15.09.2013 Views

Gebruik van hulpstoffen in recyclagebeton - KHBO

Gebruik van hulpstoffen in recyclagebeton - KHBO

Gebruik van hulpstoffen in recyclagebeton - KHBO

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Departement Industriële Wetenschappen en Technologie<br />

Opleid<strong>in</strong>g Master of Science <strong>in</strong> de <strong>in</strong>dustriële wetenschappen: bouwkunde<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong><br />

<strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong><br />

E<strong>in</strong>dwerk aangeboden tot het behalen <strong>van</strong> het diploma <strong>van</strong><br />

Master of Science <strong>in</strong> de <strong>in</strong>dustriële wetenschappen: bouwkunde<br />

door Tom Anseele<br />

Simon Verstraete<br />

o.l.v. Luc Boehme, <strong>KHBO</strong><br />

Miquel Joseph, <strong>KHBO</strong><br />

Academiejaar 2011 - 2012<br />

<strong>KHBO</strong> Campus Oostende ● Zeedijk 101 ● B-8400 Oostende ● Tel. +32 59 56 90 00 ● Fax +32 59 56 90 01 ● www.khbo.be


Mededel<strong>in</strong>g<br />

“Deze e<strong>in</strong>dverhandel<strong>in</strong>g was een examen. De tijdens de verdedig<strong>in</strong>g geformuleerde opmerk<strong>in</strong>gen<br />

werden niet opgenomen.<br />

<strong>Gebruik</strong> als referentie <strong>in</strong> publicaties is toegelaten na gunstig advies <strong>van</strong> de <strong>KHBO</strong>-promotor,<br />

vermeld op het titelblad.”


Woord vooraf<br />

Dit e<strong>in</strong>dwerk is tot stand gekomen dankzij de nauwe samenwerk<strong>in</strong>g tussen een groep<br />

personen. Graag willen wij een woord <strong>van</strong> dank richten tot alle personen die hun<br />

medewerk<strong>in</strong>g verleend hebben.<br />

In de eerste plaats gaat onze dank uit naar onze promotoren, Ing. Luc Boehme en Ing.<br />

Miquel Joseph, voor hun begeleid<strong>in</strong>g en vlotte samenwerk<strong>in</strong>g tijdens ons e<strong>in</strong>dwerk, voor<br />

hun hulp en <strong>in</strong>teresse <strong>in</strong> het onderwerp, voor het opvolgen <strong>van</strong> de resultaten en het<br />

grondig nalezen <strong>van</strong> onze thesis.<br />

Ons dankwoord is ook gericht naar het <strong>KHBO</strong> voor het gebruik <strong>van</strong> het materieel en de<br />

opleid<strong>in</strong>g die wij genoten hebben.<br />

Verder willen wij het bedrijf BASF en <strong>in</strong> het bijzonder Dhr. Jos Costers bedanken voor het<br />

bereidwillig verstrekken <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie.<br />

Graag bedanken wij nog de firma’s die ons de nodige materialen leverden die gebruikt<br />

werden tijdens het proefprogramma.<br />

Een speciaal woord <strong>van</strong> dank gaat ook uit naar Dhr. Vercruysse voor het nalezen en<br />

verbeteren <strong>van</strong> deze thesis op taal.<br />

Tenslotte bedanken wij onze familie, vrienden en partners die aan de uitwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> dit<br />

e<strong>in</strong>dwerk hebben meegeholpen en ons gesteund hebben tijdens moeilijke momenten. In<br />

het bijzonder onze ouders, zij gaven ons de mogelijkheid deze studies aan te vatten en<br />

tot een goed e<strong>in</strong>de te brengen.<br />

Tom Anseele<br />

Simon Verstraete<br />

mei 2012


Abstract<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong><br />

Tot op heden wordt betonpu<strong>in</strong> vooral gebruikt als onderfunder<strong>in</strong>g en funder<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de<br />

wegenbouw. Een oploss<strong>in</strong>g om de afzet te verhogen, is het zoeken naar hoogwaardiger<br />

toepass<strong>in</strong>gen voor het betonpu<strong>in</strong>. Uit het ValReCon 20 project bleek dat het mogelijk is<br />

om 100% <strong>van</strong> de grove fractie kalksteengranulaat te ver<strong>van</strong>gen door betonpu<strong>in</strong> en de<br />

sterkteklasse 20/25 te behalen. Daarop voortbouwend is het doel <strong>van</strong> dit e<strong>in</strong>dwerk om te<br />

onderzoeken wat de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> een hulpstof (superplastificeerder) is op <strong>recyclagebeton</strong><br />

toegespitst op de verwerkbaarheid. In het onderzoek wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> een<br />

superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat. Het onderzoek is een parameterstudie<br />

die vooral toegespitst wordt op het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de superplastificeerder en<br />

de voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode <strong>van</strong> de recyclagegranulaten. Deze parameters werden<br />

gekozen omdat betonpu<strong>in</strong>granulaten door hun afkomst een andere structuur en een<br />

grotere absorptiefactor hebben waardoor de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder kan<br />

beïnvloed worden.<br />

In dit e<strong>in</strong>dwerk worden via een literatuurstudie de verschillende <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> kaart<br />

gebracht omdat een hulpstof praktisch altijd een comb<strong>in</strong>atie is <strong>van</strong> meerdere types<br />

<strong>hulpstoffen</strong>. Daarna wordt specifiek <strong>in</strong>gegaan op superplastificeerder. Hierbij worden de<br />

factoren bestudeerd die de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder kunnen beïnvloeden zoals<br />

de absorptie <strong>van</strong> de granulaten en de alum<strong>in</strong>aten tijdens het hydratatieproces.<br />

In de laboratoriumstudie worden verwerkbaarheidscurven opgesteld door middel <strong>van</strong><br />

slumptesten, waarbij het moment <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de superplastificeerder gevarieerd<br />

wordt en de tijd dat de granulaten worden voorbevochtigd. Naast slumptesten worden<br />

ook druktesten uitgevoerd en dichtheden bepaald. Uit dit onderzoek volgt dat de<br />

absorptie <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten en het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder een grote <strong>in</strong>vloed hebben op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder.<br />

Dit heeft zijn <strong>in</strong>vloed op de verwerkbaarheid. De activatie <strong>van</strong> de superplastificeerder<br />

gebeurt <strong>in</strong> een vroeger stadium bij verzadigde granulaten terwijl bij m<strong>in</strong>der<br />

voorbevochtigde granulaten een vertraagde werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder werd<br />

vastgesteld. Een grotere voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten zorgt bovendien<br />

voor een stijgende druksterkte en verhoogde duurzaamheid. Een hoger vochtgehalte <strong>in</strong><br />

het granulaat op het moment <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> het cement en de superplastificeerder<br />

zorgt dus voor een snellere <strong>in</strong>werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Dit is meteen ook de<br />

reden waarom het voordeliger is de hulpstof op de werf toe te voegen wanneer meer dan<br />

een uur gemengd wordt.<br />

Vastgesteld werd dat <strong>in</strong> praktijk enkele factoren goed <strong>in</strong> de hand moeten gehouden<br />

worden om <strong>recyclagebeton</strong> <strong>van</strong> goede kwaliteit te garanderen. Deze factoren zijn<br />

voornamelijk de absorptie en het vochtgehalte <strong>van</strong> de granulaten.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 4


Abstract<br />

The use of admixtures <strong>in</strong> recycled concrete<br />

Until today recycled concrete rubble is ma<strong>in</strong>ly used as sub-base and foundation <strong>in</strong> road<br />

construction. To <strong>in</strong>crease sale, the search for high-quality applications of concrete rubble<br />

is necessary. The ValRecon 20 project concluded that it is possible to replace 100% of<br />

the coarse fraction limestone by concrete rubble and achieve the strength category<br />

20/25. Build<strong>in</strong>g on, the objective of this dissertation is to exam<strong>in</strong>e the <strong>in</strong>fluences of an<br />

admixture (superplasticizer) on recycled concrete, focused on the workability. In this<br />

dissertation, a plasticizer based on polycarboxylates was used. The dissertation is a<br />

parametric study which focuses on the addition time of superplasticizer and the premoisten<strong>in</strong>g<br />

period of the concrete rubble. These parameters were chosen because the<br />

concrete debris has a different structure than natural granulates. Their different orig<strong>in</strong>s,<br />

the other structure and a higher absorption factor were <strong>in</strong>fluenc<strong>in</strong>g the functionality of<br />

the superplasticizer.<br />

In this dissertation a literature study shows the different admixtures because every<br />

admixture is a comb<strong>in</strong>ation of different types of admixture. After this first chapter, the<br />

literature study will more specify the superplasticizer. It describes the factors that may<br />

affect the functionality of the superplasiticizers such as the absorption of the granulates<br />

and the alum<strong>in</strong>ates dur<strong>in</strong>g the hydration process.<br />

In the laboratory study, slump tests were conducted to draw workability curves. With<br />

these tests the addition time of superplasticizer was varied and the time that the<br />

granulates had to pre-moisten was changed. Beside the slump tests pressure tests were<br />

also conducted and the different degrees of density were determ<strong>in</strong>ed. The study shows<br />

that the absorption of concrete rubble aggregates and the addition time of<br />

superplasticizer have a great <strong>in</strong>fluence on the functionality of the superplasticizer. This<br />

will have an <strong>in</strong>fluence on the workability. The activation of the superplasticizer happens<br />

<strong>in</strong> an earlier stage with saturated granulates while with less pre-moistened granulates a<br />

delayed operation of the superplasticizer was determ<strong>in</strong>ed. A larger amount of premoisten<strong>in</strong>g<br />

of the concrete rubble also ensures an <strong>in</strong>crease of the compressive strength<br />

and durability. At the time of the addition of the cement and the superplasticizer, a<br />

higher moisture amount <strong>in</strong> the granulates is responsible for a faster activation of<br />

superplasticizer. This is also the reason why it is more ad<strong>van</strong>tageous to add the<br />

superplasticizer at the site when the concrete is mixed more than one hour.<br />

In practice to ensure a good quality of the recycled concrete some factors have to be<br />

monitored well. These factors are ma<strong>in</strong>ly the absorption of the recycled granulates and<br />

the moisture content of these granulates.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 5


Inhoudsopgave<br />

Woord vooraf .......................................................................................................................................... 3<br />

Abstract ................................................................................................................................................... 4<br />

Abstract ................................................................................................................................................... 5<br />

Figurenlijst ............................................................................................................................................. 10<br />

Tabellenlijst ........................................................................................................................................... 12<br />

Woordenlijst .......................................................................................................................................... 13<br />

1 Algemene <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g ........................................................................................................................ 14<br />

Situer<strong>in</strong>g ............................................................................................................................................ 14<br />

Doelstell<strong>in</strong>g ........................................................................................................................................ 14<br />

Methodologie .................................................................................................................................... 15<br />

2 Algemeenheden soorten <strong>hulpstoffen</strong> ........................................................................................... 16<br />

2.1 Luchtbelvormer ..................................................................................................................... 16<br />

2.2 Waterdicht<strong>in</strong>gsmiddel <strong>in</strong> de massa ....................................................................................... 20<br />

2.3 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs- en verhard<strong>in</strong>gsvertrager ........................................................................................ 22<br />

2.4 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs- en verhard<strong>in</strong>gsversneller ....................................................................................... 24<br />

2.5 Watervasthoudende hulpstof ............................................................................................... 26<br />

2.6 Plastificeerder – waterreduceerder ...................................................................................... 28<br />

3 Superplastificeerder – sterk waterreduceerder ............................................................................ 31<br />

3.1 Algemene <strong>in</strong>formatie ............................................................................................................. 31<br />

3.2 Def<strong>in</strong>itie ................................................................................................................................. 32<br />

3.3 Soorten superplastificeerders ............................................................................................... 32<br />

3.3.1 Lignosulfonaten (LS) ...................................................................................................... 32<br />

3.3.2 Poly-naftaleensulfonaten (PNS) en poly-melam<strong>in</strong>esulfonaten (PMS) .......................... 34<br />

3.3.3 Polycarboxylaat polymeren (PCP) ................................................................................. 35<br />

3.4 Vergelijk<strong>in</strong>g tussen soorten ................................................................................................... 38<br />

3.4.1 Kostprijs ......................................................................................................................... 38<br />

3.4.2 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrag<strong>in</strong>g ......................................................................................................... 38<br />

3.4.3 Adsorptiehoeveelheid en dikte <strong>van</strong> de geadsorbeerde laag ......................................... 38<br />

3.5 Interactie tussen superplastificeerder en cement ................................................................ 40<br />

3.5.1 Het cementhydratatieproces ........................................................................................ 40<br />

3.5.2 Interactie <strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> het cement hydratatieproces ........................... 41<br />

3.6 Invloed wijzigen <strong>van</strong> parameters .......................................................................................... 44<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 6


3.6.1 Invloed <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op de verwerkbaarheid bij verschillende<br />

hulpstofdoser<strong>in</strong>gen ....................................................................................................................... 44<br />

3.6.2 Invloed <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op het adsorptiegedrag <strong>van</strong> cement ................... 45<br />

3.7 Certificer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> ................................................................................................. 47<br />

4 Granulaat ....................................................................................................................................... 48<br />

4.1 Algemeenheden pu<strong>in</strong>recyclage ............................................................................................. 48<br />

4.1.1 Wat is bouw- en sloopafval ........................................................................................... 48<br />

4.1.2 Economisch aspect <strong>van</strong> recyclage ................................................................................. 48<br />

4.1.3 Toepass<strong>in</strong>gsmogelijkheden voor recyclagegranulaten ................................................. 49<br />

4.2 Soorten recyclagegranulaten ................................................................................................ 50<br />

4.2.1 Gebroken betonpu<strong>in</strong> ..................................................................................................... 50<br />

4.2.2 Gebroken metselwerkpu<strong>in</strong> ............................................................................................ 50<br />

4.2.3 Gebroken mengpu<strong>in</strong> ...................................................................................................... 51<br />

4.2.4 Gebroken mengpu<strong>in</strong> ...................................................................................................... 51<br />

4.2.5 Zeefzand ........................................................................................................................ 51<br />

4.3 Eigenschappen <strong>van</strong> natuurlijke en gerecycleerde granulaten .............................................. 52<br />

4.3.1 Europese normen voor granulaten ............................................................................... 52<br />

4.3.2 Eigenschappen typisch voor pu<strong>in</strong>granulaten ................................................................ 55<br />

4.4 Wetgev<strong>in</strong>g omtrent recyclage <strong>van</strong> bouw- en sloopafval ....................................................... 61<br />

4.4.1 Het afvalstoffendecreet................................................................................................. 61<br />

4.4.2 Het materialendecreet .................................................................................................. 61<br />

4.4.3 Van Vlarea naar Vlarema ............................................................................................... 62<br />

4.5 Certificatie <strong>van</strong> beton- en pu<strong>in</strong>granulaten ............................................................................ 63<br />

4.5.1 CE-marker<strong>in</strong>g ................................................................................................................. 63<br />

4.5.2 Het BENOR-merk ........................................................................................................... 63<br />

4.5.3 CERTIPRO ....................................................................................................................... 63<br />

4.5.4 COPRO ........................................................................................................................... 63<br />

5 Aanpak proefreeks ........................................................................................................................ 65<br />

5.1 Algemeen ............................................................................................................................... 65<br />

5.2 Proefreeks : verwerkbaarheidscurven .................................................................................. 65<br />

6 Beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de proeven ......................................................................................................... 68<br />

6.1 Granulaatproeven ................................................................................................................. 68<br />

6.1.1 Korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagram granulaten ............................................................................. 68<br />

6.1.2 Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en wateropname ....................................... 69<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 7


6.1.3 Vochtgehaltebepal<strong>in</strong>g ................................................................................................... 70<br />

6.2 Proeven op vers beton .......................................................................................................... 71<br />

6.3 Proeven op verhard beton .................................................................................................... 72<br />

7 Ontwerp betonmengsel ................................................................................................................ 73<br />

7.1 Eisen betonsamenstell<strong>in</strong>g...................................................................................................... 73<br />

7.1.1 blootstell<strong>in</strong>gs- en milieuklasse ...................................................................................... 73<br />

7.1.2 Sterkte- en duurzaamheidseisen ................................................................................... 73<br />

7.2 Opbouw <strong>van</strong> het <strong>in</strong>erte skelet ............................................................................................... 74<br />

7.3 Bereken<strong>in</strong>g korrelkrommen .................................................................................................. 75<br />

7.4 Opbouw <strong>van</strong> de cementmatrix .............................................................................................. 77<br />

7.4.1 Verantwoord<strong>in</strong>g cementkeuze ...................................................................................... 77<br />

7.4.2 Verantwoord<strong>in</strong>g W/C-factor .......................................................................................... 77<br />

7.4.3 Praktische keuze ............................................................................................................ 78<br />

7.4.4 Keuze hulpstof ............................................................................................................... 78<br />

8 Resultaten mengselontwerp ......................................................................................................... 79<br />

8.1 Resultaten granulaatproeven ................................................................................................ 79<br />

8.1.1 Resultaten korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagram granulaten ........................................................... 79<br />

8.1.2 Resultaten bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en wateropname ..................... 82<br />

8.2 Opbouw <strong>in</strong>ert skelet .............................................................................................................. 84<br />

8.2.1 Opbouw <strong>recyclagebeton</strong>: betonrecept 1 ...................................................................... 84<br />

8.2.2 Opbouw <strong>recyclagebeton</strong> met extra fijnen: betonrecept 2............................................ 86<br />

8.2.3 Opbouw kalksteenbeton: betonrecept 3 ...................................................................... 88<br />

8.3 Def<strong>in</strong>itief mengsel opbouw ................................................................................................... 90<br />

8.3.1 Opbouw betonrecept 1 ................................................................................................. 90<br />

8.3.2 Opbouw betonrecept 2 ................................................................................................. 90<br />

8.3.3 Opbouw betonrecept 3 ................................................................................................. 91<br />

8.3.4 Vergelijk<strong>in</strong>g waterabsorptie .......................................................................................... 91<br />

8.3.5 Besluit ............................................................................................................................ 91<br />

9 Algemene resultaten ..................................................................................................................... 92<br />

9.1 Variatie hulpstofpercentage .................................................................................................. 92<br />

9.1.1 Resultaten...................................................................................................................... 92<br />

9.1.2 Besluit ............................................................................................................................ 95<br />

9.2 Variatie voorbevochtig<strong>in</strong>g ..................................................................................................... 97<br />

9.2.1 Resultaten...................................................................................................................... 97<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 8


9.2.2 Besluit ............................................................................................................................ 99<br />

9.3 Vergelijk<strong>in</strong>g tussen beton met recyclage- en kalksteengranulaten .................................... 102<br />

9.3.1 Resultaten.................................................................................................................... 102<br />

9.3.2 Besluit .......................................................................................................................... 102<br />

9.4 Aanpass<strong>in</strong>g hoeveelheid fijnen ............................................................................................ 103<br />

9.4.1 Resultaten.................................................................................................................... 103<br />

9.4.2 Besluit .......................................................................................................................... 104<br />

9.5 Variatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip................................................................................................. 105<br />

9.5.1 Resultaten.................................................................................................................... 105<br />

9.5.2 Besluit .......................................................................................................................... 106<br />

9.5.3 Resultaten: simulatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip 30 en 60 m<strong>in</strong>uten...................................... 107<br />

9.5.4 Besluiten ...................................................................................................................... 108<br />

9.6 Variatie mengenergie .......................................................................................................... 109<br />

9.6.1 Resultaten.................................................................................................................... 109<br />

9.6.2 Besluit .......................................................................................................................... 110<br />

10 Algemeen besluit ..................................................................................................................... 111<br />

Bijlage .................................................................................................................................................. 114<br />

Literatuurlijst ....................................................................................................................................... 115<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 9


Figurenlijst<br />

Figuur 1: Oriëntatie luchtbelvormer <strong>in</strong> het grensvlak (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009) .................. 16<br />

Figuur 2: Luchtbellen als expansievaten (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)....................................... 17<br />

Figuur 3: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> plastificeerders .................................................................................................. 28<br />

Figuur 4: Vlokvorm<strong>in</strong>g door tegengestelde lad<strong>in</strong>gen aan cementkorreloppervlak (CAE Nederland,<br />

2007)...................................................................................................................................................... 31<br />

Figuur 5 : Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een oppervlakteactieve molecule (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009) ........... 33<br />

Figuur 6: Chemische structuur <strong>van</strong> een superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat (Laboratoire<br />

de technologie des poudres) ................................................................................................................. 35<br />

Figuur 7: V<strong>in</strong>ylmonomeer (Weerdt & Reynders, 2006)......................................................................... 35<br />

Figuur 8: Vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> luchtbellen <strong>in</strong> het beton door de carboxylgroepen (Cools & Labaere, 2010) .. 36<br />

Figuur 9: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een SPL <strong>van</strong> de vierde generatie (Cools & Labaere, 2010) ............................... 36<br />

Figuur 10: Adsorptie isothermen <strong>van</strong> drie verschillende PCP’s en twee LS’s. De adsorptie isothermen<br />

worden benaderd met een l<strong>in</strong>eaire en een hyperbolische functie. (Laboratoire de technologie des<br />

poudres) ................................................................................................................................................ 39<br />

Figuur 11: Warmteontwikkel<strong>in</strong>g bij hydratatiereactie (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009) ................. 40<br />

Figuur 12: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de SPL. (a) absorptie op het grensvlak cement-water. (b) elektrostatische<br />

afstot<strong>in</strong>g tussen twee naburige cementdeeltjes (Jolicoeur & Simard, 1998) ....................................... 42<br />

Figuur 13: Sterische plaats<strong>in</strong>name (Jolicoeur & Simard, 1998)............................................................. 43<br />

Figuur 14: (e) Complexvorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ionische delen. (f) structureel wijzig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> morfologie <strong>van</strong> de<br />

hydraatdeeltjes door de aanwezigheid <strong>van</strong> organische moleculen (Jolicoeur & Simard, 1998) .......... 43<br />

Figuur 15: Effect <strong>van</strong> het variabele toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip bij verschillende doser<strong>in</strong>gen op de slump<br />

(Kung-Chung, Jih-Jen, Sheng-Da, & Yuan-Cheng, 1999) ........................................................................ 44<br />

Figuur 16: Effect <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gtijdstip op de adsorptie <strong>van</strong> SNF ([SNF]i = 50ppm) (Kung-Chung,<br />

Jih-Jen, Sheng-Da, & Yuan-Cheng, 1999) .............................................................................................. 45<br />

Figuur 17: Effect <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op de adsorptie <strong>van</strong> SNF ([SNF]i = 200ppm) (Kung-Chung,<br />

Jih-Jen, Sheng-Da, & Yuan-Cheng, 1999) .............................................................................................. 46<br />

Figuur 18: Certificatie-<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g (CRIC-OCCN, 2008) ............................................................................. 47<br />

Figuur 19: Toepass<strong>in</strong>g recyclagemateriaal (BIM, 2010) ........................................................................ 50<br />

Figuur 20: Gebroken betonpu<strong>in</strong> (BIM, 2010) ........................................................................................ 50<br />

Figuur 21: Gebroken metselwerkpu<strong>in</strong> (BIM, 2010) ............................................................................... 50<br />

Figuur 22: Gebroken mengpu<strong>in</strong> (BIM, 2010) ......................................................................................... 51<br />

Figuur 23: Gebroken asfaltpu<strong>in</strong> (BIM, 2010) ......................................................................................... 51<br />

Figuur 24: Zeefzand (grondwerken detrez) ........................................................................................... 51<br />

Figuur 25: Hydratatiegraad i.f.v. de tijd bij verschillende W/C-factor (Bonte & Van Laethem, 2007) . 60<br />

Figuur 26: Ultieme hydratiegraad <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> de W/C-factor (Bonte & Van Laethem, 2007) .......... 60<br />

Figuur 27: Slump test(<strong>in</strong>ter beton) ........................................................................................................ 71<br />

Figuur 28: Drukbank (Verstraete S.) ...................................................................................................... 72<br />

Figuur 29: Gemiddelde zeefkrommes ................................................................................................... 79<br />

Figuur 30: Gemiddelde zeefkromme zand 0/4 + waarschijnlijkheids<strong>in</strong>terval ....................................... 80<br />

Figuur 31: Gemiddelde zeefkromme betonpu<strong>in</strong>granulaat + waarschijnlijkheids<strong>in</strong>terval ..................... 81<br />

Figuur 32: Waterabsorptiegedrag granulaten ....................................................................................... 82<br />

Figuur 33: Volumieke massa granulaten ............................................................................................... 82<br />

Figuur 34: Betonrecept 1: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g ...................... 84<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 10


Figuur 35: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 1 ................... 85<br />

Figuur 36: Betonrecept 2: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g ...................... 86<br />

Figuur 37: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 2 ................... 87<br />

Figuur 38: Betonrecept 3: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g ...................... 88<br />

Figuur 39: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 3 ................... 89<br />

Figuur 40: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> hulpstofpercentage ................................................... 93<br />

Figuur 41: Gemiddelde druksterkte <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> het percentage hulpstof ........................................ 94<br />

Figuur 42: Segregatie ............................................................................................................................. 95<br />

Figuur 43: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g .................................................... 98<br />

Figuur 44: Druksterkte bij variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g ..................................................................... 99<br />

Figuur 45: Vergelijk<strong>in</strong>g verwerkbaarheid tussen <strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton ........................ 102<br />

Figuur 46: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> hoeveelheid fijnen ................................................... 103<br />

Figuur 47: RG/GM/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>. na 40 m<strong>in</strong>uten mengen (Anseele T.) ............................................. 104<br />

Figuur 48: RG/GM/30sec./0m<strong>in</strong>/extra fijnen na 40 m<strong>in</strong>uten mengen (Verstraete S.) ....................... 104<br />

Figuur 49: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip .................................................. 105<br />

Figuur 50: Verwerkbaarheidscurve <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> hoeveelheid hulpstof ........................................... 107<br />

Figuur 51: Grote menger (Verstraete S.) ............................................................................................. 109<br />

Figuur 52: Kle<strong>in</strong>e menger (Anseele T.) ................................................................................................ 109<br />

Figuur 53: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> mengenergie ............................................................ 109<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 11


Tabellenlijst<br />

Tabel 1: Kostenvergelijk<strong>in</strong>g superplastificeerders (Cement - Superplasticizer Compatibility, 2003) ... 38<br />

Tabel 2: Vrijgekomen energie bij hydratatie portlandcement (Jolicoeur & Simard, 1998) .................. 41<br />

Tabel 3: Toepass<strong>in</strong>g recyclagegranulaat (BIM, 2010) ............................................................................ 49<br />

Tabel 4: Overzicht <strong>van</strong> de nieuwe, geharmoniseerde normen voor granulaten (Devriendt, 2010) ..... 52<br />

Tabel 5: Overzicht normen m.b.t. de proefmethoden voor granulaten (Devriendt, 2010) .................. 54<br />

Tabel 6: Lijst <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g materialen <strong>in</strong> categorieën (Devriendt, 2010) ..................................................... 56<br />

Tabel 7: Categorieën voor maximum waarden voor de micro-Deval coëfficiënt (COPRO, 2003) ........ 58<br />

Tabel 8: Referentietabel MDE-waarde en LA-waarde (Gullentops & Elsen) .......................................... 58<br />

Tabel 9: Categorieën voor maximum waarden voor Los Angeles (COPRO, 2003) ................................ 59<br />

Tabel 10: Maximale zeeflad<strong>in</strong>g .............................................................................................................. 68<br />

Tabel 11: Verwerkbaarheidsklassen ...................................................................................................... 71<br />

Tabel 12: Blootstell<strong>in</strong>gsklassen (InterBeton) ......................................................................................... 74<br />

Tabel 13: A Coëfficiënten afhankelijk <strong>van</strong> de korrelvorm (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009) ............ 75<br />

Tabel 14: Foutenanalyse op zev<strong>in</strong>gen ................................................................................................... 80<br />

Tabel 15: Receptuur betonmengsel 1 ................................................................................................... 90<br />

