Gebruik van hulpstoffen in recyclagebeton - KHBO
Gebruik van hulpstoffen in recyclagebeton - KHBO
Gebruik van hulpstoffen in recyclagebeton - KHBO
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Departement Industriële Wetenschappen en Technologie<br />
Opleid<strong>in</strong>g Master of Science <strong>in</strong> de <strong>in</strong>dustriële wetenschappen: bouwkunde<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong><br />
<strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong><br />
E<strong>in</strong>dwerk aangeboden tot het behalen <strong>van</strong> het diploma <strong>van</strong><br />
Master of Science <strong>in</strong> de <strong>in</strong>dustriële wetenschappen: bouwkunde<br />
door Tom Anseele<br />
Simon Verstraete<br />
o.l.v. Luc Boehme, <strong>KHBO</strong><br />
Miquel Joseph, <strong>KHBO</strong><br />
Academiejaar 2011 - 2012<br />
<strong>KHBO</strong> Campus Oostende ● Zeedijk 101 ● B-8400 Oostende ● Tel. +32 59 56 90 00 ● Fax +32 59 56 90 01 ● www.khbo.be
Mededel<strong>in</strong>g<br />
“Deze e<strong>in</strong>dverhandel<strong>in</strong>g was een examen. De tijdens de verdedig<strong>in</strong>g geformuleerde opmerk<strong>in</strong>gen<br />
werden niet opgenomen.<br />
<strong>Gebruik</strong> als referentie <strong>in</strong> publicaties is toegelaten na gunstig advies <strong>van</strong> de <strong>KHBO</strong>-promotor,<br />
vermeld op het titelblad.”
Woord vooraf<br />
Dit e<strong>in</strong>dwerk is tot stand gekomen dankzij de nauwe samenwerk<strong>in</strong>g tussen een groep<br />
personen. Graag willen wij een woord <strong>van</strong> dank richten tot alle personen die hun<br />
medewerk<strong>in</strong>g verleend hebben.<br />
In de eerste plaats gaat onze dank uit naar onze promotoren, Ing. Luc Boehme en Ing.<br />
Miquel Joseph, voor hun begeleid<strong>in</strong>g en vlotte samenwerk<strong>in</strong>g tijdens ons e<strong>in</strong>dwerk, voor<br />
hun hulp en <strong>in</strong>teresse <strong>in</strong> het onderwerp, voor het opvolgen <strong>van</strong> de resultaten en het<br />
grondig nalezen <strong>van</strong> onze thesis.<br />
Ons dankwoord is ook gericht naar het <strong>KHBO</strong> voor het gebruik <strong>van</strong> het materieel en de<br />
opleid<strong>in</strong>g die wij genoten hebben.<br />
Verder willen wij het bedrijf BASF en <strong>in</strong> het bijzonder Dhr. Jos Costers bedanken voor het<br />
bereidwillig verstrekken <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie.<br />
Graag bedanken wij nog de firma’s die ons de nodige materialen leverden die gebruikt<br />
werden tijdens het proefprogramma.<br />
Een speciaal woord <strong>van</strong> dank gaat ook uit naar Dhr. Vercruysse voor het nalezen en<br />
verbeteren <strong>van</strong> deze thesis op taal.<br />
Tenslotte bedanken wij onze familie, vrienden en partners die aan de uitwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> dit<br />
e<strong>in</strong>dwerk hebben meegeholpen en ons gesteund hebben tijdens moeilijke momenten. In<br />
het bijzonder onze ouders, zij gaven ons de mogelijkheid deze studies aan te vatten en<br />
tot een goed e<strong>in</strong>de te brengen.<br />
Tom Anseele<br />
Simon Verstraete<br />
mei 2012
Abstract<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong><br />
Tot op heden wordt betonpu<strong>in</strong> vooral gebruikt als onderfunder<strong>in</strong>g en funder<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de<br />
wegenbouw. Een oploss<strong>in</strong>g om de afzet te verhogen, is het zoeken naar hoogwaardiger<br />
toepass<strong>in</strong>gen voor het betonpu<strong>in</strong>. Uit het ValReCon 20 project bleek dat het mogelijk is<br />
om 100% <strong>van</strong> de grove fractie kalksteengranulaat te ver<strong>van</strong>gen door betonpu<strong>in</strong> en de<br />
sterkteklasse 20/25 te behalen. Daarop voortbouwend is het doel <strong>van</strong> dit e<strong>in</strong>dwerk om te<br />
onderzoeken wat de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> een hulpstof (superplastificeerder) is op <strong>recyclagebeton</strong><br />
toegespitst op de verwerkbaarheid. In het onderzoek wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> een<br />
superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat. Het onderzoek is een parameterstudie<br />
die vooral toegespitst wordt op het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de superplastificeerder en<br />
de voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode <strong>van</strong> de recyclagegranulaten. Deze parameters werden<br />
gekozen omdat betonpu<strong>in</strong>granulaten door hun afkomst een andere structuur en een<br />
grotere absorptiefactor hebben waardoor de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder kan<br />
beïnvloed worden.<br />
In dit e<strong>in</strong>dwerk worden via een literatuurstudie de verschillende <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> kaart<br />
gebracht omdat een hulpstof praktisch altijd een comb<strong>in</strong>atie is <strong>van</strong> meerdere types<br />
<strong>hulpstoffen</strong>. Daarna wordt specifiek <strong>in</strong>gegaan op superplastificeerder. Hierbij worden de<br />
factoren bestudeerd die de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder kunnen beïnvloeden zoals<br />
de absorptie <strong>van</strong> de granulaten en de alum<strong>in</strong>aten tijdens het hydratatieproces.<br />
In de laboratoriumstudie worden verwerkbaarheidscurven opgesteld door middel <strong>van</strong><br />
slumptesten, waarbij het moment <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de superplastificeerder gevarieerd<br />
wordt en de tijd dat de granulaten worden voorbevochtigd. Naast slumptesten worden<br />
ook druktesten uitgevoerd en dichtheden bepaald. Uit dit onderzoek volgt dat de<br />
absorptie <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten en het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder een grote <strong>in</strong>vloed hebben op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder.<br />
Dit heeft zijn <strong>in</strong>vloed op de verwerkbaarheid. De activatie <strong>van</strong> de superplastificeerder<br />
gebeurt <strong>in</strong> een vroeger stadium bij verzadigde granulaten terwijl bij m<strong>in</strong>der<br />
voorbevochtigde granulaten een vertraagde werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder werd<br />
vastgesteld. Een grotere voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten zorgt bovendien<br />
voor een stijgende druksterkte en verhoogde duurzaamheid. Een hoger vochtgehalte <strong>in</strong><br />
het granulaat op het moment <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> het cement en de superplastificeerder<br />
zorgt dus voor een snellere <strong>in</strong>werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Dit is meteen ook de<br />
reden waarom het voordeliger is de hulpstof op de werf toe te voegen wanneer meer dan<br />
een uur gemengd wordt.<br />
Vastgesteld werd dat <strong>in</strong> praktijk enkele factoren goed <strong>in</strong> de hand moeten gehouden<br />
worden om <strong>recyclagebeton</strong> <strong>van</strong> goede kwaliteit te garanderen. Deze factoren zijn<br />
voornamelijk de absorptie en het vochtgehalte <strong>van</strong> de granulaten.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 4
Abstract<br />
The use of admixtures <strong>in</strong> recycled concrete<br />
Until today recycled concrete rubble is ma<strong>in</strong>ly used as sub-base and foundation <strong>in</strong> road<br />
construction. To <strong>in</strong>crease sale, the search for high-quality applications of concrete rubble<br />
is necessary. The ValRecon 20 project concluded that it is possible to replace 100% of<br />
the coarse fraction limestone by concrete rubble and achieve the strength category<br />
20/25. Build<strong>in</strong>g on, the objective of this dissertation is to exam<strong>in</strong>e the <strong>in</strong>fluences of an<br />
admixture (superplasticizer) on recycled concrete, focused on the workability. In this<br />
dissertation, a plasticizer based on polycarboxylates was used. The dissertation is a<br />
parametric study which focuses on the addition time of superplasticizer and the premoisten<strong>in</strong>g<br />
period of the concrete rubble. These parameters were chosen because the<br />
concrete debris has a different structure than natural granulates. Their different orig<strong>in</strong>s,<br />
the other structure and a higher absorption factor were <strong>in</strong>fluenc<strong>in</strong>g the functionality of<br />
the superplasticizer.<br />
In this dissertation a literature study shows the different admixtures because every<br />
admixture is a comb<strong>in</strong>ation of different types of admixture. After this first chapter, the<br />
literature study will more specify the superplasticizer. It describes the factors that may<br />
affect the functionality of the superplasiticizers such as the absorption of the granulates<br />
and the alum<strong>in</strong>ates dur<strong>in</strong>g the hydration process.<br />
In the laboratory study, slump tests were conducted to draw workability curves. With<br />
these tests the addition time of superplasticizer was varied and the time that the<br />
granulates had to pre-moisten was changed. Beside the slump tests pressure tests were<br />
also conducted and the different degrees of density were determ<strong>in</strong>ed. The study shows<br />
that the absorption of concrete rubble aggregates and the addition time of<br />
superplasticizer have a great <strong>in</strong>fluence on the functionality of the superplasticizer. This<br />
will have an <strong>in</strong>fluence on the workability. The activation of the superplasticizer happens<br />
<strong>in</strong> an earlier stage with saturated granulates while with less pre-moistened granulates a<br />
delayed operation of the superplasticizer was determ<strong>in</strong>ed. A larger amount of premoisten<strong>in</strong>g<br />
of the concrete rubble also ensures an <strong>in</strong>crease of the compressive strength<br />
and durability. At the time of the addition of the cement and the superplasticizer, a<br />
higher moisture amount <strong>in</strong> the granulates is responsible for a faster activation of<br />
superplasticizer. This is also the reason why it is more ad<strong>van</strong>tageous to add the<br />
superplasticizer at the site when the concrete is mixed more than one hour.<br />
In practice to ensure a good quality of the recycled concrete some factors have to be<br />
monitored well. These factors are ma<strong>in</strong>ly the absorption of the recycled granulates and<br />
the moisture content of these granulates.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 5
Inhoudsopgave<br />
Woord vooraf .......................................................................................................................................... 3<br />
Abstract ................................................................................................................................................... 4<br />
Abstract ................................................................................................................................................... 5<br />
Figurenlijst ............................................................................................................................................. 10<br />
Tabellenlijst ........................................................................................................................................... 12<br />
Woordenlijst .......................................................................................................................................... 13<br />
1 Algemene <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g ........................................................................................................................ 14<br />
Situer<strong>in</strong>g ............................................................................................................................................ 14<br />
Doelstell<strong>in</strong>g ........................................................................................................................................ 14<br />
Methodologie .................................................................................................................................... 15<br />
2 Algemeenheden soorten <strong>hulpstoffen</strong> ........................................................................................... 16<br />
2.1 Luchtbelvormer ..................................................................................................................... 16<br />
2.2 Waterdicht<strong>in</strong>gsmiddel <strong>in</strong> de massa ....................................................................................... 20<br />
2.3 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs- en verhard<strong>in</strong>gsvertrager ........................................................................................ 22<br />
2.4 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs- en verhard<strong>in</strong>gsversneller ....................................................................................... 24<br />
2.5 Watervasthoudende hulpstof ............................................................................................... 26<br />
2.6 Plastificeerder – waterreduceerder ...................................................................................... 28<br />
3 Superplastificeerder – sterk waterreduceerder ............................................................................ 31<br />
3.1 Algemene <strong>in</strong>formatie ............................................................................................................. 31<br />
3.2 Def<strong>in</strong>itie ................................................................................................................................. 32<br />
3.3 Soorten superplastificeerders ............................................................................................... 32<br />
3.3.1 Lignosulfonaten (LS) ...................................................................................................... 32<br />
3.3.2 Poly-naftaleensulfonaten (PNS) en poly-melam<strong>in</strong>esulfonaten (PMS) .......................... 34<br />
3.3.3 Polycarboxylaat polymeren (PCP) ................................................................................. 35<br />
3.4 Vergelijk<strong>in</strong>g tussen soorten ................................................................................................... 38<br />
3.4.1 Kostprijs ......................................................................................................................... 38<br />
3.4.2 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrag<strong>in</strong>g ......................................................................................................... 38<br />
3.4.3 Adsorptiehoeveelheid en dikte <strong>van</strong> de geadsorbeerde laag ......................................... 38<br />
3.5 Interactie tussen superplastificeerder en cement ................................................................ 40<br />
3.5.1 Het cementhydratatieproces ........................................................................................ 40<br />
3.5.2 Interactie <strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> het cement hydratatieproces ........................... 41<br />
3.6 Invloed wijzigen <strong>van</strong> parameters .......................................................................................... 44<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 6
3.6.1 Invloed <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op de verwerkbaarheid bij verschillende<br />
hulpstofdoser<strong>in</strong>gen ....................................................................................................................... 44<br />
3.6.2 Invloed <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op het adsorptiegedrag <strong>van</strong> cement ................... 45<br />
3.7 Certificer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> ................................................................................................. 47<br />
4 Granulaat ....................................................................................................................................... 48<br />
4.1 Algemeenheden pu<strong>in</strong>recyclage ............................................................................................. 48<br />
4.1.1 Wat is bouw- en sloopafval ........................................................................................... 48<br />
4.1.2 Economisch aspect <strong>van</strong> recyclage ................................................................................. 48<br />
4.1.3 Toepass<strong>in</strong>gsmogelijkheden voor recyclagegranulaten ................................................. 49<br />
4.2 Soorten recyclagegranulaten ................................................................................................ 50<br />
4.2.1 Gebroken betonpu<strong>in</strong> ..................................................................................................... 50<br />
4.2.2 Gebroken metselwerkpu<strong>in</strong> ............................................................................................ 50<br />
4.2.3 Gebroken mengpu<strong>in</strong> ...................................................................................................... 51<br />
4.2.4 Gebroken mengpu<strong>in</strong> ...................................................................................................... 51<br />
4.2.5 Zeefzand ........................................................................................................................ 51<br />
4.3 Eigenschappen <strong>van</strong> natuurlijke en gerecycleerde granulaten .............................................. 52<br />
4.3.1 Europese normen voor granulaten ............................................................................... 52<br />
4.3.2 Eigenschappen typisch voor pu<strong>in</strong>granulaten ................................................................ 55<br />
4.4 Wetgev<strong>in</strong>g omtrent recyclage <strong>van</strong> bouw- en sloopafval ....................................................... 61<br />
4.4.1 Het afvalstoffendecreet................................................................................................. 61<br />
4.4.2 Het materialendecreet .................................................................................................. 61<br />
4.4.3 Van Vlarea naar Vlarema ............................................................................................... 62<br />
4.5 Certificatie <strong>van</strong> beton- en pu<strong>in</strong>granulaten ............................................................................ 63<br />
4.5.1 CE-marker<strong>in</strong>g ................................................................................................................. 63<br />
4.5.2 Het BENOR-merk ........................................................................................................... 63<br />
4.5.3 CERTIPRO ....................................................................................................................... 63<br />
4.5.4 COPRO ........................................................................................................................... 63<br />
5 Aanpak proefreeks ........................................................................................................................ 65<br />
5.1 Algemeen ............................................................................................................................... 65<br />
5.2 Proefreeks : verwerkbaarheidscurven .................................................................................. 65<br />
6 Beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de proeven ......................................................................................................... 68<br />
6.1 Granulaatproeven ................................................................................................................. 68<br />
6.1.1 Korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagram granulaten ............................................................................. 68<br />
6.1.2 Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en wateropname ....................................... 69<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 7
6.1.3 Vochtgehaltebepal<strong>in</strong>g ................................................................................................... 70<br />
6.2 Proeven op vers beton .......................................................................................................... 71<br />
6.3 Proeven op verhard beton .................................................................................................... 72<br />
7 Ontwerp betonmengsel ................................................................................................................ 73<br />
7.1 Eisen betonsamenstell<strong>in</strong>g...................................................................................................... 73<br />
7.1.1 blootstell<strong>in</strong>gs- en milieuklasse ...................................................................................... 73<br />
7.1.2 Sterkte- en duurzaamheidseisen ................................................................................... 73<br />
7.2 Opbouw <strong>van</strong> het <strong>in</strong>erte skelet ............................................................................................... 74<br />
7.3 Bereken<strong>in</strong>g korrelkrommen .................................................................................................. 75<br />
7.4 Opbouw <strong>van</strong> de cementmatrix .............................................................................................. 77<br />
7.4.1 Verantwoord<strong>in</strong>g cementkeuze ...................................................................................... 77<br />
7.4.2 Verantwoord<strong>in</strong>g W/C-factor .......................................................................................... 77<br />
7.4.3 Praktische keuze ............................................................................................................ 78<br />
7.4.4 Keuze hulpstof ............................................................................................................... 78<br />
8 Resultaten mengselontwerp ......................................................................................................... 79<br />
8.1 Resultaten granulaatproeven ................................................................................................ 79<br />
8.1.1 Resultaten korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagram granulaten ........................................................... 79<br />
8.1.2 Resultaten bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en wateropname ..................... 82<br />
8.2 Opbouw <strong>in</strong>ert skelet .............................................................................................................. 84<br />
8.2.1 Opbouw <strong>recyclagebeton</strong>: betonrecept 1 ...................................................................... 84<br />
8.2.2 Opbouw <strong>recyclagebeton</strong> met extra fijnen: betonrecept 2............................................ 86<br />
8.2.3 Opbouw kalksteenbeton: betonrecept 3 ...................................................................... 88<br />
8.3 Def<strong>in</strong>itief mengsel opbouw ................................................................................................... 90<br />
8.3.1 Opbouw betonrecept 1 ................................................................................................. 90<br />
8.3.2 Opbouw betonrecept 2 ................................................................................................. 90<br />
8.3.3 Opbouw betonrecept 3 ................................................................................................. 91<br />
8.3.4 Vergelijk<strong>in</strong>g waterabsorptie .......................................................................................... 91<br />
8.3.5 Besluit ............................................................................................................................ 91<br />
9 Algemene resultaten ..................................................................................................................... 92<br />
9.1 Variatie hulpstofpercentage .................................................................................................. 92<br />
9.1.1 Resultaten...................................................................................................................... 92<br />
9.1.2 Besluit ............................................................................................................................ 95<br />
9.2 Variatie voorbevochtig<strong>in</strong>g ..................................................................................................... 97<br />
9.2.1 Resultaten...................................................................................................................... 97<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 8
9.2.2 Besluit ............................................................................................................................ 99<br />
9.3 Vergelijk<strong>in</strong>g tussen beton met recyclage- en kalksteengranulaten .................................... 102<br />
9.3.1 Resultaten.................................................................................................................... 102<br />
9.3.2 Besluit .......................................................................................................................... 102<br />
9.4 Aanpass<strong>in</strong>g hoeveelheid fijnen ............................................................................................ 103<br />
9.4.1 Resultaten.................................................................................................................... 103<br />
9.4.2 Besluit .......................................................................................................................... 104<br />
9.5 Variatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip................................................................................................. 105<br />
9.5.1 Resultaten.................................................................................................................... 105<br />
9.5.2 Besluit .......................................................................................................................... 106<br />
9.5.3 Resultaten: simulatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip 30 en 60 m<strong>in</strong>uten...................................... 107<br />
9.5.4 Besluiten ...................................................................................................................... 108<br />
9.6 Variatie mengenergie .......................................................................................................... 109<br />
9.6.1 Resultaten.................................................................................................................... 109<br />
9.6.2 Besluit .......................................................................................................................... 110<br />
10 Algemeen besluit ..................................................................................................................... 111<br />
Bijlage .................................................................................................................................................. 114<br />
Literatuurlijst ....................................................................................................................................... 115<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 9
Figurenlijst<br />
Figuur 1: Oriëntatie luchtbelvormer <strong>in</strong> het grensvlak (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009) .................. 16<br />
Figuur 2: Luchtbellen als expansievaten (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)....................................... 17<br />
Figuur 3: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> plastificeerders .................................................................................................. 28<br />
Figuur 4: Vlokvorm<strong>in</strong>g door tegengestelde lad<strong>in</strong>gen aan cementkorreloppervlak (CAE Nederland,<br />
2007)...................................................................................................................................................... 31<br />
Figuur 5 : Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een oppervlakteactieve molecule (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009) ........... 33<br />
Figuur 6: Chemische structuur <strong>van</strong> een superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat (Laboratoire<br />
de technologie des poudres) ................................................................................................................. 35<br />
Figuur 7: V<strong>in</strong>ylmonomeer (Weerdt & Reynders, 2006)......................................................................... 35<br />
Figuur 8: Vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> luchtbellen <strong>in</strong> het beton door de carboxylgroepen (Cools & Labaere, 2010) .. 36<br />
Figuur 9: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een SPL <strong>van</strong> de vierde generatie (Cools & Labaere, 2010) ............................... 36<br />
Figuur 10: Adsorptie isothermen <strong>van</strong> drie verschillende PCP’s en twee LS’s. De adsorptie isothermen<br />
worden benaderd met een l<strong>in</strong>eaire en een hyperbolische functie. (Laboratoire de technologie des<br />
poudres) ................................................................................................................................................ 39<br />
Figuur 11: Warmteontwikkel<strong>in</strong>g bij hydratatiereactie (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009) ................. 40<br />
Figuur 12: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de SPL. (a) absorptie op het grensvlak cement-water. (b) elektrostatische<br />
afstot<strong>in</strong>g tussen twee naburige cementdeeltjes (Jolicoeur & Simard, 1998) ....................................... 42<br />
Figuur 13: Sterische plaats<strong>in</strong>name (Jolicoeur & Simard, 1998)............................................................. 43<br />
Figuur 14: (e) Complexvorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ionische delen. (f) structureel wijzig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> morfologie <strong>van</strong> de<br />
hydraatdeeltjes door de aanwezigheid <strong>van</strong> organische moleculen (Jolicoeur & Simard, 1998) .......... 43<br />
Figuur 15: Effect <strong>van</strong> het variabele toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip bij verschillende doser<strong>in</strong>gen op de slump<br />
(Kung-Chung, Jih-Jen, Sheng-Da, & Yuan-Cheng, 1999) ........................................................................ 44<br />
Figuur 16: Effect <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gtijdstip op de adsorptie <strong>van</strong> SNF ([SNF]i = 50ppm) (Kung-Chung,<br />
Jih-Jen, Sheng-Da, & Yuan-Cheng, 1999) .............................................................................................. 45<br />
Figuur 17: Effect <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op de adsorptie <strong>van</strong> SNF ([SNF]i = 200ppm) (Kung-Chung,<br />
Jih-Jen, Sheng-Da, & Yuan-Cheng, 1999) .............................................................................................. 46<br />
Figuur 18: Certificatie-<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g (CRIC-OCCN, 2008) ............................................................................. 47<br />
Figuur 19: Toepass<strong>in</strong>g recyclagemateriaal (BIM, 2010) ........................................................................ 50<br />
Figuur 20: Gebroken betonpu<strong>in</strong> (BIM, 2010) ........................................................................................ 50<br />
Figuur 21: Gebroken metselwerkpu<strong>in</strong> (BIM, 2010) ............................................................................... 50<br />
Figuur 22: Gebroken mengpu<strong>in</strong> (BIM, 2010) ......................................................................................... 51<br />
Figuur 23: Gebroken asfaltpu<strong>in</strong> (BIM, 2010) ......................................................................................... 51<br />
Figuur 24: Zeefzand (grondwerken detrez) ........................................................................................... 51<br />
Figuur 25: Hydratatiegraad i.f.v. de tijd bij verschillende W/C-factor (Bonte & Van Laethem, 2007) . 60<br />
Figuur 26: Ultieme hydratiegraad <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> de W/C-factor (Bonte & Van Laethem, 2007) .......... 60<br />
Figuur 27: Slump test(<strong>in</strong>ter beton) ........................................................................................................ 71<br />
Figuur 28: Drukbank (Verstraete S.) ...................................................................................................... 72<br />
Figuur 29: Gemiddelde zeefkrommes ................................................................................................... 79<br />
Figuur 30: Gemiddelde zeefkromme zand 0/4 + waarschijnlijkheids<strong>in</strong>terval ....................................... 80<br />
Figuur 31: Gemiddelde zeefkromme betonpu<strong>in</strong>granulaat + waarschijnlijkheids<strong>in</strong>terval ..................... 81<br />
Figuur 32: Waterabsorptiegedrag granulaten ....................................................................................... 82<br />
Figuur 33: Volumieke massa granulaten ............................................................................................... 82<br />
Figuur 34: Betonrecept 1: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g ...................... 84<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 10
Figuur 35: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 1 ................... 85<br />
Figuur 36: Betonrecept 2: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g ...................... 86<br />
Figuur 37: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 2 ................... 87<br />
Figuur 38: Betonrecept 3: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g ...................... 88<br />
Figuur 39: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 3 ................... 89<br />
Figuur 40: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> hulpstofpercentage ................................................... 93<br />
Figuur 41: Gemiddelde druksterkte <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> het percentage hulpstof ........................................ 94<br />
Figuur 42: Segregatie ............................................................................................................................. 95<br />
Figuur 43: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g .................................................... 98<br />
Figuur 44: Druksterkte bij variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g ..................................................................... 99<br />
Figuur 45: Vergelijk<strong>in</strong>g verwerkbaarheid tussen <strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton ........................ 102<br />
Figuur 46: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> hoeveelheid fijnen ................................................... 103<br />
Figuur 47: RG/GM/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>. na 40 m<strong>in</strong>uten mengen (Anseele T.) ............................................. 104<br />
Figuur 48: RG/GM/30sec./0m<strong>in</strong>/extra fijnen na 40 m<strong>in</strong>uten mengen (Verstraete S.) ....................... 104<br />
Figuur 49: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip .................................................. 105<br />
Figuur 50: Verwerkbaarheidscurve <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> hoeveelheid hulpstof ........................................... 107<br />
Figuur 51: Grote menger (Verstraete S.) ............................................................................................. 109<br />
Figuur 52: Kle<strong>in</strong>e menger (Anseele T.) ................................................................................................ 109<br />
Figuur 53: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> mengenergie ............................................................ 109<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 11
Tabellenlijst<br />
Tabel 1: Kostenvergelijk<strong>in</strong>g superplastificeerders (Cement - Superplasticizer Compatibility, 2003) ... 38<br />
Tabel 2: Vrijgekomen energie bij hydratatie portlandcement (Jolicoeur & Simard, 1998) .................. 41<br />
Tabel 3: Toepass<strong>in</strong>g recyclagegranulaat (BIM, 2010) ............................................................................ 49<br />
Tabel 4: Overzicht <strong>van</strong> de nieuwe, geharmoniseerde normen voor granulaten (Devriendt, 2010) ..... 52<br />
Tabel 5: Overzicht normen m.b.t. de proefmethoden voor granulaten (Devriendt, 2010) .................. 54<br />
Tabel 6: Lijst <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g materialen <strong>in</strong> categorieën (Devriendt, 2010) ..................................................... 56<br />
Tabel 7: Categorieën voor maximum waarden voor de micro-Deval coëfficiënt (COPRO, 2003) ........ 58<br />
Tabel 8: Referentietabel MDE-waarde en LA-waarde (Gullentops & Elsen) .......................................... 58<br />
Tabel 9: Categorieën voor maximum waarden voor Los Angeles (COPRO, 2003) ................................ 59<br />
Tabel 10: Maximale zeeflad<strong>in</strong>g .............................................................................................................. 68<br />
Tabel 11: Verwerkbaarheidsklassen ...................................................................................................... 71<br />
Tabel 12: Blootstell<strong>in</strong>gsklassen (InterBeton) ......................................................................................... 74<br />
Tabel 13: A Coëfficiënten afhankelijk <strong>van</strong> de korrelvorm (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009) ............ 75<br />
Tabel 14: Foutenanalyse op zev<strong>in</strong>gen ................................................................................................... 80<br />
Tabel 15: Receptuur betonmengsel 1 ................................................................................................... 90<br />
Tabel 16: Receptuur betonmengsel 2 ................................................................................................... 90<br />
Tabel 17: Receptuur betonmengsel 1 ................................................................................................... 91<br />
Tabel 18: Waterabsorptie percentages ................................................................................................. 91<br />
Tabel 19: Waterabsorptie betonrecept 3 .............................................................................................. 91<br />
Tabel 20: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> hulpstofpercentage ...................................... 92<br />
Tabel 21: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g ....................................... 97<br />
Tabel 22: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> fijnen ........................................................... 103<br />
Tabel 23: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip ..................................... 105<br />
Tabel 24: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> mengenergie ............................................... 109<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 12
Woordenlijst<br />
Absorptie Proces waarbij de lege ruimte b<strong>in</strong>nen een stof wordt opgevuld<br />
met een andere stof. Zichtbaar voor het oog.<br />
Adsorptie Proces waarbij een stof zich hecht op moleculair niveau aan<br />
een andere stof. Niet zichtbaar voor het oog.<br />
Aff<strong>in</strong>iteit: Chemie geneigdheid <strong>van</strong> een element om verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen met<br />
een ander element aan te gaan.<br />
Afstandsfactor: De grootste gemiddelde afstand tussen een punt <strong>in</strong> dematrix<br />
en de naastgelegen luchtbel. (onl<strong>in</strong>e encyclopedie, 2011)<br />
Atomic force microscopy: Dit is een scann<strong>in</strong>gmethode die gebruik maakt <strong>van</strong> een zeer<br />
hoge resolutie.<br />
Caciumgluconaten: Calciumgluconaat is het calciumzout <strong>van</strong> gluconzuur en heeft<br />
