in</strong> Nederland. Het responsfragment<br />

werd gevonden <strong>in</strong> een actualiteitenrubriek van het regionale<br />

Dagblad Tubantia.<br />

Responsfragment 13<br />

Auteur: Redactie<br />

Rubriek: Raakvlak<br />

Lengte: 624 woorden<br />

7 Het cultureel conservatisme w<strong>in</strong>t aan waarde. We zien dat vooral terug bij alle<br />

8 kritiek op het onderwijs. Op dit moment is de verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs<br />

9 Nederland (BON) razend populair. De filosoof Ad Verbrugge is het boegbeeld,<br />

10 geeft lez<strong>in</strong>gen, zit bij Knevel op tv en laat geen mogelijkheid onbenut om de<br />

11 klok vijftig jaar terug te draaien. Dat valt goed <strong>in</strong> een land dat doet of het<br />

145


12 onderwijs van het niveau Burk<strong>in</strong>a Faso is. De leden stromen b<strong>in</strong>nen en het<br />

13 wetenschappelijk <strong>in</strong>stituut van het CDA is zeer geïnteresseerd <strong>in</strong> BON.<br />

(Bron: Dagblad Tubantia/Twentsche Courant, 28 Januari, 2007)<br />

De krant formuleert geeft lez<strong>in</strong>gen, zit bij Knevel op tv en laat geen mogelijkheid<br />

onbenut om de klok vijftig jaar terug te draaien (regel 10). Dit suggereert<br />

dat Ad Verbrugge op allerlei fronten zeer actief is. Deze lijst bestaande<br />

uit drie delen versterkt de ironie. Dit ironiseren komt vooral naar voren<br />

<strong>in</strong> laat geen mogelijkheid onbenut om de klok vijftig jaar terug te draaien<br />

(regel 10-11). Maar de werkelijke populariteit van BON is niet zozeer aan de<br />

voorzitter te danken, maar aan een land dat zichzelf voor de gek houdt: dat<br />

valt goed <strong>in</strong> een land dat doet of het onderwijs van het niveau van Burk<strong>in</strong>a<br />

Faso is (regel 11-12). In het huidige cultureel conservatieve klimaat sp<strong>in</strong>t een<br />

beweg<strong>in</strong>g als BON hier garen bij.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

De media zijn verdeeld: sommige nieuwsbronnen omschrijven BON als<br />

elitair en behoudzuchtig terwijl anderen menen dat het elitaire juist moet<br />

worden toegeschreven aan de <strong>in</strong>itiators van het nieuwe leren. Deze wisselende<br />

reacties laten zien hoe precair BONs operatie is. Maar het polariserende<br />

betoog van de Verbrugges, waarmee ze afstand nemen van het<br />

nieuwe leren, wordt ontegenzeggelijk opgepakt <strong>in</strong> de reacties waarbij vooren<br />

tegenstanders zich mengen <strong>in</strong> het door de auteurs aangezwengelde<br />

debat. In een deel van de respons wordt de ‘hang naar vroeger’ niet uitsluitend<br />

als een kenmerk van BON geconstrueerd, maar als onderdeel van een<br />

breder cultureel conservatief klimaat<br />

7.5 Conclusies<br />

Op basis van het geanalyseerde kan ik nu de strategieën en <strong>in</strong>teractionele<br />

problemen van de schrijvers van het manifest <strong>in</strong> een overzicht zetten. Het<br />

schema hiernaast visualiseert dit:<br />

De discoursanalyse aan de hand van zeven manifestfragmenten en dertien<br />

responsfragmenten heeft laten zien hoe schrijvers van een op<strong>in</strong>iërend<br />

betoog <strong>in</strong> een landelijk dagblad zichzelf als een beweg<strong>in</strong>g presenteren die<br />

zich <strong>in</strong>zet voor beter onderwijs <strong>in</strong> Nederland.<br />

De analyse moest antwoord geven op de vraag welke <strong>in</strong>teractionele<br />

problemen crisismakelaars hebben die een crisis aankaarten en op welke<br />

manier zij deze op lossen. Besproken werden de <strong>in</strong>teractionele zorgen<br />

die de verenig<strong>in</strong>g BON toont <strong>in</strong> haar manifest.<br />

146


Figuur 7.3<br />

Manifestfragment Strategieën BON Interactionele<br />

problemen BON<br />

1, 2, 3 a Het suggereren van een<br />

algehele wantoestand<br />

die collectieve actie<br />

rechtvaardigt door een<br />

driedelige lijst.<br />

b Het creëren van een<br />

elitaire zij-groep<br />

tegenover een brede<br />

wij-groep.<br />

c Het uitdrukk<strong>in</strong>g geven<br />

aan een collectieve<br />

verontwaardig<strong>in</strong>g<br />

door emotiewoorden.<br />

4, 5 a Het suggereren van<br />

overzicht over het<br />

probleem door een<br />

historisch en ruimtelijk<br />

perspectief te schetsen.<br />

b Het suggereren van op<br />

evidenties gebaseerde<br />

<strong>in</strong>zichten <strong>in</strong> het<br />

probleem door te<br />

kwantificeren.<br />

c Het oproepen van de<br />

grootsheid van het<br />

probleem door contraststructuren<br />

<strong>in</strong><br />

comb<strong>in</strong>atie met<br />

kwantificer<strong>in</strong>gen.<br />

6, 7 a Het creëren van distantie<br />

ten aanzien<br />

van de ideeën van de<br />

hervormers door ze<br />

te reïficeren.<br />

b Het betwisten van de<br />

feitelijkheid van de<br />

bewer<strong>in</strong>gen van de<br />

hervormers door te<br />

ironiseren.<br />

c Het probleem (schend<strong>in</strong>g<br />

van tijdloze pr<strong>in</strong>cipes)<br />

als overduidelijk<br />

presenteren.<br />

1 Wij dragen dit<br />

weliswaar aan, maar<br />

het is een collectief en<br />

alom breed gevoeld<br />

probleem.<br />

2 Wij hebben een missie,<br />

maar weten ook waar<br />

we het over hebben.<br />

3 We willen kwaliteit,<br />

maar we zijn niet<br />

behoudzuchtig.<br />

147<br />

Reacties<br />

1 Dit is een beweg<strong>in</strong>g<br />

met een bijzondere<br />

voorzitter die <strong>in</strong> het<br />

geweer komt tegen<br />

het falende establishment.<br />

2 Deze beweg<strong>in</strong>g is (ook)<br />

op feiten gestoeld/<br />

weet waar ze het over<br />

heeft.<br />

3 Verdeelde reacties:<br />

is BON wel of niet<br />

conservatief?


Gesteld kan worden dat media het beeld van een beweg<strong>in</strong>g bekrachtigen.<br />

De reacties, zo blijkt uit de analyse, oriënteren zich – al dan niet positief –<br />

op de oploss<strong>in</strong>gen van de schrijvers. Nieuwsbronnen pikken het element<br />

eruit waar<strong>in</strong> de schrijvers aandacht vragen voor de toekomst van het k<strong>in</strong>d<br />

dat op het spel staat. De kranten richten zich specifiek op de verloeder<strong>in</strong>g<br />

van het onderwijs, maar gaan niet <strong>in</strong> op de door de schrijvers gesuggereerde<br />

materiële consequenties van deze crisis. De media creëren niet<br />

zomaar een verenig<strong>in</strong>g maar een club met persoonlijkheden, waarbij Ad<br />

Verbrugge <strong>in</strong> het spotlicht wordt gezet. Hij is een luis <strong>in</strong> de pels en iemand<br />

met aanzien en daarom ook een boegbeeld. De kranten worstelen hier met<br />

de vraag of het gaat om louter belangrijke mensen of om een collectief<br />

belang dat deze groep zou dienen. Daarbij benadrukken ze <strong>in</strong> de meeste<br />

gevallen dat BON een beweg<strong>in</strong>g is die vanuit <strong>in</strong>tegere motieven tegen het<br />

falende establishment <strong>in</strong> het geweer komt. De politieke verantwoordelijken<br />

krijgen dit thema niet geagendeerd omdat ze er zelf de oorzaak van zijn.<br />

Maar de voorzitter van dit collectief slaagt er blijkbaar wel <strong>in</strong> deze crisis aan<br />

te kaarten. Hij kan het probleem oplossen omdat hij een bijzondere achtergrond<br />

heeft.<br />

De kranten tonen dat er iets gaande is <strong>in</strong> het onderwijs. Het m<strong>in</strong>isterie van<br />

Onderwijs vraagt de voorzitter zijn ideeën te komen verkondigen en ook<br />

landelijke media laten met regelmaat de cultuurfilosoof aan het woord.<br />

Nieuwsbronnen kopiëren zelfs de verontwaardig<strong>in</strong>g van het door BON veronderstelde<br />

feit dat een kle<strong>in</strong> groepje jarenlang zoveel schade heeft weten<br />

aan te richten. De Verbrugges krijgen van beg<strong>in</strong> af aan <strong>in</strong> de media alle<br />

ruimte; er wordt voor hun gedachtegoed een breed podium geschapen.<br />

Dus hier zijn de reacties, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot wat ik analyseerde bij de case<br />

van de rector, niet zoekende <strong>in</strong> of zij wel of niet expliciet voor de beweg<strong>in</strong>g<br />

zullen kiezen. In plaats daarvan zijn er <strong>in</strong> deze case voor- en tegenstanders<br />

van de beweg<strong>in</strong>g. De kranten formuleren er een standpunt over, kiezen<br />

positie en zo erkennen ze – zowel impliciet als expliciet – ook de impact<br />

van de beweg<strong>in</strong>g. Kennelijk brengen de strategieën van de Verbrugges de<br />

media niet <strong>in</strong> verlegenheid zoals bij de rector het geval was, maar roepen<br />

ze de kranten op tot partijdigheid. De consequentie hiervan is dat de beweg<strong>in</strong>g<br />

serieus wordt genomen.<br />

In het volgende en tevens slothoofdstuk van dit onderzoek vergelijk ik de<br />

<strong>in</strong>teractionele problemen van de crisismakelaars en bediscussieer ik of ze al<br />

dan niet succesvol zijn <strong>in</strong> hun discursieve optreden.<br />

148


Hoofdstuk 8<br />

Conclusies en<br />

slotbeschouw<strong>in</strong>g<br />

8.1 Inleid<strong>in</strong>g<br />

In dit proefschrift heb ik onderzocht hoe overheidscommunicatie een<br />

bijdrage kan leveren aan het identificeren en <strong>in</strong>terpreteren van een sluimerende<br />

crisis. Ik wil afstand nemen van de standaardbenader<strong>in</strong>g van<br />

crisiscommunicatie waarbij strategische crisiscommunicatie vooral een<br />

zendergerichte activiteit is. In deze studie ga ik uit van het idee dat het de<br />

omgev<strong>in</strong>g zelf is die strategische crisiscommunicatie <strong>in</strong>zet om bepaalde<br />

doelen te bereiken. Centraal staat hierbij de gedachte dat communicatieprofessionals<br />

<strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong> actief op zoek zouden moeten gaan<br />

naar wat bepalend is voor de dynamiek <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g ter<br />

wille van een betere <strong>in</strong>teractie met die omgev<strong>in</strong>g. Zo kunnen bepaalde<br />

<strong>in</strong>dividuen en groepen <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g voor verzet kiezen en een crisis<br />

aan de orde stellen. Overheidsorganisaties moeten op een of andere wijze<br />

– responsief en/of <strong>in</strong>teractief – met deze geluiden omgaan, maar dan<br />

moeten die wel gehoord en begrepen worden.<br />

Voor crisiscommunicatie is het daartoe van belang om naar de <strong>in</strong>teractionele<br />

kant van een crisis te kijken. Het gaat dan om een door de overheidsorganisatie<br />

<strong>in</strong>gezette permanente afstemm<strong>in</strong>g van de communicatie van<br />

de eigen organisatie op wat er extern gebeurt. Het vroeg herkennen van de<br />

dynamiek van de crisis en het begrijpen van het verloop ervan is onderdeel<br />

van de analyse. Dit idee over overheidsorganisaties en het <strong>in</strong>schatten van<br />

dreig<strong>in</strong>gen die op hen afkomen is niet nieuw, maar wat mankeert is <strong>in</strong>zicht<br />

<strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractionele dynamiek tussen stakeholders zelf.<br />

Zo kan dit onderzoek enerzijds geplaatst worden <strong>in</strong> het groeiende onderzoek<br />

naar <strong>in</strong>teracties (zie bijvoorbeeld Lamerichs & te Molder, 2010 en<br />

Veen, Gremmen, te Molder & van Woerkum 2010) <strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong><br />

en anderzijds vormt het een fundamenteel andere kijk op risico- en crisiscommunicatie.<br />

Wat zich afspeelt <strong>in</strong> het tussengebied van burgers telt <strong>in</strong><br />

deze benader<strong>in</strong>g veel zwaarder dan wat gebeurt tussen de organisatie als<br />

zender en de omgev<strong>in</strong>g als passieve ontvanger. Het tussengebied beschreef<br />

ik <strong>in</strong> hoofdstuk 2 (p.32) als het dome<strong>in</strong> waar<strong>in</strong> burgers zich onderl<strong>in</strong>g uiten<br />

over hun zaken die van publiek belang zijn. De overheid is <strong>in</strong> sterke mate<br />

afhankelijk van wat er <strong>in</strong> die wereld gebeurt en een crisis is bij uitstek een<br />

149


terre<strong>in</strong> met veel <strong>in</strong>teracties en <strong>in</strong>teractionele problemen die zich bovendien<br />

opstapelen. In dit onderzoek vat ik dit gebied op als de discursieve ruimte<br />

waar b<strong>in</strong>nen <strong>in</strong>teracties ook gestreden wordt over de vraag of problemen<br />

van algemeen belang zijn (zie ook hoofdstuk 2 p.32). De wijze waarop deze<br />

discursieve wereld – bewust en onbewust – <strong>in</strong>vloed heeft op de profiler<strong>in</strong>g<br />

van een crisis is daarmee een essentieel thema voor de professionele<br />

crisiscommunicator geworden. Kennis van die publieks<strong>in</strong>teracties is van<br />

groot belang voor organisaties om tot een beter contact te komen met hun<br />

publiek. Dit beter contact is weer van groot belang voor organisaties omdat<br />

die relaties steeds belangrijker worden. Want een bepalende factor voor de<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g van een crisis is wat de omgev<strong>in</strong>g van de organisatie doet met<br />

het alarm. De dynamiek die daarbij ontstaat is belangrijk. Een voorbeeld is<br />

de chemiebrand bij Moerdijk <strong>in</strong> 2010, waarbij experts waarschuwden voor<br />

ernstige gezondheidsrisico’s. De berichten over omvangrijke loodverontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g<br />

die volgens sommige milieuchemici tot het afgraven van de halve<br />

Mariapolder moesten leiden, bleken achteraf onwaar, maar leidde aanvankelijk<br />

tot veel zorgen bij bewoners van het omr<strong>in</strong>gende gebied. Deze<br />

deskundigen gaven ongevraagd analyses en adviezen <strong>in</strong> allerlei (e)media.<br />

Bewoners reageerden hier weer op en zo ontstond een geheel eigen dynamiek<br />

rond de crisis waarbij de overheid buitenspel stond. Een belangrijke<br />

les die van de chemiebrand geleerd kan worden is dat communicatieprofessionals<br />

de ontwikkel<strong>in</strong>g van deze crisis beter hadden begrepen wanneer zij<br />

ook gekeken hadden naar de <strong>in</strong>teracties <strong>in</strong> de wereld die daar ontstond.<br />

In dit hoofdstuk bespreek ik de conclusies en implicaties van dit onderzoek.<br />

Ik behandel <strong>in</strong> paragraaf 8.2 thema’s voor het <strong>in</strong>teractionele perspectief op<br />

crisiscommunicatie, vervolgens vat ik <strong>in</strong> 8.3 de belangrijke bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen vanuit<br />

de empirische hoofdstukken en het theoretische kader samen om daarna<br />

<strong>in</strong> 8.4 de verschillen en implicaties tussen de cases te bediscussiëren.<br />

8.2 Thema’s voor crisiscommunicatie<br />

Op basis van de resultaten uit dit onderzoek kan ik twee thema’s onderscheiden<br />

die van belang zijn voor een <strong>in</strong>teractioneel perspectief op crisiscommunicatie.<br />

Vanuit dit perspectief zou crisiscommunicatie a) een dynamisch<br />

en <strong>in</strong>teractioneel proces moeten zijn waarbij de communicatieprofessional<br />

b) signalen van crisismakelaars opmerkt en c) deze adequaat <strong>in</strong>terpreteert.<br />

a een dynamisch en <strong>in</strong>teractioneel proces<br />

Ik wilde <strong>in</strong> dit onderzoek de stap maken van crisiscommunicatie door de<br />

organisatie naar crisiscommunicatie <strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong> zelf. Een crisis<br />

150


is niet een vaststaande entiteit die zich volgens bepaalde mechanismen<br />

manifesteert maar is, zoals ik beschreef <strong>in</strong> hoofdstuk 3, een dynamisch<br />

proces. In dat dynamische proces zijn <strong>in</strong>teracties relevant omdat het gaat<br />

om wat mensen bereiken door bepaalde d<strong>in</strong>gen op een bepaald manier te<br />

zeggen. Vanuit een <strong>in</strong>teractioneel perspectief wordt gekeken naar wat het<br />

effect is van de uitspraken die mensen doen. Neem de discussie rondom de<br />

Q-koorts. Deze werd <strong>in</strong> Brabant door mensen verbonden met de discussie<br />

over de mega-stallen. Zo werd het debat verbreed en ontstond er een<br />

onverwachte dynamiek. Belangrijk is daarom ook oog te hebben voor de<br />

wijze waarop een crisis <strong>in</strong>teractioneel vorm gegeven kan worden. Mogelijk<br />

worden <strong>in</strong> het geval van crisis, problemen en oploss<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties<br />

verbreed, aangedikt of juist genegeerd omdat er ook <strong>in</strong>teractioneel veel op<br />

het spel staat.<br />

In hoofdstuk 1 beschreef ik dat het z<strong>in</strong>vol is om risico’s en crisis te bekijken<br />

vanuit een alledaagse context. Meer aandacht kan gegeven worden aan<br />

de vraag hoe wij als maatschappij <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties omgaan met de risico’s<br />

die wij <strong>in</strong> ons dagelijks leven ervaren. De aandacht zou daartoe uit kunnen<br />

gaan naar de wijze waarop crisismakelaars communiceren over de<br />

betekenissen van risico’s <strong>in</strong> het leven van alledag. Dit onderzoek laat zien<br />

dat crisismakelaars effecten oproepen <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties met anderen. Voor de<br />

overheid zijn crisismakelaars die iets aan de orde stellen <strong>in</strong> verband met<br />

de publieke zaak <strong>in</strong>teressant omdat deze crisismakelaars kunnen worden<br />

gezien als ervar<strong>in</strong>gsexperts. Zo observeren zij dreig<strong>in</strong>gen direct en wegen<br />

ze risico’s anders af dan bijvoorbeeld risicowetenschappers omdat ze de<br />

gevaren vanuit de praktijk <strong>in</strong>schatten. Allereerst kan de overheid leren van<br />

de effecten die deze ervar<strong>in</strong>gsexperts oproepen <strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong>.<br />

Vervolgens vormen zij een <strong>in</strong>gang voor de overheid om <strong>in</strong> contact te komen<br />

met publieksgroepen. Met andere woorden: zij scheppen gelegenheden<br />

voor <strong>in</strong>teractie.<br />

Ook werd beschreven <strong>in</strong> hoofdstuk 1 dat klokkenluiders vaak worstelen<br />

met verantwoordelijkheid jegens de organisatie én de publieke zaak. Deze<br />

studie laat zien dat op het <strong>in</strong>teractionele vlak het nodige discursieve werk<br />

moet worden verricht om verantwoordelijkheid voor de oorzaak en de<br />

oploss<strong>in</strong>g van het probleem te tonen. Mijn onderzoek laat zien dat verantwoordelijkheid<br />

niet alleen een statisch begrip is, dat er wel of niet is, maar<br />

vooral ook een dynamisch aspect is <strong>in</strong> het proces van crisismakelaardij.<br />

In hoofdstuk 2 beschreef ik het cont<strong>in</strong>gentieperspectief als relevant voor<br />

dit onderzoek omdat het de relatie tussen omgev<strong>in</strong>g en organisatie <strong>in</strong> de<br />

context van crisis als uitgangspunt hanteert. De cont<strong>in</strong>gentietheorie erkent<br />

dat stur<strong>in</strong>g een achterhaald begrip is en dat het gaat om de <strong>in</strong>teractie van<br />

151


de organisatie met de omgev<strong>in</strong>g. Daarbij onderkent deze theorie de afhankelijkheid<br />

van de omgev<strong>in</strong>g, met name hoe die zich <strong>in</strong> een bepaalde context<br />

manifesteert. Die omgev<strong>in</strong>g moet dus beter begrepen worden, vooral ook<br />

de dynamiek <strong>in</strong> die zelfde omgev<strong>in</strong>g. Zo kan de bijdrage van een crisismakelaar<br />

door media worden opgevat als een emotioneel signaal. Op zichzelf<br />

zou dit nog een goed resultaat kunnen zijn, de uitlat<strong>in</strong>g wordt immers<br />

beschouwd als ‘recht uit het hart komende’. Maar een <strong>in</strong>teractionele benader<strong>in</strong>g<br />

besteedt aandacht aan de vraag wat het effect is van een uit<strong>in</strong>g op<br />

dat moment. Waarom wordt dit wat nu gezegd wordt zo gebracht? Doordat<br />

media een signaal bijvoorbeeld als een emotionele kreet neerzetten,<br />

kan het niet worden opgepikt <strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong>.<br />

In hoofdstuk 3 (p.50-51) heb ik een onderscheid gemaakt tussen een sluipende<br />

en een slepende crisis. Bij een slepende crisis is een crisis permanent<br />

en chronisch van aard. Een slepende crisis komt niet tot een uitbarst<strong>in</strong>g<br />

– kent geen e<strong>in</strong>de – maar verstoort een optimaal functioneren van een<br />

systeem en vertoont tekenen die wel degelijk worden opgemerkt maar<br />

waar verantwoordelijken, zoals beleidmakers, geen aandacht aangeven.<br />

Een sluipende crisis vertoont ook zeker tekenen van een crisis, maar deze<br />

worden (nog) niet of nauwelijks opgemerkt. Deze crisis heeft de potentie<br />

om tot escalatie te komen.<br />

In hoofdstuk 3 (p.40) besprak ik ook de opvatt<strong>in</strong>g dat veel crises ‘man<br />

made’ zijn en niet altijd kunnen worden beschouwd als ‘the act of god’,<br />

een zuivere ramp of spel<strong>in</strong>g van het noodlot. De aanname dat rampen nou<br />

eenmaal gebeuren is achterhaald (Vertzberger, 1990). De verantwoordelijkheid<br />

voor rampen berust <strong>in</strong> de ogen van het publiek meer en meer bij de<br />

overheid, die het probleem mede kan veroorzaken of als toezichthoeder<br />

faalt. Bij veel crises zijn overheden <strong>in</strong> het ged<strong>in</strong>g. Het is zaak dat overheden<br />

begrijpen hoe mensen crises – en de positie van de overheid daar<strong>in</strong><br />

– def<strong>in</strong>iëren. Mijn onderzoek laat zien dat mensen ook via <strong>in</strong>teracties crises<br />

def<strong>in</strong>iëren en hoe dit <strong>in</strong>vloed heeft op het crisisproces. Het is dus naast het<br />

beleid ook de communicatie die bepaalt hoe een crisis verloopt.<br />

In ditzelfde hoofdstuk 3 (p.43) beschreef ik de ‘kwetsbaarheids para dox’<br />

als een belangrijk thema <strong>in</strong> literatuur over het fenomeen crisis (Wildavsky,<br />

1988). De kwetsbaarheidparadox staat voor het idee dat hoe meer voorzien<strong>in</strong>gen<br />

en maatregelen <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g worden getroffen, des te<br />

groter de impact is als het toch een keertje fout gaat. Omdat onze <strong>in</strong>frastructuur<br />

zo betrouwbaar lijkt, ontwikkelen, bouwen en stapelen wij<br />

nieuwe diensten op andere diensten, die op hun beurt weer gestapeld worden<br />

op een solide lijkende <strong>in</strong>frastructuur. Daarbij besprak ik <strong>in</strong> paragraaf<br />

3.4 de ‘sociale explosiviteit’ als gevolg van het verlies aan vertrouwen <strong>in</strong><br />

gevestigde sociale en politieke <strong>in</strong>stituties. Beck (1990) zegt hierover dat<br />

152


niet zozeer het fysieke explosiegevaar een dreig<strong>in</strong>g vormt, maar de escalatie<br />

van spann<strong>in</strong>gen en conflicten – die sluimeren tussen mensen onderl<strong>in</strong>g<br />

– nieuwe risico’s creëren (Beck 1990). De hier aangehaalde thema’s<br />

als kwetsbaarheid en sociale explosiviteit versterken dus de noodzaak om<br />

dreig<strong>in</strong>gen met behulp van andere methoden al <strong>in</strong> een pro-actieve fase <strong>in</strong><br />

te kunnen schatten. Deze methodieken maken wel gebruik van bijdragen<br />

van mensen die al heel ver zijn <strong>in</strong> hun <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> een crisis. Juist omdat zij<br />

dichtbij het probleem staan, zijn ze <strong>in</strong> staat het waar te nemen. Zo kan<br />

door <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> hun <strong>in</strong>teractionele problemen die spelen bij het aan de orde<br />

stellen van een sluimerende crisis, ook de sociale dynamiek <strong>in</strong> het verloop<br />

van de crisis beter worden voorspeld.<br />

In hoofdstuk 4 beschreef ik dat een <strong>in</strong>teractioneel probleem altijd twee<br />

kanten heeft, door iets te w<strong>in</strong>nen kan tegelijkertijd iets worden verloren.<br />

Daarom is er altijd strijd te leveren die dynamiek geeft aan de <strong>in</strong>teractie.<br />