Tabel 16: Receptuur betonmengsel 2 ................................................................................................... 90<br />

Tabel 17: Receptuur betonmengsel 1 ................................................................................................... 91<br />

Tabel 18: Waterabsorptie percentages ................................................................................................. 91<br />

Tabel 19: Waterabsorptie betonrecept 3 .............................................................................................. 91<br />

Tabel 20: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> hulpstofpercentage ...................................... 92<br />

Tabel 21: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g ....................................... 97<br />

Tabel 22: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> fijnen ........................................................... 103<br />

Tabel 23: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip ..................................... 105<br />

Tabel 24: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> mengenergie ............................................... 109<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 12


Woordenlijst<br />

Absorptie Proces waarbij de lege ruimte b<strong>in</strong>nen een stof wordt opgevuld<br />

met een andere stof. Zichtbaar voor het oog.<br />

Adsorptie Proces waarbij een stof zich hecht op moleculair niveau aan<br />

een andere stof. Niet zichtbaar voor het oog.<br />

Aff<strong>in</strong>iteit: Chemie geneigdheid <strong>van</strong> een element om verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen met<br />

een ander element aan te gaan.<br />

Afstandsfactor: De grootste gemiddelde afstand tussen een punt <strong>in</strong> dematrix<br />

en de naastgelegen luchtbel. (onl<strong>in</strong>e encyclopedie, 2011)<br />

Atomic force microscopy: Dit is een scann<strong>in</strong>gmethode die gebruik maakt <strong>van</strong> een zeer<br />

hoge resolutie.<br />

Caciumgluconaten: Calciumgluconaat is het calciumzout <strong>van</strong> gluconzuur en heeft<br />

een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragende werk<strong>in</strong>g.<br />

Complexvorm<strong>in</strong>g: Proces waarbij meerdere, mogelijk geladen moleculen,<br />

samen een nieuw grotere verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g vormen (complex).<br />

Colloïdaal beton: Colloïdaal beton is een betonspecie gebruikt voor<br />

toepass<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de waterbouw. Door middel <strong>van</strong><br />

retentiemiddelen kan de samenhang verbeterd worden.<br />

Effectieve W/C-factor: De effectieve W/C-factor is de verhoud<strong>in</strong>g tussen het vrije<br />

water <strong>in</strong> het beton en het cementgehalte. Deze factor houdt<br />

geen reken<strong>in</strong>g met het water dat geadsorbeerd is door de<br />

granulaten.<br />

Macromolecule: Een zeer grote en samengestelde molecule.<br />

Nucleatie: Een overgang <strong>van</strong> de ene fase naar een andere stabielere<br />

fase waarbij nieuwe groeikernen worden gevormd.<br />

Stearaten: Stearaat is een oxoanion, het anion is de geconjugeerde base<br />

<strong>van</strong> stear<strong>in</strong>ezuur.<br />

Tixotroop: Een stof waar<strong>van</strong> de viscositeit afneemt bij een toenemende<br />

schuifspann<strong>in</strong>g. T(h)ixotropie is een verschijnsel waarbij<br />

bepaalde mengsels bij energietoevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een<br />

geltoestand naar een vloeibare toestand. Wanneer het<br />

mengsel <strong>in</strong> rust wordt gelaten gaat het weer over naar een<br />

geltoestand.<br />

Totale W/C-factor: De totale W/C-factor is de verhoud<strong>in</strong>g <strong>van</strong> al het water dat <strong>in</strong><br />

het beton aanwezig is ten opzicht <strong>van</strong> het cementgehalte.<br />

Ultrafiltratie: Een filtratiemethode die vergelijkbaar is met microfiltratie.<br />

De deeltjes die verwijderd worden zijn echter kle<strong>in</strong>er<br />

(moleculair gewicht lager dan 1000 g/mol) dan bij<br />

microfiltratie en ionen worden nauwelijks tegengehouden.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 13


1 Algemene <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g<br />

Situer<strong>in</strong>g<br />

In de bouw wordt een toenemend aanbod aan bouw- en slooppu<strong>in</strong> geproduceerd. In<br />

comb<strong>in</strong>atie met een onvoldoende afzet <strong>in</strong> duurzame oploss<strong>in</strong>gen zorgt dit voor een<br />

prangend probleem. Een oploss<strong>in</strong>g hiervoor is het zoeken naar hoogwaardigere<br />

toepass<strong>in</strong>gen voor betonpu<strong>in</strong>. Het is bewezen <strong>in</strong> het project ValReCon20 dat betonpu<strong>in</strong> de<br />

volledige grove fractie aan granulaat kan ver<strong>van</strong>gen voor de realisatie <strong>van</strong> bepaalde<br />

sterkteklasse C20/25. Betonpu<strong>in</strong> kan gebruikt worden <strong>in</strong> hoogwaardigere toepass<strong>in</strong>gen<br />

dan de bestaande toepass<strong>in</strong>gen zoals wegfunder<strong>in</strong>gen. Hierop voortbouwend is het<br />

<strong>in</strong>teressant om <strong>in</strong>zicht te verwerven hoe <strong>hulpstoffen</strong> een <strong>in</strong>vloed kunnen hebben <strong>in</strong><br />

<strong>recyclagebeton</strong>.<br />

Betonpu<strong>in</strong>granulaten zijn door hun herkomst hoekig en hebben een ruwer oppervlak dan<br />

gebroken kalksteengranulaten. Deze structuur <strong>van</strong> de pu<strong>in</strong>granulaten kunnen de<br />

verwerkbaarheid beïnvloeden. Pu<strong>in</strong>granulaten slorpen, door hun grote absorptiegraad,<br />

veel meer water op dan kalksteengranulaten. Om de verwerkbaarheid te verbeteren kan<br />

meer water aan het mengsel toegevoegd worden, maar dit beïnvloedt de druksterkte<br />

negatief door een hogere W/C-factor. Dit probleem kan opgelost worden door gebruik te<br />

maken <strong>van</strong> waterreducerende middelen. Door de grote absorptiegraad <strong>van</strong> betonpu<strong>in</strong><br />

kunnen <strong>hulpstoffen</strong> mogelijk net als het water geabsorbeerd worden waardoor de<br />

<strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> hogere concentraties moeten gedoseerd worden. Een tweede probleem is<br />

de mogelijke verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> betonpu<strong>in</strong>granulaten. Deze verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen kunnen<br />

een <strong>in</strong>vloed hebben op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een hulpstof. In deze studie wordt de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong><br />

superplastificeerder onderzocht op beton bestaande uit pu<strong>in</strong>granulaten.<br />

Doelstell<strong>in</strong>g<br />

Het doel <strong>van</strong> dit e<strong>in</strong>dwerk bestaat er<strong>in</strong> een duidelijk <strong>in</strong>zicht te verkrijgen <strong>in</strong> de werk<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong>.<br />

Om dit doel te bereiken werden de volgende onderzoeksvragen opgesteld:<br />

- Welke soorten <strong>hulpstoffen</strong> zijn verkrijgbaar en hoe werken ze?<br />

- Hoe werken de verschillende soorten superplastificeerders en wat zijn de<br />

verschillen?<br />

- Welke eigenschappen <strong>van</strong> betonpu<strong>in</strong>granulaat kunnen de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder beïnvloeden?<br />

- Wat is het verschil tussen de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> kalksteenbeton<br />

en <strong>recyclagebeton</strong>?<br />

De verschillende soorten <strong>hulpstoffen</strong> worden geanalyseerd omdat een bepaald type<br />

hulpstof altijd een comb<strong>in</strong>atie is <strong>van</strong> meerdere <strong>hulpstoffen</strong> om mogelijke bijwerk<strong>in</strong>gen<br />

<strong>van</strong> deze hulpstof te compenseren. Vervolgens wordt dieper <strong>in</strong>gegaan op<br />

superplastificeerders. De keuze valt op superplastificeerder omdat de verwerkbaarheid<br />

<strong>van</strong> <strong>recyclagebeton</strong> <strong>in</strong> dit e<strong>in</strong>dwerk centraal staat. Vervolgens worden de belangrijkste<br />

eigenschappen besproken die de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder zouden kunnen<br />

beïnvloeden <strong>in</strong> het praktisch onderzoek.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 14


Methodologie<br />

De eerste drie delen <strong>van</strong> dit e<strong>in</strong>dwerk bestaan uit een literatuurstudie. De literatuurstudie<br />

wordt opgedeeld <strong>in</strong> drie delen, het eerste deel bestaat er<strong>in</strong> om een overzicht te geven<br />

<strong>van</strong> de bestaande soorten <strong>hulpstoffen</strong>. In het tweede deel wordt dieper <strong>in</strong>gezoomd op de<br />

soort <strong>hulpstoffen</strong> die gebruikt worden <strong>in</strong> het proefgedeelte namelijk de<br />

superplastificeerders. Hier<strong>in</strong> wordt ondermeer een vergelijk<strong>in</strong>g gemaakt tussen de<br />

verschillende types superplastificeerders en hun <strong>in</strong>vloed op de hydratatiereactie. In dit<br />

deel wordt verder <strong>in</strong>formatie opgezocht over de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen<br />

<strong>van</strong> de superplastificeerder op verschillende parameters. In het derde deel <strong>van</strong> de<br />

literatuurstudie worden de granulaten die gebruikt worden <strong>in</strong> het <strong>recyclagebeton</strong><br />

besproken. Het verschil <strong>in</strong> eigenschappen met de natuurlijke granulaten wordt<br />

besproken. De <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de recyclage granulaten op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder wordt hierbij onderzocht.<br />

Het vierde deel bestaat uit een praktisch gedeelte. Hier<strong>in</strong> wordt onderzocht wat de<br />

<strong>in</strong>vloed is <strong>van</strong> het voorbevochtigen op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Het<br />

absorptiegedrag is namelijk het belangrijkste verschil tussen betonpu<strong>in</strong>granulaat en<br />

kalksteengranulaat. Om het verschil <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g na te gaan <strong>van</strong> de superplastificeerder <strong>in</strong><br />

<strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton wordt vervolgens de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerder<br />

<strong>in</strong> kalksteenbeton nagegaan. Een tweede belangrijk verschil tussen kalksteengranulaat<br />

en betonpu<strong>in</strong>granulaat is de aanwezigheid <strong>van</strong> ongehydrateerd cement en cementsteen.<br />

Een hogere aanwezigheid <strong>van</strong> gips en alum<strong>in</strong>aten kan de absorptie <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder beïnvloeden. Daarom wordt nagegaan of het moment <strong>van</strong> toevoegen<br />

een <strong>in</strong>vloed heeft op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder.<br />

Tot slot worden conclusies getrokken over de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerder en<br />

eventuele suggesties opgegeven voor verder onderzoek. Deze worden geformuleerd <strong>in</strong><br />

het algemeen besluit.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 15


2 Algemeenheden soorten <strong>hulpstoffen</strong><br />

De meeste <strong>hulpstoffen</strong> die te verkrijgen zijn, zijn samenstell<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> verschillende types<br />

<strong>hulpstoffen</strong>. Om een beter <strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de <strong>hulpstoffen</strong> wordt een<br />

overzicht gegeven <strong>van</strong> de belangrijkste <strong>hulpstoffen</strong>, hun toepass<strong>in</strong>gen en hun eventuele<br />

voor- en nadelen. Deze <strong>hulpstoffen</strong> worden niet gebruikt <strong>in</strong> dit onderzoek. De kennis die<br />

hieruit volgt is nodig om de werk<strong>in</strong>g en bijwerk<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> superplastificeerder te<br />

begrijpen. Op superplastificeerder wordt dieper <strong>in</strong>gegaan <strong>in</strong> hoofdstuk 3.<br />

2.1 Luchtbelvormer<br />

Def<strong>in</strong>itie<br />

Luchtbelvormers zijn <strong>hulpstoffen</strong> die tijdens het mengen toelaten een gecontroleerde<br />

hoeveelheid luchtbellen met optimale afmet<strong>in</strong>gen en uniforme verdel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de<br />

betonmassa <strong>in</strong> te brengen, waarbij deze luchtbellen na verhard<strong>in</strong>g behouden blijven.<br />

(Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Verschillende soorten<br />

- Zouten <strong>van</strong> houtharsen;<br />

- Synthetische detergenten;<br />

- Zouten die vrijkomen <strong>in</strong> de aardolie-<strong>in</strong>dustrie;<br />

- Zouten (sulfonaten) <strong>van</strong> vetalcohol. (Federal Highway Adm<strong>in</strong>istration)<br />

Werk<strong>in</strong>g<br />

Net zoals de superplastificeerders zijn luchtbelvormers oppervlakteactieve stoffen. De<br />

moleculen bestaan uit lange ketens met een waterafstotend (hydrofoob) en een<br />

ioniseerbaar wateraantrekkend (hydrofiel) deel. Dit laat toe dat de hulpstof <strong>in</strong> contact<br />

kan blijven met water en heeft tot gevolg dat de moleculen zich oriënteren <strong>in</strong> het<br />

grensvlak water-lucht. De oriëntatie gebeurt zo dat het ioniseerbaar hydrofiel deel zich <strong>in</strong><br />

het water en het hydrofoob deel zich <strong>in</strong> de lucht bev<strong>in</strong>dt. Dit is vast te stellen op Figuur<br />

1. Door de aanhecht<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof wordt de oppervlaktespann<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het water<br />

verm<strong>in</strong>derd en worden de luchtbellen die zich <strong>in</strong> het mengsel bev<strong>in</strong>den, gestabiliseerd bij<br />

het mengen.<br />

Figuur 1: Oriëntatie luchtbelvormer <strong>in</strong> het grensvlak (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 16


De hoofdredenen voor luchtbelstabilisatie zijn:<br />

- Het samensmelten <strong>van</strong> luchtbellen wordt verh<strong>in</strong>derd door onderl<strong>in</strong>ge<br />

elektrostatische afstot<strong>in</strong>g. De luchtbellen zijn immers negatief geladen aan hun<br />

oppervlak.<br />

- De verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de oppervlaktespann<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de luchtbellen zorgt ervoor dat<br />

de krachten die <strong>in</strong>werken op de luchtbellen verm<strong>in</strong>deren. De luchtbellen zullen als<br />

gevolg hier<strong>van</strong> m<strong>in</strong>der snel breken en samensmelten tot een grotere luchtbel.<br />

Figuur 2 illustreert het feit dat de luchtbellen die gevormd worden, dienen als<br />

expansieplaatsen voor het water bij ijsvorm<strong>in</strong>g. De druk die ontstaat door de ijsvorm<strong>in</strong>g,<br />

neemt bijgevolg af door de aanwezige luchtbellen. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />

Figuur 2: Luchtbellen als expansievaten (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Deze groep <strong>hulpstoffen</strong> wordt voornamelijk <strong>in</strong> de wegenbouw gebruikt en zorgt ervoor<br />

dat het beton een grotere weerstand heeft tegen de vorst-dooicyclus en het <strong>in</strong>werken<br />

<strong>van</strong> dooizouten. Luchtbelvormers worden ook gebruikt <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met andere<br />

<strong>hulpstoffen</strong> zoals plastificeerder. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Prestatie volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />

Volgens NBN EN 934-2:2001 (Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel-Deel 2:<br />

Hulpstoffen voor beton - Def<strong>in</strong>ities, eisen, conformiteit, marker<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g, 2001)<br />

moet het luchtgehalte <strong>in</strong> het beton dat luchtbelvormer bevat tussen de vier en zes<br />

volumepercent liggen. De druksterkte <strong>van</strong> het beton met <strong>in</strong>gebrachte lucht moet na 28<br />

dagen m<strong>in</strong>stens 75% <strong>van</strong> de druksterkte <strong>van</strong> het referentiebeton bedragen. De<br />

afstandsfactor, bepaald op verhard beton, moet kle<strong>in</strong>er zijn dan 0,200 mm. (NBN EN<br />

934-2, 2001)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 17


Invloedsfactoren<br />

De parameters die de werk<strong>in</strong>g luchtbelvormers beïnvloeden en hieronder besproken<br />

worden zijn:<br />

- Het type cement;<br />

- De aanwezigheid <strong>van</strong> vliegassen;<br />

- Eventuele toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een ander type hulpstof;<br />

- De grote <strong>van</strong> de W/C-factor;<br />

- De granulometrie <strong>van</strong> het betonmengsel;<br />

- De wijze <strong>van</strong> mengen en plaatsen <strong>van</strong> het beton;<br />

- Temperatuur.<br />

De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een luchtbelvormer wordt door veel factoren beïnvloed. Een eerste<br />

belangrijke factor is het type cement, de aard en de doser<strong>in</strong>g. Om eenzelfde luchtgehalte<br />

te bekomen moet des te meer hulpstof toegevoegd worden naarmate:<br />

- De cementdoser<strong>in</strong>g hoger is;<br />

- Het cement m<strong>in</strong>der sulfaat en m<strong>in</strong>der alkaliën bevat;<br />

- Het cement meer vliegas en fillers bevat;<br />

- Het cement fijner is (het zijn de grootste cementkorrels die de grootste<br />

hoeveelheid lucht <strong>in</strong>brengen).<br />

Een tweede <strong>in</strong>vloedsfactor is de aanwezigheid <strong>van</strong> vliegas. Vliegassen met hoge<br />

koolstofgehalten verm<strong>in</strong>deren de doeltreffendheid <strong>van</strong> de luchtbelvormers ten gevolge<br />

<strong>van</strong> de absorptie <strong>van</strong> de hulpstof door de koolstof.<br />

De toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een ander type hulpstof zorgt ervoor dat het luchtgehalte dat<br />

oorspronkelijk zou bekomen worden, door toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een luchtbelvormer, wijzigt.<br />

Bijvoorbeeld, door toevoegen <strong>van</strong> een plastificeerder <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> een<br />

luchtbelvormer zal de luchtbelvormer veel doeltreffender worden. De doser<strong>in</strong>g zal lager<br />

mogen liggen.<br />

Bij het toevoegen <strong>van</strong> luchtbelvormers is niet enkel het luchtgehalte maar ook de<br />

luchtbelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> belang. Deze twee parameters worden beïnvloed door de W/C-<br />

factor. Hoe hoger de W/C-factor is, hoe groter de beldiameters zijn. Vanzelfsprekend is<br />

de verwerkbaarheid groter bij een grotere W/C-factor, wat zorgt voor een groter<br />

luchtgehalte. Boven een slumpwaarde <strong>van</strong> 150 mm leidt een verhog<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

verwerkbaarheid echter tot een groter verlies aan lucht tijdens het transport en de<br />

plaats<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton.<br />

De granulometrie <strong>van</strong> het beton heeft ook een <strong>in</strong>vloed. Vastgesteld werd dat korrels<br />

begrepen tussen de 150 µm en de 600 µm het meest actief waren op gebied <strong>van</strong><br />

luchtbel<strong>in</strong>breng<strong>in</strong>g. Als het zandgehalte toeneemt, dan stijgt de hoeveelheid lucht die <strong>in</strong><br />

het beton gebracht wordt.<br />

Een andere <strong>in</strong>vloed op luchtbelvorm<strong>in</strong>g is de meng<strong>in</strong>g en plaats<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton. Eerst<br />

en vooral moet een m<strong>in</strong>imale mengtijd geëerbiedigd worden om een goede verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />

de luchtbellen te verkrijgen. Daarbij komt dat de parameters als mengwijze,<br />

mengenergie, mengtijd, type betonmenger en het volume beton een belangrijke <strong>in</strong>vloed<br />

hebben. Het trillen <strong>van</strong> het beton zorgt ervoor dat grote luchtbellen uitgestoten worden<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 18


en de dichtheid toeneemt. Door trillen wordt het luchtgehalte bijgevolg gereduceerd. De<br />

verliezen aan luchtbellen zijn des te groter naarmate:<br />

- De toegevoegde energie hoger is;<br />

- De triltijd langer is;<br />

- Het mengsel beter verwerkbaar is.<br />

Tenslotte is de temperatuur nog een belangrijke parameter. Hoe hoger de temperatuur<br />

<strong>van</strong> de betonspecie is, hoe lager het gehalte aan <strong>in</strong>gesloten lucht zal zijn. De<br />

luchtverliezen waarmee de temperatuurstijg<strong>in</strong>g gepaard gaat, is des te belangrijker<br />

naarmate de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het beton groter is. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g,<br />

2009)<br />

Voordelen<br />

- Weerstand tegen vorst-dooicyclus neemt toe;<br />

- Verbeterde weerstand tegen dooizout;<br />

- Waterabsorptie neemt af doordat de capillariteit verm<strong>in</strong>dert;<br />

- Verbeterde plasticiteit en verwerkbaarheid beton, de luchtbellen werken immers<br />

als smeermiddel;<br />

- Verm<strong>in</strong>derde permeabiliteit met als gevolg een verhoogde waterdichtheid;<br />

- Verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> segregatie doordat de homogeniteit <strong>van</strong> het beton stijgt.<br />

(BASF, 2008 )<br />

Nadelen<br />

- De mechanische sterkte neemt af wanneer het luchtgehalte toeneemt.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 19


2.2 Waterdicht<strong>in</strong>gsmiddel <strong>in</strong> de massa<br />

Def<strong>in</strong>itie<br />

De waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen <strong>in</strong> de massa zijn producten die <strong>in</strong> staat zijn het aantal<br />

capillairen en diverse holten en/of hun afmet<strong>in</strong>g te verm<strong>in</strong>deren en de poriën en<br />

capillairen <strong>van</strong> het materiaal te dichten. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen verm<strong>in</strong>deren de capillaire absorptie <strong>van</strong> het beton. Dit laat toe<br />

een vrij goede waterdichtheid te verzekeren voor betonnen constructies onderhevig aan<br />

waterdruk. (Garel & Legrand, 2008)<br />

Verschillende soorten<br />

- Stearaten zijn zouten <strong>van</strong> vetzuren. Ze zijn afkomstig <strong>van</strong> de geconjugeerde base<br />

<strong>van</strong> stear<strong>in</strong>ezuur. Deze zouten kunnen ondermeer calcium, alum<strong>in</strong>ium en butyl<br />

bevatten;<br />

- Producten die het capillair netwerk wijzigen zoals superplastificeerders, kunnen<br />

gezien worden als waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Werk<strong>in</strong>g<br />

De eerste soort waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen, de stearaten, reageren met de vrije kalk en<br />

geven aanleid<strong>in</strong>g tot fijne kristallen die de b<strong>in</strong>nenzijde <strong>van</strong> de poriën en de capillairen<br />

bekleden. De aanwezigheid <strong>van</strong> deze kristallen <strong>in</strong> de capillairen veroorzaakt belangrijke<br />

lad<strong>in</strong>gsverliezen die de voortschrijd<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het water blokkeren. Sommige <strong>van</strong> deze<br />

producten hebben eveneens een luchtbelvormende werk<strong>in</strong>g. Superplastificeerders<br />

hebben een waterdichtende nevenwerk<strong>in</strong>g. Bij gebruik <strong>van</strong> superplastificeerder wordt de<br />

W/C-factor gereduceerd, dit zorgt voor m<strong>in</strong>der vrij water wat leidt tot m<strong>in</strong>der poriën <strong>in</strong><br />

het beton. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />

Waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen worden gebruikt voor bijvoorbeeld funder<strong>in</strong>gen, sterfputten en<br />

vergaarbakken. Verder worden ze gebruikt om beton te verkrijgen dat weerstand biedt<br />

aan seleniumhoudend water, zeewater, <strong>in</strong>dustriewater of zuiver water. Deze soort<br />

hulpstof wordt veel gebruikt <strong>in</strong> waterdichte mortel. (BTC, 2008)<br />

Prestatie volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />

Ten opzichte <strong>van</strong> het referentiebeton moet de verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de wateropslorp<strong>in</strong>g door<br />

capillariteit m<strong>in</strong>stens 50% zijn na 7 dagen en 60% na 90 dagen. De druksterkte op 28<br />

dagen moet m<strong>in</strong>stens 85% bedragen <strong>van</strong> de sterkte <strong>van</strong> het referentiebeton. Het verschil<br />

<strong>in</strong> luchtgehalte tussen de betonspecie met of zonder hulpstof mag niet groter zijn dan<br />

2% uitgedrukt <strong>in</strong> absolute waarde. (NBN EN 934-2, 2001)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 20


Invloedsfactoren<br />

De parameters die de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen beïnvloeden en hieronder<br />

besproken worden zijn:<br />

- De grootte <strong>van</strong> de poriën;<br />

- Aanwezigheid <strong>van</strong> waterreducerende middelen;<br />

- De W/C-factor;<br />

- Tijdsperiode waarover het beton beschermd wordt tegen uitdrog<strong>in</strong>g.<br />

De poriën <strong>in</strong> het beton mogen niet al te groot zijn. De waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen <strong>in</strong> de<br />

massa zijn slechts effectief wanneer de poriën voldoende kle<strong>in</strong> zijn. Dat is meteen de<br />

reden waarom waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen slecht beton met gebrekkige samenstell<strong>in</strong>g niet<br />

waterdicht kunnen maken.<br />

Een andere belangrijke <strong>in</strong>vloed op de waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen is de aanwezigheid <strong>van</strong> een<br />

waterreduceerder en het gebruik <strong>van</strong> een goede W/C-factor. Deze W/C-factor is best<br />

kle<strong>in</strong>er dan 0,50. Bij een te grote W/C-factor worden de luchtbellen immers te groot en<br />

kunnen ze niet meer dichtgemaakt worden.<br />

De laatste belangrijke <strong>in</strong>vloedfactor is de bescherm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton tegen uitdrog<strong>in</strong>g.<br />

Hoe langer het beton beschermd werd tegen uitdrog<strong>in</strong>g, hoe doeltreffender het<br />

waterdicht<strong>in</strong>gsmiddel is. Het langdurig vochtig bewaren <strong>van</strong> het beton werkt de<br />

hydratatie <strong>van</strong> het cement <strong>in</strong> de hand en de gelontwikkel<strong>in</strong>g die een deel <strong>van</strong> de<br />

capillairen afsluit. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Voordelen<br />

- Bij temperaturen lager dan 15°C wordt de verwerkbaarheid verbeterd en de<br />

waterafscheid<strong>in</strong>g verm<strong>in</strong>derd;<br />

- Door de verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de opgeslorpte hoeveelheid water wordt de weerstand<br />

tegen de vorst-dooicylcus verbeterd. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Nadelen<br />

- Waterdicht<strong>in</strong>gsmiddelen werken meestal b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragend;<br />

- Bij <strong>hulpstoffen</strong> die luchtbelvorm<strong>in</strong>g tot gevolg hebben, daalt de mechanische<br />

sterkte <strong>van</strong> het beton. Dit nadeel kan weggewerkt worden door de hulpstof te<br />

comb<strong>in</strong>eren met een waterreduceerder. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 21


2.3 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs- en verhard<strong>in</strong>gsvertrager<br />

Def<strong>in</strong>itie<br />

Een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrager is een hulpstof die het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g en het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de<br />

verhard<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton uitstelt. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Verschillende soorten<br />

Producten die als vertragers aangewend kunnen worden:<br />

- Lignosulfonaten;<br />

- Hydroxycarbozuren en de afgeleide zouten er<strong>van</strong>;<br />

- Natrium- en calciumgluconaten;<br />

- Koolstofhydraten zoals glucose, zetmeel, cellulose en sacharose;<br />

- Fosfaten (natriumzuurfosfaat en natriumfosfaat). (Ritzen, 2004)<br />

Werk<strong>in</strong>g<br />

B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragers hebben een zeer complexe werk<strong>in</strong>g, die tot op heden niet met<br />

zekerheid werd vastgelegd. De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrager kan globaal<br />

omschreven worden als het aanmaken <strong>van</strong> een geadsorbeerde laag aan het oppervlak<br />

<strong>van</strong> de meest actieve cementdeeltjes. Hierdoor wordt het contact tussen het water en<br />

het cement verbroken. Bijgevolg zal de hydratatiewarmte zich trager ontwikkelen zodat<br />

de temperatuurspiek lager wordt en het hydratatieproces vertraagd wordt. Een<br />

b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrager verm<strong>in</strong>dert de aan<strong>van</strong>gssterkte met 20% na 7 dagen. Nadien wordt de<br />

sterkte geleidelijk normaal. (Ritzen, 2004)<br />

De b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragers kunnen op de volgende manieren <strong>in</strong>werken:<br />