een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragende werk<strong>in</strong>g.<br />
Complexvorm<strong>in</strong>g: Proces waarbij meerdere, mogelijk geladen moleculen,<br />
samen een nieuw grotere verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g vormen (complex).<br />
Colloïdaal beton: Colloïdaal beton is een betonspecie gebruikt voor<br />
toepass<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de waterbouw. Door middel <strong>van</strong><br />
retentiemiddelen kan de samenhang verbeterd worden.<br />
Effectieve W/C-factor: De effectieve W/C-factor is de verhoud<strong>in</strong>g tussen het vrije<br />
water <strong>in</strong> het beton en het cementgehalte. Deze factor houdt<br />
geen reken<strong>in</strong>g met het water dat geadsorbeerd is door de<br />
granulaten.<br />
Macromolecule: Een zeer grote en samengestelde molecule.<br />
Nucleatie: Een overgang <strong>van</strong> de ene fase naar een andere stabielere<br />
fase waarbij nieuwe groeikernen worden gevormd.<br />
Stearaten: Stearaat is een oxoanion, het anion is de geconjugeerde base<br />
<strong>van</strong> stear<strong>in</strong>ezuur.<br />
Tixotroop: Een stof waar<strong>van</strong> de viscositeit afneemt bij een toenemende<br />
schuifspann<strong>in</strong>g. T(h)ixotropie is een verschijnsel waarbij<br />
bepaalde mengsels bij energietoevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een<br />
geltoestand naar een vloeibare toestand. Wanneer het<br />
mengsel <strong>in</strong> rust wordt gelaten gaat het weer over naar een<br />
geltoestand.<br />
Totale W/C-factor: De totale W/C-factor is de verhoud<strong>in</strong>g <strong>van</strong> al het water dat <strong>in</strong><br />
het beton aanwezig is ten opzicht <strong>van</strong> het cementgehalte.<br />
Ultrafiltratie: Een filtratiemethode die vergelijkbaar is met microfiltratie.<br />
De deeltjes die verwijderd worden zijn echter kle<strong>in</strong>er<br />
(moleculair gewicht lager dan 1000 g/mol) dan bij<br />
microfiltratie en ionen worden nauwelijks tegengehouden.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 13
1 Algemene <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g<br />
Situer<strong>in</strong>g<br />
In de bouw wordt een toenemend aanbod aan bouw- en slooppu<strong>in</strong> geproduceerd. In<br />
comb<strong>in</strong>atie met een onvoldoende afzet <strong>in</strong> duurzame oploss<strong>in</strong>gen zorgt dit voor een<br />
prangend probleem. Een oploss<strong>in</strong>g hiervoor is het zoeken naar hoogwaardigere<br />
toepass<strong>in</strong>gen voor betonpu<strong>in</strong>. Het is bewezen <strong>in</strong> het project ValReCon20 dat betonpu<strong>in</strong> de<br />
volledige grove fractie aan granulaat kan ver<strong>van</strong>gen voor de realisatie <strong>van</strong> bepaalde<br />
sterkteklasse C20/25. Betonpu<strong>in</strong> kan gebruikt worden <strong>in</strong> hoogwaardigere toepass<strong>in</strong>gen<br />
dan de bestaande toepass<strong>in</strong>gen zoals wegfunder<strong>in</strong>gen. Hierop voortbouwend is het<br />
<strong>in</strong>teressant om <strong>in</strong>zicht te verwerven hoe <strong>hulpstoffen</strong> een <strong>in</strong>vloed kunnen hebben <strong>in</strong><br />
<strong>recyclagebeton</strong>.<br />
Betonpu<strong>in</strong>granulaten zijn door hun herkomst hoekig en hebben een ruwer oppervlak dan<br />
gebroken kalksteengranulaten. Deze structuur <strong>van</strong> de pu<strong>in</strong>granulaten kunnen de<br />
verwerkbaarheid beïnvloeden. Pu<strong>in</strong>granulaten slorpen, door hun grote absorptiegraad,<br />
veel meer water op dan kalksteengranulaten. Om de verwerkbaarheid te verbeteren kan<br />
meer water aan het mengsel toegevoegd worden, maar dit beïnvloedt de druksterkte<br />
negatief door een hogere W/C-factor. Dit probleem kan opgelost worden door gebruik te<br />
maken <strong>van</strong> waterreducerende middelen. Door de grote absorptiegraad <strong>van</strong> betonpu<strong>in</strong><br />
kunnen <strong>hulpstoffen</strong> mogelijk net als het water geabsorbeerd worden waardoor de<br />
<strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> hogere concentraties moeten gedoseerd worden. Een tweede probleem is<br />
de mogelijke verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> betonpu<strong>in</strong>granulaten. Deze verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen kunnen<br />
een <strong>in</strong>vloed hebben op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een hulpstof. In deze studie wordt de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong><br />
superplastificeerder onderzocht op beton bestaande uit pu<strong>in</strong>granulaten.<br />
Doelstell<strong>in</strong>g<br />
Het doel <strong>van</strong> dit e<strong>in</strong>dwerk bestaat er<strong>in</strong> een duidelijk <strong>in</strong>zicht te verkrijgen <strong>in</strong> de werk<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong>.<br />
Om dit doel te bereiken werden de volgende onderzoeksvragen opgesteld:<br />
- Welke soorten <strong>hulpstoffen</strong> zijn verkrijgbaar en hoe werken ze?<br />
- Hoe werken de verschillende soorten superplastificeerders en wat zijn de<br />
verschillen?<br />
- Welke eigenschappen <strong>van</strong> betonpu<strong>in</strong>granulaat kunnen de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder beïnvloeden?<br />
- Wat is het verschil tussen de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> kalksteenbeton<br />
en <strong>recyclagebeton</strong>?<br />
De verschillende soorten <strong>hulpstoffen</strong> worden geanalyseerd omdat een bepaald type<br />
hulpstof altijd een comb<strong>in</strong>atie is <strong>van</strong> meerdere <strong>hulpstoffen</strong> om mogelijke bijwerk<strong>in</strong>gen<br />
<strong>van</strong> deze hulpstof te compenseren. Vervolgens wordt dieper <strong>in</strong>gegaan op<br />
superplastificeerders. De keuze valt op superplastificeerder omdat de verwerkbaarheid<br />
<strong>van</strong> <strong>recyclagebeton</strong> <strong>in</strong> dit e<strong>in</strong>dwerk centraal staat. Vervolgens worden de belangrijkste<br />
eigenschappen besproken die de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder zouden kunnen<br />
beïnvloeden <strong>in</strong> het praktisch onderzoek.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 14
Methodologie<br />
De eerste drie delen <strong>van</strong> dit e<strong>in</strong>dwerk bestaan uit een literatuurstudie. De literatuurstudie<br />
wordt opgedeeld <strong>in</strong> drie delen, het eerste deel bestaat er<strong>in</strong> om een overzicht te geven<br />
<strong>van</strong> de bestaande soorten <strong>hulpstoffen</strong>. In het tweede deel wordt dieper <strong>in</strong>gezoomd op de<br />
soort <strong>hulpstoffen</strong> die gebruikt worden <strong>in</strong> het proefgedeelte namelijk de<br />
superplastificeerders. Hier<strong>in</strong> wordt ondermeer een vergelijk<strong>in</strong>g gemaakt tussen de<br />
verschillende types superplastificeerders en hun <strong>in</strong>vloed op de hydratatiereactie. In dit<br />
deel wordt verder <strong>in</strong>formatie opgezocht over de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen<br />
<strong>van</strong> de superplastificeerder op verschillende parameters. In het derde deel <strong>van</strong> de<br />
literatuurstudie worden de granulaten die gebruikt worden <strong>in</strong> het <strong>recyclagebeton</strong><br />
besproken. Het verschil <strong>in</strong> eigenschappen met de natuurlijke granulaten wordt<br />
besproken. De <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de recyclage granulaten op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder wordt hierbij onderzocht.<br />
Het vierde deel bestaat uit een praktisch gedeelte. Hier<strong>in</strong> wordt onderzocht wat de<br />
<strong>in</strong>vloed is <strong>van</strong> het voorbevochtigen op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Het<br />
absorptiegedrag is namelijk het belangrijkste verschil tussen betonpu<strong>in</strong>granulaat en<br />
kalksteengranulaat. Om het verschil <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g na te gaan <strong>van</strong> de superplastificeerder <strong>in</strong><br />
<strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton wordt vervolgens de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerder<br />
<strong>in</strong> kalksteenbeton nagegaan. Een tweede belangrijk verschil tussen kalksteengranulaat<br />
en betonpu<strong>in</strong>granulaat is de aanwezigheid <strong>van</strong> ongehydrateerd cement en cementsteen.<br />
Een hogere aanwezigheid <strong>van</strong> gips en alum<strong>in</strong>aten kan de absorptie <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder beïnvloeden. Daarom wordt nagegaan of het moment <strong>van</strong> toevoegen<br />
een <strong>in</strong>vloed heeft op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder.<br />
Tot slot worden conclusies getrokken over de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerder en<br />
eventuele suggesties opgegeven voor verder onderzoek. Deze worden geformuleerd <strong>in</strong><br />
het algemeen besluit.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 15
2 Algemeenheden soorten <strong>hulpstoffen</strong><br />
De meeste <strong>hulpstoffen</strong> die te verkrijgen zijn, zijn samenstell<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> verschillende types<br />
<strong>hulpstoffen</strong>. Om een beter <strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de <strong>hulpstoffen</strong> wordt een<br />
overzicht gegeven <strong>van</strong> de belangrijkste <strong>hulpstoffen</strong>, hun toepass<strong>in</strong>gen en hun eventuele<br />
voor- en nadelen. Deze <strong>hulpstoffen</strong> worden niet gebruikt <strong>in</strong> dit onderzoek. De kennis die<br />
hieruit volgt is nodig om de werk<strong>in</strong>g en bijwerk<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> superplastificeerder te<br />
begrijpen. Op superplastificeerder wordt dieper <strong>in</strong>gegaan <strong>in</strong> hoofdstuk 3.<br />
2.1 Luchtbelvormer<br />
Def<strong>in</strong>itie<br />
Luchtbelvormers zijn <strong>hulpstoffen</strong> die tijdens het mengen toelaten een gecontroleerde<br />
hoeveelheid luchtbellen met optimale afmet<strong>in</strong>gen en uniforme verdel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de<br />
betonmassa <strong>in</strong> te brengen, waarbij deze luchtbellen na verhard<strong>in</strong>g behouden blijven.<br />
(Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Verschillende soorten<br />
- Zouten <strong>van</strong> houtharsen;<br />
- Synthetische detergenten;<br />
- Zouten die vrijkomen <strong>in</strong> de aardolie-<strong>in</strong>dustrie;<br />
- Zouten (sulfonaten) <strong>van</strong> vetalcohol. (Federal Highway Adm<strong>in</strong>istration)<br />
Werk<strong>in</strong>g<br />
Net zoals de superplastificeerders zijn luchtbelvormers oppervlakteactieve stoffen. De<br />
moleculen bestaan uit lange ketens met een waterafstotend (hydrofoob) en een<br />
ioniseerbaar wateraantrekkend (hydrofiel) deel. Dit laat toe dat de hulpstof <strong>in</strong> contact<br />
kan blijven met water en heeft tot gevolg dat de moleculen zich oriënteren <strong>in</strong> het<br />
grensvlak water-lucht. De oriëntatie gebeurt zo dat het ioniseerbaar hydrofiel deel zich <strong>in</strong><br />
het water en het hydrofoob deel zich <strong>in</strong> de lucht bev<strong>in</strong>dt. Dit is vast te stellen op Figuur<br />
1. Door de aanhecht<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof wordt de oppervlaktespann<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het water<br />
verm<strong>in</strong>derd en worden de luchtbellen die zich <strong>in</strong> het mengsel bev<strong>in</strong>den, gestabiliseerd bij<br />
het mengen.<br />
Figuur 1: Oriëntatie luchtbelvormer <strong>in</strong> het grensvlak (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 16
De hoofdredenen voor luchtbelstabilisatie zijn:<br />
- Het samensmelten <strong>van</strong> luchtbellen wordt verh<strong>in</strong>derd door onderl<strong>in</strong>ge<br />
elektrostatische afstot<strong>in</strong>g. De luchtbellen zijn immers negatief geladen aan hun<br />
oppervlak.<br />
- De verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de oppervlaktespann<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de luchtbellen zorgt ervoor dat<br />
de krachten die <strong>in</strong>werken op de luchtbellen verm<strong>in</strong>deren. De luchtbellen zullen als<br />
gevolg hier<strong>van</strong> m<strong>in</strong>der snel breken en samensmelten tot een grotere luchtbel.<br />
Figuur 2 illustreert het feit dat de luchtbellen die gevormd worden, dienen als<br />
expansieplaatsen voor het water bij ijsvorm<strong>in</strong>g. De druk die ontstaat door de ijsvorm<strong>in</strong>g,<br />
neemt bijgevolg af door de aanwezige luchtbellen. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />
Figuur 2: Luchtbellen als expansievaten (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Deze groep <strong>hulpstoffen</strong> wordt voornamelijk <strong>in</strong> de wegenbouw gebruikt en zorgt ervoor<br />
dat het beton een grotere weerstand heeft tegen de vorst-dooicyclus en het <strong>in</strong>werken<br />
<strong>van</strong> dooizouten. Luchtbelvormers worden ook gebruikt <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met andere<br />
<strong>hulpstoffen</strong> zoals plastificeerder. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Prestatie volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />
Volgens NBN EN 934-2:2001 (Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel-Deel 2:<br />
Hulpstoffen voor beton - Def<strong>in</strong>ities, eisen, conformiteit, marker<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g, 2001)<br />
moet het luchtgehalte <strong>in</strong> het beton dat luchtbelvormer bevat tussen de vier en zes<br />
volumepercent liggen. De druksterkte <strong>van</strong> het beton met <strong>in</strong>gebrachte lucht moet na 28<br />
dagen m<strong>in</strong>stens 75% <strong>van</strong> de druksterkte <strong>van</strong> het referentiebeton bedragen. De<br />
afstandsfactor, bepaald op verhard beton, moet kle<strong>in</strong>er zijn dan 0,200 mm. (NBN EN<br />
934-2, 2001)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 17
Invloedsfactoren<br />
De parameters die de werk<strong>in</strong>g luchtbelvormers beïnvloeden en hieronder besproken<br />
worden zijn:<br />
- Het type cement;<br />
- De aanwezigheid <strong>van</strong> vliegassen;<br />
- Eventuele toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een ander type hulpstof;<br />
- De grote <strong>van</strong> de W/C-factor;<br />
- De granulometrie <strong>van</strong> het betonmengsel;<br />
- De wijze <strong>van</strong> mengen en plaatsen <strong>van</strong> het beton;<br />
- Temperatuur.<br />
De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een luchtbelvormer wordt door veel factoren beïnvloed. Een eerste<br />
belangrijke factor is het type cement, de aard en de doser<strong>in</strong>g. Om eenzelfde luchtgehalte<br />
te bekomen moet des te meer hulpstof toegevoegd worden naarmate:<br />
- De cementdoser<strong>in</strong>g hoger is;<br />
- Het cement m<strong>in</strong>der sulfaat en m<strong>in</strong>der alkaliën bevat;<br />
- Het cement meer vliegas en fillers bevat;<br />
- Het cement fijner is (het zijn de grootste cementkorrels die de grootste<br />
hoeveelheid lucht <strong>in</strong>brengen).<br />
Een tweede <strong>in</strong>vloedsfactor is de aanwezigheid <strong>van</strong> vliegas. Vliegassen met hoge<br />
koolstofgehalten verm<strong>in</strong>deren de doeltreffendheid <strong>van</strong> de luchtbelvormers ten gevolge<br />
<strong>van</strong> de absorptie <strong>van</strong> de hulpstof door de koolstof.<br />
De toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een ander type hulpstof zorgt ervoor dat het luchtgehalte dat<br />
oorspronkelijk zou bekomen worden, door toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een luchtbelvormer, wijzigt.<br />
Bijvoorbeeld, door toevoegen <strong>van</strong> een plastificeerder <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> een<br />
luchtbelvormer zal de luchtbelvormer veel doeltreffender worden. De doser<strong>in</strong>g zal lager<br />
mogen liggen.<br />
Bij het toevoegen <strong>van</strong> luchtbelvormers is niet enkel het luchtgehalte maar ook de<br />
luchtbelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> belang. Deze twee parameters worden beïnvloed door de W/C-<br />
factor. Hoe hoger de W/C-factor is, hoe groter de beldiameters zijn. Vanzelfsprekend is<br />
de verwerkbaarheid groter bij een grotere W/C-factor, wat zorgt voor een groter<br />
luchtgehalte. Boven een slumpwaarde <strong>van</strong> 150 mm leidt een verhog<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
verwerkbaarheid echter tot een groter verlies aan lucht tijdens het transport en de<br />
plaats<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton.<br />
De granulometrie <strong>van</strong> het beton heeft ook een <strong>in</strong>vloed. Vastgesteld werd dat korrels<br />
begrepen tussen de 150 µm en de 600 µm het meest actief waren op gebied <strong>van</strong><br />
luchtbel<strong>in</strong>breng<strong>in</strong>g. Als het zandgehalte toeneemt, dan stijgt de hoeveelheid lucht die <strong>in</strong><br />
het beton gebracht wordt.<br />
Een andere <strong>in</strong>vloed op luchtbelvorm<strong>in</strong>g is de meng<strong>in</strong>g en plaats<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton. Eerst<br />
en vooral moet een m<strong>in</strong>imale mengtijd geëerbiedigd worden om een goede verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
de luchtbellen te verkrijgen. Daarbij komt dat de parameters als mengwijze,<br />
mengenergie, mengtijd, type betonmenger en het volume beton een belangrijke <strong>in</strong>vloed<br />
hebben. Het trillen <strong>van</strong> het beton zorgt ervoor dat grote luchtbellen uitgestoten worden<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 18
en de dichtheid toeneemt. Door trillen wordt het luchtgehalte bijgevolg gereduceerd. De<br />
verliezen aan luchtbellen zijn des te groter naarmate:<br />
- De toegevoegde energie hoger is;<br />
- De triltijd langer is;<br />
- Het mengsel beter verwerkbaar is.<br />
Tenslotte is de temperatuur nog een belangrijke parameter. Hoe hoger de temperatuur<br />
<strong>van</strong> de betonspecie is, hoe lager het gehalte aan <strong>in</strong>gesloten lucht zal zijn. De<br />
luchtverliezen waarmee de temperatuurstijg<strong>in</strong>g gepaard gaat, is des te belangrijker<br />
naarmate de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het beton groter is. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g,<br />
2009)<br />
Voordelen<br />
- Weerstand tegen vorst-dooicyclus neemt toe;<br />
- Verbeterde weerstand tegen dooizout;<br />
- Waterabsorptie neemt af doordat de capillariteit verm<strong>in</strong>dert;<br />
- Verbeterde plasticiteit en verwerkbaarheid beton, de luchtbellen werken immers<br />
als smeermiddel;<br />
- Verm<strong>in</strong>derde permeabiliteit met als gevolg een verhoogde waterdichtheid;<br />
- Verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> segregatie doordat de homogeniteit <strong>van</strong> het beton stijgt.<br />
(BASF, 2008 )<br />
Nadelen<br />
- De mechanische sterkte neemt af wanneer het luchtgehalte toeneemt.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 19
2.2 Waterdicht<strong>in</strong>gsmiddel <strong>in</strong> de massa<br />
Def<strong>in</strong>itie<br />
De waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen <strong>in</strong> de massa zijn producten die <strong>in</strong> staat zijn het aantal<br />
capillairen en diverse holten en/of hun afmet<strong>in</strong>g te verm<strong>in</strong>deren en de poriën en<br />
capillairen <strong>van</strong> het materiaal te dichten. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen verm<strong>in</strong>deren de capillaire absorptie <strong>van</strong> het beton. Dit laat toe<br />
een vrij goede waterdichtheid te verzekeren voor betonnen constructies onderhevig aan<br />
waterdruk. (Garel & Legrand, 2008)<br />
Verschillende soorten<br />
- Stearaten zijn zouten <strong>van</strong> vetzuren. Ze zijn afkomstig <strong>van</strong> de geconjugeerde base<br />
<strong>van</strong> stear<strong>in</strong>ezuur. Deze zouten kunnen ondermeer calcium, alum<strong>in</strong>ium en butyl<br />
bevatten;<br />
- Producten die het capillair netwerk wijzigen zoals superplastificeerders, kunnen<br />
gezien worden als waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Werk<strong>in</strong>g<br />
De eerste soort waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen, de stearaten, reageren met de vrije kalk en<br />
geven aanleid<strong>in</strong>g tot fijne kristallen die de b<strong>in</strong>nenzijde <strong>van</strong> de poriën en de capillairen<br />
bekleden. De aanwezigheid <strong>van</strong> deze kristallen <strong>in</strong> de capillairen veroorzaakt belangrijke<br />
lad<strong>in</strong>gsverliezen die de voortschrijd<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het water blokkeren. Sommige <strong>van</strong> deze<br />
producten hebben eveneens een luchtbelvormende werk<strong>in</strong>g. Superplastificeerders<br />
hebben een waterdichtende nevenwerk<strong>in</strong>g. Bij gebruik <strong>van</strong> superplastificeerder wordt de<br />
W/C-factor gereduceerd, dit zorgt voor m<strong>in</strong>der vrij water wat leidt tot m<strong>in</strong>der poriën <strong>in</strong><br />
het beton. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />
Waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen worden gebruikt voor bijvoorbeeld funder<strong>in</strong>gen, sterfputten en<br />
vergaarbakken. Verder worden ze gebruikt om beton te verkrijgen dat weerstand biedt<br />
aan seleniumhoudend water, zeewater, <strong>in</strong>dustriewater of zuiver water. Deze soort<br />
hulpstof wordt veel gebruikt <strong>in</strong> waterdichte mortel. (BTC, 2008)<br />
Prestatie volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />
Ten opzichte <strong>van</strong> het referentiebeton moet de verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de wateropslorp<strong>in</strong>g door<br />
capillariteit m<strong>in</strong>stens 50% zijn na 7 dagen en 60% na 90 dagen. De druksterkte op 28<br />
dagen moet m<strong>in</strong>stens 85% bedragen <strong>van</strong> de sterkte <strong>van</strong> het referentiebeton. Het verschil<br />
<strong>in</strong> luchtgehalte tussen de betonspecie met of zonder hulpstof mag niet groter zijn dan<br />
2% uitgedrukt <strong>in</strong> absolute waarde. (NBN EN 934-2, 2001)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 20
Invloedsfactoren<br />
De parameters die de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen beïnvloeden en hieronder<br />
besproken worden zijn:<br />
- De grootte <strong>van</strong> de poriën;<br />
- Aanwezigheid <strong>van</strong> waterreducerende middelen;<br />
- De W/C-factor;<br />
- Tijdsperiode waarover het beton beschermd wordt tegen uitdrog<strong>in</strong>g.<br />
De poriën <strong>in</strong> het beton mogen niet al te groot zijn. De waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen <strong>in</strong> de<br />
massa zijn slechts effectief wanneer de poriën voldoende kle<strong>in</strong> zijn. Dat is meteen de<br />
reden waarom waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen slecht beton met gebrekkige samenstell<strong>in</strong>g niet<br />
waterdicht kunnen maken.<br />
Een andere belangrijke <strong>in</strong>vloed op de waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen is de aanwezigheid <strong>van</strong> een<br />
waterreduceerder en het gebruik <strong>van</strong> een goede W/C-factor. Deze W/C-factor is best<br />
kle<strong>in</strong>er dan 0,50. Bij een te grote W/C-factor worden de luchtbellen immers te groot en<br />
kunnen ze niet meer dichtgemaakt worden.<br />
De laatste belangrijke <strong>in</strong>vloedfactor is de bescherm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton tegen uitdrog<strong>in</strong>g.<br />
Hoe langer het beton beschermd werd tegen uitdrog<strong>in</strong>g, hoe doeltreffender het<br />
waterdicht<strong>in</strong>gsmiddel is. Het langdurig vochtig bewaren <strong>van</strong> het beton werkt de<br />
hydratatie <strong>van</strong> het cement <strong>in</strong> de hand en de gelontwikkel<strong>in</strong>g die een deel <strong>van</strong> de<br />
capillairen afsluit. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Voordelen<br />
- Bij temperaturen lager dan 15°C wordt de verwerkbaarheid verbeterd en de<br />
waterafscheid<strong>in</strong>g verm<strong>in</strong>derd;<br />
- Door de verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de opgeslorpte hoeveelheid water wordt de weerstand<br />
tegen de vorst-dooicylcus verbeterd. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Nadelen<br />
- Waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen werken meestal b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragend;<br />
- Bij <strong>hulpstoffen</strong> die luchtbelvorm<strong>in</strong>g tot gevolg hebben, daalt de mechanische<br />
sterkte <strong>van</strong> het beton. Dit nadeel kan weggewerkt worden door de hulpstof te<br />
comb<strong>in</strong>eren met een waterreduceerder. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 21
2.3 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs- en verhard<strong>in</strong>gsvertrager<br />
Def<strong>in</strong>itie<br />
Een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrager is een hulpstof die het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g en het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de<br />
verhard<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton uitstelt. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Verschillende soorten<br />
Producten die als vertragers aangewend kunnen worden:<br />
- Lignosulfonaten;<br />
- Hydroxycarbozuren en de afgeleide zouten er<strong>van</strong>;<br />
- Natrium- en calciumgluconaten;<br />
- Koolstofhydraten zoals glucose, zetmeel, cellulose en sacharose;<br />
- Fosfaten (natriumzuurfosfaat en natriumfosfaat). (Ritzen, 2004)<br />
Werk<strong>in</strong>g<br />
B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragers hebben een zeer complexe werk<strong>in</strong>g, die tot op heden niet met<br />
zekerheid werd vastgelegd. De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrager kan globaal<br />
omschreven worden als het aanmaken <strong>van</strong> een geadsorbeerde laag aan het oppervlak<br />
<strong>van</strong> de meest actieve cementdeeltjes. Hierdoor wordt het contact tussen het water en<br />
het cement verbroken. Bijgevolg zal de hydratatiewarmte zich trager ontwikkelen zodat<br />
de temperatuurspiek lager wordt en het hydratatieproces vertraagd wordt. Een<br />
b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrager verm<strong>in</strong>dert de aan<strong>van</strong>gssterkte met 20% na 7 dagen. Nadien wordt de<br />
sterkte geleidelijk normaal. (Ritzen, 2004)<br />
De b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragers kunnen op de volgende manieren <strong>in</strong>werken:<br />
- In de waterige fase door de oplosbaarheid en de oploss<strong>in</strong>gssnelheid <strong>van</strong> sommige<br />
watervrije bestanddelen <strong>van</strong> het cement te verm<strong>in</strong>deren;<br />
- Door neer te slaan rond de cementkorrels (of door met de kalk een neerslag te<br />
vormen die bepaalde delen <strong>van</strong> de watervrije korrels omhullen), waarbij een soort<br />
sluier gevormd wordt;<br />
- Tegelijk als afremmer <strong>van</strong> de oplosbaarheid en als dicht<strong>in</strong>gsproduct.<br />
Sommige <strong>hulpstoffen</strong> werken vooral op het C3A, andere dan meer op het C3S. Zo wordt<br />
de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g en/of de verhard<strong>in</strong>g vertraagd. Wanneer de hulpstof opgebruikt is, kan de<br />
hydratatie normaal verder gaan. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />
Vertragers worden hoofdzakelijk toegepast <strong>in</strong> zeer warme weersomstandigheden. Door<br />
de warmte wordt het hydratatieproces immers versneld waardoor de verwerkbaarheid<br />
<strong>van</strong> het beton niet lang genoeg gegarandeerd blijft. Een tweede toepass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deze<br />
<strong>hulpstoffen</strong> is <strong>in</strong> <strong>in</strong>jectiebeton. Het beton kan bijvoorbeeld op grote diepte geïnjecteerd<br />
worden. De verwerkbaarheid moet lang genoeg goed zijn om de <strong>in</strong>jectie te laten<br />
plaatsv<strong>in</strong>den. (Ritzen, 2004)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 22
Prestatie volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />
Na 7 dagen moet de druksterkte 80% <strong>van</strong> de druksterkte <strong>van</strong> het referentiebeton<br />
bedragen en na 28 dagen 90%. Het verschil <strong>in</strong> luchtgehalte tussen de betonspecie met<br />
en zonder hulpstof mag niet meer dan 2% <strong>in</strong> absolute waarde verschillen. Een laatste<br />
voorwaarde is dat het e<strong>in</strong>de <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g niet meer dan 6 uur na het e<strong>in</strong>de <strong>van</strong> de<br />
b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het referentiebeton mag optreden. (NBN EN 934-2, 2001; NBN EN 206-1,<br />
2004)<br />
Invloedsfactoren<br />
De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragers wordt beïnvloed door het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen<br />
<strong>van</strong> de hulpstof. De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het product verschilt wanneer het wordt toegevoegd <strong>in</strong><br />
het aanmaakwater of na een zekere voorafgaande meng<strong>in</strong>g. Wanneer de hulpstof wordt<br />
toegevoegd bij het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de meng<strong>in</strong>g, reageert ze meer met C3A dan met gips.<br />
Wanneer de hulpstof iets later wordt toegevoegd, heeft het gips de tijd gekregen om zich<br />
te comb<strong>in</strong>eren met het C3A en fixeert de hulpstof zich vooral op de silicaten waardoor ze<br />
de hydratatie vertraagt.<br />
De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de vertrager hangt eveneens af <strong>van</strong>:<br />
- De aard en de doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof;<br />
- De samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het cement: hoe rijker het cement aan C3A, hoe<br />
doeltreffender de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrager;<br />
- Invloed <strong>van</strong> de temperatuur: bij hoge temperaturen is het vertragend effect<br />
m<strong>in</strong>der belangrijk. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Voordelen<br />
- Verwerkbaarheid stijgt door het vertragend effect zodat <strong>in</strong>jectie op grote diepte<br />
mogelijk is;<br />
- Mogelijkheid om beton te storten bij warm weer. (Ritzen, 2004)<br />
Nadelen<br />
- Mechanische sterkte op korte termijn loopt achteruit;<br />
- Langere tijd nodig tot het ontkisten. (Ritzen, 2004)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 23
2.4 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs- en verhard<strong>in</strong>gsversneller<br />
Def<strong>in</strong>itie<br />
Een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsversneller is een hulpstof die toelaat het beg<strong>in</strong> en het e<strong>in</strong>de <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> het cement <strong>in</strong> het beton te vervroegen. Een verhard<strong>in</strong>gsversneller zorgt voor een<br />
versnelde ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de beg<strong>in</strong>sterkte <strong>van</strong> het beton, dit al dan niet gepaard<br />
gaande met een wijzig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gstijd. Deze stoffen verlagen amper het vriespunt<br />
<strong>van</strong> het water en dienen zo te worden onderscheiden <strong>van</strong> de zogenaamde ‘antivries’<strong>hulpstoffen</strong>.<br />
(Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Verschillende soorten<br />
De versnellers bestaan uit twee groepen: de chloorhoudende en de niet chloorhoudende<br />
<strong>hulpstoffen</strong>. De chloorhoudende <strong>hulpstoffen</strong> bevatten bijvoorbeeld calciumchloride,<br />
natriumchloride of alum<strong>in</strong>iumchloride. Volgens de Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g is het<br />
calciumchloride onbetwistbaar de meest doeltreffende hulpstof. De chloorhoudende<br />
<strong>hulpstoffen</strong> vertonen wel het nadeel rijk aan chloorionen te zijn, wat nadelig is <strong>in</strong><br />
gewapend beton. Chloorionen zijn <strong>in</strong> staat de wapen<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> het beton aan te tasten<br />
door corrosie, hetgeen de aanbevel<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de normen NBN B15-001 (Aanvull<strong>in</strong>g op<br />
NBN EN 206-1-Beton-Specificaties, eigenschappen, vervaardig<strong>in</strong>g en conformiteit, 2004)<br />
en NBN EN 206-1 (Beton-Specificaties, eigenschappen, vervaardig<strong>in</strong>g en conformiteit,<br />
2001) rechtvaardigt. Deze aanbevel<strong>in</strong>g zegt dat het maximaal chloridegehalte de<br />
grenswaarde <strong>van</strong> 0,4% niet mag overschrijden voor gewapend beton en voor<br />
ongewapend beton niet mag oplopen tot meer dan 1%. Voorbeelden <strong>van</strong> nietchloorhoudende<br />
<strong>hulpstoffen</strong> zijn natrium- en kaliumsulfaat, nitraten, natrium- of<br />
calciumthiocyanaat, tri-ethanolam<strong>in</strong>e… (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Werk<strong>in</strong>g<br />
Als chloorhoudende hulpstof is de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> calciumchloride het meest gekend. Dit<br />
type versneller wijzigt de hydratatiesnelheid <strong>van</strong> de m<strong>in</strong>eralogische bestanddelen <strong>van</strong> de<br />
kl<strong>in</strong>ker (C3A, C3S, C2S en C4AF) en verb<strong>in</strong>dt zich ermee.<br />
Calciumformiaat en het tri-ethanolam<strong>in</strong>e zijn de meest courante chloorvrije <strong>hulpstoffen</strong>.<br />
Volgens de Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g versnelt calciumformiaat de hydratatie <strong>van</strong> het<br />
C3A en de hydratatie <strong>van</strong> het C2S en vertraagt de vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> C3S. Om de vertragende<br />
werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> sommige <strong>hulpstoffen</strong> tegen te gaan, wordt dikwijls tri-ethanolam<strong>in</strong>e<br />
gebruikt. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />
De b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs- en verhard<strong>in</strong>gsversnellers worden vooral toegepast bij betonwerken tijdens<br />
w<strong>in</strong>terweer. De versnellers zorgen voor een hydratatiewarmte <strong>van</strong> het cement waardoor<br />
het beton buiten het vorstgevaar wordt gebracht. De waarde die als kritieke ondergrens<br />
wordt beschouwd, is een m<strong>in</strong>imum druksterkte <strong>van</strong> 5 N/mm². Wanneer de grens <strong>van</strong> 5<br />
N/mm² bereikt is, is het beton bestand tegen vorst. Vanwege de hoge hydratatiewarmte<br />
zijn hogere beg<strong>in</strong>sterktes realiseerbaar waardoor vlugger ontkist kan worden. (Belgische<br />
Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 24
Prestaties volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />
Volgens de norm NBN EN 934-2:2001 moet de druksterkte m<strong>in</strong>stens 80% behalen <strong>van</strong><br />
de druksterkte <strong>van</strong> het referentiebeton en dit zowel na 28 als na 90 dagen. Het<br />
luchtgehalte <strong>van</strong> het beton met een hulpstof mag niet meer dan 2% <strong>in</strong> absolute waarde<br />
overschreden worden ten opzichte <strong>van</strong> het referentiebeton. Bij een temperatuur <strong>van</strong> 5°C<br />
moet het tijdstip <strong>van</strong> het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g met m<strong>in</strong>stens 40% vroeger <strong>in</strong>gezet<br />
worden ten opzichte <strong>van</strong> de referentiemortel. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Invloedsfactoren<br />
In de jaren zestig en zeventig werd calciumchloride gebruikt om het beton sneller te<br />
laten uitharden. Een tiental jaren later werd systematisch betonrot opgemerkt. De<br />
schadegevallen waren te wijten aan de chlorideionen aanwezig <strong>in</strong> het beton door het<br />
calciumchloride. Alex Fraaij en Dessi Koleva zeggen dat het gebruik <strong>van</strong> calciumchloride<br />
<strong>in</strong>middels verboden is. (Fraaij & Koleva, 2005)<br />
B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsversnellers bevatten vaak chlorideionen, wat zoals eerder aangehaald desastreus<br />
is voor de wapen<strong>in</strong>g <strong>in</strong> gewapend beton. BASF raadt aan om geen b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsversneller te<br />
gebruiken op basis <strong>van</strong> calciumchloride. (BASF, 2011)<br />
Zelfs bij een lage doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> calciumchloride zijn altijd ongunstige chloorionen<br />
aanwezig <strong>in</strong> het beton. Volgens de NBN EN 206-1:2004 moet voor gewapend en<br />
voorgespannen beton een chloorvrije hulpstof aangewend worden. (Ritzen, 2004)<br />
Voordelen<br />
- Door een grote hydratatiewarmte die alsmaar toeneemt, kan het beton gestort<br />
worden bij koud weer;<br />
- De eigenschap om de hydratatiewarmte sneller te laten vrijkomen is de<br />
belangrijkste eigenschap <strong>van</strong> de versnellers. Door deze eigenschap kan het<br />
gestorte beton sneller ontkist worden en het beton laten voldoen aan de m<strong>in</strong>imale<br />
5 N/mm 2 om het m<strong>in</strong>ste kans op vorstschade te krijgen. (Ritzen, 2004)<br />
Nadelen<br />
- Door een vroeger beg<strong>in</strong> en e<strong>in</strong>de <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton, treedt een<br />
verhog<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het verlies aan verwerkbaarheid <strong>in</strong> de tijd op en verm<strong>in</strong>dert de<br />
waterafscheid<strong>in</strong>g; (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
- Andere nadelen zijn de <strong>in</strong>vloeden <strong>van</strong> chloorionen, aanwezig <strong>in</strong> sommige<br />
versnellers, op het beton. Het fenomeen <strong>van</strong> de chloorionen <strong>in</strong> het beton is eerder<br />
vermeld.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 25
2.5 Watervasthoudende hulpstof<br />
Def<strong>in</strong>itie<br />
Watervasthoudende <strong>hulpstoffen</strong> of retentiemiddelen verm<strong>in</strong>deren de waterafscheid<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> verse mengsels en verhogen het watervasthoudende vermogen.<br />
Verschillende soorten<br />
De basisproducten <strong>van</strong> watervasthoudende <strong>hulpstoffen</strong> zijn:<br />
- Fijne poeders zoals bentoniet (colloïdale klei), gemalen vliegassen, puzzolanen… ;<br />
- Colloïdale stoffen zoals caseïne, zetmeel…;<br />
- Polyv<strong>in</strong>ylacetaten en stearaten. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Werk<strong>in</strong>g<br />
De retentiemiddelen bevatten dikwijls zeer fijne deeltjes die de granulometrie <strong>van</strong> het<br />
cement, en <strong>van</strong> het beton, aanvullen. Bij kle<strong>in</strong>e doser<strong>in</strong>gen laten de producten hun<br />
mechanische en fysische werk<strong>in</strong>g meer voelen naarmate deze producten fijner zijn. Deze<br />
<strong>hulpstoffen</strong> zijn meestal chemisch <strong>in</strong>ert.<br />
Retentiemiddelen verhogen de cohesie waardoor de waterafscheid<strong>in</strong>g verm<strong>in</strong>dert. Deze<br />
producten zorgen ervoor dat een verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de stabiliteit en de homogeniteit <strong>van</strong> de<br />
mengsels worden bereikt. De zuivere brij, waaraan watervasthoudende <strong>hulpstoffen</strong><br />
worden toegevoegd, vertoont een hogere afschuiv<strong>in</strong>gsdrempel en de zand- en<br />
gr<strong>in</strong>dkorrels hebben een lagere sedimentatiesnelheid. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />
Retentiemiddelen worden vaak aangewend <strong>in</strong> mager beton om het gebrek aan cement en<br />
fijn zand aan te vullen. De watervasthoudende producten worden voornamelijk toegepast<br />
<strong>in</strong> colloïdaal beton en hell<strong>in</strong>gsbeton, of om uitwassen <strong>van</strong> het gestort beton tegen te gaan<br />
<strong>in</strong> onderwatertoepass<strong>in</strong>gen. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Prestaties volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />
De druksterkte na 28 dagen moet op zijn m<strong>in</strong>st 80% <strong>van</strong> de druksterkte <strong>van</strong> het<br />
referentiebeton bedragen en dat bij een gelijke verwerkbaarheid. De waterafscheid<strong>in</strong>g<br />
moet teruggedrongen worden tot 50% ten opzichte <strong>van</strong> het referentiebeton. Het<br />