Iemand die een probleem aankaart kan bijvoorbeeld worden weggezet als<br />

een klager. Als hij daarbij veel tamtam maakt, kan hij worden gehouden<br />

voor iemand die louter gedreven wordt door zijn emoties. Door iets op een<br />

bepaalde manier te presenteren kun je als schrijver of spreker worden aangesproken<br />

op dat wat je benadrukt of juist impliciet laat. Zo zijn er altijd<br />

<strong>in</strong>teractionele valkuilen. Om deze te ontlopen worden strategieën <strong>in</strong>gezet,<br />

al dan niet bewust. Het is dus niet per se de omvang of impact van een<br />

crisis die bepaalt of iets als een probleem wordt opgevat. Veelal wordt <strong>in</strong> de<br />

<strong>in</strong>teractie beslist of een probleem of oploss<strong>in</strong>g daarvoor al dan niet serieus<br />

moet worden genomen.<br />

b crisismakelaardij voor contact<br />

Een tweede thema dat gestalte geeft aan een <strong>in</strong>teractionele benader<strong>in</strong>g<br />

van crisiscommunicatie is het fenomeen crisismakelaardij. Bij crisismakelaardij<br />

gaat het om zaken die crisispotentie hebben en kunnen uitgroeien<br />

tot een ernstig en ontwrichtend probleem. In hoofdstuk 1 beschreef ik dat<br />

crisismakelaardij kan worden onderverdeeld <strong>in</strong> klokkenluiders en sociale<br />

beweg<strong>in</strong>gen.<br />

In het geval van klokkenluiden zoekt één persoon de openbaarheid en<br />

luidt de noodklok. ‘Deze onthull<strong>in</strong>g gebeurt niet per ongeluk of uitsluitend<br />

ten behoeve van het eigenbelang, het is geen verspreid<strong>in</strong>g, spionage of<br />

lek, maar men heeft nadrukkelijk de bedoel<strong>in</strong>g om de gemeenschap te<br />

waarschuwen voor specifieke, acute of dreigende misstanden’ (Bovens<br />

1990, p.264). Daarbij geeft <strong>in</strong> het geval van een loyaliteitsconflict, de<br />

loyaliteit aan het eigen geweten en aan de eigen identiteit uite<strong>in</strong>delijk de<br />

doorslag (Bovens 1990).<br />

153


Bij sociale beweg<strong>in</strong>gen en crisismakelaardij ligt de nadruk op ‘waardegeorienteerde<br />

acties’ die het protest bepalen. Participanten hechten daarbij veel<br />

belang aan de gestelde doelen en de ideologie van het protest. Bedoeld<br />

worden hier die beweg<strong>in</strong>gen die net als klokkenluiders vooral vanuit morele<br />

overweg<strong>in</strong>gen handelen en de mogelijkheid bieden aan deelnemers om hun<br />

ongenoegen te uiten over bepaalde misstanden <strong>in</strong> het publieke dome<strong>in</strong>.<br />

Daartoe behoren ook gespreksgemeenschappen, zoals de chat communities<br />

van jonge meiden over het HPV vacc<strong>in</strong>.<br />

Om <strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> hoe mensen een crisis aan de kaak stellen keek ik<br />

naar de discursieve activiteiten van crisismakelaars. De identiteit van een<br />

klokkenluider of sociale beweg<strong>in</strong>g is er niet vanzelfsprekend, maar die moet<br />

je zien op te bouwen door discursief werk te verrichten. Pas <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie<br />

blijkt of <strong>in</strong> de oren van betrokkenen de klok geluid is, of het protest wordt<br />

ondersteund. Ik heb gekeken naar de wijze waarop de communicatieprofessional<br />

bij het analyseren van uit<strong>in</strong>gen van crisismakelaars behulpzaam<br />

kan zijn door eerst te begrijpen hoe er duid<strong>in</strong>g aan een probleem wordt<br />

gegeven. Het idee is dat de communicatieprofessional het werk van een<br />

crisismakelaar kan opmerken en zo ‘de crisispraktijk’ beter leert begrijpen<br />

ten dienste van zijn organisatie. De communicatieprofessional kan leren<br />

van de <strong>in</strong>teractionele problemen van crisismakelaars en zo ook beter met<br />

hen – en hun eventuele achterbannen – <strong>in</strong> contact komen.<br />

Discoursanalyse<br />

Zowel <strong>in</strong> perspectief als <strong>in</strong> methode, anlyseert dit onderzoek <strong>in</strong>teractionele<br />

activiteiten van <strong>in</strong>dividuen en groepen van <strong>in</strong>dividuen die risico’s aan de<br />

orde stellen. Ik gebruikte daartoe discoursanalyse, een perspectief dat taal<br />

<strong>in</strong> haar alledaagse context bestudeert (Wetherell & Potter, 1992; Edwards &<br />

Potter, 1992; Potter, 1996; Edwards, 1997; te Molder & Potter, 2005). Discoursanalyse<br />

is een benader<strong>in</strong>g die bij uitstek geschikt is voor het analyseren<br />

van alledaagse communicatieprocessen en de sociale functies van taal<br />

(Lamerichs, Koelen & te Molder, 2009). Discoursanalyse gaat niet uit van de<br />

veronderstelde <strong>in</strong>tenties van mensen, maar kijkt naar wat er <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties<br />

gebeurt, hoe <strong>in</strong>tenties daar zichtbaar worden. Vervolgens bekijkt de discoursanalyticus<br />

wat <strong>in</strong>teractionele effecten zijn van uit<strong>in</strong>gen (zoals besproken<br />

is <strong>in</strong> hoofdstuk 4).<br />

Ik koos voor een bepaalde vorm van discoursanalyse en dat is het perspectief<br />

van de discursieve psychologie. Een belangrijk uitgangspunt bij deze<br />

benader<strong>in</strong>g is dat taal niet louter een abstractie is van woorden en betekenissen,<br />

maar een vorm van sociaal handelen die afhankelijk is van de sett<strong>in</strong>g<br />

waar<strong>in</strong> het door mensen gebruikt wordt. In de discursieve psychologie<br />

154


(Edwards, 1997, Potter, 1992) gaat hierbij de aandacht uit naar psychologische<br />

categorieën en constructies die mensen <strong>in</strong> alledaagse situaties<br />

gebruiken. Taal is niet neutraal, maar altijd een vorm van selectie of constructie<br />

door de taalgebruiker. Discursieve psychologie wijkt af van methoden<br />

die gebruikelijk zijn <strong>in</strong> de sociale psychologie, zoals de de enquête, het<br />

standaardiseerde <strong>in</strong>terview en het experiment, waar<strong>in</strong> taal buiten haar alledaagse<br />

gebruikscontext wordt bekeken en behandeld als directe weergave<br />

van de wereld om ons heen. Te Molder zegt over het object van de discursieve<br />

psychologie‘ the focus is on how psychological characteristics are<br />

made available, ascribed and resisted by people themselves, as part of the<br />

social actions performed <strong>in</strong> and through talk’ (te Molder, 2008, p.1).<br />

Discoursanalyse biedt <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de opgaven waar crisismakelaars zich<br />

voor gesteld zien en <strong>in</strong> de strategieën die ze daarbij kunnen hanteren. Het<br />

helpt eerder te begrijpen welke functies bepaalde strategieën van crisismakelaars<br />

<strong>in</strong> de praktijk (kunnen) hebben. Hier zijn geen wetten <strong>in</strong> het ged<strong>in</strong>g,<br />

maar wel plausibele mogelijkheden die <strong>in</strong> elke context opnieuw bekeken en<br />

geanalyseerd moeten worden. Resultaten uit deze studie kunnen dus niet<br />

automatisch worden doorvertaald naar nieuwe situaties. Wel kunnen lessen<br />

worden getrokken uit de analyse van de <strong>in</strong>teractionele <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen<br />

van crisismakelaars. Op dit leeraspect kom ik terug <strong>in</strong> paragraaf 8.4.<br />

Discoursanalyse is zo geschikt omdat het de communicatieprofessional<br />

helpt bij het kijken naar signalen bekeken door de ogen van anderen. Dit<br />

communicatieperspectief stelt de contacten tussen mensen centraal,<br />

waardoor de communicatieprofessional kennis kan nemen van de <strong>in</strong>teractionele<br />

problemen die daadwerkelijk spelen.<br />

Twee situaties<br />

Ik onderzocht twee situaties waar<strong>in</strong> crisismakelaars een crisis aankaartten.<br />

Zo keek ik naar rector Matthé Sjamaar van het Niels Stensen College <strong>in</strong><br />

<strong>Utrecht</strong> die <strong>in</strong> het voorjaar van 1998 landelijke aandacht trok met zijn stell<strong>in</strong>g<br />

dat zijn school beter kon sluiten (zie ook hoofdstuk 6). Door een <strong>in</strong>terview<br />

<strong>in</strong> het Onderwijsblad, een vakblad voor het onderwijs, liet hij weten<br />

dat hij het voor zijn leerl<strong>in</strong>gen beter vond wanneer de school dichtg<strong>in</strong>g. 13<br />

Dit <strong>in</strong>terview is een voorbeeld van een <strong>in</strong>teractie waar<strong>in</strong> een crisismakelaar<br />

een appel doet op zijn omgev<strong>in</strong>g en deze tracht wakker te schudden.<br />

Als tweede case analyseerde ik een openbare verklar<strong>in</strong>g van de verenig<strong>in</strong>g<br />

Beter Onderwijs Nederland (BON) waar<strong>in</strong> de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen<br />

als crisis aan de kaak worden gesteld (zie ook hoofdstuk 7). Deze verklar<strong>in</strong>g<br />

is het manifest van de auteurs Ad en Marijke Verbrugge dat de titel draagt<br />

13 Het volledige artikel is opgenomen <strong>in</strong> de bijlagen<br />

155


‘Help het onderwijs verzuipt’ en <strong>in</strong> juni 2006 werd gepubliceerd <strong>in</strong> NRC-<br />

Handelsblad. 14 In het manifest richtten de schrijvers zich tegen de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen<br />

die s<strong>in</strong>ds de Mammoetwet zijn <strong>in</strong>gevoerd.<br />

Het manifest van de Verbrugges speelt een belangrijke rol <strong>in</strong> het <strong>in</strong>middels<br />

opgekomen debat over de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen en het nieuwe<br />

leren als het didactisch concept daar<strong>in</strong>. Beide bijdragen zijn <strong>in</strong> deze studie<br />

opgevat als bronnen van <strong>in</strong>formatie om opvatt<strong>in</strong>gen uit het onderwijsveld<br />

te exploreren.<br />

In dit proefschrift heb ik bestudeerd welke <strong>in</strong>teractionele prestaties crisismakelaars<br />

leveren om een sluimerende crisis zichtbaar te maken. De <strong>in</strong>teractionele<br />

activiteiten die daartoe ondernomen worden, heb ik onderzocht<br />

aan de hand van de volgende onderzoeksvraag:<br />

Welke <strong>in</strong>teractionele problemen heeft een crisismakelaar die een crisis<br />

aan de orde wil stellen en op welke manier lost hij deze op?<br />

Het aan de orde stellen van een crisis zag ik als succesvol wanneer het<br />

bereik van de uit<strong>in</strong>g groot is, waarbij ook landelijke media het signaal van<br />

de crisismakelaars opv<strong>in</strong>gen en het overnamen. Met andere woorden: als<br />

de bijdrage erkend werd en media en groepen <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g het luiden<br />

als een noodsituatie behandelden.<br />

8.3 Belangrijkste bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />

Deze studie werpt licht op de <strong>in</strong>teractionele problemen waarmee crisismakelaars<br />

worstelen. <strong>Crisis</strong>makelaars kunnen verschillen <strong>in</strong> strategieën en<br />

<strong>in</strong>teractionele problemen zo blijkt uit deze studie. BON is succesvoller <strong>in</strong><br />

haar discursieve activiteiten dan Sjamaar. Interessant is de vraag hoe dit<br />

kan. Evengoed had ook BON als een groep klagers kunnen zijn weggezet <strong>in</strong><br />

de reacties. Kennelijk zijn de oploss<strong>in</strong>gen die BON <strong>in</strong>zet effectiever dan die<br />

van Sjamaar. Hoe bewerkstelligen ze dit? Om op deze vragen een antwoord<br />

te kunnen geven, toon ik <strong>in</strong> onderstaand schema de belangrijkste bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />

uit beide cases.<br />

14 Het volledige artikel is opgenomen <strong>in</strong> de bijlagen.<br />

156


Figuur 8.1 Interactionele activiteiten van crisismakelaars<br />

Strategieën Sjamaar Interactionele<br />

problemen Sjamaar<br />

a Het aantonen van de ernst van de crisis door<br />

extremiserend taalgebruik.<br />

b Het aantonen van de urgentie van het probleem<br />

door contraststructuren.<br />

a Het laten zien dat hij niet alleen staat <strong>in</strong> zijn<br />

waarnem<strong>in</strong>gen van een urgent probleem door<br />

groepscitaten en een driedelige lijst.<br />

b Het suggereren dat het probleem los van hem<br />

bestaat door scripts en specifieke eigenschapsformuler<strong>in</strong>gen.<br />

c Het aantonen van de feiten door kwantificer<strong>in</strong>gen.<br />

a Het creëren van een onbepaalde wij- en zijgroep.<br />

b Het lijsten van voorspelbare reacties uit zijn omgev<strong>in</strong>g.<br />

1 Er woedt een brand,<br />

maar ik houd mijn<br />

hoofd erbij.<br />

2 Toevallig zie ik het zo,<br />

maar dit is een feitelijk<br />

bestaand probleem.<br />

3 Hoe kan ik de bal bij<br />

jullie leggen, zonder<br />

dat mij gebrek aan<br />

<strong>in</strong>zet wordt verweten?<br />

Strategieën BON Interactionele<br />

problemen BON<br />

a Het suggereren van een algehele wantoestand<br />

die collectieve actie rechtvaardigt door een<br />

driedelige lijst.<br />

b Het creëren van een elitaire zij-groep tegenover<br />

een brede wij-groep.<br />

c Het uitdrukk<strong>in</strong>g geven aan een collectieve<br />

verontwaardig<strong>in</strong>g door emotiewoorden.<br />

a Het suggereren van overzicht over het probleem<br />

door een historisch en ruimtelijk perspectief te<br />

schetsen.<br />

b Het suggereren van op evidenties gebaseerde<br />

<strong>in</strong>zichten <strong>in</strong> het probleem door te kwantificeren.<br />

c Het oproepen van de grootsheid van het probleem<br />

door contraststructuren <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met<br />

kwantificer<strong>in</strong>gen.<br />

a Het creëren van distantie ten aanzien van de ideeën<br />

van de hervormers door deze te reïficeren.<br />

b Het betwisten van de feitelijkheid van de bewer<strong>in</strong>gen<br />

van de hervormers door te ironiseren.<br />

c Het probleem (schend<strong>in</strong>g van tijdloze pr<strong>in</strong>cipes)<br />

als overduidelijk presenteren.<br />

1 Wij dragen dit weliswaar<br />

aan, maar het<br />

is een collectief en<br />

alom breed gevoeld<br />

probleem.<br />

2 Wij hebben een missie,<br />

maar weten ook waar<br />

we het over hebben.<br />

3 We willen kwaliteit,<br />

maar we zijn niet<br />

behoudzuchtig.<br />

157<br />

Reacties<br />

1 Het is een persoonlijke<br />

hartenkreet.<br />

2 Het is een feitelijk,<br />

maar reeds bekend<br />

probleem.<br />

3 Hij maakt ons een<br />

verwijt.<br />

Reacties<br />

1 Dit is een beweg<strong>in</strong>g<br />

met een bijzondere<br />

voorzitter die <strong>in</strong> het<br />

geweer komt tegen<br />

het falende establishment.<br />

2 Deze beweg<strong>in</strong>g is<br />

(ook) op feiten<br />

gestoeld/weet waar<br />

ze het over heeft.<br />

3 Verdeelde reacties:<br />

is BON wel of niet<br />

conservatief?


Als eerste valt op <strong>in</strong> het schema hierboven dat de schrijvers van BON over<br />

het geheel meer strategieën <strong>in</strong>zetten en dat deze ook anders zijn dan die<br />

van Sjamaar. De strategieën van BON brengen de media niet <strong>in</strong> verlegenheid<br />

maar roepen op tot partijdigheid. 15 De kranten zijn zoekende naar de<br />

oploss<strong>in</strong>g of BON al dan niet conservatief is.<br />

De strategieën van Sjamaar zijn defensiever. Zo draagt hij veel bewijzen<br />

aan waaruit moet blijken dat het probleem echt speelt: Hij schetst geen<br />

<strong>in</strong>cident maar een patroon. Door zijn betoog te onderbouwen met veel feiten<br />

suggereert hij dat zijn betoog gefundeerd is. Maar, door de vele bewijzen<br />

die hij opvoert laadt hij juist de verdenk<strong>in</strong>g op zich bevooroordeeld te<br />

zijn. Interessant is hier de observatie dat een crisismakelaar kennelijk ook<br />

zelf een <strong>in</strong>teractioneel probleem creëert.<br />

Ten tweede valt op dat de typen <strong>in</strong>teractionele problemen verschillen bij de<br />

crisismakelaars:<br />

Bij Sjamaar zijn de <strong>in</strong>teractionele problemen, getuige de analyse, persoonlijker<br />

van aard dan bij BON. De rector riskeert dat zijn betoog door zijn<br />

eigen emoties wordt aangetast. Dat hij niet zuiver naar de werkelijkheid<br />

kan kijken en eigenlijk praat over zijn eigen probleem.<br />

Ook de schrijvers tonen zorgen op het persoonlijke vlak. Zij kunnen worden<br />

aangesproken op dat het zou gaan om persoonlijke ambitie. Ze eigenlijk<br />

zelf een ideologie willen uitdragen. Evengoed kunnen ze ervan worden<br />

beschuldigd dat hun ideeën te theoretisch of te behoudend zijn. Deze twee<br />

laatste <strong>in</strong>teractionele problemen betreft vooral de <strong>in</strong>houd van hun bijdrage.<br />

Ten derde zien we vanuit de <strong>in</strong>teractionele problemen bepaalde <strong>in</strong>teractionele<br />

aspecten naar voren komen die van <strong>in</strong>vloed zijn op het aankaarten<br />

van een crisis. In beide situaties verrichten de crisismakelaars drie belangrijke<br />

discursieve activiteiten om aan <strong>in</strong>teractionele problemen het hoofd<br />

te bieden:<br />

1 Het aantonen van de geldigheid van het probleem. Op het spel staat<br />

bijvoorbeeld dat het probleem te particulier of te theoretisch wordt<br />

gepresenteerd.<br />

2 Het opbouwen van de geloofwaardigheid van de boodschapper.<br />

De crisismakelaar loopt hier bijvoorbeeld het risico te emotioneel of<br />

elitair te zijn.<br />

3 Het geloof scheppen <strong>in</strong> een oploss<strong>in</strong>g. Doordat de crisismakelaar<br />

bijvoorbeeld de schuldvraag oproept kan deze aangesproken worden<br />

op de eigen bijdrage aan het probleem.<br />

15 Met ‘de media’ bedoel ik de media die ik voor dit onderzoek heb bestudeerd.<br />

158


Deze <strong>in</strong>teractionele aspecten spelen <strong>in</strong> beide bestudeerde processen maar<br />

de crisismakelaars gaan er zeer verschillend mee om. Ze sorteren dan ook<br />

verschillende effecten:<br />

Sjamaar BON<br />

emotioneel ideologisch<br />

subjectief theoretisch<br />

particulier behoudzuchtig<br />

Ik ga hierna verder <strong>in</strong> op het verschil <strong>in</strong> effecten dat de crisismakelaar<br />

bewerkstelligen.<br />

1 De geldigheid en urgentie van het probleem<br />

Een belangrijk aspect bij het aan de orde stellen van een crisis is de geldigheid<br />

en urgentie van het probleem, zo blijkt uit de analyse van beide<br />

situaties. Brengt de crisismakelaar wel een echt probleem naar voren dat<br />

ook onmiddellijke aandacht behoeft? Dit is een belangrijke opgave die <strong>in</strong><br />

de <strong>in</strong>teractie wordt beslecht. Zo moet de crisismakelaar aantonen dat hij<br />

niet zomaar een vervelende situatie aankaart maar dat de dreig<strong>in</strong>g ook een<br />

vitaal belang van grote groepen mensen zal aantasten. Anders gezegd: de<br />

makelaar moet laten zien dat hij geen particulier probleem bespreekt, maar<br />

een publiek probleem.<br />

Mijn analyse laat zien dat Sjamaar veel bewijzen aandraagt om de grootte<br />

van de crisis aan te tonen. Zo gebruikt hij lijsten, scripts- en specifieke<br />

eigenschapformuler<strong>in</strong>gen en kwantificer<strong>in</strong>gen om zijn betoog robuust te<br />

maken. Hij laat zien dat hij ervaren is en de feiten kent om de crisis te kunnen<br />

duiden en toont de algemene geldigheid van de kwestie aan. Maar<br />

het effect van al dit overtuigen is dat de media hem niet als eigenaar van<br />

deze probleemdef<strong>in</strong>itie erkennen. Juist omdat Sjamaar een probleem wil<br />

bewijzen <strong>in</strong> het <strong>in</strong>terview, moet er blijkbaar iets bewezen worden: Kennelijk<br />

staat de crisis niet onomstotelijk vast. ‘Hij v<strong>in</strong>dt iets en nu moeten wij<br />

dat ook v<strong>in</strong>den’, is het effect van zijn aanpak. De media doen zijn bijdrage<br />

af als een ‘hartenkreet’ en suggereren dat zijn signaal een particulier probleem<br />

betreft. Het is persoonlijke urgentie die de rector drijft is de reactie,<br />

ondanks de discursieve <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen die de rector verricht om deze evaluatie<br />

te voorkomen.<br />

BON start vanuit een heel ander vertrekpunt. De vraag naar de urgentie<br />

van de crisis is bij hen niet aan de orde. Zij presenteren deze crisis als overduidelijk<br />

aanwezig, waardoor zij niemand meer van de noodzaak hoeven<br />

te overtuigen. Deze suggestie van vanzelfsprekendheid werkt <strong>in</strong> hun voordeel<br />

en biedt een voorsprong op de <strong>in</strong>teractie: ze zijn al begonnen. Bij BON<br />

159


wordt de crisis niet <strong>in</strong> twijfel getrokken: hij bestaat. Dit is een dramatische<br />

toestand waarbij wij niet langer moeten laten sollen met ons onderwijs,<br />

want het is onterecht wat er aan de gang is. Of het al dan niet een probleem<br />

is, is bij hen irrelevant: het is een gegeven en daar moet en kan iets<br />

aan gedaan worden. BON weet dus het urgentieprobleem te omzeilen.<br />

In het geval van de rector, zo bleek uit de analyse van de media, wordt wel<br />

de geldigheid van de uit<strong>in</strong>g onderkend, maar niet de bredere urgentie van<br />

zijn bewer<strong>in</strong>gen. Het effect dat van zijn signaal uitgaat is dat, hoewel zijn<br />

observaties juist zijn, er we<strong>in</strong>ig aan te doen is aan de crisis die hij benoemt.<br />

2 De geloofwaardigheid van de boodschapper<br />

Uit mijn analyse blijkt dat het van belang is wie het woord voert om een<br />

crisis aan de kaak te stellen. Presenteert degene ook de juiste of relevante<br />

achtergrond om de crisis te kunnen duiden? Uit de BON case blijkt dat zij<br />

zich opwerpen tot de juiste woordvoerders van het probleem. Door het<br />

schetsen van overzicht en het presenteren van een visie, creëren de Verbrugges<br />

een basis op grond waarvan ze kunnen spreken.<br />

In het geval van de case Sjamaar zagen we dat hij het probleem deprivatiseert.<br />

Zo toont hij niet te willen overdrijven en creëert hij distantie van<br />

zijn eigen situatie door zijn beschrijv<strong>in</strong>gen over het onderwijs te ironiseren,<br />

maar roept hierdoor het beeld van een cynicus op. Slechts één keer <strong>in</strong> een<br />

corpus van 109 reacties werd hier expliciet door een nieuwsbron het tegengestelde<br />

over beweerd waardoor het beeld van een cynische rector bevestigd<br />

wordt. 16<br />

Het extremiserende taalgebruik dat de rector hanteert om de urgentie<br />

van de crisis aan te tonen evalueren de media als ‘emotioneel’. Bij Sjamaar<br />

speelt het <strong>in</strong>teractionele probleem ‘hoe kan ik de ernst van het probleem<br />

aanduiden zonder dat ik als emotioneel word weggezet’? Door het gebruik<br />

van scripts tracht hij de feiten te laten leven en om te zetten van <strong>in</strong>cidenten<br />

naar patronen. Maar verweten wordt hem dat hij zelf een probleem heeft<br />

dat hij niet onder controle krijgt.<br />

Daarbij brengen kranten de observatie van Sjamaar als een observatie<br />

die ze zelf al hadden gemaakt. Zij zijn hier de eigenlijke beoordelaars van<br />

de situatie, zij kunnen het op juiste waarde schatten. De consequentie hiervan<br />

is dat de media de rector niet als een crisisentrepreneur neerzetten.<br />

Ze erkennen <strong>in</strong> hun berichtgev<strong>in</strong>g wel het probleem, maar brengen het als<br />

oud nieuws.<br />

16 De rector is niet cynisch, De Groene Amsterdammer, May 13, 1998<br />

160


In tegenstell<strong>in</strong>g tot bij Sjamaar, worstelen de Verbrugges met het <strong>in</strong>teractionele<br />

probleem dat hen verweten kan worden dat ze een persoonlijke<br />

ambitie hebben. Maar het nadrukkelijk presenteren van een voorzitter <strong>in</strong><br />

het manifest heeft een specifiek effect. De voorzitter wordt <strong>in</strong> de reacties<br />

neergezet als iemand die alles heeft wat de politiek niet heeft en niet kan.<br />

Hij heeft een bijzondere achtergrond, is iemand met ideeën en daarom kan<br />

hij uitspraken over de kwaliteit van het onderwijs doen. De Verbrugges<br />

roepen (al dan niet bewust) via de constructie van een voorzitter tevens het<br />

beeld op van een persoonlijk gezicht versus een onpersoonlijk <strong>in</strong>stituut.<br />