- In de waterige fase door de oplosbaarheid en de oploss<strong>in</strong>gssnelheid <strong>van</strong> sommige<br />

watervrije bestanddelen <strong>van</strong> het cement te verm<strong>in</strong>deren;<br />

- Door neer te slaan rond de cementkorrels (of door met de kalk een neerslag te<br />

vormen die bepaalde delen <strong>van</strong> de watervrije korrels omhullen), waarbij een soort<br />

sluier gevormd wordt;<br />

- Tegelijk als afremmer <strong>van</strong> de oplosbaarheid en als dicht<strong>in</strong>gsproduct.<br />

Sommige <strong>hulpstoffen</strong> werken vooral op het C3A, andere dan meer op het C3S. Zo wordt<br />

de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g en/of de verhard<strong>in</strong>g vertraagd. Wanneer de hulpstof opgebruikt is, kan de<br />

hydratatie normaal verder gaan. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />

Vertragers worden hoofdzakelijk toegepast <strong>in</strong> zeer warme weersomstandigheden. Door<br />

de warmte wordt het hydratatieproces immers versneld waardoor de verwerkbaarheid<br />

<strong>van</strong> het beton niet lang genoeg gegarandeerd blijft. Een tweede toepass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deze<br />

<strong>hulpstoffen</strong> is <strong>in</strong> <strong>in</strong>jectiebeton. Het beton kan bijvoorbeeld op grote diepte geïnjecteerd<br />

worden. De verwerkbaarheid moet lang genoeg goed zijn om de <strong>in</strong>jectie te laten<br />

plaatsv<strong>in</strong>den. (Ritzen, 2004)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 22


Prestatie volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />

Na 7 dagen moet de druksterkte 80% <strong>van</strong> de druksterkte <strong>van</strong> het referentiebeton<br />

bedragen en na 28 dagen 90%. Het verschil <strong>in</strong> luchtgehalte tussen de betonspecie met<br />

en zonder hulpstof mag niet meer dan 2% <strong>in</strong> absolute waarde verschillen. Een laatste<br />

voorwaarde is dat het e<strong>in</strong>de <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g niet meer dan 6 uur na het e<strong>in</strong>de <strong>van</strong> de<br />

b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het referentiebeton mag optreden. (NBN EN 934-2, 2001; NBN EN 206-1,<br />

2004)<br />

Invloedsfactoren<br />

De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragers wordt beïnvloed door het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen<br />

<strong>van</strong> de hulpstof. De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het product verschilt wanneer het wordt toegevoegd <strong>in</strong><br />

het aanmaakwater of na een zekere voorafgaande meng<strong>in</strong>g. Wanneer de hulpstof wordt<br />

toegevoegd bij het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de meng<strong>in</strong>g, reageert ze meer met C3A dan met gips.<br />

Wanneer de hulpstof iets later wordt toegevoegd, heeft het gips de tijd gekregen om zich<br />

te comb<strong>in</strong>eren met het C3A en fixeert de hulpstof zich vooral op de silicaten waardoor ze<br />

de hydratatie vertraagt.<br />

De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de vertrager hangt eveneens af <strong>van</strong>:<br />

- De aard en de doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof;<br />

- De samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het cement: hoe rijker het cement aan C3A, hoe<br />

doeltreffender de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrager;<br />

- Invloed <strong>van</strong> de temperatuur: bij hoge temperaturen is het vertragend effect<br />

m<strong>in</strong>der belangrijk. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Voordelen<br />

- Verwerkbaarheid stijgt door het vertragend effect zodat <strong>in</strong>jectie op grote diepte<br />

mogelijk is;<br />

- Mogelijkheid om beton te storten bij warm weer. (Ritzen, 2004)<br />

Nadelen<br />

- Mechanische sterkte op korte termijn loopt achteruit;<br />

- Langere tijd nodig tot het ontkisten. (Ritzen, 2004)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 23


2.4 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs- en verhard<strong>in</strong>gsversneller<br />

Def<strong>in</strong>itie<br />

Een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsversneller is een hulpstof die toelaat het beg<strong>in</strong> en het e<strong>in</strong>de <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> het cement <strong>in</strong> het beton te vervroegen. Een verhard<strong>in</strong>gsversneller zorgt voor een<br />

versnelde ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de beg<strong>in</strong>sterkte <strong>van</strong> het beton, dit al dan niet gepaard<br />

gaande met een wijzig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gstijd. Deze stoffen verlagen amper het vriespunt<br />

<strong>van</strong> het water en dienen zo te worden onderscheiden <strong>van</strong> de zogenaamde ‘antivries’<strong>hulpstoffen</strong>.<br />

(Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Verschillende soorten<br />

De versnellers bestaan uit twee groepen: de chloorhoudende en de niet chloorhoudende<br />

<strong>hulpstoffen</strong>. De chloorhoudende <strong>hulpstoffen</strong> bevatten bijvoorbeeld calciumchloride,<br />

natriumchloride of alum<strong>in</strong>iumchloride. Volgens de Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g is het<br />

calciumchloride onbetwistbaar de meest doeltreffende hulpstof. De chloorhoudende<br />

<strong>hulpstoffen</strong> vertonen wel het nadeel rijk aan chloorionen te zijn, wat nadelig is <strong>in</strong><br />

gewapend beton. Chloorionen zijn <strong>in</strong> staat de wapen<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> het beton aan te tasten<br />

door corrosie, hetgeen de aanbevel<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de normen NBN B15-001 (Aanvull<strong>in</strong>g op<br />

NBN EN 206-1-Beton-Specificaties, eigenschappen, vervaardig<strong>in</strong>g en conformiteit, 2004)<br />

en NBN EN 206-1 (Beton-Specificaties, eigenschappen, vervaardig<strong>in</strong>g en conformiteit,<br />

2001) rechtvaardigt. Deze aanbevel<strong>in</strong>g zegt dat het maximaal chloridegehalte de<br />

grenswaarde <strong>van</strong> 0,4% niet mag overschrijden voor gewapend beton en voor<br />

ongewapend beton niet mag oplopen tot meer dan 1%. Voorbeelden <strong>van</strong> nietchloorhoudende<br />

<strong>hulpstoffen</strong> zijn natrium- en kaliumsulfaat, nitraten, natrium- of<br />

calciumthiocyanaat, tri-ethanolam<strong>in</strong>e… (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Werk<strong>in</strong>g<br />

Als chloorhoudende hulpstof is de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> calciumchloride het meest gekend. Dit<br />

type versneller wijzigt de hydratatiesnelheid <strong>van</strong> de m<strong>in</strong>eralogische bestanddelen <strong>van</strong> de<br />

kl<strong>in</strong>ker (C3A, C3S, C2S en C4AF) en verb<strong>in</strong>dt zich ermee.<br />

Calciumformiaat en het tri-ethanolam<strong>in</strong>e zijn de meest courante chloorvrije <strong>hulpstoffen</strong>.<br />

Volgens de Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g versnelt calciumformiaat de hydratatie <strong>van</strong> het<br />

C3A en de hydratatie <strong>van</strong> het C2S en vertraagt de vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> C3S. Om de vertragende<br />

werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> sommige <strong>hulpstoffen</strong> tegen te gaan, wordt dikwijls tri-ethanolam<strong>in</strong>e<br />

gebruikt. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />

De b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs- en verhard<strong>in</strong>gsversnellers worden vooral toegepast bij betonwerken tijdens<br />

w<strong>in</strong>terweer. De versnellers zorgen voor een hydratatiewarmte <strong>van</strong> het cement waardoor<br />

het beton buiten het vorstgevaar wordt gebracht. De waarde die als kritieke ondergrens<br />

wordt beschouwd, is een m<strong>in</strong>imum druksterkte <strong>van</strong> 5 N/mm². Wanneer de grens <strong>van</strong> 5<br />

N/mm² bereikt is, is het beton bestand tegen vorst. Vanwege de hoge hydratatiewarmte<br />

zijn hogere beg<strong>in</strong>sterktes realiseerbaar waardoor vlugger ontkist kan worden. (Belgische<br />

Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 24


Prestaties volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />

Volgens de norm NBN EN 934-2:2001 moet de druksterkte m<strong>in</strong>stens 80% behalen <strong>van</strong><br />

de druksterkte <strong>van</strong> het referentiebeton en dit zowel na 28 als na 90 dagen. Het<br />

luchtgehalte <strong>van</strong> het beton met een hulpstof mag niet meer dan 2% <strong>in</strong> absolute waarde<br />

overschreden worden ten opzichte <strong>van</strong> het referentiebeton. Bij een temperatuur <strong>van</strong> 5°C<br />

moet het tijdstip <strong>van</strong> het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g met m<strong>in</strong>stens 40% vroeger <strong>in</strong>gezet<br />

worden ten opzichte <strong>van</strong> de referentiemortel. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Invloedsfactoren<br />

In de jaren zestig en zeventig werd calciumchloride gebruikt om het beton sneller te<br />

laten uitharden. Een tiental jaren later werd systematisch betonrot opgemerkt. De<br />

schadegevallen waren te wijten aan de chlorideionen aanwezig <strong>in</strong> het beton door het<br />

calciumchloride. Alex Fraaij en Dessi Koleva zeggen dat het gebruik <strong>van</strong> calciumchloride<br />

<strong>in</strong>middels verboden is. (Fraaij & Koleva, 2005)<br />

B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsversnellers bevatten vaak chlorideionen, wat zoals eerder aangehaald desastreus<br />

is voor de wapen<strong>in</strong>g <strong>in</strong> gewapend beton. BASF raadt aan om geen b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsversneller te<br />

gebruiken op basis <strong>van</strong> calciumchloride. (BASF, 2011)<br />

Zelfs bij een lage doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> calciumchloride zijn altijd ongunstige chloorionen<br />

aanwezig <strong>in</strong> het beton. Volgens de NBN EN 206-1:2004 moet voor gewapend en<br />

voorgespannen beton een chloorvrije hulpstof aangewend worden. (Ritzen, 2004)<br />

Voordelen<br />

- Door een grote hydratatiewarmte die alsmaar toeneemt, kan het beton gestort<br />

worden bij koud weer;<br />

- De eigenschap om de hydratatiewarmte sneller te laten vrijkomen is de<br />

belangrijkste eigenschap <strong>van</strong> de versnellers. Door deze eigenschap kan het<br />

gestorte beton sneller ontkist worden en het beton laten voldoen aan de m<strong>in</strong>imale<br />

5 N/mm 2 om het m<strong>in</strong>ste kans op vorstschade te krijgen. (Ritzen, 2004)<br />

Nadelen<br />

- Door een vroeger beg<strong>in</strong> en e<strong>in</strong>de <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton, treedt een<br />

verhog<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het verlies aan verwerkbaarheid <strong>in</strong> de tijd op en verm<strong>in</strong>dert de<br />

waterafscheid<strong>in</strong>g; (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

- Andere nadelen zijn de <strong>in</strong>vloeden <strong>van</strong> chloorionen, aanwezig <strong>in</strong> sommige<br />

versnellers, op het beton. Het fenomeen <strong>van</strong> de chloorionen <strong>in</strong> het beton is eerder<br />

vermeld.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 25


2.5 Watervasthoudende hulpstof<br />

Def<strong>in</strong>itie<br />

Watervasthoudende <strong>hulpstoffen</strong> of retentiemiddelen verm<strong>in</strong>deren de waterafscheid<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> verse mengsels en verhogen het watervasthoudende vermogen.<br />

Verschillende soorten<br />

De basisproducten <strong>van</strong> watervasthoudende <strong>hulpstoffen</strong> zijn:<br />

- Fijne poeders zoals bentoniet (colloïdale klei), gemalen vliegassen, puzzolanen… ;<br />

- Colloïdale stoffen zoals caseïne, zetmeel…;<br />

- Polyv<strong>in</strong>ylacetaten en stearaten. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Werk<strong>in</strong>g<br />

De retentiemiddelen bevatten dikwijls zeer fijne deeltjes die de granulometrie <strong>van</strong> het<br />

cement, en <strong>van</strong> het beton, aanvullen. Bij kle<strong>in</strong>e doser<strong>in</strong>gen laten de producten hun<br />

mechanische en fysische werk<strong>in</strong>g meer voelen naarmate deze producten fijner zijn. Deze<br />

<strong>hulpstoffen</strong> zijn meestal chemisch <strong>in</strong>ert.<br />

Retentiemiddelen verhogen de cohesie waardoor de waterafscheid<strong>in</strong>g verm<strong>in</strong>dert. Deze<br />

producten zorgen ervoor dat een verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de stabiliteit en de homogeniteit <strong>van</strong> de<br />

mengsels worden bereikt. De zuivere brij, waaraan watervasthoudende <strong>hulpstoffen</strong><br />

worden toegevoegd, vertoont een hogere afschuiv<strong>in</strong>gsdrempel en de zand- en<br />

gr<strong>in</strong>dkorrels hebben een lagere sedimentatiesnelheid. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />

Retentiemiddelen worden vaak aangewend <strong>in</strong> mager beton om het gebrek aan cement en<br />

fijn zand aan te vullen. De watervasthoudende producten worden voornamelijk toegepast<br />

<strong>in</strong> colloïdaal beton en hell<strong>in</strong>gsbeton, of om uitwassen <strong>van</strong> het gestort beton tegen te gaan<br />

<strong>in</strong> onderwatertoepass<strong>in</strong>gen. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Prestaties volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />

De druksterkte na 28 dagen moet op zijn m<strong>in</strong>st 80% <strong>van</strong> de druksterkte <strong>van</strong> het<br />

referentiebeton bedragen en dat bij een gelijke verwerkbaarheid. De waterafscheid<strong>in</strong>g<br />

moet teruggedrongen worden tot 50% ten opzichte <strong>van</strong> het referentiebeton. Het<br />

luchtgehalte <strong>van</strong> het beton met een hulpstof mag met niet meer dan 2% <strong>in</strong> absolute<br />

waarde overschreden worden ten opzichte <strong>van</strong> het luchtgehalte <strong>van</strong> het referentiebeton.<br />

(Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Invloedsfactoren<br />

De fijnheid <strong>van</strong> de korrels <strong>in</strong> de retentieproducten heeft een <strong>in</strong>vloed op de<br />

doeltreffendheid <strong>van</strong> deze producten en het verm<strong>in</strong>deren <strong>van</strong> de waterafscheid<strong>in</strong>g. Hoe<br />

fijner de korrels, hoe doeltreffender de retentiemiddelen zijn. Het grootste deel <strong>van</strong> de<br />

korrels zou kle<strong>in</strong>er moeten zijn dan ongeveer 10 µm. De samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton is<br />

tevens een factor waardoor de doeltreffendheid <strong>van</strong> de <strong>hulpstoffen</strong> wordt beïnvloed. Hoe<br />

m<strong>in</strong>der fijne elementen het beton bevat, hoe effectiever de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een<br />

watervasthoudend product is. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 26


Voordelen<br />

- De homogeniteit <strong>van</strong> het beton kan verbeterd worden door een waterafscheid<strong>in</strong>g<br />

tot 50% te verm<strong>in</strong>deren. Zo kan een beter uitzicht bereikt worden bij het<br />

ontkisten;<br />

- Nuttig <strong>in</strong> de waterbouwkunde is de verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> wateropslorp<strong>in</strong>g door<br />

capillariteit. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Nadelen<br />

- Bij een overdoser<strong>in</strong>g kan de mechanische sterkte dalen door de vereiste<br />

bijkomende waterhoeveelheid en eveneens de hydraulische krimp doen<br />

toenemen. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 27


2.6 Plastificeerder – waterreduceerder<br />

Def<strong>in</strong>itie<br />

Plastificeerders zijn <strong>hulpstoffen</strong> die toelaten, zonder de verwerkbaarheid te wijzigen, het<br />

watergehalte <strong>van</strong> een gegeven betonmengel<strong>in</strong>g te reduceren, of die de verwerkbaarheid<br />

verbeteren zonder het watergehalte te veranderen of die de twee effecten samen<br />

opleveren. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Verschillende soorten<br />

De basisproducten zijn vooral oppervlakteactieve stoffen zoals:<br />

- Lignosulfonaten (bijproduct <strong>van</strong> de papierpulpfabricatie);<br />

- Harszepen;<br />

- Zouten <strong>van</strong> gesulfoneerde koolwaterstoffen of organische sulfonaatverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />

(afgeleid <strong>van</strong> hout (lign<strong>in</strong>e) of bijproduct <strong>van</strong> de petroleumverwerk<strong>in</strong>g).<br />

De producten kunnen zouten <strong>van</strong> hydroxycarbozuren zijn, maar de meest courante<br />

plastificeerders zijn de lignosulfonaten. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Werk<strong>in</strong>g<br />

Het basispr<strong>in</strong>cipe berust op een optimale hydratatie <strong>van</strong> het cement. In een betonspecie<br />

komt het cement voor <strong>in</strong> vlokken. Door middel <strong>van</strong> ontvlokkers of fluxmiddelen kan het<br />

cement ontvlokken zodat het oppervlak <strong>van</strong> iedere cementkorrel optimaal gehydrateerd<br />

kan worden zoals weergegeven op Figuur 3. De cementkorrels kunnen omr<strong>in</strong>gd worden<br />

door een vloeistoffilm met een sterke concentratie aan ontvlokker. (Ritzen, 2004)<br />

De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de lignosulfonaten wordt <strong>in</strong> punt 3.3.1. besproken. Lignosulfonaat is een<br />

basisproduct dat ook gebruikt kan worden als een superplastificeerder.<br />

Figuur 3: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> plastificeerders<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 28


Toepass<strong>in</strong>gsgebied<br />

Plastificeerder heeft een ruim toepass<strong>in</strong>gsgebied. Zo kan het gebruikt worden <strong>in</strong> allerlei<br />

betontypes zoals stortklaar beton. In de wegenbouw en prefab worden deze <strong>hulpstoffen</strong><br />

vaak gebruikt voor een goede verwerkbaarheid en een hoge druksterkte. Een andere<br />

toepass<strong>in</strong>g is bij het gebruik <strong>van</strong> <strong>in</strong>jectie <strong>van</strong> een specie (met plastificeerder) bij<br />

spankabels. In sterk gewapend beton hebben de waterreducerende vloeimiddelen<br />

eveneens hun nut. (Ritzen, 2004)<br />

Prestatie volgens de norm (NBN EN 934-2, 2001)<br />

De druksterkte moet na 7 en 28 dagen m<strong>in</strong>stens 110% <strong>van</strong> de corresponderende<br />

druksterkte <strong>van</strong> het referentiebeton behalen en dat bij een gelijkblijvende consistentie.<br />

De waterreductie moet m<strong>in</strong>stens 5% <strong>van</strong> het watergehalte <strong>van</strong> het referentiebeton<br />

bedragen, bij een gelijkblijvende consistentie. Het luchtgehalte <strong>van</strong> het beton met een<br />

hulpstof mag niet meer dan 2% <strong>in</strong> absolute waarde overschreden worden ten opzichte<br />

<strong>van</strong> het luchtgehalte <strong>van</strong> het referentiebeton. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Invloedsfactoren<br />

Plastificeerders kunnen als nevenwerk<strong>in</strong>g een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertragend effect vertonen. De<br />

reactiviteit <strong>van</strong> de plastifceerders staat <strong>in</strong> verband met het gehalte C3A aanwezig <strong>in</strong> het<br />

cement. Een ger<strong>in</strong>g gehalte C3A en/of een alkalisch karakter <strong>van</strong> het cement kan ervoor<br />

zorgen dat de plastificeerders actiever zijn bij het <strong>in</strong> contact komen <strong>van</strong> de vloeimiddelen<br />

met het cement. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Heel wat factoren beïnvloeden de doeltreffendheid <strong>van</strong> plastificeerders. De volgende<br />

factoren spelen een belangrijke rol:<br />

- De doser<strong>in</strong>g;<br />

- Het soort toegepaste product;<br />

- De geschiktheid <strong>van</strong> het toegepaste product om geadsorbeerd te worden door het<br />

cement;<br />

- Het type <strong>van</strong> het cement;<br />

- De aard <strong>van</strong> het cement;<br />

- Het gehalte aan fijne deeltjes;<br />

- De wijze en het ogenblik <strong>van</strong> het <strong>in</strong>brengen <strong>van</strong> de plastificeerder <strong>in</strong> de<br />

betonspecie.<br />

De temperatuur speelt een belangrijke rol <strong>in</strong> de doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof. Zo zal bij een<br />

hogere temperatuur een hogere doser<strong>in</strong>g aangewend worden om eenzelfde<br />

doeltreffendheid te verkrijgen. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Voordelen<br />

Vanwege de ontvlokk<strong>in</strong>g wordt de <strong>in</strong>wendige wrijv<strong>in</strong>g verm<strong>in</strong>derd. De cementkorrels<br />

worden gemakkelijker omr<strong>in</strong>gd met water door de adsorptie. Gevolgen:<br />

- 5 – 15% m<strong>in</strong>der water nodig om eenzelfde vloeibaarheid te behouden gepaard<br />

met een stijg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de druksterkte;<br />

- Verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de krimp en kruip;<br />

- Aanhecht<strong>in</strong>g aan de wapen<strong>in</strong>g wordt verbeterd. (Ritzen, 2004)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 29


De waterreductie bekomen door het gebruik <strong>van</strong> waterreducerende vloeimiddelen gaat<br />

gepaard met:<br />

- Een vermeerder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de compactheid;<br />

- Een verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de ontmeng<strong>in</strong>g en de waterafscheid<strong>in</strong>g;<br />

- Een verhog<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de duurzaamheid;<br />

- Een vermeerder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de mechanische sterkte (druksterkte etc.). (Belgische<br />

Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Nadelen<br />

De volgende nadelen doen zich vooral voor bij een overdoser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof:<br />

- Mogelijke toename <strong>van</strong> het luchtgehalte<br />

- Mogelijke toename <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrag<strong>in</strong>g (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 30


3 Superplastificeerder – sterk waterreduceerder<br />

3.1 Algemene <strong>in</strong>formatie<br />

Superplastificeerders hebben twee belangrijke <strong>in</strong>vloeden op een betonmengsel. Eerst en<br />

vooral verbeteren ze de verwerkbaarheid. Superplastificeerders zijn namelijk stoffen die<br />

op moleculair niveau werkzaam zijn en die worden toegevoegd om voor een ontvlokk<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> de cementkorrels te zorgen wanneer deze <strong>in</strong> contact komen met water. Het<br />

oppervlak <strong>van</strong> een cementkorrel bevat vrije elektrische lad<strong>in</strong>gen. Bijgevolg trekken<br />

tegengestelde lad<strong>in</strong>gen elkaar aan. Dit zorgt ervoor dat de cementkorrels grote vlokken<br />

vormen zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 4. De elektrostatische afstot<strong>in</strong>g is beperkt en het<br />

aanmaakwater raakt <strong>in</strong>gesloten. Het water draagt niet meer bij tot de plasticiteit <strong>van</strong> de<br />

cementpasta. Gevolg is dat meer water zou moeten toegevoegd worden om de<br />

verwerkbaarheid te verbeteren. Nadeel daar<strong>van</strong> is dat de sterkte-eigenschappen gevoelig<br />

dalen. De oploss<strong>in</strong>g voor dit probleem komt uit het toevoegen <strong>van</strong> een<br />

superplastificeerder die voor ontvlokk<strong>in</strong>g zorgt. Dit resulteert <strong>in</strong> voor een betere<br />

bevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de cement en bijgevolg een stijgende verwerkbaarheid. (CAE<br />

Nederland, 2007). Ontvlokk<strong>in</strong>g wordt gecreëerd op twee manieren:<br />

- Het cementoppervlak uniform laden en zo elektrostatische afstot<strong>in</strong>g bekomen.<br />

Cement is hoofdzakelijk negatief geladen (C3S). Bijgevolg wordt<br />

superplastificeerder toegevoegd die vooral reageert met positieve plaatsen (C3A)<br />

op het cement om een volledig negatief geladen oppervlak te verkrijgen<br />

- Superplastificeerder toevoegen die zorgt dat de cementdeeltjes niet dicht genoeg<br />

bij elkaar kunnen komen doordat sterische verh<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>dt.<br />

Figuur 4: Vlokvorm<strong>in</strong>g door tegengestelde lad<strong>in</strong>gen aan cementkorreloppervlak (CAE Nederland, 2007)<br />

Een tweede belangrijke <strong>in</strong>vloed die een superplastificeerder kan hebben op een<br />

betonmengsel, ontstaat door het achterblijven <strong>van</strong> de superplastificeerder <strong>in</strong> het<br />

mengsel. Op deze manier verh<strong>in</strong>dert de superplastificeerder het contact tussen de<br />

cementdeeltjes onderl<strong>in</strong>g. Dit kan grote gevolgen hebben. Het verh<strong>in</strong>deren <strong>van</strong> contact<br />

tussen cementdeeltjes aan de hand <strong>van</strong> PNS (polynaftaleensulfonaten)<br />

superplastificeerder zorgt bijvoorbeeld voor een tixotrope eigenschap <strong>van</strong> het beton.<br />

Wanneer energie wordt toegevoegd, daalt de weerstand tegen het vloeibaar worden<br />

(viscositeit). In dezelfde condities zorgt superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat<br />

dan weer voor een grotere weerstand tegen het vloeibaar worden door toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />

energie.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 31


Superplastificeerder wordt niet enkel gebruikt om de verwerkbaarheid <strong>van</strong> traditioneel<br />

beton te verbeteren. Recente ontwikkel<strong>in</strong>gen op het gebied <strong>van</strong> superplastificeerders<br />

hebben geleid tot een sterke verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de technologie waardoor de<br />

superplastificeerders ondermeer op grote schaal kunnen gebruikt worden <strong>in</strong><br />

zelfverdichtend beton. (Laboratoire de technologie des poudres)<br />

3.2 Def<strong>in</strong>itie<br />

De superplastificeerders zijn <strong>hulpstoffen</strong> die, voor een gegeven betonmengel<strong>in</strong>g, toelaten<br />

het watergehalte sterk te verm<strong>in</strong>deren zonder de verwerkbaarheid te wijzigen of die, bij<br />

een gelijkblijvend watergehalte, tot een belangrijke verhog<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de verwerkbaarheid<br />

leiden of nog tot beide uitwerk<strong>in</strong>gen samen aanleid<strong>in</strong>g geven. (Belgische<br />

Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

3.3 Soorten superplastificeerders<br />

3.3.1 Lignosulfonaten (LS)<br />

Superplastificeerders op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten behoren tot de eerste generatie<br />

superplastificeerders. Lignosulfonaten vertragen het verhard<strong>in</strong>gsproces en behouden hun<br />

werkzaamheid gedurende een beperkte tijd. Lignosulfonaten zijn bijproducten <strong>van</strong> de<br />

pulpproductie. Tijdens de pulpproductie wordt lign<strong>in</strong>e gescheiden <strong>van</strong> cellulose door<br />

toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een sulfaatgroep op een bepaalde plaats <strong>in</strong> de lign<strong>in</strong>e zodat<br />

lignosulfonaat gevormd wordt. De zuiverheid <strong>van</strong> het lignosulfonaat kan verbeterd<br />

worden door een ultrafiltratie uit te voeren. Hierdoor worden de kle<strong>in</strong>ere moleculaire<br />

fracties verwijderd.<br />

De aanwezigheid <strong>van</strong> verschillende soorten groepen zoals de hydrofiele zwavelhoudende<br />

groepen, fenolische hydroxylgroepen, carboxylgroepen en hydrofobe fenylpropaan<br />

eenheden b<strong>in</strong>nen dezelfde macromolecule zorgt ervoor dat lignosulfonaten unieke<br />

eigenschappen bezitten. Het toepass<strong>in</strong>gsgebied <strong>van</strong> lignosulfonaten is groot. Ze worden<br />

meestal gebruikt <strong>in</strong> waterige oploss<strong>in</strong>gen en gels die kunnen dienen als<br />

dispersiemiddelen. Zo v<strong>in</strong>den ze hun toepass<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>in</strong>dustriële detergenten, spaanderplaten,<br />

lijm en dierenvoeder. Het gebruik <strong>van</strong> lignosulfonaten <strong>in</strong> superplastificeerders is<br />

met 50% <strong>van</strong> de wereldproductie de belangrijkste toepass<strong>in</strong>g.<br />