luchtgehalte <strong>van</strong> het beton met een hulpstof mag met niet meer dan 2% <strong>in</strong> absolute<br />
waarde overschreden worden ten opzichte <strong>van</strong> het luchtgehalte <strong>van</strong> het referentiebeton.<br />
(Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Invloedsfactoren<br />
De fijnheid <strong>van</strong> de korrels <strong>in</strong> de retentieproducten heeft een <strong>in</strong>vloed op de<br />
doeltreffendheid <strong>van</strong> deze producten en het verm<strong>in</strong>deren <strong>van</strong> de waterafscheid<strong>in</strong>g. Hoe<br />
fijner de korrels, hoe doeltreffender de retentiemiddelen zijn. Het grootste deel <strong>van</strong> de<br />
korrels zou kle<strong>in</strong>er moeten zijn dan ongeveer 10 µm. De samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton is<br />
tevens een factor waardoor de doeltreffendheid <strong>van</strong> de <strong>hulpstoffen</strong> wordt beïnvloed. Hoe<br />
m<strong>in</strong>der fijne elementen het beton bevat, hoe effectiever de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een<br />
watervasthoudend product is. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 26
Voordelen<br />
- De homogeniteit <strong>van</strong> het beton kan verbeterd worden door een waterafscheid<strong>in</strong>g<br />
tot 50% te verm<strong>in</strong>deren. Zo kan een beter uitzicht bereikt worden bij het<br />
ontkisten;<br />
- Nuttig <strong>in</strong> de waterbouwkunde is de verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> wateropslorp<strong>in</strong>g door<br />
capillariteit. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Nadelen<br />
- Bij een overdoser<strong>in</strong>g kan de mechanische sterkte dalen door de vereiste<br />
bijkomende waterhoeveelheid en eveneens de hydraulische krimp doen<br />
toenemen. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 27
2.6 Plastificeerder – waterreduceerder<br />
Def<strong>in</strong>itie<br />
Plastificeerders zijn <strong>hulpstoffen</strong> die toelaten, zonder de verwerkbaarheid te wijzigen, het<br />
watergehalte <strong>van</strong> een gegeven betonmengel<strong>in</strong>g te reduceren, of die de verwerkbaarheid<br />
verbeteren zonder het watergehalte te veranderen of die de twee effecten samen<br />
opleveren. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Verschillende soorten<br />
De basisproducten zijn vooral oppervlakteactieve stoffen zoals:<br />
- Lignosulfonaten (bijproduct <strong>van</strong> de papierpulpfabricatie);<br />
- Harszepen;<br />
- Zouten <strong>van</strong> gesulfoneerde koolwaterstoffen of organische sulfonaatverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />
(afgeleid <strong>van</strong> hout (lign<strong>in</strong>e) of bijproduct <strong>van</strong> de petroleumverwerk<strong>in</strong>g).<br />
De producten kunnen zouten <strong>van</strong> hydroxycarbozuren zijn, maar de meest courante<br />
plastificeerders zijn de lignosulfonaten. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Werk<strong>in</strong>g<br />
Het basispr<strong>in</strong>cipe berust op een optimale hydratatie <strong>van</strong> het cement. In een betonspecie<br />
komt het cement voor <strong>in</strong> vlokken. Door middel <strong>van</strong> ontvlokkers of fluxmiddelen kan het<br />
cement ontvlokken zodat het oppervlak <strong>van</strong> iedere cementkorrel optimaal gehydrateerd<br />
kan worden zoals weergegeven op Figuur 3. De cementkorrels kunnen omr<strong>in</strong>gd worden<br />
door een vloeistoffilm met een sterke concentratie aan ontvlokker. (Ritzen, 2004)<br />
De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de lignosulfonaten wordt <strong>in</strong> punt 3.3.1. besproken. Lignosulfonaat is een<br />
basisproduct dat ook gebruikt kan worden als een superplastificeerder.<br />
Figuur 3: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> plastificeerders<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 28
Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />
Plastificeerder heeft een ruim toepass<strong>in</strong>gsgebied. Zo kan het gebruikt worden <strong>in</strong> allerlei<br />
betontypes zoals stortklaar beton. In de wegenbouw en prefab worden deze <strong>hulpstoffen</strong><br />
vaak gebruikt voor een goede verwerkbaarheid en een hoge druksterkte. Een andere<br />
toepass<strong>in</strong>g is bij het gebruik <strong>van</strong> <strong>in</strong>jectie <strong>van</strong> een specie (met plastificeerder) bij<br />
spankabels. In sterk gewapend beton hebben de waterreducerende vloeimiddelen<br />
eveneens hun nut. (Ritzen, 2004)<br />
Prestatie volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />
De druksterkte moet na 7 en 28 dagen m<strong>in</strong>stens 110% <strong>van</strong> de corresponderende<br />
druksterkte <strong>van</strong> het referentiebeton behalen en dat bij een gelijkblijvende consistentie.<br />
De waterreductie moet m<strong>in</strong>stens 5% <strong>van</strong> het watergehalte <strong>van</strong> het referentiebeton<br />
bedragen, bij een gelijkblijvende consistentie. Het luchtgehalte <strong>van</strong> het beton met een<br />
hulpstof mag niet meer dan 2% <strong>in</strong> absolute waarde overschreden worden ten opzichte<br />
<strong>van</strong> het luchtgehalte <strong>van</strong> het referentiebeton. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Invloedsfactoren<br />
Plastificeerders kunnen als nevenwerk<strong>in</strong>g een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragend effect vertonen. De<br />
reactiviteit <strong>van</strong> de plastifceerders staat <strong>in</strong> verband met het gehalte C3A aanwezig <strong>in</strong> het<br />
cement. Een ger<strong>in</strong>g gehalte C3A en/of een alkalisch karakter <strong>van</strong> het cement kan ervoor<br />
zorgen dat de plastificeerders actiever zijn bij het <strong>in</strong> contact komen <strong>van</strong> de vloeimiddelen<br />
met het cement. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Heel wat factoren beïnvloeden de doeltreffendheid <strong>van</strong> plastificeerders. De volgende<br />
factoren spelen een belangrijke rol:<br />
- De doser<strong>in</strong>g;<br />
- Het soort toegepaste product;<br />
- De geschiktheid <strong>van</strong> het toegepaste product om geadsorbeerd te worden door het<br />
cement;<br />
- Het type <strong>van</strong> het cement;<br />
- De aard <strong>van</strong> het cement;<br />
- Het gehalte aan fijne deeltjes;<br />
- De wijze en het ogenblik <strong>van</strong> het <strong>in</strong>brengen <strong>van</strong> de plastificeerder <strong>in</strong> de<br />
betonspecie.<br />
De temperatuur speelt een belangrijke rol <strong>in</strong> de doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof. Zo zal bij een<br />
hogere temperatuur een hogere doser<strong>in</strong>g aangewend worden om eenzelfde<br />
doeltreffendheid te verkrijgen. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Voordelen<br />
Vanwege de ontvlokk<strong>in</strong>g wordt de <strong>in</strong>wendige wrijv<strong>in</strong>g verm<strong>in</strong>derd. De cementkorrels<br />
worden gemakkelijker omr<strong>in</strong>gd met water door de adsorptie. Gevolgen:<br />
- 5 – 15% m<strong>in</strong>der water nodig om eenzelfde vloeibaarheid te behouden gepaard<br />
met een stijg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de druksterkte;<br />
- Verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de krimp en kruip;<br />
- Aanhecht<strong>in</strong>g aan de wapen<strong>in</strong>g wordt verbeterd. (Ritzen, 2004)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 29
De waterreductie bekomen door het gebruik <strong>van</strong> waterreducerende vloeimiddelen gaat<br />
gepaard met:<br />
- Een vermeerder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de compactheid;<br />
- Een verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de ontmeng<strong>in</strong>g en de waterafscheid<strong>in</strong>g;<br />
- Een verhog<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de duurzaamheid;<br />
- Een vermeerder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de mechanische sterkte (druksterkte etc.). (Belgische<br />
Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Nadelen<br />
De volgende nadelen doen zich vooral voor bij een overdoser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof:<br />
- Mogelijke toename <strong>van</strong> het luchtgehalte<br />
- Mogelijke toename <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrag<strong>in</strong>g (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 30
3 Superplastificeerder – sterk waterreduceerder<br />
3.1 Algemene <strong>in</strong>formatie<br />
Superplastificeerders hebben twee belangrijke <strong>in</strong>vloeden op een betonmengsel. Eerst en<br />
vooral verbeteren ze de verwerkbaarheid. Superplastificeerders zijn namelijk stoffen die<br />
op moleculair niveau werkzaam zijn en die worden toegevoegd om voor een ontvlokk<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> de cementkorrels te zorgen wanneer deze <strong>in</strong> contact komen met water. Het<br />
oppervlak <strong>van</strong> een cementkorrel bevat vrije elektrische lad<strong>in</strong>gen. Bijgevolg trekken<br />
tegengestelde lad<strong>in</strong>gen elkaar aan. Dit zorgt ervoor dat de cementkorrels grote vlokken<br />
vormen zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 4. De elektrostatische afstot<strong>in</strong>g is beperkt en het<br />
aanmaakwater raakt <strong>in</strong>gesloten. Het water draagt niet meer bij tot de plasticiteit <strong>van</strong> de<br />
cementpasta. Gevolg is dat meer water zou moeten toegevoegd worden om de<br />
verwerkbaarheid te verbeteren. Nadeel daar<strong>van</strong> is dat de sterkte-eigenschappen gevoelig<br />
dalen. De oploss<strong>in</strong>g voor dit probleem komt uit het toevoegen <strong>van</strong> een<br />
superplastificeerder die voor ontvlokk<strong>in</strong>g zorgt. Dit resulteert <strong>in</strong> voor een betere<br />
bevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de cement en bijgevolg een stijgende verwerkbaarheid. (CAE<br />
Nederland, 2007). Ontvlokk<strong>in</strong>g wordt gecreëerd op twee manieren:<br />
- Het cementoppervlak uniform laden en zo elektrostatische afstot<strong>in</strong>g bekomen.<br />
Cement is hoofdzakelijk negatief geladen (C3S). Bijgevolg wordt<br />
superplastificeerder toegevoegd die vooral reageert met positieve plaatsen (C3A)<br />
op het cement om een volledig negatief geladen oppervlak te verkrijgen<br />
- Superplastificeerder toevoegen die zorgt dat de cementdeeltjes niet dicht genoeg<br />
bij elkaar kunnen komen doordat sterische verh<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>dt.<br />
Figuur 4: Vlokvorm<strong>in</strong>g door tegengestelde lad<strong>in</strong>gen aan cementkorreloppervlak (CAE Nederland, 2007)<br />
Een tweede belangrijke <strong>in</strong>vloed die een superplastificeerder kan hebben op een<br />
betonmengsel, ontstaat door het achterblijven <strong>van</strong> de superplastificeerder <strong>in</strong> het<br />
mengsel. Op deze manier verh<strong>in</strong>dert de superplastificeerder het contact tussen de<br />
cementdeeltjes onderl<strong>in</strong>g. Dit kan grote gevolgen hebben. Het verh<strong>in</strong>deren <strong>van</strong> contact<br />
tussen cementdeeltjes aan de hand <strong>van</strong> PNS (polynaftaleensulfonaten)<br />
superplastificeerder zorgt bijvoorbeeld voor een tixotrope eigenschap <strong>van</strong> het beton.<br />
Wanneer energie wordt toegevoegd, daalt de weerstand tegen het vloeibaar worden<br />
(viscositeit). In dezelfde condities zorgt superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat<br />
dan weer voor een grotere weerstand tegen het vloeibaar worden door toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
energie.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 31
Superplastificeerder wordt niet enkel gebruikt om de verwerkbaarheid <strong>van</strong> traditioneel<br />
beton te verbeteren. Recente ontwikkel<strong>in</strong>gen op het gebied <strong>van</strong> superplastificeerders<br />
hebben geleid tot een sterke verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de technologie waardoor de<br />
superplastificeerders ondermeer op grote schaal kunnen gebruikt worden <strong>in</strong><br />
zelfverdichtend beton. (Laboratoire de technologie des poudres)<br />
3.2 Def<strong>in</strong>itie<br />
De superplastificeerders zijn <strong>hulpstoffen</strong> die, voor een gegeven betonmengel<strong>in</strong>g, toelaten<br />
het watergehalte sterk te verm<strong>in</strong>deren zonder de verwerkbaarheid te wijzigen of die, bij<br />
een gelijkblijvend watergehalte, tot een belangrijke verhog<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de verwerkbaarheid<br />
leiden of nog tot beide uitwerk<strong>in</strong>gen samen aanleid<strong>in</strong>g geven. (Belgische<br />
Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
3.3 Soorten superplastificeerders<br />
3.3.1 Lignosulfonaten (LS)<br />
Superplastificeerders op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten behoren tot de eerste generatie<br />
superplastificeerders. Lignosulfonaten vertragen het verhard<strong>in</strong>gsproces en behouden hun<br />
werkzaamheid gedurende een beperkte tijd. Lignosulfonaten zijn bijproducten <strong>van</strong> de<br />
pulpproductie. Tijdens de pulpproductie wordt lign<strong>in</strong>e gescheiden <strong>van</strong> cellulose door<br />
toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een sulfaatgroep op een bepaalde plaats <strong>in</strong> de lign<strong>in</strong>e zodat<br />
lignosulfonaat gevormd wordt. De zuiverheid <strong>van</strong> het lignosulfonaat kan verbeterd<br />
worden door een ultrafiltratie uit te voeren. Hierdoor worden de kle<strong>in</strong>ere moleculaire<br />
fracties verwijderd.<br />
De aanwezigheid <strong>van</strong> verschillende soorten groepen zoals de hydrofiele zwavelhoudende<br />
groepen, fenolische hydroxylgroepen, carboxylgroepen en hydrofobe fenylpropaan<br />
eenheden b<strong>in</strong>nen dezelfde macromolecule zorgt ervoor dat lignosulfonaten unieke<br />
eigenschappen bezitten. Het toepass<strong>in</strong>gsgebied <strong>van</strong> lignosulfonaten is groot. Ze worden<br />
meestal gebruikt <strong>in</strong> waterige oploss<strong>in</strong>gen en gels die kunnen dienen als<br />
dispersiemiddelen. Zo v<strong>in</strong>den ze hun toepass<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>in</strong>dustriële detergenten, spaanderplaten,<br />
lijm en dierenvoeder. Het gebruik <strong>van</strong> lignosulfonaten <strong>in</strong> superplastificeerders is<br />
met 50% <strong>van</strong> de wereldproductie de belangrijkste toepass<strong>in</strong>g.<br />
De mogelijkheid om deze lignosulfonaten te gebruiken als superplastificeerder hangt af<br />
<strong>van</strong> de zuiverheid <strong>van</strong> de lignosulfonaten, de molaire massa en het aantal aanwezige<br />
groepen <strong>in</strong> de macromolecule die lad<strong>in</strong>gen bevat. Hoe groter voorafgaande parameters,<br />
hoe groter het plastificerend effect.<br />
De hedendaagse superplastificeerder op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten is voorbijgestreefd<br />
door de synthetische superplastificeerders. Die worden meer gebruikt omdat ze<br />
uitstekende eigenschappen hebben om gebruikt te worden als toevoegsel voor hoge<br />
sterkte beton. Als de oorspronkelijke lignosulfonaten willen concurreren met de<br />
synthetische superplastificeerders moeten ze gemodificeerd worden. (Henriksson, G. et<br />
al, 2010)<br />
Naast de <strong>in</strong>gewikkelde modificatie <strong>van</strong> lignosulfonaten is een eenvoudige behandel<strong>in</strong>g ter<br />
beschikk<strong>in</strong>g om het vertragend effect te verm<strong>in</strong>deren. De gevormde<br />
calciumlignosulfonaten zorgen voor een groter vertragend effect dan<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 32
natriumlignosulfonaten. Door de gevormde calciumlignosulfonaten te behandelen met<br />
natriumsulfaat v<strong>in</strong>dt een ionenuitwissel<strong>in</strong>g plaats. Het calcium-lignosulfonaat wordt<br />
omgezet <strong>in</strong> natriumlignosulfonaat ter vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> gips, wat verwijderd kan worden uit<br />
het lignosulfonaat. (Weerdt & Reynders, 2006)<br />
Werk<strong>in</strong>g<br />
Lignosulfonaten zijn oppervlakteactieve stoffen en kunnen hoofdzakelijk opgedeeld<br />
worden <strong>in</strong> een hydrofoob en een hydrofiel gedeelte zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 5. Het<br />
hydrofoob of waterafstotend deel is onoplosbaar <strong>in</strong> water en keert zich bijgevolg zo ver<br />
mogelijk af <strong>van</strong> het wateroppervlak. Het hydrofiel of wateraantrekkend deel dat<br />
geïoniseerd kan worden, laat toe dat de molecule <strong>in</strong> contact kan blijven met water. Het<br />
hydrofiel deel kan bestaan uit een carboxylaat of een sulfonaatgroep.<br />
Figuur 5 : Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een oppervlakteactieve molecule (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
De moleculen <strong>van</strong> de plastificeerder worden geadsorbeerd aan het oppervlak <strong>van</strong> de<br />
cementkorrels, dit wil zeggen dat de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g ontstaat aan het oppervlak <strong>van</strong> de<br />
cementkorrel zonder dat de hulpstof geadsorbeerd wordt door het cement. (CAE<br />
Nederland, 2007)<br />
Het hydrofoob gedeelte is naar de cementkorrel gericht. Bijgevolg is het negatieve<br />
geladen hydrofiel gedeelte gericht naar de waterzijde. De hulpstof wordt hoofdzakelijk<br />
geadsorbeerd door de positief geladen deeltjes zodat het volledige cementoppervlak<br />
negatief geladen wordt. Het gevolg is dat de cementkorrels zich onderl<strong>in</strong>g afstoten. De<br />
ontvlokk<strong>in</strong>g treedt op en de korrels worden geïndividualiseerd. Dit vergemakkelijkt de<br />
bevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de cementkorrels en verbetert bijgevolg de verwerkbaarheid. De nodige<br />
hoeveelheid water, om eenzelfde verwerkbaarheid te krijgen, verm<strong>in</strong>dert. Het toevoegen<br />
<strong>van</strong> lignosulfonaten heeft een gunstige <strong>in</strong>vloed op de sterkteontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton.<br />
(Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Gedrag<strong>in</strong>gen macromolecule<br />
Lignosulfonaten worden wereldwijd gebruikt, maar toch werd lange tijd geen verklar<strong>in</strong>g<br />
gevonden voor het gedrag <strong>van</strong> de lignosulfonaten <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g. Volgens een model uit<br />
1960 <strong>van</strong> Rezanowich en Gor<strong>in</strong>g gedragen ze zich als een sferische microgel. Gor<strong>in</strong>g<br />
verbeterde dit model <strong>in</strong> 1979 en besloot dat de lignosulfonaten schijfvormige moleculen<br />
waren. In 1991 deed Kontturi een studie over lignosulfonaten en besloot dat de<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 33
lignosulfonaten zich gedroegen als niet opgewonden spoelen. De recentste studies<br />
suggereren dan weer dat lignosulfonaten poli-elektrolyten zijn met een lange<br />
doorlopende ruggengraat met daarop korte vertakte zijketens. (Henriksson, G. et al,<br />
2010)<br />
Modificeren <strong>van</strong> lignosulfonaten<br />
Het toevoegen of verwijderen <strong>van</strong> lad<strong>in</strong>gsgroepen is een cruciale parameter om te<br />
overwegen wanneer de macromolecule moet gemodificeerd worden. Het modificeren <strong>van</strong><br />
lignosulfonaten is een recente techniek waar niet alles over gekend is. In deze studie<br />
wordt verder niet <strong>in</strong>gegaan op gemodificeerde lignosulfonaten.<br />
Gemodificeerde lignosulfonaten kunnen <strong>in</strong> de toekomst echter een belangrijke rol spelen<br />
omdat de lignosulfonaten op een natuurlijke manier verkregen kunnen worden en<br />
bijgevolg goedkoop zijn. Hierdoor wordt speelruimte voorzien om de modificatiekost op<br />
te <strong>van</strong>gen. (Cement - Superplasticizer Compatibility, 2003)<br />
3.3.2 Poly-naftaleensulfonaten (PNS) en poly-melam<strong>in</strong>esulfonaten (PMS)<br />
Om een grotere waterreductie te bekomen werd gezocht naar andere alternatieven. Dit<br />
zorgde voor de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> twee groepen niet-hernieuwbare petrochemische<br />
producten: de polynaftaleensulfonaten en de polymelam<strong>in</strong>esulfonaten. De grotere<br />
efficiëntie <strong>van</strong> deze superplastificeerders is toe te schrijven aan de grotere hoeveelheid<br />
geladen groepen per beschikbare positie. Door de grotere hoeveelheid geladen groepen<br />
blijven meer lad<strong>in</strong>gen aanwezig <strong>in</strong> de superplastificeerder na adsorptie op het<br />
cementoppervlak en die kunnen zorgen voor een betere elektrostatische afstot<strong>in</strong>g.<br />
Daarbij komt dat de moleculaire massa meer op maat gemaakt is. Deze<br />
waterreduceerders kunnen zorgen voor een waterreductie <strong>van</strong> 40% waar de<br />
superplastificeerders op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten maar een waterreductie <strong>van</strong> 15%<br />
halen. (Henriksson, G. et al, 2010)<br />
“Superplastificeerders op basis <strong>van</strong> naftaleenformaldehydesulfonzuur en<br />
melam<strong>in</strong>eformalde-hydesulfonzuur zijn polymeren die verkregen worden door een<br />
polycondensatiereactie. Deze condensaten worden wateroplosbaar gemaakt door<br />
het aanbrengen <strong>van</strong> hydrofiele groepen (sulfongroepen). Superplastificeerders op<br />
basis <strong>van</strong> melam<strong>in</strong>esulfonaat geven bij hoge doser<strong>in</strong>g geen nevenwerk<strong>in</strong>gen. Dit is<br />
niet zo bij superplastificeerders op basis <strong>van</strong> naftaleensulfonaat. Bij hoge<br />
doser<strong>in</strong>gen en vooral <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met hoogovencement kunnen vertragende<br />
nevenwerk<strong>in</strong>gen optreden.” (Cools & Labaere, 2010)<br />
In normale doser<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> PMS is amper een kle<strong>in</strong>e vertrag<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g en<br />
hydradatie <strong>van</strong> de C3S op te merken. Mortel met PMS levert een grotere druksterkte dan<br />
referentiemortel zonder PMS. Een dal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de slumpwaarde <strong>van</strong> beton met PMS kan op<br />
verschillende manieren gecontroleerd worden door de toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> diverse vertragers<br />
zoals het zeer efficiënte natriumgluconaat. Dit kan te maken hebben met het vermogen<br />
<strong>van</strong> de natriumgluconaat om te handelen als een goede vertrager op de hydratatie <strong>van</strong><br />
de C3S en als een dispergeermiddel <strong>van</strong> de cementdeeltjes. Mortels die 0,1 tot 0,2%<br />
gluconaat bevatten, hebben een trage b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g en vertonen een lage vroegsterkte. Het<br />
gebruik <strong>van</strong> lagere doser<strong>in</strong>gen of de samenwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> versnellers kan deze problemen<br />
overw<strong>in</strong>nen. (Ramachandran, 1981)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 34
3.3.3 Polycarboxylaat polymeren (PCP)<br />
Polycarboxylaten zijn synthetisch gevormde <strong>hulpstoffen</strong> die bestaan uit een lange<br />
hoofdketen waar zijketens op aangesloten zijn. Daarom worden ze de kamvormige<br />
superplastificeerders genoemd, dit is weergegeven <strong>in</strong> Figuur 6. De hoofdketen wordt<br />
gevormd door polymerisatie <strong>van</strong> verschillende v<strong>in</strong>yl monomeren. In Figuur 7 wordt een<br />
chemische samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een v<strong>in</strong>yl monomeer weergegeven. De zijketens bestaan uit<br />
polyethyleen oxiden (polyethers) die aangebracht worden op de hoofdketen en goed<br />
oplosbaar zijn. Door de aanzienlijke keuze <strong>in</strong> v<strong>in</strong>yl monomeren en polyethyleen oxiden<br />
kan een one<strong>in</strong>dig gamma aan polycarboxylaten gegenereerd worden. (Weerdt &<br />
Reynders, 2006) Testresultaten hebben aangetoond dat PCP het uithard<strong>in</strong>gsproces<br />
vertraagt, de verwerkbaarheid verbetert en de sterkte net na vervaardigen verm<strong>in</strong>dert.<br />
(Civil Eng<strong>in</strong>eer<strong>in</strong>g Department Dokuz Eylul university, 2011)<br />
Figuur 6: Chemische structuur <strong>van</strong> een superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat (Laboratoire de technologie des<br />
poudres)<br />
Figuur 7: V<strong>in</strong>ylmonomeer (Weerdt & Reynders, 2006)<br />
De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerders <strong>van</strong> de derde generatie kan terug gebracht worden<br />
tot drie pr<strong>in</strong>cipes:<br />
- Verhogen <strong>van</strong> de ionisatiegraad waardoor deeltjes elkaar sterker gaan afstoten;<br />
- Verlagen <strong>van</strong> de oppervlaktespann<strong>in</strong>g waarbij een beter smerend effect bekomen<br />
wordt;<br />
- Sterische h<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g (de staarten, dit zijn ketens <strong>van</strong> ethyleenoxide, verh<strong>in</strong>deren<br />
de deeltjes om dichter bij elkaar te komen). (Geyter, 2002)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 35
Werk<strong>in</strong>g<br />
Superplastificeerders op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat polymeren hebben hun werk<strong>in</strong>g te<br />
danken aan de polycarboxylaatethermolecule. Deze molecule is complex, flexibel <strong>van</strong><br />
opbouw en bevat meerdere functiegroepen met verschillende ketenlengtes zoals<br />
hierboven beschreven. De polycarboxylaatethermolecule is opgebouwd uit een hydrofobe<br />
carboxylgroep en een hydrofiele ethergroep. Dit kan zorgen voor een luchtbelvormende<br />
luchtbelvorm<strong>in</strong>g zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 8. Deze niet reactieve molecule wordt op<br />
twee manieren geactiveerd.<br />
Figuur 8: Vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> luchtbellen <strong>in</strong> het beton door de carboxylgroepen (Cools & Labaere, 2010)<br />
De eerste activer<strong>in</strong>g gebeurt door het contact met water waardoor de hydrofiele kant zich<br />
richt naar water. Dit zorgt voor een dal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> oppervlaktespann<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het water.<br />
Bijgevolg worden zeer gemakkelijk luchtbellen <strong>in</strong>gesloten <strong>in</strong> het beton zoals eerder<br />
uitgelegd <strong>in</strong> punt 2.1 (werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> luchtbelvormer). Wanneer water en hulpstof<br />
toegevoegd worden aan het beton richten de hydrofobe delen, die naar lucht gericht<br />
waren, zich stapsgewijs naar het cement waardoor de hydrofiele polycarboxylaatdeeltjes<br />
geactiveerd worden. Deze activatie <strong>van</strong> de eerste polycarboxylaatmoleculen wordt<br />
weergegeven op de afbeeld<strong>in</strong>g rechts <strong>in</strong> Figuur 9.<br />
Figuur 9: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een SPL <strong>van</strong> de vierde generatie (Cools & Labaere, 2010)<br />
De tweede activer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de polycarboxylaatmolecule gebeurt tijdens de hydratatie <strong>van</strong><br />
het cement. Als gevolg <strong>van</strong> de cementhydratatie stijgt de alkaliteit <strong>van</strong> het mengsel.<br />
Hierdoor daalt het aantal aanwezige waterstofatomen <strong>in</strong> het mengsel gevoelig. De<br />
hulpstofmoleculen bev<strong>in</strong>den zich <strong>in</strong> een m<strong>in</strong>der waterrijke omgev<strong>in</strong>g waardoor de<br />
luchtbellen zich makkelijker zullen ontsnappen en meer polycarboxylaatmoleculen<br />
geactiveerd worden. Hierdoor zal de terugloop <strong>van</strong> de verwerkbaarheid verm<strong>in</strong>deren. De<br />
geactiveerde polycarboxylaatethermoleculen kunnen zich op hun beurt hechten aan het<br />
cement en zorgen voor een elektrostatische en sterische afstot<strong>in</strong>g. Dit wordt<br />
weergegeven <strong>in</strong> de afbeeld<strong>in</strong>g l<strong>in</strong>ks <strong>van</strong> Figuur 9.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 36
Adsorptiegedrag<br />
Het is experimenteel en theoretisch bewezen dat polycarboxylaten die <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g zijn,<br />
kunnen zorgen voor twee verschillende regimes <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> de oppervlaktebedekk<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> het cement. Dit is te zien op Figuur 10 op pag<strong>in</strong>a 39. Bij een lage oppervlaktebedekk<strong>in</strong>g<br />
door geadsorbeerde polymeren werken de moleculen onafhankelijk <strong>van</strong><br />
elkaar. Dit wordt het paddenstoelregime (mushroom) genoemd. Dit regime is te<br />
vergelijken met een verdunde oploss<strong>in</strong>g. Wanneer de oppervlaktebedekk<strong>in</strong>g stijgt,<br />
overlappen de polymeren elkaar en werken ze niet meer onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar. Het<br />
borstelregime (brush) wordt <strong>in</strong>gesteld en kan worden vergeleken met een licht verdunde<br />
oploss<strong>in</strong>g. Dit regime kan verwacht worden bij polycarboxylaten met een relatief korte<br />
ruggengraat en zeer lang zijketens.<br />
Het punt waar overgegaan wordt <strong>van</strong> het ene naar het andere regime, komt overeen met<br />
het m<strong>in</strong>imum aan hulpstof dat nodig is om het cementoppervlak volledig te bedekken. De<br />
waarschijnlijkheid <strong>van</strong> overgang tussen deze twee regimes kan bepaald worden door<br />
gebruik te maken <strong>van</strong> de Gay en Raphaël aanpak. Deze aanpak houdt reken<strong>in</strong>g met de<br />
grootte en vorm <strong>van</strong> de polymeren. Atomic force microscopy kan helpen om de dikte <strong>van</strong><br />
de laag waarover de hulpstof wordt geadsorbeerd, te bepalen en laat toe om een<br />
vergelijk<strong>in</strong>g te maken tussen de theoretisch dikte <strong>van</strong> de geadsorbeerde laag en de<br />
praktische. (Laboratoire de technologie des poudres)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 37
3.4 Vergelijk<strong>in</strong>g tussen soorten<br />
3.4.1 Kostprijs<br />
In Tabel 1 wordt weergegeven dat superplastificeerder op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten veel<br />
goedkoper is dan de andere soorten. Dit is meteen de reden waarom het mogelijk is om<br />
deze <strong>hulpstoffen</strong> te modificeren. De andere superplastificeerders zijn afkomstig uit het<br />
petrochemisch proces dat afhankelijk is <strong>van</strong> de prijzen <strong>van</strong> ruwe olie. Aangezien de<br />
olieprijzen de laatste jaren blijven stijgen, is het aangewezen om op zoek te gaan naar<br />
een verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de lignosulfonaten door biotechnologische methoden toe te passen<br />
zoals enzymatische behandel<strong>in</strong>gen. Een tweede groot voordeel hierbij is dat <strong>hulpstoffen</strong><br />
op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten afkomstig zijn uit de pulpproductie. Dit is een hernieuwbaar<br />
en duurzame bron <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot de andere soorten.<br />
Tabel 1: Kostenvergelijk<strong>in</strong>g superplastificeerders (Cement - Superplasticizer Compatibility, 2003)<br />
3.4.2 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrag<strong>in</strong>g<br />
Type hulpstof Relatieve kost<br />
Lignosulfonaten 1<br />
Poly naftaleensulfonaten 2<br />
Poly melam<strong>in</strong>esulfonaten 4<br />
Polycarboxylaten 4<br />
Lignosulfonaten vertragen de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g meer dan superplastificeerders op basis <strong>van</strong><br />
naftaleen. Gewijzigde lignosulfonaten hebben een sterk vertragend effect <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g<br />
met polycarboxylaten en poly-naftaleensulfonaten. Van <strong>hulpstoffen</strong> op basis <strong>van</strong><br />
lignosulfonaten is al langer geweten dat resterende zaken zoals suikers en de bijhorende<br />
zouten slechts gedeeltelijk verantwoordelijk zijn voor het vertragend effect. Absorptie,<br />
complexvorm<strong>in</strong>g, vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> neerslag en nucleatie dragen eveneens bij tot het<br />
vertragend effect op de cementhydratatie. De remm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> nucleatie en de groei <strong>van</strong> de<br />
kristallijne hydroxide als gevolg <strong>van</strong> de adsorptie <strong>van</strong> organische verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen werd<br />
voorgesteld als een remmende functie <strong>van</strong> C3S-hydratatie.<br />
Het ontstaan <strong>van</strong> een laag neergeslagen calciumzout op de watervrije alkalische<br />
cementverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen werd gedeeltelijk verantwoordelijk gesteld voor de vertraagde<br />
hydratatiereactie. (Zhang, 2010)<br />
3.4.3 Adsorptiehoeveelheid en dikte <strong>van</strong> de geadsorbeerde laag<br />
De meest gebruikte manier om het adsorptiegedrag <strong>van</strong> een superplastificeerder te<br />
meten is de volgende: een superplastificeerder wordt <strong>in</strong> contact gebracht met een poeder<br />
(MgO) en na een bepaalde tijd wordt het vast gedeelte gescheiden <strong>van</strong> het vloeibare<br />
door middel <strong>van</strong> een filtratie. Op die manier kan de hoeveelheid geadsorbeerde<br />
superplastificeerder bepaald worden.<br />
Uit een vergelijk<strong>in</strong>g tussen het adsorptiegedrag <strong>van</strong> superplastificeerder op basis <strong>van</strong><br />
lignosulfonaten en superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaten kan vastgesteld<br />
worden dat lignosulfonaten duidelijk beter geadsorbeerd worden dan polycarboxylaten.<br />
Dit is met zekerheid het gevolg <strong>van</strong> de veel compactere vorm <strong>van</strong> lignosulfonaten.<br />
Wanneer de polycarboxylaten onderl<strong>in</strong>g werden vergeleken, werd vastgesteld dat<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 38
superplastificeerders met langere hoofd- en zijketens meer werden geadsorbeerd door<br />
het cement dan superplastificeerders met kortere ketens.<br />
Geadsorbeerde superplastificeerder (mg/g)<br />
3<br />
2,5<br />
2<br />
1,5<br />
1<br />
0,5<br />
0<br />
0 2 4 6 8 10<br />
Toegevoegde superplastificeerder (mg polymeer / g poeder)<br />
Figuur 10: Adsorptie isothermen <strong>van</strong> drie verschillende PCP’s en twee LS’s. De adsorptie isothermen worden benaderd<br />
met een l<strong>in</strong>eaire en een hyperbolische functie. (Laboratoire de technologie des poudres)<br />
De absorptiecurves uit Figuur 10 bevatten een deel waar<strong>van</strong> de absorptie recht evenredig<br />
is met de hoeveelheid toegevoegde superplastificeerder. Dit deel komt overeen met het<br />
paddenstoelregime (mushroom regime) hierboven beschreven. Bij hogere concentraties<br />
gaat het l<strong>in</strong>eair gedeelte over <strong>in</strong> een parabolisch gedeelte dat overeenkomt met het<br />
borstelregime (brush regime). Bij nog hogere concentraties wordt een plateau bereikt.<br />
Dit wil zeggen dat alle beschikbare vrije oppervlakte bedekt is met een laag polymeermolecules.<br />
Het overgangspunt tussen het brush regime en het mushroom regime komt<br />
overeen met de m<strong>in</strong>imale hoeveelheid hulpstof die nodig is om een volledige<br />
oppervlaktebedekk<strong>in</strong>g te verkrijgen. Dit duidt op de beste hulpstofefficiëntie. Onvolledige<br />
bedekk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het oppervlak is het gevolg <strong>van</strong> het te we<strong>in</strong>ig toevoegen <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong><br />
en kan leiden tot grote variaties <strong>in</strong> verwerkbaarheid. De belangrijkste factor tot de<br />
aanwezigheid <strong>van</strong> een plateau is de molaire massa verdel<strong>in</strong>g. Als het absorptiegedrag<br />
afhankelijk is <strong>van</strong> de molaire massa, is meestal geen plateau aanwezig.<br />
De hell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het l<strong>in</strong>eaire gebied <strong>van</strong> de adsorptiecurve wordt de aff<strong>in</strong>iteit genoemd en<br />
is een kwalitatieve maat voor de adsorptie <strong>van</strong> vrije energie. De aff<strong>in</strong>iteit is sterk voor<br />
superplastificeerders zoals MLS, PNS, PMS, POEP en m<strong>in</strong>der voor PCP. (Laboratoire de<br />
technologie des poudres)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 39<br />
PC-1<br />
PC-2<br />
PC-3<br />
LS-1<br />
LS-2<br />
LS-3
3.5 Interactie tussen superplastificeerder en cement<br />
Zoals eerder vermeld, wordt de superplastificeerder geadsorbeerd door het cement. Dit<br />
cement ondergaat een hydratatieproces wanneer het <strong>in</strong> contact komt met water.<br />
Wanneer het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen gevarieerd wordt, is de samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het<br />
cement op de verschillende tijdstippen anders. In deze paragraaf wordt dieper <strong>in</strong>gegaan<br />
op het cementhydratatieproces en de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder om de <strong>in</strong>teractie tussen de superplastificeerder en het cement beter<br />
te begrijpen.<br />
3.5.1 Het cementhydratatieproces<br />
De hydratatiereactie beg<strong>in</strong>t wanneer water en cement met elkaar <strong>in</strong> contact komen. Deze<br />
reactie zorgt niet enkel voor de omzett<strong>in</strong>g <strong>van</strong> reactieproducten <strong>in</strong> reagentia, maar ook<br />
voor de overgang <strong>van</strong> een energierijke naar een energiearmere toestand. Dit gaat<br />
gepaard met het vrijkomen <strong>van</strong> energie, m.a.w. de hydratatie exotherme reactie. Door<br />
de hoeveelheid warmte die vrijkomt op te meten op variërende tijdstippen, kan<br />
nagegaan worden op welke tijdstippen de grootste omzett<strong>in</strong>gen gebeuren. In Figuur 11<br />
kan afgelezen worden wanneer de meeste reacties plaatsv<strong>in</strong>den tijdens het hydrateren<br />
<strong>van</strong> hoogovencement.<br />
Figuur 11: Warmteontwikkel<strong>in</strong>g bij hydratatiereactie (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Bij het opmeten <strong>van</strong> de warmteproductie tijdens het hydratatieproces <strong>van</strong><br />
hoogovencement worden drie pieken vastgesteld. De eerste piek v<strong>in</strong>dt plaats zeer kort<br />
na het <strong>in</strong> contact komen <strong>van</strong> cement en water. Deze piek komt vooral overeen met de<br />
hydratatie <strong>van</strong> calciumalum<strong>in</strong>aten (C3A) (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009). Dit is vast te<br />
stellen uit Tabel 2 want de meeste warmte komt vrij bij de reactie <strong>van</strong> C3A. Vanwege de<br />
hoge reactiviteit <strong>van</strong> de C3A worden veel reactieproducten gevormd. Het C3A reageert<br />
met CaSO4 dat aanwezig is <strong>in</strong> het cement voor de vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> producten die bestaan uit<br />
alum<strong>in</strong>aat-sulfaat producten. Deze producten zijn ettr<strong>in</strong>giet en monosulfoalum<strong>in</strong>aat.<br />
Hieruit kan besloten worden dat sulfaten een cruciale rol spelen <strong>in</strong> de vroege hydratatie.<br />
(Jolicoeur & Simard, 1998)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 40
Tabel 2: Vrijgekomen energie bij hydratatie portlandcement (Jolicoeur & Simard, 1998)<br />
Na de eerste piek volgt de zogenaamde <strong>in</strong>ductieperiode of dormante (slapende) periode.<br />
Die duurt doorgaans 1 tot 2 uur. Na deze periode volgt een tweede piek, die toe te<br />
schrijven is aan de hydratatie <strong>van</strong> calciumsulfaten (C3S). Uit Tabel 2 kan vastgesteld<br />
worden dat de vrijgekomen energie lager is dan bij de eerste piek en met veel zekerheid<br />
afkomstig is <strong>van</strong> de hydratatie <strong>van</strong> de calciumsilicaten. Deze hydratatie zorgt voor de<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de vroege sterkte <strong>van</strong> het beton. Bij hoogovencement volgt nog een<br />
derde piek bij de hydratatie <strong>van</strong> hoogovenslakken. Wanneer portlandcement gebruikt<br />
wordt, is bijgevolg geen sprake <strong>van</strong> een derde piek.<br />
3.5.2 Interactie <strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> het cement hydratatieproces<br />
Chemische <strong>hulpstoffen</strong> kunnen de cementhydratatie en de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g op verschillende<br />
manieren beïnvloeden. Eerst en vooral kunnen de <strong>hulpstoffen</strong> de vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een<br />
beschermende cementhydraatlaag op de cementkorrels bemoeilijken en de<br />
eigenschappen er<strong>van</strong> veranderen. Ten tweede kunnen <strong>hulpstoffen</strong> die zich nog <strong>in</strong> de<br />