De auteurs presenteren <strong>in</strong> hun betoog een voorzitter die het gedachtegoed<br />

representeert van de verenig<strong>in</strong>g BON. Hier gaat het effect vanuit dat dit<br />

serieus te nemen signalen zijn afkomstig uit eigen kr<strong>in</strong>g: het betreft hier<br />

niet zomaar een (loos) alarm van een eenl<strong>in</strong>g. ‘Wij hebben een achterban’,<br />

zo wordt gesuggereerd. Bovendien wordt het beeld opgeroepen dat er<br />

<strong>in</strong> een formeel kader over is nagedacht en <strong>in</strong>tensief over is gepraat. Men<br />

is voorbereid en gaat overwogen te werk: ‘Hier zit ratio achter’. Maar dit<br />

effect wordt niet bereikt door bijvoorbeeld veel bewijzen op te voeren. De<br />

schrijvers veronderstellen een vanzelfsprekende waarheid, In de trant van<br />

‘we hebben de geschiedenis achter ons staan’.<br />

Tegelijkertijd tonen de schrijvers emotionaliteit, ze tonen hun grieven<br />

over het sollen met ons onderwijs. Toch wordt de bijdrage van de Verbrugges<br />

niet als een wanhoopsdaad afgedaan. De media brengen het als<br />

betrokkenheid: engagement drijft hen. Dit suggereert, deze beweg<strong>in</strong>g is<br />

niet louter gericht op macht, of op zoveel mogelijk aanhang voor het eigenbelang,<br />

maar streeft hogere doelen na. Ze komen op voor de publieke zaak<br />

en tekenen protest aan tegen het nieuwe leren.<br />

Waar de media Sjamaar tot slachtoffer van het probleem maken, dikken<br />

zij de rol van voorzitter Ad Verbrugge aan. Toch spreken de schrijvers steeds<br />

vanuit collectieve termen <strong>in</strong> het manifest. De voorzitter schrijft zichzelf<br />

weg <strong>in</strong> het manifest en slaagt er daardoor juist <strong>in</strong> dat de focus zich op hem<br />

richt. In de bestudeerde responsfragmenten komt de voorzitter naar voren<br />

als een prom<strong>in</strong>ent. De media zetten hem neer als een <strong>in</strong>teressant persoon,<br />

waarbij het <strong>in</strong>tellectuele aspect van de verenig<strong>in</strong>g wordt gedekt door<br />

zijn achtergrond.<br />

Uit de responsanalyse blijkt dat de reacties zich juist niet richten op het<br />

elitaire aspect van de beweg<strong>in</strong>g. Hoewel kranten zich nadrukkelijk oriënteren<br />

op het beeld van een cultuurfilosoof die zijn visie op de zaak geeft,<br />

wordt de voorzitter niet weggezet als een persoon die louter opkomt voor<br />

het belang van een kle<strong>in</strong>e elitaire groep. Hij wordt daarentegen geportretteerd<br />

als iemand die zich <strong>in</strong>zet namens de beweg<strong>in</strong>g voor een collectief<br />

belang: ons onderwijs. Het aangetroffen patroon is dat niet iedereen dit<br />

161


had kunnen zeggen. Juist door zijn achtergrond kan hij zulke uitspraken<br />

voor ons allen doen. Slechts enkele reacties van het responsmateriaal wijken<br />

af van dit beeld, namelijk wanneer men twijfelt aan de claims van Verbrugge<br />

over het MBO. Zo geeft één reactie weer dat het MBO niets wijzer<br />

zou worden van de kritiek van BON. 17 Een andere reactie stelt dat de mensen<br />

achter BON een <strong>in</strong>tellectuele bovenlaag vormen en zich daarbij bedienen<br />

van halve waarheden. 18 Deze reacties vormen echter een uitzonder<strong>in</strong>g<br />

op het gevonden patroon en ondersteunt dit daarom ook.<br />

Het effect van de strategieën die Sjamaar <strong>in</strong>zet om zijn <strong>in</strong>teractionele problemen<br />

op te lossen is dat de lezers zich niet identificeren, niet met hem<br />

en niet met het probleem dat hij schetst. Sjamaar presenteert zich als een<br />

eenl<strong>in</strong>g, er is geen achterban of collectief dat hem ondersteunt. Het collectieve<br />

aspect werkt daarentegen voordelig door <strong>in</strong> de retorische strategieën<br />

die BON hanteert. Het is de comb<strong>in</strong>atie van de cultuurfilosoof én de beweg<strong>in</strong>g<br />

die het effect geven dat BON de juiste woordvoerder is om deze crisis<br />

aan te kaarten. Kortom: BON krijgt wel de credits voor het aan de orde stellen<br />

van de crisis, maar rector Sjamaar krijgt deze niet.<br />

3 Geloof scheppen <strong>in</strong> een oploss<strong>in</strong>g<br />

<strong>Crisis</strong>makelaars moeten aantonen dat een crisis oplosbaar is. Een probleem<br />

kan vooral worden toegelaten wanneer er een perspectief wordt geboden<br />

dat het probleem ook kan oplossen, het probleem moet dus te hanteren<br />

zijn. Als mensen een probleem niet kunnen tackelen zullen ze het ook<br />

niet willen accepteren. Oog <strong>in</strong> oog met de onmogelijkheid het probleem<br />

afdoende op te lossen is het moeilijk om het probleem goed op z’n merites<br />

te beoordelen. Het probleem wordt dan ‘weggezet’. Zo niet, dan zou dit<br />

frustratie opleveren. Mensen moeten er ook van overtuigd zijn dat het<br />

probleem hen persoonlijk aangaat en dat ze persoonlijk de mogelijkheden<br />

hebben om het probleem op te lossen.<br />

Dit is een belangrijk thema uit de Protection Motivation Theory van<br />

Rogers (Rogers, 1983, p.157-158). Deze theorie beschrijft de factoren die tot<br />

het al dan niet accepteren van een waarschuw<strong>in</strong>g leiden. Dit zijn 1) <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g<br />

van het gevaar en 2) <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van de effectiviteit van de oploss<strong>in</strong>g.<br />

De eerste factor is de <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van de eigen kwetsbaarheid en de<br />

<strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van de ernst van het gevaar. De tweede factor is de <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> hoeverre de geadviseerde oploss<strong>in</strong>g uitvoerbaar is en de <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van<br />

de doeltreffendheid van de geadviseerde oploss<strong>in</strong>g.<br />

17 ‘Mbo wordt van kritiek niets wijzer’, <strong>in</strong>: de Volkskrant, 30 januari, 2007<br />

18 Nieuw pleidooi voor grondige vernieuw<strong>in</strong>g van het onderwijs – ‘Coen Free valt<br />

Beter Onderwijs aan’, <strong>in</strong>: Brabants Dagblad, 13 april, 2007<br />

162


Bij de crisis die de Verbrugges aan de kaak stellen wordt aan deze randvoorwaarden<br />

<strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie volop voldaan: de crisis is a) dramatisch en<br />

b) treft ons allen, maar c) is ook te verhelpen want leraren moeten weer<br />

lesgeven dan kunnen leerl<strong>in</strong>gen weer leren. Belangrijk, zo blijkt uit de analyse<br />

van beide cases, is het vooronderstellen van de oploss<strong>in</strong>g. BON suggereert<br />

vanzelfsprekendheid van de oploss<strong>in</strong>g en mede daardoor is de oploss<strong>in</strong>g<br />

die zij bieden ook geloofwaardig. Op dit punt is de comb<strong>in</strong>atie met de<br />

geloofwaardigheid van de boodschapper van belang. Zo suggereert BON<br />

een belofte te zijn.<br />

Omdat Sjamaar onduidelijk is <strong>in</strong> het aanspreken van partijen, getuige de<br />

analyse, ontstaat de <strong>in</strong>druk dat niet alleen het schoolbestuur nalatig is<br />

geweest, maar dat wij allen het probleem dat hij aan de kaak stelt, genegeerd<br />

hebben. We keken de andere kant op en namen onze verantwoordelijkheid<br />

niet, zo is de suggestie. De implicatie van zijn handelen is<br />

dat Sjamaar iedereen ‘medeplichtig’ maakt aan de crisis <strong>in</strong> het onderwijs.<br />

Maar daarbij is heel onduidelijk wat wij als burgers hadden kunnen doen.<br />

BON schuift verantwoordelijkheid af voor het ontstaan van het probleem,<br />

maar neemt vervolgens verantwoordelijkheid voor het oplossen van het<br />

probleem. Zo geven ze eerst aan dat de toestand <strong>in</strong> het onderwijs dramatisch<br />

is. Vervolgens maken ze een switch van een ‘zij-groep’ die verantwoordelijk<br />

is voor de oorzaak van deze ellende naar een ‘wij-groep’ die verantwoordelijk<br />

is voor de oploss<strong>in</strong>g. Zo is het zij, de bestuurlijke kaste tegen wij<br />

die niet moeten laten sollen met ons onderwijs. De schuld wordt uite<strong>in</strong>delijk<br />

niet bij de lezers neergelegd, maar bij de bestuurlijke kaste. De bestuurlijke<br />

kaste wordt niet uitgenodigd om aan de slag te gaan met de oploss<strong>in</strong>g om <strong>in</strong><br />

actie te komen, maar gediskwalificeerd.<br />

De focus <strong>in</strong> de analyse was steeds weer gericht op de constructie van<br />

deze aspecten. In plaats van ‘de bestuurlijke kaste’ als een vast gegeven op<br />

te vatten <strong>in</strong> de analyse, werd deze geanalyseerd op hoe de schrijvers deze<br />

als oorzaak van het probleem construeren. De ‘bestuurlijke kaste’ blijkt zo<br />

een discursieve bron te zijn voor het toewijzen van schuld door BON. Daarbij<br />

laten de schrijvers zien dat deze zij-groep het niet waard is om verantwoordelijk<br />

te zijn voor de oploss<strong>in</strong>g.<br />

Sjamaar heeft geen duidelijke ‘zij-groep’ die hij aanwijst als verantwoordelijk<br />

voor het ontstaan van het probleem. Het zijn de media die <strong>in</strong> reactie op Sjamaar<br />

beleidmakers en politici aanspreken op hun verantwoordelijkheid voor<br />

het probleem. Sjamaar stelt alleen het schoolbestuur aansprakelijk voor het<br />

aanhoudend negeren van de signalen. Sjamaar zit dan ook nog <strong>in</strong> een bewijsfase<br />

en BON daarentegen brengt lezers <strong>in</strong> een veel comfortabelere positie.<br />

163


Bij BON wordt de verenig<strong>in</strong>g door de reacties getypeerd als een groep die<br />

<strong>in</strong> het geweer komt vanuit <strong>in</strong>tegere motieven tegen het falende establishment.<br />

Hoewel BON de crisis <strong>in</strong> het onderwijs kapitaliseert als een moreel en<br />

materieel failliet waarop we als land hard afstevenen, reageren de media<br />

vooral op het morele aspect. Nieuwsbronnen pikken het element eruit<br />

waar<strong>in</strong> de schrijvers aandacht vragen voor de toekomst van het k<strong>in</strong>d dat op<br />

het spel staat. Wat BON niet doet, doen de media wel: ze maakt de samenlev<strong>in</strong>g<br />

verantwoordelijk voor een falend onderwijsbeleid. Bovendien schetsen<br />

de media de beweg<strong>in</strong>g zelf als een oploss<strong>in</strong>g om de verloeder<strong>in</strong>g van<br />

het onderwijs tegen te gaan. Ze wordt als een alternatieve beroepsverenig<strong>in</strong>g<br />

geschetst, ze geeft status aan de oploss<strong>in</strong>g. Mensen moet zich gaan<br />

organiseren en lid worden van BON want zij kan hun belangen behartigen.<br />

Tevens stellen de media dat BON al bestaat en al bezig is.<br />

BON lokt lezers omdat ze perspectieven schetst en ze het aantrekkelijk<br />

maakt mee te doen aan de beweg<strong>in</strong>g. Deze benader<strong>in</strong>g heeft daarom<br />

potentie <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot de frustratie bij Sjamaar. Het probleem is dus<br />

te hanteren voor de ontvangers want bij BON is er een uitweg: de ‘zijgroep’<br />

heeft het veroorzaakt. De onderwijshervormers zijn niet <strong>in</strong> staat<br />

gebleken tot verbeter<strong>in</strong>gen: ze hebben daar de capaciteiten niet voor.<br />

De Verbrugges presenteren deze observaties van het probleem als vanzelfsprekendheden<br />

die verder niet hoeven te worden beargumenteerd. Hun<br />

strategieën zijn dan ook veel dw<strong>in</strong>gender, temeer daar zij de suggestie<br />

wekken er al wat aan te doen. Ze creëren via hun uitspraken het zogenoemde<br />

‘bandwagon effect’ (Milgram, 1969). 19 Omdat ze stem geven aan<br />

een meerderheid, kunnen ze een navolg<strong>in</strong>gseffect bij anderen oproepen.<br />

Bij BON wordt een collectieve emotie gedeeld, maar bij de rector gaat<br />

het om een <strong>in</strong>cidentele probleemsituatie. Deze laatste strategie is <strong>in</strong> deze<br />

context risicovoller gebleken: particuliere emoties worden afgedaan als iets<br />

waar je je persoonlijk druk overmaakt. De oploss<strong>in</strong>g van BON, het delen,<br />

werkt dus beter dan het overdragen van de last van het probleem.<br />

Sjamaar biedt geen oploss<strong>in</strong>g maar zijn verhaal is dreigend van toon. Zijn<br />

betoog is slecht te accepteren voor de lezer omdat de medeverantwoordelijkheid<br />

die hij creëert vaag is; onduidelijk is wie hij daarbij op het oog<br />

heeft. Je weet gewoon niet wat je zou moeten doen om het probleem te<br />

lijf te gaan. Met andere woorden: het handel<strong>in</strong>gsperspectief is volstrekt<br />

onduidelijk.<br />

Sjamaar beschrijft de door hem en het bestuur gezamenlijk ondernomen<br />

en gefaalde pog<strong>in</strong>gen om het probleem te bestrijden. Hierdoor ontstaat<br />

uitzichtloosheid: er valt niets tegen te doen. Daartoe hanteert hij ook<br />

19 Milgram, Bickman, L. & S., Berkowitz, L., (1969) Note on the draw<strong>in</strong>g power of crowds<br />

of different size. Journal of Personality and Social Psychology, 13, 79-82.<br />

164


veel ‘je-constructies’ waarbij ‘je’ ook kan worden opgevat door de lezer als<br />

als een waarschuw<strong>in</strong>g voor een ontwikkel<strong>in</strong>g die ook hem kan treffen. De<br />

strategie helpt de rector weliswaar bij het aannemelijk maken van een probleem<br />

dat op grote schaal speelt, maar is tevens een dreig<strong>in</strong>g waaraan je je<br />

als ontvanger lastig kunt onttrekken. Het <strong>in</strong>teractionele probleem voor de<br />

rector is: ‘Hoe kan ik de bal bij jullie leggen zonder dat mij gebrek aan <strong>in</strong>zet<br />

wordt verweten’? Maar dit lijkt niet te werken omdat het resultaat is dat hij<br />

zelf de handdoek <strong>in</strong> de r<strong>in</strong>g gooit en louter verwijten maakt naar een omgev<strong>in</strong>g<br />

die het probleem negeert.<br />

Al met al laat de analyse zien dat bij Sjamaar de comb<strong>in</strong>atie van a) het<br />

medeverantwoordelijk maken voor de oorzaak van het probleem, b) het<br />

tonen van fatalisme en c) het niet bieden van een oploss<strong>in</strong>gsperspectief<br />

leiden tot dat de kranten het laten voor wat het is. De rector wordt dus<br />

door de media behandeld als symbool voor een probleem dat vooral<br />

hemzelf treft.<br />

BON daarentegen wordt door de media neergezet als de oploss<strong>in</strong>g van<br />

het probleem. Hier speelt mee dat mensen problemen veel gemakkelijker<br />

accepteren als de oploss<strong>in</strong>g zichtbaar is. Ik kan op grond van mijn analyse<br />

aanvullen dat het er toe doet of een crisis als sluipend of slepend<br />

(zie hoofdstuk 3) wordt geconstrueerd, want dat heeft effect op de acceptatie<br />

van het probleem.<br />

Discussie<br />

Bediscussieerd kan of de strategieën van BON ook voor Sjamaar hadden<br />

kunnen werken of omgekeerd. Had BON hetzelfde kunnen gebeuren <strong>in</strong> de<br />

<strong>in</strong>teractie met de omgev<strong>in</strong>g als Sjamaar? Wellicht hadden ook zij als klagers<br />

kunnen worden weggezet. Van belang is hier dat het gaat om de comb<strong>in</strong>atie<br />

<strong>in</strong> discursieve strategieën die BON gebruikt. Zo tonen ze hun grieven<br />

over het probleem <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met het aanwijzen van de bestuurlijke<br />

kaste als een zondebok. Deze <strong>in</strong>zet van strategieën samen zorgt er voor dat<br />

zij er<strong>in</strong> slagen de crisis <strong>in</strong> de buitenwereld manifest te maken.<br />

Had Sjamaar dan hetzelfde moeten doen als BON om te slagen <strong>in</strong> het<br />

aan de orde stellen van de segregatie <strong>in</strong> het onderwijs? Als Sjamaar met<br />

vanzelfsprekendheid had gesproken, had zijn boodschap dan meer effect<br />

gehad? Was hij dan niet slachtoffer van het probleem geworden? Om<br />

hierop antwoord te geven zou dit <strong>in</strong> dezelfde context van toen moeten<br />

worden bekeken, maar we kunnen de geschiedenis niet veranderen. Wel<br />

kan ik nu achteraf constateren dat de segregatie een sluimerende crisis<br />

<strong>in</strong> het onderwijs vormde en dat het signaal van Sjamaar <strong>in</strong> de discussie<br />

daarover verloren is gegaan. De analyse van zijn aanpak wijst erop dat de<br />

vele bewijzen die hij destijds opvoerde hem juist als woordvoerder van<br />

165


het probleem m<strong>in</strong>der geloofwaardig maakten. Ze werkten eerder tegen<br />

hem ‘Waarom zoveel ophef maken’ en ‘heb je soms zelf een probleem’, dat<br />

waren overwegend de reacties. Het construeren van geloofwaardig woordvoerderschap<br />

speelt dus sterk bij het aan de kaak stellen van een crisis. Zo<br />

zagen we dat Sjamaar het failliet over zichzelf afroept en daarom ook de<br />

crisis niet kan aankaarten. Ook kan de vraag gesteld of het wel raadzaam is<br />

om als <strong>in</strong>dividu te opereren. Is het effectiever om <strong>in</strong> collectieve termen te<br />

spreken en een achterban te suggereren? Genereer je dan als crisismakelaar<br />

meer effect? De analyse duidt erop dat het creëren van gemeenschappelijkheid<br />

van belang is. Beide crisismakelaars waren op dit aspect actief.<br />

Maar het betekenis geven aan een crisis voor de omgev<strong>in</strong>g krijgt vooral<br />

impact door het oploss<strong>in</strong>gsperspectief dat daarbij voor de buitenwereld<br />

wordt geschetst. Het heeft effect op ontvangers van het signaal wanneer<br />

ze weten welke respons kan worden geleverd om de crisis te bestrijden. Dit<br />

kan al <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractie naar voren worden gebracht door crisismakelaars.<br />

8.4 Implicaties en beperk<strong>in</strong>gen<br />

van het onderzoek<br />

Voordat ik wil <strong>in</strong>gaan op de implicaties van dit onderzoek wil ik eerst de<br />

beperk<strong>in</strong>gen van deze studie beschrijven. Deze studie behandelt de <strong>in</strong>teractionele<br />

kant van de zaak. Zo wil ik op basis van deze studie geen algemene<br />

uitspraken doen over hoe crisismakelaars te werk zouden moeten<br />

gaan bij het aan de kaak stellen van een crisis.<br />

Dit onderzoek is veeleer een uitsnede van het probleem waar crisismakelaars<br />

voor staan. Het gaat om hoe crisismakelaars zelf een crisis<br />

def<strong>in</strong>iëren en hoe zij hun signaal daartoe construeren. Dit onderzoek wil<br />

<strong>in</strong>zicht krijgen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>teractionele problemen die crisismakelaars hebben<br />

bij het aan de buitenwereld kenbaar maken van een probleem. Zo kun je het<br />

probleem beter leren kennen, eerder begrijpen waarom deze dynamiek zo<br />

werkt en dat <strong>in</strong>zicht biedt dan vervolgens houvast voor eventuele <strong>in</strong>terventies<br />

van de communicatiediscipl<strong>in</strong>e. Uit de bestudeerde situaties blijkt dat<br />

de effectiviteit van crisismakelaars zeer variabel kan zijn. Juist ter wille van<br />

die variabele effectiviteit is het z<strong>in</strong>vol <strong>in</strong>zicht te verwerven <strong>in</strong> hun <strong>in</strong>teractionele<br />

opgaven en oploss<strong>in</strong>gen.<br />

Het onderzoek levert geen model op dat de werkelijkheid op een bepaalde<br />

wijze vastlegt. Resultaten uit deze analyse laten zich niet één op één vertalen<br />

naar andere situaties. Echter, zo laat ook de discursieve psychologie<br />

zien, <strong>in</strong>zichten kunnen wel breder worden gedeeld. Patronen die uit eerdere<br />

166


onderzoeken naar voren zijn gekomen, blijken ook toepasbaar <strong>in</strong> andere<br />

contexten waar<strong>in</strong> dezelfde <strong>in</strong>teractionele problemen spelen. Dit duidt er<br />

ook op dat het geen <strong>in</strong>cidenten betreft, maar <strong>in</strong>teractionele problemen zijn<br />

die vaker spelen en universaliteit hebben. Het is dus mogelijk te kijken naar<br />

gelijkenissen die generaliseerbaar zijn.<br />

Ook dit onderzoeksmateriaal toont patronen waarvan aannemelijk is<br />

dat deze ook <strong>in</strong> andere situaties van crisismakelaardij naar voren komen.<br />

Evengoed zullen dan situaties <strong>in</strong> hun eigen context bekeken en op hun<br />

relevantie beoordeeld moeten. Immers, <strong>in</strong> andere contexten kunnen voor<br />

crisismakelaars andere effecten optreden. Maar de <strong>in</strong>zichten uit deze studie<br />

kunnen wel als richtlijnen fungeren om crises <strong>in</strong> een vroegtijdig stadium te<br />

herkennen. Zo biedt de studie meer <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de belangrijkste beslisfactoren<br />

bij het aan de kaak stellen van een crisis.<br />

Tevens laat de analyse zien dat het construeren van een ‘hartenkreet’ <strong>in</strong> de<br />

praktijk kan leiden tot het ‘wegzetten’ van een signaal. Door emoties op<br />

de voorgrond te zetten loop je het risico dat je bijdrage wordt afgedaan<br />

als een persoonlijk probleem. Uit de analyse blijkt dat de reacties op de<br />

bijdrage van Sjamaar zich niet richten op de authenticiteit van zijn signaal,<br />

maar deze afdoet als een private emotie. Op basis van dit onderzoek laat ik<br />

zien dat het <strong>in</strong>itiatief van de rector door zijn presentatie van het probleem<br />

niet gewerkt heeft, er is geen algemeen besef van crisis als gevolg van<br />

segregatie ontstaan. Dit ligt anders bij BON waar het probleem wel breed<br />

onderkend wordt. Zij zijn daarbij een belangrijke actor gebleken, getuige de<br />

analyse. Hoewel ze zich ideologisch profileren, maken ze het probleem ook<br />

gemeenschappelijk en suggereren ze een achterban. Zo creëert BON een<br />

uitweg voor het profiler<strong>in</strong>gprobleem.<br />

Het onderzoek laat bovendien zien dat het niet noodzakelijkerwijs zo<br />

hoeft te zijn dat bepaalde <strong>in</strong>teractionele problemen per se spelen, maar dat<br />

crisismakelaars ook zelf <strong>in</strong>teractionele problemen kunnen oproepen. De<br />

<strong>in</strong>houd is onlosmakelijk verbonden met wat mensen willen bereiken met<br />

wat ze zeggen. Sjamaar heeft andere <strong>in</strong>teractionele problemen dan BON,<br />

dit <strong>in</strong>zicht is tevens hoopvol omdat het laat zien dat <strong>in</strong>teracties ook positieve<br />

<strong>in</strong>vloed kunnen hebben.<br />

Kortom, dit onderzoek heeft als doel te beschrijven wat crisismakelaars zelf<br />

al doen, de wijze waarop ze opereren via <strong>in</strong>teracties <strong>in</strong> een complex krachtenveld.<br />

Door constructies van die alledaagse werkelijkheid tussen crisismakelaars<br />

en buitenwereld te analyseren, heb ik nieuwe <strong>in</strong>zichten gegenereerd<br />

over signalen die er al zijn en die duiden op crisis.<br />

Ik laat zien dat het <strong>in</strong>tiatief van Sjamaar niet gewerkt heeft, waardoor<br />

de sector ook niet heeft kunnen leren van zijn signaal. Bij BON is er wel<br />

167


<strong>in</strong>teractie ontstaan tussen hen en het m<strong>in</strong>isterie OC&W. Vervolgstudie kan<br />

onderzoeken op welke wijze deze is verlopen en welke lessen daaruit kunnen<br />

worden getrokken<br />

Relevantie voor de communicatieprofessional<br />

De communicatieprofessional kan een crisismakelaar zien als iemand die<br />

een grote <strong>in</strong>vloed kan hebben op de publieke agenda, op publieke zaken die<br />

voor de overheid belangrijk zijn. Het herkennen van een crisismakelaar is<br />

onderdeel van een ‘early warn<strong>in</strong>g system’: er gaat mogelijk wat gebeuren<br />

<strong>in</strong> de dynamiek van de omgev<strong>in</strong>g van de organisatie. Daarop kan de communicatieprofessional<br />

anticiperen om hun <strong>in</strong>teractionele problemen beter<br />

te begrijpen en oog te hebben voor wat het effect is van wat crisismakelaars<br />

zeggen. Wat wordt er – al dan niet bewust – mee bereikt? Dit laatste aspect<br />

bepaalt mede het verloop van de crisis. Door bijvoorbeeld de urgentie van<br />

het probleem aan te zetten kun je als crisismakelaar worden geparkeerd.<br />

Het signaal kan zo verloren gaan. De communicatieprofessional kan leren de<br />

<strong>in</strong>teractionele problemen van crisismakelaars te herkennen en vervolgens<br />

te erkennen. Deze studie heeft hieraan een bijdrage willen leveren. Zicht is<br />

gegeven op kenmerkende <strong>in</strong>teractionele problemen voor crisismakelaars.<br />

Door bewust te zijn van het type <strong>in</strong>teractionele problemen en het type<br />

reactie dat zich voor kan doen bij het aankaarten van een crisis kan de communicatieprofessional<br />

beter begrijpen hoe een crisis zich <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g<br />

ontwikkelen kan. Bovendien kan een communicatieprofessional zo mogelijk<br />

ook met een beter resultaat <strong>in</strong> contact treden met crisismakelaars.<br />