De mogelijkheid om deze lignosulfonaten te gebruiken als superplastificeerder hangt af<br />

<strong>van</strong> de zuiverheid <strong>van</strong> de lignosulfonaten, de molaire massa en het aantal aanwezige<br />

groepen <strong>in</strong> de macromolecule die lad<strong>in</strong>gen bevat. Hoe groter voorafgaande parameters,<br />

hoe groter het plastificerend effect.<br />

De hedendaagse superplastificeerder op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten is voorbijgestreefd<br />

door de synthetische superplastificeerders. Die worden meer gebruikt omdat ze<br />

uitstekende eigenschappen hebben om gebruikt te worden als toevoegsel voor hoge<br />

sterkte beton. Als de oorspronkelijke lignosulfonaten willen concurreren met de<br />

synthetische superplastificeerders moeten ze gemodificeerd worden. (Henriksson, G. et<br />

al, 2010)<br />

Naast de <strong>in</strong>gewikkelde modificatie <strong>van</strong> lignosulfonaten is een eenvoudige behandel<strong>in</strong>g ter<br />

beschikk<strong>in</strong>g om het vertragend effect te verm<strong>in</strong>deren. De gevormde<br />

calciumlignosulfonaten zorgen voor een groter vertragend effect dan<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 32


natriumlignosulfonaten. Door de gevormde calciumlignosulfonaten te behandelen met<br />

natriumsulfaat v<strong>in</strong>dt een ionenuitwissel<strong>in</strong>g plaats. Het calcium-lignosulfonaat wordt<br />

omgezet <strong>in</strong> natriumlignosulfonaat ter vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> gips, wat verwijderd kan worden uit<br />

het lignosulfonaat. (Weerdt & Reynders, 2006)<br />

Werk<strong>in</strong>g<br />

Lignosulfonaten zijn oppervlakteactieve stoffen en kunnen hoofdzakelijk opgedeeld<br />

worden <strong>in</strong> een hydrofoob en een hydrofiel gedeelte zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 5. Het<br />

hydrofoob of waterafstotend deel is onoplosbaar <strong>in</strong> water en keert zich bijgevolg zo ver<br />

mogelijk af <strong>van</strong> het wateroppervlak. Het hydrofiel of wateraantrekkend deel dat<br />

geïoniseerd kan worden, laat toe dat de molecule <strong>in</strong> contact kan blijven met water. Het<br />

hydrofiel deel kan bestaan uit een carboxylaat of een sulfonaatgroep.<br />

Figuur 5 : Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een oppervlakteactieve molecule (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

De moleculen <strong>van</strong> de plastificeerder worden geadsorbeerd aan het oppervlak <strong>van</strong> de<br />

cementkorrels, dit wil zeggen dat de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g ontstaat aan het oppervlak <strong>van</strong> de<br />

cementkorrel zonder dat de hulpstof geadsorbeerd wordt door het cement. (CAE<br />

Nederland, 2007)<br />

Het hydrofoob gedeelte is naar de cementkorrel gericht. Bijgevolg is het negatieve<br />

geladen hydrofiel gedeelte gericht naar de waterzijde. De hulpstof wordt hoofdzakelijk<br />

geadsorbeerd door de positief geladen deeltjes zodat het volledige cementoppervlak<br />

negatief geladen wordt. Het gevolg is dat de cementkorrels zich onderl<strong>in</strong>g afstoten. De<br />

ontvlokk<strong>in</strong>g treedt op en de korrels worden geïndividualiseerd. Dit vergemakkelijkt de<br />

bevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de cementkorrels en verbetert bijgevolg de verwerkbaarheid. De nodige<br />

hoeveelheid water, om eenzelfde verwerkbaarheid te krijgen, verm<strong>in</strong>dert. Het toevoegen<br />

<strong>van</strong> lignosulfonaten heeft een gunstige <strong>in</strong>vloed op de sterkteontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het beton.<br />

(Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Gedrag<strong>in</strong>gen macromolecule<br />

Lignosulfonaten worden wereldwijd gebruikt, maar toch werd lange tijd geen verklar<strong>in</strong>g<br />

gevonden voor het gedrag <strong>van</strong> de lignosulfonaten <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g. Volgens een model uit<br />

1960 <strong>van</strong> Rezanowich en Gor<strong>in</strong>g gedragen ze zich als een sferische microgel. Gor<strong>in</strong>g<br />

verbeterde dit model <strong>in</strong> 1979 en besloot dat de lignosulfonaten schijfvormige moleculen<br />

waren. In 1991 deed Kontturi een studie over lignosulfonaten en besloot dat de<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 33


lignosulfonaten zich gedroegen als niet opgewonden spoelen. De recentste studies<br />

suggereren dan weer dat lignosulfonaten poli-elektrolyten zijn met een lange<br />

doorlopende ruggengraat met daarop korte vertakte zijketens. (Henriksson, G. et al,<br />

2010)<br />

Modificeren <strong>van</strong> lignosulfonaten<br />

Het toevoegen of verwijderen <strong>van</strong> lad<strong>in</strong>gsgroepen is een cruciale parameter om te<br />

overwegen wanneer de macromolecule moet gemodificeerd worden. Het modificeren <strong>van</strong><br />

lignosulfonaten is een recente techniek waar niet alles over gekend is. In deze studie<br />

wordt verder niet <strong>in</strong>gegaan op gemodificeerde lignosulfonaten.<br />

Gemodificeerde lignosulfonaten kunnen <strong>in</strong> de toekomst echter een belangrijke rol spelen<br />

omdat de lignosulfonaten op een natuurlijke manier verkregen kunnen worden en<br />

bijgevolg goedkoop zijn. Hierdoor wordt speelruimte voorzien om de modificatiekost op<br />

te <strong>van</strong>gen. (Cement - Superplasticizer Compatibility, 2003)<br />

3.3.2 Poly-naftaleensulfonaten (PNS) en poly-melam<strong>in</strong>esulfonaten (PMS)<br />

Om een grotere waterreductie te bekomen werd gezocht naar andere alternatieven. Dit<br />

zorgde voor de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> twee groepen niet-hernieuwbare petrochemische<br />

producten: de polynaftaleensulfonaten en de polymelam<strong>in</strong>esulfonaten. De grotere<br />

efficiëntie <strong>van</strong> deze superplastificeerders is toe te schrijven aan de grotere hoeveelheid<br />

geladen groepen per beschikbare positie. Door de grotere hoeveelheid geladen groepen<br />

blijven meer lad<strong>in</strong>gen aanwezig <strong>in</strong> de superplastificeerder na adsorptie op het<br />

cementoppervlak en die kunnen zorgen voor een betere elektrostatische afstot<strong>in</strong>g.<br />

Daarbij komt dat de moleculaire massa meer op maat gemaakt is. Deze<br />

waterreduceerders kunnen zorgen voor een waterreductie <strong>van</strong> 40% waar de<br />

superplastificeerders op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten maar een waterreductie <strong>van</strong> 15%<br />

halen. (Henriksson, G. et al, 2010)<br />

“Superplastificeerders op basis <strong>van</strong> naftaleenformaldehydesulfonzuur en<br />

melam<strong>in</strong>eformalde-hydesulfonzuur zijn polymeren die verkregen worden door een<br />

polycondensatiereactie. Deze condensaten worden wateroplosbaar gemaakt door<br />

het aanbrengen <strong>van</strong> hydrofiele groepen (sulfongroepen). Superplastificeerders op<br />

basis <strong>van</strong> melam<strong>in</strong>esulfonaat geven bij hoge doser<strong>in</strong>g geen nevenwerk<strong>in</strong>gen. Dit is<br />

niet zo bij superplastificeerders op basis <strong>van</strong> naftaleensulfonaat. Bij hoge<br />

doser<strong>in</strong>gen en vooral <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met hoogovencement kunnen vertragende<br />

nevenwerk<strong>in</strong>gen optreden.” (Cools & Labaere, 2010)<br />

In normale doser<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> PMS is amper een kle<strong>in</strong>e vertrag<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g en<br />

hydradatie <strong>van</strong> de C3S op te merken. Mortel met PMS levert een grotere druksterkte dan<br />

referentiemortel zonder PMS. Een dal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de slumpwaarde <strong>van</strong> beton met PMS kan op<br />

verschillende manieren gecontroleerd worden door de toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> diverse vertragers<br />

zoals het zeer efficiënte natriumgluconaat. Dit kan te maken hebben met het vermogen<br />

<strong>van</strong> de natriumgluconaat om te handelen als een goede vertrager op de hydratatie <strong>van</strong><br />

de C3S en als een dispergeermiddel <strong>van</strong> de cementdeeltjes. Mortels die 0,1 tot 0,2%<br />

gluconaat bevatten, hebben een trage b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g en vertonen een lage vroegsterkte. Het<br />

gebruik <strong>van</strong> lagere doser<strong>in</strong>gen of de samenwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> versnellers kan deze problemen<br />

overw<strong>in</strong>nen. (Ramachandran, 1981)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 34


3.3.3 Polycarboxylaat polymeren (PCP)<br />

Polycarboxylaten zijn synthetisch gevormde <strong>hulpstoffen</strong> die bestaan uit een lange<br />

hoofdketen waar zijketens op aangesloten zijn. Daarom worden ze de kamvormige<br />

superplastificeerders genoemd, dit is weergegeven <strong>in</strong> Figuur 6. De hoofdketen wordt<br />

gevormd door polymerisatie <strong>van</strong> verschillende v<strong>in</strong>yl monomeren. In Figuur 7 wordt een<br />

chemische samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een v<strong>in</strong>yl monomeer weergegeven. De zijketens bestaan uit<br />

polyethyleen oxiden (polyethers) die aangebracht worden op de hoofdketen en goed<br />

oplosbaar zijn. Door de aanzienlijke keuze <strong>in</strong> v<strong>in</strong>yl monomeren en polyethyleen oxiden<br />

kan een one<strong>in</strong>dig gamma aan polycarboxylaten gegenereerd worden. (Weerdt &<br />

Reynders, 2006) Testresultaten hebben aangetoond dat PCP het uithard<strong>in</strong>gsproces<br />

vertraagt, de verwerkbaarheid verbetert en de sterkte net na vervaardigen verm<strong>in</strong>dert.<br />

(Civil Eng<strong>in</strong>eer<strong>in</strong>g Department Dokuz Eylul university, 2011)<br />

Figuur 6: Chemische structuur <strong>van</strong> een superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat (Laboratoire de technologie des<br />

poudres)<br />

Figuur 7: V<strong>in</strong>ylmonomeer (Weerdt & Reynders, 2006)<br />

De werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerders <strong>van</strong> de derde generatie kan terug gebracht worden<br />

tot drie pr<strong>in</strong>cipes:<br />

- Verhogen <strong>van</strong> de ionisatiegraad waardoor deeltjes elkaar sterker gaan afstoten;<br />

- Verlagen <strong>van</strong> de oppervlaktespann<strong>in</strong>g waarbij een beter smerend effect bekomen<br />

wordt;<br />

- Sterische h<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g (de staarten, dit zijn ketens <strong>van</strong> ethyleenoxide, verh<strong>in</strong>deren<br />

de deeltjes om dichter bij elkaar te komen). (Geyter, 2002)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 35


Werk<strong>in</strong>g<br />

Superplastificeerders op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat polymeren hebben hun werk<strong>in</strong>g te<br />

danken aan de polycarboxylaatethermolecule. Deze molecule is complex, flexibel <strong>van</strong><br />

opbouw en bevat meerdere functiegroepen met verschillende ketenlengtes zoals<br />

hierboven beschreven. De polycarboxylaatethermolecule is opgebouwd uit een hydrofobe<br />

carboxylgroep en een hydrofiele ethergroep. Dit kan zorgen voor een luchtbelvormende<br />

luchtbelvorm<strong>in</strong>g zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 8. Deze niet reactieve molecule wordt op<br />

twee manieren geactiveerd.<br />

Figuur 8: Vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> luchtbellen <strong>in</strong> het beton door de carboxylgroepen (Cools & Labaere, 2010)<br />

De eerste activer<strong>in</strong>g gebeurt door het contact met water waardoor de hydrofiele kant zich<br />

richt naar water. Dit zorgt voor een dal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> oppervlaktespann<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het water.<br />

Bijgevolg worden zeer gemakkelijk luchtbellen <strong>in</strong>gesloten <strong>in</strong> het beton zoals eerder<br />

uitgelegd <strong>in</strong> punt 2.1 (werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> luchtbelvormer). Wanneer water en hulpstof<br />

toegevoegd worden aan het beton richten de hydrofobe delen, die naar lucht gericht<br />

waren, zich stapsgewijs naar het cement waardoor de hydrofiele polycarboxylaatdeeltjes<br />

geactiveerd worden. Deze activatie <strong>van</strong> de eerste polycarboxylaatmoleculen wordt<br />

weergegeven op de afbeeld<strong>in</strong>g rechts <strong>in</strong> Figuur 9.<br />

Figuur 9: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een SPL <strong>van</strong> de vierde generatie (Cools & Labaere, 2010)<br />

De tweede activer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de polycarboxylaatmolecule gebeurt tijdens de hydratatie <strong>van</strong><br />

het cement. Als gevolg <strong>van</strong> de cementhydratatie stijgt de alkaliteit <strong>van</strong> het mengsel.<br />

Hierdoor daalt het aantal aanwezige waterstofatomen <strong>in</strong> het mengsel gevoelig. De<br />

hulpstofmoleculen bev<strong>in</strong>den zich <strong>in</strong> een m<strong>in</strong>der waterrijke omgev<strong>in</strong>g waardoor de<br />

luchtbellen zich makkelijker zullen ontsnappen en meer polycarboxylaatmoleculen<br />

geactiveerd worden. Hierdoor zal de terugloop <strong>van</strong> de verwerkbaarheid verm<strong>in</strong>deren. De<br />

geactiveerde polycarboxylaatethermoleculen kunnen zich op hun beurt hechten aan het<br />

cement en zorgen voor een elektrostatische en sterische afstot<strong>in</strong>g. Dit wordt<br />

weergegeven <strong>in</strong> de afbeeld<strong>in</strong>g l<strong>in</strong>ks <strong>van</strong> Figuur 9.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 36


Adsorptiegedrag<br />

Het is experimenteel en theoretisch bewezen dat polycarboxylaten die <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g zijn,<br />

kunnen zorgen voor twee verschillende regimes <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> de oppervlaktebedekk<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> het cement. Dit is te zien op Figuur 10 op pag<strong>in</strong>a 39. Bij een lage oppervlaktebedekk<strong>in</strong>g<br />

door geadsorbeerde polymeren werken de moleculen onafhankelijk <strong>van</strong><br />

elkaar. Dit wordt het paddenstoelregime (mushroom) genoemd. Dit regime is te<br />

vergelijken met een verdunde oploss<strong>in</strong>g. Wanneer de oppervlaktebedekk<strong>in</strong>g stijgt,<br />

overlappen de polymeren elkaar en werken ze niet meer onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar. Het<br />

borstelregime (brush) wordt <strong>in</strong>gesteld en kan worden vergeleken met een licht verdunde<br />

oploss<strong>in</strong>g. Dit regime kan verwacht worden bij polycarboxylaten met een relatief korte<br />

ruggengraat en zeer lang zijketens.<br />

Het punt waar overgegaan wordt <strong>van</strong> het ene naar het andere regime, komt overeen met<br />

het m<strong>in</strong>imum aan hulpstof dat nodig is om het cementoppervlak volledig te bedekken. De<br />

waarschijnlijkheid <strong>van</strong> overgang tussen deze twee regimes kan bepaald worden door<br />

gebruik te maken <strong>van</strong> de Gay en Raphaël aanpak. Deze aanpak houdt reken<strong>in</strong>g met de<br />

grootte en vorm <strong>van</strong> de polymeren. Atomic force microscopy kan helpen om de dikte <strong>van</strong><br />

de laag waarover de hulpstof wordt geadsorbeerd, te bepalen en laat toe om een<br />

vergelijk<strong>in</strong>g te maken tussen de theoretisch dikte <strong>van</strong> de geadsorbeerde laag en de<br />

praktische. (Laboratoire de technologie des poudres)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 37


3.4 Vergelijk<strong>in</strong>g tussen soorten<br />

3.4.1 Kostprijs<br />

In Tabel 1 wordt weergegeven dat superplastificeerder op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten veel<br />

goedkoper is dan de andere soorten. Dit is meteen de reden waarom het mogelijk is om<br />

deze <strong>hulpstoffen</strong> te modificeren. De andere superplastificeerders zijn afkomstig uit het<br />

petrochemisch proces dat afhankelijk is <strong>van</strong> de prijzen <strong>van</strong> ruwe olie. Aangezien de<br />

olieprijzen de laatste jaren blijven stijgen, is het aangewezen om op zoek te gaan naar<br />

een verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de lignosulfonaten door biotechnologische methoden toe te passen<br />

zoals enzymatische behandel<strong>in</strong>gen. Een tweede groot voordeel hierbij is dat <strong>hulpstoffen</strong><br />

op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten afkomstig zijn uit de pulpproductie. Dit is een hernieuwbaar<br />

en duurzame bron <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot de andere soorten.<br />

Tabel 1: Kostenvergelijk<strong>in</strong>g superplastificeerders (Cement - Superplasticizer Compatibility, 2003)<br />

3.4.2 B<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsvertrag<strong>in</strong>g<br />

Type hulpstof Relatieve kost<br />

Lignosulfonaten 1<br />

Poly naftaleensulfonaten 2<br />

Poly melam<strong>in</strong>esulfonaten 4<br />

Polycarboxylaten 4<br />

Lignosulfonaten vertragen de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g meer dan superplastificeerders op basis <strong>van</strong><br />

naftaleen. Gewijzigde lignosulfonaten hebben een sterk vertragend effect <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g<br />

met polycarboxylaten en poly-naftaleensulfonaten. Van <strong>hulpstoffen</strong> op basis <strong>van</strong><br />

lignosulfonaten is al langer geweten dat resterende zaken zoals suikers en de bijhorende<br />

zouten slechts gedeeltelijk verantwoordelijk zijn voor het vertragend effect. Absorptie,<br />

complexvorm<strong>in</strong>g, vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> neerslag en nucleatie dragen eveneens bij tot het<br />

vertragend effect op de cementhydratatie. De remm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> nucleatie en de groei <strong>van</strong> de<br />

kristallijne hydroxide als gevolg <strong>van</strong> de adsorptie <strong>van</strong> organische verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen werd<br />

voorgesteld als een remmende functie <strong>van</strong> C3S-hydratatie.<br />

Het ontstaan <strong>van</strong> een laag neergeslagen calciumzout op de watervrije alkalische<br />

cementverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen werd gedeeltelijk verantwoordelijk gesteld voor de vertraagde<br />

hydratatiereactie. (Zhang, 2010)<br />

3.4.3 Adsorptiehoeveelheid en dikte <strong>van</strong> de geadsorbeerde laag<br />

De meest gebruikte manier om het adsorptiegedrag <strong>van</strong> een superplastificeerder te<br />

meten is de volgende: een superplastificeerder wordt <strong>in</strong> contact gebracht met een poeder<br />

(MgO) en na een bepaalde tijd wordt het vast gedeelte gescheiden <strong>van</strong> het vloeibare<br />

door middel <strong>van</strong> een filtratie. Op die manier kan de hoeveelheid geadsorbeerde<br />

superplastificeerder bepaald worden.<br />

Uit een vergelijk<strong>in</strong>g tussen het adsorptiegedrag <strong>van</strong> superplastificeerder op basis <strong>van</strong><br />

lignosulfonaten en superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaten kan vastgesteld<br />

worden dat lignosulfonaten duidelijk beter geadsorbeerd worden dan polycarboxylaten.<br />

Dit is met zekerheid het gevolg <strong>van</strong> de veel compactere vorm <strong>van</strong> lignosulfonaten.<br />

Wanneer de polycarboxylaten onderl<strong>in</strong>g werden vergeleken, werd vastgesteld dat<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 38


superplastificeerders met langere hoofd- en zijketens meer werden geadsorbeerd door<br />

het cement dan superplastificeerders met kortere ketens.<br />

Geadsorbeerde superplastificeerder (mg/g)<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

0 2 4 6 8 10<br />

Toegevoegde superplastificeerder (mg polymeer / g poeder)<br />

Figuur 10: Adsorptie isothermen <strong>van</strong> drie verschillende PCP’s en twee LS’s. De adsorptie isothermen worden benaderd<br />

met een l<strong>in</strong>eaire en een hyperbolische functie. (Laboratoire de technologie des poudres)<br />

De absorptiecurves uit Figuur 10 bevatten een deel waar<strong>van</strong> de absorptie recht evenredig<br />

is met de hoeveelheid toegevoegde superplastificeerder. Dit deel komt overeen met het<br />

paddenstoelregime (mushroom regime) hierboven beschreven. Bij hogere concentraties<br />

gaat het l<strong>in</strong>eair gedeelte over <strong>in</strong> een parabolisch gedeelte dat overeenkomt met het<br />

borstelregime (brush regime). Bij nog hogere concentraties wordt een plateau bereikt.<br />

Dit wil zeggen dat alle beschikbare vrije oppervlakte bedekt is met een laag polymeermolecules.<br />

Het overgangspunt tussen het brush regime en het mushroom regime komt<br />

overeen met de m<strong>in</strong>imale hoeveelheid hulpstof die nodig is om een volledige<br />

oppervlaktebedekk<strong>in</strong>g te verkrijgen. Dit duidt op de beste hulpstofefficiëntie. Onvolledige<br />

bedekk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het oppervlak is het gevolg <strong>van</strong> het te we<strong>in</strong>ig toevoegen <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong><br />

en kan leiden tot grote variaties <strong>in</strong> verwerkbaarheid. De belangrijkste factor tot de<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> een plateau is de molaire massa verdel<strong>in</strong>g. Als het absorptiegedrag<br />

afhankelijk is <strong>van</strong> de molaire massa, is meestal geen plateau aanwezig.<br />

De hell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het l<strong>in</strong>eaire gebied <strong>van</strong> de adsorptiecurve wordt de aff<strong>in</strong>iteit genoemd en<br />

is een kwalitatieve maat voor de adsorptie <strong>van</strong> vrije energie. De aff<strong>in</strong>iteit is sterk voor<br />

superplastificeerders zoals MLS, PNS, PMS, POEP en m<strong>in</strong>der voor PCP. (Laboratoire de<br />

technologie des poudres)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 39<br />

PC-1<br />

PC-2<br />

PC-3<br />

LS-1<br />

LS-2<br />

LS-3


3.5 Interactie tussen superplastificeerder en cement<br />

Zoals eerder vermeld, wordt de superplastificeerder geadsorbeerd door het cement. Dit<br />

cement ondergaat een hydratatieproces wanneer het <strong>in</strong> contact komt met water.<br />

Wanneer het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen gevarieerd wordt, is de samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het<br />

cement op de verschillende tijdstippen anders. In deze paragraaf wordt dieper <strong>in</strong>gegaan<br />

op het cementhydratatieproces en de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder om de <strong>in</strong>teractie tussen de superplastificeerder en het cement beter<br />

te begrijpen.<br />

3.5.1 Het cementhydratatieproces<br />

De hydratatiereactie beg<strong>in</strong>t wanneer water en cement met elkaar <strong>in</strong> contact komen. Deze<br />

reactie zorgt niet enkel voor de omzett<strong>in</strong>g <strong>van</strong> reactieproducten <strong>in</strong> reagentia, maar ook<br />

voor de overgang <strong>van</strong> een energierijke naar een energiearmere toestand. Dit gaat<br />

gepaard met het vrijkomen <strong>van</strong> energie, m.a.w. de hydratatie exotherme reactie. Door<br />

de hoeveelheid warmte die vrijkomt op te meten op variërende tijdstippen, kan<br />

nagegaan worden op welke tijdstippen de grootste omzett<strong>in</strong>gen gebeuren. In Figuur 11<br />

kan afgelezen worden wanneer de meeste reacties plaatsv<strong>in</strong>den tijdens het hydrateren<br />

<strong>van</strong> hoogovencement.<br />

Figuur 11: Warmteontwikkel<strong>in</strong>g bij hydratatiereactie (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Bij het opmeten <strong>van</strong> de warmteproductie tijdens het hydratatieproces <strong>van</strong><br />

hoogovencement worden drie pieken vastgesteld. De eerste piek v<strong>in</strong>dt plaats zeer kort<br />

na het <strong>in</strong> contact komen <strong>van</strong> cement en water. Deze piek komt vooral overeen met de<br />

hydratatie <strong>van</strong> calciumalum<strong>in</strong>aten (C3A) (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009). Dit is vast te<br />

stellen uit Tabel 2 want de meeste warmte komt vrij bij de reactie <strong>van</strong> C3A. Vanwege de<br />

hoge reactiviteit <strong>van</strong> de C3A worden veel reactieproducten gevormd. Het C3A reageert<br />

met CaSO4 dat aanwezig is <strong>in</strong> het cement voor de vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> producten die bestaan uit<br />

alum<strong>in</strong>aat-sulfaat producten. Deze producten zijn ettr<strong>in</strong>giet en monosulfoalum<strong>in</strong>aat.<br />

Hieruit kan besloten worden dat sulfaten een cruciale rol spelen <strong>in</strong> de vroege hydratatie.<br />

(Jolicoeur & Simard, 1998)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 40


Tabel 2: Vrijgekomen energie bij hydratatie portlandcement (Jolicoeur & Simard, 1998)<br />

Na de eerste piek volgt de zogenaamde <strong>in</strong>ductieperiode of dormante (slapende) periode.<br />

Die duurt doorgaans 1 tot 2 uur. Na deze periode volgt een tweede piek, die toe te<br />

schrijven is aan de hydratatie <strong>van</strong> calciumsulfaten (C3S). Uit Tabel 2 kan vastgesteld<br />

worden dat de vrijgekomen energie lager is dan bij de eerste piek en met veel zekerheid<br />

afkomstig is <strong>van</strong> de hydratatie <strong>van</strong> de calciumsilicaten. Deze hydratatie zorgt voor de<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de vroege sterkte <strong>van</strong> het beton. Bij hoogovencement volgt nog een<br />

derde piek bij de hydratatie <strong>van</strong> hoogovenslakken. Wanneer portlandcement gebruikt<br />

wordt, is bijgevolg geen sprake <strong>van</strong> een derde piek.<br />

3.5.2 Interactie <strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> het cement hydratatieproces<br />

Chemische <strong>hulpstoffen</strong> kunnen de cementhydratatie en de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g op verschillende<br />

manieren beïnvloeden. Eerst en vooral kunnen de <strong>hulpstoffen</strong> de vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een<br />

beschermende cementhydraatlaag op de cementkorrels bemoeilijken en de<br />

eigenschappen er<strong>van</strong> veranderen. Ten tweede kunnen <strong>hulpstoffen</strong> die zich nog <strong>in</strong> de<br />

poriënoploss<strong>in</strong>g bev<strong>in</strong>den bij het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de acceleratieperiode, een <strong>in</strong>vloed hebben op<br />

het verder cement hydratatieproces. Een overzicht <strong>van</strong> de belangrijkste fysischchemische<br />

effecten die voorkomen, wordt hieronder schematisch geïllustreerd <strong>in</strong> Figuur<br />

12. Hulpstoffen-cement <strong>in</strong>teracties zijn het best te beschrijven als <strong>in</strong>teracties tussen de<br />

<strong>hulpstoffen</strong> en de gehydrateerde cement. (Jolicoeur & Simard, 1998)<br />