poriënoploss<strong>in</strong>g bev<strong>in</strong>den bij het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de acceleratieperiode, een <strong>in</strong>vloed hebben op<br />
het verder cement hydratatieproces. Een overzicht <strong>van</strong> de belangrijkste fysischchemische<br />
effecten die voorkomen, wordt hieronder schematisch geïllustreerd <strong>in</strong> Figuur<br />
12. Hulpstoffen-cement <strong>in</strong>teracties zijn het best te beschrijven als <strong>in</strong>teracties tussen de<br />
<strong>hulpstoffen</strong> en de gehydrateerde cement. (Jolicoeur & Simard, 1998)<br />
Oppervlakte adsorptie<br />
De meeste organische <strong>hulpstoffen</strong> die toegevoegd worden <strong>in</strong> cementpasta’s, vertonen de<br />
neig<strong>in</strong>g om een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g aan te gaan met het cementoppervlak of met de<br />
hydratatieproducten. In Figuur 12 a wordt de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g <strong>van</strong> twee verschillende soorten<br />
chemische <strong>hulpstoffen</strong> uitgelegd. De eerste soort hulpstof bestaat hoofdzakelijk uit<br />
organische moleculen die geladen groepen bevatten (COO - , SO3 - ). Deze <strong>hulpstoffen</strong><br />
kunnen een <strong>in</strong>teractie ondergaan door middel <strong>van</strong> elektrostatische krachten met het<br />
cementoppervlak of met polaire hydratatieproducten. Een typisch voorbeeld <strong>van</strong> dit soort<br />
hulpstof is bijvoorbeeld de superplastificeerder op basis <strong>van</strong> lignosulfonaat. Een tweede<br />
soort <strong>hulpstoffen</strong> bestaat voor het grootste deel uit hydrofobe groepen. Het hydrofoob<br />
deel ondergaat de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g met het cement of de hydratatieproducten. Onder dit soort<br />
<strong>hulpstoffen</strong> vallen de luchtbelvormers.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 41
Figuur 12: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de SPL. (a) absorptie op het grensvlak cement-water. (b) elektrostatische afstot<strong>in</strong>g tussen twee<br />
naburige cementdeeltjes (Jolicoeur & Simard, 1998)<br />
Gevolgen <strong>van</strong> de adsorptie <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> voor oppervlakte eigenschappen<br />
De geadsorbeerde hulpstof wijzigt de eigenschappen <strong>van</strong> het cementoppervlak, bijgevolg<br />
verandert de <strong>in</strong>teractie tussen het cement en de opgeloste stoffen alsook de <strong>in</strong>teractie<br />
tussen onderl<strong>in</strong>ge cementdeeltjes. Geadsorbeerde oppervlaktestoffen (luchtbelvormers)<br />
en polymeren (superplastificeerders) dragen een negatief geladen deel over naar het<br />
cementoppervlak. Deze overdracht leidt tot elektrostatische afstot<strong>in</strong>g tussen naast elkaar<br />
gelegen cementdeeltjes en draagt bij tot een verhoogde verspreid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
cementdeeltjes zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 12 b. In het geval <strong>van</strong> polymeermoleculen<br />
met een grotere molaire massa zal de sterische h<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g leiden tot een extra afstot<strong>in</strong>g<br />
met een kort bereik. De sterische h<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g en de elektrostatische kracht dragen beiden<br />
bij tot de vloeibaarheid <strong>van</strong> de cementpasta.<br />
Hulpstoffen op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten, poly-naftaleensulfonaten poly-<br />
melam<strong>in</strong>esulfonaten bevatten de geladen groep SO4 2- . Dit zorgt voor een elektrostatische<br />
afstot<strong>in</strong>g. Hulpstoffen op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat hebben grotere moleculaire massa’s<br />
en m<strong>in</strong>der geladen groepen. Bijgevolg wordt de ontvlokk<strong>in</strong>g hier bekomen door sterische<br />
verh<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g. De cementkorrels kunnen niet dicht genoeg bij elkaar komen om vlokken<br />
te vormen door de samenwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> elektrostatisch afstot<strong>in</strong>g en sterische verh<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g.<br />
(Aïtc<strong>in</strong> & M<strong>in</strong>dess, 2011)<br />
Chemische processen tijdens adsorptie <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong><br />
De organische moleculen <strong>van</strong> de chemisch geadsorbeerde hulpstof reageren op specifieke<br />
plaatsen zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 13. Op het cementoppervlak bev<strong>in</strong>den zich immers<br />
reactieve en m<strong>in</strong>der reactieve plaatsen. De aanwezige SO4 2- –ionen die <strong>in</strong> relatief grote<br />
mate aanwezig zijn <strong>in</strong> gesulfoneerde superplastificeerders, reageren bij voorkeur met de<br />
alum<strong>in</strong>aten die zich op het cementoppervlak bev<strong>in</strong>den. Op plaatsen waar m<strong>in</strong>der<br />
alum<strong>in</strong>aten aanwezig zijn, zal bijgevolg m<strong>in</strong>der reactie plaatsv<strong>in</strong>den. De specifieke<br />
hulpstof-cement <strong>in</strong>teracties kunnen een diepgaande <strong>in</strong>vloed uitoefenen op de<br />
cementhydratiegraad <strong>van</strong>af het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> het hydratatieproces.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 42
Figuur 13: Sterische plaats<strong>in</strong>name (Jolicoeur & Simard, 1998)<br />
Ten tweede kunnen organische <strong>hulpstoffen</strong> zoals suikers en waterstofcarboxylzuren ionen<br />
zoals Ca 2+ helpen om <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g te komen door complexvorm<strong>in</strong>g zoals weergegeven <strong>in</strong><br />
Figuur 14 e. Enerzijds kunnen complexvorm<strong>in</strong>gsreacties de ontb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsprocessen en de<br />
reactiesnelheden vergroten. Een typisch voorbeeld hier<strong>van</strong> is de suikeradsorptie op C3A.<br />
Anderzijds komt een grotere concentratie aan ionen <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g die het neerslaan <strong>van</strong><br />
onoplosbare hydraten vertragen (C-S-H). Het grote voordeel aan complexvorm<strong>in</strong>gsreacties<br />
is dat hun <strong>in</strong>vloed verdwijnt zodra de hulpstof is verbruikt.<br />
Figuur 14: (e) Complexvorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ionische delen. (f) structureel wijzig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> morfologie <strong>van</strong> de hydraatdeeltjes door<br />
de aanwezigheid <strong>van</strong> organische moleculen (Jolicoeur & Simard, 1998)<br />
Een derde <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de hulpstof tijdens de cement hydratatiereactie is dat, <strong>in</strong><br />
aanwezigheid <strong>van</strong> organische moleculen op het vast raakvlak tussen cement en de<br />
oploss<strong>in</strong>g, een verh<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g kan zijn <strong>van</strong> kristalnucleatie (overgang <strong>van</strong> een molecule<br />
naar een andere fase om stabieler te zijn) en <strong>van</strong> aangroei <strong>van</strong> reactieproducten. Aan de<br />
andere kant kan de aanwezigheid <strong>van</strong> organische moleculen leiden tot structurele<br />
wijzig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> morfologie <strong>van</strong> de hydraatdeeltjes, te zien op Figuur 14. Het enige wat niet<br />
vertraagd wordt door de adsorptie <strong>van</strong> hulpstof, is de vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ettr<strong>in</strong>giet. (Jolicoeur &<br />
Simard, 1998)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 43
3.6 Invloed wijzigen <strong>van</strong> parameters<br />
3.6.1 Invloed <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op de verwerkbaarheid bij verschillende<br />
hulpstofdoser<strong>in</strong>gen<br />
Een superplastificeerder heeft als hoofddoel om de verwerkbaarheid <strong>van</strong> een<br />
betonmengsel te verbeteren. Het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen en de doser<strong>in</strong>g kan echter<br />
veranderd worden. In de afdel<strong>in</strong>g chemie <strong>van</strong> de universiteit <strong>in</strong> Taiwan werd onderzocht<br />
wat de <strong>in</strong>vloed is <strong>van</strong> beide parameters op de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het betonmengsel.<br />
Tijdens het onderzoek werd beton gemaakt waarbij telkens een verschillende hoeveelheid<br />
superplastificeerder toegevoegd werd op basis <strong>van</strong> naftaleen. Het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip was<br />
variabel tussen 0 en 60 m<strong>in</strong>uten. Telkens na het toevoegen werd het mengsel nog vijf<br />
m<strong>in</strong>uten gemengd. Vervolgens werd een rustpauze <strong>van</strong> drie m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong>gevoegd waarna<br />
nog eens 4 m<strong>in</strong>uten gemengd werd. De verwerkbaarheid <strong>van</strong> het beton, die weergegeven<br />
wordt <strong>in</strong> Figuur 15, werd bepaald door de slumptest uit te voeren. De slumpwaarden<br />
werden uitgezet <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip en de volgende grafiek werd<br />
bekomen:<br />
Figuur 15: Effect <strong>van</strong> het variabele toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip bij verschillende doser<strong>in</strong>gen op de slump (Kung-Chung, Jih-Jen,<br />
Sheng-Da, & Yuan-Cheng, 1999)<br />
De onderzoekers kwamen logischerwijze tot de vaststell<strong>in</strong>g dat de slumpwaarden hoger<br />
liggen als de doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder hoger ligt. Een tweede vaststell<strong>in</strong>g was<br />
dat het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip bij een doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 2% hulpstof we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong>vloed had op de<br />
slumpresultaten. Voor lagere percentages aan hulpstof werd vastgesteld dat de<br />
slumpwaarden afhankelijk waren <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip. De verwerkbaarheid neemt<br />
sterk af bij een stijgend toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip bij een concentratie <strong>van</strong> 0,5%. Een derde<br />
vaststell<strong>in</strong>g is het buigpunt na 10 à 15 m<strong>in</strong>uten. Dit komt overeen met het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de<br />
natte fase. Als de hulpstof later toegevoegd wordt, wordt een veel lagere slumpwaarde<br />
bekomen. (Kung-Chung, Jih-Jen, Sheng-Da, & Yuan-Cheng, 1999)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 44
3.6.2 Invloed <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op het adsorptiegedrag <strong>van</strong> cement<br />
Het moment <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> een superplastificeerder is <strong>van</strong> essentieel belang voor de<br />
hoeveelheid geadsorbeerde superplastificeerder. Die wordt namelijk geadsorbeerd op de<br />
cementkorrels die deelnemen aan het hydratatieproces. Dit zorgt voor een veranderende<br />
samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het cement en dat beïnvloedt het adsorptiegedrag <strong>van</strong> het cement.<br />
In een onderzoek, uitgevoerd door de afdel<strong>in</strong>g chemie aan de universiteit <strong>van</strong> Taiwan,<br />
werd onderzocht wat de <strong>in</strong>vloed is <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip <strong>van</strong> de superplastificeerder<br />
op het adsorptiegedrag <strong>van</strong> cement. Om ervoor te zorgen dat de cementdeeltjes elkaars<br />
absorptiegedrag niet zouden beïnvloeden, werd gebruik gemaakt <strong>van</strong> een verdund<br />
cementmengsel. De onderzoekers hielden reken<strong>in</strong>g met het feit dat, wanneer de<br />
concentratie aan cement kle<strong>in</strong>er is dan 1 g per liter, de hydratatie-eigenschappen <strong>van</strong> het<br />
cement enorm veranderen. Daarom werd <strong>in</strong> deze studie één gram cement gemengd met<br />
500 ml water. Daarna werd 100 ml waterige superplastificeerder op basis <strong>van</strong> naftaleen<br />
toegevoegd op verschillende tijdtippen. Het mengsel werd gemixt en op sommige<br />
tijdstippen werd een staal genomen om de aanwezige concentratiehulpstof te bepalen.<br />
Zo werden de volgende curven uitgezet.<br />
Figuur 16: Effect <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gtijdstip op de adsorptie <strong>van</strong> SNF ([SNF] i = 50ppm) (Kung-Chung, Jih-Jen, Sheng-Da, &<br />
Yuan-Cheng, 1999)<br />
In Figuur 16 kan waargenomen worden dat de geadsorbeerde hoeveelheid<br />
superplastificeerder daalt bij een stijgend toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip. Deze dal<strong>in</strong>g is duidelijk<br />
groter tijdens de eerste 30 m<strong>in</strong>uten <strong>van</strong> het hydratatieproces dan tijdens de<br />
daaropvolgende 30 m<strong>in</strong>uten. Een tweede waarnem<strong>in</strong>g is dat de adsorptie opnieuw eerst<br />
l<strong>in</strong>eair gebeurd, daarna exponentieel en vervolgens een plafond bereikt bij elk tijdstip<br />
<strong>van</strong> toevoegen.<br />
Volgens Uchikawa et al. kan een verklar<strong>in</strong>g voor de dalende hoeveelheid geadsorbeerde<br />
superplastificeerder gevonden worden <strong>in</strong> de veranderende C3A concentratie. Bij<br />
toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof bij tijdstip nul is de concentratie aan C3A nog volledig<br />
aanwezig. De C3A adsorbeert een groot deel <strong>van</strong> de aanwezige hulpstof zodat meer moet<br />
toegevoegd worden. Wanneer het hydratatieproces al een tijd bezig is, werd al een<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 45
ettr<strong>in</strong>gietlaagje gevormd op het oppervlak <strong>van</strong> de cementkorrels. Volgens Collepardi<br />
zorgt dit geprehydrateerde oppervlak ervoor dat m<strong>in</strong>der hulpstof geadsorbeerd wordt.<br />
Om de gemeten waarden te bevestigen werd hetzelfde onderzoek nog eens herhaald,<br />
maar dan met een m<strong>in</strong>der verdund cementmengsel. Resultaten <strong>van</strong> deze proef worden<br />
weergegeven <strong>in</strong> Figuur 17.<br />
Figuur 17: Effect <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op de adsorptie <strong>van</strong> SNF ([SNF] i = 200ppm) (Kung-Chung, Jih-Jen, Sheng-Da,<br />
& Yuan-Cheng, 1999)<br />
Het absorptiegedrag bij beide onderzoeken bleek ongeveer hetzelfde te zijn. De verdunde<br />
oploss<strong>in</strong>g geeft geen vertekend beeld. Uit de resultaten <strong>van</strong> de twee onderzoeken bleek<br />
ook dat de adsorptie na ongeveer tien m<strong>in</strong>uten beë<strong>in</strong>digd was bij toevoeg<strong>in</strong>gstijdstippen<br />
die niet gelijk zijn aan 0 m<strong>in</strong>uten. Bij toevoeg<strong>in</strong>g op tijdstip 0 duurt het ongeveer 20<br />
m<strong>in</strong>uten vooraleer de concentratie constant is. (Kung-Chung, Jih-Jen, Sheng-Da, & Yuan-<br />
Cheng, 1999)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 46
3.7 Certificer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong><br />
Voor uitgebreide <strong>in</strong>formatie over certificer<strong>in</strong>g en toepass<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> wordt<br />
verwezen naar het toepass<strong>in</strong>gsreglement <strong>van</strong> de certificatie-<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g “Nationaal Centrum<br />
voor Wetenschappelijk Onderzoek der Cementnijverheid” (OCCN). Het<br />
toepass<strong>in</strong>gsreglement vervolledigt de bepal<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> het certificatiereglement voor<br />
producten betreffende het gebruik <strong>van</strong> het BENOR-merk omtrent <strong>hulpstoffen</strong> conform de<br />
norm NBN EN 934-2:2004. Het reglement is enkel <strong>van</strong> toepass<strong>in</strong>g op <strong>hulpstoffen</strong> die de<br />
CE-marker<strong>in</strong>g dragen. De productie <strong>van</strong> de <strong>hulpstoffen</strong> dient aan alle eisen <strong>van</strong> deze<br />
attester<strong>in</strong>g te voldoen. (CRIC-OCCN, 2008)<br />
Figuur 18: Certificatie-<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g (CRIC-OCCN, 2008)<br />
Enkele beschikbare normen over <strong>hulpstoffen</strong> zijn :<br />
- NBN EN 934-2:2004<br />
- NBN EN 934-3: Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel - Deel 3:<br />
Hulpstoffen voor metselmortel – Def<strong>in</strong>ities, eisen, overeenkomstigheid,<br />
marketer<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g, 2004.<br />
- NBN EN 934-4: Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel – Deel 4:<br />
Hulpstoffen voor <strong>in</strong>jectiemortel voor voorspankabels – Def<strong>in</strong>ities, eisen,<br />
conformiteit, marker<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g, 2001.<br />
- NBN EN 934-5: Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel – Deel 5:<br />
Hulpstoffen voor spuitbeton – Def<strong>in</strong>ities, eisen, conformiteit, merken en labels,<br />
2008.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 47
4 Granulaat<br />
Recyclagegranulaten hebben andere eigenschappen dan kalksteengranulaten waardoor<br />
de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder beïnvloed kan worden. In dit hoofdstuk wordt<br />
dieper <strong>in</strong>gegaan op de verschillen tussen kalksteengranulaat en pu<strong>in</strong>granulaat. De<br />
mogelijke oorzaken waardoor de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerders beïnvloed kan<br />
worden, zullen belicht worden.<br />
4.1 Algemeenheden pu<strong>in</strong>recyclage<br />
4.1.1 Wat is bouw- en sloopafval<br />
Bouw- en sloopafval is de verzamelnaam voor alle afvalstoffen afkomstig <strong>van</strong> het<br />
bouwen, renoveren en slopen <strong>van</strong> gebouwen en constructies of bij de aanleg en opbraak<br />
<strong>van</strong> wegen en verhard<strong>in</strong>gen. Het bouw- en sloopafval behoort tot de grootste<br />
afvalstromen <strong>in</strong> Vlaanderen. De jaarlijkse productie <strong>van</strong> bouw- en sloopafval <strong>in</strong><br />
Vlaanderen bedraagt ongeveer 11 miljoen ton. (OVAM, 2010)<br />
Bij afbraak- en renovatiewerken <strong>van</strong> bouwwerken ontstaat het grootste aandeel aan<br />
bouw- en sloopafval. In Europa komen 40 tot 50% <strong>van</strong> alle afvalstoffen vrij bij het<br />
bouwen en slopen. (OVAM, 2010)<br />
Sloopafval bestaat voor het overgrote deel uit de steenachtige (95%) en nietsteenachtige<br />
fractie (5%). De steenachtige fractie is een <strong>in</strong>erte fractie die ondermeer<br />
bestaat uit:<br />
- Betonpu<strong>in</strong>;<br />
- Metselwerkpu<strong>in</strong>;<br />
- Mengpu<strong>in</strong>;<br />
- Keramiek en/of natuursteen.<br />
De niet-steenachtige fractie bestaat uit de overige bouwproducten zoals hout, kunststof,<br />
oude metalen, …<br />
In dit onderzoek wordt gewerkt met betonpu<strong>in</strong>. Dit type granulaat behoort tot de nietsteenachtig<br />
pu<strong>in</strong> wat dan weer behoort tot het sloopafval. (OVAM, 2010)<br />
4.1.2 Economisch aspect <strong>van</strong> recyclage<br />
De verhoud<strong>in</strong>g prijs - kwaliteit zal de doorslag geven bij de keuze tussen een primair en<br />
een secundair granulaat. Daar het milieuaspect de laatste jaren een belangrijke rol speelt<br />
omtrent ontg<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g, wordt meer onderzoek gedaan rond recyclagemateriaal. Dit zorgt<br />
ervoor dat recyclagegranulaten meer en meer aanzien worden als mogelijke ver<strong>van</strong>ger<br />
<strong>van</strong> natuurlijk granulaat. Het is wel noodzakelijk dat de recyclagegranulaten voldoen aan<br />
technische eisen die ook gesteld worden voor de natuurlijke granulaten.<br />
Een belangrijke factor <strong>in</strong> het prijsverschil tussen recyclagematerialen en natuurlijke<br />
granulaten is het transport <strong>van</strong> de granulaten. Primaire granulaten moeten veelal <strong>van</strong>uit<br />
andere landen <strong>in</strong>gevoerd worden waardoor de transportafstand aanzienlijk hoger ligt dan<br />
bij het transport <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten. Het voordeel <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten is dat deze<br />
gemakkelijk verkrijgbaar zijn <strong>in</strong> Vlaanderen. Daardoor zal de kostprijs <strong>van</strong> transport <strong>van</strong><br />
natuurlijke granulaten hoger liggen dan pu<strong>in</strong>granulaten.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 48
Hergebruik <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten op de werf kan de transportkosten drukken. Daarbij moet<br />
reken<strong>in</strong>g gehouden worden met een andere kost, namelijk de kosten <strong>van</strong> gebruik en<br />
transport <strong>van</strong> een mobiele breek<strong>in</strong>stallatie. Deze breekwerf kan gecomb<strong>in</strong>eerd worden<br />
door gebruik te maken <strong>van</strong> een betonproductie-eenheid om een tweede transportkost te<br />
drukken.<br />
De mate <strong>van</strong> verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het sloopafval is een andere factor die meespeelt bij de<br />
bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de kostprijs. Selectief te werk gaan tijdens het slopen zal zorgen voor een<br />
grotere sloopkost, maar voor m<strong>in</strong>der verontre<strong>in</strong>igd afval. Daardoor zullen de<br />
verwerk<strong>in</strong>gskosten <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong> dalen. (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />
4.1.3 Toepass<strong>in</strong>gsmogelijkheden voor recyclagegranulaten<br />
Vanuit technisch oogpunt is de kwaliteit <strong>van</strong> recyclagemateriaal perfect te identificeren<br />
wat zou kunnen leiden tot diverse toepass<strong>in</strong>gen. Vandaag worden deze toepass<strong>in</strong>gen<br />
echter niet benut. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:<br />
- Normatieve kaders: De normen die gehanteerd worden leggen grote<br />
beperk<strong>in</strong>gen op voor het gebruik <strong>van</strong> recyclagegranulaten. Bijgevolg bepalen de<br />
normen de markt en de productie <strong>van</strong> de recyclagegranulaten;<br />
- Aanpass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>in</strong>frastructuur: Het gebruik <strong>van</strong> recyclagegranulaat brengt<br />
aanpass<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> het productieapparaat met zich mee zoals het <strong>in</strong>stalleren <strong>van</strong><br />
silo’s en breek<strong>in</strong>stallaties. Deze <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen kunnen hoog oplopen. Mede door<br />
het feit dat beton op basis <strong>van</strong> recyclagegranulaten slechts voor we<strong>in</strong>ig<br />
toepass<strong>in</strong>gen gebruikt wordt, zoals blijkt uit Tabel 3, doen de betonproducenten<br />
de nodige <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen niet;<br />
- De beschikbaarheid <strong>van</strong> de producten: De beschikbaarheid en de constante<br />
kwaliteit is een belangrijke parameter voor betonproducenten. (BIM, 2010)<br />
Voorgaande redenen zorgen voor een beperkt gebruik <strong>van</strong> recyclagegranulaten, <strong>in</strong><br />
onderstaande Tabel 3 worden de toepass<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> recyclagegranulaten aangehaald.<br />
Deze mogelijke toepass<strong>in</strong>gen zijn conform aan het standaardbestek 250 voor de<br />
wegenbouw versie 2.2. (Vlaamse overheid):<br />
Tabel 3: Toepass<strong>in</strong>g recyclagegranulaat (BIM, 2010)<br />
materiaal Ophog<strong>in</strong>g Onderfunder<strong>in</strong>g SteenslagSchraal- Bitum<strong>in</strong>euze bestrat<strong>in</strong>g<br />
funder<strong>in</strong>gbeton verhard<strong>in</strong>gen<br />
Pu<strong>in</strong>zeefzand X<br />
Pu<strong>in</strong>brekerzand X X X X x x<br />
Betonpu<strong>in</strong> X X x X<br />
Mengpu<strong>in</strong> X X x<br />
Metselwerkpu<strong>in</strong> X<br />
Asfaltpu<strong>in</strong> x x x<br />
Voor verder <strong>in</strong>formatie over de toepass<strong>in</strong>gsmogelijkheden <strong>van</strong> recyclagematerialen wordt<br />
verwezen naar het OCW (onderzoekscentrum voor de wegenbouw) en het WTCB<br />
(Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf) dat een project heeft<br />
omtrent won<strong>in</strong>gen die volledig bestaan uit gerecycleerde materialen: recyhouse. Een<br />
voorbeeld wordt weergegeven <strong>in</strong> Figuur 19 .<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 49
4.2 Soorten recyclagegranulaten<br />
Figuur 19: Toepass<strong>in</strong>g recyclagemateriaal (BIM, 2010)<br />
Recyclagegranulaat kan <strong>in</strong>gedeeld worden <strong>in</strong> vijf soorten: gebroken betonpu<strong>in</strong>, gebroken<br />
mengpu<strong>in</strong>, gebroken metselwerkpu<strong>in</strong>, gebroken asfaltpu<strong>in</strong> en zeefzand. Het verschil<br />
tussen deze soorten wordt kort aangehaald.<br />
4.2.1 Gebroken betonpu<strong>in</strong><br />
Figuur 20: Gebroken betonpu<strong>in</strong> (BIM, 2010)<br />
Betonpu<strong>in</strong> is het recyclagegranulaat met de hoogste waarde. Het bevat ondermeer goede<br />
eigenschappen op gebied <strong>van</strong> sterkte en absorptie. Het grote voordeel aan dit<br />
recyclagegranulaat is dat het voor een bepaald deel bestaat uit natuurlijk granulaat dat<br />
verwerkt is tot beton. Na het slopen <strong>van</strong> een gebouw krijgt het vooral een tweede leven<br />
<strong>in</strong> onderfunder<strong>in</strong>g. Tenslotte wordt betonpu<strong>in</strong> <strong>in</strong> m<strong>in</strong>dere mate gebruikt <strong>in</strong> schraal beton.<br />
(BIM, 2010)<br />
4.2.2 Gebroken metselwerkpu<strong>in</strong><br />
Figuur 21: Gebroken metselwerkpu<strong>in</strong> (BIM, 2010)<br />
Metselwerkpu<strong>in</strong> bestaat grotendeels uit gebroken bakstenen en dakpannen. De<br />
eigenschappen <strong>van</strong> dit soort pu<strong>in</strong> zijn niet goed genoeg om het te gebruiken <strong>in</strong><br />
<strong>recyclagebeton</strong>. Daarbij komt dat het absorptiegedrag <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong> moeilijk te bepalen is<br />
en dat de verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g groot kan zijn. (BIM, 2010)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 50
4.2.3 Gebroken mengpu<strong>in</strong><br />
Figuur 22: Gebroken mengpu<strong>in</strong> (BIM, 2010)<br />
Mengpu<strong>in</strong> is een comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> betonpu<strong>in</strong> en metselwerkpu<strong>in</strong>. M<strong>in</strong>stens 40% bestaat uit<br />
betonpu<strong>in</strong> om de noodzakelijke basissterkte te verkrijgen. Dit pu<strong>in</strong> wordt uitsluitend als<br />
onderfunder<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de wegenbouw gebruikt. (BIM, 2010)<br />
4.2.4 Gebroken mengpu<strong>in</strong><br />
Figuur 23: Gebroken asfaltpu<strong>in</strong> (BIM, 2010)<br />
Het asfaltpu<strong>in</strong> bevat maximaal 1% (<strong>in</strong> massa en volume) niet-steenachtige materialen<br />
zoals gips, rubber, kunststoffen, isolatie, roof<strong>in</strong>g of andere verontre<strong>in</strong>igende materialen.<br />
Dit type pu<strong>in</strong> wordt enkel gebruikt voor laagwaardige toepass<strong>in</strong>gen. (BIM, 2010)<br />
4.2.5 Zeefzand<br />
Figuur 24: Zeefzand (grondwerken detrez)<br />
Een bijproduct dat geproduceerd wordt tijdens het breken <strong>van</strong> pu<strong>in</strong> is zeefzand. Het is<br />
een fijne fractie die vrijkomt tijdens het breekproces en ongehydrateerd cement bevat.<br />
Zeefzand kent vele toepass<strong>in</strong>gen zoals het gebruik <strong>in</strong> funder<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> opritten. Zeefzand<br />
kan echter ook verwerkt worden tot gestabiliseerd zeefzand door meng<strong>in</strong>g met cement<br />
en water. (GV&T)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 51
4.3 Eigenschappen <strong>van</strong> natuurlijke en gerecycleerde granulaten<br />
4.3.1 Europese normen voor granulaten<br />
Overzicht <strong>van</strong> de nieuwe, geharmoniseerde normen voor granulaten<br />
Granulaten worden <strong>in</strong> diverse toepass<strong>in</strong>gsdome<strong>in</strong>en gebruikt, bijvoorbeeld <strong>in</strong> gebonden of<br />
ongebonden onderfunder<strong>in</strong>gen en funder<strong>in</strong>gen, mager beton, stortklaar beton en<br />
betonproducten. Tabel 4 geeft een overzicht <strong>van</strong> de reeks nieuwe normen. Hieruit blijkt<br />
dat niet langer gesproken wordt <strong>in</strong> termen <strong>van</strong> zand, gr<strong>in</strong>d of steenslag, maar wel over<br />
toeslagstoffen en granulaten voor mortel, beton, ongebonden of hydraulisch gebonden<br />
toepass<strong>in</strong>gen, …<br />
Tabel 4: Overzicht <strong>van</strong> de nieuwe, geharmoniseerde normen voor granulaten (Devriendt, 2010)<br />
Nummer <strong>van</strong> de norm Jaartal Titel <strong>van</strong> de norm<br />
NBN EN 12620 2002 Toeslagmateriaal <strong>van</strong> beton<br />
Toeslagmaterialen voor asfalt en<br />
NBN EN 13043 2002 opppervlaktebehandel<strong>in</strong>g<br />
NBN EN 13139 2002 Toeslagmateriaal voor mortel<br />
Toeslagmaterialen voor ongebonden en hydraulisch<br />
gebonden materialen voor burgerlijke bouwkunde en<br />
NBN EN 13242 2008 wegenbouw<br />
NBN EN 13055-1 2002<br />
NBN EN 13055-2 2004<br />
Lichte toeslagmaterialen. Deel 1: Lichte<br />
toeslagmaterialen voor beton en mortel<br />
Lichte toeslagmaterialen.Deel2: Lichte toeslagmaterialen<br />
voor asfalt en oppervlaktebehandel<strong>in</strong>g en voor gebruik<br />
<strong>in</strong> ongebonden en gebonden lagen, met uitslut<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
beton, mortel en dunbedmortel<br />
NBN EN 13383-1 2009 Waterbouwstenen, Deel 1-specificatie<br />
NBN EN 13383-2 2009 Waterbouwstenen.Deel 2- beproev<strong>in</strong>gsmethoden<br />
NBN EN 13450 2003 Toeslagmaterialen voor spoorwegballast<br />
Indel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de granulaten<br />
Een granulaat wordt volgens de normen gedef<strong>in</strong>ieerd als een korrelvormig materiaal dat<br />
<strong>in</strong> de bouwsector wordt gebruikt. Een <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de granulaten kan gebeuren op basis<br />
<strong>van</strong> herkomst, volumieke massa en op korrelmaat.<br />
Op basis <strong>van</strong> herkomst wordt voor granulaten een onderscheid gemaakt tussen :<br />
- Natuurlijke granulaten: granulaten <strong>van</strong> m<strong>in</strong>erale oorsprong;<br />
- Kunstmatig vervaardigde granulaten: dit type granulaat heeft een m<strong>in</strong>erale<br />
oorsprong, maar ze worden aan een <strong>in</strong>dustrieel proces onderworpen waarbij ze<br />
een thermische of andere behandel<strong>in</strong>g ondergaan;<br />
- Gerecycleerde granulaten: pu<strong>in</strong>granulaten zijn afkomstig uit de behandel<strong>in</strong>g en<br />
verwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> anorganisch materiaal dat ooit <strong>in</strong> de bouw werd gebruikt.<br />
De nieuwe normen bevatten voorschriften voor alle granulaten. Deze voorschriften zijn<br />
bijgevolg geldig voor gerecycleerde en <strong>in</strong>dustriële reststoffen. Dit heeft een belangrijke<br />
weerslag op de sector <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten. Dat betekent dat de pu<strong>in</strong>granulaten en<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 52
<strong>in</strong>dustriële reststoffen <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe op basis <strong>van</strong> prestaties geclassificeerd zullen worden en<br />
niet enkel op basis <strong>van</strong> hun herkomst.<br />
Op basis <strong>van</strong> volumieke massa bestaan meerdere verschillen tussen de normen. Voor<br />
lichte granulaten is een andere norm <strong>van</strong> toepass<strong>in</strong>g dan voor gewone granulaten.<br />
- Lichte granulaten<br />
Lichte granulaten worden <strong>in</strong> de normen NBN EN 13055-1: 2002 en NBN EN 13055-2:<br />
2004 gedef<strong>in</strong>ieerd als granulaten of lichte toeslagstoffen waarbij de volumieke massa<br />
<strong>van</strong> de korrels maximaal 2000 kg/m 3 bedraagt of waarbij het losgestorte gewicht niet<br />
meer dan 1200 kg/m 3 bedraagt. De volumieke massa is hier bepalend voor de<br />
classificatie en niet de oorsprong <strong>van</strong> de granulaten. Vier soorten lichte granulaten<br />
worden onderscheiden:<br />
o Natuurlijke granulaten;<br />
o Granulaten vervaardigd uit natuurlijke materialen en/of uit bijproducten<br />
<strong>van</strong> <strong>in</strong>dustriële processen;<br />
o Nevenproducten <strong>van</strong> <strong>in</strong>dustriële processen;<br />
o Gerecycleerde granulaten.<br />
Metselwerkpu<strong>in</strong> en <strong>in</strong> sommige gevallen zelfs mengpu<strong>in</strong> behoren tot de categorie<br />
lichte granulaten.<br />
- Gewone granulaten<br />
Granulaten met een normaal gewicht worden <strong>in</strong> de norm NBN EN 13242: 2008<br />
gedef<strong>in</strong>ieerd als granulaten waar<strong>van</strong> de volumieke massa <strong>van</strong> de korrel tussen de<br />
2000 kg/m 3 en de 3000 kg/m 3 ligt. In de Europese norm NBN EN 12620: 2002<br />
worden de eigenschappen <strong>van</strong> granulaten en toeslagstoffen gespecificeerd. De<br />
eigenschappen worden verkregen door de verwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> natuurlijke, bewerkte of<br />
gerecycleerde materialen en een meng<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deze granulaten voor gebruik <strong>in</strong> beton.<br />
De norm handelt over de granulaten met een oven gedroogde deeltjesdichtheid<br />
groter dan 2000 kg/m 3 voor gebruik <strong>in</strong> alle betonsoorten. Daarbij behoort beton <strong>in</strong><br />
overeenstemm<strong>in</strong>g met de NBN EN 206-1: 2004 en beton gebruikt <strong>in</strong> wegen en andere<br />
verhard<strong>in</strong>gen en voor gebruik <strong>in</strong> prefab betonproducten. Het dekt tevens de<br />
gerecycleerde granulaten met dichtheden tussen 1500 kg/m 3 en 2000 kg/m 3 met de<br />
nodige waarschuw<strong>in</strong>gen.<br />
- Zware granulaten<br />
Zware granulaten worden <strong>in</strong> deze normen niet apart behandeld. Volgens de def<strong>in</strong>itie<br />
<strong>in</strong> de norm NBN EN 13242:2008 hebben zware granulaten een volumieke massa <strong>van</strong><br />
meer dan 3000 kg/m 3 .<br />
Een laatste <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>van</strong> granulaten gebeurt op basis <strong>van</strong> de korrelmaat. De normen NBN<br />
EN 12620: 2002 en NBN 13242: 2008 maken een onderscheid tussen fillers, fijne en<br />
grove granulaten, natuurlijk gegradeerde 0/8 mm granulaten en granulaatmengsels. De<br />
def<strong>in</strong>ities uit beide normen stemmen niet met elkaar overeen zodanig dat hier verwarr<strong>in</strong>g<br />
en onduidelijkheid kan ontstaan. De norm omtrent lichte granulaten onderscheidt veel<br />
m<strong>in</strong>der categorieën op basis <strong>van</strong> korrelmaat. (Devriendt, 2010)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 53
Kenmerken en beproev<strong>in</strong>gsmethodes<br />
Door de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de Europese normen worden bepaalde specificaties en<br />
proefmethodes ver<strong>van</strong>gen en/of uitgebreid. De granulaten worden tevens beschreven<br />
aan de hand <strong>van</strong> een reeks kenmerken. In onderstaande Tabel 5 wordt een samenvatt<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> de belangrijkste, reeds gepubliceerde normen voorgesteld.<br />
Tabel 5: Overzicht normen m.b.t. de proefmethoden voor granulaten (Devriendt, 2010)<br />
BEPROEVINGSMETHODEN VOOR DE ALGEMENE EIGENSCHAPPEN VAN TOESLAGMATERIALEN<br />
NBN EN 932-1: 1966 Deel 1: Methoden voor monsternem<strong>in</strong>g<br />
NBN EN 932-2: 1999 Deel 2: Methoden voor het delen <strong>van</strong> laboratoriummonsters<br />
NBN EN 932-3: 2003<br />
Deel 3: Procedure en term<strong>in</strong>ologie voor een vereenvoudigde<br />
petrografische beschrijv<strong>in</strong>g<br />
NBN EN 932-5: 2000 Deel 5: Algemene apparatuur en kalibratie<br />
BEPROEVINGSMETHODEN VOOR DE GEOMETRISCHE EIGENSCHAPPEN VAN<br />
TOESLAGMATERIALEN<br />
NBN EN 933-1: 2006 Deel 1: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelverdel<strong>in</strong>g -‐ Zeefmethode<br />
NBN EN 933-2: 1996<br />
Deel 2: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelverdel<strong>in</strong>g -‐ Controlezeven,<br />
nom<strong>in</strong>ale afmet<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de open<strong>in</strong>gen<br />
NBN EN 933-3: 1997 Deel 3: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelvorm -‐ Vlakheids<strong>in</strong>dex<br />
NBN EN 933-4: 2008 Deel 4: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelvorm -‐ Korrelvormgetal<br />
NBN EN 933-5: 1998<br />
NBN EN 933-6: 2002<br />
Deel 5: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het percentage aan gebroken oppervlakken<br />
<strong>in</strong> grove toeslagmaterialen<br />
Deel 6: Beoordel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de oppervlakte-‐eigenschappen -‐<br />
Stroomcoëfficiënt <strong>van</strong> toeslagmaterialen<br />
NBN EN 933-7: 1998<br />
Deel 7: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het gehalte aan schelpen -‐ Percentage<br />
schelpen <strong>in</strong> grove toeslagmaterialen<br />
NBN EN 933-8: 1999 Deel 8: Beoordel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> fijn materiaal -‐ Zandequivalentproef<br />
NBN EN 933-9: 1998 Deel 9: Beoordel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> fijn materiaal -‐ Methyleenblauwproef<br />
NBN EN 933-10: 2001<br />
NBN EN 1097-1/A1: 2003<br />
NBN EN 1097-2: 1998<br />
Deel 10: Beoordel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> fijn materiaal -‐ Korrelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
vulstoffen (luchtstraatzev<strong>in</strong>g)<br />
BEPROEVINGSMETHODEN VOOR DE BEPALING VAN FYSCHISCHE EN<br />
MECHANISCHE EIGENSCHAPPEN VAN TOESLAGMATERIALEN<br />
Deel 1: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de weerstand tegen afslijt<strong>in</strong>g<br />
(micro-Deval)<br />
Deel 2: Methoden voor de bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de weerstand tegen<br />
verbrijzel<strong>in</strong>g<br />
NBN EN 1097-3: 1998<br />
Deel 3: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> onverdicht materiaal en<br />
het gehalte aan holle ruimten<br />
NBN EN 1097-4: 2008 Deel 4: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de holle ruimten <strong>in</strong> droge verdichte vulstof<br />
NBN EN 1097-5: 2008<br />
NBN EN 1097-6: 2000<br />
Deel 5: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het watergehalte door drogen <strong>in</strong> een<br />
geventileerde oven<br />
Deel 6: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en <strong>van</strong> de<br />
wateropname<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 54
Een aantal kenmerken en proefmethodes zijn de volgende:<br />
- Korrelmaat;<br />
- Korrelverdel<strong>in</strong>g;<br />
- Korrelvorm;<br />
- Gehalte aan schelpdelen <strong>van</strong> grove granulaten;<br />
- Gehalte aan fijne deeltjes en kwaliteit er<strong>van</strong>;<br />
- Chemische eisen.<br />
o Chloriden;<br />
o Sulfaten;<br />
o Bestanddelen met een <strong>in</strong>vloed op de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g en verhard<strong>in</strong>g <strong>van</strong> cement.<br />
Voor meer uitleg over deze kenmerken en proefmethodes wordt verwezen naar het<br />
e<strong>in</strong>dwerk ‘Scheid<strong>in</strong>g en zuiver<strong>in</strong>gstechnieken voor pu<strong>in</strong>granulaten’ <strong>van</strong> Kathy Devriendt.<br />
4.3.2 Eigenschappen typisch voor pu<strong>in</strong>granulaten<br />
De eigenschappen <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten verschillen op een aantal gebieden grondig <strong>van</strong><br />
kalksteengranulaten. De eigenschappen <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten moeten zo goed mogelijk<br />
overeenkomen met deze <strong>van</strong> kalksteengranulaat <strong>in</strong>dien deze eerste voor toepass<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />
stortklaar of structureel beton wil <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g komen. Hieronder worden enkele<br />
eigenschappen <strong>van</strong> betonpu<strong>in</strong>granulaten overlopen. Deze eigenschappen kunnen grondig<br />
verschillen <strong>van</strong> deze <strong>van</strong> hun natuurlijke tegenhangers. Hetzelfde geldt voor mengpu<strong>in</strong>,<br />
asfaltpu<strong>in</strong>… maar deze worden hier niet verder behandeld. (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />
Samenstell<strong>in</strong>g<br />
Betonpu<strong>in</strong>granulaat is een e<strong>in</strong>dproduct <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> breken, zeven, ontijzeren en<br />
zuiveren. Ondanks een duidelijk acceptatiebeleid en een goede scheid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
verschillende afvalstromen is het zeker niet uitgesloten dat ongewenste stoffen voor de<br />