Communicatieprofessionals zouden gevoeliger kunnen zijn op de functionaliteit<br />

van de <strong>in</strong>teractionele problemen van de crisismakelaars. De<br />

vraag ‘waarom juist nu dit signaal zo gebracht?’ moet tot de vaste uitrust<strong>in</strong>g<br />

van de communicatieprofessional gaan behoren. Door hun <strong>in</strong>teractionele<br />

problemen beter te begrijpen, kan de reactie beter worden afgestemd<br />

op het signaal. Zo kan de communicatieprofessional ook creatief bondgenoot<br />

zijn van de crisismakelaar en zou dan ook beloond moeten worden<br />

voor het ontdekken van een sluimerende crisis.<br />

8.5 Ten slotte<br />

Dit onderzoek laat zien dat crisismakelaars als dynamische elementen <strong>in</strong> de<br />

maatschappij kunnen worden beschouwd. Zij geven afwijkende men<strong>in</strong>gen,<br />

vormen nieuwe <strong>in</strong>itiatieven, waarvan door de organisatie geleerd kan worden.<br />

Daarbij hebben ook zij verschillende achtergronden en motieven, maar<br />

door deze signalen serieus te nemen staat de organisatie <strong>in</strong> contact met de<br />

bron voor vernieuw<strong>in</strong>g. De waarde van een discursieve <strong>in</strong>steek ligt <strong>in</strong> hoe je<br />

168


met bepaalde thema’s <strong>in</strong> de communicatie kunt omgaan bij de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

van beleid. Een discursieve benader<strong>in</strong>g kan leiden tot een beter contact<br />

over deze thema’s. Want precies op dit punt gaat het <strong>in</strong> de praktijk vaak<br />

mis. Deze benader<strong>in</strong>g is een manier om die alom falende <strong>in</strong>teractie tussen<br />

overheid en burgers van perspectief te voorzien. De overheid is vaak niet <strong>in</strong><br />

staat om te begrijpen wat de burger zegt omdat de <strong>in</strong>teractionele problemen<br />

van de burger onvoldoende worden gezien.<br />

169


Literatuur<br />

– Aarts, M.N.C., & van Woerkum, C. M.J. (2005). Frame construction <strong>in</strong><br />

<strong>in</strong>teraction. Wagen<strong>in</strong>gen Universiteit.<br />

– Aarts, M.N.C., & van Woerkum, C.M.J. (2008). Stay<strong>in</strong>g connected: a study<br />

of <strong>in</strong>terrelationships and communication between organizations and their<br />

environment. Corporate Communications, vol. 13, (2) 197-212.<br />

– Aarts, M.N.C., & van Woerkum, C.M.J. (2008). Strategische communicatie,<br />

pr<strong>in</strong>cipes en toepass<strong>in</strong>gen. Assen: Kon<strong>in</strong>klijke Van Gorcum.<br />

– Abma, T. (ed.) (1999) Tell<strong>in</strong>g Tales: On Evaluation and Narrative, Series:<br />

Advances <strong>in</strong> Program Evaluation, Connecticut: Stamford.<br />

– Adler, P. (1981) Momentum a theory of social action. SAGE.<br />

– Al<strong>in</strong>k, F. Bo<strong>in</strong>, R.A., & ’t Hart, P. (2001). Institutional Crises and Reforms<br />

<strong>in</strong> Policy Sectors: The case of refugee policy <strong>in</strong> Europe. Journal of European<br />

Public Policy, vol. 8 (2) 286-306.<br />

– Anderson, J.E. (1982) Cases <strong>in</strong> public policymak<strong>in</strong>g. Second Edition,<br />

CBS College Publish<strong>in</strong>g.<br />

– Alban, B.T. (1997) Large Group Interventions. Jossey-Bass <strong>in</strong>c.<br />

– Arend, van der, S. (2007). Pleitbezorgers, procesmanagers en participanten<br />

Interactief beleid en de rolverdel<strong>in</strong>g tussen overheid en burgers <strong>in</strong><br />

de Nederlandse democratie. Eburon Uitgeverij.<br />

– Arpan, L.M., & Roskos-Ewoldsen, D.R. (2005). Steal<strong>in</strong>g thunder: Analysis of<br />

the effects of proactive disclosure of crisis <strong>in</strong>formation Elsevier, Public relations<br />

review 425-433.<br />

– Bartels, G. e.a. (1998). De transactionele overheid, Alphen aan den Rijn: Kluwer.<br />

– Beck, U. (1992, a) From Industrial Society to Risk Society: Questions of Survival.<br />

– Social Structure and Ecological Enlightenment’, Theory, Culture and<br />

Society 9: 97-123.<br />

– Beck, U. (1992b). Risk Society – Towards a New Modernity. London: SAGE.<br />

– Beck, U. (1997). De wereld als risicomaatschappij, Gennep B.V., Uitgeverij Van.<br />

– Billig, M. e.a., (1988). Ideological Dilemmas: A Social Psychology of Everyday<br />

Th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g, SAGE.<br />

– Bo<strong>in</strong>, A. & ’t Hart, P. (2003). Public Leadership <strong>in</strong> Times of <strong>Crisis</strong>: Mission<br />

Impossible?, Public Adm<strong>in</strong>istration Review, Volume 63, Number 5, p.544-553.<br />

– Bo<strong>in</strong>, A., t Hart, P., Stern, E., & Sundelius B. (2005). The Politics of <strong>Crisis</strong><br />

Management: Public Leadership Under Pressure, Cambridge:, 180 pp.,<br />

Cambridge University Press.<br />

– Bo<strong>in</strong>, A. (2004). Failure of Foresight: Can we see crisis com<strong>in</strong>g? Presented at<br />

the International Conference ‘<strong>Crisis</strong> Management <strong>in</strong> Europe – Problems and<br />

Perspectives’ Slovenia. March 11-14.<br />

170


– Bouwman, L., te Molder, H., Koelen, M., & van Woerkum, C. (2009).<br />

I eat healthfully but I am not a freak. Consumers’ everyday life perspective<br />

on healthful eat<strong>in</strong>g. Appetite 53, p.390-398.<br />

– Bovens, M.A.P (1990). Verantwoordelijkheid en organisatie, Beschouw<strong>in</strong>gen<br />

over aansprakelijkheid, <strong>in</strong>stitutioneel burgerschap en ambtelijke<br />

ongehoorzaamheid. Zwolle: Tjeenk Will<strong>in</strong>k.<br />

– Bovens, M.A.P., ’t Hart, P. (1996). Understand<strong>in</strong>g Policy Fiascoes,<br />

New Brunswick: Transaction.<br />

– Bovens, M.A.P. ’t Hart, P. & Guy Peters, B. (2001). Success and Failure <strong>in</strong> Public<br />

Governance, Cheltenham/Northampton: Edward Elgar.<br />

– Br<strong>in</strong>k, G, van den, (2002). Mondiger of moediger, Een studie naar de politieke<br />

habitas van hedendaagse burgers, Den Haag: SDU uitgevers.<br />

– Clayman, S., & Heritage, J. (2002). The News Interview: Journalists.<br />

– and Public Figures on the Air. Cambridge: Cambridge University Press.<br />

– Coll<strong>in</strong>s, H.M. and Evans, R.J. (2002). The Third Wave of Science Studies:<br />

Studies of Expertise and Experience, Social Studies of Sciences; SAGE.<br />

– Commissie Toekomst Overheidscommunicatie, (2001). In dienst van<br />

de democratie, Den Haag.<br />

– Coombs, W. Timothy & Holladay, S. J. (eds). (2010). The Handbook of <strong>Crisis</strong><br />

Communication. Blackwell Publish<strong>in</strong>g.<br />

– Devane, T, Holman, P. (1999). The change Handbook, Group methods for<br />

shap<strong>in</strong>g the future, Berrett-Koehler Publishers, Inc.<br />

– Dewulf, A. (2005). Issue Fram<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Multi-Actor Contexts, How people make<br />

sense of issues through negotiat<strong>in</strong>g mean<strong>in</strong>g, enact<strong>in</strong>g discourse and do<strong>in</strong>g<br />

difference, Leuven: Katholieke Universiteit.<br />

– Dewulf, A., Gray, B., Putnam, L., Lewicki, R., Aarts, N., Bouwen,<br />

R., et al. (2009). Disentangl<strong>in</strong>g approaches to fram<strong>in</strong>g <strong>in</strong> conflict and<br />

negotiation research: A meta-paradigmatic perspective. Human Relations,<br />

62(2), 155-193.<br />

– Douglas, M., & Wildavsky, A. B. (1983). Risk and culture: an essay on the<br />

selection of technological and environmental dangers. Berkeley: University<br />

of California Press.<br />

– Eder, K. (2000). Tam<strong>in</strong>g risks through dialogues: the rationality and<br />

functionality of discursive <strong>in</strong>stitutions <strong>in</strong> risk society’ <strong>in</strong> M. Cohen,<br />

Risk <strong>in</strong> the modern age: Social Theory, Science and Environmental<br />

Decision-Mak<strong>in</strong>g, Bas<strong>in</strong>gstoke: Macmillan, p.225-48.<br />

– Edwards, D. (1998) The relevant th<strong>in</strong>g about her: social identity categories<br />

<strong>in</strong> use In: Charles Antaki, Sue Widdicombe, eds. Identities <strong>in</strong> talk. London:<br />

Sage: 15-33.<br />

171


– Edwards, D. (1998) Shared Knowledge as a Performative and Rhetorical<br />

Category’, <strong>in</strong> J. Verschueren (ed.) Pragmatics <strong>in</strong>: Selected Papers<br />

From the 6th International Pragmatics Conference, Antwerp: International<br />

Pragmatics Association. (2) p.130-41.<br />

– Edwards, D. (1991). Categories are for talk<strong>in</strong>g, On the cognitive and discursive<br />

bases of categorization, Loughborough University, Theory & Psychology<br />

vol. 1: Sage, 515-542.<br />

– Edwards, D. (1994). Script Formulations: A Study of Event Descriptions <strong>in</strong><br />

Conversation’ Journal of Language and Social Psychology 13: 211-47.<br />

– Edwards, D. (1995). ‘Two to Tango: Script Formulations, Dispositions, and<br />

Rhetorical Symmetry <strong>in</strong> Relationship Troubles Talk’, Research on Language<br />

and Social Interaction 28: 319-50.<br />

– Edwards, D. Discourse and Cognition. (1997). Sage Publications, London.<br />

– Edwards, D. (1999). Emotion Discourse Culture & Psychology SAGE.<br />

– Edwards, D. (2000). Extreme Case Formulations : Softeners, Investment,<br />

and do<strong>in</strong>g Nonliteral, Research on Language and Social <strong>in</strong>teraction, 33 (4),<br />

347-373.<br />

– Edwards, D (2003). Analyz<strong>in</strong>g Racial Discourse: The Discursive Psychology<br />

– of M<strong>in</strong>d-World Relationships, <strong>in</strong> Berg, H. van den, Wetherell, M. & Houtkoop-<br />

Steenstra, H (Eds.) Analyz<strong>in</strong>g race talk: Multidiscipl<strong>in</strong>ary approaches to the<br />

<strong>in</strong>terview, Cambridge: University Press.<br />

– Edwards, D. Stokoe E. (2004). Discursive psychology, focus group <strong>in</strong>terviews,<br />

and participants’ categories. British Journal of Developmental Psychology,<br />

22, 499-507.<br />

– Edwards, D. (2005). Moan<strong>in</strong>g, Wh<strong>in</strong>g<strong>in</strong>g and Laugh<strong>in</strong>g: The Subjective Side<br />

of Compla<strong>in</strong>ts, Discourse Studies. 6: 5-’29.<br />

– Edwards, D. (2007). Manag<strong>in</strong>g subjectivity <strong>in</strong> talk. In: Hepburn,<br />

A., Wigg<strong>in</strong>s, S., eds. Discursive Research <strong>in</strong> Practice: New Approaches to<br />

Psychology and Interaction. Cambridge: Cambridge University Press: 31-49.<br />

– Everts, Ph.P. (1983). Public Op<strong>in</strong>ion, The churches and Foreign Policy,<br />

Leiden University Press.<br />

– Eyestone, R., (1982). Why some issues are ignored. Anderson, University<br />

of Houston.<br />

– Gerard G. en Ell<strong>in</strong>or, L, (1999). Dialoque, The change Handbook.<br />

Group methods for shap<strong>in</strong>g the future, Peggy Holman and Tom Devane,<br />

Berrett-Koehler Publishers, Inc.<br />

– G<strong>in</strong>neken, J. van, (2002). Schokgolf omgaan met op<strong>in</strong>iedynamiek.<br />

Amsterdam: Boom.<br />

– G<strong>in</strong>neken, J. (2000). Bre<strong>in</strong>-Bev<strong>in</strong>gen. Amsterdam: Boom.<br />

– G<strong>in</strong>neken, J. van (2003). Het mysterie monarchie. Een <strong>in</strong>terview met het<br />

Nederlandse volk. Amsterdam: Boom.<br />

172


– G<strong>in</strong>neken, J. (2009). De kracht van de zwerm, Zelfstur<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de organisatie,<br />

Bus<strong>in</strong>ess Contact.<br />

– Gr<strong>in</strong>, J. (2006). Reflexive modernization as a governance issue – or: design<strong>in</strong>g<br />

and shap<strong>in</strong>g Re-structuration, p.54-81 <strong>in</strong>: Voß, Jan-Peter; Bauknecht,<br />

Kemp, René (eds.), Reflexive Governance for Susta<strong>in</strong>able Development.<br />

Cheltenham: Edward Elgar.<br />

– Grunig, J.E. (1992). Excellence <strong>in</strong> Public Relations and Communication<br />

Management. Routledge.<br />

– Guise J., Widdicombe S. & McK<strong>in</strong>lay A., (2007). What is it like to have ME?<br />

The discursive construction of ME <strong>in</strong> computer mediated communication<br />

and face to face <strong>in</strong>teraction, Health, 11 (1) 87-108.<br />

– Guttel<strong>in</strong>g, J. (1999). <strong>Crisis</strong>communicatie: een kwestie van vertrouwen<br />

(<strong>Crisis</strong> communication: a question of confidence). Alphen aan den Rijn:<br />

Samsom.<br />

– Guttel<strong>in</strong>g, J.M., (1997). Berichtgev<strong>in</strong>g over biotechnologie <strong>in</strong> de Volkskrant<br />

1986-1996. 60, Vakgroep Psychologie, Universiteit Twente, Enschede, 1997<br />

– Guttel<strong>in</strong>g, J.M. & Wiegman, O. (1996). Explor<strong>in</strong>g Risk Communication.<br />

Dordrecht: Kluwer.<br />

– Hajema, l. (2001). De glazenwassers van het bestuur. Kon<strong>in</strong>klijke van Gorkum.<br />

– Hajer, M.A. (1995). The politics of environmental discourse: ecological<br />

modernization and the policy process. Clarendon Press, Oxford.<br />

– Haft-van Rees, M.A. (1989). Taalgebruik <strong>in</strong> gesprekken. Mart<strong>in</strong>us Nijhoff<br />

– Harré, R., & Parrott, W.G. (1996). The emotions: Social, cultural and biological<br />

dimensions. London: Sage Publications.<br />

– ’t Hart, P. (2001). Trends <strong>in</strong> <strong>Crisis</strong> Management Practice and <strong>Crisis</strong> Management<br />

Research Presentation Paris: CNRS sem<strong>in</strong>ar.<br />

– Hogg, M. en T<strong>in</strong>dale, S. (2001). Blackwell Handbook of Social Psychology<br />

Group Processes.<br />

– Hoonaard W. van den, (1996). Work<strong>in</strong>g with Sensitiz<strong>in</strong>g Concepts Analytical<br />

Field Research, SAGE.<br />

– Houtkoop, H. & Koole, T. (2000). Taal <strong>in</strong> actie, Hoe mensen communiceren<br />

met taal, Cout<strong>in</strong>ho.<br />

– Huysmans, F. & Steenbekkers, A. (2004). Bezorgdheid en ge<strong>in</strong>formeerdheid<br />

van Europese burgers over <strong>in</strong>dustriele en natuurlijke risico’s, <strong>in</strong> Tijdschrift<br />

voor Communicatiewetenschap 32.<br />

– Josephs, I.E. (1995). The problem of emotions from the perspective of<br />

psychological semantics. Culture & Psychology, 1(2), 279-288.<br />

– Kapferer, J, (1990). Rumors. Transaction Publishers.<br />

– Kasperson, R.E., Renn, O., Slovic, P., Brown, H.S., Emel, J., Goble,<br />

R., Kasperson, J.X., & Ratick. (2000). The social amplification of risk;<br />

a conceptual framework, The perception of risk Londen: Sterl<strong>in</strong>g.<br />

173


– Kasperson, R.E. & Kasperson, J.X. (eds) (2005). Social Contours of Risk: Publics,<br />

risk communication and the social amplification of risk. London: Earthscan.<br />

– Kasperson1, R.E, Gold<strong>in</strong>g, D & S Tuler S, (1992). Social Distrust as a Factor <strong>in</strong><br />

Sit<strong>in</strong>g Hazardous Facilities and Communicat<strong>in</strong>g Risks. Journal of social issues,<br />

48 (4), 161-187.<br />

– Katz, E., & Lazarsfeld, P. F. (1955). Personal <strong>in</strong>fluence: The part played by people<br />

<strong>in</strong> the flow of mass communication. New York: The Free Press.<br />

– K<strong>in</strong>gdon, J.W. (1982). Dynamics of agenda Formation <strong>in</strong> Congress. Anderson,<br />

University of Houston.<br />

– Kiser, L., & Ostrom, E. (1982). The Three Worlds of Action. In E. Ostrom (Ed.),<br />

Strategy of politica I <strong>in</strong>quiry. Beverly Hills, CA: SAGE, p.179-222.<br />

– Klandermans B. (1986). Mobiliseren door sociale beweg<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> Overtuigen<br />

en activeren Klandermans & Seijdel E., Van Gorcum.<br />

– Lamerichs, J. & te Molder, H.F.M. (2003). Computer Mediated<br />

Communication: From a cognitive to a discursive model. New Media & Society,<br />

5(4), 451-473.<br />

– Lamerichs, J., Koelen, M., & te Molder, H.F.M. (2009). Turn<strong>in</strong>g adolescents<br />

<strong>in</strong>to analysts of their own discourse: Rais<strong>in</strong>g reflexive awareness of everyday<br />

talk to develop peer-based health activities. Qualitative Health Research,<br />

19(8), 1162-75.<br />

– Leeuwis, C. (2000). Voorbij het onderscheid tussen experts en leken.<br />

Over de rol en betekenis van expertise <strong>in</strong> participatieve processen,<br />

Pedagogiek, 347-361.<br />

– Lidskog, R. (2000). Scientific evidence or lay people’s experiences?<br />

On risk and trust with regard to modern environmental threats’, <strong>in</strong><br />

M. Cohen, Risk <strong>in</strong> the modern age: Social Theory, Science and Environmental<br />

Decision-Mak<strong>in</strong>g, Bas<strong>in</strong>gstoke: Macmillan, pp.196-224.<br />

– L<strong>in</strong>dblom, CE. (1959). The science of ‘muddl<strong>in</strong>g through’.<br />

Public Adm<strong>in</strong>istration Review. 19, 79-88.<br />

– Locke, A. Edwards, D. (2003). Bill and Monica: Memory, Emotion<br />

and Normativity <strong>in</strong> Cl<strong>in</strong>ton’s Grand Jury Testimony. British Journal of<br />

Social Psychology.<br />

– Lopes, L. (1991). The rhetoric of irrationality, University of Iowa,<br />

Theory & Psychology, SAGE, 1(1), 65-82.<br />

– Luhmann, N. (1991). Sociologie des Risico’s. Berlijn: de Gruyter.<br />

– Lutz, C.A. (1990b). Engendered emotion: Gender, power, and the rhetoric of<br />

emotional control <strong>in</strong> American discourse. In C.A. Lutz & L. Abu-Lughod (Eds.),<br />

Language and the politics of emotion. pp.69-91, Cambridge.<br />

– Van Maanen, J. (1988). Tales of the Field: On Writ<strong>in</strong>g Ethnography.<br />

Chicago: University of Chicago Press.<br />

– Merkx, F. (1998). Public Understand<strong>in</strong>g of Science <strong>in</strong> new Metropolis,<br />

Science & Technology Center, Universiteit Twente, Enschede.<br />

174


– Milgram, S., Bickman, L., & Berkowitz, L. (1969). Note on the draw<strong>in</strong>g<br />

power of crowds of different size. Journal of Personality and Social Psychology,<br />

13, 79-82.<br />

– Moreira. J. P. (2007). A framework for responsive health policy and<br />

corporate communication, Corporate Communications: An International<br />

Journal. 12 (1), 8-24.<br />

– Otway H.J. & W<strong>in</strong>terfeldt, D. (1982). Beyond acceptable Risk: on the social<br />

acceptability of technologies, Policy Sciences 14, 247-256.<br />

– Osch, D.C. (2003). Co-orientatie: truc of troef? Kluwer.<br />

– Padmos, H., Mazeland, H. & te Molder H. F.M. (2006). On do<strong>in</strong>g be<strong>in</strong>g<br />

personal: Citizen talk as an identity-suspend<strong>in</strong>g device <strong>in</strong> public debates<br />

on GMOs. In: H. Hausendorf & A. Bora (Eds.), Analys<strong>in</strong>g Citizenship Talk:<br />

Social Position<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Political and Legal Decision-mak<strong>in</strong>g Procedures, p.276-295.<br />

Amsterdam: John Benjam<strong>in</strong>s.<br />

– Potter, J. & Wetherell, M. (1987). Discourse and Social Psychology.<br />

London: SAGE.<br />

– Potter, J., Wetherell, M. and Chitty, A. (1991) Quantification rhetoric – cancer<br />

on television, Discourse and Society, 2, 333-365.<br />

– Potter, J. (1996). Represent<strong>in</strong>g Reality: Discourse, Rhetoric and Social Construction.<br />

London: SAGE.<br />

– Potter, J. (2002). Two k<strong>in</strong>ds of natural. Discourse Studies, 4(4), 539-42.<br />

– Potter, J., & Hepburn, A. (2005, a). Qualitative <strong>in</strong>terviews <strong>in</strong> psychology:<br />

Problems and possibilities. Qualitative Research <strong>in</strong> Psychology, 2(4), 38-55.<br />

– Potter, J., & Hepburn, A. (2005b). Discursive psychology as a qualitative<br />

approach for analyz<strong>in</strong>g <strong>in</strong>teraction <strong>in</strong> medical sett<strong>in</strong>gs. Medical Education,<br />

39(1), 338-44.<br />

– Renn O. (1998). The role of risk communication and public dialogue for<br />

improv<strong>in</strong>g risk management. Risk Decision and Policy 3, (I), 5-30.<br />

– Tway, H. & W<strong>in</strong>terfeldt, (1982). Beyond acceptable Risk: on the Social acceptability<br />

of technologies, Elsevier Scientific Publish<strong>in</strong>g Company.<br />

– te Molder, H.F.M. (2008). Discursive psychology. In: W. Donsbach (Ed.)<br />

The International Encyclopedia of Communication, Volume IV (p.1370-1372).<br />

Oxford, UK and Malden, MA: Wiley-Blackwell.<br />

– te Molder, H.F.M. (1999). Discourse of dilemmas: An analysis of<br />

communication planners’ accounts, British Journal of Social Psychology<br />

38, 245-63.<br />

– te Molder, H.F.M. en Potter, J. (2005). Conversation and cognition, Cambridge<br />

University Press.<br />

– te Molder, H.F.M. (2005). ’I just want to hear somebody right now’.<br />

Manag<strong>in</strong>g identities on a telephone helpl<strong>in</strong>e. In: C. Baker, M. Emmison &<br />

A. Firth (Eds.) Call<strong>in</strong>g for help. Language and social <strong>in</strong>teraction <strong>in</strong> telephone<br />

helpl<strong>in</strong>es (p.153-173). Amsterdam: John Benjam<strong>in</strong>s.<br />

175


– te Molder, H.F.M. & Guttel<strong>in</strong>g, J. (2003). The issue of food genomics: About<br />

reluctant citizens and united experts. In: R. van Est, L. Hanssen en O. Crapels<br />

(Eds.), Genes for your food – Food for your genes. Societal issues and dilemmas<br />

<strong>in</strong> food genomics (p.117-128). The Hague: Rathenau Institute.<br />

Work<strong>in</strong>g document 92.<br />

– te Molder, H. F.M. (2009). Discourse theory and analysis. In: S.W. Littlejohn<br />

& K. Foss (Eds.) Encyclopaedia of Communication Theory, pp. 312-317.<br />

London: Sage.<br />

– Peretti-Watel, P. La societe du risqué. Paris: La Decouverte/Reperes, 2001.<br />

– Putnam, L.L., Fairhurst, G.T., & Jabl<strong>in</strong> F.M. (2001). Discourse analysis <strong>in</strong><br />

organizations: Issues and concerns <strong>in</strong> The New Handbook of Organizational<br />

Communication: Advances <strong>in</strong> Theory, Research and Methods, (p.231-269).<br />

London: SAGE.<br />

– Rogers, R.W. (1983). Cognitive and physiological processes <strong>in</strong> fear appeals<br />

and attitude change: A Revised theory of protection motivation.<br />

In J. Cacioppo & R. Petty (Eds.), Social Psychophysiology, (p.153-176).<br />

New York: Guildford Press.<br />

– Reynolds B. & Seeger, M.W. (2005). <strong>Crisis</strong> and emercency risk communication<br />

as an <strong>in</strong>tegrative model, Journal of Health Communication, 1045-55.<br />

– Renn, O. (1992). Concepts of Risk, A classification. Londen: Westport.<br />

– Russell, J.A. (1991). Culture and the categorization of emotions. Psychological<br />

Bullet<strong>in</strong>, 110, 426-450.<br />

– Sacks, H., (1987). On the preferences for agreement and contiguity <strong>in</strong><br />

sequences <strong>in</strong> conversation, University of Californie, <strong>in</strong> Button, G & Lee,<br />

I.R.E.; Talk and social organisation, Clevedon: Philadelphia p.54-70.<br />

– Sarangi S.& Candl<strong>in</strong>, C. (2003). Categorization and explanation of risk:<br />

a discourse analytical perspective, Health, Risk & Society, 5, (2), 115-124.<br />