Oppervlakte adsorptie<br />

De meeste organische <strong>hulpstoffen</strong> die toegevoegd worden <strong>in</strong> cementpasta’s, vertonen de<br />

neig<strong>in</strong>g om een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g aan te gaan met het cementoppervlak of met de<br />

hydratatieproducten. In Figuur 12 a wordt de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g <strong>van</strong> twee verschillende soorten<br />

chemische <strong>hulpstoffen</strong> uitgelegd. De eerste soort hulpstof bestaat hoofdzakelijk uit<br />

organische moleculen die geladen groepen bevatten (COO - , SO3 - ). Deze <strong>hulpstoffen</strong><br />

kunnen een <strong>in</strong>teractie ondergaan door middel <strong>van</strong> elektrostatische krachten met het<br />

cementoppervlak of met polaire hydratatieproducten. Een typisch voorbeeld <strong>van</strong> dit soort<br />

hulpstof is bijvoorbeeld de superplastificeerder op basis <strong>van</strong> lignosulfonaat. Een tweede<br />

soort <strong>hulpstoffen</strong> bestaat voor het grootste deel uit hydrofobe groepen. Het hydrofoob<br />

deel ondergaat de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g met het cement of de hydratatieproducten. Onder dit soort<br />

<strong>hulpstoffen</strong> vallen de luchtbelvormers.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 41


Figuur 12: Werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de SPL. (a) absorptie op het grensvlak cement-water. (b) elektrostatische afstot<strong>in</strong>g tussen twee<br />

naburige cementdeeltjes (Jolicoeur & Simard, 1998)<br />

Gevolgen <strong>van</strong> de adsorptie <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> voor oppervlakte eigenschappen<br />

De geadsorbeerde hulpstof wijzigt de eigenschappen <strong>van</strong> het cementoppervlak, bijgevolg<br />

verandert de <strong>in</strong>teractie tussen het cement en de opgeloste stoffen alsook de <strong>in</strong>teractie<br />

tussen onderl<strong>in</strong>ge cementdeeltjes. Geadsorbeerde oppervlaktestoffen (luchtbelvormers)<br />

en polymeren (superplastificeerders) dragen een negatief geladen deel over naar het<br />

cementoppervlak. Deze overdracht leidt tot elektrostatische afstot<strong>in</strong>g tussen naast elkaar<br />

gelegen cementdeeltjes en draagt bij tot een verhoogde verspreid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

cementdeeltjes zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 12 b. In het geval <strong>van</strong> polymeermoleculen<br />

met een grotere molaire massa zal de sterische h<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g leiden tot een extra afstot<strong>in</strong>g<br />

met een kort bereik. De sterische h<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g en de elektrostatische kracht dragen beiden<br />

bij tot de vloeibaarheid <strong>van</strong> de cementpasta.<br />

Hulpstoffen op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten, poly-naftaleensulfonaten poly-<br />

melam<strong>in</strong>esulfonaten bevatten de geladen groep SO4 2- . Dit zorgt voor een elektrostatische<br />

afstot<strong>in</strong>g. Hulpstoffen op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat hebben grotere moleculaire massa’s<br />

en m<strong>in</strong>der geladen groepen. Bijgevolg wordt de ontvlokk<strong>in</strong>g hier bekomen door sterische<br />

verh<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g. De cementkorrels kunnen niet dicht genoeg bij elkaar komen om vlokken<br />

te vormen door de samenwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> elektrostatisch afstot<strong>in</strong>g en sterische verh<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g.<br />

(Aïtc<strong>in</strong> & M<strong>in</strong>dess, 2011)<br />

Chemische processen tijdens adsorptie <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong><br />

De organische moleculen <strong>van</strong> de chemisch geadsorbeerde hulpstof reageren op specifieke<br />

plaatsen zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 13. Op het cementoppervlak bev<strong>in</strong>den zich immers<br />

reactieve en m<strong>in</strong>der reactieve plaatsen. De aanwezige SO4 2- –ionen die <strong>in</strong> relatief grote<br />

mate aanwezig zijn <strong>in</strong> gesulfoneerde superplastificeerders, reageren bij voorkeur met de<br />

alum<strong>in</strong>aten die zich op het cementoppervlak bev<strong>in</strong>den. Op plaatsen waar m<strong>in</strong>der<br />

alum<strong>in</strong>aten aanwezig zijn, zal bijgevolg m<strong>in</strong>der reactie plaatsv<strong>in</strong>den. De specifieke<br />

hulpstof-cement <strong>in</strong>teracties kunnen een diepgaande <strong>in</strong>vloed uitoefenen op de<br />

cementhydratiegraad <strong>van</strong>af het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> het hydratatieproces.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 42


Figuur 13: Sterische plaats<strong>in</strong>name (Jolicoeur & Simard, 1998)<br />

Ten tweede kunnen organische <strong>hulpstoffen</strong> zoals suikers en waterstofcarboxylzuren ionen<br />

zoals Ca 2+ helpen om <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g te komen door complexvorm<strong>in</strong>g zoals weergegeven <strong>in</strong><br />

Figuur 14 e. Enerzijds kunnen complexvorm<strong>in</strong>gsreacties de ontb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gsprocessen en de<br />

reactiesnelheden vergroten. Een typisch voorbeeld hier<strong>van</strong> is de suikeradsorptie op C3A.<br />

Anderzijds komt een grotere concentratie aan ionen <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g die het neerslaan <strong>van</strong><br />

onoplosbare hydraten vertragen (C-S-H). Het grote voordeel aan complexvorm<strong>in</strong>gsreacties<br />

is dat hun <strong>in</strong>vloed verdwijnt zodra de hulpstof is verbruikt.<br />

Figuur 14: (e) Complexvorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ionische delen. (f) structureel wijzig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> morfologie <strong>van</strong> de hydraatdeeltjes door<br />

de aanwezigheid <strong>van</strong> organische moleculen (Jolicoeur & Simard, 1998)<br />

Een derde <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de hulpstof tijdens de cement hydratatiereactie is dat, <strong>in</strong><br />

aanwezigheid <strong>van</strong> organische moleculen op het vast raakvlak tussen cement en de<br />

oploss<strong>in</strong>g, een verh<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g kan zijn <strong>van</strong> kristalnucleatie (overgang <strong>van</strong> een molecule<br />

naar een andere fase om stabieler te zijn) en <strong>van</strong> aangroei <strong>van</strong> reactieproducten. Aan de<br />

andere kant kan de aanwezigheid <strong>van</strong> organische moleculen leiden tot structurele<br />

wijzig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> morfologie <strong>van</strong> de hydraatdeeltjes, te zien op Figuur 14. Het enige wat niet<br />

vertraagd wordt door de adsorptie <strong>van</strong> hulpstof, is de vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ettr<strong>in</strong>giet. (Jolicoeur &<br />

Simard, 1998)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 43


3.6 Invloed wijzigen <strong>van</strong> parameters<br />

3.6.1 Invloed <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op de verwerkbaarheid bij verschillende<br />

hulpstofdoser<strong>in</strong>gen<br />

Een superplastificeerder heeft als hoofddoel om de verwerkbaarheid <strong>van</strong> een<br />

betonmengsel te verbeteren. Het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen en de doser<strong>in</strong>g kan echter<br />

veranderd worden. In de afdel<strong>in</strong>g chemie <strong>van</strong> de universiteit <strong>in</strong> Taiwan werd onderzocht<br />

wat de <strong>in</strong>vloed is <strong>van</strong> beide parameters op de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het betonmengsel.<br />

Tijdens het onderzoek werd beton gemaakt waarbij telkens een verschillende hoeveelheid<br />

superplastificeerder toegevoegd werd op basis <strong>van</strong> naftaleen. Het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip was<br />

variabel tussen 0 en 60 m<strong>in</strong>uten. Telkens na het toevoegen werd het mengsel nog vijf<br />

m<strong>in</strong>uten gemengd. Vervolgens werd een rustpauze <strong>van</strong> drie m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong>gevoegd waarna<br />

nog eens 4 m<strong>in</strong>uten gemengd werd. De verwerkbaarheid <strong>van</strong> het beton, die weergegeven<br />

wordt <strong>in</strong> Figuur 15, werd bepaald door de slumptest uit te voeren. De slumpwaarden<br />

werden uitgezet <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip en de volgende grafiek werd<br />

bekomen:<br />

Figuur 15: Effect <strong>van</strong> het variabele toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip bij verschillende doser<strong>in</strong>gen op de slump (Kung-Chung, Jih-Jen,<br />

Sheng-Da, & Yuan-Cheng, 1999)<br />

De onderzoekers kwamen logischerwijze tot de vaststell<strong>in</strong>g dat de slumpwaarden hoger<br />

liggen als de doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder hoger ligt. Een tweede vaststell<strong>in</strong>g was<br />

dat het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip bij een doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 2% hulpstof we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong>vloed had op de<br />

slumpresultaten. Voor lagere percentages aan hulpstof werd vastgesteld dat de<br />

slumpwaarden afhankelijk waren <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip. De verwerkbaarheid neemt<br />

sterk af bij een stijgend toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip bij een concentratie <strong>van</strong> 0,5%. Een derde<br />

vaststell<strong>in</strong>g is het buigpunt na 10 à 15 m<strong>in</strong>uten. Dit komt overeen met het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de<br />

natte fase. Als de hulpstof later toegevoegd wordt, wordt een veel lagere slumpwaarde<br />

bekomen. (Kung-Chung, Jih-Jen, Sheng-Da, & Yuan-Cheng, 1999)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 44


3.6.2 Invloed <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op het adsorptiegedrag <strong>van</strong> cement<br />

Het moment <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> een superplastificeerder is <strong>van</strong> essentieel belang voor de<br />

hoeveelheid geadsorbeerde superplastificeerder. Die wordt namelijk geadsorbeerd op de<br />

cementkorrels die deelnemen aan het hydratatieproces. Dit zorgt voor een veranderende<br />

samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het cement en dat beïnvloedt het adsorptiegedrag <strong>van</strong> het cement.<br />

In een onderzoek, uitgevoerd door de afdel<strong>in</strong>g chemie aan de universiteit <strong>van</strong> Taiwan,<br />

werd onderzocht wat de <strong>in</strong>vloed is <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip <strong>van</strong> de superplastificeerder<br />

op het adsorptiegedrag <strong>van</strong> cement. Om ervoor te zorgen dat de cementdeeltjes elkaars<br />

absorptiegedrag niet zouden beïnvloeden, werd gebruik gemaakt <strong>van</strong> een verdund<br />

cementmengsel. De onderzoekers hielden reken<strong>in</strong>g met het feit dat, wanneer de<br />

concentratie aan cement kle<strong>in</strong>er is dan 1 g per liter, de hydratatie-eigenschappen <strong>van</strong> het<br />

cement enorm veranderen. Daarom werd <strong>in</strong> deze studie één gram cement gemengd met<br />

500 ml water. Daarna werd 100 ml waterige superplastificeerder op basis <strong>van</strong> naftaleen<br />

toegevoegd op verschillende tijdtippen. Het mengsel werd gemixt en op sommige<br />

tijdstippen werd een staal genomen om de aanwezige concentratiehulpstof te bepalen.<br />

Zo werden de volgende curven uitgezet.<br />

Figuur 16: Effect <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gtijdstip op de adsorptie <strong>van</strong> SNF ([SNF] i = 50ppm) (Kung-Chung, Jih-Jen, Sheng-Da, &<br />

Yuan-Cheng, 1999)<br />

In Figuur 16 kan waargenomen worden dat de geadsorbeerde hoeveelheid<br />

superplastificeerder daalt bij een stijgend toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip. Deze dal<strong>in</strong>g is duidelijk<br />

groter tijdens de eerste 30 m<strong>in</strong>uten <strong>van</strong> het hydratatieproces dan tijdens de<br />

daaropvolgende 30 m<strong>in</strong>uten. Een tweede waarnem<strong>in</strong>g is dat de adsorptie opnieuw eerst<br />

l<strong>in</strong>eair gebeurd, daarna exponentieel en vervolgens een plafond bereikt bij elk tijdstip<br />

<strong>van</strong> toevoegen.<br />

Volgens Uchikawa et al. kan een verklar<strong>in</strong>g voor de dalende hoeveelheid geadsorbeerde<br />

superplastificeerder gevonden worden <strong>in</strong> de veranderende C3A concentratie. Bij<br />

toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof bij tijdstip nul is de concentratie aan C3A nog volledig<br />

aanwezig. De C3A adsorbeert een groot deel <strong>van</strong> de aanwezige hulpstof zodat meer moet<br />

toegevoegd worden. Wanneer het hydratatieproces al een tijd bezig is, werd al een<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 45


ettr<strong>in</strong>gietlaagje gevormd op het oppervlak <strong>van</strong> de cementkorrels. Volgens Collepardi<br />

zorgt dit geprehydrateerde oppervlak ervoor dat m<strong>in</strong>der hulpstof geadsorbeerd wordt.<br />

Om de gemeten waarden te bevestigen werd hetzelfde onderzoek nog eens herhaald,<br />

maar dan met een m<strong>in</strong>der verdund cementmengsel. Resultaten <strong>van</strong> deze proef worden<br />

weergegeven <strong>in</strong> Figuur 17.<br />

Figuur 17: Effect <strong>van</strong> het toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op de adsorptie <strong>van</strong> SNF ([SNF] i = 200ppm) (Kung-Chung, Jih-Jen, Sheng-Da,<br />

& Yuan-Cheng, 1999)<br />

Het absorptiegedrag bij beide onderzoeken bleek ongeveer hetzelfde te zijn. De verdunde<br />

oploss<strong>in</strong>g geeft geen vertekend beeld. Uit de resultaten <strong>van</strong> de twee onderzoeken bleek<br />

ook dat de adsorptie na ongeveer tien m<strong>in</strong>uten beë<strong>in</strong>digd was bij toevoeg<strong>in</strong>gstijdstippen<br />

die niet gelijk zijn aan 0 m<strong>in</strong>uten. Bij toevoeg<strong>in</strong>g op tijdstip 0 duurt het ongeveer 20<br />

m<strong>in</strong>uten vooraleer de concentratie constant is. (Kung-Chung, Jih-Jen, Sheng-Da, & Yuan-<br />

Cheng, 1999)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 46


3.7 Certificer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong><br />

Voor uitgebreide <strong>in</strong>formatie over certificer<strong>in</strong>g en toepass<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> wordt<br />

verwezen naar het toepass<strong>in</strong>gsreglement <strong>van</strong> de certificatie-<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g “Nationaal Centrum<br />

voor Wetenschappelijk Onderzoek der Cementnijverheid” (OCCN). Het<br />

toepass<strong>in</strong>gsreglement vervolledigt de bepal<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> het certificatiereglement voor<br />

producten betreffende het gebruik <strong>van</strong> het BENOR-merk omtrent <strong>hulpstoffen</strong> conform de<br />

norm NBN EN 934-2:2004. Het reglement is enkel <strong>van</strong> toepass<strong>in</strong>g op <strong>hulpstoffen</strong> die de<br />

CE-marker<strong>in</strong>g dragen. De productie <strong>van</strong> de <strong>hulpstoffen</strong> dient aan alle eisen <strong>van</strong> deze<br />

attester<strong>in</strong>g te voldoen. (CRIC-OCCN, 2008)<br />

Figuur 18: Certificatie-<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g (CRIC-OCCN, 2008)<br />

Enkele beschikbare normen over <strong>hulpstoffen</strong> zijn :<br />

- NBN EN 934-2:2004<br />

- NBN EN 934-3: Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel - Deel 3:<br />

Hulpstoffen voor metselmortel – Def<strong>in</strong>ities, eisen, overeenkomstigheid,<br />

marketer<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g, 2004.<br />

- NBN EN 934-4: Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel – Deel 4:<br />

Hulpstoffen voor <strong>in</strong>jectiemortel voor voorspankabels – Def<strong>in</strong>ities, eisen,<br />

conformiteit, marker<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g, 2001.<br />

- NBN EN 934-5: Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel – Deel 5:<br />

Hulpstoffen voor spuitbeton – Def<strong>in</strong>ities, eisen, conformiteit, merken en labels,<br />

2008.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 47


4 Granulaat<br />

Recyclagegranulaten hebben andere eigenschappen dan kalksteengranulaten waardoor<br />

de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder beïnvloed kan worden. In dit hoofdstuk wordt<br />

dieper <strong>in</strong>gegaan op de verschillen tussen kalksteengranulaat en pu<strong>in</strong>granulaat. De<br />

mogelijke oorzaken waardoor de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerders beïnvloed kan<br />

worden, zullen belicht worden.<br />

4.1 Algemeenheden pu<strong>in</strong>recyclage<br />

4.1.1 Wat is bouw- en sloopafval<br />

Bouw- en sloopafval is de verzamelnaam voor alle afvalstoffen afkomstig <strong>van</strong> het<br />

bouwen, renoveren en slopen <strong>van</strong> gebouwen en constructies of bij de aanleg en opbraak<br />

<strong>van</strong> wegen en verhard<strong>in</strong>gen. Het bouw- en sloopafval behoort tot de grootste<br />

afvalstromen <strong>in</strong> Vlaanderen. De jaarlijkse productie <strong>van</strong> bouw- en sloopafval <strong>in</strong><br />

Vlaanderen bedraagt ongeveer 11 miljoen ton. (OVAM, 2010)<br />

Bij afbraak- en renovatiewerken <strong>van</strong> bouwwerken ontstaat het grootste aandeel aan<br />

bouw- en sloopafval. In Europa komen 40 tot 50% <strong>van</strong> alle afvalstoffen vrij bij het<br />

bouwen en slopen. (OVAM, 2010)<br />

Sloopafval bestaat voor het overgrote deel uit de steenachtige (95%) en nietsteenachtige<br />

fractie (5%). De steenachtige fractie is een <strong>in</strong>erte fractie die ondermeer<br />

bestaat uit:<br />

- Betonpu<strong>in</strong>;<br />

- Metselwerkpu<strong>in</strong>;<br />

- Mengpu<strong>in</strong>;<br />

- Keramiek en/of natuursteen.<br />

De niet-steenachtige fractie bestaat uit de overige bouwproducten zoals hout, kunststof,<br />

oude metalen, …<br />

In dit onderzoek wordt gewerkt met betonpu<strong>in</strong>. Dit type granulaat behoort tot de nietsteenachtig<br />

pu<strong>in</strong> wat dan weer behoort tot het sloopafval. (OVAM, 2010)<br />

4.1.2 Economisch aspect <strong>van</strong> recyclage<br />

De verhoud<strong>in</strong>g prijs - kwaliteit zal de doorslag geven bij de keuze tussen een primair en<br />

een secundair granulaat. Daar het milieuaspect de laatste jaren een belangrijke rol speelt<br />

omtrent ontg<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g, wordt meer onderzoek gedaan rond recyclagemateriaal. Dit zorgt<br />

ervoor dat recyclagegranulaten meer en meer aanzien worden als mogelijke ver<strong>van</strong>ger<br />

<strong>van</strong> natuurlijk granulaat. Het is wel noodzakelijk dat de recyclagegranulaten voldoen aan<br />

technische eisen die ook gesteld worden voor de natuurlijke granulaten.<br />

Een belangrijke factor <strong>in</strong> het prijsverschil tussen recyclagematerialen en natuurlijke<br />

granulaten is het transport <strong>van</strong> de granulaten. Primaire granulaten moeten veelal <strong>van</strong>uit<br />

andere landen <strong>in</strong>gevoerd worden waardoor de transportafstand aanzienlijk hoger ligt dan<br />

bij het transport <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten. Het voordeel <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten is dat deze<br />

gemakkelijk verkrijgbaar zijn <strong>in</strong> Vlaanderen. Daardoor zal de kostprijs <strong>van</strong> transport <strong>van</strong><br />

natuurlijke granulaten hoger liggen dan pu<strong>in</strong>granulaten.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 48


Hergebruik <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten op de werf kan de transportkosten drukken. Daarbij moet<br />

reken<strong>in</strong>g gehouden worden met een andere kost, namelijk de kosten <strong>van</strong> gebruik en<br />

transport <strong>van</strong> een mobiele breek<strong>in</strong>stallatie. Deze breekwerf kan gecomb<strong>in</strong>eerd worden<br />

door gebruik te maken <strong>van</strong> een betonproductie-eenheid om een tweede transportkost te<br />

drukken.<br />

De mate <strong>van</strong> verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het sloopafval is een andere factor die meespeelt bij de<br />

bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de kostprijs. Selectief te werk gaan tijdens het slopen zal zorgen voor een<br />

grotere sloopkost, maar voor m<strong>in</strong>der verontre<strong>in</strong>igd afval. Daardoor zullen de<br />

verwerk<strong>in</strong>gskosten <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong> dalen. (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />

4.1.3 Toepass<strong>in</strong>gsmogelijkheden voor recyclagegranulaten<br />

Vanuit technisch oogpunt is de kwaliteit <strong>van</strong> recyclagemateriaal perfect te identificeren<br />

wat zou kunnen leiden tot diverse toepass<strong>in</strong>gen. Vandaag worden deze toepass<strong>in</strong>gen<br />

echter niet benut. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:<br />

- Normatieve kaders: De normen die gehanteerd worden leggen grote<br />

beperk<strong>in</strong>gen op voor het gebruik <strong>van</strong> recyclagegranulaten. Bijgevolg bepalen de<br />

normen de markt en de productie <strong>van</strong> de recyclagegranulaten;<br />

- Aanpass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>in</strong>frastructuur: Het gebruik <strong>van</strong> recyclagegranulaat brengt<br />

aanpass<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> het productieapparaat met zich mee zoals het <strong>in</strong>stalleren <strong>van</strong><br />

silo’s en breek<strong>in</strong>stallaties. Deze <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen kunnen hoog oplopen. Mede door<br />

het feit dat beton op basis <strong>van</strong> recyclagegranulaten slechts voor we<strong>in</strong>ig<br />

toepass<strong>in</strong>gen gebruikt wordt, zoals blijkt uit Tabel 3, doen de betonproducenten<br />

de nodige <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen niet;<br />

- De beschikbaarheid <strong>van</strong> de producten: De beschikbaarheid en de constante<br />

kwaliteit is een belangrijke parameter voor betonproducenten. (BIM, 2010)<br />

Voorgaande redenen zorgen voor een beperkt gebruik <strong>van</strong> recyclagegranulaten, <strong>in</strong><br />

onderstaande Tabel 3 worden de toepass<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> recyclagegranulaten aangehaald.<br />

Deze mogelijke toepass<strong>in</strong>gen zijn conform aan het standaardbestek 250 voor de<br />

wegenbouw versie 2.2. (Vlaamse overheid):<br />

Tabel 3: Toepass<strong>in</strong>g recyclagegranulaat (BIM, 2010)<br />

materiaal Ophog<strong>in</strong>g Onderfunder<strong>in</strong>g SteenslagSchraal- Bitum<strong>in</strong>euze bestrat<strong>in</strong>g<br />

funder<strong>in</strong>gbeton verhard<strong>in</strong>gen<br />

Pu<strong>in</strong>zeefzand X<br />

Pu<strong>in</strong>brekerzand X X X X x x<br />

Betonpu<strong>in</strong> X X x X<br />

Mengpu<strong>in</strong> X X x<br />

Metselwerkpu<strong>in</strong> X<br />

Asfaltpu<strong>in</strong> x x x<br />

Voor verder <strong>in</strong>formatie over de toepass<strong>in</strong>gsmogelijkheden <strong>van</strong> recyclagematerialen wordt<br />

verwezen naar het OCW (onderzoekscentrum voor de wegenbouw) en het WTCB<br />

(Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf) dat een project heeft<br />

omtrent won<strong>in</strong>gen die volledig bestaan uit gerecycleerde materialen: recyhouse. Een<br />

voorbeeld wordt weergegeven <strong>in</strong> Figuur 19 .<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 49


4.2 Soorten recyclagegranulaten<br />

Figuur 19: Toepass<strong>in</strong>g recyclagemateriaal (BIM, 2010)<br />

Recyclagegranulaat kan <strong>in</strong>gedeeld worden <strong>in</strong> vijf soorten: gebroken betonpu<strong>in</strong>, gebroken<br />

mengpu<strong>in</strong>, gebroken metselwerkpu<strong>in</strong>, gebroken asfaltpu<strong>in</strong> en zeefzand. Het verschil<br />

tussen deze soorten wordt kort aangehaald.<br />

4.2.1 Gebroken betonpu<strong>in</strong><br />

Figuur 20: Gebroken betonpu<strong>in</strong> (BIM, 2010)<br />

Betonpu<strong>in</strong> is het recyclagegranulaat met de hoogste waarde. Het bevat ondermeer goede<br />

eigenschappen op gebied <strong>van</strong> sterkte en absorptie. Het grote voordeel aan dit<br />

recyclagegranulaat is dat het voor een bepaald deel bestaat uit natuurlijk granulaat dat<br />

verwerkt is tot beton. Na het slopen <strong>van</strong> een gebouw krijgt het vooral een tweede leven<br />

<strong>in</strong> onderfunder<strong>in</strong>g. Tenslotte wordt betonpu<strong>in</strong> <strong>in</strong> m<strong>in</strong>dere mate gebruikt <strong>in</strong> schraal beton.<br />

(BIM, 2010)<br />

4.2.2 Gebroken metselwerkpu<strong>in</strong><br />

Figuur 21: Gebroken metselwerkpu<strong>in</strong> (BIM, 2010)<br />

Metselwerkpu<strong>in</strong> bestaat grotendeels uit gebroken bakstenen en dakpannen. De<br />

eigenschappen <strong>van</strong> dit soort pu<strong>in</strong> zijn niet goed genoeg om het te gebruiken <strong>in</strong><br />

<strong>recyclagebeton</strong>. Daarbij komt dat het absorptiegedrag <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong> moeilijk te bepalen is<br />

en dat de verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g groot kan zijn. (BIM, 2010)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 50


4.2.3 Gebroken mengpu<strong>in</strong><br />

Figuur 22: Gebroken mengpu<strong>in</strong> (BIM, 2010)<br />

Mengpu<strong>in</strong> is een comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> betonpu<strong>in</strong> en metselwerkpu<strong>in</strong>. M<strong>in</strong>stens 40% bestaat uit<br />

betonpu<strong>in</strong> om de noodzakelijke basissterkte te verkrijgen. Dit pu<strong>in</strong> wordt uitsluitend als<br />

onderfunder<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de wegenbouw gebruikt. (BIM, 2010)<br />

4.2.4 Gebroken mengpu<strong>in</strong><br />

Figuur 23: Gebroken asfaltpu<strong>in</strong> (BIM, 2010)<br />

Het asfaltpu<strong>in</strong> bevat maximaal 1% (<strong>in</strong> massa en volume) niet-steenachtige materialen<br />

zoals gips, rubber, kunststoffen, isolatie, roof<strong>in</strong>g of andere verontre<strong>in</strong>igende materialen.<br />

Dit type pu<strong>in</strong> wordt enkel gebruikt voor laagwaardige toepass<strong>in</strong>gen. (BIM, 2010)<br />

4.2.5 Zeefzand<br />

Figuur 24: Zeefzand (grondwerken detrez)<br />

Een bijproduct dat geproduceerd wordt tijdens het breken <strong>van</strong> pu<strong>in</strong> is zeefzand. Het is<br />

een fijne fractie die vrijkomt tijdens het breekproces en ongehydrateerd cement bevat.<br />

Zeefzand kent vele toepass<strong>in</strong>gen zoals het gebruik <strong>in</strong> funder<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> opritten. Zeefzand<br />

kan echter ook verwerkt worden tot gestabiliseerd zeefzand door meng<strong>in</strong>g met cement<br />

en water. (GV&T)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 51


4.3 Eigenschappen <strong>van</strong> natuurlijke en gerecycleerde granulaten<br />

4.3.1 Europese normen voor granulaten<br />

Overzicht <strong>van</strong> de nieuwe, geharmoniseerde normen voor granulaten<br />