productie <strong>van</strong> betonpu<strong>in</strong>granulaten worden aangevoerd. Dergelijke ongewenste stoffen<br />
zijn bijvoorbeeld metselwerk en asfaltbrokken. Voor betonpu<strong>in</strong> werd een<br />
identificatieproef opgesteld, die de samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat vaststelt. Hierbij<br />
worden op visuele wijze materialen gesorteerd volgens onderstaande categorieën<br />
weergegeven <strong>in</strong> Tabel 6 op pag<strong>in</strong>a 56.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 55
Tabel 6: Lijst <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g materialen <strong>in</strong> categorieën (Devriendt, 2010)<br />
Categorie nr. Lijst <strong>van</strong> de materialen per categorie<br />
1 Pu<strong>in</strong> <strong>van</strong> beton en natuursteen (Droge volumieke massa > 2100 kg/m3)<br />
Absorptie<br />
Betonpu<strong>in</strong>, granulaten met aanhechtende mortel, natuursteen, steenslag, gr<strong>in</strong>d, …<br />
2 Metselwerkmateriaal (Droge volumieke massa > 1600 kg/m3)<br />
Baksteen, mortel, aardewerkpannen, zandcement, gresbuizen, kalkzandsteen, …<br />
3 Andere steenachtige materialen<br />
Tegels, leien, pl<strong>in</strong>ten, slakken, cellenbeton, geëxpandeerde klei, keramiek,<br />
schelpen, …<br />
4 Koolwaterstofmengsels<br />
Asfaltverhard<strong>in</strong>gen, gietasfalt, …<br />
5 Niet-steenachtige materialen<br />
Gips, rubber, plastiek, isolatiematerialen, glas, metalen, kalk, pleister, roof<strong>in</strong>g,<br />
bitumen, …<br />
6 Organische materialen<br />
Hout, plantenresten, papier, vezelplaat, kurk, …<br />
7 Speciale materialen: nader omschrijven<br />
Asbest <strong>in</strong> gebonden toestand, kool, zwarte steenkoolhoudende leisteen,<br />
kleiklonters, ligniet, cokes, vuurvaste steen, …<br />
Zoals eerder aangehaald <strong>in</strong> deze studie is het absorptiegedrag <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaat anders<br />
dan <strong>van</strong> natuurlijk granulaat. Betonpu<strong>in</strong>granulaten kunnen vijf tot tienmaal meer<br />
absorberen dan pu<strong>in</strong>granulaat. De grotere absorptie is te wijten aan het aangehechte<br />
cementsteen dat rondom de granulaten kleeft. Het cementsteen wordt gevormd door het<br />
zand, water, cement en lucht. Het kalksteen dat als primair granulaat werd gebruikt zal<br />
niet meer absorberen dan voorheen. Om de W/C-factor niet te beïnvloeden is het<br />
noodzakelijk om een bepaalde hoeveelheid water toe te voegen om de granulaten te<br />
verzadigen wanneer gebruik gemaakt wordt <strong>van</strong> onverzadigde granulaten. Een andere<br />
mogelijkheid is om te werken met verzadigde granulaten die oppervlakte droog zijn zodat<br />
geen extra water moet toegevoegd worden. (Malesev, Radonjan<strong>in</strong>, & Mar<strong>in</strong>kovic, 2010)<br />
In deze studie wordt omwille <strong>van</strong> praktische redenen gewerkt met granulaten met een<br />
startvochtgehalte dat aanwezig is bij de start <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> de granulaten <strong>in</strong> het<br />
beton. Indien 70 liter beton dient gemaakt te worden voor het opstellen <strong>van</strong> een<br />
verwerkbaarheidscurve zou meer dan 50 kilogram betonpu<strong>in</strong> gedroogd moeten worden of<br />
volledig verzadigd worden en oppervlaktedroog gemaakt worden.<br />
De absorptie komt door stand door twee krachten, namelijk de hydrostatische druk en de<br />
capillariteit. Capillariteit is een verschijnsel waarbij water hoger zal <strong>in</strong>dr<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> een vaste<br />
stof dan het omr<strong>in</strong>gende wateroppervlak. Dit is het gevolg <strong>van</strong> de cohesie <strong>van</strong> de<br />
waterstofmoleculen onderl<strong>in</strong>g en de adhesie <strong>van</strong> de vloeistof tot de vaste wand. Aan de<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 56
hand <strong>van</strong> de oppervlaktespann<strong>in</strong>g tussen water en lucht kan de stijghoogte berekend<br />
worden. Hoe kle<strong>in</strong>er de holtes <strong>in</strong> de granulaten zijn, hoe hoger de stijghoogte <strong>van</strong> de<br />
vloeistof en hoe gemakkelijker absorptie optreed. De tweede kracht namelijk de<br />
hydrostatische druk zorgt ervoor dat het water als het ware <strong>in</strong> de granulaten geperst<br />
wordt door een drukverschil. De vloeistof neemt de plaats <strong>in</strong> <strong>van</strong> de met lucht gevulde<br />
poriën <strong>van</strong> de granulaten. Om dergelijk drukverschil te verkrijgen dient het<br />
wateroppervlak hoger te staan dan de te vullen poriën. In deze studie zal de<br />
krachtwerk<strong>in</strong>g voornamelijk door capillariteit plaatsv<strong>in</strong>den. (Blontrock & Van Guyze,<br />
2010)<br />
Gevolgen <strong>van</strong> absorptie<br />
De absorptie en de variatie <strong>van</strong> de grootte waarmee de absorptie <strong>van</strong> de granulaten<br />
optreedt, kan heel wat <strong>in</strong>vloeden hebben op verschillende factoren zoals:<br />
- Verwerkbaarheid<br />
- W/C-factor en bijgevolg druksterkte en duurzaamheid<br />
- Krimp<br />
- Segregatie<br />
Indien het mengsel gemaakt wordt met granulaten die een te hoge absorptiegraad<br />
bezitten, zal het toegevoegde water meer opgeslorpt worden. Dit resulteert <strong>in</strong> een<br />
verlag<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de W/C-factor en gaat gepaard met een verlies <strong>van</strong> de verwerkbaarheid.<br />
Voor de duurzaamheid voor het beton kan dit wel een voordeel bieden als het beton nog<br />
goed gemengd en verdicht kan worden, daar de druksterkte stijgt door een lagere W/Cfactor.<br />
De verwerkbaarheid zal bijgevolg niet gegarandeerd kunnen worden voor de volle<br />
100 m<strong>in</strong>uten. Doordat m<strong>in</strong>der water aanwezig zal zijn, door de grote opslorp<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
granulaten, zal m<strong>in</strong>der cement gehydrateerd kunnen worden bij eenzelfde mengenergie.<br />
Daardoor zou de druksterkte toch kunnen geschaad worden.<br />
Indien de granulaten <strong>in</strong> het mengsel een te kle<strong>in</strong>e absorptiegraad hebben, zal meer vrij<br />
water <strong>in</strong> het mengsel aanwezig zijn. Dit zorgt voor een verhog<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de W/C-factor,<br />
waarbij meer water moet verdampt worden en meer holtes achtergelaten wordt.<br />
Bijgevolg heeft dit een verlies <strong>in</strong> druksterkte en duurzaamheid. Bij deze hoge W/C-factor<br />
kan segregatie ontstaan. Segregatie werd eerder besproken <strong>in</strong> punt. (Blontrock & Van<br />
Guyze, 2010)<br />
Kwaliteit <strong>van</strong> het moedermateriaal<br />
De uite<strong>in</strong>delijke prestaties <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat zijn niet enkel afhankelijk <strong>van</strong> de<br />
samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat maar ook <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het moedergranulaat.<br />
Zo zal pu<strong>in</strong>granulaat afkomstig <strong>van</strong> hoogwaardige betontoepass<strong>in</strong>gen (lage W/C-factor,<br />
hoge druksterkte) gekenmerkt worden door een hoge dichtheid en daardoor ook een<br />
lagere absorptiefactor door een kle<strong>in</strong>er gehalte aan poriën. Het betonpu<strong>in</strong> heeft tevens<br />
een sterkere mechanische weerstand en een hogere weerstand tegen afbrokkel<strong>in</strong>g en<br />
afschur<strong>in</strong>g (lagere LA of MDE-waarde). (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />
MDE-waarde of de micro-Deval waarde is de weerstand tegen afslijt<strong>in</strong>g <strong>van</strong> granulaten. De<br />
micro-Deval test wordt beschreven <strong>in</strong> de norm NBN EN 1097-1: 2003. Hoe lager deze<br />
micro-Deval coëfficiënt, hoe groter de weerstand <strong>van</strong> de granulaten tegen afslijt<strong>in</strong>g. De<br />
micro-Deval coëfficiënt MDE wordt, <strong>in</strong>dien vereist, aangeduid <strong>in</strong> een categorie. Deze<br />
categorieën zijn terug te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> Tabel 7.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 57
Tabel 8 geeft een referentietabel met enkele micro-Deval- en LA waarden <strong>van</strong> enkele<br />
natuurlijke granulaattypes.<br />
Tabel 7: Categorieën voor maximum waarden voor de micro-Deval coëfficiënt (COPRO, 2003)<br />
Micro-Deval<br />
coëfficiënt Categorie (M DE) NBN EN 12620 NBN EN 13242<br />
≤ 10 M DE 10 x<br />
≤ 15 M DE 15 x<br />
≤ 20 M DE 20 x x<br />
≤ 25 M DE 25 x x<br />
≤ 35 M DE 35 x x<br />
> 35 M DE verklaard x<br />
≤ 50 M DE 50 x<br />
> 50 M DE verklaard x<br />
Geen eis M DE NR x x<br />
Tabel 8: Referentietabel M DE-waarde en LA-waarde (Gullentops & Elsen)<br />
granulaattype M DE-waarde LA<br />
Porfier<br />
Kalksteen<br />
4 - 8 8 - 14<br />
(Tournesiaan -<br />
Viseaan)<br />
10 - 15 19 - 24<br />
Zandsteen<br />
(Famenniaan)<br />
18 - 20 13 - 14<br />
Maasgr<strong>in</strong>d 5 - 9 15 - 20<br />
Met de LA-test of Los Angeles test wordt de weerstand tegen verbrijzel<strong>in</strong>g bepaald. Hoe<br />
lager de LA-coëfficiënt, hoe groter de weerstand tegen verbrijzel<strong>in</strong>g. Volgens Agrabeton<br />
moet betonpu<strong>in</strong>granulaat, waar<strong>van</strong> 90% korrels met een dichtheid <strong>van</strong> 2100 kg/m 3<br />
bevatten, een LA-waarde onder de 40 hebben. Volgens de toekomstige norm NBN B15-<br />
001 mag de LA waarde niet groter zijn dan 40 voor betonpu<strong>in</strong>.(Boehme L. et al, 2010)<br />
NEN 5905 stelt deze eisen aan de samenstell<strong>in</strong>g en de eigenschappen <strong>van</strong><br />
betongranulaat. Voor een menggranulaat dient de LA-waarde onder de 50 te zijn. (Van<br />
der Poel, 2007)<br />
De Los Angeles coëfficiënt LA wordt, <strong>in</strong>dien vereist, aangeduid <strong>in</strong> een categorie. Deze<br />
categorieën zijn terug te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> Tabel 9.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 58
Onzuiverheden<br />
Tabel 9: Categorieën voor maximum waarden voor Los Angeles (COPRO, 2003)<br />
Los Angeles<br />
Coëfficiënt<br />
De uite<strong>in</strong>delijke kwaliteit <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat is sterk afhankelijk <strong>van</strong> de hoeveelheid<br />
componenten met een lage mechanische sterkte <strong>in</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat. De belangrijkste<br />
onzuiverheden die dienen vermeden te worden <strong>in</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat, worden<br />
geformuleerd <strong>in</strong> de categorieën 5, 6 en 7 <strong>van</strong> de identificatieproef. De meest<br />
voorkomende onzuiverheden <strong>in</strong> het betonpu<strong>in</strong>granulaat zijn houten stukjes en ijzerdelen<br />
onder de vorm <strong>van</strong> b<strong>in</strong>ddraad of staalvezels.<br />
Het betonpu<strong>in</strong> kan ook scheikundige onzuiverheden bevatten zoals <strong>hulpstoffen</strong> of<br />
ontkist<strong>in</strong>gsmiddelen. Scheikundige onzuiverheden hebben de grootste kans om voor te<br />
komen <strong>in</strong> de fijne fractie <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten geproduceerd <strong>in</strong> prefab-bedrijven,<br />
tengevolge <strong>van</strong> het breken <strong>van</strong> productie-overschotten, gebroken producten, re<strong>in</strong>igen<br />
<strong>van</strong> <strong>in</strong>stallaties, … (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />
Resterende hydrauliciteit<br />
Categorie LA NBN EN 12620 NBN EN 13242<br />
≤ 15 LA 15 x<br />
≤ 20 LA 20 x x<br />
≤ 25 LA 25 x x<br />
≤ 30 LA 30 x x<br />
≤ 35 LA 35 x x<br />
≤ 40 LA 40 x x<br />
≤ 50 LA 50 x x<br />
> 50 LA verklaard x<br />
≤ 60 LA 60 x<br />
> 60 LA verklaard x<br />
Geen eis LA NR x x<br />
De hydratatiereactie of de stand <strong>van</strong> het geheel <strong>van</strong> opeenvolgende deelreacties kan op<br />
een bepaald ogenblik uitgedrukt worden door middel <strong>van</strong> de hydratatiegraad αh(t). Dit is<br />
de verhoud<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de op dat tijdstip gehydrateerde hoeveelheid cement tot de totale<br />
hoeveelheid cement dat <strong>in</strong> het mengsel aanwezig was. Deze graad is een bepalende<br />
factor voor de beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de eigenschappen <strong>van</strong> verhardend beton, zoals<br />
sterkteontwikkel<strong>in</strong>g en elasticiteitsmodulus. In de praktijk treedt nooit een volledige<br />
hydratatie <strong>van</strong> het cement op (αh =1). De hydratatie is afhankelijk <strong>van</strong> twee<br />
<strong>in</strong>vloedsfactoren. Een eerste <strong>in</strong>vloedsfactor is de beschikbaarheid <strong>van</strong> de ruimte waar<strong>in</strong><br />
nieuwe hydratatieproducten gevormd kunnen worden. De tweede <strong>in</strong>vloedsfactor is de<br />
hoeveelheid water dat beschikbaar is voor de hydratatiereactie. Dit wil zeggen dat,<br />
afhankelijk <strong>van</strong> de W/C-factor, het hydratatieproces zal e<strong>in</strong>digen op verschillende ultieme<br />
hydratatiegraden αh,u , Figuur 25. (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 59
Figuur 25: Hydratatiegraad i.f.v. de tijd bij verschillende W/C-factor (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />
Volgens Mill kan de ultieme hydratatiegraad αh,u waarbij de reactie stilvalt, theoretisch<br />
benaderd worden met volgende formule.<br />
Dit theoretisch verband toont aan dat een niet onbelangrijk deel <strong>van</strong> het cement niet<br />
volledig gehydrateerd wordt en zo na lange tijd nog potentieel reactiviteit bevat. Dit is te<br />
zien op onderstaande Figuur 26. Bij een W/C-factor waarmee <strong>in</strong> deze studie wordt<br />
gewerkt, namelijk 0,55, zou de hydratatiegraad 0,77 zijn.<br />
Figuur 26: Ultieme hydratiegraad <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> de W/C-factor (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />
Indien beton toe is aan een tweede leven en gebroken wordt tot betonpu<strong>in</strong>granulaten,<br />
wordt ook de cementsteen gebroken. Hierdoor krijgt een deel <strong>van</strong> het niet-gehydrateerde<br />
cement opnieuw de mogelijkheid om <strong>in</strong> reactie te gaan. Aangezien het aandeel<br />
cementsteen, en meteen niet-gehydrateerde cementdeeltjes, het grootst is <strong>in</strong> de fijne<br />
fractie <strong>van</strong> het recyclagegranulaat, is deze fractie het meest gevoelig voor een zekere<br />
verhard<strong>in</strong>g.<br />
De resterende hydrauliciteit heeft zowel zijn voor- als nadelen. Een positief gevolg <strong>van</strong><br />
deze reacties is een verhoogde stabiliteit <strong>van</strong> de granulaten <strong>in</strong> hun toepass<strong>in</strong>g. Dit<br />
positieve gevolg is echter enkel aanwezig <strong>in</strong>dien de granulaten voldoende snel na het<br />
breken hun def<strong>in</strong>itieve toepass<strong>in</strong>g krijgen.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 60
Het grote nadeel <strong>van</strong> resthydrauliciteit is een praktisch probleem. Bij de opslag <strong>in</strong><br />
wachtsilo’s is een gevaar op verstopp<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de trechter tengevolge <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g<br />
mogelijk, dit meestal <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met gewelfwerk<strong>in</strong>g. Specifieke voorzien<strong>in</strong>gen zijn <strong>in</strong><br />
zo’n gevallen nodig om het granulaat gemakkelijk uit de silo’s te trekken. De meest<br />
recente oploss<strong>in</strong>gen daarvoor zijn:<br />
- Trilplaten- of motoren op de zijvlakken <strong>van</strong> de trechter onderaan de silo;<br />
- Luchtdrukkanon waarmee af en toe een schot gelost wordt op de silowand. (Bonte<br />
& Van Laethem, 2007)<br />
4.4 Wetgev<strong>in</strong>g omtrent recyclage <strong>van</strong> bouw- en sloopafval<br />
4.4.1 Het afvalstoffendecreet<br />
De OVAM (De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij) is de Vlaamse adm<strong>in</strong>istratie<br />
die de wetgev<strong>in</strong>g voorbereidt en de uitvoer<strong>in</strong>g er<strong>van</strong> mogelijk maakt. Deze organisatie<br />
beschikt over subsidies, heff<strong>in</strong>gen, sensibiliser<strong>in</strong>g, regelgev<strong>in</strong>g, engagementen <strong>van</strong> de<br />
<strong>in</strong>dustrie…<br />
Het wettelijk kader <strong>van</strong> het afvalstoffendecreet wordt door de Vlaamse overheid bepaald<br />
ter realisatie <strong>van</strong> een gecontroleerd afvalstoffenbeleid. Dit decreet is meermaals<br />
gewijzigd waarbij de klemtoon niet meer ligt op def<strong>in</strong>itieve verwijder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> afvalstoffen<br />
maar bij het voorkomen en het nuttig toepassen <strong>van</strong> afvalstoffen. Het decreet kwam tot<br />
stand op 2 juli 1981 maar werd <strong>in</strong>houdelijk drastisch gewijzigd <strong>in</strong> 1994. Het decreet<br />
bevat de belangrijkste bepal<strong>in</strong>gen en wordt het kaderdecreet genoemd. Deze bepal<strong>in</strong>gen<br />
moeten uitgevoerd worden door de Vlaamse reger<strong>in</strong>g <strong>in</strong> uitvoer<strong>in</strong>gsbesluiten zoals het<br />
Vlarea.<br />
Om het afvalstoffenbeleid te bereiken legt het decreet een hiërarchie op. Deze<br />
afvalbehandel<strong>in</strong>gshiërarchie wordt <strong>in</strong> Nederland ‘De ladder <strong>van</strong> Lans<strong>in</strong>k’ genoemd.<br />
(OVAM, 2011)<br />
4.4.2 Het materialendecreet<br />
Het nieuwe materialendecreet werd op 14 december 2011 goedgekeurd door de Vlaamse<br />
volksvertegenwoordigers. Dit decreet vormt voor Vlaanderen een voorlopig sluitstuk om<br />
het duurzaam materialenbeheer <strong>in</strong> kaart te brengen. Op 24 juni 2011 gaf de Vlaamse<br />
Reger<strong>in</strong>g haar def<strong>in</strong>itieve goedkeur<strong>in</strong>g aan het decreet. Het afvalstoffendecreet uit 1981<br />
besproken <strong>in</strong> punt 4.4.1 komt volledig te vervallen.<br />
Het nieuwe decreet zorgt voor een nieuwe basis waardoor de materialenkr<strong>in</strong>glopen <strong>in</strong><br />
Vlaanderen beter gesloten worden. Het decreet zorgt ervoor dat een groen<br />
aankoopbeleid door de overheid mogelijk is en zet het licht op groen voor Plan C. Dit is<br />
een samenwerk<strong>in</strong>gsverband tussen bedrijven, kennis<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen, maatschappelijke<br />
organisaties en overheids<strong>in</strong>stanties. De uitvoer <strong>van</strong> ongesorteerd afval naar het<br />
buitenland wordt belemmerd door het decreet. Deze uitvoer kan een nefaste <strong>in</strong>vloed<br />
hebben op de eigen Vlaamse verwerk<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>dustrie. Als voorbeeld wordt verwezen naar<br />
de prijzenslag als gevolg <strong>van</strong> de overcapaciteit <strong>in</strong> de Nederlandse<br />
afvalverbrand<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stallaties.<br />
Het materialendecreet geeft de voorwaarden weer voor e<strong>in</strong>de-afval en bijproducten zoals<br />
die op Europees niveau zijn vastgesteld. Voor bepaalde materiaalstromen kan de<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 61
Vlaamse Reger<strong>in</strong>g specifieke criteria opstellen om aan te geven of het materiaal<br />
beschouwd kan worden als een bijproduct of als een materiaal dat de e<strong>in</strong>de-afvalfase<br />
bereikt heeft.<br />
Dankzij het decreet zijn de materiaalkr<strong>in</strong>glopen duidelijker. De volgorde <strong>van</strong> prioriteiten<br />
voor de omgang met materialen, en niet enkel afvalstoffen, staat beschreven <strong>in</strong> het<br />
decreet en zijn:<br />
1. Voorkom afvalstoffen en stimuleer milieuverantwoorde productie en consumptie;<br />
2. Bevorder hergebruik;<br />
3. Zorg voor gesloten kr<strong>in</strong>glopen <strong>van</strong> de materialen of recycleer de afvalstoffen;<br />
4. Zoek nuttige toepass<strong>in</strong>gen voor de afvalstoffen zoals energietoepass<strong>in</strong>gen;<br />
5. Afvalstoffen op verantwoorde manier verwijderen, via verbrand<strong>in</strong>g zonder<br />
energierecuperatie of als allerlaatste via storten.<br />
Tot de uitvoer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deze prioriteiten <strong>in</strong> de omgang met materialen is een nieuw<br />
uitvoer<strong>in</strong>gsbesluit namelijk het VLAREMA. Dit nieuwe uitvoer<strong>in</strong>gsbesluit wordt hieronder<br />
<strong>in</strong> punt 4.4.3 besproken. (OVAM, 2011)<br />
Het materialendecreet en het Vlarema zullen gelijktijdig <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g treden, dit zal<br />
vermoedelijk gebeuren op 1 juni 2012. (Enviro, 2012)<br />
4.4.3 Van Vlarea naar Vlarema<br />
Parallel met het decreet is een nieuw uitvoer<strong>in</strong>gsbesluit dat het Vlaams Reglement <strong>in</strong>zake<br />
Afvalvoorkom<strong>in</strong>g en -beheer (VLAREA) volledig ver<strong>van</strong>gt. Op 17 februari 2012 is het<br />
Vlaams Reglement voor duurzaam beheer <strong>van</strong> Materiaalkr<strong>in</strong>glopen en Afvalstoffen<br />
(VLAREMA) goedgekeurd. Dit Reglement bevat meer gedetailleerde voorschriften over<br />
(bijzondere) afvalstoffen, grondstoffen, selectieve <strong>in</strong>zamel<strong>in</strong>g, vervoer, registerplicht en<br />
de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Het VLAREMA en het materialendecreet<br />
zullen gelijktijdig <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g treden mits enkele uitzonder<strong>in</strong>gen of overgangsbepal<strong>in</strong>gen.<br />
(OVAM, 2011)<br />
Het Vlarema bevat de volgende elementen:<br />
Hoofdstuk 1: Algemene bepal<strong>in</strong>gen<br />
Hoofdstuk 2: Afbaken<strong>in</strong>g afvalfase<br />
Hoofdstuk 3: Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid<br />
Hoofdstuk 4: Beheer <strong>van</strong> materiaalkr<strong>in</strong>glopen en afvalstoffen<br />
Hoofdstuk 5: Beheer <strong>van</strong> specifieke materiaalkr<strong>in</strong>glopen en afvalstoffen<br />
Hoofdstuk 6: Inzamelen en vervoeren <strong>van</strong> afvalstoffen<br />
Hoofdstuk 7: Registreren en rapporteren <strong>van</strong> afvalstoffen- en materiaalgegevens<br />
Hoofdstuk 8: Monsternem<strong>in</strong>g en analyse, erkenn<strong>in</strong>g <strong>van</strong> laboratoria<br />
Hoofdstuk 9: Milieuheff<strong>in</strong>gen en milieubijdragen<br />
In de bijlage <strong>van</strong> het VLAREMA zal een lijst <strong>van</strong> afvalstoffen terug te v<strong>in</strong>den zijn. Om de<br />
stof gemakkelijk <strong>in</strong> de lijst terug te kunnen v<strong>in</strong>den zal iedere stof een unieke cijfercode<br />
krijgen. Naast deze lijst is een lijst <strong>van</strong> materialen die <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g komen voor het<br />
gebruik als grondstof. Als laatste bijlage staan de verschillende milieu-<strong>in</strong>breuken opgelijst<br />
die gesanctioneerd zullen worden volgens de milieuhandhav<strong>in</strong>gsreglementer<strong>in</strong>g. De<br />
ontwerpteksten <strong>van</strong> het materialendecreet zijn terug te v<strong>in</strong>den via een l<strong>in</strong>k op de site <strong>van</strong><br />
EMIS. (Schauvliege, 2011)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 62
4.5 Certificatie <strong>van</strong> beton- en pu<strong>in</strong>granulaten<br />
4.5.1 CE-marker<strong>in</strong>g<br />
De CE-marker<strong>in</strong>g is een declaratie die voortvloeit uit een Europese<br />
“Bouwproductierichtlijn” (89/106/EEC), zodat vrij verkeer <strong>van</strong> het granulaat op de<br />
Europese markt kan plaatsv<strong>in</strong>den. S<strong>in</strong>ds 1 juni 2004 is de CE-marker<strong>in</strong>g voor granulaten<br />
<strong>in</strong> België verplicht. Dit wil zeggen dat de fabrikanten geen granulaten meer mogen<br />
produceren noch verkopen zonder deze marker<strong>in</strong>g.<br />
Het granulaat moet aan m<strong>in</strong>imale eisen voldoen om de CE-marker<strong>in</strong>g te kunnen<br />
verkrijgen. Het moet niet enkel voldoen aan de bouwtechnische eisen, maar ook aan<br />
enkele chemische eisen zoals een maximaal sulfaat- en chloridengehalte. Doordat elk<br />
land voor een controleniveau kiest, is de CE-marker<strong>in</strong>g geen kwaliteitsmerk. Belangrijk is<br />
wel dat de kwaliteitslabels <strong>in</strong> elk land <strong>van</strong> de Europese Unie niet <strong>in</strong> strijd zijn met de CEmarker<strong>in</strong>g.<br />
(OVAM, 2010)<br />
4.5.2 Het BENOR-merk<br />
Het BENOR-merk is een gedeponeerd merk dat eigendom is <strong>van</strong> het BIN. Het BENORmerk<br />
geeft aan dat een product <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g is met de Belgische norm (NBN) of<br />
met de door het BIN goedgekeurde typespecificaties (PTV). Een keurmerk moet zowel<br />
bouwtechnische als milieuhygiënische eisen opleggen. Op beide vlakken bestaan<br />
wettelijke bepal<strong>in</strong>gen waaraan de certificatie moet voldoen. Het grootste verschil met de<br />
CE-marker<strong>in</strong>g is dat elke producent kan kiezen of hij het BENOR-keurmerk wil verkrijgen.<br />
Het wordt niet opgelegd door de wetgever. (Devriendt, 2010)<br />
4.5.3 CERTIPRO<br />
Certipro is een certificatie- en keur<strong>in</strong>gsdienst opgericht door het VITO. Voor elk te<br />
certificeren product ontwikkelt CERTIPRO een passend certificatieschema, waarbij de<br />
eisen waaraan het product moet voldoen afgestemd zijn op de toekomstige Europese,<br />
nationale en gewestelijke reglementer<strong>in</strong>gen. Daarvoor heeft CERTIPRO het Quareazorgsysteem<br />
ontwikkeld met als doel een garantie te bieden dat de secundaire<br />
grondstoffen effectief aan alle voorwaarden voldoen voor ze het statuut verkrijgen <strong>van</strong><br />
volwaardige secundaire grondstof. Om deze garantie te kunnen bieden wordt dit<br />
zorgsysteem onderworpen aan een certificatieprocedure door een onafhankelijk<br />
certificatie-organisme. (Devriendt, 2010)<br />
4.5.4 COPRO<br />
COPRO of de Controle <strong>van</strong> Producten is een onafhankelijk keur<strong>in</strong>gsorgaan met het<br />
statuut <strong>van</strong> een vzw. COPRO werd opgericht door de openbare <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen en de<br />
gebruikers <strong>van</strong> de producten die COPRO controleert. De groep <strong>van</strong> de openbare<br />
<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen wordt gevormd door de drie gewesten. Deze groep vertegenwoordigt 50%<br />
<strong>van</strong> de stemmen en levert de voorzitter. De groep <strong>van</strong> de aannemers levert de andere<br />
leden en de ondervoorzitter.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 63
Net zoals bij het BENOR-merk moet de controle voldoen aan bouwtechnische en<br />
milieuhygiënische criteria. Voor de milieuhygiënische eisen moet de controle voldoen aan<br />
VLAREA. Dit VLAREA wordt zoals eerder vermeld, ver<strong>van</strong>gen door het VLAREMA. In<br />
VLAREA wordt opgelegd dat gerecycleerde granulaten onderworpen moeten worden aan<br />
een eenheidsreglement dat goedgekeurd is bij m<strong>in</strong>isterieel besluit. Het nieuwe<br />
eenheidsreglement werd goedgekeurd op 25 juli 2011 en g<strong>in</strong>g <strong>in</strong> voege op 23 november<br />
2011. Het eenheidsreglement certificeert enkel een milieuhygiënische kwaliteit <strong>van</strong> de<br />
gerecycleerde granulaten. Op gebied <strong>van</strong> bouwtechnische eisen moet voldaan worden<br />
aan volgende normen naargelang de toepass<strong>in</strong>g:<br />
- de geharmoniseerde Europese normen zoals NBN EN 13242: 2008, NBN<br />
EN 12620: 2002,...;<br />
- de standaardbestekken gepubliceerd door het Vlaams Gewest (SB 250<br />
voor de Wegenbouw, SB 230 voor de Waterbouwkundige werken, ...);<br />
- technische voorschriften gepubliceerd door het OCW, WTCB, ...;<br />
- andere technische voorschriften.<br />
Het eenheidsreglement is <strong>van</strong> toepass<strong>in</strong>g op de certificatie <strong>van</strong> gerecycleerde granulaten<br />
die geproduceerd zijn op een vaste locatie en door een mobiele <strong>in</strong>stallatie op een bouw-<br />
of sloopwerf. (COPRO, 2003)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 64
5 Aanpak proefreeks<br />
5.1 Algemeen<br />
De proefreeks is een parameterstudie die toespitst is op het meten <strong>van</strong> de<br />
verwerkbaarheid <strong>van</strong> <strong>recyclagebeton</strong>. Aan<strong>van</strong>kelijk wordt het percentage<br />
superplastificeerder gewijzigd om een referentiecurve op te stellen. Het doel is om tot<br />
100 m<strong>in</strong>uten na aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het hydratatieproces een betonmengsel te verkrijgen dat<br />
verwerkbaarheidklasse S4 haalt. Aan de hand <strong>van</strong> de literatuurstudie werd beslist om de<br />
voorbevochtig<strong>in</strong>gstijd <strong>van</strong> de recyclagegranulaten en het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de<br />
hulpstof te laten variëren. Vervolgens wordt nog een vergelijk<strong>in</strong>g gemaakt met de<br />
werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> kalksteenbeton. Tot slot worden nog twee andere<br />
parameters gewijzigd namelijk:<br />
- Toegevoegde mengenergie;<br />
- Granulometrie <strong>van</strong> het mengsel (meer fijnen).<br />
5.2 Proefreeks : verwerkbaarheidscurven<br />
De proefreeks start met het vastleggen <strong>van</strong> de betonrecepten voor het mengsel<br />
bestaande uit recyclagegranulaat en het mengsel bestaande uit kalksteengranulaat. Aan<br />
de hand <strong>van</strong> de zeefkrommes wordt de “ideale” korrelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> Bolomey<br />
nagestreefd. Dit is slechts één <strong>van</strong> de bestaande methodes om het skelet te berekenen.<br />
De keuze valt op deze methode omdat ze reken<strong>in</strong>g houdt met de hoekigheid <strong>van</strong><br />
gebroken granulaten. Deze hoekigheid heeft zijn <strong>in</strong>vloed op de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het<br />
mengsel. Daardoor is deze methode beter geschikt dan die <strong>van</strong> Füller.<br />
Vervolgens worden de volumieke massa’s en de absorptiegehaltes <strong>van</strong> de granulaten<br />
bepaald aan de hand <strong>van</strong> de pyknometer. Dit zijn belangrijke gegevens, aangezien<br />
kalksteengranulaat en betonpu<strong>in</strong> totaal verschillende eigenschappen bezitten. In deze<br />
studie werden de absorptiepercentages <strong>van</strong> zand en recyclagemateriaal bepaald. De<br />
waarde <strong>van</strong> de absorptie <strong>van</strong> het kalksteengranulaat komt uit de technische fiche.<br />
Verwacht wordt dat de absorptiepercentages <strong>van</strong> deze twee granulaten <strong>in</strong> verschillende<br />
grote ordes zullen liggen waardoor de W/C-factor aangepast wordt <strong>in</strong>dien de<br />
waterabsorptie <strong>van</strong> de granulaten verwaarloosd zou worden.<br />
Aan de hand <strong>van</strong> voorgaande gegevens kan gestart worden met de eerste proefreeks.<br />
Het aan<strong>van</strong>kelijke doel bestaat er<strong>in</strong> om dezelfde verwerkbaarheid te bereiken als<br />
pompbeton (verwerkbaarheidsklasse S4) gedurende 100 m<strong>in</strong>uten. Daarna worden enkele<br />
parameters aangepast met als bedoel<strong>in</strong>g de <strong>in</strong>vloed op de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het<br />
beton te bekijken. Tenslotte wordt de vergelijk<strong>in</strong>g gemaakt tussen natuurlijk beton en<br />
<strong>recyclagebeton</strong>. Telkens wordt op dezelfde manier, met dezelfde uitrust<strong>in</strong>g, eenzelfde<br />
hoeveelheid beton gemaakt waarop een slumptest wordt uitgevoerd op tijdstippen 5, 10,<br />
20, 40, 60 en 80 m<strong>in</strong>uten. Indien nodig wordt het meetpunt <strong>van</strong> 100 m<strong>in</strong>uten erbij<br />
genomen. In dit geval wordt het meetpunt na 5 m<strong>in</strong>uten overgeslagen. Op deze<br />
meettijdstippen wordt telkens een slumptest uitgevoerd en worden twee proefkubussen<br />
gevormd. De triltijd <strong>van</strong> de proefkubussen bedraagt twee maal 3 seconden. Van het<br />
verse beton wordt de natte volumieke massa bepaald. Na 28 dagen wordt de droge<br />
volumieke massa en druksterkte <strong>van</strong> de proefkubussen bepaald.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 65
Als verwerkbaarheidstest valt de keuze op de slumptest omdat deze test gemakkelijk uit<br />
te voeren is en een duidelijk beeld geeft <strong>van</strong> de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het mengsel <strong>in</strong> het<br />
gekozen verwerkbaarheidsdome<strong>in</strong>:<br />
- De verdicht<strong>in</strong>gsgraad <strong>van</strong> Walz is niet representatief bij een te<br />
verwerkbaar mengsel aangezien praktisch geen opmet<strong>in</strong>g kan gedaan<br />
worden;<br />
- De VeBe-consistiometer is moeilijk uitvoerbaar.<br />
Ten slotte worden de verwerkbaarheidscurven opgesteld voor tijdstippen <strong>van</strong> toevoegen<br />
die niet b<strong>in</strong>nen de 10 m<strong>in</strong>uten vallen na het contact tussen water en cement. Om het<br />
ideale tijdstip <strong>van</strong> toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder na te gaan wordt een simulatie<br />
gemaakt <strong>van</strong> de benodigde hoeveelheid hulpstof om een S4 te halen bij toevoeg<strong>in</strong>g na 30<br />
respectievelijk 60 m<strong>in</strong>uten. Hieruit zal blijken of het eventueel voordeliger zou zijn om de<br />
hulpstof pas toe te voegen op de werf. Na 30 of 60 m<strong>in</strong>uten wordt <strong>in</strong> stappen <strong>van</strong><br />
ongeveer 0,5% superplastificeerder toegevoegd. Na elke toevoeg<strong>in</strong>g bedraagt de extra<br />
mengtijd die nodig is om de hulpstof te laten <strong>in</strong>werken 5 m<strong>in</strong>uten waarna de slumptest<br />
volgt.<br />
Om de proefreeks af te ronden werd nog een mengsel gemaakt met toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
fijnen om de <strong>in</strong>vloed op de verwerkbaarheid en op eventuele segregatie te bekijken.<br />
Gedurende deze proefreeks worden drie betonrecepten gebruikt:<br />
- Betonrecept 1: Recept op basis <strong>van</strong> recyclagegranulaat;<br />
- Betonrecept 2: Recept op basis <strong>van</strong> recyclagegranulaat met toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> fijnen<br />
(1 mengsel);<br />
- Betonrecept 3: Recept op basis <strong>van</strong> natuurlijk granulaat.<br />
Het <strong>in</strong>ert skelet <strong>van</strong> betonrecept 1 bestaat uit:<br />
- zand 0/4;<br />
- Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16;<br />
- Betonpu<strong>in</strong> 8/32.<br />
Het <strong>in</strong>ert skelet <strong>van</strong> betonrecept 2 bestaat uit:<br />
- zand 0/4;<br />
- zand 0/2;<br />
- Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16;<br />
- Betonpu<strong>in</strong> 8/32.<br />
Het <strong>in</strong>ert skelet <strong>van</strong> betonrecept 3 bestaat uit:<br />
- Zand 0/4 (lad<strong>in</strong>g 2);<br />
- Gebroken kalksteen 4/16.<br />
Elk mengsel krijgt een afkort<strong>in</strong>g om de naamgev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het volgende deel <strong>van</strong> de studie<br />
makkelijker te laten verlopen. Die is als volgt opgebouwd:<br />
RG/GM/0%/30sec./0 m<strong>in</strong>.<br />
- Eerste deel: RG staat voor recyclage granulaat (NG voor natuurlijk granulaat);<br />
- Tweede deel: GM staat voor grote menger (KM voor kle<strong>in</strong>e);<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 66
- Derde deel: percentage hulpstof;<br />
- Vierde deel: voorbevochtig<strong>in</strong>gsduur;<br />
- Vijfde deel: moment <strong>van</strong> toevoegen hulpstof.<br />
De simulatie <strong>van</strong> de hoeveelheid hulpstof die nodig is na 30 m<strong>in</strong><br />
(RG/GM/variabel/30sec. /30m<strong>in</strong>.) en 60 m<strong>in</strong>uten (RG/GM/variabel/30sec./60m<strong>in</strong>.)<br />
om een verwerkbaarheidsklasse S4 te behalen werd uitgevoerd aan de hand <strong>van</strong> de<br />
twee verschillende soorten mengsels.<br />
De volgende verwerkbaarheidscurven zijn opgesteld a.d.h.v recyclagemateriaal:<br />
- Kle<strong>in</strong>e menger<br />
o 0 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />
m<strong>in</strong> (RG/KM/0%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.) ;<br />
o 2% hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />
m<strong>in</strong> (RG/KM/2%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.) .<br />
- Grote menger<br />
o 0 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />
m<strong>in</strong> (RG/GM/0%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />
o 1 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />
m<strong>in</strong> (RG/GM/1%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />
o 1,5 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof<br />
0 m<strong>in</strong> (RG/GM/1,5%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />
o 2 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />
m<strong>in</strong> (RG/GM/2%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />
o 1,5 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof<br />
5 m<strong>in</strong> (RG/GM/1,5%/30 sec./5 m<strong>in</strong>.);<br />
o 1,5 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof<br />
10 m<strong>in</strong>(RG/GM/1,5%/30 sec./10 m<strong>in</strong>.);<br />
o 1,5% hulpstof, 5 m<strong>in</strong>. voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />
m<strong>in</strong>(RG/GM/1,5%/5m<strong>in</strong>./0 m<strong>in</strong>.);<br />
o 1,5% hulpstof, 15 m<strong>in</strong>. voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen 0m<strong>in</strong>.<br />
(RG/GM/1,5%/15 m<strong>in</strong>./0 m<strong>in</strong>.);<br />
o 1,5 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof<br />
0 m<strong>in</strong> (extra fijnen) (RG/GM/1,5%/30 sec./0 m<strong>in</strong>/extra fijnen);.<br />
o Hulpstofpercentage variabel, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip<br />
toevoegen hulpstof 30 m<strong>in</strong> (RG/GM/variabel/30 sec./30 m<strong>in</strong>.);<br />
o Hulpstofpercentage variabel, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip<br />
toevoegen hulpstof 60 m<strong>in</strong> (RG/GM/variabel/30 sec./60 m<strong>in</strong>.);<br />
De volgende verwerkbaarheidscurven zijn opgesteld a.d.h.v. natuurlijke granulaat:<br />
- Grote menger<br />
o 0 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />
m<strong>in</strong> (NG/GM/0%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />
o 1 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />
m<strong>in</strong> (NG/GM/1%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />
o 1,5 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof<br />
0 m<strong>in</strong> (NG/GM/1,5%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.).<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 67
6 Beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de proeven<br />
6.1 Granulaatproeven<br />
6.1.1 Korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagram granulaten<br />
De korrelverdel<strong>in</strong>g wordt bepaald aan de hand <strong>van</strong> de beschrijv<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de norm NBN EN<br />
933-1 (Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor geometrische eigenschappen <strong>van</strong> granulaten- Deel 1:<br />
Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelverdel<strong>in</strong>g- Zeefmethode, 2006). Zoals beschreven <strong>in</strong> de norm<br />
worden de granulaten voor aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de zeefanalyse gedroogd <strong>in</strong> de droogstoof op<br />
een temperatuur <strong>van</strong> 105 °C. Tijdens het uitvoeren <strong>van</strong> de zeefanalyse worden voor een<br />
grof granulaat de basisset <strong>van</strong> zeven gebruikt. Voor het zand wordt een selectie gemaakt<br />
uit de basisset, zeven met te grote open<strong>in</strong>gen worden niet gebruikt.<br />
De zeefproef bestaat uit een zevenkolom met afnemende maaswijdte. De massa’s <strong>van</strong> de<br />
lege zeven worden bepaald en vervolgens op elkaar gestapeld. Na het wegen <strong>van</strong> het<br />
monster wordt het monster op de bovenste zeef aangebracht. Het gewicht <strong>van</strong> het<br />
monster wordt vastgelegd door de m<strong>in</strong>imale massa aan de hand <strong>van</strong> de maximale<br />
diameter (Dmax) <strong>van</strong> het granulaat. Daarna wordt de zeefkolom een tiental m<strong>in</strong>uten<br />
(mechanisch) geschut. Theoretisch wordt de zeefproef gestopt als het zogenaamde<br />
zeefe<strong>in</strong>dpunt bereikt is. Dit punt is bereikt als <strong>in</strong> 1 m<strong>in</strong>uut de bijkomende doorval door<br />
een zeef kle<strong>in</strong>er is dan 0,1% <strong>van</strong> de massa <strong>van</strong> het proefstuk. Na het zeven worden de<br />
zeven <strong>in</strong>clusief de zeefresten één na één gewogen. Na de re<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de zeven met een<br />
borsteltje kan de proef herhaald worden.<br />
De controle op de zeefproef bestaat uit twee delen: eerst en vooral wordt erop toegezien<br />