– Slovic, P. (1993). Perceived risk, trust, and democracy. Risk Analysis,<br />

13, 675-682.<br />

– Slovic, P. (1999). Trust Emotion, Sex, Politics, and Science: Survey<strong>in</strong>g the<br />

Riskassesment Battlefield, Risk Analysis, 19 (4) 689-701.<br />

– Starr, C. (1969). Social benefit versus technological risk, Science, 165, 232-1238.<br />

– Stekelenburg Van, J. Promot<strong>in</strong>g or prevent<strong>in</strong>g social change. Instrumentality,<br />

identity, ideology and groups-based anger as motives of protest participation,<br />

Ph.D. Faculty of Psychology and Pedagogic, VU University Amsterdam.<br />

Amsterdam: Ridderpr<strong>in</strong>t, 2006.<br />

– Sneijder, P.W.J.; Molder, H.F.M. te (2009) Normaliz<strong>in</strong>g ideological food choice<br />

and eat<strong>in</strong>g practices: identity work <strong>in</strong> onl<strong>in</strong>e discussions on veganism<br />

Appetite 52. – p.621-630.<br />

– Sneijder, P.W.J. (2006). Food for Talk: Discursive identities, food choice<br />

and eat<strong>in</strong>g practices, (Unpublished doctoral dissertation). Wagen<strong>in</strong>gen<br />

Universiteit.<br />

176


– Sneijder, P. & te Molder, H.F.M. e.a (2006). De discursieve actiemethode:<br />

jongeren ontwikkelen gezondheids<strong>in</strong>terventies.<br />

– Sneijder, P. & te Molder, H.F.M. (2006). Disput<strong>in</strong>g taste: Food pleasure as an<br />

achievement <strong>in</strong> <strong>in</strong>teraction. Appetite, 46, 107-116.<br />

– Sneijder, P. & te Molder, H.F.M. (2004). ’Health should not have to<br />

be a problem’. Talk<strong>in</strong>g health and accountability <strong>in</strong> an Internet forum on<br />

veganism. Journal of Health Psychology, 9(4), 599-616.<br />

– Sticht<strong>in</strong>g weten, (2004) Risicocommunicatie, Praktijk & theorie, samenstell<strong>in</strong>g<br />

H.A. Schutter & R.R. Braam.<br />

– Starr, C. (1982). Social Benefit versus technological risk, What is our society<br />

will<strong>in</strong>g to pay for safety, Science, 3 1232-1238.<br />

– Sutcliffe, K.M. (2000). Organizational Environments and Organizational<br />

Information Process<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> The New Handbook of Organizational Communication:<br />

Advances <strong>in</strong> Theory, Research, and Methods, Sage Publications.<br />

– Tiemeijer, W. L. (2006). Het geheim van de burger, Over staat en op<strong>in</strong>ieonderzoek.<br />

Aksant.<br />

– Tops, P.& Zouridis, S (2002). De b<strong>in</strong>nenkant van politiek. Atlas.<br />

– Tulloch, J. & Lupton, D. (2003). Risk and everyday life. SAGE.<br />

– Vaughan, E. & M. Seifert (1992). Variability <strong>in</strong> the Fram<strong>in</strong>g of Risk Issues,<br />

Journal of Social Issues 48 (4), 119-135.<br />

– Turner, R.H. & Klillian, L.M. (1987). Collective behavior. Prentice-Hall.<br />

– Vertzberger Y. I. (1997). ‘The Ant<strong>in</strong>omies of Collective Political Trauma:<br />

A Pre- Theory’, In: Political Psychology, (18), 4, 863-876.<br />

– Walzer, S. (2001). Develop<strong>in</strong>g sociologists through qualitive study of college<br />

life, Teach<strong>in</strong>g Sociology, 29, 88-94.<br />

– Wallwork J. & Dixon, J.A. (2004). Foxes, green fields and Britishness:<br />

On the retorica constructions of place and national dentist, British Journal<br />

of Social Psychology, 43 (1), 21-39.<br />

– Wetherell, M., Stiven, H & Potter, J. (1987). Unequal egalitarianism:<br />

A prelim<strong>in</strong>ary study of discourses concern<strong>in</strong>g gender and employment<br />

opportunities. British Journal of Social Psychology, 26, 59-71.<br />

– White, G.M. (1990). Moral discourse and the rhetoric of emotions.<br />

In C.A Lutz & L. Abu-Lughod (Eds.), Language and the politics of emotion<br />

(p.46-68). Cambridge: Cambridge University Press.<br />

– Wildavsky, A., (1988). Search<strong>in</strong>g for safety, Transaction Publishers.<br />

– Woerkum, C.M.J. van & Aarts, M.N.C. (2008). (Stay<strong>in</strong>g connected:<br />

the communication between organizations and their environment.<br />

Corporate communications: an <strong>in</strong>ternational journal, 13(2), 197-211.<br />

– Woerkum, C.M.J. van & Aarts, M.N.C. (2008). The Orientation of<br />

Organizations to their Environments: Functions of the Unconscious M<strong>in</strong>d.<br />

Journal of Public Relations Research, 20 (2), 180-206.<br />

177


– Woerkum, C.M.J. van (2007). Orality and the process of writ<strong>in</strong>g,<br />

J. Technical writ<strong>in</strong>g and communication, 37 (2) 183-201.<br />

– Woerkum, C van & Aarts, M.N.C. (2007). Creativity, plann<strong>in</strong>g and<br />

organizational change, Journal of Organizational Change Management,<br />

20 (6), 847-865.<br />

– Woerkum, C. van (1999). ‘Wetenschaps- en technologievoorlicht<strong>in</strong>g:<br />

een dynamische professie’. In: Tijdschrift voor Wetenschap, Technologie<br />

& Samenlev<strong>in</strong>g, 7(1), 2-4.<br />

– Woerkum, C. van (2003) <strong>in</strong>augurele rede Organisaties <strong>in</strong> hun biotoop:<br />

over de communicatie van organisaties, Wagen<strong>in</strong>gen Universiteit.<br />

– Woerkum, C.M.J. van & te Molder, H.F.M. (2007). Wetenschap <strong>in</strong><br />

alledaagse communicatie Science <strong>in</strong> everyday talk. In J. Willems (Ed.),<br />

Basisboek wetenschapscommunicatie (p.222-234). Amsterdam: Boom.<br />

– Woerkum, C.M.J. van & Knotters, M. (2007). Ik voel nattigheid:<br />

risicoperceptie en risicocommunicatie bij waterbeheer <strong>in</strong> de agrarische sector,<br />

Strom<strong>in</strong>gen: vakblad voor hydrologen, 13 (1). 33-44.<br />

178


Bijlage 1<br />

De onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen omvatten:<br />

– De basisvorm<strong>in</strong>g die werd <strong>in</strong> 1993 <strong>in</strong>gevoerd. Alle leerl<strong>in</strong>gen volgen <strong>in</strong> de<br />

eerste jaren van het voortgezet onderwijs hetzelfde lesprogramma.<br />

– De tweede fase die <strong>in</strong> de bovenbouw havo en vwo werd <strong>in</strong> 1998 en 1999<br />

<strong>in</strong>gevoerd.<br />

– Leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de bovenbouw van havo (vijfjarige opleid<strong>in</strong>g) en vwo (zesjarige<br />

opleid<strong>in</strong>g) die niet meer zelf een vakkenpakket samenstellen, maar kiezen<br />

uit vier profielen (natuur en techniek, natuur en gezondheid, economie<br />

en maatschappij, en cultuur en maatschappij). Ze worden bovendien<br />

gestimuleerd om actief en zelfstandig te leren (het studiehuis).<br />

– Het vmbo dat werd <strong>in</strong>gevoerd tussen 1999 en 2002.<br />

– De bovenbouw van mavo en vbo die zijn omgezet <strong>in</strong> vier leerwegen<br />

(de basisberoepsgerichte, de kaderberoepsgerichte, de gemengde en de<br />

theoretische leerweg), samen vmbo (vierjarige opleid<strong>in</strong>g) genoemd.<br />

Ivbo, vso-lom en vso-mlk zijn omgezet <strong>in</strong> leerwegondersteunend onderwijs<br />

en <strong>in</strong> praktijkonderwijs.<br />

179


Bijlage 2<br />

Gesteld wordt door de commissie Dijsselbloem dat de politiek zich niet teveel<br />

moet bemoeien met het te geven dagelijkse onderwijs maar dit meer aan leraren<br />

en ouders moet overlaten. Ten aanzien van de <strong>in</strong>grijpende vernieuw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

het voortgezet onderwijs <strong>in</strong> de jaren negentig trekt de commissie de volgende<br />

conclusies:<br />

– De analyse van problemen schoot tekort.<br />

– Er zijn grote risico’s genomen met kwetsbare leerl<strong>in</strong>gen.<br />

– De verantwoordelijke bew<strong>in</strong>dslieden vertoonden een tunnelvisie.<br />

– Het politiek draagvlak werd belangrijker gevonden dan het draagvlak<br />

<strong>in</strong> het onderwijs.<br />

– De docenten, ouders en leerl<strong>in</strong>gen zijn onvoldoende gehoord <strong>in</strong><br />

‘onderwijspolder’.<br />

– Veel beleidskeuzen werden bepaald door het f<strong>in</strong>anciële kader.<br />

– Parallelle <strong>in</strong>grijpende verander<strong>in</strong>gen doorkruisten de vernieuw<strong>in</strong>g.<br />

– De genoemde didactische vernieuw<strong>in</strong>gen werden door de scholen<br />

(deels ten onrechte) als verplicht ervaren.<br />

– Er was achteraf een forse aanpass<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de regelgev<strong>in</strong>g.<br />

– De effecten van de onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen op de onderwijsresultaten<br />

lopen uiteen.<br />

– Er werd te veel waarde gehecht aan de goede positie van Nederland op<br />

de <strong>in</strong>ternationale ranglijsten.<br />

– De wetenschappelijke onderbouw<strong>in</strong>g van het ‘nieuwe leren’<br />

ontbreekt grotendeels.<br />

– De wijze van <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van het ‘nieuwe leren’ was risicovol.<br />

Het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) steunde de bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen van de<br />

commissie. BON echter reageerde met de kritiek dat commissie Dijsselbloem zo<br />

sterk gericht is op de schuld van ‘de politiek’ <strong>in</strong> het verleden dat zij onvoldoende<br />

oog heeft voor de huidige problematiek van het onderwijs. Er is, zo stelt BON,<br />

geen samenhangende visie op de rol van de overheid als het gaat om bekostig<strong>in</strong>g<br />

en kwaliteitshandhav<strong>in</strong>g. ‘Het rapport gaat voorbij aan het middelbaar en hoger<br />

beroepsonderwijs, terwijl daar de problemen m<strong>in</strong>stens zo groot zijn. Het risico is<br />

groot dat sommigen de uitkomsten van het rapport aanwenden op een wijze die<br />

de kwaliteit van het onderwijs wederom niet ten goede zal komen.’ 20<br />

In het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau wordt hierover opgemerkt<br />

dat het doorbrengen van een steeds groter deel van de onderwijstijd <strong>in</strong> de<br />

beroepspraktijk, <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met een toename van de zelfstandigheid <strong>in</strong> het<br />

20 NRC, De overheid moet om de impasse te doorbreken de regie over het onderwijs<br />

hernemen, (Verbrugge en Bergen, 23 februari, 2008.<br />

180


onderwijs, tot een afname van het aantal contacturen met docenten heeft geleid.<br />

<strong>Onderzoek</strong>scommissie Dijsselbloem zegt hierover <strong>in</strong> haar e<strong>in</strong>drapport; ‘In die<br />

z<strong>in</strong> is er weer een parallel met het nieuwe leren, met dit verschil dat de afname<br />

van het aantal contacturen zich wellicht nog sterker voordoet <strong>in</strong> het beroepsonderwijs<br />

dan <strong>in</strong> het voortgezet onderwijs’ (Commissie Dijsselbloem, 2008). De<br />

onderzoekscommissie heeft, zoals zij concludeert; ‘herhaaldelijk vernomen dat<br />

de voorbereid<strong>in</strong>gen voor het actief <strong>in</strong>voeren van competentiegericht gericht leren<br />

<strong>in</strong> het mbo negatieve effecten heeft gehad op de aansluit<strong>in</strong>g en doorlopende leerlijnen<br />

tussen vmbo en mbo.’ 21<br />

21 Onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen, E<strong>in</strong>drapport: Tijd voor Onderwijs, 2008.<br />

181


Bijlage 3<br />

Interview Matthé Sjamaar<br />

182


183


184


Bijlage 4<br />

Transcript <strong>in</strong>terview Sjamaar zonder redactioneel commentaar<br />

…2 regels weggelaten van het beg<strong>in</strong>…<br />

3 Dit jaar zijn zes H<strong>in</strong>doestaanse leerl<strong>in</strong>gen vertrokken. Omdat wij te<br />

4 Marokkaans zijn geworden zeggen hun ouders.<br />

…4 regels weggelaten….<br />

9 1993 was het laatste gezonde jaar. Tweehonderd aanmeld<strong>in</strong>gen kregen<br />

10 we toen, tw<strong>in</strong>tig procent was allochtoon. Dat is een kritische grens. Ben je<br />

11 daar eenmaal overheen, dan gaat het bergafwaarts.<br />

…5 regels weggelaten…<br />

17 En daarna horen we niets meer van ze. Stomweg omdat een school niet te<br />

18 veel Marokkanen moet hebben.<br />

…24 regels weggelaten…<br />

43 Inmiddels staat volgens de gemeente 61,4 procent van de <strong>in</strong>woners van de<br />

44 wijk te boek als niet-etnische Nederlander. De wijk beantwoordt aan het<br />

45 bekende profiel van een probleembuurt: een hoge werkloosheid, veel<br />

46 crim<strong>in</strong>aliteit, verloeder<strong>in</strong>g. Maar als je dat zegt, merk je hoe groot het<br />

47 allochtonentaboe is. Mijn bestuur wilde er nooit iets van horen, terwijl dit<br />

48 nuchtere feit toch de hoofdoorzaak van onze neergang is. Er is maar een<br />

49 oploss<strong>in</strong>g en dat is de school sluiten.<br />

…4 regels weggelaten…<br />

54 Sjamaar zou niet weten welke alternatieven er nog zijn. In 2002 heeft het<br />

55 Niels Stensen misschien nog 500 leerl<strong>in</strong>gen over, te we<strong>in</strong>ig om leerl<strong>in</strong>gen<br />

56 alle vakkenpakketten van de nieuwe bovenbouw havo/vwo aan te<br />

57 bieden. Collega’s van andere Stivko-scholen hebben hem aangeraden ‘het<br />

58 taalprobleem aan te pakken’. Een ander opperde dat een verlengde<br />

59 schooldag het tij misschien nog kan keren. Alsof dat nog niet geprobeerd<br />

60 is. We hebben jarenlang het schol<strong>in</strong>gsbudget uitgegeven aan cursussen<br />

61 Nederlands als tweede taal, men weet niet eens wat we allemaal<br />

62 geprobeerd hebben. We krijgen problemen met de afvloei<strong>in</strong>gslijst als we<br />

63 die vijftig docenten van jullie moeten overnemen, is ook een argument om<br />

64 een onvermijdelijke besliss<strong>in</strong>g uit te stellen. Of ze zeggen: Jullie zijn toch<br />

65 gespecialiseerd <strong>in</strong> deze leerl<strong>in</strong>gen? Ja hou ze maar bij je. zullen ze<br />

66 bedoelen.<br />

…6 regels weggelaten…<br />

73 Zelfs als we tienen scoren <strong>in</strong> het Trouwonderzoek, dan nog komen de<br />

74 witte ouders niet. De ouders die de school mijden doen dat om volkomen<br />

75 normale redenen. Met vooroordelen en racisme heeft het meestal niets te<br />

76 maken. De groep Nederlandse ouders die heel bewust voor het Niels<br />

77 Stensen kiest, zal altijd een m<strong>in</strong>derheid blijven. Dat zijn hoopopgeleide,<br />

78 heel pr<strong>in</strong>cipiële mensen die v<strong>in</strong>den dat je k<strong>in</strong>deren moet voorbereiden op<br />

185


79 de multiculturele toekomst van Nederland. Idealisme tegen de klippen<br />

80 op want ook de m<strong>in</strong>derheden zelf zijn allesbehalve multicultureel<br />

81 <strong>in</strong>gesteld.<br />

…2 regels weggelaten…<br />

84 Thuis gaat moeder ook aan de kant als zoonlief er aankomt, want hij is<br />

85 toch een man?<br />

…6 regels weggelaten…<br />

92 Een leraar wiskunde moet hier de stof op vier, vijf taalniveaus uitleggen.<br />

93 En er wordt hier zo ontzettend veel naar elkaar geschreeuwd de hele tijd.<br />

94 Kankerhoer roepen is voor veel leerl<strong>in</strong>gen een gewone manier van praten<br />

…2 regels weggelaten…<br />

97 Natuurlijk zijn er ook ‘fantastische k<strong>in</strong>deren’, maar voor een bloeiend<br />

78 schoolleven mist het Niels Stensen de gewoonten van de blanke<br />

79 middenklasse.<br />

…8 regels weggelaten…<br />

108 Als je op huisbezoek gaat besef je pas goed hoe ontzettend belangrijk de<br />

109 rol van de ouders is. Ze krijgen van thuis niets mee. Moeder spreekt geen<br />

110 Nederlands, ze schenkt thee en serveert zoet gebak. Vader zit op de bank<br />

111 bij de televisie werkloos te wezen. Ik heb weleens een leerl<strong>in</strong>g uit een<br />

112 bordeel weggehaald. Dan zou je denken dat zo’n vader zich afvraagt wat<br />

113 hij heeft fout gedaan. Maar deze man schaamde zich alleen maar omdat er<br />

114 over werd gepraat. Zolang dat meisje geld b<strong>in</strong>nenbracht deed hij alsof zijn<br />

115 neus bloedde.<br />

…1 regel weggelaten…<br />

117 Verspreid<strong>in</strong>g over de hele stad en omgev<strong>in</strong>g zal niet meevallen omdat van<br />

118 de k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de Randstad <strong>in</strong> de leeftijd van nul tot veertien, veertig<br />

119 procent allochtoon is. Maar zo is het ook niks, niet voor de school, niet<br />

120 voor de leerl<strong>in</strong>gen. Als ze de wijk uitgaan voor een andere school komen<br />

121 ze eerder <strong>in</strong> contact met milieus waar het heel anders aan toe gaat.<br />

122 Onderwijs moet kansen bieden, daar zijn we het toch allemaal over eens?<br />

…4 regels weggelaten tot het slot…<br />

186


Bijlage 5<br />

Manifest Beter Onderwijs Nederland<br />

187


188


189


190


191


192


193


194


195


196


197


198


Bijlage 6<br />

Zoekstr<strong>in</strong>gs LexisNexis Academic:<br />

– (Sjamaar) AND (Niels Stensen college) OR (rector)<br />

and Date (01/05/1998) and (01/01/2003)<br />

– (BON) OR (Beter Onderwijs Nederland) OR (Ad Verbrugge)<br />

and (nieuwe leren) and Date (03/06/2006) and (01/01/2010)<br />

Publicatielijst Sjamaar<br />

Publicatie 118<br />

Trouw 24<br />

De Volkskrant 20<br />

NRC Handelsblad 19<br />

Algemeen Nederlands Persbureau – ANP 12<br />

Algemeen Dagblad 10<br />

Het Parool 7<br />

Leeuwarder Courant 6<br />

Amersfoortse Courant 2<br />

Brabants Dagblad 3<br />

<strong>Utrecht</strong>s Nieuwsblad 1<br />

AD/<strong>Utrecht</strong>s Nieuwsblad 2<br />

Prov<strong>in</strong>ciale Zeeuwse Courant 1<br />

BN/Destem 1<br />

Dagblad Rivierenland 1<br />

Dagblad van het Noorden 1<br />

E<strong>in</strong>dhovens Dagblad 1<br />

Het F<strong>in</strong>ancieele Dagblad 1<br />

De Gelderlander 1<br />

De Groene Amsterdammer 1<br />

Haagsche Courant 1<br />

Opzij 1<br />

Sijthoff Pers (Vendor GroupFile) 1<br />

De Stentor/Veluws Dagblad 1<br />

199


Resultatenlijst LexuxNexus Academic: Sjamaar<br />

Resultaten<br />

1 Laatste diploma’s<br />

de Volkskrant, June 27, 2003, Voorpag<strong>in</strong>a; Pg. 1, 81 words<br />

2 Laatste diploma’s <strong>in</strong> ‘zwarte’ school<br />

DAGBLAD VAN HET NOORDEN, June 27, 2003 Friday, 183 words, ANP<br />

3 Doek gevallen voor ‘zwarte’ school<br />

Goudsche Courant, June 27, 2003, BIN1 (b<strong>in</strong>nenland), 302 words<br />

4 Laatste diploma-uitreik<strong>in</strong>g op zwarte school<br />

Prov<strong>in</strong>ciale Zeeuwse Courant, June 27, 2003, 3, 120 words<br />

5 Doek gevallen voor Niels Stensen College<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, June 26, 2003, BINNENLAND, 400 words, Embargo Corr<br />

6 ‘Een supertijd op het Niels Stensen’<br />

Amersfoortse Courant, June 25, 2003, US3 (stadspag<strong>in</strong>a), 708 words<br />

7 Zwarte school kopje onder; ‘De tamtam heeft hier goed zijn werk gedaan’, Algemeen Dagblad, June 21, 2003,<br />

Reporter; Pg. R3, 1027 words, DOOR REINOUD DEN HAAN<br />

8 ‘Het onvermijdelijke is toch gebeurd’; Oud-rector Sjamaar ziet niet om <strong>in</strong> wrok, Algemeen Dagblad, June 21,<br />

2003, Reporter; Pg. R3, 791 words, DOOR WILCO BOOM<br />

9 Speciaal Maandag<br />

Trouw, June 7, 2003, Media; Pg. 37, 647 words<br />

10 RAAR EN TRIESTIG; Het laatste jaar van het Niels Stensen College<br />

NRC Handelsblad, December 21, 2002, Wetenschap & Onderwijs; Pg. 41, 1613 words, SHEILA KAMERMAN<br />

11 Belgie worstelt ook met segregatie<br />

NRC Handelsblad, November 23, 2002, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 3, 1175 words, DOOR MICHELE DE WAARD<br />

12 Als het geen kerk is, dan toch wel een sekte; Ik ben mijn hele leven lid geweest van de PvdA. Nu ben ik door<br />

m<strong>in</strong>ister Nawijn benaderd. Van de PvdA heb ik nog nooit wat gehoord.; We ontv<strong>in</strong>gen bedreig<strong>in</strong>gen, partijkantoren<br />

werden beklad en er werden mensen <strong>in</strong> elkaar geslagen.<br />

Trouw, September 28, 2002, Letter & Geest; Pg. 41, 4178 words, DOOR PAUL-KLEIS JAGER EN YORAM STEIN<br />

13 Piet Post<br />

Trouw, July 1, 2002, Mensen; Pg. 2, 1119 words, PAUL-KLEIS JAGER<br />

14 <strong>Utrecht</strong> wil uittocht leerl<strong>in</strong>gen stoppen<br />

Trouw, June 12, 2002, Nederland; Pg. 4, 373 words, DOOR PAUL-KLEIS JAGER<br />

15 Leerl<strong>in</strong>gen zwarte school naar witte<br />

de Volkskrant, June 11, 2002, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 3, 418 words, VAN ONZE VERSLAGGEEFSTER<br />

16 Vluchten voor de zwarte school<br />

Trouw, May 1, 2002, Voorpag<strong>in</strong>a; Pg. 1, 396 words<br />

17 Het trieste gelijk van rector Sjamaar<br />

Het Parool, April 20, 2002, Amsterdam; Pg. 2, 691 words, ROELFIEN SANT<br />

18 Het Niels Stensen werd alleen maar leuker; Zwarte scholen<br />

Trouw, April 20, 2002, Nederland; Pg. 4, 687 words, INGRID WEEL<br />

19 Goede school op verkeerde plek: gesloten!, Algemeen Dagblad, April 20, 2002, Voorpag<strong>in</strong>a; Pg. 1, 572 words,<br />

DOOR MALINI WITLOX<br />

200


Resultaten<br />

20 Collega’s: uitlat<strong>in</strong>gen rector nekslag voor school; E<strong>in</strong>de Niels Stensen College was onafwendbaar<br />

(kop posteditie)<br />

de Volkskrant, April 20, 2002, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 2, 444 words, VAN ONZE VERSLAGGEVER<br />

21 ‘De segregatie beg<strong>in</strong>t al op de basisschool’; Voormalig rector Niels Stensen College M. Sjamaar haalt gelijk,<br />

maar voelt geen voldoen<strong>in</strong>g.<br />

de Volkskrant, April 20, 2002, Voorpag<strong>in</strong>a; Pg. 1, 532 words, VAN ONZE MEDEWERKER PHILIP VAN DE POEL<br />

22 Zwarte scholen <strong>Utrecht</strong> fuseren niet<br />

Het Parool, April 19, 2002, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 3, 362 words, (VAN EEN VERSLAGGEEFSTER)<br />

23 Drie ‘zwarte’ scholen sluiten hun deuren<br />

Trouw, April 19, 2002, Nederland; Pg. 3, 376 words, VAN ONZE REDACTIE ONDERWIJS<br />

24 Spijt over sluit<strong>in</strong>g ‘zwart’ Niels Stensen College<br />

NRC Handelsblad, April 19, 2002, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 3, 801 words, DOOR SHEILA KAMERMAN EN<br />

LAURA THISSEN<br />

25 Niels Stensen College gaat dicht<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, April 18, 2002, BINNENLAND, 266 words, Corr<br />

26 Fusie levert ‘multiculturele school’ op<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, June 18, 2001, BINNENLAND, 222 words, Corr<br />

27 Niels Stensen College <strong>in</strong> <strong>Utrecht</strong> blijft katholiek<br />

NRC Handelsblad, December 15, 2000, Buitenland; Pg. 4, 399 words, DOOR ONZE REDACTIE ONDERWIJS<br />

28 Katholiek Niels Stensen College ‘islamiseert’ niet<br />

Trouw, December 14, 2000, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 3, 352 words, DOOR PAUL-KLEIS JAGER<br />