Granulaten worden <strong>in</strong> diverse toepass<strong>in</strong>gsdome<strong>in</strong>en gebruikt, bijvoorbeeld <strong>in</strong> gebonden of<br />

ongebonden onderfunder<strong>in</strong>gen en funder<strong>in</strong>gen, mager beton, stortklaar beton en<br />

betonproducten. Tabel 4 geeft een overzicht <strong>van</strong> de reeks nieuwe normen. Hieruit blijkt<br />

dat niet langer gesproken wordt <strong>in</strong> termen <strong>van</strong> zand, gr<strong>in</strong>d of steenslag, maar wel over<br />

toeslagstoffen en granulaten voor mortel, beton, ongebonden of hydraulisch gebonden<br />

toepass<strong>in</strong>gen, …<br />

Tabel 4: Overzicht <strong>van</strong> de nieuwe, geharmoniseerde normen voor granulaten (Devriendt, 2010)<br />

Nummer <strong>van</strong> de norm Jaartal Titel <strong>van</strong> de norm<br />

NBN EN 12620 2002 Toeslagmateriaal <strong>van</strong> beton<br />

Toeslagmaterialen voor asfalt en<br />

NBN EN 13043 2002 opppervlaktebehandel<strong>in</strong>g<br />

NBN EN 13139 2002 Toeslagmateriaal voor mortel<br />

Toeslagmaterialen voor ongebonden en hydraulisch<br />

gebonden materialen voor burgerlijke bouwkunde en<br />

NBN EN 13242 2008 wegenbouw<br />

NBN EN 13055-1 2002<br />

NBN EN 13055-2 2004<br />

Lichte toeslagmaterialen. Deel 1: Lichte<br />

toeslagmaterialen voor beton en mortel<br />

Lichte toeslagmaterialen.Deel2: Lichte toeslagmaterialen<br />

voor asfalt en oppervlaktebehandel<strong>in</strong>g en voor gebruik<br />

<strong>in</strong> ongebonden en gebonden lagen, met uitslut<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />

beton, mortel en dunbedmortel<br />

NBN EN 13383-1 2009 Waterbouwstenen, Deel 1-specificatie<br />

NBN EN 13383-2 2009 Waterbouwstenen.Deel 2- beproev<strong>in</strong>gsmethoden<br />

NBN EN 13450 2003 Toeslagmaterialen voor spoorwegballast<br />

Indel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de granulaten<br />

Een granulaat wordt volgens de normen gedef<strong>in</strong>ieerd als een korrelvormig materiaal dat<br />

<strong>in</strong> de bouwsector wordt gebruikt. Een <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de granulaten kan gebeuren op basis<br />

<strong>van</strong> herkomst, volumieke massa en op korrelmaat.<br />

Op basis <strong>van</strong> herkomst wordt voor granulaten een onderscheid gemaakt tussen :<br />

- Natuurlijke granulaten: granulaten <strong>van</strong> m<strong>in</strong>erale oorsprong;<br />

- Kunstmatig vervaardigde granulaten: dit type granulaat heeft een m<strong>in</strong>erale<br />

oorsprong, maar ze worden aan een <strong>in</strong>dustrieel proces onderworpen waarbij ze<br />

een thermische of andere behandel<strong>in</strong>g ondergaan;<br />

- Gerecycleerde granulaten: pu<strong>in</strong>granulaten zijn afkomstig uit de behandel<strong>in</strong>g en<br />

verwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> anorganisch materiaal dat ooit <strong>in</strong> de bouw werd gebruikt.<br />

De nieuwe normen bevatten voorschriften voor alle granulaten. Deze voorschriften zijn<br />

bijgevolg geldig voor gerecycleerde en <strong>in</strong>dustriële reststoffen. Dit heeft een belangrijke<br />

weerslag op de sector <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten. Dat betekent dat de pu<strong>in</strong>granulaten en<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 52


<strong>in</strong>dustriële reststoffen <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe op basis <strong>van</strong> prestaties geclassificeerd zullen worden en<br />

niet enkel op basis <strong>van</strong> hun herkomst.<br />

Op basis <strong>van</strong> volumieke massa bestaan meerdere verschillen tussen de normen. Voor<br />

lichte granulaten is een andere norm <strong>van</strong> toepass<strong>in</strong>g dan voor gewone granulaten.<br />

- Lichte granulaten<br />

Lichte granulaten worden <strong>in</strong> de normen NBN EN 13055-1: 2002 en NBN EN 13055-2:<br />

2004 gedef<strong>in</strong>ieerd als granulaten of lichte toeslagstoffen waarbij de volumieke massa<br />

<strong>van</strong> de korrels maximaal 2000 kg/m 3 bedraagt of waarbij het losgestorte gewicht niet<br />

meer dan 1200 kg/m 3 bedraagt. De volumieke massa is hier bepalend voor de<br />

classificatie en niet de oorsprong <strong>van</strong> de granulaten. Vier soorten lichte granulaten<br />

worden onderscheiden:<br />

o Natuurlijke granulaten;<br />

o Granulaten vervaardigd uit natuurlijke materialen en/of uit bijproducten<br />

<strong>van</strong> <strong>in</strong>dustriële processen;<br />

o Nevenproducten <strong>van</strong> <strong>in</strong>dustriële processen;<br />

o Gerecycleerde granulaten.<br />

Metselwerkpu<strong>in</strong> en <strong>in</strong> sommige gevallen zelfs mengpu<strong>in</strong> behoren tot de categorie<br />

lichte granulaten.<br />

- Gewone granulaten<br />

Granulaten met een normaal gewicht worden <strong>in</strong> de norm NBN EN 13242: 2008<br />

gedef<strong>in</strong>ieerd als granulaten waar<strong>van</strong> de volumieke massa <strong>van</strong> de korrel tussen de<br />

2000 kg/m 3 en de 3000 kg/m 3 ligt. In de Europese norm NBN EN 12620: 2002<br />

worden de eigenschappen <strong>van</strong> granulaten en toeslagstoffen gespecificeerd. De<br />

eigenschappen worden verkregen door de verwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> natuurlijke, bewerkte of<br />

gerecycleerde materialen en een meng<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deze granulaten voor gebruik <strong>in</strong> beton.<br />

De norm handelt over de granulaten met een oven gedroogde deeltjesdichtheid<br />

groter dan 2000 kg/m 3 voor gebruik <strong>in</strong> alle betonsoorten. Daarbij behoort beton <strong>in</strong><br />

overeenstemm<strong>in</strong>g met de NBN EN 206-1: 2004 en beton gebruikt <strong>in</strong> wegen en andere<br />

verhard<strong>in</strong>gen en voor gebruik <strong>in</strong> prefab betonproducten. Het dekt tevens de<br />

gerecycleerde granulaten met dichtheden tussen 1500 kg/m 3 en 2000 kg/m 3 met de<br />

nodige waarschuw<strong>in</strong>gen.<br />

- Zware granulaten<br />

Zware granulaten worden <strong>in</strong> deze normen niet apart behandeld. Volgens de def<strong>in</strong>itie<br />

<strong>in</strong> de norm NBN EN 13242:2008 hebben zware granulaten een volumieke massa <strong>van</strong><br />

meer dan 3000 kg/m 3 .<br />

Een laatste <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>van</strong> granulaten gebeurt op basis <strong>van</strong> de korrelmaat. De normen NBN<br />

EN 12620: 2002 en NBN 13242: 2008 maken een onderscheid tussen fillers, fijne en<br />

grove granulaten, natuurlijk gegradeerde 0/8 mm granulaten en granulaatmengsels. De<br />

def<strong>in</strong>ities uit beide normen stemmen niet met elkaar overeen zodanig dat hier verwarr<strong>in</strong>g<br />

en onduidelijkheid kan ontstaan. De norm omtrent lichte granulaten onderscheidt veel<br />

m<strong>in</strong>der categorieën op basis <strong>van</strong> korrelmaat. (Devriendt, 2010)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 53


Kenmerken en beproev<strong>in</strong>gsmethodes<br />

Door de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de Europese normen worden bepaalde specificaties en<br />

proefmethodes ver<strong>van</strong>gen en/of uitgebreid. De granulaten worden tevens beschreven<br />

aan de hand <strong>van</strong> een reeks kenmerken. In onderstaande Tabel 5 wordt een samenvatt<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> de belangrijkste, reeds gepubliceerde normen voorgesteld.<br />

Tabel 5: Overzicht normen m.b.t. de proefmethoden voor granulaten (Devriendt, 2010)<br />

BEPROEVINGSMETHODEN VOOR DE ALGEMENE EIGENSCHAPPEN VAN TOESLAGMATERIALEN<br />

NBN EN 932-1: 1966 Deel 1: Methoden voor monsternem<strong>in</strong>g<br />

NBN EN 932-2: 1999 Deel 2: Methoden voor het delen <strong>van</strong> laboratoriummonsters<br />

NBN EN 932-3: 2003<br />

Deel 3: Procedure en term<strong>in</strong>ologie voor een vereenvoudigde<br />

petrografische beschrijv<strong>in</strong>g<br />

NBN EN 932-5: 2000 Deel 5: Algemene apparatuur en kalibratie<br />

BEPROEVINGSMETHODEN VOOR DE GEOMETRISCHE EIGENSCHAPPEN VAN<br />

TOESLAGMATERIALEN<br />

NBN EN 933-1: 2006 Deel 1: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelverdel<strong>in</strong>g -‐ Zeefmethode<br />

NBN EN 933-2: 1996<br />

Deel 2: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelverdel<strong>in</strong>g -‐ Controlezeven,<br />

nom<strong>in</strong>ale afmet<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de open<strong>in</strong>gen<br />

NBN EN 933-3: 1997 Deel 3: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelvorm -‐ Vlakheids<strong>in</strong>dex<br />

NBN EN 933-4: 2008 Deel 4: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelvorm -‐ Korrelvormgetal<br />

NBN EN 933-5: 1998<br />

NBN EN 933-6: 2002<br />

Deel 5: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het percentage aan gebroken oppervlakken<br />

<strong>in</strong> grove toeslagmaterialen<br />

Deel 6: Beoordel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de oppervlakte-‐eigenschappen -‐<br />

Stroomcoëfficiënt <strong>van</strong> toeslagmaterialen<br />

NBN EN 933-7: 1998<br />

Deel 7: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het gehalte aan schelpen -‐ Percentage<br />

schelpen <strong>in</strong> grove toeslagmaterialen<br />

NBN EN 933-8: 1999 Deel 8: Beoordel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> fijn materiaal -‐ Zandequivalentproef<br />

NBN EN 933-9: 1998 Deel 9: Beoordel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> fijn materiaal -‐ Methyleenblauwproef<br />

NBN EN 933-10: 2001<br />

NBN EN 1097-1/A1: 2003<br />

NBN EN 1097-2: 1998<br />

Deel 10: Beoordel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> fijn materiaal -‐ Korrelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />

vulstoffen (luchtstraatzev<strong>in</strong>g)<br />

BEPROEVINGSMETHODEN VOOR DE BEPALING VAN FYSCHISCHE EN<br />

MECHANISCHE EIGENSCHAPPEN VAN TOESLAGMATERIALEN<br />

Deel 1: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de weerstand tegen afslijt<strong>in</strong>g<br />

(micro-Deval)<br />

Deel 2: Methoden voor de bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de weerstand tegen<br />

verbrijzel<strong>in</strong>g<br />

NBN EN 1097-3: 1998<br />

Deel 3: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> onverdicht materiaal en<br />

het gehalte aan holle ruimten<br />

NBN EN 1097-4: 2008 Deel 4: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de holle ruimten <strong>in</strong> droge verdichte vulstof<br />

NBN EN 1097-5: 2008<br />

NBN EN 1097-6: 2000<br />

Deel 5: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het watergehalte door drogen <strong>in</strong> een<br />

geventileerde oven<br />

Deel 6: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en <strong>van</strong> de<br />

wateropname<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 54


Een aantal kenmerken en proefmethodes zijn de volgende:<br />

- Korrelmaat;<br />

- Korrelverdel<strong>in</strong>g;<br />

- Korrelvorm;<br />

- Gehalte aan schelpdelen <strong>van</strong> grove granulaten;<br />

- Gehalte aan fijne deeltjes en kwaliteit er<strong>van</strong>;<br />

- Chemische eisen.<br />

o Chloriden;<br />

o Sulfaten;<br />

o Bestanddelen met een <strong>in</strong>vloed op de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g en verhard<strong>in</strong>g <strong>van</strong> cement.<br />

Voor meer uitleg over deze kenmerken en proefmethodes wordt verwezen naar het<br />

e<strong>in</strong>dwerk ‘Scheid<strong>in</strong>g en zuiver<strong>in</strong>gstechnieken voor pu<strong>in</strong>granulaten’ <strong>van</strong> Kathy Devriendt.<br />

4.3.2 Eigenschappen typisch voor pu<strong>in</strong>granulaten<br />

De eigenschappen <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten verschillen op een aantal gebieden grondig <strong>van</strong><br />

kalksteengranulaten. De eigenschappen <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten moeten zo goed mogelijk<br />

overeenkomen met deze <strong>van</strong> kalksteengranulaat <strong>in</strong>dien deze eerste voor toepass<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

stortklaar of structureel beton wil <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g komen. Hieronder worden enkele<br />

eigenschappen <strong>van</strong> betonpu<strong>in</strong>granulaten overlopen. Deze eigenschappen kunnen grondig<br />

verschillen <strong>van</strong> deze <strong>van</strong> hun natuurlijke tegenhangers. Hetzelfde geldt voor mengpu<strong>in</strong>,<br />

asfaltpu<strong>in</strong>… maar deze worden hier niet verder behandeld. (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />

Samenstell<strong>in</strong>g<br />

Betonpu<strong>in</strong>granulaat is een e<strong>in</strong>dproduct <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> breken, zeven, ontijzeren en<br />

zuiveren. Ondanks een duidelijk acceptatiebeleid en een goede scheid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

verschillende afvalstromen is het zeker niet uitgesloten dat ongewenste stoffen voor de<br />

productie <strong>van</strong> betonpu<strong>in</strong>granulaten worden aangevoerd. Dergelijke ongewenste stoffen<br />

zijn bijvoorbeeld metselwerk en asfaltbrokken. Voor betonpu<strong>in</strong> werd een<br />

identificatieproef opgesteld, die de samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat vaststelt. Hierbij<br />

worden op visuele wijze materialen gesorteerd volgens onderstaande categorieën<br />

weergegeven <strong>in</strong> Tabel 6 op pag<strong>in</strong>a 56.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 55


Tabel 6: Lijst <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g materialen <strong>in</strong> categorieën (Devriendt, 2010)<br />

Categorie nr. Lijst <strong>van</strong> de materialen per categorie<br />

1 Pu<strong>in</strong> <strong>van</strong> beton en natuursteen (Droge volumieke massa > 2100 kg/m3)<br />

Absorptie<br />

Betonpu<strong>in</strong>, granulaten met aanhechtende mortel, natuursteen, steenslag, gr<strong>in</strong>d, …<br />

2 Metselwerkmateriaal (Droge volumieke massa > 1600 kg/m3)<br />

Baksteen, mortel, aardewerkpannen, zandcement, gresbuizen, kalkzandsteen, …<br />

3 Andere steenachtige materialen<br />

Tegels, leien, pl<strong>in</strong>ten, slakken, cellenbeton, geëxpandeerde klei, keramiek,<br />

schelpen, …<br />

4 Koolwaterstofmengsels<br />

Asfaltverhard<strong>in</strong>gen, gietasfalt, …<br />

5 Niet-steenachtige materialen<br />

Gips, rubber, plastiek, isolatiematerialen, glas, metalen, kalk, pleister, roof<strong>in</strong>g,<br />

bitumen, …<br />

6 Organische materialen<br />

Hout, plantenresten, papier, vezelplaat, kurk, …<br />

7 Speciale materialen: nader omschrijven<br />

Asbest <strong>in</strong> gebonden toestand, kool, zwarte steenkoolhoudende leisteen,<br />

kleiklonters, ligniet, cokes, vuurvaste steen, …<br />

Zoals eerder aangehaald <strong>in</strong> deze studie is het absorptiegedrag <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaat anders<br />

dan <strong>van</strong> natuurlijk granulaat. Betonpu<strong>in</strong>granulaten kunnen vijf tot tienmaal meer<br />

absorberen dan pu<strong>in</strong>granulaat. De grotere absorptie is te wijten aan het aangehechte<br />

cementsteen dat rondom de granulaten kleeft. Het cementsteen wordt gevormd door het<br />

zand, water, cement en lucht. Het kalksteen dat als primair granulaat werd gebruikt zal<br />

niet meer absorberen dan voorheen. Om de W/C-factor niet te beïnvloeden is het<br />

noodzakelijk om een bepaalde hoeveelheid water toe te voegen om de granulaten te<br />

verzadigen wanneer gebruik gemaakt wordt <strong>van</strong> onverzadigde granulaten. Een andere<br />

mogelijkheid is om te werken met verzadigde granulaten die oppervlakte droog zijn zodat<br />

geen extra water moet toegevoegd worden. (Malesev, Radonjan<strong>in</strong>, & Mar<strong>in</strong>kovic, 2010)<br />

In deze studie wordt omwille <strong>van</strong> praktische redenen gewerkt met granulaten met een<br />

startvochtgehalte dat aanwezig is bij de start <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> de granulaten <strong>in</strong> het<br />

beton. Indien 70 liter beton dient gemaakt te worden voor het opstellen <strong>van</strong> een<br />

verwerkbaarheidscurve zou meer dan 50 kilogram betonpu<strong>in</strong> gedroogd moeten worden of<br />

volledig verzadigd worden en oppervlaktedroog gemaakt worden.<br />

De absorptie komt door stand door twee krachten, namelijk de hydrostatische druk en de<br />

capillariteit. Capillariteit is een verschijnsel waarbij water hoger zal <strong>in</strong>dr<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> een vaste<br />

stof dan het omr<strong>in</strong>gende wateroppervlak. Dit is het gevolg <strong>van</strong> de cohesie <strong>van</strong> de<br />

waterstofmoleculen onderl<strong>in</strong>g en de adhesie <strong>van</strong> de vloeistof tot de vaste wand. Aan de<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 56


hand <strong>van</strong> de oppervlaktespann<strong>in</strong>g tussen water en lucht kan de stijghoogte berekend<br />

worden. Hoe kle<strong>in</strong>er de holtes <strong>in</strong> de granulaten zijn, hoe hoger de stijghoogte <strong>van</strong> de<br />

vloeistof en hoe gemakkelijker absorptie optreed. De tweede kracht namelijk de<br />

hydrostatische druk zorgt ervoor dat het water als het ware <strong>in</strong> de granulaten geperst<br />

wordt door een drukverschil. De vloeistof neemt de plaats <strong>in</strong> <strong>van</strong> de met lucht gevulde<br />

poriën <strong>van</strong> de granulaten. Om dergelijk drukverschil te verkrijgen dient het<br />

wateroppervlak hoger te staan dan de te vullen poriën. In deze studie zal de<br />

krachtwerk<strong>in</strong>g voornamelijk door capillariteit plaatsv<strong>in</strong>den. (Blontrock & Van Guyze,<br />

2010)<br />

Gevolgen <strong>van</strong> absorptie<br />

De absorptie en de variatie <strong>van</strong> de grootte waarmee de absorptie <strong>van</strong> de granulaten<br />

optreedt, kan heel wat <strong>in</strong>vloeden hebben op verschillende factoren zoals:<br />

- Verwerkbaarheid<br />

- W/C-factor en bijgevolg druksterkte en duurzaamheid<br />

- Krimp<br />

- Segregatie<br />

Indien het mengsel gemaakt wordt met granulaten die een te hoge absorptiegraad<br />

bezitten, zal het toegevoegde water meer opgeslorpt worden. Dit resulteert <strong>in</strong> een<br />

verlag<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de W/C-factor en gaat gepaard met een verlies <strong>van</strong> de verwerkbaarheid.<br />

Voor de duurzaamheid voor het beton kan dit wel een voordeel bieden als het beton nog<br />

goed gemengd en verdicht kan worden, daar de druksterkte stijgt door een lagere W/Cfactor.<br />

De verwerkbaarheid zal bijgevolg niet gegarandeerd kunnen worden voor de volle<br />

100 m<strong>in</strong>uten. Doordat m<strong>in</strong>der water aanwezig zal zijn, door de grote opslorp<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

granulaten, zal m<strong>in</strong>der cement gehydrateerd kunnen worden bij eenzelfde mengenergie.<br />

Daardoor zou de druksterkte toch kunnen geschaad worden.<br />

Indien de granulaten <strong>in</strong> het mengsel een te kle<strong>in</strong>e absorptiegraad hebben, zal meer vrij<br />

water <strong>in</strong> het mengsel aanwezig zijn. Dit zorgt voor een verhog<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de W/C-factor,<br />

waarbij meer water moet verdampt worden en meer holtes achtergelaten wordt.<br />

Bijgevolg heeft dit een verlies <strong>in</strong> druksterkte en duurzaamheid. Bij deze hoge W/C-factor<br />

kan segregatie ontstaan. Segregatie werd eerder besproken <strong>in</strong> punt. (Blontrock & Van<br />

Guyze, 2010)<br />

Kwaliteit <strong>van</strong> het moedermateriaal<br />

De uite<strong>in</strong>delijke prestaties <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat zijn niet enkel afhankelijk <strong>van</strong> de<br />

samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat maar ook <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het moedergranulaat.<br />

Zo zal pu<strong>in</strong>granulaat afkomstig <strong>van</strong> hoogwaardige betontoepass<strong>in</strong>gen (lage W/C-factor,<br />

hoge druksterkte) gekenmerkt worden door een hoge dichtheid en daardoor ook een<br />

lagere absorptiefactor door een kle<strong>in</strong>er gehalte aan poriën. Het betonpu<strong>in</strong> heeft tevens<br />

een sterkere mechanische weerstand en een hogere weerstand tegen afbrokkel<strong>in</strong>g en<br />

afschur<strong>in</strong>g (lagere LA of MDE-waarde). (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />

MDE-waarde of de micro-Deval waarde is de weerstand tegen afslijt<strong>in</strong>g <strong>van</strong> granulaten. De<br />

micro-Deval test wordt beschreven <strong>in</strong> de norm NBN EN 1097-1: 2003. Hoe lager deze<br />

micro-Deval coëfficiënt, hoe groter de weerstand <strong>van</strong> de granulaten tegen afslijt<strong>in</strong>g. De<br />

micro-Deval coëfficiënt MDE wordt, <strong>in</strong>dien vereist, aangeduid <strong>in</strong> een categorie. Deze<br />

categorieën zijn terug te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> Tabel 7.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 57


Tabel 8 geeft een referentietabel met enkele micro-Deval- en LA waarden <strong>van</strong> enkele<br />

natuurlijke granulaattypes.<br />

Tabel 7: Categorieën voor maximum waarden voor de micro-Deval coëfficiënt (COPRO, 2003)<br />

Micro-Deval<br />

coëfficiënt Categorie (M DE) NBN EN 12620 NBN EN 13242<br />

≤ 10 M DE 10 x<br />

≤ 15 M DE 15 x<br />

≤ 20 M DE 20 x x<br />

≤ 25 M DE 25 x x<br />

≤ 35 M DE 35 x x<br />

> 35 M DE verklaard x<br />

≤ 50 M DE 50 x<br />

> 50 M DE verklaard x<br />

Geen eis M DE NR x x<br />

Tabel 8: Referentietabel M DE-waarde en LA-waarde (Gullentops & Elsen)<br />

granulaattype M DE-waarde LA<br />

Porfier<br />

Kalksteen<br />

4 - 8 8 - 14<br />

(Tournesiaan -<br />

Viseaan)<br />

10 - 15 19 - 24<br />

Zandsteen<br />

(Famenniaan)<br />

18 - 20 13 - 14<br />

Maasgr<strong>in</strong>d 5 - 9 15 - 20<br />

Met de LA-test of Los Angeles test wordt de weerstand tegen verbrijzel<strong>in</strong>g bepaald. Hoe<br />

lager de LA-coëfficiënt, hoe groter de weerstand tegen verbrijzel<strong>in</strong>g. Volgens Agrabeton<br />

moet betonpu<strong>in</strong>granulaat, waar<strong>van</strong> 90% korrels met een dichtheid <strong>van</strong> 2100 kg/m 3<br />

bevatten, een LA-waarde onder de 40 hebben. Volgens de toekomstige norm NBN B15-<br />

001 mag de LA waarde niet groter zijn dan 40 voor betonpu<strong>in</strong>.(Boehme L. et al, 2010)<br />

NEN 5905 stelt deze eisen aan de samenstell<strong>in</strong>g en de eigenschappen <strong>van</strong><br />

betongranulaat. Voor een menggranulaat dient de LA-waarde onder de 50 te zijn. (Van<br />

der Poel, 2007)<br />

De Los Angeles coëfficiënt LA wordt, <strong>in</strong>dien vereist, aangeduid <strong>in</strong> een categorie. Deze<br />

categorieën zijn terug te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> Tabel 9.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 58


Onzuiverheden<br />

Tabel 9: Categorieën voor maximum waarden voor Los Angeles (COPRO, 2003)<br />

Los Angeles<br />

Coëfficiënt<br />

De uite<strong>in</strong>delijke kwaliteit <strong>van</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat is sterk afhankelijk <strong>van</strong> de hoeveelheid<br />

componenten met een lage mechanische sterkte <strong>in</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat. De belangrijkste<br />

onzuiverheden die dienen vermeden te worden <strong>in</strong> het pu<strong>in</strong>granulaat, worden<br />

geformuleerd <strong>in</strong> de categorieën 5, 6 en 7 <strong>van</strong> de identificatieproef. De meest<br />

voorkomende onzuiverheden <strong>in</strong> het betonpu<strong>in</strong>granulaat zijn houten stukjes en ijzerdelen<br />

onder de vorm <strong>van</strong> b<strong>in</strong>ddraad of staalvezels.<br />

Het betonpu<strong>in</strong> kan ook scheikundige onzuiverheden bevatten zoals <strong>hulpstoffen</strong> of<br />

ontkist<strong>in</strong>gsmiddelen. Scheikundige onzuiverheden hebben de grootste kans om voor te<br />

komen <strong>in</strong> de fijne fractie <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten geproduceerd <strong>in</strong> prefab-bedrijven,<br />

tengevolge <strong>van</strong> het breken <strong>van</strong> productie-overschotten, gebroken producten, re<strong>in</strong>igen<br />

<strong>van</strong> <strong>in</strong>stallaties, … (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />

Resterende hydrauliciteit<br />

Categorie LA NBN EN 12620 NBN EN 13242<br />

≤ 15 LA 15 x<br />

≤ 20 LA 20 x x<br />

≤ 25 LA 25 x x<br />

≤ 30 LA 30 x x<br />

≤ 35 LA 35 x x<br />

≤ 40 LA 40 x x<br />

≤ 50 LA 50 x x<br />

> 50 LA verklaard x<br />

≤ 60 LA 60 x<br />

> 60 LA verklaard x<br />

Geen eis LA NR x x<br />

De hydratatiereactie of de stand <strong>van</strong> het geheel <strong>van</strong> opeenvolgende deelreacties kan op<br />

een bepaald ogenblik uitgedrukt worden door middel <strong>van</strong> de hydratatiegraad αh(t). Dit is<br />

de verhoud<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de op dat tijdstip gehydrateerde hoeveelheid cement tot de totale<br />

hoeveelheid cement dat <strong>in</strong> het mengsel aanwezig was. Deze graad is een bepalende<br />

factor voor de beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de eigenschappen <strong>van</strong> verhardend beton, zoals<br />

sterkteontwikkel<strong>in</strong>g en elasticiteitsmodulus. In de praktijk treedt nooit een volledige<br />

hydratatie <strong>van</strong> het cement op (αh =1). De hydratatie is afhankelijk <strong>van</strong> twee<br />

<strong>in</strong>vloedsfactoren. Een eerste <strong>in</strong>vloedsfactor is de beschikbaarheid <strong>van</strong> de ruimte waar<strong>in</strong><br />

nieuwe hydratatieproducten gevormd kunnen worden. De tweede <strong>in</strong>vloedsfactor is de<br />

hoeveelheid water dat beschikbaar is voor de hydratatiereactie. Dit wil zeggen dat,<br />

afhankelijk <strong>van</strong> de W/C-factor, het hydratatieproces zal e<strong>in</strong>digen op verschillende ultieme<br />

hydratatiegraden αh,u , Figuur 25. (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 59