dat geen enkele zeef overladen geraakt. De massa op een zeef met maaswijdte d mag de<br />
maximale zeeflad<strong>in</strong>g gelijk zijn aan:<br />
Met : A = de oppervlakte <strong>van</strong> de zeef uitgedrukt <strong>in</strong> mm²<br />
d = maaswijdte zeef<br />
Voor de te gebruiken zeven met een diameter <strong>van</strong> 150 mm worden de maximale<br />
zeeflad<strong>in</strong>gen weergegeven <strong>in</strong> Tabel 10.<br />
Tabel 10: Maximale zeeflad<strong>in</strong>g<br />
zeefopen<strong>in</strong>g<br />
max. massa op<br />
zeef<br />
mm. g.<br />
40 2235<br />
31,5 1984<br />
16 1414<br />
12,5 1250<br />
8 1000<br />
5 790<br />
4 707<br />
2 500<br />
0,5 250<br />
0,25 177<br />
0,125 125<br />
0,063 89<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 68
Het verlies aan massa tijdens de zeefproef mag niet groter zijn dan 1%:<br />
Met : M2 = de massa <strong>van</strong> het monster<br />
Ri = de massa <strong>van</strong> de zeefresten<br />
P = de massa <strong>in</strong> de op<strong>van</strong>gpot<br />
Uit de resultaten wordt een zeeftabel of een korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagram bekomen. Daarbij<br />
wordt op de abscis de zeefopen<strong>in</strong>g op een logaritmische schaal uitgezet, op de ord<strong>in</strong>aat<br />
komt de gecumuleerde doorval <strong>in</strong> procent. Het korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagramma is een<br />
gemiddelde <strong>van</strong> de zeefanalyse <strong>van</strong> drie monsters.<br />
6.1.2 Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en wateropname<br />
Om de dichtheid en de wateropname te bepalen <strong>van</strong> de te gebruiken granulaten <strong>in</strong> het<br />
betonmengsel wordt de NBN EN 1097-6 gevolgd (Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor de bepal<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> mechanische en fysische eigenschappen <strong>van</strong> granulaten- Deel 6: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en <strong>van</strong> de wateropname, 2006). Bij deze proef wordt gebruik<br />
gemaakt <strong>van</strong> de pyknometer. Die wordt gevuld met een representatief granulaatmonster<br />
en water, vervolgens gedurende 24 uur <strong>in</strong> een omgev<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 20°C geplaatst. Belangrijk<br />
is dat alle <strong>in</strong>gesloten lucht uit het granulaatmonster verwijderd wordt. Na 24 uur wordt<br />
de pyknometer bijgevuld tot aan de maatstreep en gewogen (M2). Het granulaat wordt<br />
vervolgens verwijderd en de pyknometer wordt opnieuw met water gevuld en gewogen<br />
(M3). Het granulaat wordt met een doek (grof granulaat) of <strong>in</strong> een schaal (fijn granulaat)<br />
gedroogd tot de oppervlaktedroge toestand bereikt is. Het oppervlakte droog granulaat<br />
wordt gewogen (M1). Vervolgens wordt het granulaat <strong>in</strong> de droogstoof geplaatst bij een<br />
temperatuur <strong>van</strong> 105°C tot het volledig droog is. Het droge granulaat wordt gewogen<br />
(M4).<br />
Aan de hand <strong>van</strong> de bekomen resultaten worden de volgende begrippen berekend:<br />
- Waterabsorptie na 24 uur onderdompel<strong>in</strong>g;<br />
- De absolute deeltjesdichtheid (apparent particle density)<br />
= massa <strong>van</strong> het ovengedroogde monster gedeeld door het volume <strong>in</strong> water,<br />
<strong>in</strong>clusief <strong>in</strong>gesloten holten en exclusief toegankelijke holtes;<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 69
- Werkelijke deeltjesdichtheid (particle density on an oven-dried basis)<br />
= massa <strong>van</strong> het ovengedroogde monster gedeeld door het volume <strong>in</strong> water,<br />
<strong>in</strong>clusief <strong>in</strong>gesloten als toegankelijke holtes;<br />
- Werkelijke deeltjesdichtheid <strong>in</strong> verzadigde en oppervlaktedroge toestand (particle<br />
density on a saturated and surface-dried basis)<br />
= massa <strong>van</strong> het granulaat + watertoegankelijke holtes gedeeld door het volume<br />
<strong>in</strong> water, <strong>in</strong>clusief <strong>in</strong>gesloten en toegankelijke holtes.<br />
6.1.3 Vochtgehaltebepal<strong>in</strong>g<br />
Uit het voorgaande volgt dat het absorptiegedrag <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten <strong>van</strong> groot belang is<br />
en bij gevolg ook het reeds aanwezig vochtgehalte. Het bepalen <strong>van</strong> het vochtgehalte<br />
<strong>van</strong> de granulaten gebeurt aan de hand <strong>van</strong> NBN EN 1097-5 (Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor<br />
de bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> mechanische en fysische eigenschappen <strong>van</strong> granulaten –Deel 5:<br />
Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het watergehalte door drogen <strong>in</strong> een geventileerde oven, 2008).<br />
Aan<strong>van</strong>kelijk wordt de massa <strong>van</strong> een leeg schaaltje bepaald (M0). Vervolgens wordt het<br />
schaaltje gevuld met een representatief monster en opnieuw gewogen (Mn). Na drog<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> het monster <strong>in</strong> de droogstoof, bij een temperatuur <strong>van</strong> 105°C tot een constante<br />
massa bereikt wordt, wordt de droge massa bepaald (Md). Aan de hand <strong>van</strong> onderstaande<br />
formule wordt het vochtgehalte bepaald:<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 70
6.2 Proeven op vers beton<br />
In deze paragraaf worden enkele proeven vermeld die de verwerkbaarheid <strong>van</strong> vers<br />
beton kwantificeren. In de proefreeks wordt echter enkel gebruik gemaakt <strong>van</strong> de<br />
slumptest, die wordt hieronder uitgelegd. De vier mogelijke verwerkbaarheidstesten zijn:<br />
- De slumptest;<br />
- De schokmaat;<br />
- De VeBe cosistometer;<br />
- Verdicht<strong>in</strong>gsgraad <strong>van</strong> Walz.<br />
Zetmaat (slump)<br />
De NBN EN 12350-2 (Beproev<strong>in</strong>g <strong>van</strong> betonspecie- Deel2: Zetmaat, 1999) wordt gevolgd<br />
ter bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de zetmaat <strong>van</strong> vers beton. Het benodigd materiaal bestaat uit de<br />
Abramskegel, een genormaliseerde prikstaaf en een harde en niet wateropzuigend<br />
oppervlak. De Abramskegel is een open afgeknotte kegelmantel met een hoogte <strong>van</strong><br />
(300±2) mm. De <strong>in</strong>wendige diameter bedraagt bovenaan (100±2) mm, onderaan<br />
(200±2) mm. Om ervoor te zorgen dat de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de wandwrijv<strong>in</strong>g op het resultaat<br />
m<strong>in</strong>imaal is wordt de kegel voor aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proef lichtjes bevochtigd. De kegel<br />
wordt gevuld aan de hand <strong>van</strong> een opzetstuk <strong>in</strong> drie lagen waarbij iedere laag verdicht<br />
wordt door 25 prikken met de genormaliseerde prikstaaf. Na het verdichten wordt het<br />
bovenvlak aan de hand <strong>van</strong> een zaagbeweg<strong>in</strong>g afgestreken en het beton dat naast de<br />
kegel gevallen is verwijderd. Vervolgens wordt de Abramskegel langzaam verticaal<br />
omhoog gebracht. De zetmaat is de verticale afstand tussen het bovenvlak <strong>van</strong> de kegel<br />
en het betonoppervlak gemeten tot op 1 cm nauwkeurig. Aan de hand <strong>van</strong> het bekomen<br />
resultaat wordt de consistentieklasse bepaald.<br />
Figuur 27: Slump test(<strong>in</strong>ter beton)<br />
Tabel 11: Verwerkbaarheidsklassen<br />
Klasse Zetmaat <strong>in</strong> mm<br />
S1<br />
S2<br />
S3<br />
S4<br />
S5<br />
10-40<br />
50-90<br />
100-150<br />
160-210<br />
≥220<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 71
6.3 Proeven op verhard beton<br />
Druksterkte (NBN EN 206-1:2004 en NBN B15-001:2004 en NBN EN 12390-3:<br />
2002)<br />
De karakteristieke druksterkte <strong>van</strong> verhard beton na 28 dagen, bewaard bij 20°C en een<br />
relatieve vochtigheid <strong>van</strong> 80%, wordt bepaald door de druksterkteklasse. De gewenste<br />
en gebruikte druksterkteklasse <strong>in</strong> deze studie is C25/30. De eerste waarde geeft de<br />
druksterkte aan op cil<strong>in</strong>ders met een diameter <strong>van</strong> 150 mm en een hoogte <strong>van</strong> 300 mm.<br />
De tweede waarde is de druksterkte <strong>van</strong> kubussen met een zijde <strong>van</strong> 150 mm. Deze<br />
waarden zijn uitgedrukt <strong>in</strong> N/mm 2. De drukproeven uitgevoerd <strong>in</strong> deze studie werden<br />
toegepast op kubussen met zijden 150 mm.<br />
Figuur 28: Drukbank (Verstraete S.)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 72
7 Ontwerp betonmengsel<br />
In deze studie wordt de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> op <strong>recyclagebeton</strong> onderzocht. Om deze<br />
<strong>in</strong>vloed goed te kunnen begroten wordt een betonmengsel ontworpen dat bestaat uit<br />
zand en 100% betonpu<strong>in</strong>granulaten en een mengsel dat bestaat uit zand en de klassieke<br />
kalksteengranulaten. Op deze manier kan de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> het betonpu<strong>in</strong> op de werk<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> de superplastificeerder goed <strong>in</strong>geschat worden. Voor het ontwerp <strong>van</strong> beide<br />
mengsels worden dezelfde stappen gevolgd als hier beschreven staan.<br />
7.1 Eisen betonsamenstell<strong>in</strong>g<br />
7.1.1 blootstell<strong>in</strong>gs- en milieuklasse<br />
Beton wordt op verschillende manieren aangetast naargelang de omgev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> het<br />
zich bev<strong>in</strong>dt. Aan de hand <strong>van</strong> de blootstell<strong>in</strong>gseis waar<strong>in</strong> het beton zich bev<strong>in</strong>dt, kan de<br />
milieuklasse vastgelegd worden.<br />
In de NBN 15-001: 2004 worden 13 verschillende blootstell<strong>in</strong>gsklassen gedef<strong>in</strong>ieerd. Ze<br />
worden aangeduid met een letter E die staat voor environment. De tweede letter staat<br />
voor de aantast<strong>in</strong>g. De letter E staat voor “exterior”, I voor “<strong>in</strong>terior”, S voor “sea” en A<br />
voor “aggressive”.<br />
In deze studie wordt gekozen voor de blootstell<strong>in</strong>gsklasse EE2. Daaruit volgt de milieuklasse<br />
XF 1 voor ongewapend beton. Voor deze milieuklasse moet gekozen worden voor<br />
het betontype T(0,55). De keuze wordt voorgesteld <strong>in</strong> Tabel 12 op pag<strong>in</strong>a 74.<br />
7.1.2 Sterkte- en duurzaamheidseisen<br />
Het vastgelegde betontype is een comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> verschillende duurzaamheidseisen<br />
waaraan het mengsel moet voldoen. Deze duurzaamheidseisen bestaan uit volgende<br />
punten:<br />
- Maximale en m<strong>in</strong>imale water-cementfactor: de W/C-factor geeft de verhoud<strong>in</strong>g<br />
weer tussen het effectieve watergehalte, aanwezig <strong>in</strong> het verse beton, en het<br />
watergehalte verm<strong>in</strong>derd met het gehalte dat geabsorbeerd is door de granulaten.<br />
Deze maximale en m<strong>in</strong>imale W/C-factor worden vastgelegd <strong>in</strong> de NBN EN 206-<br />
1:2001 en de NBN B 15-001: 2004;<br />
- De m<strong>in</strong>imale druksterkte: de druksterkte die wordt voorgeschreven is de<br />
druksterkte <strong>van</strong> beton dat 28 dagen bij een temperatuur <strong>van</strong> 20±2°C bewaard is<br />
bij een m<strong>in</strong>imale relatieve luchtvochtigheid <strong>van</strong> 90%. De m<strong>in</strong>imale druksterkte is<br />
een aanvullende eis. Wanneer het beton aan deze eis beantwoordt is dit een<br />
<strong>in</strong>dicatie dat het beton niet <strong>in</strong> strijdt is met bovenstaande eisen;<br />
- Het m<strong>in</strong>imale luchtgehalte: deze eis wordt enkel opgelegd bij een beperkt aantal<br />
betontypes.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 73
7.2 Opbouw <strong>van</strong> het <strong>in</strong>erte skelet<br />
Tabel 12: Blootstell<strong>in</strong>gsklassen (InterBeton)<br />
Een optimale betonsamenstell<strong>in</strong>g wordt verkregen door aan de hand <strong>van</strong> de<br />
zeefkrommes de optimale korrelverdel<strong>in</strong>gscurve zo goed mogelijk te benaderen. In dit<br />
geval wordt de formule <strong>van</strong> Bolomey gebruikt om de “ideale” korrelkromme te bekomen.<br />
De verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de granulaten wordt zo vastgelegd dat het volume aan holle ruimte<br />
tussen de granulaten m<strong>in</strong>imaal is. In deze holle ruimten zullen het cement en het water<br />
zich bev<strong>in</strong>den. De ideale korrelkromme kan zowel doorlopend (cont<strong>in</strong>u) als onderbroken<br />
(discont<strong>in</strong>u) zijn.<br />
- Een onderbroken korrelverdel<strong>in</strong>gskromme geeft aanleid<strong>in</strong>g tot een compacter<br />
beton dat <strong>van</strong> betere kwaliteit is. Dit beton heeft echter als nadeel dat het<br />
moeilijker te verwerken is en dat het een groter risico heeft op <strong>in</strong>gesloten lucht.<br />
Daarbij komt dat een discont<strong>in</strong>ue samenstell<strong>in</strong>g een zeer regelmatige kwaliteit<br />
<strong>van</strong> granulaten vereist. Afwijk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> granulometrie <strong>van</strong> de toegepaste kalibers<br />
kunnen het betonskelet zodanig verstoren dat slecht beton wordt bekomen;<br />
- Een doorlopende korrelverdel<strong>in</strong>gskromme wordt bekomen door een regelmatige<br />
opbouw wat aanleid<strong>in</strong>g geeft tot een zeer gesloten skelet. Het skelet bevat alle<br />
opeenvolgende afmet<strong>in</strong>gen tussen 0 en Dmax. De keuze <strong>van</strong> de granulaten is zeer<br />
belangrijk, want de kalibers <strong>van</strong> de verschillende te gebruiken granulaten moeten<br />
voldoende overlappen om een cont<strong>in</strong>u skelet te krijgen. Wanneer teveel grof of<br />
fijn materiaal aanwezig is, kan onmogelijk een cont<strong>in</strong>ue kromme bekomen<br />
worden.<br />
In deze studie wordt de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de superplastificeerder getest op beton gemaakt uit<br />
recyclagegranulaten. De kwaliteit <strong>van</strong> dit soort granulaten kan niet gewaarborgd worden<br />
op regelmatige basis. Het <strong>in</strong>ert skelet zal bijgevolg zo cont<strong>in</strong>u mogelijk opgebouwd<br />
worden. Dit heeft ook het voordeel dat de verwerkbaarheid beter is. (Belgische<br />
BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 74
Formule <strong>van</strong> Bolomey<br />
Verschillende betononderzoekers hebben een zogenaamde “ideale” korrelkromme<br />
opgesteld. Bolomey was één <strong>van</strong> hen, hij hield reken<strong>in</strong>g met de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het<br />
beton en met de vorm <strong>van</strong> de toegepaste granulaten. (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Formule:<br />
Met: Y: Doorval door de zeef met maaswijdte d (mm)<br />
A: Coëfficiënt afhankelijk <strong>van</strong> de korrelvorm uit Tabel 13<br />
d: maaswijdte <strong>van</strong> een willekeurige zeef (mm)<br />
D: maximale korrelgrootte <strong>van</strong> de granulaten (mm)<br />
Tabel 13: A Coëfficiënten afhankelijk <strong>van</strong> de korrelvorm (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Korrelvorm (mm) Stijf beton Plastisch Vloeibaar<br />
Rond 4-8 8-10 10-12<br />
Gebroken 6-10 10-12 12-14<br />
In deze studie wordt gewerkt met gebroken granulaat en het beton moet goed<br />
verwerkbaar zijn. Als gevolg hier<strong>van</strong> wordt voor een A waarde <strong>van</strong> 16 gekozen net zoals<br />
<strong>in</strong> het ValReCon20-project.<br />
7.3 Bereken<strong>in</strong>g korrelkrommen<br />
De bereken<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de ideale korrelkrommen tot het bekomen <strong>van</strong> een goede<br />
mengverhoud<strong>in</strong>g gebeurt via de kle<strong>in</strong>ste kwadratenmethode. Om het betonmengsel te<br />
berekenen zijn eerst enkele belangrijke gegevens nodig:<br />
- Een reeks zeefmaten. In deze studie zijn dit de gebruikte zeefmaten: : 31.5mm;<br />
16mm; 8mm; 4mm; 2mm; 1mm; 500µm; 250µm; 125µ; 63µm en een<br />
op<strong>van</strong>gbak;<br />
- De gebruikte formule is de Bolomeyformule. De ord<strong>in</strong>aatwaarden voor deze<br />
“ideale” korrelverdel<strong>in</strong>g worden berekend voor elke absciswaarde dj (voor elke<br />
zeefdiameter), stel Rj,i;<br />
- De gecumuleerde zeefresten <strong>van</strong> alle toe te passen kalibers voor alle zeefmaten<br />
(d1 t.e.m. dm), stel R1,1 … t.e.m. Rm,n.<br />
Voor de verschillende kalibers (1 tot n) worden X1, X2 en X3 als de mengverhoud<strong>in</strong>gen<br />
beschouwd die uitgerekend dienen te worden. Als eerste vergelijk<strong>in</strong>g om tot een<br />
oploss<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het stelsel te komen, wordt gebruikt: X1 + X2 + X3 = 1.<br />
Voor alle zeefmaten wordt de werkelijke korrelkromme opgesteld door de nog onbekende<br />
mengverhoud<strong>in</strong>gen uit te rekenen. Om een mengsel bestaande uit drie kalibers te<br />
berekenen, moet beroep worden gedaan op m<strong>in</strong>stens drie vergelijk<strong>in</strong>gen, waar<strong>van</strong> reeds<br />
één gekend is. Het verschil tussen de “ideale” curve en de werkelijke korrelkromme moet<br />
worden bepaald, waarna de som <strong>van</strong> de kwadraten <strong>van</strong> deze verschillen berekend wordt.<br />
S = F(X)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 75
Door gebruik te maken <strong>van</strong> substitutie kan bijvoorbeeld de onbekende X1 geschreven<br />
worden als X1 = 1 – (X2 + X3) zodat X1 geïntegreerd kan worden <strong>in</strong> de formules tot het<br />
bekomen <strong>van</strong> X1, X2 en X3.<br />
De waarde <strong>van</strong> X waarvoor de functie F(X) een m<strong>in</strong>imum of maximum bereikt, wordt<br />
gevonden door de afgeleide of differentiaal <strong>van</strong> deze functie naar die onbekende X gelijk<br />
te stellen aan 0. Gezien n-1 onbekenden overblijven, moet de differentiaal gemaakt<br />
worden naar elk <strong>van</strong> deze onbekenden, zodat uite<strong>in</strong>delijk een stelsel <strong>van</strong> n-1<br />
vergelijk<strong>in</strong>gen wordt bekomen. Hieruit worden de waarden <strong>van</strong> X2 en X3 bepaald.<br />
Telkens werd de kle<strong>in</strong>ste kwadratenmethode toegepast om een mengsel <strong>van</strong> drie kalibers<br />
te berekenen. Daarbij worden eerst de zeefresten opgesteld per zeefmaat, stel zeefmaat<br />
j:<br />
- Kaliber 1: Rj,1;<br />
- Kaliber 2: Rj,2;<br />
- Kaliber 3: Rj,3;<br />
- De ideale korrelkromme: Rj,i.<br />
Mengverhoud<strong>in</strong>gen:<br />
- Voor kaliber 1: X1 met X1 = 1 – (X2 + X3);<br />
- Voor kaliber 2: X2;<br />
- Voor kaliber 3: X3.<br />
De afwijk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de werkelijke korrelkromme ten opzichte <strong>van</strong> de ideale kromme is voor<br />
zeefmaat j:<br />
Ej = Rj,1 * X1 + Rj,2 * X2 + Rj,3 * X3 – Rj,i;<br />
Ej = Rj,1 * (1 – X2 - X3) + Rj,2 * X2 + Rj,3 * X3 – Rj,i;<br />
Ej = (Rj,1 – Rj,i) + (Rj,2 - Rj,1) * X2 + (Rj,3 - Rj,1)* X3.<br />
Daarna wordt de som <strong>van</strong> de kwadraten <strong>van</strong> deze afwijk<strong>in</strong>gen bepaald:<br />
S = ∑Ej² = ∑ ((Rj,1 – Rj,i)² + 2 * (Rj,2 - Rj,1) * (Rj,1 – Rj,i) * X2;<br />
+ 2 * (Rj,3 - Rj,1) * (Rj,1 – Rj,i) * X3;<br />
+ 2 * (Rj,2 - Rj,1) * (Rj,3 - Rj,1) * X2 * X3;<br />
+ (Rj,2 - Rj,1)² * X2² + (Rj,3 - Rj,1)² * X3²).<br />
Door de afgeleide <strong>van</strong> deze functie te berekenen en gelijk te stellen aan nul kan de<br />
m<strong>in</strong>imale waarde <strong>van</strong> S gevonden worden:<br />
2 * ∑ (Rj,2 - Rj,1) * (Rj,1 – Rj,i) + 2 * ∑ (Rj,2 - Rj,1) * (Rj,3 - Rj,1) * X3 + 2 * ∑ (Rj,2 - Rj,1)² *<br />
X2 = 0<br />
En<br />
2 * ∑ (Rj,3 - Rj,1) * (Rj,1 – Rj,i) + 2 * ∑ (Rj,2 - Rj,1) * (Rj,3 - Rj,1) * X2 + 2 * ∑ (Rj,3 - Rj,1)² *<br />
X3 = 0<br />
Uit dit stelsel kan X2 en X3 berekend worden. Daarna kan X1 = 1 – (X2 + X3) gebruikt<br />
worden om de waarde <strong>van</strong> X1 te verkrijgen. Zo zijn de parameters hoeveelheden en<br />
verhoud<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> het mengsel gekend. (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 76
7.4 Opbouw <strong>van</strong> de cementmatrix<br />
Wanneer <strong>hulpstoffen</strong> worden toegevoegd bij beton is de keuze <strong>van</strong> het cementtype <strong>van</strong><br />
zeer groot belang. In 3.5.2 werd al dieper <strong>in</strong>gegaan op de <strong>in</strong>teractie tussen de cement en<br />
de hulpstof. Verder heeft de keuze <strong>van</strong> het cementtype en de W/C-factor ondermeer een<br />
<strong>in</strong>vloed op de betonkwaliteit, duurzaamheid, verwerkbaarheid, krimpgedrag, ….<br />
7.4.1 Verantwoord<strong>in</strong>g cementkeuze<br />
De eigenschap waar het meest reken<strong>in</strong>g mee gehouden wordt bij het kiezen <strong>van</strong> een<br />
cementsoort <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met een hulpstof, is het gehalte aan C3A. De doeltreffendheid<br />
<strong>van</strong> de superplastificeerder hangt namelijk af <strong>van</strong> de verhoud<strong>in</strong>g C3A/CaSO4. Hoe hoger<br />
de verhoud<strong>in</strong>g, hoe m<strong>in</strong>der de toename is <strong>van</strong> de verwerkbaarheid. De keuze zal vallen<br />
op een cementsoort met een relatief laag C3A gehalte. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Een tweede belangrijke eigenschap waar het cement moet aan voldoen, heeft te maken<br />
met het alkalisch gehalte. Onderzoek heeft uitgewezen dat superplastificeerders op basis<br />
<strong>van</strong> polycarboxylaat, melam<strong>in</strong>e-formaldehyde, v<strong>in</strong>ylcopolymeren en naptaleenformaldehyde<br />
voor sterk verbeterende eigenschappen zorgen op gebied <strong>van</strong><br />
verwerkbaarheid. Maar <strong>in</strong> een omgev<strong>in</strong>g die sterk alkalisch is, worden de <strong>hulpstoffen</strong><br />
chemisch <strong>in</strong>stabiel waardoor de verwerkbaarheid niet verbetert. Omwille <strong>van</strong> deze reden<br />
wordt geopteerd voor een LA cementsoort. (M.Palacios, 2009)<br />
Een derde belangrijke parameter <strong>in</strong> de keuze was de aanwezigheid <strong>van</strong> onzuiverheden <strong>in</strong><br />
het cement. Eerdere studies hebben aangetoond dat onzuiverheden <strong>in</strong> het cement<br />
kunnen zorgen voor dichtheidsvariaties <strong>in</strong> het beton. Omdat portlandcement voor 50 à<br />
70% kan bestaan uit verontre<strong>in</strong>igd C3S, werd geopteerd om te werken met<br />
hoogovencement.(Bullard, J.W. et al, 2011)<br />
De vierde belangrijke parameter waarmee reken<strong>in</strong>g gehouden werd, is de fijnheid <strong>van</strong><br />
het cement. Afgaand op de sterkteklasse waarvoor het <strong>recyclagebeton</strong> bedoeld is, zou<br />
een 32,5 voldoende zijn. Hulpstoffen zijn echter doeltreffender bij fijnere cementdeeltjes.<br />
Daarom werd gekozen voor een 42,5. Het CEM III 52.5 is nog fijner, maar dit zou zorgen<br />
voor een nog hogere kost die onverantwoord is.<br />
Aan de hand <strong>van</strong> voorgaande redener<strong>in</strong>g wordt gekozen voor een CEM III 42,5 N LA.<br />
7.4.2 Verantwoord<strong>in</strong>g W/C-factor<br />
De W/C-factor is <strong>van</strong> groot belang voor de uite<strong>in</strong>delijke betonkwaliteit en de<br />
verwerkbaarheid <strong>van</strong> het mengsel. Een massa water die gelijk is aan 20 tot 28% <strong>van</strong> de<br />
cementmassa, wordt tijdens de hydrolyse- en hydratatiereactie chemisch gebonden. Bij<br />
deze W/C-factor is de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het mengsel m<strong>in</strong>iem, daarom wordt nog een<br />
extra hoeveelheid water aan het mengsel toegevoegd met als doel een homogeen<br />
mengsel te verkrijgen dat een zekere verwerkbaarheid bezit. De extra hoeveelheid water<br />
biedt de granulaten ook de mogelijkheid om water te absorberen en compenseert de<br />
verdamp<strong>in</strong>g tijdens het transport en plaatsen.<br />
Het is <strong>van</strong> uiterst groot belang om het onderscheid te maken tussen de totale W/C-factor<br />
en de effectieve W/C-factor bij het werken met pu<strong>in</strong>granulaten. De totale W/C-factor is<br />
de verhoud<strong>in</strong>g <strong>van</strong> al het water dat <strong>in</strong> het beton aanwezig is ten opzichte <strong>van</strong> het<br />
cementgehalte. Deze W/C-factor houdt reken<strong>in</strong>g met zowel het geabsorbeerde water<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 77
door de granulaten als het water dat deelneemt aan de hydratatiereactie. De effectieve<br />
W/C-factor is de verhoud<strong>in</strong>g tussen het vrije water <strong>in</strong> het beton en het cementgehalte.<br />
Deze factor houdt geen reken<strong>in</strong>g met het water dat geabsorbeerd is door de granulaten<br />
en bijgevolg niet deelneemt aan de hydratatiereactie. (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />
Aangezien de absorptie bij pu<strong>in</strong>granulaten aanzienlijk hoger is dan bij natuurlijk<br />
granulaat, is het niet mogelijk om de absorptie te verwaarlozen. Aan de hand <strong>van</strong> de<br />
absorptiecapaciteit wordt de W/C factor gecorrigeerd. Wanneer gewerkt wordt met<br />
natuurlijk granulaat, kan gesteld worden dat de absorptie ongeveer 0,5% bedraagt.<br />
7.4.3 Praktische keuze<br />
Zoals eerder besproken <strong>in</strong> punt 7.4.1 is de cementsoort CEM III 42,5 N LA gekozen. Aan<br />
de hand <strong>van</strong> de sterkte en duurzaamheidseisen wordt gekozen voor een W/C-factor <strong>van</strong><br />
0,55. Dit is de maximale W/C-factor voor dit betontype. De keuze viel op deze W/Cfactor<br />
omdat de verwerkbaarheid <strong>in</strong> deze studie centraal staat en niet de druksterkte. Op<br />
deze manier werd gezorgd voor de grootst mogelijke verwerkbaarheid <strong>van</strong> het<br />
referentiemengsel dat geen superplastificeerder bevat.<br />
7.4.4 Keuze hulpstof<br />
In de studie zal gebruik gemaakt worden <strong>van</strong> één hulpstof waarbij verschillende<br />
parameters veranderd worden. Dit is meteen de reden waarom een keuze gemaakt moet<br />
worden tussen superplastificeerders op basis <strong>van</strong>:<br />
- Lignosulfonaten;<br />
- Poly-naftaleensulfonaten en poly-melam<strong>in</strong>esulfonaten;<br />
- Polycarboxylaat polymeren.<br />
De keuze valt op een superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat. De<br />
voornaamste reden is de moleculaire massa en de werk<strong>in</strong>g die afhankelijk is <strong>van</strong> de<br />
hoeveelheid waterstofatomen <strong>in</strong> het mengsel. Voor aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proefreeks kan<br />
verwacht worden dat de voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode <strong>van</strong> de granulaten een grote <strong>in</strong>vloed<br />
kan hebben op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. De grote moleculaire massa zal<br />
ervoor zorgen dat de hulpstof moeilijker geadsorbeerd zal kunnen worden door de<br />
aangehechte mortel op de pu<strong>in</strong>granulaten. Superplastificeerder op basis <strong>van</strong><br />
polycarboxylaat heeft ook het voordeel dat deze een lange tijd actief blijft <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g<br />
tot superplastificeerder op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten.<br />
De keuze valt op GIMARCOPLAST FM 643: deze hulpstof wordt toegepast voor<br />
lichtgewichtbeton zoals <strong>recyclagebeton</strong>. Voor meer <strong>in</strong>formatie wordt verwezen naar de<br />
technische fiche <strong>in</strong> bijlage.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 78
8 Resultaten mengselontwerp<br />
8.1 Resultaten granulaatproeven<br />
8.1.1 Resultaten korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagram granulaten<br />
Voor alle gebruikte granulaten werd de korrelverdel<strong>in</strong>g bepaald. Een samenvatt<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
de resultaten is weergegeven <strong>in</strong> Figuur 29. In bijlage (het proefverslag) zijn alle<br />
zeefresultaten opgenomen. De gemiddelden <strong>van</strong> de zev<strong>in</strong>gen zijn hieronder<br />
weergegeven. De gemiddelde korrelverdel<strong>in</strong>g werd bepaald op drie zev<strong>in</strong>gen. De<br />
gemiddelde korrelverdel<strong>in</strong>g werd bepaald voor volgende granulaten:<br />
gecumuleerde zeefrest [%]<br />
1. Zand 0/4;<br />
2. Zand (lad<strong>in</strong>g 2) 0/4;<br />
3. Zand 0/2;<br />
4. Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16;<br />
5. Betonpu<strong>in</strong> 8/32;<br />
6. Gebroken kalksteen 4/16.<br />
0,00<br />
10,00<br />
20,00<br />
30,00<br />
40,00<br />
50,00<br />
60,00<br />
70,00<br />
80,00<br />
Vaststell<strong>in</strong>gen<br />
Gemiddelde zeefkromme<br />
90,00<br />
0,0625<br />
100,00<br />
0,25 1 4 16 64<br />
zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />
Figuur 29: Gemiddelde zeefkrommes<br />
zand 0/4<br />
zand 0/4 lad<strong>in</strong>g 2<br />
zand 0/2<br />
gebroken kalksteen 4/16<br />
gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />
betonpu<strong>in</strong> 8/32<br />
Volgens de norm mag de fout op een zev<strong>in</strong>g niet groter zijn dan 1%. De berekende fout<br />
op elke zev<strong>in</strong>g ligt telkens onder dit percentage. De opgemeten fout wordt weergegeven<br />
<strong>in</strong> Tabel 14. Het gehalte aan materiaalverlies tijdens het zeven is beperkt gebleven.<br />
Het tweede criteria waar reken<strong>in</strong>g mee gehouden moet worden, is de maximale<br />
zeeflad<strong>in</strong>g. Tijdens de vergelijk<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de gemeten zeeflad<strong>in</strong>gen en de maximale<br />
zeeflad<strong>in</strong>gen wordt vastgesteld dat de zeef <strong>van</strong> 16 mm bij het grof betonpu<strong>in</strong> een<br />
probleem vormt. Enkel bij de derde zev<strong>in</strong>g trad geen zeefoverlad<strong>in</strong>g op. Aan de hand <strong>van</strong><br />
statistisch onderzoek werd vastgesteld dat de standaardafwijk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de met<strong>in</strong>gen <strong>van</strong><br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 79
de zeef <strong>van</strong> 16 mm 6,23% bedraagt. Omwille <strong>van</strong> de zeefoverlad<strong>in</strong>g werd besloten om de<br />
resultaten <strong>van</strong> zev<strong>in</strong>g drie te gebruiken voor de bereken<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het betonmengsel. De<br />
andere resultaten werden aan<strong>van</strong>kelijk geschrapt en vervolgens opnieuw opgemeten.<br />
Fout zand 0/4 Gebroken<br />
betonpu<strong>in</strong><br />
4/16<br />
Tabel 14: Foutenanalyse op zev<strong>in</strong>gen<br />
Betonpu<strong>in</strong><br />
8/32<br />
Zand 0/4<br />
(lad<strong>in</strong>g 2)<br />
Gebroken<br />
kalksteen<br />
4/16<br />
Zand 0/2<br />
zev<strong>in</strong>g 1 0,07% 0,008% 0,05% 0,02% 0,10% 0,06<br />
zev<strong>in</strong>g 2 0,02% 0,04% 0,07% 0,10% 0,03% 0,17%<br />
zev<strong>in</strong>g 3 0,1% 0 % 0,02% 0,02% 0,02% 0,17%<br />
zev<strong>in</strong>g 4 0,01%<br />
Uit de Figuur 30 en Figuur 31 wordt vastgesteld dat de afwijk<strong>in</strong>g tussen de bekomen<br />
zeefkrommes bij het zand 0/4 zeer kle<strong>in</strong> is. Bij het gebroken granulaat is de afwijk<strong>in</strong>g<br />
groter. De reden <strong>van</strong> deze afwijk<strong>in</strong>g wordt gezocht bij het breken <strong>van</strong> het granulaat. De<br />
afwijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> korrelverdel<strong>in</strong>g bij grof betonpu<strong>in</strong> is kle<strong>in</strong>er dan bij gebroken betonpu<strong>in</strong>.<br />
Gecumuleerde zeefrest [%]<br />
0,00<br />
10,00<br />
20,00<br />
30,00<br />
40,00<br />
50,00<br />
60,00<br />
70,00<br />
80,00<br />
Gemiddelde zeefkromme zand 0/4<br />
90,00<br />
0,0625 0,125<br />
100,00<br />
0,25 0,5 1 2 4 8 16<br />
Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />
gemiddelde zeefkromme<br />
95% waarschijnlikheid bovengrens<br />
95% waarschijnlijkheid ondergrens<br />
Figuur 30: Gemiddelde zeefkromme zand 0/4 + waarschijnlijkheids<strong>in</strong>terval<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 80
Uit deze zeefresultaten blijkt dat het zand 0/4 waarmee aan<strong>van</strong>kelijk gewerkt zal<br />
worden, zeer we<strong>in</strong>ig fijnen bevat. Dit zand bestaat slechts voor 3,13% uit een fractie die<br />
kle<strong>in</strong>er is dan 250 µm. Dit zal waarschijnlijk segregatie <strong>in</strong> de hand werken.<br />
Ten slotte wordt opgemerkt dat de korrelverdel<strong>in</strong>g die gemeten wordt <strong>van</strong> recyclage<br />
granulaat en natuurlijk granulaat sterk verschillend is. Bijgevolg zal de granulometrie <strong>van</strong><br />
de betonrecepten op basis <strong>van</strong> kalksteen- en recyclage granulaat <strong>van</strong> elkaar verschillen.<br />
Dit zal zijn <strong>in</strong>vloed hebben op de slumptesten die zullen uitgevoerd worden. De kans op<br />
segregatie zal bijgevolg ook beïnvloed worden.<br />
Gecumuleerde zeefrest [%]<br />
Gemiddelde zeefkromme gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />
0<br />
10<br />
20<br />
30<br />
40<br />
50<br />
60<br />
70<br />
80<br />
90<br />
0,0625<br />
100<br />
0,25 1 4 16 64<br />
Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />
gemiddelde zeefkromme<br />
95% waarschijnlijkheid bovengrens<br />
95% waarschijnlijkheid ondergrens<br />
Figuur 31: Gemiddelde zeefkromme betonpu<strong>in</strong>granulaat + waarschijnlijkheids<strong>in</strong>terval<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 81
8.1.2 Resultaten bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en wateropname<br />
Om de effectieve W/C-factor <strong>van</strong> elk mengsel gelijk te houden, wordt nagegaan hoeveel<br />
water toegevoegd moet worden om de granulaten te verzadigen. Dit werd bepaald<br />
volgens NBN EN 1097-6. De opgemeten waterabsorptie percentages en de dichtheden<br />
<strong>van</strong> de materialen worden hieronder weergegeven <strong>in</strong> Figuur 32 en Figuur 33.<br />
Absorptiegehalte [%]<br />
Volumieke massa [kg/m³]<br />
5,5<br />
5<br />
4,5<br />
4<br />
3,5<br />
3<br />
2,5<br />
2<br />
1,5<br />
1<br />
0,5<br />
0<br />
2650<br />
2600<br />
2550<br />
2500<br />
2450<br />
2400<br />
2350<br />
2300<br />
Waterabsorptiegedrag granulaten<br />
0,418<br />
5,12<br />
zand 0/4 gebroken<br />
betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />
Figuur 32: Waterabsorptiegedrag granulaten<br />
zand 0/4 gebroken<br />
betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />
Figuur 33: Volumieke massa granulaten<br />
betonpu<strong>in</strong> 8/32 gebroken<br />
kalksteen 4/16<br />
Voor een uitgebreide verwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de verschillende meetresultaten wordt verwezen<br />
naar het proefverslag <strong>in</strong> bijlage. De behaalde resultaten zijn het gemiddelde <strong>van</strong> een<br />
viertal pyknometer resultaten om aan de m<strong>in</strong>imale massa’s te komen die weergegeven<br />
zijn <strong>in</strong> de norm.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 82<br />
4,81<br />
Volumieke massa's granulaten<br />
2612<br />
2407 2407<br />
0,75<br />
2540<br />
betonpu<strong>in</strong> 8/32 gebroken<br />
kalksteen 4/16
Besluiten<br />
Alvorens de betonpu<strong>in</strong>granulaten <strong>in</strong> de pyknometer te plaatsen, werden ze gewassen. Dit<br />
omwille <strong>van</strong> het feit dat gedurende het oppervlaktedroog maken <strong>van</strong> de granulaten, de<br />
fijne deeltjes die aan de grovere granulaatkorrels hangen toch verloren gaan.<br />
De oppervlaktedroge toestand wordt <strong>in</strong> de norm niet eenduidig vastgelegd. Het begrip is<br />
voor <strong>in</strong>terpretatie vatbaar. De norm zegt dat de oppervlaktedroge toestand bereikt is<br />
wanneer het oppervlaktewater rond de korrels verdampt is en de korrels niet meer<br />
samenklitten. Het oppervlaktedroog maken <strong>van</strong> fijne granulaten is een subjectief<br />
gegeven. Hiervoor mogen verschillende warmtebronnen gebruikt worden volgens de<br />
norm. Een haardroger was echter niet het ideale middel om het zand oppervlaktedroog te<br />
krijgen. Sommige zandkorrels waren nog te vochtig, anderen dan weer te droog om <strong>van</strong><br />
een oppervlaktedroge toestand te kunnen spreken. Dit zorgt voor een meetfout en kan<br />
een verklar<strong>in</strong>g zijn voor de zeer onrealistische waarde die bij één opmet<strong>in</strong>g bekomen<br />
werd. De bekomen waarden werden allen getest door middel <strong>van</strong> het criterium <strong>van</strong><br />
Chauvenet om mogelijke uitschieters te verwijderen.<br />
Uit de resultaten blijkt dat een representatieve monsternem<strong>in</strong>g bij betonpu<strong>in</strong> granulaten<br />
<strong>van</strong> groot belang is. De gemiddelde standaardafwijk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de resultaten is kle<strong>in</strong>er voor<br />
zand dan voor betonpu<strong>in</strong>granulaat namelijk 0,28% tegenover 3,38%.<br />
De resultaten geven duidelijk weer dat zowel het type materiaal (recyclage granulaat of<br />
kalksteengranulaat) als de grootte <strong>van</strong> het absorptievlak <strong>van</strong> belang zijn. Grof betonpu<strong>in</strong>,<br />
dat werd afgezeefd op de zeef <strong>van</strong> 4 mm, heeft een kle<strong>in</strong>er absorptiepercentage omwille<br />
<strong>van</strong> het kle<strong>in</strong>er soortelijk oppervlak.<br />
Het groter absorptiepercentage <strong>van</strong> recyclagegranulaten is te wijten aan het grotere<br />
poriëngehalte dat aanwezig is <strong>in</strong> recyclagemateriaal door de aangehechte mortel. Door<br />
capillaire opzuig<strong>in</strong>g worden deze poriën gevuld met water. De poriën <strong>in</strong> het betonpu<strong>in</strong><br />
kunnen bestaan uit:<br />
- Gelporiën: deze poriën worden gecreëerd door de verdamp<strong>in</strong>g <strong>van</strong> fysisch<br />
gevonden <strong>in</strong>terlayer-water dat verdampt (0,15 <strong>van</strong> de W/C-factor). Hun diameter<br />
is ongeveer 10 -7 tot 10 -9 meter;<br />
- Capillaire poriën: deze poriën worden veroorzaakt door verdamp<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
bijkomend aanmaakwater dat de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het oorspronkelijk mengsel<br />
ten goede kwam (W/C-factor groter dan 0,4). Een tweede oorzaak <strong>van</strong> deze<br />
poriën is het feit dat reactieproducten <strong>van</strong> de hydratatiereactie een kle<strong>in</strong>er volume<br />
<strong>in</strong>nemen dan de reagentia. De grootteorde <strong>van</strong> deze poriën is 10 -3 tot 10 -7 meter;<br />
- Een laatste oorzaak <strong>van</strong> mogelijke poriën is de aanwezigheid <strong>van</strong> luchtbellen <strong>in</strong><br />
het moedermateriaal door slechte verdicht<strong>in</strong>g of mogelijke toevoegsels zoals<br />
luchtbelvormers. (Blontrock & Van Guyze, 2010)<br />
Uit het bovenstaande blijkt dat recyclagemateriaal meer poriën bevat dan<br />
kalksteengranulaat. Bijgevolg zal de volumieke massa <strong>van</strong> het kalksteengranulaat hoger<br />
zijn dan recyclage granulaat. Dit wordt vastgesteld <strong>in</strong> de meetresultaten die<br />
weergegeven worden <strong>in</strong> Figuur 35.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 83
8.2 Opbouw <strong>in</strong>ert skelet<br />
8.2.1 Opbouw <strong>recyclagebeton</strong>: betonrecept 1<br />
Aan de hand <strong>van</strong> de formule <strong>van</strong> Bolomey wordt de ideale korrelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert<br />
skelet <strong>van</strong> een betonmengsel berekend. Deze ideale korrelverdel<strong>in</strong>g wordt gecorrigeerd<br />
door het cement <strong>in</strong> te rekenen als fijnen. De Bolomeycurve wordt op deze manier<br />
verticaal verschoven over een afstand die gelijk is aan de verhoud<strong>in</strong>g tussen de<br />
hoeveelheid cement per kubiek beton op de volumieke massa <strong>van</strong> het beton.<br />
Gecumuleerde zeefrest [%]<br />
0,00<br />
20,00<br />
40,00<br />
60,00<br />
80,00<br />
Zeefkrommes voor opbouw <strong>in</strong>ert skelet betonrecept 1<br />
0,0625<br />
100,00<br />
0,25 1 4 16 64<br />
Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />
Figuur 34: Betonrecept 1: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g<br />
Door toepassen <strong>van</strong> de kle<strong>in</strong>ste kwadratenmethode die hierboven wordt uitgelegd, wordt<br />
de volgende samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert skelet bekomen:<br />
- 8% betonpu<strong>in</strong> 8/32;<br />
- 43% gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16;<br />
- 49% zand 0/4.<br />
Zand 0/4<br />
Bolomey<br />
Bolomey + cement<br />
Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />
Betonpu<strong>in</strong> 8/32<br />
Aan de hand <strong>van</strong> deze verhoud<strong>in</strong>gen kan de korrelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert skelet berekend<br />