29 Niels Stensen College blijft katholiek<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, December 14, 2000, BINNENLAND, 236 words, Corr<br />

30 ‘Het was de m<strong>in</strong>st slechte optie’; Zwarte scholen<br />

Trouw, September 30, 2000, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 3, 640 words, REDACTIE ONDERWIJS<br />

31 Meer leraren, meer computers en m<strong>in</strong>der uren<br />

Trouw, September 14, 2000, Voorpag<strong>in</strong>a; Pg. 1, 875 words, MONIQUE DE HEER EN PAUL-KLEIS JAGER<br />

32 Adelmund wil stoet deskundigen loslaten op zwarte probleemscholen; Scholen <strong>in</strong> grote steden dienen<br />

als laboratorium voor rest van het land<br />

de Volkskrant, February 18, 2000, Voorpag<strong>in</strong>a; Pg. 1, 308 words, VAN XANDRA VAN GELDER<br />

33 Van zwarte leerl<strong>in</strong>g m<strong>in</strong>der verwacht<br />

Trouw, February 18, 2000, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 4, 350 words, VAN ONZE REDACTIE POLITIEK<br />

34 TWEEDE KAMER Politiek krijgt geen greep op achterstand allochtonen<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, February 17, 2000, BINNENLAND, 408 words, Jager<br />

35 Frustraties <strong>in</strong> Kamer over allochtone leerl<strong>in</strong>g<br />

NRC Handelsblad, February 4, 2000, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 3, 792 words,<br />

DOOR ONZE REDACTEUR FREDERIEK WEEDA<br />

36 Spreid<strong>in</strong>g ‘witte’ en ‘zwarte’ leerl<strong>in</strong>gen blijft lastige klus; Veel ouders kiezen vooral voor status van de school,<br />

Algemeen Dagblad, October 30, 1999, Trefpunt; Pg. 13, 852 words, DOOR R.H. KRUISWIJK *<br />

37 Amersfoort wil leerl<strong>in</strong>gen gaan spreiden; ‘Middel tegen segregatie’<br />

NRC Handelsblad, October 26, 1999, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 2, 508 words, DOOR ONZE REDACTIE ONDERWIJS<br />

38 Vandaag op tv<br />

de Volkskrant, October 12, 1999, Sport; Pg. 14, 158 words<br />

201


Resultaten<br />

39 ‘Witte scholen passen niet meer <strong>in</strong> grote stad’<br />

LEEUWARDER COURANT, June 18, 1999 Friday, 393 words, GPD<br />

40 Schooldirecteur: Weg met de ‘witte’ school<br />

Trouw, June 17, 1999, Sport; Pg. 11, 193 words, DOOR EDWIN KREULEN<br />

41 ‘Sjamaar was ondoordacht’<br />

Trouw, June 10, 1999, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 9, 457 words, EDWIN KREULEN<br />

42 Overheid moet terugloop VWO/Havo-leerl<strong>in</strong>gen keren<br />

NRC Handelsblad, April 30, 1999, Sport; Pg. 9, 1036 words, MATTHE SJAMAAR<br />

43 ‘Zwarte’ school haalt bezem door de leid<strong>in</strong>g<br />

de Volkskrant, April 27, 1999, Economie; Pg. 17, 607 words, VAN ONZE VERSLAGGEEFSTER<br />

44 De worstel<strong>in</strong>g van een ‘verzwarte’ school; Niels Stensen College<br />

Trouw, April 27, 1999, De verdiep<strong>in</strong>g; Pg. 13, 1325 words, ESTHER HAGEMAN<br />

45 ‘Verzwart’ Niels Stensen College zoekt heil <strong>in</strong> Amerikaans model<br />

Trouw, April 27, 1999, De verdiep<strong>in</strong>g / Religie en filos; Pg. 12, 251 words, VAN ONZE REDACTIE ONDERWIJS<br />

46 Toekomst voor Stensen College,<br />

Algemeen Dagblad, April 27, 1999, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 5, 67 words<br />

47 Toch toekomst voor Niels Stensen College<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, April 26, 1999, BINNENLAND, 376 words, Corr<br />

48 Allemaal mooipraat; Het <strong>in</strong>terview: Mathhe Sjamaar<br />

Het Parool, April 17, 1999, PS van de week; Pg. 16, 2634 words, PAULINE SINNEMA<br />

49 Smurfen-Nederlands<br />

NRC Handelsblad, April 14, 1999, Achterpag<strong>in</strong>a; Pg. 26, 1029 words, BEATRIJS RITSEMA<br />

50 Kloven <strong>in</strong> het onderwijs<br />

NRC Handelsblad, April 8, 1999, Media; Pg. 27, 588 words<br />

51 ‘Ik moest weg als politiek <strong>in</strong>correcte rebel’; Rector Sjamaar treedt af op verzoek van bestuur<br />

NRC Handelsblad, April 6, 1999, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 7, 1109 words, DOOR ONZE REDACTEUR WUBBY LUYENDIJK<br />

52 Omstreden rector stapt zelf op<br />

Trouw, April 2, 1999, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 8, 182 words<br />

53 Niels Stensen College krijgt nieuwe rector<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, April 1, 1999, BINNENLAND, 269 words, Mater<br />

54 Allochtoon kan op school sparen voor havo/vwo<br />

de Volkskrant, March 11, 1999, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 8, 282 words, VAN ONZE VERSLAGGEEFSTER<br />

55 Geld voor ijverige scholieren<br />

NRC Handelsblad, March 9, 1999, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 8, 287 words, DOOR ONZE REDACTIE ONDERWIJS<br />

56 VAN DIE DINGEN DUS...<br />

Opzij, February 1, 1999, VAN DIE DINGEN DUS..., 521 words, CISCA DRESSELHUYS<br />

57 JAAROVERZICHT 1998<br />

NRC Handelsblad, December 31, 1998, b<strong>in</strong>; Pg. 2, 10083 words<br />

58 ‘Het is waar, maar je mag het niet zeggen’<br />

de Volkskrant, December 29, 1998, SPORT; Pg. 15, 921 words, ELLEN DE VISSER<br />

202


Resultaten<br />

59 Adviesbureau moet ‘verzwarte’ school redden, Algemeen Dagblad, December 19, 1998, b<strong>in</strong>; Pg. 7, 619 words,<br />

VAN ONZE CORRESPONDENTE<br />

60 Rector Sjamaar heeft nergens spijt van<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, December 15, 1998, BINNENLAND, 301 words, Mater<br />

61 Het geld dat ze ervoor hebben, gebruiken scholen zelden voor een bonus/PRESTATIELOON<br />

Trouw, November 18, 1998, ONDERWIJS-OPVOEDING; Pg. 17, 1088 words, DOOR ESTHER HAGEMAN<br />

62 ‘Het enige dat telt is het resultaat’; WETHOUDER VAN DER AA OVER KWALITEIT VAN ONDERWIJS<br />

NRC Handelsblad, July 18, 1998, wo; Pg. 3, 1461 words, FREDERIEK WEEDA<br />

63 Betere aanpak hulp allochtone scholieren<br />

LEEUWARDER COURANT, June 17, 1998 Wednesday, 154 words, ANP<br />

64 Betere aanpak hulp allochtone scholieren<br />

LEEUWARDER COURANT, June 17, 1998 Wednesday, 154 words, ANP<br />

65 Niels Stensen College pakt m<strong>in</strong>derhedenprobleem aan<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, June 16, 1998, BINNENLAND, 329 words, Rondeel<br />

66 Kwaliteitskaart legt scholen niet langs dezelfde meetlat<br />

NRC Handelsblad, June 9, 1998, b<strong>in</strong>; Pg. 2, 646 words, DOOR ONZE REDACTIE ONDERWIJS<br />

67 De Max Pam-weg<br />

NRC Handelsblad, June 6, 1998, wo; Pg. 4, 605 words, LEO PRICK<br />

68 Hoge eisen, m<strong>in</strong>der vakken<br />

de Volkskrant, May 26, 1998, BUITENLAND; Pg. 4, 1090 words, URSIE LAMBRECHTS<br />

69 Spreid<strong>in</strong>g werkt niet bij de zwarte scholen; Noodkreet rector Sjamaar verdient aandacht, maar geen<br />

navolg<strong>in</strong>g, Algemeen Dagblad, May 23, 1998, tp; Pg. 13, 938 words, DOOR MOHAMED RABBAE;<br />

LID TWEEDE KAMER VOOR GROENLINKS<br />

70 Marokkanen: rust moet terug op Stensen College<br />

de Volkskrant, May 18, 1998, ECONOMIE; Pg. 2, 141 words, ANP<br />

71 Beste anti-stressmiddel: ontwijk nerveuze ouders<br />

Trouw, May 16, 1998, ZANZIBAR; Pg. 48, 928 words<br />

72 Marokkanen <strong>in</strong> stad <strong>Utrecht</strong> eisen snel <strong>in</strong>grijpen op school<br />

Trouw, May 16, 1998, Pg. 8, 194 words<br />

73 Marokkaanse jeugd ‘doet het nooit goed’, Algemeen Dagblad, May 16, 1998, b<strong>in</strong>; Pg. 7, 681 words,<br />

VAN EEN ONZER VERSLAGGEVERS<br />

74 Brief Marokkanen aan school <strong>Utrecht</strong><br />

Het Parool, May 15, 1998, Pg. 1, 60 words<br />

75 Eilandenrijk op school<br />

de Volkskrant, May 15, 1998, VOORKANT; Pg. 13, 1803 words, ESTHER BAKKER<br />

76 Marokkanen eisen maatregelen ‘zwarte school’<br />

RC Handelsblad, May 15, 1998, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 3, 123 words, ONBEKEND<br />

77 Marokkaanse gemeenschap <strong>Utrecht</strong> eist maatregelen op school<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, May 15, 1998, BINNENLAND, 329 words, Brethoniere<br />

78 EXAMENS ‘98<br />

Trouw, May 14, 1998, Pg. 9, 463 words, ESTHER HAGEMAN<br />

203


Resultaten<br />

79 Geen verschil tussen ‘witte’ en ‘zwarte’ scholen<br />

E<strong>in</strong>dhovens Dagblad, May 14, 1998, 884 words, Door Emmanuel Naaijkens<br />

80 Rector Sjamaar verdient bijval<br />

de Volkskrant, May 13, 1998, FORUM; Pg. 9, 1055 words, EDWIN SCHRAVESANDE<br />

81 De rector is niet cynisch<br />

De Groene Amsterdammer, May 13, 1998, 112 words, Evel<strong>in</strong>e Brandt<br />

82 DE DELFTSE HUISKAMERGESPREKKEN BIJ JO RITZEN<br />

Het F<strong>in</strong>ancieele Dagblad, 12 mei 1998, nederland; Pg. 2, 1618 words, Schiethart, D.P. Verbraeken, J.<br />

83 Rector signaleert wat al jaren was te voorzien<br />

de Volkskrant, May 9, 1998, U-PAGINA; Pg. 21, 923 words<br />

84 Gettoscholen<br />

NRC Handelsblad, May 9, 1998, Wetenschap en Onderwijs; Pg. 4, 618 words, LEO PRICK<br />

85 Er zijn geen ‘zwarte’ en ‘witte’ scholen<br />

Brabants Dagblad, May 9, 1998, 852 words, Door Emmanuel Naaijkens<br />

86 COMMENTAAR: ‘Zwarte scholen’<br />

De Gelderlander, May 9, 1998, 338 words<br />

87 Netelenbos ziet niets <strong>in</strong> sluiten ‘zwarte’ school<br />

Trouw, May 8, 1998, Pg. 9, 178 words<br />

88 ‘Waarom praat rector Sjamaar ons een depressie aan?’<br />

de Volkskrant, May 8, 1998, DAG IN DAG UIT; Pg. 17, 783 words, ESTHER BAKKER<br />

89 Netelenbos tegen sluit<strong>in</strong>g van ‘zwarte’ school<br />

de Volkskrant, May 8, 1998, BINNENLAND; Pg. 6, 177 words, ANP<br />

90 ‘Ik weiger de lat voor mijn leerl<strong>in</strong>gen te verlagen’<br />

NRC Handelsblad, May 8, 1998, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 7, 1239 words, DOOR ONZE REDACTEUR FREDERIEK WEEDA<br />

91 Netelenbos: ‘zwarte’ school openhouden<br />

Het Parool, May 7, 1998, Pg. 6/2, 87 words<br />

92 Netelenbos oneens met sluit<strong>in</strong>g ‘zwarte’ school<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, May 7, 1998, BINNENLAND, 159 words, Embargo Mater<br />

93 Bestuur tegen opheffen van zwarte school<br />

Het Parool, May 6, 1998, Pg. 2, 324 words<br />

94 <strong>Utrecht</strong>s schoolbestuur is het niet eens met rector Sjamaar<br />

Trouw, May 6, 1998, Pg. 8, 217 words<br />

95 Zwarte school<br />

de Volkskrant, May 6, 1998, KUNST; Pg. 14, 477 words<br />

96 Rector, wethouder en opbouwwerker debatteren over groeiende achterstand van allochtonen <strong>in</strong> voortgezet<br />

onderwijs ‘Het is niet hopeloos. Misschien moet uw school anders worden’<br />

de Volkskrant, May 6, 1998, BUITENLAND; Pg. 3, 1001 words, ESTHER BAKKER; HENK MULLER<br />

97 Bestuur is tegen sluit<strong>in</strong>g Niels Stensen College<br />

de Volkskrant, May 6, 1998, SPORT; Pg. 15, 217 words, ANP<br />

98 Bestuur wil `zwarte school’ niet sluiten<br />

LEEUWARDER COURANT, May 06, 1998 Wednesday, 101 words, ANP<br />

204


Resultaten<br />

99 Crim<strong>in</strong>aliteit, welnee <strong>in</strong>braken, welnee<br />

Trouw, May 5, 1998, Pg. 2, 1228 words, ESTHER HAGEMAN<br />

100 Rector wenst sluit<strong>in</strong>g school vanwege te veel allochtonen<br />

de Volkskrant, May 5, 1998, SPORT; Pg. 15, 660 words<br />

101 Rector: School moet sluiten door te veel allochtone leerl<strong>in</strong>gen, Algemeen Dagblad, May 5, 1998, b<strong>in</strong>; Pg. 6,<br />

461 words, VAN EEN ONZER VERSLAGGEVERS<br />

102 Schoolbestuur Nielsen Stensen College tegen sluit<strong>in</strong>g<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, May 5, 1998, BINNENLAND, 218 words, Brethoniere<br />

103 Reactie schoolleiders op ‘verzwart<strong>in</strong>g’<br />

Brabants Dagblad, May 5, 1998, 283 words<br />

104 Commentaar: Zwarte scholen<br />

De Stem, May 5, 1998, 301 words<br />

105 ‘Scholen met veel allochtonen niet slechter’<br />

LEEUWARDER COURANT, May 05, 1998 Tuesday, 480 words, GPD<br />

106 Rector wil ‘te’ zwarte school sluiten<br />

Het Parool, May 4, 1998, Pg. 2, 342 words<br />

107 Rector: sluit mijn ‘verzwarte’ school<br />

rouw, May 4, 1998, Pg. 1, 462 words<br />

108 Rector: sluit<strong>in</strong>g van zwarte school kan positief zijn<br />

NRC Handelsblad, May 4, 1998, B<strong>in</strong>nenland; Pg. 7, 588 words, DOOR EEN ONZER REDACTEUREN<br />

109 Schoolleiders: Slechts een etniciteit op school is dood <strong>in</strong> de pot<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, May 4, 1998, BINNENLAND, 432 words, Wiggers<br />

205


Publicatielijst BON<br />

Publicatie 162<br />

De Stentor (Vendor Group File) 44<br />

NRC Handelsblad 35<br />

De Volkskrant 21<br />

Brabants Dagblad 18<br />

Trouw 15<br />

De Twentse Courant Tubantia 10<br />

Leeuwarder Courant 8<br />

E<strong>in</strong>dhovens Dagblad 7<br />

De Gelderlander 7<br />

De Stentor/Sallands Dagblad 6<br />

De Telegraaf 6<br />

Het F<strong>in</strong>ancieele Dagblad 5<br />

Algemeen Nederlands Persbureau – ANP 4<br />

BN/Destem 4<br />

Dagblad De Pers 4<br />

Dagblad van het Noorden 4<br />

De Stentor/Zutphens Dagblad 4<br />

NRC.NEXT 4<br />

De Stentor/Veluws Dagblad 4<br />

AD/Amersfoortse Courant 3<br />

Nederlands Dagblad 3<br />

Reformatorisch Dagblad 3<br />

AD/Algemeen Dagblad 2<br />

AD/<strong>Utrecht</strong>s Nieuwsblad 2<br />

Leidsch Dagblad 2<br />

Prov<strong>in</strong>ciale Zeeuwse Courant 2<br />

AD/De Dordtenaar 1<br />

AD/Groene Hart 1<br />

AD/Haagsche Courant 1<br />

AD/Rivierenland 1<br />

AD/Rotterdams Dagblad 1<br />

Dag 1<br />

Dagblad De Limburger 1<br />

De Gooi- en Eemlander 1<br />

De Groene Amsterdammer 1<br />

Haarlems Dagblad 1<br />

Ijmuider Courant 1<br />

Limburgs Dagblad 1<br />

Noordhollands Dagblad 1<br />

Het Parool 1<br />

206


Resultatenlijst BON<br />

Resultaten<br />

1 ‘We hebben te veel een cultuur van gelijkheid. Vroeger wist iedereen wie goed was en wie er de kantjes afliep’<br />

Het F<strong>in</strong>ancieele Dagblad, 9 oktober 2010 zaterdag, INTERVIEW; Blz. 24, 1898 woorden<br />

2 door Jeanet Meijs – Basisonderwijs verkeert <strong>in</strong> crisis<br />

BN/DeStem, 5 juni 2010 zaterdag, OPI_MENINGEN, 716 woorden<br />

3 Een mager redd<strong>in</strong>gsplan; De emancipatie van de leraar<br />

De Groene Amsterdammer, March 3, 2010, 1929 words, ANJA VINK<br />

4 VERJUFFING onderwijs slecht voor jongens<br />

De Telegraaf, 2 november 2009 maandag, VROUW; Blz. 7, 971 woorden<br />

5 Ouders zijn slap onderwijs beu; Moderne lesmethodes doorn <strong>in</strong> het oog Prestaties beter op ordelijke school<br />

De Telegraaf, 26 augustus 2009 woensdag, BINNENLAND; Blz. 7, 372 woorden<br />

6 Reformatorisch Dagblad, 29 april 2009 woensdag, BOEKEN; Blz. 16, 703 woorden<br />

7 Competentieleren is niets voor het mbo; Onderwijsrevolutie wordt van bovenaf doorgevoerd zonder draagvlak<br />

van leraren<br />

NRC Handelsblad, April 15, 2009, OPINIE; Blz. 7, 535 woorden<br />

8 ‘Dijsselbloem’ is maar een lijstje; Onderwijsvernieuw<strong>in</strong>g Andere opzet mbo is strijdig met aanbevel<strong>in</strong>gen<br />

Kamer, maar wordt gewoon doorgevoerd<br />

NRC Handelsblad, February 11, 2009, BINNENLAND; Blz. 2, 893 woorden, Japke-d. Bouma; Derk Walters<br />

9 We kunnen niet anders; Competentiegericht onderwijs wordt op mbo <strong>in</strong>gevoerd, ondanks alle bezwaren<br />

NRC Handelsblad, February 7, 2009, ZATERDAGS BIJVOEGSEL; Blz. 10-11, 2812 woorden, Japke-d. Bouma;<br />

Derk Walters<br />

10 Schop de uitvreters de tempel uit!; VERWENDE ACADEMICI<br />

De Groene Amsterdammer, February 6, 2009, 1889 words, EWALD ENGELEN<br />

11 Hans wiegel De <strong>in</strong>spectie<br />

Dagblad De Pers, 26 november 2008 woensdag, Blz. 2, 346 woorden<br />

12 ‘Doornveld-school doet het uitstekend’<br />

De Stentor/Zwolse Courant, November 15, 2008, ZC (Zwolse Courant); Page: B02 (29), 480 words<br />

13 Kwaliteit van onderwijs Andere tijden eisen andere leermanieren<br />

Het F<strong>in</strong>ancieele Dagblad, 15 november 2008 zaterdag, WEEKEND; Blz. 19, 1980 woorden<br />

14 Inspectie kapittelt goede scholen heus niet<br />

NRC Handelsblad, November 13, 2008, OPINIE; Blz. 07, 607 woorden, Leon Henkens.<br />

15 Onderwijs<strong>in</strong>spectie is een ramp voor goedlerend Nederland<br />

NRC Handelsblad, November 8, 2008, OPINIE & DEBAT; Blz. 04, 1075 woorden, Presley Bergen<br />

16 Staken tegen de bobo’s <strong>in</strong> het onderwijs; Voorzitter Slagter doelwit<br />

NRC.NEXT, 28 October 2008 Tuesday, NEDERLAND; Blz. 10, 1186 words, Derk Walters<br />

17 Onderwijsbobo die zelf de tegenspraak organiseert; Actievoerende leraren lopen te hoop tegen Sjoerd Slagter<br />

die de ver uiteenlopende schoolbesturen een gezicht geeft<br />

NRC Handelsblad, October 27, 2008, BINNENLAND; Blz. 2, 2044 woorden, Door onze redacteur; Derk Walters<br />

18 ‘Ik heb een heel rijk gevoelsleven’<br />

Dagblad Tubantia/Twentsche Courant, August 16, 2008, GEHELEOPLAGE; Page: E14 (67), 1392 words<br />

207


Resultaten<br />

19 Inspiratie Scheid<strong>in</strong>g ‘Leren is niet altijd leuk’<br />

Nederlands Dagblad, July 26, 2008 Saturday, Blz. 8, 1380 woorden, Mayke Calis<br />

20 In het basisonderwijs heeft zich een ramp voltrokken. Veel k<strong>in</strong>deren lopen zo’n achterstand op dat die<br />

nauwelijks meer is <strong>in</strong> te halen.<br />

NRC Handelsblad, June 7, 2008, OPINIE & DEBAT; Blz. 19, 1596 woorden, Jeanet Meijs<br />

21 Onderwijsraad wil ‘nieuwe leren’ niet verplichten voor het mbo<br />

E<strong>in</strong>dhovens Dagblad, May 30, 2008, GEHELEOPLAGE; Page: A06 (6), 342 words<br />

22 Advies raad: Nieuwe Leren niet verplicht<br />

Leeuwarder Courant, May 30, 2008, 65 woorden<br />

23 Raad kraakt mbo waar<strong>in</strong> leerl<strong>in</strong>g m<strong>in</strong>der leert<br />

Prov<strong>in</strong>ciale Zeeuwse Courant, May 30, 2008, GEHELE OPLAGE; Page: A06 (6), 442 words<br />

24 Bedrijven vóór vernieuwd onderwijs; Ondernemers zien <strong>in</strong> praktijk voordelen van competentiegericht leren,<br />

en hopen op <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> 2010<br />

de Volkskrant, May 2, 2008, BINNENLAND; Blz. 3, 726 woorden, Gerard Reijn<br />

25 Op het mbo gaat onderwijschaos gewoon door<br />

NRC Handelsblad, March 28, 2008, OPINIE; Blz. 6, 884 woorden<br />

26 In onderwijs is te we<strong>in</strong>ig vernieuwd<br />

Trouw, March 14, 2008, PODIUM; Blz. 08, 670 woorden, Hester Macrander; oprichter van ZON:<br />

Z<strong>in</strong>vol Onderwijs Nederland<br />

27 ‘Draai schoolfusies niet terug: te <strong>in</strong>gewikkeld’; Accent Schaalverkle<strong>in</strong><strong>in</strong>g scholen<br />

de Volkskrant, March 3, 2008, BINNENLAND; Blz. 2, 369 woorden, Gerard Reijn<br />

28 De overheid moet om de impasse te doorbreken de regie over het onderwijs hernemen Overheid moet<br />

hernemen regie over het onderwijs<br />

NRC Handelsblad, February 23, 2008, OPINIE & DEBAT; Blz. 15, 4146 woorden, Presley Bergen; Ad Verbrugge<br />

29 NRC Handelsblad, February 20, 2008, OPINIE; Blz. 7, 419 woorden<br />

30 NRC Handelsblad, February 16, 2008, OPINIE & DEBAT; Blz. 19, 293 woorden<br />

31 T<strong>in</strong>eke Netelenbos v<strong>in</strong>dt dat we trots moeten zijn op het onderwijs<br />

Brabants Dagblad, February 15, 2008, HOOFD_TB, TILBURG_GOIRLE, TILBURG_OOST, TILBURG_STAD, TIL-<br />

BURG_WEST; Page: B08 (32), 349 words<br />

32 Kritiek op onderwijshervorm<strong>in</strong>g mag vernieuw<strong>in</strong>g mbo niet dwarsbomen<br />

Het F<strong>in</strong>ancieele Dagblad, 15 February 2008 Friday, ECONOMIE & POLITIEK; Pg. 4, 851 words, Bouma H.<br />

33 ONDERWIJS – Met beste bedoel<strong>in</strong>gen de verniel<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

AD/Groene Hart, 14 February 2008 Thursday 10:00 AM (Central European Time), Pg. 2, 756 words,<br />

AXEL VELDHUIJZEN;GIJS KOREVAAR<br />

34. ‘Overheid betweterige bemoeial’; Brede steun harde onderwijsconclusies<br />

De Telegraaf, February 14, 2008 Thursday, Pg. 3, 503 words<br />

35 de Volkskrant, February 14, 2008, FORUM; Blz. 13, 501 woorden<br />

36 Basisschool is meer dan rekenen en taal<br />

Dagblad Tubantia/Twentsche Courant, January 19, 2008, GEHELEOPLAGE; Page: C04 (67), 988 words<br />

208


Resultaten<br />

37 Onderwijs was het brandpunt <strong>in</strong> 2007<br />

de Volkskrant, December 29, 2007, HET BETOOG; Blz. 3, 627 woorden<br />

38 Met smart zult gij kennis baren; Waarom gereformeerde en reformatorische scholen hun<br />

voorsprong kwijtraakten<br />

Nederlands Dagblad, December 20, 2007 Thursday, Blz. 7, 1619 woorden, Marie Verheij<br />

39 Autodidact wijst docenten de weg naar het nieuwe leren<br />

Het F<strong>in</strong>ancieele Dagblad, 10 December 2007 Monday, OPTIEK; Pg. 7, 680 words, Maas, T.<br />