Figuur 25: Hydratatiegraad i.f.v. de tijd bij verschillende W/C-factor (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />

Volgens Mill kan de ultieme hydratatiegraad αh,u waarbij de reactie stilvalt, theoretisch<br />

benaderd worden met volgende formule.<br />

Dit theoretisch verband toont aan dat een niet onbelangrijk deel <strong>van</strong> het cement niet<br />

volledig gehydrateerd wordt en zo na lange tijd nog potentieel reactiviteit bevat. Dit is te<br />

zien op onderstaande Figuur 26. Bij een W/C-factor waarmee <strong>in</strong> deze studie wordt<br />

gewerkt, namelijk 0,55, zou de hydratatiegraad 0,77 zijn.<br />

Figuur 26: Ultieme hydratiegraad <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> de W/C-factor (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />

Indien beton toe is aan een tweede leven en gebroken wordt tot betonpu<strong>in</strong>granulaten,<br />

wordt ook de cementsteen gebroken. Hierdoor krijgt een deel <strong>van</strong> het niet-gehydrateerde<br />

cement opnieuw de mogelijkheid om <strong>in</strong> reactie te gaan. Aangezien het aandeel<br />

cementsteen, en meteen niet-gehydrateerde cementdeeltjes, het grootst is <strong>in</strong> de fijne<br />

fractie <strong>van</strong> het recyclagegranulaat, is deze fractie het meest gevoelig voor een zekere<br />

verhard<strong>in</strong>g.<br />

De resterende hydrauliciteit heeft zowel zijn voor- als nadelen. Een positief gevolg <strong>van</strong><br />

deze reacties is een verhoogde stabiliteit <strong>van</strong> de granulaten <strong>in</strong> hun toepass<strong>in</strong>g. Dit<br />

positieve gevolg is echter enkel aanwezig <strong>in</strong>dien de granulaten voldoende snel na het<br />

breken hun def<strong>in</strong>itieve toepass<strong>in</strong>g krijgen.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 60


Het grote nadeel <strong>van</strong> resthydrauliciteit is een praktisch probleem. Bij de opslag <strong>in</strong><br />

wachtsilo’s is een gevaar op verstopp<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de trechter tengevolge <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g<br />

mogelijk, dit meestal <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met gewelfwerk<strong>in</strong>g. Specifieke voorzien<strong>in</strong>gen zijn <strong>in</strong><br />

zo’n gevallen nodig om het granulaat gemakkelijk uit de silo’s te trekken. De meest<br />

recente oploss<strong>in</strong>gen daarvoor zijn:<br />

- Trilplaten- of motoren op de zijvlakken <strong>van</strong> de trechter onderaan de silo;<br />

- Luchtdrukkanon waarmee af en toe een schot gelost wordt op de silowand. (Bonte<br />

& Van Laethem, 2007)<br />

4.4 Wetgev<strong>in</strong>g omtrent recyclage <strong>van</strong> bouw- en sloopafval<br />

4.4.1 Het afvalstoffendecreet<br />

De OVAM (De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij) is de Vlaamse adm<strong>in</strong>istratie<br />

die de wetgev<strong>in</strong>g voorbereidt en de uitvoer<strong>in</strong>g er<strong>van</strong> mogelijk maakt. Deze organisatie<br />

beschikt over subsidies, heff<strong>in</strong>gen, sensibiliser<strong>in</strong>g, regelgev<strong>in</strong>g, engagementen <strong>van</strong> de<br />

<strong>in</strong>dustrie…<br />

Het wettelijk kader <strong>van</strong> het afvalstoffendecreet wordt door de Vlaamse overheid bepaald<br />

ter realisatie <strong>van</strong> een gecontroleerd afvalstoffenbeleid. Dit decreet is meermaals<br />

gewijzigd waarbij de klemtoon niet meer ligt op def<strong>in</strong>itieve verwijder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> afvalstoffen<br />

maar bij het voorkomen en het nuttig toepassen <strong>van</strong> afvalstoffen. Het decreet kwam tot<br />

stand op 2 juli 1981 maar werd <strong>in</strong>houdelijk drastisch gewijzigd <strong>in</strong> 1994. Het decreet<br />

bevat de belangrijkste bepal<strong>in</strong>gen en wordt het kaderdecreet genoemd. Deze bepal<strong>in</strong>gen<br />

moeten uitgevoerd worden door de Vlaamse reger<strong>in</strong>g <strong>in</strong> uitvoer<strong>in</strong>gsbesluiten zoals het<br />

Vlarea.<br />

Om het afvalstoffenbeleid te bereiken legt het decreet een hiërarchie op. Deze<br />

afvalbehandel<strong>in</strong>gshiërarchie wordt <strong>in</strong> Nederland ‘De ladder <strong>van</strong> Lans<strong>in</strong>k’ genoemd.<br />

(OVAM, 2011)<br />

4.4.2 Het materialendecreet<br />

Het nieuwe materialendecreet werd op 14 december 2011 goedgekeurd door de Vlaamse<br />

volksvertegenwoordigers. Dit decreet vormt voor Vlaanderen een voorlopig sluitstuk om<br />

het duurzaam materialenbeheer <strong>in</strong> kaart te brengen. Op 24 juni 2011 gaf de Vlaamse<br />

Reger<strong>in</strong>g haar def<strong>in</strong>itieve goedkeur<strong>in</strong>g aan het decreet. Het afvalstoffendecreet uit 1981<br />

besproken <strong>in</strong> punt 4.4.1 komt volledig te vervallen.<br />

Het nieuwe decreet zorgt voor een nieuwe basis waardoor de materialenkr<strong>in</strong>glopen <strong>in</strong><br />

Vlaanderen beter gesloten worden. Het decreet zorgt ervoor dat een groen<br />

aankoopbeleid door de overheid mogelijk is en zet het licht op groen voor Plan C. Dit is<br />

een samenwerk<strong>in</strong>gsverband tussen bedrijven, kennis<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen, maatschappelijke<br />

organisaties en overheids<strong>in</strong>stanties. De uitvoer <strong>van</strong> ongesorteerd afval naar het<br />

buitenland wordt belemmerd door het decreet. Deze uitvoer kan een nefaste <strong>in</strong>vloed<br />

hebben op de eigen Vlaamse verwerk<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>dustrie. Als voorbeeld wordt verwezen naar<br />

de prijzenslag als gevolg <strong>van</strong> de overcapaciteit <strong>in</strong> de Nederlandse<br />

afvalverbrand<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stallaties.<br />

Het materialendecreet geeft de voorwaarden weer voor e<strong>in</strong>de-afval en bijproducten zoals<br />

die op Europees niveau zijn vastgesteld. Voor bepaalde materiaalstromen kan de<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 61


Vlaamse Reger<strong>in</strong>g specifieke criteria opstellen om aan te geven of het materiaal<br />

beschouwd kan worden als een bijproduct of als een materiaal dat de e<strong>in</strong>de-afvalfase<br />

bereikt heeft.<br />

Dankzij het decreet zijn de materiaalkr<strong>in</strong>glopen duidelijker. De volgorde <strong>van</strong> prioriteiten<br />

voor de omgang met materialen, en niet enkel afvalstoffen, staat beschreven <strong>in</strong> het<br />

decreet en zijn:<br />

1. Voorkom afvalstoffen en stimuleer milieuverantwoorde productie en consumptie;<br />

2. Bevorder hergebruik;<br />

3. Zorg voor gesloten kr<strong>in</strong>glopen <strong>van</strong> de materialen of recycleer de afvalstoffen;<br />

4. Zoek nuttige toepass<strong>in</strong>gen voor de afvalstoffen zoals energietoepass<strong>in</strong>gen;<br />

5. Afvalstoffen op verantwoorde manier verwijderen, via verbrand<strong>in</strong>g zonder<br />

energierecuperatie of als allerlaatste via storten.<br />

Tot de uitvoer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deze prioriteiten <strong>in</strong> de omgang met materialen is een nieuw<br />

uitvoer<strong>in</strong>gsbesluit namelijk het VLAREMA. Dit nieuwe uitvoer<strong>in</strong>gsbesluit wordt hieronder<br />

<strong>in</strong> punt 4.4.3 besproken. (OVAM, 2011)<br />

Het materialendecreet en het Vlarema zullen gelijktijdig <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g treden, dit zal<br />

vermoedelijk gebeuren op 1 juni 2012. (Enviro, 2012)<br />

4.4.3 Van Vlarea naar Vlarema<br />

Parallel met het decreet is een nieuw uitvoer<strong>in</strong>gsbesluit dat het Vlaams Reglement <strong>in</strong>zake<br />

Afvalvoorkom<strong>in</strong>g en -beheer (VLAREA) volledig ver<strong>van</strong>gt. Op 17 februari 2012 is het<br />

Vlaams Reglement voor duurzaam beheer <strong>van</strong> Materiaalkr<strong>in</strong>glopen en Afvalstoffen<br />

(VLAREMA) goedgekeurd. Dit Reglement bevat meer gedetailleerde voorschriften over<br />

(bijzondere) afvalstoffen, grondstoffen, selectieve <strong>in</strong>zamel<strong>in</strong>g, vervoer, registerplicht en<br />

de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Het VLAREMA en het materialendecreet<br />

zullen gelijktijdig <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g treden mits enkele uitzonder<strong>in</strong>gen of overgangsbepal<strong>in</strong>gen.<br />

(OVAM, 2011)<br />

Het Vlarema bevat de volgende elementen:<br />

Hoofdstuk 1: Algemene bepal<strong>in</strong>gen<br />

Hoofdstuk 2: Afbaken<strong>in</strong>g afvalfase<br />

Hoofdstuk 3: Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid<br />

Hoofdstuk 4: Beheer <strong>van</strong> materiaalkr<strong>in</strong>glopen en afvalstoffen<br />

Hoofdstuk 5: Beheer <strong>van</strong> specifieke materiaalkr<strong>in</strong>glopen en afvalstoffen<br />

Hoofdstuk 6: Inzamelen en vervoeren <strong>van</strong> afvalstoffen<br />

Hoofdstuk 7: Registreren en rapporteren <strong>van</strong> afvalstoffen- en materiaalgegevens<br />

Hoofdstuk 8: Monsternem<strong>in</strong>g en analyse, erkenn<strong>in</strong>g <strong>van</strong> laboratoria<br />

Hoofdstuk 9: Milieuheff<strong>in</strong>gen en milieubijdragen<br />

In de bijlage <strong>van</strong> het VLAREMA zal een lijst <strong>van</strong> afvalstoffen terug te v<strong>in</strong>den zijn. Om de<br />

stof gemakkelijk <strong>in</strong> de lijst terug te kunnen v<strong>in</strong>den zal iedere stof een unieke cijfercode<br />

krijgen. Naast deze lijst is een lijst <strong>van</strong> materialen die <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g komen voor het<br />

gebruik als grondstof. Als laatste bijlage staan de verschillende milieu-<strong>in</strong>breuken opgelijst<br />

die gesanctioneerd zullen worden volgens de milieuhandhav<strong>in</strong>gsreglementer<strong>in</strong>g. De<br />

ontwerpteksten <strong>van</strong> het materialendecreet zijn terug te v<strong>in</strong>den via een l<strong>in</strong>k op de site <strong>van</strong><br />

EMIS. (Schauvliege, 2011)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 62


4.5 Certificatie <strong>van</strong> beton- en pu<strong>in</strong>granulaten<br />

4.5.1 CE-marker<strong>in</strong>g<br />

De CE-marker<strong>in</strong>g is een declaratie die voortvloeit uit een Europese<br />

“Bouwproductierichtlijn” (89/106/EEC), zodat vrij verkeer <strong>van</strong> het granulaat op de<br />

Europese markt kan plaatsv<strong>in</strong>den. S<strong>in</strong>ds 1 juni 2004 is de CE-marker<strong>in</strong>g voor granulaten<br />

<strong>in</strong> België verplicht. Dit wil zeggen dat de fabrikanten geen granulaten meer mogen<br />

produceren noch verkopen zonder deze marker<strong>in</strong>g.<br />

Het granulaat moet aan m<strong>in</strong>imale eisen voldoen om de CE-marker<strong>in</strong>g te kunnen<br />

verkrijgen. Het moet niet enkel voldoen aan de bouwtechnische eisen, maar ook aan<br />

enkele chemische eisen zoals een maximaal sulfaat- en chloridengehalte. Doordat elk<br />

land voor een controleniveau kiest, is de CE-marker<strong>in</strong>g geen kwaliteitsmerk. Belangrijk is<br />

wel dat de kwaliteitslabels <strong>in</strong> elk land <strong>van</strong> de Europese Unie niet <strong>in</strong> strijd zijn met de CEmarker<strong>in</strong>g.<br />

(OVAM, 2010)<br />

4.5.2 Het BENOR-merk<br />

Het BENOR-merk is een gedeponeerd merk dat eigendom is <strong>van</strong> het BIN. Het BENORmerk<br />

geeft aan dat een product <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g is met de Belgische norm (NBN) of<br />

met de door het BIN goedgekeurde typespecificaties (PTV). Een keurmerk moet zowel<br />

bouwtechnische als milieuhygiënische eisen opleggen. Op beide vlakken bestaan<br />

wettelijke bepal<strong>in</strong>gen waaraan de certificatie moet voldoen. Het grootste verschil met de<br />

CE-marker<strong>in</strong>g is dat elke producent kan kiezen of hij het BENOR-keurmerk wil verkrijgen.<br />

Het wordt niet opgelegd door de wetgever. (Devriendt, 2010)<br />

4.5.3 CERTIPRO<br />

Certipro is een certificatie- en keur<strong>in</strong>gsdienst opgericht door het VITO. Voor elk te<br />

certificeren product ontwikkelt CERTIPRO een passend certificatieschema, waarbij de<br />

eisen waaraan het product moet voldoen afgestemd zijn op de toekomstige Europese,<br />

nationale en gewestelijke reglementer<strong>in</strong>gen. Daarvoor heeft CERTIPRO het Quareazorgsysteem<br />

ontwikkeld met als doel een garantie te bieden dat de secundaire<br />

grondstoffen effectief aan alle voorwaarden voldoen voor ze het statuut verkrijgen <strong>van</strong><br />

volwaardige secundaire grondstof. Om deze garantie te kunnen bieden wordt dit<br />

zorgsysteem onderworpen aan een certificatieprocedure door een onafhankelijk<br />

certificatie-organisme. (Devriendt, 2010)<br />

4.5.4 COPRO<br />

COPRO of de Controle <strong>van</strong> Producten is een onafhankelijk keur<strong>in</strong>gsorgaan met het<br />

statuut <strong>van</strong> een vzw. COPRO werd opgericht door de openbare <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen en de<br />

gebruikers <strong>van</strong> de producten die COPRO controleert. De groep <strong>van</strong> de openbare<br />

<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen wordt gevormd door de drie gewesten. Deze groep vertegenwoordigt 50%<br />

<strong>van</strong> de stemmen en levert de voorzitter. De groep <strong>van</strong> de aannemers levert de andere<br />

leden en de ondervoorzitter.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 63


Net zoals bij het BENOR-merk moet de controle voldoen aan bouwtechnische en<br />

milieuhygiënische criteria. Voor de milieuhygiënische eisen moet de controle voldoen aan<br />

VLAREA. Dit VLAREA wordt zoals eerder vermeld, ver<strong>van</strong>gen door het VLAREMA. In<br />

VLAREA wordt opgelegd dat gerecycleerde granulaten onderworpen moeten worden aan<br />

een eenheidsreglement dat goedgekeurd is bij m<strong>in</strong>isterieel besluit. Het nieuwe<br />

eenheidsreglement werd goedgekeurd op 25 juli 2011 en g<strong>in</strong>g <strong>in</strong> voege op 23 november<br />

2011. Het eenheidsreglement certificeert enkel een milieuhygiënische kwaliteit <strong>van</strong> de<br />

gerecycleerde granulaten. Op gebied <strong>van</strong> bouwtechnische eisen moet voldaan worden<br />

aan volgende normen naargelang de toepass<strong>in</strong>g:<br />

- de geharmoniseerde Europese normen zoals NBN EN 13242: 2008, NBN<br />

EN 12620: 2002,...;<br />

- de standaardbestekken gepubliceerd door het Vlaams Gewest (SB 250<br />

voor de Wegenbouw, SB 230 voor de Waterbouwkundige werken, ...);<br />

- technische voorschriften gepubliceerd door het OCW, WTCB, ...;<br />

- andere technische voorschriften.<br />

Het eenheidsreglement is <strong>van</strong> toepass<strong>in</strong>g op de certificatie <strong>van</strong> gerecycleerde granulaten<br />

die geproduceerd zijn op een vaste locatie en door een mobiele <strong>in</strong>stallatie op een bouw-<br />

of sloopwerf. (COPRO, 2003)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 64


5 Aanpak proefreeks<br />

5.1 Algemeen<br />

De proefreeks is een parameterstudie die toespitst is op het meten <strong>van</strong> de<br />

verwerkbaarheid <strong>van</strong> <strong>recyclagebeton</strong>. Aan<strong>van</strong>kelijk wordt het percentage<br />

superplastificeerder gewijzigd om een referentiecurve op te stellen. Het doel is om tot<br />

100 m<strong>in</strong>uten na aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het hydratatieproces een betonmengsel te verkrijgen dat<br />

verwerkbaarheidklasse S4 haalt. Aan de hand <strong>van</strong> de literatuurstudie werd beslist om de<br />

voorbevochtig<strong>in</strong>gstijd <strong>van</strong> de recyclagegranulaten en het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de<br />

hulpstof te laten variëren. Vervolgens wordt nog een vergelijk<strong>in</strong>g gemaakt met de<br />

werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> kalksteenbeton. Tot slot worden nog twee andere<br />

parameters gewijzigd namelijk:<br />

- Toegevoegde mengenergie;<br />

- Granulometrie <strong>van</strong> het mengsel (meer fijnen).<br />

5.2 Proefreeks : verwerkbaarheidscurven<br />

De proefreeks start met het vastleggen <strong>van</strong> de betonrecepten voor het mengsel<br />

bestaande uit recyclagegranulaat en het mengsel bestaande uit kalksteengranulaat. Aan<br />

de hand <strong>van</strong> de zeefkrommes wordt de “ideale” korrelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> Bolomey<br />

nagestreefd. Dit is slechts één <strong>van</strong> de bestaande methodes om het skelet te berekenen.<br />

De keuze valt op deze methode omdat ze reken<strong>in</strong>g houdt met de hoekigheid <strong>van</strong><br />

gebroken granulaten. Deze hoekigheid heeft zijn <strong>in</strong>vloed op de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het<br />

mengsel. Daardoor is deze methode beter geschikt dan die <strong>van</strong> Füller.<br />

Vervolgens worden de volumieke massa’s en de absorptiegehaltes <strong>van</strong> de granulaten<br />

bepaald aan de hand <strong>van</strong> de pyknometer. Dit zijn belangrijke gegevens, aangezien<br />

kalksteengranulaat en betonpu<strong>in</strong> totaal verschillende eigenschappen bezitten. In deze<br />

studie werden de absorptiepercentages <strong>van</strong> zand en recyclagemateriaal bepaald. De<br />

waarde <strong>van</strong> de absorptie <strong>van</strong> het kalksteengranulaat komt uit de technische fiche.<br />

Verwacht wordt dat de absorptiepercentages <strong>van</strong> deze twee granulaten <strong>in</strong> verschillende<br />

grote ordes zullen liggen waardoor de W/C-factor aangepast wordt <strong>in</strong>dien de<br />

waterabsorptie <strong>van</strong> de granulaten verwaarloosd zou worden.<br />

Aan de hand <strong>van</strong> voorgaande gegevens kan gestart worden met de eerste proefreeks.<br />

Het aan<strong>van</strong>kelijke doel bestaat er<strong>in</strong> om dezelfde verwerkbaarheid te bereiken als<br />

pompbeton (verwerkbaarheidsklasse S4) gedurende 100 m<strong>in</strong>uten. Daarna worden enkele<br />

parameters aangepast met als bedoel<strong>in</strong>g de <strong>in</strong>vloed op de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het<br />

beton te bekijken. Tenslotte wordt de vergelijk<strong>in</strong>g gemaakt tussen natuurlijk beton en<br />

<strong>recyclagebeton</strong>. Telkens wordt op dezelfde manier, met dezelfde uitrust<strong>in</strong>g, eenzelfde<br />

hoeveelheid beton gemaakt waarop een slumptest wordt uitgevoerd op tijdstippen 5, 10,<br />

20, 40, 60 en 80 m<strong>in</strong>uten. Indien nodig wordt het meetpunt <strong>van</strong> 100 m<strong>in</strong>uten erbij<br />

genomen. In dit geval wordt het meetpunt na 5 m<strong>in</strong>uten overgeslagen. Op deze<br />

meettijdstippen wordt telkens een slumptest uitgevoerd en worden twee proefkubussen<br />

gevormd. De triltijd <strong>van</strong> de proefkubussen bedraagt twee maal 3 seconden. Van het<br />

verse beton wordt de natte volumieke massa bepaald. Na 28 dagen wordt de droge<br />

volumieke massa en druksterkte <strong>van</strong> de proefkubussen bepaald.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 65


Als verwerkbaarheidstest valt de keuze op de slumptest omdat deze test gemakkelijk uit<br />

te voeren is en een duidelijk beeld geeft <strong>van</strong> de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het mengsel <strong>in</strong> het<br />

gekozen verwerkbaarheidsdome<strong>in</strong>:<br />

- De verdicht<strong>in</strong>gsgraad <strong>van</strong> Walz is niet representatief bij een te<br />

verwerkbaar mengsel aangezien praktisch geen opmet<strong>in</strong>g kan gedaan<br />

worden;<br />

- De VeBe-consistiometer is moeilijk uitvoerbaar.<br />

Ten slotte worden de verwerkbaarheidscurven opgesteld voor tijdstippen <strong>van</strong> toevoegen<br />

die niet b<strong>in</strong>nen de 10 m<strong>in</strong>uten vallen na het contact tussen water en cement. Om het<br />

ideale tijdstip <strong>van</strong> toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder na te gaan wordt een simulatie<br />

gemaakt <strong>van</strong> de benodigde hoeveelheid hulpstof om een S4 te halen bij toevoeg<strong>in</strong>g na 30<br />

respectievelijk 60 m<strong>in</strong>uten. Hieruit zal blijken of het eventueel voordeliger zou zijn om de<br />

hulpstof pas toe te voegen op de werf. Na 30 of 60 m<strong>in</strong>uten wordt <strong>in</strong> stappen <strong>van</strong><br />

ongeveer 0,5% superplastificeerder toegevoegd. Na elke toevoeg<strong>in</strong>g bedraagt de extra<br />

mengtijd die nodig is om de hulpstof te laten <strong>in</strong>werken 5 m<strong>in</strong>uten waarna de slumptest<br />

volgt.<br />

Om de proefreeks af te ronden werd nog een mengsel gemaakt met toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />

fijnen om de <strong>in</strong>vloed op de verwerkbaarheid en op eventuele segregatie te bekijken.<br />

Gedurende deze proefreeks worden drie betonrecepten gebruikt:<br />

- Betonrecept 1: Recept op basis <strong>van</strong> recyclagegranulaat;<br />

- Betonrecept 2: Recept op basis <strong>van</strong> recyclagegranulaat met toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> fijnen<br />

(1 mengsel);<br />

- Betonrecept 3: Recept op basis <strong>van</strong> natuurlijk granulaat.<br />

Het <strong>in</strong>ert skelet <strong>van</strong> betonrecept 1 bestaat uit:<br />

- zand 0/4;<br />

- Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16;<br />

- Betonpu<strong>in</strong> 8/32.<br />

Het <strong>in</strong>ert skelet <strong>van</strong> betonrecept 2 bestaat uit:<br />

- zand 0/4;<br />

- zand 0/2;<br />

- Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16;<br />

- Betonpu<strong>in</strong> 8/32.<br />

Het <strong>in</strong>ert skelet <strong>van</strong> betonrecept 3 bestaat uit:<br />

- Zand 0/4 (lad<strong>in</strong>g 2);<br />

- Gebroken kalksteen 4/16.<br />

Elk mengsel krijgt een afkort<strong>in</strong>g om de naamgev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het volgende deel <strong>van</strong> de studie<br />

makkelijker te laten verlopen. Die is als volgt opgebouwd:<br />

RG/GM/0%/30sec./0 m<strong>in</strong>.<br />

- Eerste deel: RG staat voor recyclage granulaat (NG voor natuurlijk granulaat);<br />

- Tweede deel: GM staat voor grote menger (KM voor kle<strong>in</strong>e);<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 66


- Derde deel: percentage hulpstof;<br />

- Vierde deel: voorbevochtig<strong>in</strong>gsduur;<br />

- Vijfde deel: moment <strong>van</strong> toevoegen hulpstof.<br />

De simulatie <strong>van</strong> de hoeveelheid hulpstof die nodig is na 30 m<strong>in</strong><br />

(RG/GM/variabel/30sec. /30m<strong>in</strong>.) en 60 m<strong>in</strong>uten (RG/GM/variabel/30sec./60m<strong>in</strong>.)<br />

om een verwerkbaarheidsklasse S4 te behalen werd uitgevoerd aan de hand <strong>van</strong> de<br />

twee verschillende soorten mengsels.<br />

De volgende verwerkbaarheidscurven zijn opgesteld a.d.h.v recyclagemateriaal:<br />

- Kle<strong>in</strong>e menger<br />

o 0 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />

m<strong>in</strong> (RG/KM/0%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.) ;<br />

o 2% hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />

m<strong>in</strong> (RG/KM/2%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.) .<br />

- Grote menger<br />

o 0 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />

m<strong>in</strong> (RG/GM/0%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />

o 1 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />

m<strong>in</strong> (RG/GM/1%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />

o 1,5 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof<br />

0 m<strong>in</strong> (RG/GM/1,5%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />

o 2 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />

m<strong>in</strong> (RG/GM/2%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />

o 1,5 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof<br />

5 m<strong>in</strong> (RG/GM/1,5%/30 sec./5 m<strong>in</strong>.);<br />

o 1,5 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof<br />

10 m<strong>in</strong>(RG/GM/1,5%/30 sec./10 m<strong>in</strong>.);<br />

o 1,5% hulpstof, 5 m<strong>in</strong>. voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />

m<strong>in</strong>(RG/GM/1,5%/5m<strong>in</strong>./0 m<strong>in</strong>.);<br />

o 1,5% hulpstof, 15 m<strong>in</strong>. voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen 0m<strong>in</strong>.<br />

(RG/GM/1,5%/15 m<strong>in</strong>./0 m<strong>in</strong>.);<br />

o 1,5 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof<br />

0 m<strong>in</strong> (extra fijnen) (RG/GM/1,5%/30 sec./0 m<strong>in</strong>/extra fijnen);.<br />

o Hulpstofpercentage variabel, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip<br />

toevoegen hulpstof 30 m<strong>in</strong> (RG/GM/variabel/30 sec./30 m<strong>in</strong>.);<br />

o Hulpstofpercentage variabel, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip<br />

toevoegen hulpstof 60 m<strong>in</strong> (RG/GM/variabel/30 sec./60 m<strong>in</strong>.);<br />

De volgende verwerkbaarheidscurven zijn opgesteld a.d.h.v. natuurlijke granulaat:<br />

- Grote menger<br />

o 0 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />

m<strong>in</strong> (NG/GM/0%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />

o 1 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof 0<br />

m<strong>in</strong> (NG/GM/1%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.);<br />

o 1,5 % hulpstof, 30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, tijdstip toevoegen hulpstof<br />

0 m<strong>in</strong> (NG/GM/1,5%/30 sec./0 m<strong>in</strong>.).<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 67


6 Beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de proeven<br />

6.1 Granulaatproeven<br />

6.1.1 Korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagram granulaten<br />

De korrelverdel<strong>in</strong>g wordt bepaald aan de hand <strong>van</strong> de beschrijv<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de norm NBN EN<br />