worden. Daarna wordt deze korrelverdel<strong>in</strong>g vergeleken met de ideale Bolomeycurve wat<br />
weergegeven is <strong>in</strong> Figuur 35.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 84
Gecumuleerde zeefrest [%]<br />
0,00<br />
10,00<br />
20,00<br />
30,00<br />
40,00<br />
50,00<br />
60,00<br />
70,00<br />
80,00<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g bolomey met mengsel 1<br />
90,00<br />
0,0625<br />
100,00<br />
0,25 1 4<br />
Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />
16 64<br />
Figuur 35: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 1<br />
Bolomey<br />
Mengsel<br />
Uit Figuur 35 blijkt dat de berekende samenstell<strong>in</strong>g te we<strong>in</strong>ig fijnen bevat. Dit zou een<br />
oorzaak kunnen zijn <strong>van</strong> mogelijke segregatie. Verder kan afgeleid worden dat de fractie<br />
tussen 8 mm en 16 mm <strong>in</strong> de juiste doser<strong>in</strong>g aanwezig is. De fractie tussen 1 mm en 8<br />
mm is te veel aanwezig. De fijne fractie is te we<strong>in</strong>ig aanwezig.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 85
8.2.2 Opbouw <strong>recyclagebeton</strong> met extra fijnen: betonrecept 2<br />
Het betonrecept 1 wordt genomen als referentie voor deze samenstell<strong>in</strong>g. Een deel <strong>van</strong><br />
het zand wordt ver<strong>van</strong>gen door een fijner kaliber 0/2. Aan de hand <strong>van</strong> de kle<strong>in</strong>ste<br />
kwadratenmethode wordt gezocht naar de ideale verhoud<strong>in</strong>g tussen deze twee zanden<br />
om de kle<strong>in</strong>ste afwijk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de ideale curve te bekomen. De zeefkrommes en de te<br />
benaderen ideale korrelverdel<strong>in</strong>g die toegepast worden, worden weergeven <strong>in</strong> Figuur 36.<br />
Gecumuleerde zeefrest [%]<br />
0,00<br />
20,00<br />
40,00<br />
60,00<br />
80,00<br />
Zeefkrommes voor opbouw <strong>in</strong>ert skelet betonrecept 2<br />
0,0625<br />
100,00<br />
0,25 1 4 16 64<br />
Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />
Figuur 36: Betonrecept 2: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g<br />
Door toepassen <strong>van</strong> de kle<strong>in</strong>ste kwadratenmethode die hierboven wordt uitgelegd, wordt<br />
de volgende samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert skelet bekomen:<br />
- 8% grof betonpu<strong>in</strong> 8/32;<br />
- 43% gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16;<br />
- 12,6% zand 0/2;<br />
- 36,4% zand 0/4.<br />
Zand 0/4<br />
Bolomey<br />
Bolomey + cement<br />
Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />
Betonpu<strong>in</strong> 8/32<br />
Zand 0/2<br />
Aan de hand <strong>van</strong> deze verhoud<strong>in</strong>gen kan de korrelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert skelet berekend<br />
worden en vergeleken met de ideale Bolomeycurve wat weergegeven is <strong>in</strong> Figuur 37.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 86
Gecumuleerde zeefrest [%]<br />
0,00<br />
10,00<br />
20,00<br />
30,00<br />
40,00<br />
50,00<br />
60,00<br />
70,00<br />
80,00<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g bolomey met mengsel 2<br />
90,00<br />
0,0625<br />
100,00<br />
0,25 1 4<br />
Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />
16 64<br />
Figuur 37: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 2<br />
Bolomey<br />
Mengsel<br />
Uit een vergelijk<strong>in</strong>g tussen Figuur 35 en Figuur 37 blijkt dat slechts 18,6% <strong>van</strong> de<br />
deeltjes <strong>in</strong> het betonmengsel 1 kle<strong>in</strong>er is dan 0,5 mm. Door aanpass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het<br />
betonrecept is nu 25,5% <strong>van</strong> de deeltjes kle<strong>in</strong>er dan 0,5 mm. Dit komt neer op een<br />
overgang <strong>van</strong> 392 kg fijnen per kubiek naar 535 kg fijnen per kubiek. Met fijnen wordt de<br />
fractie bedoeld onder de 0,5 mm. Deze samenstell<strong>in</strong>g zal gebruikt worden om te kijken of<br />
de verwerkbaarheid verandert. Meer fijnen betekent een hoger smerend effect en<br />
verm<strong>in</strong>dert de segregatie, net zoals <strong>in</strong> een watervasthoudende hulpstof vermeld <strong>in</strong><br />
hoofdstuk 2.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 87
8.2.3 Opbouw kalksteenbeton: betonrecept 3<br />
Dezelfde werkwijze wordt toegepast om een referentiemengsel te ontwerpen dat bestaat<br />
uit kalksteengranulaat. Aan de hand <strong>van</strong> de volgende zeefkrommes en de berekende<br />
ideale korrelverdel<strong>in</strong>g wordt het <strong>in</strong>ert skelet berekend.<br />
Gecumuleerde zeefrest [%]<br />
0,00<br />
20,00<br />
40,00<br />
60,00<br />
80,00<br />
Zeefkrommes voor opbouw <strong>in</strong>ert skelet betonrecept 3<br />
0,0625<br />
100,00<br />
0,25 1 4 16 64<br />
Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />
Figuur 38: Betonrecept 3: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g<br />
Door toepassen <strong>van</strong> de kle<strong>in</strong>ste kwadratenmethode die hierboven wordt uitgelegd wordt<br />
de volgende samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert skelet bekomen:<br />
- 40% gebroken kalksteen 4/16;<br />
- 60% zand 0/4 lad<strong>in</strong>g 2.<br />
Zand 0/4 lad<strong>in</strong>g 2<br />
Gebroken kalksteen 4/16<br />
Bolomey<br />
Bolomey + cement<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 88
Gecumuleerde zeefrest [%]<br />
0,00<br />
10,00<br />
20,00<br />
30,00<br />
40,00<br />
50,00<br />
60,00<br />
70,00<br />
80,00<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g bolomey met mengsel 3<br />
90,00 0,0625 0,125<br />
100,00<br />
0,25 0,5 1 2 4 8 16<br />
Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />
Figuur 39: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 3<br />
Bolomey<br />
Mengsel<br />
Bij betonmengsel 3 wordt opnieuw vastgesteld dat de fijne fractie te we<strong>in</strong>ig aanwezig is.<br />
De maximale korreldiameter <strong>van</strong> het mengsel is kle<strong>in</strong>er dan de maximale korreldiameter<br />
<strong>in</strong> het <strong>recyclagebeton</strong>. Dit zal zijn <strong>in</strong>vloed hebben op de betonsamenstell<strong>in</strong>g waardoor de<br />
slumptesten niet specifiek met elkaar vergeleken kunnen worden. Wanneer toch een<br />
vergelijk<strong>in</strong>g wordt gemaakt, kan enkel een besluit genomen worden over de globale<br />
werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 89
8.3 Def<strong>in</strong>itief mengsel opbouw<br />
8.3.1 Opbouw betonrecept 1<br />
Aan de hand <strong>van</strong> bovenstaande gegevens die vastgelegd werden aan de hand <strong>van</strong><br />
literatuur of werden opgemeten, wordt de volgende betonsamenstell<strong>in</strong>g bekomen <strong>in</strong><br />
Tabel 15.<br />
bestanddelen<br />
Tabel 15: Receptuur betonmengsel 1<br />
hoeveelheden<br />
mengsel<br />
volumieke<br />
massa <strong>in</strong><br />
kg/liter<br />
Volume<br />
<strong>in</strong> liter<br />
volume per<br />
kaliber <strong>in</strong><br />
liter kg/m³<br />
Cement CEM III 42,5 LA 300 kg 3,02 99,3 300<br />
Water (W/C =0,55) 165 1 165 165<br />
Lucht 1,5% 15<br />
Zand 0/4 49% 2,61 353,1 921,7<br />
Gebroken granulaat 4/16 43% 2,41 309,9 746,9<br />
Gebroken betonpu<strong>in</strong> 8/32 8% 2,41 57,7 139,0<br />
720,7<br />
Totaal beton 1 m³ 1000 2272,5<br />
8.3.2 Opbouw betonrecept 2<br />
Betonrecept 2 is een aanpass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> betonrecept 1. Het toevoegen <strong>van</strong> extra fijn<br />
materiaal onder de vorm <strong>van</strong> zand zorgt voor een aanpass<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het recept. De<br />
waterabsorptie <strong>van</strong> de granulaten blijft gelijk. Het recept wordt hieronder weergegeven <strong>in</strong><br />
Tabel 16.<br />
bestanddelen<br />
Tabel 16: Receptuur betonmengsel 2<br />
hoeveelheden<br />
mengsel<br />
volumieke<br />
massa <strong>in</strong><br />
kg/liter<br />
Volume<br />
<strong>in</strong> liter<br />
volume per<br />
kaliber <strong>in</strong><br />
liter kg/m³<br />
Cement CEM ||| 42,5 LA 300 kg 3,02 99,3 300<br />
Water (W/C =0,55) 165 1 165 165<br />
Lucht 1,5% 15<br />
Zand 0/4 36,4% 2,61 262,3 684,7<br />
Zand 0/2 12,6% 2,61<br />
90,8 237,0<br />
Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 43% 2,41 309,9 746,9<br />
Betonpu<strong>in</strong> 8/32 8% 2,41 57,7 139,0<br />
720,7<br />
Totaal beton 1 m³ 1000 2272,5<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 90
8.3.3 Opbouw betonrecept 3<br />
Aan de hand <strong>van</strong> voorgaande parameters wordt het recept voor het kalksteenmengsel<br />
bekomen <strong>in</strong> onderstaande Tabel 17.<br />
Tabel 17: Receptuur betonmengsel 1<br />
volumieke<br />
massa <strong>in</strong><br />
kg/liter<br />
volume per<br />
kaliber <strong>in</strong><br />
liter kg/m³<br />
hoeveelheden<br />
Volume<br />
bestanddelen<br />
mengsel<br />
<strong>in</strong> liter<br />
Cement CEM ||| 42,5 LA 300 kg 3,02 99,3 300<br />
W/C factor = 0,55 165 1 165,0 165<br />
Lucht 1,50% 15<br />
Zand 0/4 60% 2,65 432,40 1145,9<br />
Gebroken kalksteen 8/16 40% 2,54 288,26 732,2<br />
720,66<br />
Totaal beton 1 m³ 1000 2343,0<br />
8.3.4 Vergelijk<strong>in</strong>g waterabsorptie<br />
Een belangrijke factor bij <strong>recyclagebeton</strong> zijn de waterabsorptiepercentages. Aan de hand<br />
<strong>van</strong> de pyknometerresultaten wordt bekomen dat een kubiek <strong>recyclagebeton</strong> dat<br />
samengesteld is volgens betonrecept 1 en 2, de hieronder weergegeven hoeveelheid<br />
water Tabel 18 kan absorberen.<br />
Tabel 18: Waterabsorptie percentages<br />
waterabsorptie<br />
[%]<br />
Water<br />
[l/m³]<br />
zand 0,42 3,87<br />
gebroken granulaat 5,12 38,24<br />
granulaat 4,81 6,68<br />
totaal 48,79<br />
In Tabel 19 wordt de waterabsorptie weergegeven <strong>van</strong> zand en kalksteen. De<br />
waterabsorptiefactor <strong>van</strong> het kalksteen komt uit de technische fiche <strong>van</strong> het granulaat.<br />
8.3.5 Besluit<br />
Tabel 19: Waterabsorptie betonrecept 3<br />
waterabsorptie Water<br />
[%]<br />
[l/m³]<br />
zand 0,42 4,81<br />
gebroken kalksteen 0,75 5,49<br />
totaal 10,30<br />
Uit de resultaten blijkt dat gerecycleerde betonpu<strong>in</strong>granulaten 4 tot 5 keer meer water<br />
kunnen absorberen dan gebroken kalksteengranulaten.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 91
9 Algemene resultaten<br />
De resultaten die weergegeven worden, hebben vooral betrekk<strong>in</strong>g op de verwerkbaarheid<br />
<strong>van</strong> het beton, aangezien de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> het veranderen <strong>van</strong> enkele factoren op de<br />
werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder wordt onderzocht. Bijkomende opgemeten<br />
parameters worden gebruikt om resultaten te verklaren of te staven.<br />
Volgende parameters werden gewijzigd:<br />
- Variatie hulpstofpercentage met als doel na te gaan hoe de<br />
superplastificeerder bij verschillende doser<strong>in</strong>g een <strong>in</strong>vloed heeft op het<br />
<strong>recyclagebeton</strong>. Daarbij werd een referentiekromme vastgelegd,<br />
waarna andere parameters werden gevarieerd;<br />
- Variatie voorbevochtig<strong>in</strong>g met als doel de werk<strong>in</strong>g na te gaan <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder bij verschillende voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiodes;<br />
- Vergelijk<strong>in</strong>g met kalksteenbeton;<br />
- Variatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip tot het bekomen <strong>van</strong> een efficiënter gebruik<br />
<strong>van</strong> de superplastificeerder door latere toevoeg<strong>in</strong>g;<br />
- Aanpass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het betonmengsel en mengenergie.<br />
9.1 Variatie hulpstofpercentage<br />
De eerste parameter die gewijzigd werd, was de hoeveelheid hulpstof die werd<br />
toegevoegd aan het mengsel. Het doel bestaat uit het verkrijgen <strong>van</strong> beton dat ongeveer<br />
tot 100 m<strong>in</strong>uten na de start <strong>van</strong> het hydratatieproces de verwerkbaarheidsklasse S4<br />
haalt. De toegevoegde percentages hulpstof aan het beton zijn 0%, 1%, 1,5% en 2%<br />
superplastificeerder.<br />
9.1.1 Resultaten<br />
De absorptie <strong>van</strong> de recyclagegranulaten heeft een belangrijke <strong>in</strong>vloed op de hoeveelheid<br />
toe te voegen water. Voor aanmaak <strong>van</strong> het beton wordt telkens opgemeten hoeveel<br />
water reeds <strong>in</strong> de recyclagegranulaten aanwezig is. Het gemiddelde geeft weer voor<br />
hoeveel procent de granulaten verzadigd zijn voor aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proef. Resultaten<br />
worden weergegeven <strong>in</strong> Tabel 20. Uit de tabel blijkt dat de aanwezige voorbevochtig<strong>in</strong>g<br />
geen grote rol zal spelen bij vergelijk<strong>in</strong>gen tussen mengsels 0% en 1,5%. Bij andere<br />
mengsels moet reken<strong>in</strong>g gehouden worden met een grotere voorbevochtig<strong>in</strong>g. Deze<br />
parameter is moeilijk <strong>in</strong> de hand te houden door de weersomstandigheden.<br />
Tabel 20: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> hulpstofpercentage<br />
% hulpstof 0% 1% opnieuw 1,5% 2%<br />
gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 45% 90% 43% 83%<br />
grof betonpu<strong>in</strong> 8/32 17% 96% 17% 33%<br />
gemiddeld 41% 91% 39% 75%<br />
De opgemeten verwerkbaarheidscurven worden weergegeven <strong>in</strong> Figuur 40.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 92
slump [cm]<br />
30,0<br />
25,0<br />
20,0<br />
15,0<br />
10,0<br />
5,0<br />
0,0<br />
Hulpstofpercentagevariatie: Verwerkbaarheidscurve<br />
0 20 40 60 80 100<br />
tijd [m<strong>in</strong>]<br />
Figuur 40: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> hulpstofpercentage<br />
De snijpunten met verwerkbaarheidsklasse S4 worden berekend aan de hand <strong>van</strong> de<br />
polygoonvergelijk<strong>in</strong>gen. Deze vergelijk<strong>in</strong>gen zijn telkens terug te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> de bijlage het<br />
proefverslag.<br />
Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1%/30sec./0m<strong>in</strong>/opnieuw:<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g: y= 4 *10 -5 x³-0,0137 x² + 0,8583 x + 10.5<br />
Slumpwaarde S4: y= 16<br />
Snijpunten: Snijpunt 1 = 7,22 m<strong>in</strong>. 7 m<strong>in</strong> 13 sec.<br />
Snijpunt 2= 72,42 m<strong>in</strong>. 72 m<strong>in</strong> 25 sec.<br />
S4 wordt 65 m<strong>in</strong> 12 sec behaald.<br />
Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>:<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -6 * 10-5 x³ + 0,0027 x²+0,3585x +6,7012<br />
Slumpwaarde S4: y= 16<br />
Snijpunten: Snijpunt 1 = 23,92 m<strong>in</strong>. 23 m<strong>in</strong> 56 sec.<br />
snijpunt 2= 91,72 m<strong>in</strong>. 91 m<strong>in</strong> 44 sec.<br />
S4 wordt 67 m<strong>in</strong> 48 sec behaald.<br />
Verwerkbaarheidscurve RG/GM/2%/30sec./0m<strong>in</strong>.:<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -3 * 10-5 x³ + 0,0015 x²+0,308 x +6,6636<br />
Slumpwaarde S4: y= 16<br />
Snijpunten: Snijpunt 1 = 28,30 m<strong>in</strong>. 28 m<strong>in</strong> 19 sec.<br />
snijpunt 2= 115,73 m<strong>in</strong>. 115 m<strong>in</strong> 44 sec.<br />
S4 wordt 87 m<strong>in</strong> 25 sec behaald.<br />
RG/GM/0%/30sec./0m<strong>in</strong><br />
RG/GM/1%/30sec./0m<strong>in</strong>/opn<br />
.<br />
RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong><br />
RG/GM/2%/30sec./0m<strong>in</strong><br />
verwerkbaarheidsklasse S4<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 93
Vaststell<strong>in</strong>g<br />
Druksterkte [N/mm²]<br />
35,00<br />
30,00<br />
25,00<br />
20,00<br />
27,76<br />
Gemiddelde druksterkte<br />
30,70<br />
Figuur 41: Gemiddelde druksterkte <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> het percentage hulpstof<br />
Uit Figuur 40 kan vastgesteld worden dat bij een hogere hulpstofpercentage het mengsel<br />
langer verwerkbaar blijft. De betonmengsels RG/GM/0%/30sec./0m<strong>in</strong> en<br />
RG/GM/1,5%/30 sec./0m<strong>in</strong> hebben een gelijkaardige vochtigheid <strong>van</strong> granulaten<br />
alvorens deze <strong>in</strong> de menger werden gebracht. Dit is te zien <strong>in</strong> Tabel 20. De mengsels<br />
RG/1%/30sec./0m<strong>in</strong>/opn. en RG/2%/30sec./0m<strong>in</strong> hebben ook een gelijkaardig<br />
startvochtgehalte maar iets hoger dan de andere mengsels.<br />
Tijdens het opstellen <strong>van</strong> de verwerkbaarheidscurven werd vastgesteld dat segregatie<br />
een probleem zou kunnen vormen bij <strong>recyclagebeton</strong> dat superplastificeerder bevat.<br />
Optredende segregatie wordt weergegeven <strong>in</strong> Figuur 42. Pas gestort beton heeft de<br />
neig<strong>in</strong>g om aanmaakwater af te scheiden. Gevolg is dat de granulaten bez<strong>in</strong>ken<br />
(sedimentatie) en het afgescheiden water een waterfilm vormt op het beton. Dit<br />
verschijnsel <strong>van</strong> waterafscheid<strong>in</strong>g wordt segregatie genoemd en wordt versterkt tijdens<br />
het verdichten <strong>van</strong> het beton. Zolang de segregatie of bleed<strong>in</strong>g beperkt blijft, zorgt dit<br />
verschijnsel voor een gunstige <strong>in</strong>vloed op het beton. De segregatie voorkomt het<br />
optreden <strong>van</strong> plastische krimp doordat een waterfilm op het oppervlak bescherm<strong>in</strong>g biedt<br />
tegen uitdrog<strong>in</strong>g. Het negatieve effect dat segregatie veroorzaakt, is het creëren <strong>van</strong> een<br />
betonhuid met een verhoogde water-cementfactor. Het betonoppervlak is hierdoor <strong>van</strong><br />
m<strong>in</strong>der goede kwaliteit en zal een kle<strong>in</strong>e weerstand hebben tegen afslijten.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 94<br />
25,23<br />
24,08
De om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> segregatie hangt af <strong>van</strong>:<br />
Figuur 42: Segregatie<br />
- De betonsamenstell<strong>in</strong>g;<br />
- De consistentie;<br />
- Het watergehalte <strong>in</strong> het vers beton;<br />
- Het gebruik <strong>van</strong> uitsluitend zand met platte en hoekige korrels en platte<br />
granulaten is ongunstig. Het vergroot de weerstand tegen verdicht<strong>in</strong>g waardoor<br />
meer holtes ontstaan met een m<strong>in</strong>der compact beton tot gevolg (Nullens, 2010).<br />
9.1.2 Besluit<br />
Bij de grafiek <strong>van</strong> 0% op Figuur 40 wordt een snelle dal<strong>in</strong>g vastgesteld <strong>van</strong> de slump <strong>van</strong><br />
15,9 cm naar 10,9 cm. Dit is te wijten aan de extra hoeveelheid water dat bij de start<br />
<strong>van</strong> het betonmengsel aan het mengsel wordt toegevoegd om de granulaten te<br />
verzadigen. Daaruit is te zien dat de waterabsorptie <strong>van</strong> de granulaten voornamelijk<br />
gebeurt gedurende de eerste 10 m<strong>in</strong>uten. Tussen de 10 en de 15 m<strong>in</strong>uten neemt de<br />
waterverdamp<strong>in</strong>g de bovenhand en heeft de absorptie reeds plaatsgevonden. Deze<br />
vaststell<strong>in</strong>g wordt gestaafd door het ValReCon20-project. Tijdens dit project werd<br />
vastgesteld dat bij een hogere ver<strong>van</strong>g<strong>in</strong>gsgraad <strong>van</strong> de grove natuurlijke granulaten<br />
door betonpu<strong>in</strong>granulaten de <strong>in</strong>itiële slump stijgt bij een te korte<br />
voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode. (Boehme L. et al, 2010)<br />
Bij stijgende hulpstofpercentages verschuift de verwerkbaarheidcurve naar rechts. Het<br />
mengsel wordt m<strong>in</strong>der snel verwerkbaar. Het duurt echter langer tot alle hulpstof<br />
uitgewerkt is omdat de hulpstof <strong>in</strong> een grotere doser<strong>in</strong>g aanwezig is. Doordat met hogere<br />
doser<strong>in</strong>g gewerkt wordt, is het mogelijk dat een vertragend nevenwerk<strong>in</strong>g optreedt <strong>van</strong><br />
de superplastificeerder. Deze hogere doser<strong>in</strong>g <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met hoogovencement<br />
kunnen deze nevenwerk<strong>in</strong>gen versterkt worden. (Cools & Labaere, 2010) Dit vertragend<br />
neveneffect zal <strong>in</strong> de toekomstige proeven altijd gelijk blijven aangezien met eenzelfde<br />
hulpstofpercentage gewerkt wordt, namelijk 1,5%.<br />
Het verschil tussen de ligg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de curve <strong>van</strong> 1% en de andere twee gedurende de<br />
eerste 40 m<strong>in</strong>uten is sterk verschillend. Dit zal niet enkel te wijten zijn aan het<br />
vertragend effect. Het vochtgehalte aanwezig <strong>in</strong> de granulaten waarmee gewerkt werd, is<br />
bij het mengsel met 1% twee maal zo groot als het mengsel met 1,5%<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 95
superplastificeerder. Het verschil <strong>in</strong> watergehalte zou een <strong>in</strong>vloed kunnen hebben op de<br />
werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een superplastificeerder. Dit wordt verder onderzocht bij de variatie <strong>van</strong><br />
voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode.<br />
In Figuur 41 worden de gemiddelde druksterktes gegeven per percentage hulpstof.<br />
Indien de 0%, 1,5% en de 2% met elkaar worden vergeleken, kan opgemerkt worden<br />
dat de gemiddelde druksterkte een lichte dal<strong>in</strong>g vertoont bij stijgend hulpstofpercentage.<br />
Op het eerste zicht zou dit <strong>in</strong> strijd zijn met de technische fiche <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder en de NBN EN 934-2. De druksterkte zou met m<strong>in</strong>imaal 10% moeten<br />
stijgen. Maar <strong>in</strong> de norm en de technische fiche staat wel uitdrukkelijk dat deze<br />
druksterktes gelden bij een gelijkblijvende consistentie. Dit is hier niet het geval. Het<br />
reeds aanwezige vochtgehalte heeft een <strong>in</strong>vloed op de bekomen druksterkte, dit werd<br />
vastgesteld <strong>in</strong> de komende besluiten omtrent voorbevochtig<strong>in</strong>g net zoals het opnieuw<br />
gemeten mengsel met 1% hulpstof. Zo werd met m<strong>in</strong>stens het dubbele vochtgehalte <strong>in</strong><br />
de granulaten een stijg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> m<strong>in</strong>stens 10% vastgesteld.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 96
9.2 Variatie voorbevochtig<strong>in</strong>g<br />
Zoals bleek uit de pyknometerresultaten absorberen gerecycleerde betongranulaten veel<br />
meer water dan kalksteengranulaten. Uit onderzoek bleek dat na onderdompel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 5<br />
m<strong>in</strong>uten, betonpu<strong>in</strong> 8/20 nog evenveel kan opnemen als kalksteen dat zich <strong>in</strong> volledig<br />
droge toestand bev<strong>in</strong>dt. (Blontrock & Van Guyze, 2010) Aan de hand hier<strong>van</strong> werd<br />
gekozen voor een voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode <strong>van</strong> 30 sec. (kort), 5 m<strong>in</strong>uten (te vergelijken<br />
met droge kalksteen) en 15 m<strong>in</strong>uten (verzadigde granulaten). Op Figuur 43 wordt de<br />
verwerkbaarheidscurven weergegeven <strong>van</strong> drie mengsels. De variërende parameter bij<br />
de drie mengsels is de tijd <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g. Het referentiebeton is een mengsel met<br />
recyclagegranulaten en 1,5% superplastificeerder waarbij de granulaten 30 seconden<br />
worden voorbevochtigd. Dit referentiemengsel heeft de benam<strong>in</strong>g<br />
RG/GM/1,5%/30sec/0m<strong>in</strong>. Met het referentiemengsel worden twee nieuwe mengsels<br />
vergeleken.<br />
9.2.1 Resultaten<br />
Wanneer de voorbevochtig<strong>in</strong>g gevarieerd wordt zou gestart moeten worden <strong>van</strong> gelijk<br />
verzadigde granulaten. Omdat dit praktisch onhaalbaar is, wordt opgemeten hoeveel<br />
water geabsorbeerd werd door de granulaten voor aanmaak <strong>van</strong> het betonmengsel. Het<br />
aanwezige water zal een weerslag hebben op de te bekomen resultaten. Resultaten<br />
worden weergegeven <strong>in</strong> Tabel 21.<br />
Tabel 21: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g<br />
voorbevochtig<strong>in</strong>g 30 sec 5 m<strong>in</strong> 15 m<strong>in</strong><br />
gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 43% 86% 26%<br />
grof betonpu<strong>in</strong> 8/32 17% 91% 28%<br />
gemiddeld 39% 87% 27%<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 97
slump [cm]<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
Variatie voorbevochtig<strong>in</strong>g: verwerkbaarheidscurve<br />
0 20 40 60 80 100<br />
tijd [m<strong>in</strong>]<br />
Figuur 43: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g<br />
Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>:<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g: y= 7 * 10 -5 x³ - 0,0167 x²+0,735x +16,88<br />
Slumpwaarde S4: y= 16<br />
Snijpunten: Snijpunt 1 = 59,96 m<strong>in</strong>. 59 m<strong>in</strong> 58 sec.<br />
S4 wordt tot 59 m<strong>in</strong> 58 sec behaald.<br />
Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/5m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>/opnieuw:<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -5* 10 -5 x³ - 0,0175 x²+1,09 x +6,3<br />
Slumpwaarde S4: y= 16<br />
Snijpunten: Snijpunt 1 = 10,67 m<strong>in</strong>. 10 m<strong>in</strong> 40 sec.<br />
Snijpunt = 66,67 m<strong>in</strong>. 67 m<strong>in</strong> 40 sec.<br />
S4 wordt tot 57 m<strong>in</strong> 0 sec behaald.<br />
Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>:<br />
RG/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>.<br />
RG/GM/1,5%/5m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>/opnieuw.<br />
RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -6 * 10-5 x³ + 0,0027 x²+0,3585x +6,7012<br />
Slumpwaarde S4: y= 16<br />
Snijpunten: Snijpunt 1 = 23,92 m<strong>in</strong>. 23 m<strong>in</strong> 56 sec.<br />
snijpunt 2= 91,72 m<strong>in</strong>. 91 m<strong>in</strong> 44 sec.<br />
S4 wordt 67 m<strong>in</strong> 48 sec behaald.<br />
De voorbevochtig<strong>in</strong>g heeft een grote <strong>in</strong>vloed op de ligg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
verwerkbaarheidscurven. Dit heeft ook zijn weerslag op de behaalde druksterktes na 28<br />
dagen zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 44.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 98
druksterkte [N/mm²]<br />
45,00<br />
40,00<br />
35,00<br />
30,00<br />
25,00<br />
20,00<br />
15,00<br />
10,00<br />
5,00<br />
0,00<br />
9.2.2 Besluit<br />
Invloed op de verwerkbaarheid<br />
Variatie voorbevochtigen: druksterkte<br />
0 20 40 60 80 100<br />
tijd [m<strong>in</strong>]<br />
Figuur 44: Druksterkte bij variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g<br />
De bemerk<strong>in</strong>gen bij Figuur 43 zijn de volgende. De grafiek <strong>van</strong> het referentiebeton, met<br />
30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, heeft een verwerkbaarheidscurve die <strong>in</strong> stijgende lijn<br />
gaat over 60 m<strong>in</strong>uten waarbij het mengsel pas een S4 behaalt na 24 m<strong>in</strong>uten, maar<br />
behoudt deze verwerkbaarheid tot meer dan 90 m<strong>in</strong>uten. Indien de betonpu<strong>in</strong>granulaten<br />
meer worden voorbevochtigd, verschuiven de curven naar l<strong>in</strong>ks, wat duidt op een grotere<br />
zetmaat <strong>in</strong> een kortere tijd. Het beton behaalt <strong>van</strong>af het eerst gemeten punt al S4. Mits<br />
voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de granulaten behalen de mengsels een m<strong>in</strong>der lange<br />
verwerkbaarheid. Na 60 m<strong>in</strong>uten zakt de curve waarbij de granulaten 15 m<strong>in</strong>uten werden<br />
voorbevochtigd onder S4. Dit is ruim 30 m<strong>in</strong>uten vroeger dan een betonmengsel waarbij<br />
de betonpu<strong>in</strong>granulaten amper 30 seconden werden voorbevochtigd.<br />
Figuur 43 illustreert de snelheid waarmee de superplastificeerder kan <strong>in</strong>werken op het<br />
cement. De superplastificeerder <strong>in</strong> het water wordt beïnvloed door de hoeveelheid water.<br />
Hoe kle<strong>in</strong>er de concentratie <strong>van</strong> de superplastificeerder ten opzichte <strong>van</strong> de hoeveelheid<br />
toegevoegde water, hoe trager de superplastificeerder kan <strong>in</strong>werken op het cement.<br />
Anders gezegd, bij eenzelfde percentage superplastificeerder waarbij het toegevoegde<br />
water groter wordt door een grote absorptie <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten, werkt de<br />
superplastificeerder m<strong>in</strong>der snel <strong>in</strong> op het cement. Het totaal toegevoegde water houdt<br />
<strong>in</strong>:<br />
- 25% chemisch gebonden water (hydratatie <strong>van</strong> het cement);<br />
- 15% fysisch gebonden water;<br />
- Het water dat door de granulaten wordt opgeslorpt door absorptie;<br />
- De waterfilm aan het korreloppervlak dat vastgehouden wordt;<br />
- Het vrije water dat bij het mengen wordt toegevoegd.<br />
RG/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>.<br />
RG/GM/1,5%/5m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>.<br />
RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 99
De superplastificeerder <strong>in</strong> het beton komt <strong>in</strong> contact met het toegevoegde water. Daarbij<br />
zullen de hydrofobe delen <strong>van</strong> de superplastificeerder zich naar b<strong>in</strong>nen richten, aangezien<br />
deze worden afgestoten door het water. Tegelijk worden de hydrofiele deeltjes<br />
aangetrokken door het water. Op deze manier worden bolvormige lichaampjes gevormd<br />
waarbij lucht wordt <strong>in</strong>gesloten. De snelheid waarmee de lichaampjes <strong>in</strong> contact komen<br />
met het cement, wordt gedeeltelijk bepaald door de verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het watergehalte.<br />
Hoe m<strong>in</strong>der water, hoe m<strong>in</strong>der afstot<strong>in</strong>g, waardoor de hydrofobe delen gemakkelijker <strong>van</strong><br />
elkaar kunnen gaan en waarbij het bolletje opengaat. Dit gecomb<strong>in</strong>eerd met de<br />
negatieve lad<strong>in</strong>g rondom de cementdeeltjes, kan ervoor zorgen dat het bolletje volledig<br />
opengaat. Deze positioner<strong>in</strong>g gebeurt doordat de positieve hydrofoob-gedeeltes <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder zich willen richten naar het cement en de negatieve hydrofiel<br />
gedeeltes zich juist willen afstoten <strong>van</strong> het cement en zich naar het water willen richten.<br />
Door deze herschikk<strong>in</strong>g gaan de bolletjes open waarbij de <strong>in</strong>gesloten lucht kan<br />
ontsnappen. Maar door deze schikk<strong>in</strong>g wordt een optimale hydratatie <strong>van</strong> het cement<br />
verkregen doordat de cementdeeltjes elkaar gaan afstoten. (Cools & Labaere, 2010)<br />
Deze schikk<strong>in</strong>g is een verklar<strong>in</strong>g voor de verschuiv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de verwerkbaarheidscurven <strong>in</strong><br />
Figuur 43. Voor de duidelijkheid, met het vrij water wordt het water bedoeld dat nog niet<br />
geabsorbeerd werd door de granulaten en het water dat nodig is om de W/C-factor te<br />
brengen <strong>van</strong> 0,4 naar 0,55. Hoe meer vrij water nog aanwezig is op het moment <strong>van</strong> het<br />
toevoegen <strong>van</strong> de superplastificeerder, hoe meer <strong>van</strong> deze hulpstof nog <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g<br />
blijft. Daardoor zullen de bolletjes nog niet allemaal willen openplooien en werkt de<br />
superplastificeerder m<strong>in</strong>der actief. Indien een mengsel een voorbevochtig<strong>in</strong>g krijgt <strong>van</strong><br />
15 m<strong>in</strong>uten, zorgt dit ervoor dat m<strong>in</strong>der vrij water aanwezig is bij het toevoegen <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder. M<strong>in</strong>der vrij water betekent dat de bolletjes zich gemakkelijker zullen<br />
openplooien waarbij de superplastificeerder <strong>van</strong>af het toevoegen veel actiever is.<br />
Het is bewezen aan de hand <strong>van</strong> de thesis over “het opstellen <strong>van</strong> een<br />
voorbevochtig<strong>in</strong>gscurve voor betonpu<strong>in</strong>granulaten” <strong>van</strong> Blontrock en Van Guyze dat de<br />
absorptie voornamelijk gebeurt <strong>in</strong> de eerste 5 m<strong>in</strong>uten. Uit Figuur 43 blijkt dat de<br />
verwerk<strong>in</strong>gscurve meer verschuift gedurende de eerste 5 m<strong>in</strong>uten voorbevochtig<strong>in</strong>g. De<br />
granulaten hebben dan al een groot deel water geabsorbeerd, zodat het vrij water <strong>in</strong> het<br />
mengsel gereduceerd is. Bijgevolg wordt de hulpstof sneller actief.<br />
Uit een vergelijk<strong>in</strong>g tussen de polygonen volgt dat superplastificeerder langer achter is <strong>in</strong><br />
waterrijker milieu. Dit verschil <strong>in</strong> activiteit is hoofdzakelijk te wijten aan de m<strong>in</strong>der snelle<br />
terugloop <strong>van</strong> de verwerkbaarheid na het behalen <strong>van</strong> de maximale verwerkbaarheid.<br />
Enkele redenen die kunnen aangehaald worden voor het trager dalen <strong>van</strong> de<br />
verwerkbaarheid zijn:<br />
- Als gevolg <strong>van</strong> de cementhydratatie stijgt de alkaliteit <strong>van</strong> het mengsel, hierdoor<br />
daalt het aantal aanwezige waterstofatomen <strong>in</strong> het mengsel. De<br />
hulpstofmoleculen bev<strong>in</strong>den zich <strong>in</strong> een m<strong>in</strong>der waterrijke omgev<strong>in</strong>g waardoor de<br />
luchtbellen zich makkelijker zullen openen en meer polycarboxylaatmoleculen<br />
geactiveerd worden. Hierdoor zal de terugloop <strong>van</strong> de verwerkbaarheid<br />
verm<strong>in</strong>deren.<br />
- In het mengsel met 15 m<strong>in</strong>uten voorbevochtig<strong>in</strong>g heeft het grootste deel <strong>van</strong> de<br />
moleculen <strong>van</strong> de superplastificeerder de tijd gehad om te reageren met het<br />
cement. Dit komt omdat de superplastificeerder <strong>in</strong> een m<strong>in</strong>der waterrijk milieu<br />
bevond en actiever is zoals hierboven uitgelegd. Het mengsel waarbij geen grote<br />
voorbevochtig<strong>in</strong>g plaatsvond, heeft een hogere gehalte vrij water wat zorgt dat de<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 100
superplastificeerder <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g blijft. Na enige tijd heeft de superplastificeerder<br />
dan toch de kans om te reageren maar deze komt pas op een later tijdstip en<br />
zorgt zo voor een verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de terugloop <strong>van</strong> de verwerkbaarheid.<br />
Het beton waarmee gewerkt wordt, kan tevens vergeleken worden met ‘licht beton’<br />
<strong>van</strong>wege de granulaten met een lichtere densiteit dan <strong>van</strong> kalksteengranulaten. Licht<br />
beton heeft een grotere waterbehoefte waardoor het de voorkeur krijgt om een<br />
voorbevochtig<strong>in</strong>g te hebben. (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />
Invloed op de druksterkte<br />
Bij het mengsel met een voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 30 seconden was het reeds aanwezige<br />
vochtgehalte <strong>in</strong> de granulaten beperkt. Wanneer reken<strong>in</strong>g gehouden wordt met het<br />
vochtgehalte <strong>van</strong> het zand, moest nog 1,8 liter water opgenomen worden door de<br />
granulaten alvorens volledige verzadig<strong>in</strong>g te bereiken. De 30 seconden<br />
voorbevochtig<strong>in</strong>gstijd die de granulaten hiervoor gekregen hebben, was te beperkt.<br />
Gevolg is dat de werkelijke W/C-factor groter was dan 0,55. De druksterkte was<br />
bijgevolg lager.<br />
Bij het mengsel met een voorbevochtig<strong>in</strong>gstijd <strong>van</strong> 5 m<strong>in</strong>uten was bij aan<strong>van</strong>g meer<br />
vocht aanwezig <strong>in</strong> de recyclagegranulaten. Aan de hand <strong>van</strong> het water dat zich tussen de<br />
zandkorrels bevond, konden de recyclagegranulaten al volledig verzadigd worden. De<br />
granulaten hadden al veel meer water geabsorbeerd dan bij het mengsel dat 30<br />
seconden werd voorbevochtigd. Deze W/C-factor zal bijgevolg veel lager gelegen hebben<br />
waardoor de druksterkte <strong>in</strong> het beg<strong>in</strong> veel groter is.<br />
De druksterktes <strong>van</strong> de drie mengsels worden geïllustreerd <strong>in</strong> Figuur 44. Bij het mengsel<br />
met een voorbevochtig<strong>in</strong>gstijd <strong>van</strong> 15 m<strong>in</strong>uten hadden de recyclagegranulaten nog niet<br />
veel vocht geabsorbeerd. Het gebruikte zand was echter al zeer vochtig (4,07%). In<br />
totaal was net genoeg water aanwezig <strong>in</strong> alle granulaten samen om tot een verzadig<strong>in</strong>g<br />
te kunnen komen. De recyclagegranulaten moesten wel nog veel water opnemen <strong>in</strong> de<br />
15 m<strong>in</strong>uten. Verondersteld wordt dat deze granulaten volledig verzadigd waren na 15<br />
m<strong>in</strong>uten. De W/C-factor was 0,55, maar dit is geen exacte waarde door de<br />
absorptiegraad <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten. De druksterkte was groter dan de<br />
druksterktes <strong>van</strong> 5 m<strong>in</strong>uten voorbevochtig<strong>in</strong>g respectievelijk 30 seconden<br />
voorbevochtig<strong>in</strong>g. Door de variatie <strong>in</strong> W/C-factor kunnen de grootste verschillen<br />
opgemerkt worden gedurende de eerste 20 m<strong>in</strong>uten. Besloten wordt dat de druksterktes<br />
<strong>in</strong> stijgende lijn gaan bij langere voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode <strong>van</strong> de granulaten.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 101
9.3 Vergelijk<strong>in</strong>g tussen beton met recyclage- en kalksteengranulaten<br />
9.3.1 Resultaten<br />
slump [cm]<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
9.3.2 Besluit<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g verwerkbaarheid tussen <strong>recyclagebeton</strong> en<br />
natuurlijk beton<br />
0 20 40 60 80 100<br />
tijd [m<strong>in</strong>]<br />
Figuur 45: Vergelijk<strong>in</strong>g verwerkbaarheid tussen <strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton<br />
RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />
NG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />
Op Figuur 45 wordt de vergelijk<strong>in</strong>g betreffende de verwerkbaarheid tussen<br />
<strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton <strong>in</strong> een grafiek weergegeven. Net zoals voorgaande<br />
besluit bij de voorbevochtig<strong>in</strong>g, doet zich hetzelfde fenomeen voor. De<br />
kalksteengranulaten gedragen zich als een voorbevochtigd betonpu<strong>in</strong>granulaat door hun<br />
kle<strong>in</strong>ere absorptiegehalte. Hier mogen en kunnen de curven <strong>van</strong> het beton met kalksteen<br />
niet gelijk gesteld worden met een beton met pu<strong>in</strong>granulaat met bepaalde<br />
voorbevochtig<strong>in</strong>g doordat de granulometrie verschillend is. De granulometrie heeft<br />
eveneens een <strong>in</strong>vloed op de verwerkbaarheid. Op het mengsel met kalksteen is ook de<br />
snellere terugloop <strong>van</strong> de verwerkbaarheid zichtbaar.<br />
Doordat natuurlijk granulaat een kle<strong>in</strong>ere absorptie heeft, is de nood aan water vijf keer<br />
kle<strong>in</strong>er dan pu<strong>in</strong>granulaat. Daardoor is m<strong>in</strong>der water nodig bij aanmaak <strong>van</strong> het beton.<br />
Doordat op deze manier m<strong>in</strong>der vrij water is, kan de superplastificeerder zoals eerder<br />
uitgelegd <strong>in</strong> punt 9.2 sneller actief worden. Op Figuur 45 worden de curven <strong>van</strong><br />
<strong>recyclagebeton</strong> met verschillende voorbevochtig<strong>in</strong>g weergegeven om het verband aan te<br />
tonen.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 102
9.4 Aanpass<strong>in</strong>g hoeveelheid fijnen<br />
Een tweede belangrijke parameter om segregatie te vermijden is de betonsamenstell<strong>in</strong>g.<br />
Wanneer die m<strong>in</strong>der fijnen bevat zal de segregatie toenemen. Uit betonsamenstell<strong>in</strong>g 1<br />
blijkt dat slecht 18,6% <strong>van</strong> de deeltjes <strong>in</strong> het betonmengsel kle<strong>in</strong>er is dan 0,5mm. Dit<br />
komt neer op 392 kg per kubiek. Een aanpass<strong>in</strong>g aan het betonmengsel door ver<strong>van</strong>g<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> een deel <strong>van</strong> het zand door een fijner zand, zorgde ervoor dat betonmengsel 2<br />
25,4% deeltjes bevat die kle<strong>in</strong>er zijn dan 0,5 mm. Dit zorgt voor 535 kg fijnen per kubiek<br />
beton. In deze paragraaf wordt onderzocht wat de <strong>in</strong>vloed is <strong>van</strong> deze stijg<strong>in</strong>g met 36%<br />