40 Tussen Thijssen en Montessori<br />

de Volkskrant, December 8, 2007, HET BETOOG; Blz. 1, 1328 woorden<br />

41 De Permanente Parlementaire ZelfenquÍte; opklar<strong>in</strong>gen<br />

NRC Handelsblad, December 8, 2007, OPINIE & DEBAT; Blz. 16, 1074 woorden, Marc Chavannes<br />

42 Studenten willen vaker schop onder de kont<br />

Leeuwarder Courant, December 7, 2007, 624 woorden<br />

43 Goed detectivewerk van onderzoekscommissie; Onderwijs ‘Een bew<strong>in</strong>dspersoon wil <strong>in</strong> vier jaar tijd toch<br />

een standbeeld voor zichzelf oprichten’<br />

Dagblad De Pers, 3 december 2007 maandag, Blz. 6, 530 woorden, Peter Wierenga amsterdam<br />

44 ‘Invoer<strong>in</strong>g nieuwe leren was riskant’<br />

Nederlands Dagblad, November 28, 2007 Wednesday, Blz. 3, 396 woorden, Car<strong>in</strong>e Neefjes<br />

45 ‘Nieuwe leren slecht <strong>in</strong>gevoerd’<br />

Dagblad De Limburger, November 27, 2007 Tuesday, Blz. 3, 455 words<br />

46 ‘Nieuwe leren niet goed voor jongeren’<br />

DAG, November 27, 2007, VANDAAG; Blz. 02, 430 woorden, ANP<br />

47 Vernieuw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> onderwijs zonder bewijs <strong>in</strong>gevoerd<br />

Het F<strong>in</strong>ancieele Dagblad, 27 November 2007 Tuesday, ECONOMIE & POLITIEK; Pg. 4, 474 words, Bouma H.<br />

48 Nieuw leren? Wat is mis met het oude?<br />

NRC Handelsblad, November 27, 2007, BINNENLAND; Blz. 2, 789 woorden, Japke-d. Bouma<br />

49 ‘Nieuwe leren niet zo goed voor jonge pubers’<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, November 26, 2007 Monday 6:57 PM, BINNENLAND, 577 words, MATER<br />

50 ‘Nieuwe leren niet zo goed voor jonge pubers’<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, November 26, 2007 Monday 6:57 PM, BINNENLAND, 544 words, MATER<br />

51 Commissie onderzoekt het nieuwe leren<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, November 26, 2007 Monday 7:00 AM, BINNENLAND, 292 words, MATER<br />

52 Commissie onderzoekt het nieuwe leren<br />

Algemeen Nederlands Persbureau ANP, November 26, 2007 Monday 7:00 AM, BINNENLAND, 252 words, MATER<br />

53 Vmbo kon probleemleerl<strong>in</strong>gen niet aan<br />

Trouw, November 24, 2007, NEDERLAND; Blz. 4-5, 354 woorden, Van onze redactie onderwijs<br />

54 ‘Vroeger kijkte ik altijd naar de Turkse tv’; De allochtone leerl<strong>in</strong>g met een taal- en cultuurachterstand is de<br />

dupe van het nieuwe leren<br />

NRC.NEXT, 22 November 2007 Thursday, OPINIE; Blz. 20, 628 words, Harm Beertema<br />

55 Onderwijs – onder het – fileermes<br />

AD/Algemeen Dagblad, 21 November 2007 Wednesday 5:00 AM (Central European Time), Pg. 10, 1182 words,<br />

AXEL VELDHUIJZEN<br />

209


Resultaten<br />

56 POLITICI OP RAPPORT; Parlementaire commissie over drastische onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen Scholieren:<br />

‘Wij zijn als proefkonijn gebruikt’<br />

De Telegraaf, November 18, 2007 Sunday, Pg. 9, 1201 words<br />

57 Fortuyn voor gevorderden; Achtergrond Vernieuw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het onderwijs<br />

de Volkskrant, November 17, 2007, HET VERVOLG; Blz. 22-23, 1100 woorden, Mart<strong>in</strong> Sommer<br />

58 Het nieuwe zwemmen is zo gek nog niet; Net zoals het nieuwe leren<br />

NRC.NEXT, 16 November 2007 Friday, OPINIE; Blz. 18, 911 words, Jeròme Inen<br />

59 Agenda onderzoek onderwijs bekend<br />

NRC Handelsblad, November 15, 2007, BINNENLAND; Blz. 3, 285 woorden<br />

60 Leraren zijn schietende Palestijnen; Onderwijs De frisse blik van Ton van Haperen<br />

Dagblad De Pers, 30 september 2007 zondag, 903 woorden, Ton van Haperen: ‘Plasterk krijgt niet meer<br />

budget.’ v<strong>in</strong>cent van den hoogen; Peter Wierenga amsterdam<br />

61 ‘Meer evenwicht <strong>in</strong> debat over leren’<br />

Reformatorisch Dagblad, 31 August 2007 Friday, B<strong>in</strong>nenland; Blz. 3, 670 words, Onderwijsredactie<br />

62 ‘Vakkundige leraar is niet voldoende’; vijf vragen<br />

Trouw, June 12, 2007, NEDERLAND; Blz. 4-5, 438 woorden, Somajeh Ghaem<strong>in</strong>ia<br />

63 Het samen opdreunen van; In gesprek met twee ouders over...<br />

Leidsch Dagblad, June 11, 2007 Monday, REGIO; Pg. 816, 1172 words<br />

64 Laat ze het ‘zelluf’ doen<br />

NRC Handelsblad, June 9, 2007, WETENSCHAP & ONDERWIJS; Blz. 49, 696 woorden, Marlies Hagers<br />

65 Wie is Jeanet Meijs? ‘Het vak van onderwijzer gaat naar de filistijnen’<br />

BN/DeStem, June 5, 2007, B10 (29), 788 words<br />

66 Competenties krijg je niet voor een appel en een ei<br />

de Volkskrant, May 15, 2007, FORUM; Blz. 12, 1240 woorden, Ad Verbrugge e.a.<br />

67 Met de billen bloot over onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen<br />

de Volkskrant, April 26, 2007, BINNENLAND; Blz. 2, 620 woorden, Yvonne Doorduyn<br />

68 Onderwijs tegen het licht<br />

BN/DeStem, April 25, 2007, A12 (12), 979 words<br />

69 Vakgroep W<strong>in</strong>desheim roept het bestuur terug<br />

De Stentor/Nieuw Kamper Dagblad, April 25, 2007, B10 (34), 254 words<br />

70 Voorzitter T<strong>in</strong>y Phen<strong>in</strong>ckx: ‘Het nieuwe leren is een beledig<strong>in</strong>g van de leraren’ – Rooi Pannen vernieuwt <strong>in</strong><br />

een heel geleidelijk tempo<br />

Brabants Dagblad, April 24, 2007, B02 (25), 879 words<br />

71 Van klas naar klas; Rector Barlaeus: alle aandacht naar ‘goed leraarschap’<br />

NRC Handelsblad, April 21, 2007, ONDERWIJS; Blz. 49, 1386 woorden, Marlies Hagers<br />

72 Nieuw pleidooi voor grondige vernieuw<strong>in</strong>g van het onderwijs – Coen Free valt Beter Onderwijs aan<br />

Brabants Dagblad, April 13, 2007, B04 (27), 876 words<br />

73 Nieuwe regime was kwestie van wennen; Mbo Kritiek op kwaliteit onderwijs<br />

de Volkskrant, April 7, 2007, BINNENLAND; Blz. 2, 417 woorden, Gerard Reijn<br />

74 Netwerkschool biedt meer voor hetzelfde geld<br />

Het F<strong>in</strong>ancieele Dagblad, 5 April 2007 Thursday, ECONOMIE EN POLITIEK; Pg. 5, 946 words,<br />

Hilda Bouma en Aren van Muijen<br />

210


Resultaten<br />

75 door Ralph Hanzen – Onderwijs dr<strong>in</strong>gend aan aanpass<strong>in</strong>g toe<br />

Dagblad Flevoland, March 31, 2007, A10 (11), 778 words<br />

76 Klokkenluider schuwt het strijdperk niet<br />

De Stentor/Sallands Dagblad, March 31, 2007, B16 (47), 570 words<br />

77 Studenten smeken om beter onderwijs<br />

De Stentor/Sallands Dagblad, March 31, 2007, B16 (47), 1152 words<br />

78 School zonder lesrooster; Reportage Competentiegericht onderwijs<br />

de Volkskrant, March 31, 2007, HET VERVOLG; Blz. 26-27, 2149 woorden, Gerard Reijn<br />

79 Het ‘oude leren’ is vooral iets voor de luie leerl<strong>in</strong>g; azghari<br />

Trouw, March 27, 2007, PODIUM; Blz. 8-9, 613 woorden, Youssef Azghari<br />

80 Het onderwijs is beter dan zijn roep<br />

Dagblad Tubantia/Twentsche Courant, March 21, 2007, A10 (11), 683 words<br />

81 ‘Gratis onderwijs is verkeerde maatregel’<br />

Brabants Dagblad, March 20, 2007, B12 (35), 272 words<br />

82 Trouw, March 17, 2007, LEZERS; Blz. 12-13, 226 woorden<br />

83 ...en het Vlaamse onderwijs is ook op drift<br />

NRC Handelsblad, March 16, 2007, BINNENLAND; Blz. 2, 621 woorden, Jeroen van der Kris<br />

84 Directeur Free start onderwijs<strong>in</strong>novatie<br />

De Gelderlander, March 15, 2007, B10 (33), 239 words<br />

85 Z<strong>in</strong>nen zonder <strong>in</strong>houd<br />

E<strong>in</strong>dhovens Dagblad, March 14, 2007, B12 (35), 450 words<br />

86 Onderwijsvernieuwlers willen vooral de rol van de docent <strong>in</strong>perken.<br />

Trouw, March 14, 2007, Blz. 10-11, 541 woorden, Jan Kuitenbrouwer<br />

87 Nieuwe leren is nauwelijks een probleem; Onderwijs<br />

Trouw, March 13, 2007, PODIUM; Blz. 07, 853 woorden, door Marten Elkerbout<br />

88 Ouders hebben nauwelijks keuzevrijheid <strong>in</strong> de onderwijsmarkt – Inhoud onderwijs blijkt een taboe<br />

E<strong>in</strong>dhovens Dagblad, March 10, 2007, B16 (47), 750 words<br />

89 Onderwijsveld niet blij met ‘hobby’s’ nieuwe m<strong>in</strong>ister<br />

de Volkskrant, February 22, 2007, BINNENLAND; Blz. 2, 416 woorden, Yvonne Doorduyn<br />

90 Een nieuwe schoolstrijd is aangebroken Niemand kan eigen gelijk bewijzen; schoolstrijd<br />

NRC Handelsblad, February 15, 2007, BINNENLAND; Blz. 2, 1079 woorden, Derk Walters<br />

91 De groep klagende docenten is duidelijk <strong>in</strong> de m<strong>in</strong>derheid – Klaagzang over onderwijs misplaatst<br />

Brabants Dagblad, February 14, 2007, A14 (13), 741 words<br />

92 Je bent vóór of je bent tegen; Debat onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen ongekend fel<br />

NRC.NEXT, 14 February 2007 Wednesday, NEDERLAND; Blz. 10, 1420 words, Derk Walters<br />

93 NRC Handelsblad, February 9, 2007, OPINIE; Blz. 6, 1534 woorden<br />

94 Korte berichten – Ge<strong>in</strong>timideerde docenten bijeen<br />

Dagblad Tubantia/Twentsche Courant, February 7, 2007, B14 (36), 72 words<br />

211


Resultaten<br />

95 Hoezo crisis <strong>in</strong> het onderwijs? Quatsch!<br />

NRC Handelsblad, February 6, 2007, OPINIE; Blz. 08, 896 woorden, Rob Knoppert<br />

96 Leve de diversiteit <strong>in</strong> het onderwijs<br />

NRC Handelsblad, February 6, 2007, OPINIE; Blz. 08, 474 woorden, Pim Visser<br />

97 LEF<br />

De Telegraaf, February 3, 2007, Pg. 3, 452 words<br />

98 Haal de systeemfouten uit het onderwijs: parlement, <strong>in</strong>specteer de <strong>in</strong>specteurs<br />

NRC Handelsblad, February 3, 2007, OPINIE & DEBAT; Blz. 15, 1875 woorden, Ad Verbrugge<br />

99 <strong>Onderzoek</strong> naar vernieuw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het onderwijs<br />

Brabants Dagblad, February 1, 2007, Voorpag<strong>in</strong>a, 257 words, van een verslaggever<br />

100 Inburgeren doe je beter klassikaal; Onderwijs Hoe verder met het oude/nieuwe leren?<br />

de Volkskrant, January 30, 2007, FORUM; Blz. 12, 997 woorden<br />

101 Mbo wordt van kritiek niets wijzer<br />

de Volkskrant, January 30, 2007, FORUM; Blz. 12, 823 woorden<br />

102 Zelfstandig k<strong>in</strong>d eist goede leraren<br />

de Volkskrant, January 30, 2007, FORUM; Blz. 12, 805 woorden<br />

103 Raakvlak De actualiteit anders bekeken Alleen de w<strong>in</strong>ters waren vroeger beter...<br />

Dagblad Tubantia/Twentsche Courant, January 28, 2007, R07, 624 words<br />

104 Moet de politiek zich schamen?; Peil<strong>in</strong>g scholieren eisen meer lesuren<br />

de Volkskrant, January 27, 2007, BINNENLAND; Blz. 2, 476 woorden, Yvonne Doorduyn<br />

105 Meester Willem is geen nostalgie; opklar<strong>in</strong>gen<br />

NRC Handelsblad, January 27, 2007, OPINIE & DEBAT; Blz. 16, 1086 woorden, Marc Chavannes<br />

106 Student en leerl<strong>in</strong>g eisen meer lesuren; Soms maar vier uur les per week<br />

Dagblad van het Noorden, January 26, 2007, 268 words<br />

107 Studenten eisen extra uren<br />

NRC Handelsblad, January 26, 2007, BINNENLAND; Blz. 3, 301 woorden<br />

108 ‘Ik voorspel: het onderwijs gaat naar de verdommenis’<br />

NRC Handelsblad, January 22, 2007, BINNENLAND; Blz. 3, 771 woorden, Derk Walters<br />

109 Honderden leraren delen zorgen om onderwijs; onderwijsvernieuw<strong>in</strong>g<br />

Trouw, January 22, 2007, NEDERLAND; Blz. 4-5, 462 woorden, door Iris Pronk<br />

110 Waarom maak jij je toch zo druk over onderwijs?; Aleid Truijens; Aleid Truijens<br />

de Volkskrant, January 20, 2007, HET VERVOLG; Blz. 31, 690 woorden, Aleid Truijens<br />

111 Resultaten van het Nieuwe Leren zijn tranentrekkend<br />

de Volkskrant, January 20, 2007, FORUM; Blz. 17, 490 woorden<br />

112 Een heel leven al een leuke branche<br />

Leeuwarder Courant, January 16, 2007, 598 woorden, Door Atze Jan de Vries<br />

113 Zelfstandig k<strong>in</strong>d vraagt andere onderwijsvormen; Onderwijs Het Nieuwe Leren<br />

de Volkskrant, January 11, 2007, FORUM; Blz. 10, 1192 woorden<br />

114 Studenten hbo niet klaar voor <strong>in</strong>ternet<br />

NRC Handelsblad, January 9, 2007, OPINIE; Blz. 06, 385 woorden, Mart<strong>in</strong> Slagter<br />

212


Resultaten<br />

115 ‘Scholen doen het gemiddeld hartstikke goed’; Nederlands onderwijs<br />

Trouw, January 8, 2007, DEVERDIEPING; Blz. 2-3, 1090 woorden, door Ingrid Weel<br />

116 Het onderwijs is ernstig verschraald<br />

NRC Handelsblad, December 30, 2006, THEMA; Blz. 6-7, 409 woorden<br />

117 Het onderwijs is nooit uitgeleerd<br />

Leeuwarder Courant, December 27, 2006, 698 woorden<br />

118 Column: Terugkeer van de polarisatie; ONDERWIJS<br />

Brabants Dagblad, December 20, 2006, Brabant, 500 words, door Emmanuel Naaijkens<br />

119 ‘Onderwijs op een bedenkelijk niveau’<br />

Brabants Dagblad, December 18, 2006, Brabant, 370 words, door Emmanuel Naaijkens<br />

120 Brieven: Nieuwe Leren geen ramp; Onderwijs<br />

Brabants Dagblad, December 16, 2006, Op<strong>in</strong>ie, 162 words<br />

121 Blikopener: ‘De school moet weer van de docenten worden’<br />

Brabants Dagblad, December 14, 2006, Op<strong>in</strong>ie, 805 words, door Emmanuel Naaijkens<br />

122 Beter Onderwijs werkt aan <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van keurmerk<br />

Brabants Dagblad, December 14, 2006, Buitenland, 294 words, door Emmanuel Naaijkens<br />

123 Docent is onderwijs snel beu<br />

Dagblad Flevoland, December 14, 2006, GO1BIN, 223 words<br />

124 Docent is onderwijs snel beu<br />

Gelders Dagblad, December 14, 2006, GO1BIN, 223 words<br />

125 Beter Onderwijs komt met keurmerk<br />

Leeuwarder Courant, December 14, 2006, 73 woorden<br />

126 Het was het Nieuwe Leren <strong>in</strong> een notedop: ik weet wat jij niet weet, maar jij zoekt het zelf maar uit.<br />

Trouw, December 7, 2006, PODIUM; Blz. 11, 613 woorden, Elma Drayer<br />

127 Onderwijs slaagt er niet meer <strong>in</strong> positie van grote groepen te verbeteren – Er zit zand <strong>in</strong> motor van<br />

de emancipatie<br />

De Gelderlander, December 2, 2006, GODIS1 (Discussie), 858 words<br />

128 Modern onderwijs is teamwork<br />

Nieuw Kamper Dagblad, November 28, 2006, KP2REG, 668 words<br />

129 Voor allochtone jongeren: onderwijs zonder fratsen eerherstel voor meester Stokman en juffrouw Grundeman<br />

NRC Handelsblad, November 25, 2006, OPINIE & DEBAT; Blz. 15, 1760 woorden, Naima El Bezaz<br />

130 Trek <strong>in</strong> hemelsnaam die eeuwige grauwsluier weg – Onderwijs mag gezien worden<br />

De Gelderlander, November 24, 2006, GODIS1 (Discussie), 603 words<br />

131 Verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs Nederland – ‘Onverantwoord geÎxperimenteer met een hele generatie<br />

leerl<strong>in</strong>gen en studenten’<br />

AD/Amersfoortse Courant, 23 November 2006 Thursday 5:00 AM (Central European Time), Pg. 7, 131 words<br />

132 Leerl<strong>in</strong>g met <strong>in</strong>itiatief is goud waard; Scholen moeten beter onderstrepen wat er wel goed gaat <strong>in</strong><br />

het onderwijs<br />

E<strong>in</strong>dhovens Dagblad, November 22, 2006, 499 words, door Patrick Wiercx<br />

133 Een goede juf wijst je de weg; Onderwijs<br />

Trouw, November 18, 2006, PODIUM; Blz. 14, 966 woorden, door Jacques Vriens<br />

213


Resultaten<br />

134 Brieven<br />

AD/<strong>Utrecht</strong>s Nieuwsblad, 16 November 2006 Thursday 5:00 AM (Central European Time), Pg. 23, 928 words<br />

135 Gymleraar moet gewoon gym geven<br />

Dagblad Tubantia/Twentsche Courant, November 12, 2006, R07, 648 words<br />

136 Brieven We willen gewoon les!; Diplomafabriek<br />

Brabants Dagblad, November 11, 2006, Op<strong>in</strong>ie, 161 words<br />

137 Deze tijd vraagt om nieuwe leervormen<br />

Leeuwarder Courant, November 11, 2006, 703 woorden, REINALD GERBENZON projectleider<br />

<strong>in</strong>novatie Piter Jelles<br />

138 Niet willen scoren<br />

NRC Handelsblad, November 11, 2006, ONDERWIJS; Blz. 48, 758 woorden, Derk Walters<br />

139 Dogma van ‘het nieuwe leren’ steeds meer ter discussie – We willen weer gewoon les!<br />

De Gelderlander, November 10, 2006, GODIS1 (Discussie), 449 words<br />

140 ‘De leraar moet weer gewoon lesgeven’<br />

Dagblad van het Noorden, November 8, 2006, Op<strong>in</strong>ie, 403 words, Door Ralph Hanzen<br />

141 Het failliet van het nieuwe leren<br />

Leeuwarder Courant, November 7, 2006, 754 woorden, PIER BERGSMA oud-directeur van een basisschool<br />

en fervent tegenstander van het Nieuwe Leren.<br />

142 Luister naar de zorgelijke berichten<br />

de Volkskrant, November 4, 2006, HET BETOOG; Blz. 01, 1169 woorden, Mart<strong>in</strong> Sommer; Leo Lenssen<br />

143 Studeren structureert de geest<br />

de Volkskrant, November 4, 2006, HET BETOOG; Blz. 02, 993 woorden, Ad Verbrugge, voorzitter van de<br />

geruchtmakende verenig<strong>in</strong>g Beter Onderwijs Nederland, v<strong>in</strong>dt dat de overheid meer moet doen dan geld<br />

pompen <strong>in</strong> het onderwijs: hoge eisen stellen aan de kwaliteit.<br />

144 Afv<strong>in</strong>ken van het leren leren<br />

Het Parool, November 3, 2006, Men<strong>in</strong>gen; Pg. 21, 222 words, EXTERN<br />

145 ‘Fre<strong>in</strong>et als antwoord op de crisis <strong>in</strong> het onderwijs’<br />

Dagblad van het Noorden, October 18, 2006, 653 words, Door Gea Meulema<br />

146 Te veel fraaie kreten, te we<strong>in</strong>ig salaris voor leraren<br />

Trouw, October 17, 2006, PODIUM; Blz. 07, 389 woorden, door Ralph Hanzen<br />

147 De politiek moet uit zijn hok<br />

NRC Handelsblad, October 14, 2006, ONDERWIJS; Blz. 49, 880 woorden, Marlies Hagers<br />

148 Tegen de verschral<strong>in</strong>g van het onderwijs<br />

Trouw, October 14, 2006, DEVERDIEPING; Blz. 2-3, 592 woorden, door Renske Huys<strong>in</strong>g<br />

149 Van opleuken wordt onderwijs niet beter; Het nieuwe leren<br />

Trouw, October 12, 2006, PODIUM; Blz. V08, 629 woorden, door Mart<strong>in</strong> Slagter<br />

150 ‘Kennis overdragen, daar gaat ‘t om’<br />

BN/DeStem, September 30, 2006, 1195 words, Door Frank Lambregts<br />

151 ‘Leraar moet leerl<strong>in</strong>g iets bijbrengen’<br />

BN/DeStem, September 30, 2006, Voorpag<strong>in</strong>a, 72 words, Door Frank Lambregts<br />

152 Het oude leren<br />

De Gelderlander, September 9, 2006, GOWERK1, 495 words<br />

214


Resultaten<br />

153 Terug naar het oude leren; Docent moet weer lesgeven voor de klas<br />

Reformatorisch Dagblad, 19 July 2006 Wednesday, Op<strong>in</strong>ie; Blz. 15, 883 words<br />

154 NRC Handelsblad, June 29, 2006, Op<strong>in</strong>ie; Pg. 9, 1052 words<br />

155 Wat maakt het onderwijs beter: meer regels of meer ruimte<br />

de Volkskrant, June 24, 2006, het Betoog; Pg. 3, 2203 woorden, Rob<strong>in</strong> Gerrits<br />

156 Lerarenopleid<strong>in</strong>g moet danig opgekrikt<br />

NRC Handelsblad, June 19, 2006, Op<strong>in</strong>ie; Pg. 06, 962 words, Jan Drentje.<br />

157 Groeiende kritiek op het nieuwe leren ‘Goed nadenken over verander<strong>in</strong>gen en niet zomaar iets<br />

overboord gooien’<br />

Dagblad Tubantia/Twentsche Courant, June 12, 2006, AL4 (alle edities pag<strong>in</strong>a 4), 665 words<br />

158 ‘Onderwijs zit <strong>in</strong> een rampzalige situatie’<br />

Dagblad Tubantia/Twentsche Courant, June 12, 2006, VOP (voorpag<strong>in</strong>a), 116 words<br />

159 Grote variatie <strong>in</strong> onderwijs<br />

NRC Handelsblad, June 12, 2006, Op<strong>in</strong>ie; Pg. 06, 566 words, Pieter Hettema<br />

160 HET NIEUWE LEREN DEUGT NIET<br />

De Telegraaf, June 10, 2006, Pg. 8, 323 words<br />

161 NRC Handelsblad, June 10, 2006, Op<strong>in</strong>ie & Debat; Pg. 15, 2540 words<br />

162 ANTON VAN HOOFF – Terug naar de oude school<br />

De Gelderlander, June 7, 2006, GODIS1 (Discussie), 715 words<br />

215


Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

<strong>Crisis</strong> <strong>in</strong> <strong>aantocht</strong>!<br />

Een <strong>in</strong>teractioneel perspectief<br />

op crisiscommunicatie<br />

Dit proefschrift behandelt de vraag hoe maatschappelijke actoren (‘crisismakelaars’)<br />

een sluimerende crisis aan de orde stellen, en hoe, op grond<br />

van <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> dit soort processen, overheidscommunicatie kan bijdragen<br />

aan het eerder identificeren en beter <strong>in</strong>terpreteren van een dergelijke crisis.<br />

In hoofdstuk 1 beschrijf ik dat crisiscommunicatie wordt vaak opgevat<br />

als een activiteit van organisaties. In contrast met deze opvatt<strong>in</strong>g ga ik <strong>in</strong><br />

dit onderzoek uit van het idee dat de omgev<strong>in</strong>g strategische crisiscommunicatie<br />