fijnen voor de verwerkbaarheidscurven <strong>van</strong> het <strong>recyclagebeton</strong>.<br />
9.4.1 Resultaten<br />
De aanwezige vochtgehaltes <strong>in</strong> de recyclagegranulaten zijn:<br />
Tabel 22: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> fijnen<br />
Aanwezig vocht <strong>in</strong> granulaten 30 sec extra fijnen 15 m<strong>in</strong><br />
gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 43% 86% 26%<br />
grof betonpu<strong>in</strong> 8/32 17% 92% 28%<br />
gemiddeld 39% 87% 27%<br />
Uit Tabel 22 blijkt dat de granulaten die gebruikt werden voor het mengsel bestaande uit<br />
extra fijnen, al zeer vochtig waren. Daarom worden de resultaten vergeleken met de<br />
verwerkbaarheidskromme met een voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 15 m<strong>in</strong>. (verzadigde<br />
granulaten).<br />
slump [cm]<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
Variatie hoeveelheid fijnen: verwerkbaarheidscurve<br />
0 20 40<br />
mengtijd [m<strong>in</strong>]<br />
60 80<br />
Figuur 46: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> hoeveelheid fijnen<br />
/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong><br />
/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>/extra<br />
fijnen<br />
/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong><br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 103
Vaststell<strong>in</strong>gen<br />
Figuur 47: RG/GM/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>. na 40 m<strong>in</strong>uten mengen<br />
(Anseele T.)<br />
9.4.2 Besluit<br />
Figuur 48: RG/GM/30sec./0m<strong>in</strong>/extra fijnen na 40 m<strong>in</strong>uten<br />
mengen (Verstraete S.)<br />
Bemerk dat de granulometrie <strong>van</strong> beide mengsels licht verschillen. Dit had een kle<strong>in</strong>e<br />
<strong>in</strong>vloed op de zetmaat. Uit Figuur 46 kan besloten worden dat de hoeveelheid fijnen die<br />
<strong>in</strong> het mengsel aanwezig zijn, we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong>vloed hebben op de ligg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
verwerkbaarheidscurve. Uit de figuur kan opnieuw vastgesteld worden dat het<br />
vochtgehalte dat al <strong>in</strong> de recyclagegranulaten aanwezig is, een veel grotere <strong>in</strong>vloed heeft<br />
op de ligg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de verwerkbaarheidscurve.<br />
Figuur 47 en Figuur 48 geven de mengsels RG/GM/15m<strong>in</strong>/0m<strong>in</strong> en<br />
RG/GM/30sec/0m<strong>in</strong>./extra fijnen weer na 40 m<strong>in</strong>uten mengen. De verwerkbaarheid <strong>van</strong><br />
beide mengsels is op dit tijdstip het best met elkaar vergelijkbaar. Visueel kan<br />
vastgesteld worden dat bij een groter aan<strong>van</strong>kelijk vochtgehalte <strong>van</strong> de recyclagegranulaten<br />
en meer fijnen <strong>in</strong> het mengsel, de segregatie duidelijk m<strong>in</strong>der is. Gedurende<br />
de studie werd echter de klemtoon gelegd op de verwerkbaarheidstesten. Dit is ook de<br />
reden waarom deze vaststell<strong>in</strong>g enkel met beeldmateriaal gestaafd wordt. Een<br />
segregatietest werd niet uitgevoerd. Uit verder onderzoek zal nog moeten blijken of de<br />
segregatie veroorzaakt wordt door de soort hulpstof of dat de segregatie andere<br />
oorzaken heeft.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 104
9.5 Variatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip<br />
Superplastificeerder reageert bij voorkeur met alum<strong>in</strong>aten onder de vorm <strong>van</strong> C3A.<br />
Hierdoor zal een deel <strong>van</strong> de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder verloren gaan. Deze<br />
alum<strong>in</strong>aten zijn bij beton met kalksteengranulaten hoofdzakelijk afkomstig uit het<br />
cement. In betonpu<strong>in</strong> zal omwille <strong>van</strong> de mogelijke aanwezigheid <strong>van</strong> nog<br />
ongehydrateerd cement en de alum<strong>in</strong>aten die aanwezig zijn <strong>in</strong> de cementsteen <strong>van</strong> het<br />
betongranulaat, de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerder meer beïnvloed worden. De<br />
alum<strong>in</strong>aten zijn echter zeer reactief en reageren <strong>in</strong> de eerste m<strong>in</strong>uten <strong>van</strong> het<br />
hydratatieproces met calciumsulfaat ter vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ettr<strong>in</strong>giet. Bij latere toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />
de superplastificeerder zal deze m<strong>in</strong>der reageren met de alum<strong>in</strong>aten en bijgevolg langer<br />
werken. Bedoel<strong>in</strong>g is om te onderzoeken hoeveel langer de superplastificeerder werkt bij<br />
latere toevoeg<strong>in</strong>g. Als toevoeg<strong>in</strong>gstijdstippen <strong>van</strong> de superplastificeerder werd gekozen<br />
voor 0, 5 en 10 m<strong>in</strong>uten.<br />
9.5.1 Resultaten<br />
De vochtgehaltes <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten bij aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proef waren:<br />
slump [cm]<br />
30,0<br />
25,0<br />
20,0<br />
15,0<br />
10,0<br />
5,0<br />
0,0<br />
Tabel 23: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip<br />
Aanwezig vocht <strong>in</strong> granulaten 0 m<strong>in</strong> 5 m<strong>in</strong> 10 m<strong>in</strong><br />
gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 43% 72% 25%<br />
grof betonpu<strong>in</strong> 8/32 17% 77% 26%<br />
gemiddeld 39% 73% 25%<br />
Variatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip hulpstof: verwerbaarheidscurve<br />
0 20 40 60 80 100<br />
tijd [m<strong>in</strong>]<br />
Figuur 49: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip<br />
RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong><br />
RG/GM/1,5%/30sec./5m<strong>in</strong><br />
RG/GM/1,5%/30sec./10m<strong>in</strong><br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 105
Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>:<br />
Snijpunten: Snijpunt 1 = 23,92 m<strong>in</strong>. 23m<strong>in</strong> 56sec.<br />
snijpunt 2= 91,72 m<strong>in</strong>. 91m<strong>in</strong> 44sec.<br />
S4 wordt 67 m<strong>in</strong> 48 sec behaald.<br />
Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./5m<strong>in</strong>:<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -9 * 10 -5 x³ + 0,0101 x-0,1276x +16,153<br />
Slumpwaarde S4: y= 16<br />
Snijpunten: Snijpunt 1 = 12.96 m<strong>in</strong>. 12m<strong>in</strong> 58sec.<br />
snijpunt 2= 97,92 m<strong>in</strong>. 97m<strong>in</strong> 55sec.<br />
Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./15m<strong>in</strong>:<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -5 * 10 -5 x³ + 0,0048 x²+0,0563x +16,1<br />
Slumpwaarde S4: y= 16<br />
Snijpunten: Snijpunt 1 = 106,73 m<strong>in</strong>. 106m<strong>in</strong> 44 sec.<br />
9.5.2 Besluit<br />
Het eerste meetpunt dat gekozen werd, was telkens het meetpunt dat volgde op het<br />
toevoegen <strong>van</strong> de hulpstof. Het meetpunt na 5 m<strong>in</strong>uten wordt echter niet weergegeven<br />
<strong>in</strong> de grafiek omdat deze waarde onbetrouwbaar was door het optreden <strong>van</strong> segregatie.<br />
Opmerkelijk <strong>in</strong> de resultaten is het feit dat het betonmengsel RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />
op het meetpunt na 10 m<strong>in</strong>uten m<strong>in</strong>der verwerkbaar is dan het betonmengsel<br />
RG/GM/1,5%/30sec./5m<strong>in</strong>.. Op dit punt heeft de superplastificeerder <strong>van</strong> het mengsel<br />
RG/GM/1,5%/30sec./5m<strong>in</strong>. al 5 m<strong>in</strong>uten kunnen <strong>in</strong>werken op het mengsel en is de<br />
concentratie <strong>van</strong> het C3A verm<strong>in</strong>derd. C3A absorbeert een groot deel <strong>van</strong> de aanwezige<br />
hulpstof zodat meer zou moeten toegevoegd worden. Wanneer het hydratatieproces al<br />
een tijd bezig is, werd een ettr<strong>in</strong>gietlaagje gevormd op het oppervlak <strong>van</strong> de<br />
cementkorrels (Verstraeten, 2008). Door dit gehydrateerd oppervlak zal m<strong>in</strong>der hulpstof<br />
geadsorbeerd worden en heeft de superplastificeerder een beter effect op de<br />
verwerkbaarheid. Zo kan vastgesteld worden dat na toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder na 10 m<strong>in</strong>uten, de verwerkbaarheid 5 m<strong>in</strong>uten later hoger is dan de<br />
andere twee mengsels. De verwerkbaarheid bij dit mengsel is tevens langer dan wanneer<br />
de superplastificeerder na 0 respectievelijk 5 m<strong>in</strong>uten werd toegevoegd. Bij het mengsel<br />
waarbij na 5 m<strong>in</strong>uten de superplastificeerder werd toegevoegd, bevatten de granulaten<br />
meer vocht alvorens het mengsel werd gemaakt. Door deze voorbevochtig<strong>in</strong>g samen met<br />
de kle<strong>in</strong>ere absorptie door het C3A, is het verschil <strong>in</strong> verwerkbaarheid tussen het mengsel<br />
RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>. en RG/GM/1,5%/30sec./5m<strong>in</strong>. groter dan deze <strong>van</strong><br />
RG/GM/1,5%/30sec./5m<strong>in</strong>. en RG/GM/1,5%/30sec./10m<strong>in</strong>.. Net zoals bij de proeven<br />
rond voorbevochtig<strong>in</strong>g zal de superplastificeerder bijgevolg trager beg<strong>in</strong>nen werken.<br />
Wanneer gekeken wordt naar de punten waar de maximale verwerkbaarheid wordt<br />
behaald, dan valt op dat de maximale verwerkbaarheid bij het mengsel<br />
RG/GM/1,5/10m<strong>in</strong> behaald wordt bij een langere mengtijd. De hulpstof blijft duidelijk<br />
langer actief. Bij toevoeg<strong>in</strong>g na 10 m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong> plaats <strong>van</strong> bij het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> het<br />
hydratatieproces blijkt dat het beton 15 m<strong>in</strong>uten langer de verwerkbaarheidklasse S4<br />
haalt. Dit heeft te maken met het feit dat de hulpstof gedurende de eerste m<strong>in</strong>uten de<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 106
mogelijkheid niet kreeg om tijdens het hydratieproces te reageren met het C3A ter<br />
vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ettr<strong>in</strong>giet.<br />
9.5.3 Resultaten: simulatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip 30 en 60 m<strong>in</strong>uten<br />
Uit Figuur 16 en Figuur 17 blijkt dat de hoeveelheid hulpstof die geadsorbeerd wordt door<br />
het cement na 60 m<strong>in</strong>uten veel kle<strong>in</strong>er is dan na 30 m<strong>in</strong>uten, respectievelijk 0 m<strong>in</strong>. Zoals<br />
beschreven staat <strong>in</strong> punt 3.5.2, is dit te wijten aan de hoeveelheid reactieve plaatsen op<br />
het cementoppervlak. Bij aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de cementhydratatie wordt de hulpstof<br />
gemakkelijk geabsorbeerd door het cement door de grote hoeveelheid C3A die aanwezig<br />
is. Gedurende de hydratatie wordt ettr<strong>in</strong>giet gevormd en verm<strong>in</strong>deren de hoeveelheid<br />
reactieve plaatsen zodat de absorptie bemoeilijkt wordt. Door toevoeg<strong>in</strong>g na 30 en 60<br />
m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong> stappen <strong>van</strong> ongeveer 0,5% wordt nagegaan hoeveel hulpstof moet<br />
toegevoegd worden om de verwerkbaarheidsklasse S4 te halen.<br />
Om deze grafiek op te stellen werd na respectievelijk 30 en 60 m<strong>in</strong>uten de slump<br />
gemeten en vervolgens 0,5 massapercent <strong>van</strong> de aan<strong>van</strong>kelijk aanwezige hoeveelheid<br />
cement toegevoegd. De hoeveelheid verwijderd beton uit de mixer werd telkens<br />
gemeten. Daaruit kan verhoud<strong>in</strong>gsgewijs de werkelijke hulpstofconcentratie telkens<br />
berekend worden.<br />
Op tijdstip 30, 60 werd 0,5 massapercent hulpstof toegevoegd. Vervolgens werd 5<br />
m<strong>in</strong>uten gemengd waarna een slumptest werd uitgevoerd. Wanneer de slump nog niet<br />
groot genoeg was, werd nog eens dezelfde hoeveelheid hulpstof toegevoegd en hetzelfde<br />
stappenplan herhaald tot de verwerkbaarheidsklasse S4 behaald werd.<br />
Slump [cm]<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
Verwerkbaarheidscurve <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> hoeveelheid<br />
superplast na 60 m<strong>in</strong><br />
0 0,5 1 1,5 2<br />
Concentratie superplastificeerder [%]<br />
Figuur 50: Verwerkbaarheidscurve <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> hoeveelheid hulpstof<br />
RG/GM/variabel/30sec./60m<strong>in</strong>.<br />
RG/GM/variabel/30sec./30m<strong>in</strong>.<br />
De gemeten hoeveelheid hulpstof die nodig is om na 30 m<strong>in</strong>uten 16 centimeter slump te<br />
bekomen is 0,99%. Als de hulpstof na 60 m<strong>in</strong>uten toegevoegd wordt moet 1,09%<br />
hulpstof toegevoegd worden.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 107
9.5.4 Besluiten<br />
Uit Figuur 50 kan vastgesteld worden dat ongeveer evenveel superplastificeerder moet<br />
toegevoegd worden om 16 cm slump te bekomen. Uit Figuur 16 en Figuur 17 blijkt dat<br />
het hulpstofabsorptiegedrag <strong>van</strong> cement bij toevoeg<strong>in</strong>gstijdstippen 30 en 60 m<strong>in</strong>uten<br />
ongeveer gelijk is. Dit <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met Figuur 15, die weergeeft dat de slumpwaarde<br />
nagenoeg constant is, wanneer 1% hulpstof toegevoegd wordt bij toevoeg<strong>in</strong>gstijdstippen<br />
groter dan 25 m<strong>in</strong>uten, kan dit resultaat staven. Opgemerkt moet wel worden dat het<br />
type hulpstof en cement hier anders is. De superplastificeerder die gebruikt werd <strong>in</strong> het<br />
onderzoek door Kung-Chung Hsu et al. over het effect <strong>van</strong> toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op de<br />
cement absorptie en de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het beton, is een naftaleensulfonaat. Het<br />
gebruikte cement was Portlandcement.<br />
Het grootste verschil tussen de twee tijdstippen <strong>van</strong> toevoegen bev<strong>in</strong>dt zich bij de<br />
toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het eerste half percent superplastificeerder. Na 60 m<strong>in</strong>uten mengen is de<br />
stijg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> verwerkbaarheid na het toevoegen <strong>van</strong> een half percent hulpstof veel kle<strong>in</strong>er<br />
dan wanneer dit percentage aan hulpstof toegevoegd wordt na 30 m<strong>in</strong>uten. Dit werd ook<br />
vastgesteld door de onderzoekers Kung-Chung et al. die Figuur 15 opstelden. Bij<br />
toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 0,5% hulpstof werd daar ook vastgesteld dat de gemeten<br />
verwerkbaarheid afhankelijk is <strong>van</strong> het moment <strong>van</strong> toevoegen. Hoe verder de<br />
cementhydratatie gevorderd is, hoe m<strong>in</strong>der verwerkbaar het mengel is.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 108
9.6 Variatie mengenergie<br />
Tot slot wordt nog opgemerkt dat de variatie <strong>in</strong> mengenergie een grote rol speelt. Bij<br />
aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proefreeks werd één volledige curve opgesteld met de kle<strong>in</strong>e menger die<br />
een <strong>in</strong>houd heeft <strong>van</strong> ongeveer 9 liter beton. De grotere menger die gebruikt werd <strong>in</strong> het<br />
vervolg <strong>van</strong> de studie kan 70 liter beton verwerken. De verschillende mengers worden<br />
weergegeven <strong>in</strong> Figuur 51 en Figuur 52 .<br />
Figuur 51: Grote menger (Verstraete S.)<br />
9.6.1 Resultaten<br />
Het aanwezige vochtgehalte voor aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proef is:<br />
slump [cm]<br />
30,0<br />
25,0<br />
20,0<br />
15,0<br />
10,0<br />
5,0<br />
0,0<br />
Figuur 52: Kle<strong>in</strong>e menger (Anseele T.)<br />
Tabel 24: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> mengenergie<br />
kle<strong>in</strong>e menger grote menger<br />
gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 59% 83%<br />
grof betonpu<strong>in</strong> 8/32 56% 33%<br />
gemiddeld 57% 75%<br />
Verschillende mengenergie: Verwerkbaarheidscurve<br />
0 20 40 60 80 100<br />
tijd [m<strong>in</strong>]<br />
Figuur 53: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> mengenergie<br />
RG/KM/2%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />
RG/GM/2%/30sec./0m<strong>in</strong><br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 109
Verwerkbaarheidscurve RG/KM/2%/30sec./0m<strong>in</strong>:<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g: y= 8 * 10 -5 x³ - 0,0181 x²+1,1697x +1,34<br />
Slumpwaarde S4: y= 16<br />
Snijpunten: snijpunt 1= 16,39m<strong>in</strong>. 16m<strong>in</strong>. 23sec.<br />
snijpunt 2= niet bepaalbaar<br />
Verwerkbaarheidscurve RG/GM/2%/30sec./0m<strong>in</strong>.:<br />
Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -3 * 10-5 x³ + 0,0015 x²+0,308 x +6,6636<br />
Slumpwaarde S4: y= 16<br />
Snijpunten: Snijpunt 1 = 28,30 m<strong>in</strong>. 28 m<strong>in</strong> 19 sec.<br />
snijpunt 2= 115,73 m<strong>in</strong>. 115 m<strong>in</strong> 44 sec.<br />
S4 wordt 87 m<strong>in</strong> 25 sec behaald.<br />
9.6.2 Besluit<br />
Uit bovenstaande vergelijk<strong>in</strong>g kon niet vastgesteld worden wanneer het betonmengsel<br />
niet meer zou voldoen aan de S4 verwerkbaarheidsklasse. Uit de grafiek volgt dat de<br />
superplastificeerder sneller zal uitgewerkt zijn wanneer gebruik gemaakt wordt <strong>van</strong> de<br />
kle<strong>in</strong>e menger. Dit heeft te maken met het verschil <strong>in</strong> verhoud<strong>in</strong>g tussen de toegevoegde<br />
energie en de hoeveelheid beton <strong>in</strong> de mixer. Uit de literatuur bleek ook dat de hulpstofdoser<strong>in</strong>g<br />
afhankelijk is <strong>van</strong> de hoeveelheid beton. Bij kle<strong>in</strong>ere hoeveelheden beton moet<br />
de hulpstof hoger gedoseerd worden. Uit Figuur 53 kan vastgesteld worden dat bij het<br />
toevoegen <strong>van</strong> een hulpstof <strong>in</strong> <strong>in</strong>dustriële mengprocessen, de hulpstofdoser<strong>in</strong>g sterk<br />
afhankelijk zal zijn <strong>van</strong> de gebruikte menger en de hoeveelheid beton <strong>in</strong> de menger.<br />
In praktijk zal gewerkt worden met kle<strong>in</strong>ere hulpstofdoser<strong>in</strong>gen. Een richtwaarde<br />
opgegeven door de heer Dries Aneca <strong>van</strong> ABC beton, is 0,5 à 0,8% wanneer gebruik<br />
gemaakt wordt <strong>van</strong> hulpstof op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat. Deze doser<strong>in</strong>g zorgt voor een<br />
beton dat 80 m<strong>in</strong>uten verwerkbaarheidsklasse S4 haalt. Hieruit blijkt dat de doser<strong>in</strong>g bij<br />
laboratoriumstudies altijd groter is dan wanneer de hulpstof gedoseerd wordt voor<br />
grotere mengsels.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 110
10 Algemeen besluit<br />
Het doel <strong>van</strong> deze studie bestaat er<strong>in</strong> een duidelijk beeld te verkrijgen over de werk<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong>. Het onderzoek is een parameterstudie die<br />
vooral toegespitst wordt op het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de superplastificeerder en de<br />
voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten. In de studie werd nagegaan wat<br />
de <strong>in</strong>vloed is <strong>van</strong> deze parameters op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Verder<br />
werden kort nog enkele andere parameters onderzocht zoals mengenergie, hoeveelheid<br />
fijnen <strong>in</strong> mengsel en een vergelijk<strong>in</strong>g met kalksteenbeton.<br />
In het onderzoek werd gebruik gemaakt <strong>van</strong> een superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat.<br />
Het <strong>recyclagebeton</strong> bestaat uit 100% ver<strong>van</strong>g<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de grove fractie <strong>van</strong><br />
de kalksteengranulaten door betonpu<strong>in</strong>granulaten.<br />
Uit het onderzoek bleek dat <strong>recyclagebeton</strong> zeer gevoelig is voor wijzig<strong>in</strong>gen die<br />
aangebracht worden aan verschillende parameters. Volgende zaken werden vastgesteld<br />
gedurende het onderzoek:<br />
- Het vochtgehalte <strong>van</strong> de granulaten bij aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het hydratatieproces is zeer<br />
belangrijk voor de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Hoe kle<strong>in</strong>er het aanwezig<br />
vochtgehalte <strong>in</strong> de granulaten, hoe trager de superplastificeerder zorgt voor een<br />
stijg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> verwerkbaarheid. Het is bewezen dat een voorbevochtig<strong>in</strong>g zorgt voor<br />
een stijgende druksterkte en op deze manier een hogere duurzaamheid. Uit dit<br />
onderzoek blijkt dat de hoeveelheid water, aanwezig <strong>in</strong> een mengsel, en de<br />
activiteit <strong>van</strong> een superplastificeerder aan elkaar gekoppeld zijn.<br />
- Het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de hulpstof heeft een belangrijke <strong>in</strong>vloed op de<br />
werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Vastgesteld wordt dat de C3A hoeveelheid<br />
belangrijk is gedurende de eerste 10 m<strong>in</strong>uten <strong>van</strong> het hydratatieproces. Deze<br />
heeft een belangrijke <strong>in</strong>vloed op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Bij<br />
aan<strong>van</strong>g is de hoeveelheid C3A groter waardoor de superplastificeerder m<strong>in</strong>der<br />
lang actief is. Wanneer de hulpstof later toegevoegd wordt (> 30 m<strong>in</strong>uten), moet<br />
reken<strong>in</strong>g gehouden worden met een tragere <strong>in</strong>werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder. Om een verwerkbaarheidsklasse S4 te behalen is het<br />
benodigde hulpstofpercentage echter onafhankelijk <strong>van</strong> het moment <strong>van</strong><br />
toevoegen. Uit dit onderzoek bleek dat het toevoegen <strong>van</strong> superplastificeerder op<br />
de werf <strong>van</strong>af 60 m<strong>in</strong>uten na aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het hydratatieproces economisch<br />
voordeliger is.<br />
- De mengenergie die toegevoegd wordt aan het mengsel, is een andere belangrijke<br />
parameter. Wanneer meer energie wordt toegevoegd, wordt de hulpstof sneller<br />
actief. De hoeveelheid beton <strong>in</strong> de mixer en het type mixer hebben ook een<br />
<strong>in</strong>vloed op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder.<br />
- De vergelijk<strong>in</strong>g tussen <strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton is moeilijk te maken<br />
omwille <strong>van</strong> de verschillen <strong>in</strong> granulometrie. Kalksteenbeton absorbeert vijf keer<br />
m<strong>in</strong>der water dan <strong>recyclagebeton</strong>. Bijgevolg is het gehalte aan vrij water<br />
vergelijkbaar bij grote voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de recyclagegranulaten. De werk<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> de superplastificeerder is dan ook vergelijkbaar <strong>in</strong> met water verzadigd<br />
<strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton. Verder onderzoek waarbij beton vervaardigd<br />
wordt met dezelfde granulometrie, is echter nog vereist.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 111
Besloten wordt dat het beste rendement kan gehaald worden door gebruik te maken <strong>van</strong><br />
<strong>recyclagebeton</strong> waar<strong>van</strong> de granulaten 15 m<strong>in</strong>uten voorbevochtigd worden en de hulpstof<br />
na 10 m<strong>in</strong>uten toegevoegd wordt. De druksterkte <strong>van</strong> het beton is dan het hoogst en de<br />
segregatie is veel kle<strong>in</strong>er <strong>in</strong> de beg<strong>in</strong>fase door de kle<strong>in</strong>ere hoeveelheid vrij water.<br />
Toevoegen <strong>van</strong> de hulpstof na 10 m<strong>in</strong>uten zorgt voor het beste rendement <strong>van</strong> de<br />
hulpstof. Dit zal echter <strong>in</strong> de praktijk moeilijk te realiseren zijn.<br />
Verder moet gezegd worden dat het zeer moeilijk is om alle parameters <strong>in</strong> de hand te<br />
houden. Het startvochtgehalte is bijvoorbeeld sterk afhankelijk <strong>van</strong> de opslagruimte <strong>van</strong><br />
het granulaat.<br />
Verder onderzoek<br />
Eerst en vooral moet opgemerkt worden dat dit onderzoek slechts gebruik heeft gemaakt<br />
<strong>van</strong> één hulpstof <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met eenzelfde soort cement. In de toekomst zou het<br />
nuttig zijn de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de onderzochte parameters op te meten gebruik makend <strong>van</strong><br />
een ander soort superplastificeerder. Hierbij wordt vooral gedacht aan<br />
superplastificeerders op basis <strong>van</strong> naftaleensulfonaat en melam<strong>in</strong>esulfonaat. Lignosulfonaten<br />
zullen niet lang genoeg werken <strong>in</strong>dien deze niet gemodificeerd zijn.<br />
Deze studie stelde net als voorgaande studies vast dat de voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
granulaten een <strong>in</strong>vloed heeft op de druksterkte. Dit is het gevolg <strong>van</strong> een wijzig<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
W/C-factor als gevolg <strong>van</strong> te korte voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiodes. De <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> absorptie<br />
<strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten op de W/C-factor zal <strong>in</strong> de toekomst zeker nog dieper<br />
moeten onderzocht worden, want een wijzigende W/C-factor heeft <strong>in</strong>vloed op de werk<strong>in</strong>g<br />
<strong>van</strong> de superplastificeerder.<br />
Gedurende de eerste 20 à 40 m<strong>in</strong>uten <strong>van</strong> het hydratatieproces werd meestal segregatie<br />
vastgesteld. Indien dit met andere <strong>hulpstoffen</strong> ook zou vastgesteld worden, kunnen<br />
verschillende oploss<strong>in</strong>gen geboden worden zoals:<br />
- Een wijzig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de granulometrie;<br />
- Toevoegen <strong>van</strong> een stabilisator zoals <strong>in</strong> zelfverdichtend beton. Deze stabilisator<br />
kan gemaakt worden op basis <strong>van</strong> cellulose ether of ‘whelan gum’. Deze werken<br />
door het overtollige water te b<strong>in</strong>den <strong>in</strong> het betonmengsel waardoor de cohesie en<br />
viscositeit <strong>van</strong> het beton worden verhoogd (ACI Education Bullet<strong>in</strong>, 2003);<br />
- De doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof;<br />
- De betonpu<strong>in</strong>granulaten voldoende voorbevochtigen.<br />
In deze studie werd vastgesteld dat de volumieke massa daalt bij een verhoogde<br />
verwerkbaarheid. Dit zou nader onderzocht moeten worden of het fenomeen bij andere<br />
superplastificeerders ook plaats v<strong>in</strong>dt. In deze studie werd geen verder aandacht besteed<br />
aan de volumieke massa doordat de slumptesten centraal stonden. Dit fenomeen zou<br />
kunnen onderzocht worden door de volumieke massa te meten bij eenzelfde zetmaat en<br />
verschillende superplastificeerders. Wel moet vermeld worden dat de dal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
volumieke massa ook bij het mengsel met kalksteenbeton werd vastgesteld. In deze<br />
studie werd met één enkele superplastificeerder gewerkt waardoor geen besluit werd<br />
getrokken over de volumieke massa.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 112
Om een studie verder te zetten omtrent het verschil <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />
superplastificeerder op beton met betonpu<strong>in</strong>granulaten en kalksteen moet de<br />
granulometrie exact dezelfde zijn. Door een “ideale” korrelkromme op te stellen waarbij<br />
beide mengsels gelijk zijn kunnen de verschillen tussen beide mengsels duidelijk<br />
zichtbaar worden.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 113
Bijlage<br />
Bijlage 1: het proefverslag<br />
Bijlage 2: technische fiche GIMARCOPLAST FM 643<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 114
Literatuurlijst<br />
ACI Education Bullet<strong>in</strong>. (2003). Chemical admixtures for concrete. Chemical admixtures for concrete .<br />
American Concrete Institute.<br />
Aïtc<strong>in</strong>, P.-C., & M<strong>in</strong>dess, S. (2011). Sutsta<strong>in</strong>ability of concrete. Oxon: Spon Press.<br />
BASF. (2008 ). Air-Entra<strong>in</strong><strong>in</strong>g Admixtures. Opgeroepen op oktober 29, 2011, <strong>van</strong> basf-admixtures:<br />
http://www.basf-admixtures.com/en/products/airentra<strong>in</strong><strong>in</strong>g/Pages/default.aspx<br />
BASF. (2011, juli 1). Mastertop 100. Opgeroepen op Oktober 30, 2011, <strong>van</strong> BASF-cc:<br />
http://www.basfcc.be/nl/Producten/BouwProductenen_Systemen/Vloersystemen/IndustrieleVloersystemen/<strong>in</strong>dustri<br />
elecementgebondenvloeren/MASTERTOP100/Documents/PN_MASTERTOP%20100.pdf<br />
Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g. (2009). Betonsamenstell<strong>in</strong>g. In G. Robert, Betontechnologie (pp. 259-<br />
309). Brussel: De Bouwkroniek.<br />
Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g. (2009). Eigenschappen va betonspeice en <strong>van</strong> verhardend beton. In R.<br />
Gheysens, betontechnologie (pp. 147-174). Brussel: Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g.<br />
Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g. (2009). Hulpstoffen. In R. Gheysens, Betontechnologie (pp. 97-117).<br />
Brussel: Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g.<br />
BIM. (2010, december). Het gebruik <strong>van</strong> recyclage granulaat. Opgeroepen op november 30, 2011,<br />
<strong>van</strong> Leefmilieu Brussel:<br />
http://documentatie.leefmilieubrussel.be/documents/IF_BATEX_Fiche4.1._Recycl<strong>in</strong>ggranulaten_NL.<br />
pdf<br />
Blontrock, S., & Van Guyze, G. (2010). Opstellen <strong>van</strong> een voorbevochtig<strong>in</strong>gscurve voor<br />
betonpu<strong>in</strong>granulaten. Oostende: <strong>KHBO</strong>.<br />
Boehme L. et al. (2010). ValReCon20. Leuven: ACCO.<br />
Bonte, K., & Van Laethem, K. (2007). Pu<strong>in</strong>granulaten <strong>in</strong> stortbeton klassen C12/15 en C16/20.<br />
Oostende: <strong>KHBO</strong>.<br />
BTC. (2008, 12 november). Massadicht<strong>in</strong>gsmiddel Universal. Opgeroepen op oktober 30, 2011, <strong>van</strong><br />
btc-compakta: http://www.btc-compakta.be/nl/technical/2730.pdf<br />
Bullard, J.W. et al. (2011). Mechanisms of cement hydration. In J. B. al, Cement en concrete research<br />
(pp. 1208-1223). Amsterdam: ELSEVIER.<br />
CAE Nederland, B. (2007, Februari 25). samenstell<strong>in</strong>g deel 2, Hulpstoffen. Opgeroepen op Oktober 22,<br />
2011, <strong>van</strong> Ultra Hoge Sterkte Beton: http://www.uhsb.nl/?p=248<br />
Cement - Superplasticizer Compatibility. (2003). Opgeroepen op november 3, 2011, <strong>van</strong> the concrete<br />
portal: http://www.theconcreteportal.com/compat.html<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 115
Civil Eng<strong>in</strong>eer<strong>in</strong>g Department Dokuz Eylul university. (2011). Construction and build<strong>in</strong>g materials.<br />
turkey: Elsevier LTD.<br />
Cools, H., & Labaere, T. (2010). Superplastificeerders. In Kaol<strong>in</strong>ietmix voor SCC (pp. 35-39). oostende.<br />
COPRO. (2003). Pu<strong>in</strong>granulaten: Granulaten voor beton. Brussel: COPRO.<br />
CRIC-OCCN. (2008). Hulpstoffen. BRUSSEL: OCCN.<br />
Devriendt, K. (2010). Scheid<strong>in</strong>gs- en zuiver<strong>in</strong>gstechnieken voor pu<strong>in</strong>granulaten. Oostende: <strong>KHBO</strong>.<br />
Enviro. (2012). Workshop materialendecreet & vlarema- 3 mei 2012. Opgeroepen op mei 2, 2012, <strong>van</strong><br />
Enviro: http://www.enviroplus.be/Workshop_Materialendecreet_VLAREMA_-_3_mei_2013<br />
Erdogdu, S. (2005). Effect of retemper<strong>in</strong>g with superplasticizer admixtures on slump loss and<br />
compressive strength of concrete subjected to prolonged mix<strong>in</strong>g. In K. Scrivener, Cement and<br />
concrete research (pp. 907-912). Amsterdam: Elsevier.<br />
Federal Highway Adm<strong>in</strong>istration. (sd). Air-Entra<strong>in</strong>ment. Opgeroepen op oktober 29, 2011, <strong>van</strong><br />
Federal highway adm<strong>in</strong>istration: http://www.fhwa.dot.gov/<strong>in</strong>frastructure/materialsgrp/airentr.htm<br />
Fraaij, A., & Koleva, D. (2005). Stroomstootjes beschermen beton. Wetenschap & onderzoek , 18-21.<br />
Garel, F., & Legrand, N. (2008, juni). Onze activiteiten: de <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> dienst <strong>van</strong> het beton.<br />
Opgeroepen op Oktober 29, 2011, <strong>van</strong> Axim Italcementi Group:<br />
http://www.axim.fr/NR/rdonlyres/E7D1C815-8499-461E-912F-<br />
D416116ACCDB/19085/NosactivitesNDLweb.pdf<br />
Geyter, G. H. (2002). De <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> vulstoffen op de eigenschappen <strong>van</strong> zelfverdichtend beton <strong>in</strong><br />
vloeibare en verharde toestand. Leuven.<br />
grondwerken detrez. (sd). Grond- en bouwstoffen. Opgeroepen op mei 1, 2012, <strong>van</strong> detrez<br />
grondwerken: http://www.detrez-grondwerken.be/<strong>in</strong>dex.php?pag=grondstoffen<br />
Gullentops, F., & Elsen, J. (sd). Grove granulaten. Opgeroepen op mei 2, 2012, <strong>van</strong> milieu<strong>in</strong>fo:<br />
https://www.milieu<strong>in</strong>fo.be/dms/d/d/workspace/SpacesStore/f4241356-b3de-45a0-9619-<br />
77c5fcfead12/hfst4delstoffenvlaanderen.pdf<br />
GV&T. (sd). Gestabiliseerde producten. Opgeroepen op april 25, 2012, <strong>van</strong> GV&T ktuishoutem:<br />
http://www.gvtkruishoutem.be/gestabiliseerde-producten.asp<br />
Henriksson, G. et al. (2010). Structural modification of commercial lignosulphonates through laccase.<br />
In D. A. al., Industrial Crops and Products (pp. 458-466). amsterdam: elsevier.<br />
<strong>in</strong>ter beton. (sd). Benor. Opgeroepen op februari 14, 2012, <strong>van</strong> <strong>in</strong>terbeton:<br />
http://www.google.be/imgres?q=zetmaat&um=1&hl=nl&sa=N&biw=1600&bih=636&tbm=isch&tbni<br />
d=kwSZql1DiircxM:&imgrefurl=http://www.heidelbergcement.com/benelux/nl/<strong>in</strong>terbeton/producte<br />
n_en_diensten/benor_beton/<strong>in</strong>dex.htm&docid=Hc8_8r3nRw3Z1M&imgurl=http://www.heidel<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 116
InterBeton. (sd). Benor beton. Opgeroepen op Maart 12, 2012, <strong>van</strong> Heidelberg cement:<br />
http://www.heidelbergcement.com/benelux/nl/<strong>in</strong>terbeton/producten_en_diensten/benor_beton/<strong>in</strong><br />
dex.htm<br />
Jolicoeur, C., & Simard, M.-A. (1998). Chemical Admicture - Cement Interactions: Phenomenology<br />
and Physico-chemical Concepts. In Cement and Concrete Composites (pp. 87-101). Elsevier.<br />
Kung-Chung, H., Jih-Jen, C., Sheng-Da, C., & Yuan-Cheng, T. (1999). Effect of addition time of a<br />
superplasticizer on cement adsorption and on concrete workability. In Cement & Concrete<br />
Composites (pp. 425-430). Elsevier.<br />
Laboratoire de technologie des poudres. Towards tailored superplasticizers., (p. 10). Laussana.<br />
M.Palacios. (2009). Adsorption of superplasticizer admixtures on alkali-activates slag pastes. Madrid:<br />
Elsevier.<br />
Malesev, M., Radonjan<strong>in</strong>, V., & Mar<strong>in</strong>kovic, S. (2010, April 30). Recycled concrete as aggregate for<br />
structural concrete production. Suste<strong>in</strong>ablility . Basel, Zwitserland: MDPI.<br />
NBN EN 1097-5. (2008, mei). Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor de bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> mechanische en fysische<br />
eigenschappen <strong>van</strong> granulaten –Deel 5: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het watergehalte door drogen <strong>in</strong> een<br />
geventileerde oven, 2008. België: BIN.<br />
NBN EN 1097-6. (2006, januari). Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor de bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> mechanische en<br />
fysische eigenschappen <strong>van</strong> granulaten-Deel 6: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en <strong>van</strong> de<br />
wateropname. België: BIN.<br />
NBN EN 12350-2. (1999, december). Beproev<strong>in</strong>g <strong>van</strong> betonspecie- Deel 2: Zetmaat. België: BIN.<br />
NBN EN 206-1. (2004). Beton-specificaties, eigenschappen, vervaardig<strong>in</strong>g en conformiteit. België:<br />
BIN.<br />
NBN EN 933-1. (2006, januari). Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor geometrische eigenschappen <strong>van</strong><br />
granulaten-Deel 1: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelverdel<strong>in</strong>g- Zeefmethode. België: BIN.<br />
NBN EN 934-2. (2001, september). Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel-Deel2:<br />
<strong>hulpstoffen</strong> voor beton-def<strong>in</strong>ities, eisen, conformiteit, market<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g. België: BIN.<br />
NBN EN 934-3. (2004). Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel - Deel 3: Hulpstoffen voor<br />
metselmortel – Def<strong>in</strong>ities, eisen, overeenkomstigheid, marketer<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g. België: BIN.<br />
NBN EN 934-4. (2001). Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel – Deel 4: Hulpstoffen voor<br />
<strong>in</strong>jectiemortel voor voorspankabels – Def<strong>in</strong>ities, eisen, conformiteit, marker<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g.<br />
België: BIN.<br />
NBN EN 934-5. (2008). Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel – Deel 5: Hulpstoffen voor<br />
spuitbeton – Def<strong>in</strong>ities, eisen, conformiteit, merken en labels. België: BIN.<br />
NBN EN B15-001. (2004). Aanvull<strong>in</strong>g op NBN EN 206-1 Beton-specificatie, eigenschappen,<br />
vervaardig<strong>in</strong>g en conformiteit. België: BIN.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 117
Nullens, A. (2010, november). Scheurvorm<strong>in</strong>g beperken:Noodzakelijke voorwaarde voor duurzaam<br />
beton. Opgeroepen op oktober 6, 2011, <strong>van</strong> febelcem:<br />
http://www.febelcem.be/fileadm<strong>in</strong>/user_upload/dossiers-ciment-2008/nl/T3-NL-Scheurvorm<strong>in</strong>g.pdf<br />
onl<strong>in</strong>e encyclopedie. (2011). afstandsfactor. Opgeroepen op november 6, 2011, <strong>van</strong> Encyclo:<br />
http://www.encyclo.nl/begrip/afstandsfactor<br />
OVAM. (2010). Bouw- en sloopafval: de helft <strong>van</strong> ons afval. Opgeroepen op November 27, 2011, <strong>van</strong><br />
OVAM: http://www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/146<br />
OVAM. (2011). Wetgev<strong>in</strong>g. Opgeroepen op April 3, 2012, <strong>van</strong> OVAM:<br />
http://www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/2509?lang=null<br />
Ramachandran, V. S. (1981). Effect of Retarders/Water Reducers on Slump Loss <strong>in</strong> Superplasticized<br />
Concrete. In N. R. Canada, Developments <strong>in</strong> the Use of Superplasticizers (pp. 393 - 407). Ottawa: the<br />
Publications Section, Division of Build<strong>in</strong>g Research.<br />
Ritzen, J. (2004). Hulpstoffen. In J. Ritzen, Betonbouw. Deel 4: Materiaalstudie, technologie,<br />
duurzaamheid, renovatie (pp. 93-102). Gent: Academia Press.<br />
Schauvliege, J. (2011, Juni 24). Nieuw materialendecreet en uitvoer<strong>in</strong>gsbesluit: <strong>van</strong> Vlarea naar<br />
Vlarema ! Opgeroepen op April 4, 2012, <strong>van</strong> EMIS: http://www.emis.vito.be/nieuwsbericht/nieuwmaterialendecreet-en-uitvoer<strong>in</strong>gsbesluit-<strong>van</strong>-vlarea-naar-vlarema<br />
Van der Poel, M. (2007). Betongranulaat als gr<strong>in</strong>dver<strong>van</strong>ger.<br />
Verstraeten, F. (2008, Augustus 18). Zelfverdichtend beton doorgelicht met ultrasone met<strong>in</strong>gen.<br />
Gent, Oost-Vlaanderen, België: Universiteit Gent.<br />
Vlaamse overheid. Standaardbestek 250 voor de wegenbouw versie 2.2. Brussel.<br />
Weerdt, K. D., & Reynders, D. (2006). Comb<strong>in</strong><strong>in</strong>g Plasticizers/Retarders and Accelerators. Opgeroepen<br />
op november 19, 2011, <strong>van</strong> kuleuven: http://bwk.kuleuven.be/mat/publications/masterthesis/2006de-weerdt_reynders-msc.pdf<br />
Wikibooks. (2010, Mei 10). Natuurkunde/Bouw <strong>van</strong> de materie. Opgeroepen op November 5, 2011,<br />
<strong>van</strong> Wikibooks:<br />
http://www.google.be/imgres?q=moleculen&um=1&hl=nl&biw=1396&bih=583&tbm=isch&tbnid=UL<br />
uikS0LsrlsmM:&imgrefurl=http://nl.wikibooks.org/wiki/Wikijunior:Natuurkunde/Bouw_<strong>van</strong>_de_mat<br />
erie&docid=FhRMMhB5f-s0tM&imgurl=http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/<br />
Zhang, M.-h. (2010). Construction and build<strong>in</strong>g materials. S<strong>in</strong>gapore: Elsevier ltd.<br />
<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 118