<strong>in</strong>zet om bepaalde doelen te bereiken. In de samenlev<strong>in</strong>g kunnen<br />

bepaalde <strong>in</strong>dividuen en groepen voor verzet kiezen en een crisis aanhangig<br />

maken. Vaak voordat een crisis tot uit<strong>in</strong>g komt zijn er al risicosignalen afgegeven<br />

door bepaalde betrokkenen. Personen die dit soort signalen afgeven<br />

noem ik <strong>in</strong> deze studie crisismakelaars. Kenmerkend voor zulke crisismakelaars<br />

is dat zij hun zorgen over een potentiële crisissituatie op eigen<br />

<strong>in</strong>itiatief presenteren. Deze personen moeten het hoofd zien te bieden aan<br />

bepaalde ‘<strong>in</strong>teractionele’ uitdag<strong>in</strong>gen en lopen het risico dat hun signaal<br />

niet (h)erkend wordt. Zo kunnen ze verantwoordelijk worden gehouden<br />

voor het aan de orde stellen van een probleem. Men kan hen verwijten dat<br />

ze zelf het probleem mede veroorzaakt hebben door bijvoorbeeld onachtzaamheid,<br />

<strong>in</strong>competentie of luiheid. Om te achterhalen waar crisismakelaars<br />

tegenaan lopen wanneer ze aandacht proberen te genereren voor een<br />

crisis, kijk ik <strong>in</strong> dit onderzoek naar de verschillende manieren waarop crisismakelaars<br />

probleemsignalen naar voren brengen. Dit onderzoek brengt <strong>in</strong><br />

kaart welke problemen crisismakelaars al doende construeren en oplossen,<br />

zodat overheden deze problemen <strong>in</strong> een vroeg stadium kunnen (leren) herkennen,<br />

en er <strong>in</strong> hun crisismanagement reken<strong>in</strong>g mee kunnen houden.<br />

Gekozen is voor ‘het discursieve perspectief’, gebaseerd op de discursieve<br />

psychologische benader<strong>in</strong>g die <strong>in</strong> de jaren ’90 is ontwikkeld door de Britse<br />

sociaal psychologen Derek Edwards en Jonathan Potter. Deze benader<strong>in</strong>g,<br />

die <strong>in</strong>teractie als uitgangspunt neemt, is tot nu toe nauwelijks toegepast op<br />

crisiscommunicatie.<br />

Hoofdstuk 2 laat zien dat het <strong>in</strong>teressant is te kijken naar de wijze<br />

waarop stakeholders b<strong>in</strong>nen de omgev<strong>in</strong>g van de organisatie een crisis<br />

aankaarten. Bij het fenomeen crisis is het van belang recht te doen aan de<br />

216


dynamiek van risico’s en crisis. Het gaat om wat er <strong>in</strong> <strong>in</strong>teracties gebeurt.<br />

Een organisatie moet daartoe meebewegen met de omgev<strong>in</strong>g om signalen<br />

<strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie met die dynamische omgev<strong>in</strong>g te kunnen waarnemen. Dit<br />

vraagt om een opvatt<strong>in</strong>g over crisiscommunicatie die ruimte geeft aan de<br />

<strong>in</strong>teractionele dimensie.<br />

Hoofdstuk 3 onderzoekt verschillende elementen die crisis <strong>in</strong> het algemeen<br />

karakteriseren en beschrijft een bijzondere fase van crisis: de sluimerende<br />

crisis. Ik maak het onderscheid tussen een slepende en een sluipende<br />

vorm van sluimerende crisis. Grootste verschil tussen beide typen crises<br />

blijkt het element dynamiek te zijn. In beide typen kan de dynamiek zich<br />

met zowel pieken als dalen manifesteren, maar er zijn verschillen: <strong>in</strong> het<br />

geval van slepende crisis ontbreekt gedurende lange tijd de dynamiek maar<br />

bij een sluipende crisis is daar<strong>in</strong> juist een geleidelijke toename te zien.<br />

Na de beschrijv<strong>in</strong>g van het theoretisch kader van het onderzoek,<br />

beschrijft hoofdstuk 4 een onderzoeksperspectief met methodologische<br />

implicaties voor een <strong>in</strong>teractionele benader<strong>in</strong>g op crisiscommunicatie.<br />

Zo biedt discursieve psychologie een <strong>in</strong>teressante mogelijkheid om te<br />

kijken via een discoursanalyse naar de sociale context van risico’s vanuit<br />

de alledaagse werkelijkheid. Kenmerkend voor het discursieve perspectief<br />

is dat de focus zich richt op a) alledaagse <strong>in</strong>teracties die niet door het<br />

onderzoek zijn gevormd en op b) de handel<strong>in</strong>gen die al dan niet bewust<br />

<strong>in</strong> de <strong>in</strong>teracties worden bewerkstelligd. Het discursieve perspectief reikt<br />

een specifieke vorm van discoursanalyse aan waarmee de communicatieprofessional<br />

<strong>in</strong>zicht krijgt <strong>in</strong> de wijze waarop de omgev<strong>in</strong>g ten opzichte<br />

van anderen haar ideeën verwoordt. Dit is van belang omdat de professional<br />

zo kan begrijpen wat de specifieke <strong>in</strong>teractionele problemen zijn<br />

waarmee crisismakelaars worstelen: ze moeten tegemoet komen aan<br />

bepaalde ‘<strong>in</strong>teractionele’ uitdag<strong>in</strong>gen en lopen het risico dat hun signaal<br />

niet wordt opgepikt.<br />

Hoofdstuk 5 bespreekt de twee cases die voor dit onderzoek zijn geselecteerd.<br />

Als casedome<strong>in</strong> is gekozen voor het onderwijs <strong>in</strong> Nederland.<br />

Ik heb onderzocht op welke wijze signalen over problemen <strong>in</strong> deze sector<br />

naar voren zijn gebracht door crisismakelaars. Met behulp van discoursanalyse<br />

(Edwards, 1997, Potter, 1992) onderzoek ik de <strong>in</strong>teractionele<br />

<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen van, achtereenvolgens, de <strong>in</strong>itiatiefnemers van een collectieve<br />

sociale beweg<strong>in</strong>g en een <strong>in</strong>dividuele klokkenluider. Daarvoor bestudeerde<br />

ik een <strong>in</strong>terview met middelbare schoolrector Matthé Sjamaar <strong>in</strong><br />

het Onderwijsblad <strong>in</strong> mei 1998 en het manifest van Beter Onderwijs Nederland<br />

(BON) gepubliceerd <strong>in</strong> het NRC Handelsblad <strong>in</strong> juni 2006. Beide bronnen<br />

stellen een crisis aan de orde. Via een discursieve responsanalyse heb<br />

ik onderzocht hoe kranten de <strong>in</strong>teractionele problemen van deze crisismakelaars<br />

hebben behandeld.<br />

217


Hoofdstuk 6 en 7 vormen het empirische gedeelte van deze studie. Uit<br />

de analyse blijkt de crisismakelaars drie belangrijke discursieve activiteiten<br />

verrichten. Dit zijn: 1. het aantonen van de geldigheid van het probleem,<br />

2. het opbouwen van de geloofwaardigheid van de boodschapper en<br />

3. het geloof scheppen <strong>in</strong> een oploss<strong>in</strong>g.<br />

De analyse laat zien dat Sjamaar de omgev<strong>in</strong>g <strong>in</strong>direct medeverantwoordelijk<br />

maakt voor de oorzaak van het probleem, fatalisme toont en<br />

geen oploss<strong>in</strong>gsperspectief biedt. Zo betrekt hij de omgev<strong>in</strong>g erbij en<br />

maakt een onbepaalde wij- en zijgroep medeverantwoordelijk voor de<br />

gesignaleerde problemen. Hij laat zien dat hij het probleem niet onder<br />

controle kan hebben omdat het te groot is. Hij creëert de crisis als ‘een<br />

op zichzelf staande entiteit’. Het zijn louter de feiten die hij laat zien, die<br />

staan los van hem. Ook suggereert hij dat hij zijn best heeft gedaan en<br />

dat nu anderen iets moeten gaan doen. Dit impliceert dat hijzelf zijn<br />

handen ervan aftrekt.<br />

De rector wordt door de media behandeld als symbool voor een probleem<br />

dat vooral hemzelf treft. BON daarentegen presenteert zichzelf als een<br />

collectief dat zich <strong>in</strong>zet voor beter onderwijs <strong>in</strong> Nederland. Het tonen van<br />

<strong>in</strong>zicht en overzicht op het onderwijsprobleem maakt de verenig<strong>in</strong>g<br />

BON tot een groep die bestaat uit ‘uitgesproken denkers’ die niet worden<br />

geh<strong>in</strong>derd door twijfels. De schrijvers stellen zich superieur op tegenover<br />

de onderwijshervormers. Zij maken zich tot directe woordvoerders van<br />

‘de realiteit’. Door ook te reïficeren, en de noties van de hervormers een<br />

eigenstandige realiteit toe te kennen, wordt de dom<strong>in</strong>antie van het nieuwe<br />

leren aannemelijk gemaakt, als ook op afstand van de auteurs geplaatst.<br />

Zo creëren ze het effect van een reële dreig<strong>in</strong>g. Omdat de schrijvers het<br />

probleem als overduidelijk en relevant voor iedereen positioneren creëren<br />

ze bestaansrecht. Daarom starten ze nu een beweg<strong>in</strong>g en geven ze stem<br />

aan iets dat al lang gaande is: BON is de oploss<strong>in</strong>g om het tij te keren.<br />

Diverse media bekrachtigen dit beeld en zetten de sociale beweg<strong>in</strong>g neer<br />

als de oploss<strong>in</strong>g om het probleem te bestrijden.<br />

Uit de studie blijkt dat crisismakelaars kunnen verschillen <strong>in</strong> strategieën<br />

en <strong>in</strong>teractionele problemen. De wisselende reacties <strong>in</strong> de bestudeerde<br />

media laten zien hoe precair de operatie van de crisismakelaars is. Zo blijkt<br />

uit de analyse van de reacties op de bijdrage van Sjamaar dat deze de<br />

authenticiteit van zijn signaal niet bevestigen, maar zijn boodschap afdoen<br />

als een private emotie. Op basis van dit onderzoek laat ik zien dat het <strong>in</strong>itiatief<br />

van de rector door zijn presentatie van het probleem niet gewerkt<br />

heeft: er is geen algemeen besef van crisis als gevolg van segregatie ontstaan.<br />

Dit ligt anders bij BON waar het probleem van onderwijsvernieuw<strong>in</strong>gen<br />

wel breed onderkend wordt. De woordvoerders van BON zijn daarbij<br />

218


een belangrijke factor gebleken, getuige de analyse. Het polariserende<br />

betoog van de Verbrugges, waarmee ze afstand nemen van het nieuwe<br />

leren, wordt ontegenzeggelijk opgepakt <strong>in</strong> het door de auteurs aangezwengelde<br />

debat. Het onderzoek laat zien dat crisissignalen er niet simpelweg<br />

zijn maar dat deze geconstrueerd worden: de aard en omvang van de<br />

crisis worden mede door de crisismakelaars zelf gedef<strong>in</strong>ieerd, en bepaalde<br />

probleemformuler<strong>in</strong>gen lokken ook weer bepaalde reacties uit.<br />

Hoofdstuk 8 geeft een overzicht van de belangrijkste observaties <strong>in</strong><br />

dit proefschrift en laat zien dat de problemen die een sluimerende crisis<br />

oplevert, niet alleen <strong>in</strong>houdelijk (‘is de crisis echt?’) zijn maar tegelijkertijd,<br />

<strong>in</strong>teractioneel (bijvoorbeeld ‘hoe krijg ik de urgentie en geldigheid van het<br />

probleem geaccepteerd?). Mijn onderzoek geeft meer <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> hoe crises<br />

kunnen verlopen. Het toont bovendien aan dat crisismakelaars als dynamische<br />

elementen <strong>in</strong> de maatschappij kunnen worden gezien. Zij geven<br />

afwijkende men<strong>in</strong>gen, vormen nieuwe <strong>in</strong>itiatieven via allerlei vormen van<br />

(e)media waarvan weer geleerd kan worden. Communicatieprofessionals<br />

zouden zo ook gevoeliger kunnen zijn op de functionaliteit van de <strong>in</strong>teractionele<br />

problemen van de crisismakelaars. Bovendien kan een communicatieprofessional<br />

zo mogelijk ook met een beter resultaat <strong>in</strong> contact treden<br />

met crisismakelaars.<br />

De waarde van een discursieve <strong>in</strong>steek ligt <strong>in</strong> hoe je met bepaalde<br />

thema’s <strong>in</strong> de communicatie kunt omgaan bij de ontwikkel<strong>in</strong>g van beleid.<br />

Een discursieve benader<strong>in</strong>g kan leiden tot een beter contact over deze<br />

thema’s. Want precies op dit punt gaat het <strong>in</strong> de praktijk vaak mis. Deze<br />

benader<strong>in</strong>g is een manier om die alom falende <strong>in</strong>teractie tussen overheid<br />

en burgers van perspectief te voorzien. De overheid is vaak niet <strong>in</strong> staat<br />

om te begrijpen wat de burger zegt omdat de <strong>in</strong>teractionele problemen<br />

van de burger onvoldoende worden gezien. Kennis van zijn twijfels over<br />

een onderwerp, kan de organisatie helpen om een beter begrip van bezwaren<br />

te verwerven – van b<strong>in</strong>nen en van buiten – tegen een bepaald beleid.<br />

Door bewust te zijn van het type <strong>in</strong>teractionele problemen en het type<br />

reactie dat zich voor kan doen bij het aankaarten van een crisis kan<br />

de communicatieprofessional beter begrijpen hoe een crisis zich <strong>in</strong> de<br />

omgev<strong>in</strong>g ontwikkelen kan.<br />

219


Summary<br />

There’s a crisis on the way!<br />

An <strong>in</strong>teractional perspective<br />

on crisis communication<br />

This thesis addresses the issue of how special players (crisis entrepreneurs)<br />

try to generate attention to a latent crisis and how government communication<br />

can contribute to identify<strong>in</strong>g and <strong>in</strong>terpret<strong>in</strong>g such a crisis.<br />

In chapter 1, I show how crisis communication is an activity that is often<br />

associated with organizations. This study takes a different view. It is based<br />

on the concept that strategic crisis communication is used by those <strong>in</strong><br />

the immediate environment to achieve certa<strong>in</strong> goals. In society, certa<strong>in</strong><br />

<strong>in</strong>dividuals and groups can decide to oppose and denounce a given crisis.<br />

Some of those <strong>in</strong>volved often start signall<strong>in</strong>g the risk of an impend<strong>in</strong>g<br />

crisis before any such crisis has actually developed. In this study, I refer<br />

to <strong>in</strong>dividuals who generate signals of this k<strong>in</strong>d as ‘crisis entrepreneurs’.<br />

These crisis entrepreneurs typically take the <strong>in</strong>itiative when it comes to<br />

air<strong>in</strong>g their concerns about a potential crisis situation. However, such <strong>in</strong>dividuals<br />

often have to deal with certa<strong>in</strong> <strong>in</strong>teractional problems that make it<br />

difficult for them to raise the issue of a crisis. They have to deal with certa<strong>in</strong><br />

‘<strong>in</strong>teractional’ challenges, while runn<strong>in</strong>g the risk that their signals will<br />

not be picked up. For <strong>in</strong>stance, they can be held responsible for rais<strong>in</strong>g the<br />

problem <strong>in</strong> question. They can be accused of bear<strong>in</strong>g some degree of personal<br />

responsibility for the problem, through negligence, <strong>in</strong>competence,<br />

or laz<strong>in</strong>ess, for example. In this study, I have explored the way <strong>in</strong> which<br />

crisis entrepreneurs issue signals. This is an attempt to identify the problems<br />

that they encounter as they attempt to draw people’s attention to a<br />

given crisis. The goal of this study is to enhance our understand<strong>in</strong>g of crisis<br />

entrepreneurs’ <strong>in</strong>teractional problems. The study makes use of the ‘discursive<br />

perspective’, which is based on the discursive psychological approach<br />

developed <strong>in</strong> the 1990s by two British social psychologists, Derek Edwards<br />

and Jonathan Potter. To date, this <strong>in</strong>teraction-based approach has seldom<br />

been used <strong>in</strong> the context of crisis communication.<br />

Chapter 2 underl<strong>in</strong>es the value of exam<strong>in</strong><strong>in</strong>g the way <strong>in</strong> which stakeholders<br />

with<strong>in</strong> an organization’s environment raise the issue of a crisis.<br />

In terms of crises as a phenomenon, it is important to do justice to<br />

the dynamics of risks and crises. In essence, this is about what happens<br />

<strong>in</strong> the course of <strong>in</strong>teractions. In such an environment, it is vital for an<br />

organization to keep pace with those <strong>in</strong> its surround<strong>in</strong>gs if it is to observe<br />

220


signals <strong>in</strong> <strong>in</strong>teraction with this dynamic environment. This requires a<br />

view of crisis communication that allows sufficient scope for the <strong>in</strong>teractional<br />

dimension.<br />

Chapter 3 explores various elements that characterize crises <strong>in</strong> general,<br />

while describ<strong>in</strong>g a particularly significant phase - the latent crisis. I have<br />

identified two forms of latent crisis, a l<strong>in</strong>ger<strong>in</strong>g form and a creep<strong>in</strong>g form.<br />

These two forms differ chiefly <strong>in</strong> terms of the dynamics <strong>in</strong>volved. While<br />

the dynamics of both types exhibit both peaks and troughs, there are differences.<br />

L<strong>in</strong>ger<strong>in</strong>g crises are entirely lack<strong>in</strong>g <strong>in</strong> dynamism for extended<br />

periods of time. The dynamics of creep<strong>in</strong>g crises, on the other hand, tend to<br />

<strong>in</strong>crease gradually.<br />

After describ<strong>in</strong>g the theoretical framework of the study, chapter 4 proceeds<br />

to explore the theoretical and methodological scope of discursive<br />

psychology, <strong>in</strong> terms of an <strong>in</strong>teractional approach to crisis communication.<br />

Discursive psychology offers the valuable option of us<strong>in</strong>g discourse analysis<br />

to exam<strong>in</strong>e the social context of risks from the standpo<strong>in</strong>t of everyday<br />

reality. A discursive perspective characteristically focuses on a) everyday<br />

<strong>in</strong>teractions that are not shaped by the study itself and b) the transactions<br />

that, either consciously or unconsciously, feature <strong>in</strong> such <strong>in</strong>teractions.<br />

The discursive perspective offers a specific form of discourse analysis that<br />

communications professionals can use to understand how those <strong>in</strong> the<br />

environment express their ideas relative to others. The significance of this<br />

is that it can help professionals to understand the specific <strong>in</strong>teractional<br />

problems fac<strong>in</strong>g crisis entrepreneurs. These <strong>in</strong>volve deal<strong>in</strong>g with certa<strong>in</strong><br />

‘<strong>in</strong>teractional’ challenges, while runn<strong>in</strong>g the risk that their signals will not<br />

be picked up.<br />

Chapter 5 discusses the two cases selected for this study. The selected<br />

case doma<strong>in</strong> is education <strong>in</strong> the Netherlands. I have <strong>in</strong>vestigated the ways<br />

<strong>in</strong> which crisis entrepreneurs have signalled problems <strong>in</strong> this sector. I used<br />

discourse analysis (Edwards, 1997; Potter, 1992) to first exam<strong>in</strong>e the <strong>in</strong>teractional<br />

efforts of those beh<strong>in</strong>d collective social movements, then those of<br />

<strong>in</strong>dividual whistleblowers. To this end, I studied an <strong>in</strong>terview with Matthé<br />

Sjamaar, the rector of a secondary school, which was published <strong>in</strong> Onderwijsblad<br />

(education journal) <strong>in</strong> May 1998. I also exam<strong>in</strong>ed the manifesto of<br />

Beter Onderwijs Nederland (better education for the Netherlands; BON),<br />

which was published <strong>in</strong> the NRC Handelsblad newspaper <strong>in</strong> June 2006. Both<br />

sources raised the issue of a crisis. One of the criteria that I used <strong>in</strong> select<strong>in</strong>g<br />

these texts was whether the crisis entrepreneur <strong>in</strong> question had the ability<br />

to <strong>in</strong>fluence the public debate. In both cases, both local and national media<br />

responded to the statements made by these crisis entrepreneurs. Us<strong>in</strong>g a<br />

discursive response analysis, I explored the way <strong>in</strong> which newspapers dealt<br />

with the <strong>in</strong>teractional problems faced by these crisis entrepreneurs.<br />

221


Chapters 6 and 7 form the empirical part of this study. The analysis identified<br />

three important discursive activities that are carried out by crisis<br />

entrepreneurs. These are: 1. demonstrat<strong>in</strong>g the validity of the problem,<br />

2. establish<strong>in</strong>g the messenger’s credibility, and 3. creat<strong>in</strong>g the belief <strong>in</strong> a<br />

solution. The analysis showed that Matthé Sjamaar creates <strong>in</strong>directly undeterm<strong>in</strong>ed<br />

others <strong>in</strong> the environment as be<strong>in</strong>g partly responsible for the<br />

cause of the problem, while exhibit<strong>in</strong>g a degree of fatalism and hold<strong>in</strong>g out<br />

no prospect of a solution. He makes an <strong>in</strong>def<strong>in</strong>ite-side group responsible<br />

for the problems. He shows he can not control the problem because it is<br />

too large. He creates the crisis as an isolated entity. They are merely the<br />

facts which he shows, which are <strong>in</strong>dependent of him. He suggests that he<br />

has done a lot of hard work and now others have to do someth<strong>in</strong>g.<br />

The media portrayed Rector Sjamaar as symboliz<strong>in</strong>g a problem that was<br />

primarily a personal issue. BON, on the other hand, presents itself as a collective<br />

that is committed to achiev<strong>in</strong>g better education <strong>in</strong> the Netherlands.<br />

The writers display <strong>in</strong>sight and overview of the education problem and<br />

create the association to BON as a group consist<strong>in</strong>g of ‘outspoken th<strong>in</strong>kers’<br />

who are not h<strong>in</strong>dered by doubts. The authors set themselves superior<br />

<strong>in</strong> their attitude towards the education reformers. The writers poses the<br />

problem as clear and relevant to everyone and so they create their own<br />

need for existence. So now they start a movement and give voice to someth<strong>in</strong>g<br />

that has long been go<strong>in</strong>g on: BON is the solution to turn the tide. We<br />

can jo<strong>in</strong>tly fate a twist. Various media sources re<strong>in</strong>forced this image, portray<strong>in</strong>g<br />

this social movement as the solution to the problem.<br />

The study has shown that crisis entrepreneurs may differ <strong>in</strong> terms of the<br />

strategies used and the <strong>in</strong>teractional problems encountered. The solutions<br />

put forward by BON have proved more effective than those suggested by<br />

Rector Sjamaar. As a result, the discursive activities pursued by the former<br />

have been more successful than those of the latter. The diverse reactions<br />

exhibited by the media sources <strong>in</strong> this study serve to underl<strong>in</strong>e the precarious<br />

nature of a crisis entrepreneur’s operation. For <strong>in</strong>stance, the analysis<br />

shows that rather than focus<strong>in</strong>g on the authenticity of his signal, the<br />

responses to Matthé Sjamaar’s article dismiss his views as a purely private<br />

emotion. Based on this study, I show that the Rector’s <strong>in</strong>itiative was underm<strong>in</strong>ed<br />

by his presentation of the problem. It failed to trigger a general<br />

sense of crisis as a result of segregation. BON fared very differently, as the<br />

problem of educational reform is already widely recognized. Moreover, as<br />

the analysis shows, BON’s spokespersons are important actors <strong>in</strong> this connection.<br />

Ad and Marijke Verbrugge have put forward polariz<strong>in</strong>g arguments,<br />

<strong>in</strong> which they distance themselves from the New Learn<strong>in</strong>g concept. These<br />

views have clearly been taken on board by supporters and opponents <strong>in</strong> the<br />

debate triggered by these authors. The study has also shown that certa<strong>in</strong><br />

222


<strong>in</strong>teractional problems are not necessarily <strong>in</strong>evitable, but that such problems<br />

can be triggered by crisis entrepreneurs themselves. Its content is<br />

<strong>in</strong>extricably l<strong>in</strong>ked to people’s goals <strong>in</strong> mak<strong>in</strong>g specific comments.<br />

Chapter 8 summarizes the ma<strong>in</strong> observations <strong>in</strong> this thesis. It shows<br />

that the problems created by rais<strong>in</strong>g the issue of a latent crisis are not<br />

purely substantive <strong>in</strong> nature (‘is this crisis genu<strong>in</strong>e?’), there is also an <strong>in</strong>teractional<br />

aspect (for example, ‘how do I get people to accept the urgency<br />

and validity of the problem?’). My study provides a greater understand<strong>in</strong>g<br />

of the course that crises can take. It also shows that crisis entrepreneurs<br />

can be seen as dynamic elements with<strong>in</strong> society. They express dissent<strong>in</strong>g<br />

views, and launch new <strong>in</strong>itiatives through various forms of traditional and<br />

electronic media. This process can be very <strong>in</strong>structive. Communications<br />

professionals can better understand how crises develop among those <strong>in</strong><br />

their environment if they are aware of the types of <strong>in</strong>teractional problems,<br />

and the types of responses, that can result from rais<strong>in</strong>g the issue of a crisis.<br />

Moreover, this might also help communications professionals to achieve<br />

better outcomes <strong>in</strong> their deal<strong>in</strong>gs with crisis entrepreneurs.<br />

A discursive approach is valuable <strong>in</strong> this respect because it shows how<br />

certa<strong>in</strong> themes <strong>in</strong> communication can deal with policy development. This<br />

approach can lead to a better hold on these themes <strong>in</strong> practice and can<br />

provide another perspective to widespread failure of <strong>in</strong>teraction between<br />

government and citizens. The government is often unable to understand<br />

what the citizen means, because their <strong>in</strong>teractional problems are not recognized.<br />

Knowledge of their doubts on an issue, can help the organization<br />

to acquire a better understand<strong>in</strong>g of objections – from <strong>in</strong>side and<br />

out – aga<strong>in</strong>st a particular policy. A discourse analysis of the <strong>in</strong>teractional<br />

contributions of crisis entrepreneurs may give a rich and structured <strong>in</strong>sight<br />

<strong>in</strong>to latent crisis supply, <strong>in</strong>clud<strong>in</strong>g the strategies, <strong>in</strong>teractional problems<br />

and reactions of the actors <strong>in</strong>volved and how they are able to recognize a<br />

potential crisis.<br />

223


colofon<br />

Dit promotieonderzoek is mogelijk gemaakt met f<strong>in</strong>anciële steun van de<br />

<strong>Hogeschool</strong> <strong>Utrecht</strong> UAS (HU) door middel van een promotievoucher.<br />

Grafisch ontwerp en opmaak: Peter Jonker, <strong>Utrecht</strong><br />

Druk: Ipskamp drukkers, Enschede

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!