933-1 (Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor geometrische eigenschappen <strong>van</strong> granulaten- Deel 1:<br />

Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelverdel<strong>in</strong>g- Zeefmethode, 2006). Zoals beschreven <strong>in</strong> de norm<br />

worden de granulaten voor aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de zeefanalyse gedroogd <strong>in</strong> de droogstoof op<br />

een temperatuur <strong>van</strong> 105 °C. Tijdens het uitvoeren <strong>van</strong> de zeefanalyse worden voor een<br />

grof granulaat de basisset <strong>van</strong> zeven gebruikt. Voor het zand wordt een selectie gemaakt<br />

uit de basisset, zeven met te grote open<strong>in</strong>gen worden niet gebruikt.<br />

De zeefproef bestaat uit een zevenkolom met afnemende maaswijdte. De massa’s <strong>van</strong> de<br />

lege zeven worden bepaald en vervolgens op elkaar gestapeld. Na het wegen <strong>van</strong> het<br />

monster wordt het monster op de bovenste zeef aangebracht. Het gewicht <strong>van</strong> het<br />

monster wordt vastgelegd door de m<strong>in</strong>imale massa aan de hand <strong>van</strong> de maximale<br />

diameter (Dmax) <strong>van</strong> het granulaat. Daarna wordt de zeefkolom een tiental m<strong>in</strong>uten<br />

(mechanisch) geschut. Theoretisch wordt de zeefproef gestopt als het zogenaamde<br />

zeefe<strong>in</strong>dpunt bereikt is. Dit punt is bereikt als <strong>in</strong> 1 m<strong>in</strong>uut de bijkomende doorval door<br />

een zeef kle<strong>in</strong>er is dan 0,1% <strong>van</strong> de massa <strong>van</strong> het proefstuk. Na het zeven worden de<br />

zeven <strong>in</strong>clusief de zeefresten één na één gewogen. Na de re<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de zeven met een<br />

borsteltje kan de proef herhaald worden.<br />

De controle op de zeefproef bestaat uit twee delen: eerst en vooral wordt erop toegezien<br />

dat geen enkele zeef overladen geraakt. De massa op een zeef met maaswijdte d mag de<br />

maximale zeeflad<strong>in</strong>g gelijk zijn aan:<br />

Met : A = de oppervlakte <strong>van</strong> de zeef uitgedrukt <strong>in</strong> mm²<br />

d = maaswijdte zeef<br />

Voor de te gebruiken zeven met een diameter <strong>van</strong> 150 mm worden de maximale<br />

zeeflad<strong>in</strong>gen weergegeven <strong>in</strong> Tabel 10.<br />

Tabel 10: Maximale zeeflad<strong>in</strong>g<br />

zeefopen<strong>in</strong>g<br />

max. massa op<br />

zeef<br />

mm. g.<br />

40 2235<br />

31,5 1984<br />

16 1414<br />

12,5 1250<br />

8 1000<br />

5 790<br />

4 707<br />

2 500<br />

0,5 250<br />

0,25 177<br />

0,125 125<br />

0,063 89<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 68


Het verlies aan massa tijdens de zeefproef mag niet groter zijn dan 1%:<br />

Met : M2 = de massa <strong>van</strong> het monster<br />

Ri = de massa <strong>van</strong> de zeefresten<br />

P = de massa <strong>in</strong> de op<strong>van</strong>gpot<br />

Uit de resultaten wordt een zeeftabel of een korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagram bekomen. Daarbij<br />

wordt op de abscis de zeefopen<strong>in</strong>g op een logaritmische schaal uitgezet, op de ord<strong>in</strong>aat<br />

komt de gecumuleerde doorval <strong>in</strong> procent. Het korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagramma is een<br />

gemiddelde <strong>van</strong> de zeefanalyse <strong>van</strong> drie monsters.<br />

6.1.2 Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en wateropname<br />

Om de dichtheid en de wateropname te bepalen <strong>van</strong> de te gebruiken granulaten <strong>in</strong> het<br />

betonmengsel wordt de NBN EN 1097-6 gevolgd (Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor de bepal<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> mechanische en fysische eigenschappen <strong>van</strong> granulaten- Deel 6: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en <strong>van</strong> de wateropname, 2006). Bij deze proef wordt gebruik<br />

gemaakt <strong>van</strong> de pyknometer. Die wordt gevuld met een representatief granulaatmonster<br />

en water, vervolgens gedurende 24 uur <strong>in</strong> een omgev<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 20°C geplaatst. Belangrijk<br />

is dat alle <strong>in</strong>gesloten lucht uit het granulaatmonster verwijderd wordt. Na 24 uur wordt<br />

de pyknometer bijgevuld tot aan de maatstreep en gewogen (M2). Het granulaat wordt<br />

vervolgens verwijderd en de pyknometer wordt opnieuw met water gevuld en gewogen<br />

(M3). Het granulaat wordt met een doek (grof granulaat) of <strong>in</strong> een schaal (fijn granulaat)<br />

gedroogd tot de oppervlaktedroge toestand bereikt is. Het oppervlakte droog granulaat<br />

wordt gewogen (M1). Vervolgens wordt het granulaat <strong>in</strong> de droogstoof geplaatst bij een<br />

temperatuur <strong>van</strong> 105°C tot het volledig droog is. Het droge granulaat wordt gewogen<br />

(M4).<br />

Aan de hand <strong>van</strong> de bekomen resultaten worden de volgende begrippen berekend:<br />

- Waterabsorptie na 24 uur onderdompel<strong>in</strong>g;<br />

- De absolute deeltjesdichtheid (apparent particle density)<br />

= massa <strong>van</strong> het ovengedroogde monster gedeeld door het volume <strong>in</strong> water,<br />

<strong>in</strong>clusief <strong>in</strong>gesloten holten en exclusief toegankelijke holtes;<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 69


- Werkelijke deeltjesdichtheid (particle density on an oven-dried basis)<br />

= massa <strong>van</strong> het ovengedroogde monster gedeeld door het volume <strong>in</strong> water,<br />

<strong>in</strong>clusief <strong>in</strong>gesloten als toegankelijke holtes;<br />

- Werkelijke deeltjesdichtheid <strong>in</strong> verzadigde en oppervlaktedroge toestand (particle<br />

density on a saturated and surface-dried basis)<br />

= massa <strong>van</strong> het granulaat + watertoegankelijke holtes gedeeld door het volume<br />

<strong>in</strong> water, <strong>in</strong>clusief <strong>in</strong>gesloten en toegankelijke holtes.<br />

6.1.3 Vochtgehaltebepal<strong>in</strong>g<br />

Uit het voorgaande volgt dat het absorptiegedrag <strong>van</strong> pu<strong>in</strong>granulaten <strong>van</strong> groot belang is<br />

en bij gevolg ook het reeds aanwezig vochtgehalte. Het bepalen <strong>van</strong> het vochtgehalte<br />

<strong>van</strong> de granulaten gebeurt aan de hand <strong>van</strong> NBN EN 1097-5 (Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor<br />

de bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> mechanische en fysische eigenschappen <strong>van</strong> granulaten –Deel 5:<br />

Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het watergehalte door drogen <strong>in</strong> een geventileerde oven, 2008).<br />

Aan<strong>van</strong>kelijk wordt de massa <strong>van</strong> een leeg schaaltje bepaald (M0). Vervolgens wordt het<br />

schaaltje gevuld met een representatief monster en opnieuw gewogen (Mn). Na drog<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> het monster <strong>in</strong> de droogstoof, bij een temperatuur <strong>van</strong> 105°C tot een constante<br />

massa bereikt wordt, wordt de droge massa bepaald (Md). Aan de hand <strong>van</strong> onderstaande<br />

formule wordt het vochtgehalte bepaald:<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 70


6.2 Proeven op vers beton<br />

In deze paragraaf worden enkele proeven vermeld die de verwerkbaarheid <strong>van</strong> vers<br />

beton kwantificeren. In de proefreeks wordt echter enkel gebruik gemaakt <strong>van</strong> de<br />

slumptest, die wordt hieronder uitgelegd. De vier mogelijke verwerkbaarheidstesten zijn:<br />

- De slumptest;<br />

- De schokmaat;<br />

- De VeBe cosistometer;<br />

- Verdicht<strong>in</strong>gsgraad <strong>van</strong> Walz.<br />

Zetmaat (slump)<br />

De NBN EN 12350-2 (Beproev<strong>in</strong>g <strong>van</strong> betonspecie- Deel2: Zetmaat, 1999) wordt gevolgd<br />

ter bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de zetmaat <strong>van</strong> vers beton. Het benodigd materiaal bestaat uit de<br />

Abramskegel, een genormaliseerde prikstaaf en een harde en niet wateropzuigend<br />

oppervlak. De Abramskegel is een open afgeknotte kegelmantel met een hoogte <strong>van</strong><br />

(300±2) mm. De <strong>in</strong>wendige diameter bedraagt bovenaan (100±2) mm, onderaan<br />

(200±2) mm. Om ervoor te zorgen dat de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de wandwrijv<strong>in</strong>g op het resultaat<br />

m<strong>in</strong>imaal is wordt de kegel voor aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proef lichtjes bevochtigd. De kegel<br />

wordt gevuld aan de hand <strong>van</strong> een opzetstuk <strong>in</strong> drie lagen waarbij iedere laag verdicht<br />

wordt door 25 prikken met de genormaliseerde prikstaaf. Na het verdichten wordt het<br />

bovenvlak aan de hand <strong>van</strong> een zaagbeweg<strong>in</strong>g afgestreken en het beton dat naast de<br />

kegel gevallen is verwijderd. Vervolgens wordt de Abramskegel langzaam verticaal<br />

omhoog gebracht. De zetmaat is de verticale afstand tussen het bovenvlak <strong>van</strong> de kegel<br />

en het betonoppervlak gemeten tot op 1 cm nauwkeurig. Aan de hand <strong>van</strong> het bekomen<br />

resultaat wordt de consistentieklasse bepaald.<br />

Figuur 27: Slump test(<strong>in</strong>ter beton)<br />

Tabel 11: Verwerkbaarheidsklassen<br />

Klasse Zetmaat <strong>in</strong> mm<br />

S1<br />

S2<br />

S3<br />

S4<br />

S5<br />

10-40<br />

50-90<br />

100-150<br />

160-210<br />

≥220<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 71


6.3 Proeven op verhard beton<br />

Druksterkte (NBN EN 206-1:2004 en NBN B15-001:2004 en NBN EN 12390-3:<br />

2002)<br />

De karakteristieke druksterkte <strong>van</strong> verhard beton na 28 dagen, bewaard bij 20°C en een<br />

relatieve vochtigheid <strong>van</strong> 80%, wordt bepaald door de druksterkteklasse. De gewenste<br />

en gebruikte druksterkteklasse <strong>in</strong> deze studie is C25/30. De eerste waarde geeft de<br />

druksterkte aan op cil<strong>in</strong>ders met een diameter <strong>van</strong> 150 mm en een hoogte <strong>van</strong> 300 mm.<br />

De tweede waarde is de druksterkte <strong>van</strong> kubussen met een zijde <strong>van</strong> 150 mm. Deze<br />

waarden zijn uitgedrukt <strong>in</strong> N/mm 2. De drukproeven uitgevoerd <strong>in</strong> deze studie werden<br />

toegepast op kubussen met zijden 150 mm.<br />

Figuur 28: Drukbank (Verstraete S.)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 72


7 Ontwerp betonmengsel<br />

In deze studie wordt de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> op <strong>recyclagebeton</strong> onderzocht. Om deze<br />

<strong>in</strong>vloed goed te kunnen begroten wordt een betonmengsel ontworpen dat bestaat uit<br />

zand en 100% betonpu<strong>in</strong>granulaten en een mengsel dat bestaat uit zand en de klassieke<br />

kalksteengranulaten. Op deze manier kan de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> het betonpu<strong>in</strong> op de werk<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> de superplastificeerder goed <strong>in</strong>geschat worden. Voor het ontwerp <strong>van</strong> beide<br />

mengsels worden dezelfde stappen gevolgd als hier beschreven staan.<br />

7.1 Eisen betonsamenstell<strong>in</strong>g<br />

7.1.1 blootstell<strong>in</strong>gs- en milieuklasse<br />

Beton wordt op verschillende manieren aangetast naargelang de omgev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> het<br />

zich bev<strong>in</strong>dt. Aan de hand <strong>van</strong> de blootstell<strong>in</strong>gseis waar<strong>in</strong> het beton zich bev<strong>in</strong>dt, kan de<br />

milieuklasse vastgelegd worden.<br />

In de NBN 15-001: 2004 worden 13 verschillende blootstell<strong>in</strong>gsklassen gedef<strong>in</strong>ieerd. Ze<br />

worden aangeduid met een letter E die staat voor environment. De tweede letter staat<br />

voor de aantast<strong>in</strong>g. De letter E staat voor “exterior”, I voor “<strong>in</strong>terior”, S voor “sea” en A<br />

voor “aggressive”.<br />

In deze studie wordt gekozen voor de blootstell<strong>in</strong>gsklasse EE2. Daaruit volgt de milieuklasse<br />

XF 1 voor ongewapend beton. Voor deze milieuklasse moet gekozen worden voor<br />

het betontype T(0,55). De keuze wordt voorgesteld <strong>in</strong> Tabel 12 op pag<strong>in</strong>a 74.<br />

7.1.2 Sterkte- en duurzaamheidseisen<br />

Het vastgelegde betontype is een comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> verschillende duurzaamheidseisen<br />

waaraan het mengsel moet voldoen. Deze duurzaamheidseisen bestaan uit volgende<br />

punten:<br />

- Maximale en m<strong>in</strong>imale water-cementfactor: de W/C-factor geeft de verhoud<strong>in</strong>g<br />

weer tussen het effectieve watergehalte, aanwezig <strong>in</strong> het verse beton, en het<br />

watergehalte verm<strong>in</strong>derd met het gehalte dat geabsorbeerd is door de granulaten.<br />

Deze maximale en m<strong>in</strong>imale W/C-factor worden vastgelegd <strong>in</strong> de NBN EN 206-<br />

1:2001 en de NBN B 15-001: 2004;<br />

- De m<strong>in</strong>imale druksterkte: de druksterkte die wordt voorgeschreven is de<br />

druksterkte <strong>van</strong> beton dat 28 dagen bij een temperatuur <strong>van</strong> 20±2°C bewaard is<br />

bij een m<strong>in</strong>imale relatieve luchtvochtigheid <strong>van</strong> 90%. De m<strong>in</strong>imale druksterkte is<br />

een aanvullende eis. Wanneer het beton aan deze eis beantwoordt is dit een<br />

<strong>in</strong>dicatie dat het beton niet <strong>in</strong> strijdt is met bovenstaande eisen;<br />

- Het m<strong>in</strong>imale luchtgehalte: deze eis wordt enkel opgelegd bij een beperkt aantal<br />

betontypes.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 73


7.2 Opbouw <strong>van</strong> het <strong>in</strong>erte skelet<br />

Tabel 12: Blootstell<strong>in</strong>gsklassen (InterBeton)<br />

Een optimale betonsamenstell<strong>in</strong>g wordt verkregen door aan de hand <strong>van</strong> de<br />

zeefkrommes de optimale korrelverdel<strong>in</strong>gscurve zo goed mogelijk te benaderen. In dit<br />

geval wordt de formule <strong>van</strong> Bolomey gebruikt om de “ideale” korrelkromme te bekomen.<br />

De verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de granulaten wordt zo vastgelegd dat het volume aan holle ruimte<br />

tussen de granulaten m<strong>in</strong>imaal is. In deze holle ruimten zullen het cement en het water<br />

zich bev<strong>in</strong>den. De ideale korrelkromme kan zowel doorlopend (cont<strong>in</strong>u) als onderbroken<br />

(discont<strong>in</strong>u) zijn.<br />

- Een onderbroken korrelverdel<strong>in</strong>gskromme geeft aanleid<strong>in</strong>g tot een compacter<br />

beton dat <strong>van</strong> betere kwaliteit is. Dit beton heeft echter als nadeel dat het<br />

moeilijker te verwerken is en dat het een groter risico heeft op <strong>in</strong>gesloten lucht.<br />

Daarbij komt dat een discont<strong>in</strong>ue samenstell<strong>in</strong>g een zeer regelmatige kwaliteit<br />

<strong>van</strong> granulaten vereist. Afwijk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> granulometrie <strong>van</strong> de toegepaste kalibers<br />

kunnen het betonskelet zodanig verstoren dat slecht beton wordt bekomen;<br />

- Een doorlopende korrelverdel<strong>in</strong>gskromme wordt bekomen door een regelmatige<br />

opbouw wat aanleid<strong>in</strong>g geeft tot een zeer gesloten skelet. Het skelet bevat alle<br />

opeenvolgende afmet<strong>in</strong>gen tussen 0 en Dmax. De keuze <strong>van</strong> de granulaten is zeer<br />

belangrijk, want de kalibers <strong>van</strong> de verschillende te gebruiken granulaten moeten<br />

voldoende overlappen om een cont<strong>in</strong>u skelet te krijgen. Wanneer teveel grof of<br />

fijn materiaal aanwezig is, kan onmogelijk een cont<strong>in</strong>ue kromme bekomen<br />

worden.<br />

In deze studie wordt de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de superplastificeerder getest op beton gemaakt uit<br />

recyclagegranulaten. De kwaliteit <strong>van</strong> dit soort granulaten kan niet gewaarborgd worden<br />

op regelmatige basis. Het <strong>in</strong>ert skelet zal bijgevolg zo cont<strong>in</strong>u mogelijk opgebouwd<br />

worden. Dit heeft ook het voordeel dat de verwerkbaarheid beter is. (Belgische<br />

BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 74


Formule <strong>van</strong> Bolomey<br />

Verschillende betononderzoekers hebben een zogenaamde “ideale” korrelkromme<br />

opgesteld. Bolomey was één <strong>van</strong> hen, hij hield reken<strong>in</strong>g met de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het<br />

beton en met de vorm <strong>van</strong> de toegepaste granulaten. (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Formule:<br />

Met: Y: Doorval door de zeef met maaswijdte d (mm)<br />

A: Coëfficiënt afhankelijk <strong>van</strong> de korrelvorm uit Tabel 13<br />

d: maaswijdte <strong>van</strong> een willekeurige zeef (mm)<br />

D: maximale korrelgrootte <strong>van</strong> de granulaten (mm)<br />

Tabel 13: A Coëfficiënten afhankelijk <strong>van</strong> de korrelvorm (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Korrelvorm (mm) Stijf beton Plastisch Vloeibaar<br />

Rond 4-8 8-10 10-12<br />

Gebroken 6-10 10-12 12-14<br />

In deze studie wordt gewerkt met gebroken granulaat en het beton moet goed<br />

verwerkbaar zijn. Als gevolg hier<strong>van</strong> wordt voor een A waarde <strong>van</strong> 16 gekozen net zoals<br />

<strong>in</strong> het ValReCon20-project.<br />

7.3 Bereken<strong>in</strong>g korrelkrommen<br />

De bereken<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de ideale korrelkrommen tot het bekomen <strong>van</strong> een goede<br />

mengverhoud<strong>in</strong>g gebeurt via de kle<strong>in</strong>ste kwadratenmethode. Om het betonmengsel te<br />

berekenen zijn eerst enkele belangrijke gegevens nodig:<br />

- Een reeks zeefmaten. In deze studie zijn dit de gebruikte zeefmaten: : 31.5mm;<br />

16mm; 8mm; 4mm; 2mm; 1mm; 500µm; 250µm; 125µ; 63µm en een<br />

op<strong>van</strong>gbak;<br />

- De gebruikte formule is de Bolomeyformule. De ord<strong>in</strong>aatwaarden voor deze<br />

“ideale” korrelverdel<strong>in</strong>g worden berekend voor elke absciswaarde dj (voor elke<br />

zeefdiameter), stel Rj,i;<br />

- De gecumuleerde zeefresten <strong>van</strong> alle toe te passen kalibers voor alle zeefmaten<br />

(d1 t.e.m. dm), stel R1,1 … t.e.m. Rm,n.<br />

Voor de verschillende kalibers (1 tot n) worden X1, X2 en X3 als de mengverhoud<strong>in</strong>gen<br />

beschouwd die uitgerekend dienen te worden. Als eerste vergelijk<strong>in</strong>g om tot een<br />

oploss<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het stelsel te komen, wordt gebruikt: X1 + X2 + X3 = 1.<br />

Voor alle zeefmaten wordt de werkelijke korrelkromme opgesteld door de nog onbekende<br />

mengverhoud<strong>in</strong>gen uit te rekenen. Om een mengsel bestaande uit drie kalibers te<br />

berekenen, moet beroep worden gedaan op m<strong>in</strong>stens drie vergelijk<strong>in</strong>gen, waar<strong>van</strong> reeds<br />

één gekend is. Het verschil tussen de “ideale” curve en de werkelijke korrelkromme moet<br />

worden bepaald, waarna de som <strong>van</strong> de kwadraten <strong>van</strong> deze verschillen berekend wordt.<br />

S = F(X)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 75


Door gebruik te maken <strong>van</strong> substitutie kan bijvoorbeeld de onbekende X1 geschreven<br />

worden als X1 = 1 – (X2 + X3) zodat X1 geïntegreerd kan worden <strong>in</strong> de formules tot het<br />

bekomen <strong>van</strong> X1, X2 en X3.<br />

De waarde <strong>van</strong> X waarvoor de functie F(X) een m<strong>in</strong>imum of maximum bereikt, wordt<br />

gevonden door de afgeleide of differentiaal <strong>van</strong> deze functie naar die onbekende X gelijk<br />

te stellen aan 0. Gezien n-1 onbekenden overblijven, moet de differentiaal gemaakt<br />

worden naar elk <strong>van</strong> deze onbekenden, zodat uite<strong>in</strong>delijk een stelsel <strong>van</strong> n-1<br />

vergelijk<strong>in</strong>gen wordt bekomen. Hieruit worden de waarden <strong>van</strong> X2 en X3 bepaald.<br />

Telkens werd de kle<strong>in</strong>ste kwadratenmethode toegepast om een mengsel <strong>van</strong> drie kalibers<br />

te berekenen. Daarbij worden eerst de zeefresten opgesteld per zeefmaat, stel zeefmaat<br />

j:<br />

- Kaliber 1: Rj,1;<br />

- Kaliber 2: Rj,2;<br />

- Kaliber 3: Rj,3;<br />

- De ideale korrelkromme: Rj,i.<br />

Mengverhoud<strong>in</strong>gen:<br />

- Voor kaliber 1: X1 met X1 = 1 – (X2 + X3);<br />

- Voor kaliber 2: X2;<br />

- Voor kaliber 3: X3.<br />

De afwijk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de werkelijke korrelkromme ten opzichte <strong>van</strong> de ideale kromme is voor<br />

zeefmaat j:<br />

Ej = Rj,1 * X1 + Rj,2 * X2 + Rj,3 * X3 – Rj,i;<br />

Ej = Rj,1 * (1 – X2 - X3) + Rj,2 * X2 + Rj,3 * X3 – Rj,i;<br />

Ej = (Rj,1 – Rj,i) + (Rj,2 - Rj,1) * X2 + (Rj,3 - Rj,1)* X3.<br />

Daarna wordt de som <strong>van</strong> de kwadraten <strong>van</strong> deze afwijk<strong>in</strong>gen bepaald:<br />

S = ∑Ej² = ∑ ((Rj,1 – Rj,i)² + 2 * (Rj,2 - Rj,1) * (Rj,1 – Rj,i) * X2;<br />

+ 2 * (Rj,3 - Rj,1) * (Rj,1 – Rj,i) * X3;<br />

+ 2 * (Rj,2 - Rj,1) * (Rj,3 - Rj,1) * X2 * X3;<br />

+ (Rj,2 - Rj,1)² * X2² + (Rj,3 - Rj,1)² * X3²).<br />

Door de afgeleide <strong>van</strong> deze functie te berekenen en gelijk te stellen aan nul kan de<br />

m<strong>in</strong>imale waarde <strong>van</strong> S gevonden worden:<br />

2 * ∑ (Rj,2 - Rj,1) * (Rj,1 – Rj,i) + 2 * ∑ (Rj,2 - Rj,1) * (Rj,3 - Rj,1) * X3 + 2 * ∑ (Rj,2 - Rj,1)² *<br />

X2 = 0<br />

En<br />

2 * ∑ (Rj,3 - Rj,1) * (Rj,1 – Rj,i) + 2 * ∑ (Rj,2 - Rj,1) * (Rj,3 - Rj,1) * X2 + 2 * ∑ (Rj,3 - Rj,1)² *<br />

X3 = 0<br />

Uit dit stelsel kan X2 en X3 berekend worden. Daarna kan X1 = 1 – (X2 + X3) gebruikt<br />

worden om de waarde <strong>van</strong> X1 te verkrijgen. Zo zijn de parameters hoeveelheden en<br />

verhoud<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> het mengsel gekend. (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 76


7.4 Opbouw <strong>van</strong> de cementmatrix<br />

Wanneer <strong>hulpstoffen</strong> worden toegevoegd bij beton is de keuze <strong>van</strong> het cementtype <strong>van</strong><br />

zeer groot belang. In 3.5.2 werd al dieper <strong>in</strong>gegaan op de <strong>in</strong>teractie tussen de cement en<br />

de hulpstof. Verder heeft de keuze <strong>van</strong> het cementtype en de W/C-factor ondermeer een<br />

<strong>in</strong>vloed op de betonkwaliteit, duurzaamheid, verwerkbaarheid, krimpgedrag, ….<br />

7.4.1 Verantwoord<strong>in</strong>g cementkeuze<br />

De eigenschap waar het meest reken<strong>in</strong>g mee gehouden wordt bij het kiezen <strong>van</strong> een<br />

cementsoort <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met een hulpstof, is het gehalte aan C3A. De doeltreffendheid<br />

<strong>van</strong> de superplastificeerder hangt namelijk af <strong>van</strong> de verhoud<strong>in</strong>g C3A/CaSO4. Hoe hoger<br />

de verhoud<strong>in</strong>g, hoe m<strong>in</strong>der de toename is <strong>van</strong> de verwerkbaarheid. De keuze zal vallen<br />

op een cementsoort met een relatief laag C3A gehalte. (Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Een tweede belangrijke eigenschap waar het cement moet aan voldoen, heeft te maken<br />

met het alkalisch gehalte. Onderzoek heeft uitgewezen dat superplastificeerders op basis<br />

<strong>van</strong> polycarboxylaat, melam<strong>in</strong>e-formaldehyde, v<strong>in</strong>ylcopolymeren en naptaleenformaldehyde<br />

voor sterk verbeterende eigenschappen zorgen op gebied <strong>van</strong><br />

verwerkbaarheid. Maar <strong>in</strong> een omgev<strong>in</strong>g die sterk alkalisch is, worden de <strong>hulpstoffen</strong><br />

chemisch <strong>in</strong>stabiel waardoor de verwerkbaarheid niet verbetert. Omwille <strong>van</strong> deze reden<br />

wordt geopteerd voor een LA cementsoort. (M.Palacios, 2009)<br />

Een derde belangrijke parameter <strong>in</strong> de keuze was de aanwezigheid <strong>van</strong> onzuiverheden <strong>in</strong><br />

het cement. Eerdere studies hebben aangetoond dat onzuiverheden <strong>in</strong> het cement<br />

kunnen zorgen voor dichtheidsvariaties <strong>in</strong> het beton. Omdat portlandcement voor 50 à<br />

70% kan bestaan uit verontre<strong>in</strong>igd C3S, werd geopteerd om te werken met<br />

hoogovencement.(Bullard, J.W. et al, 2011)<br />

De vierde belangrijke parameter waarmee reken<strong>in</strong>g gehouden werd, is de fijnheid <strong>van</strong><br />

het cement. Afgaand op de sterkteklasse waarvoor het <strong>recyclagebeton</strong> bedoeld is, zou<br />

een 32,5 voldoende zijn. Hulpstoffen zijn echter doeltreffender bij fijnere cementdeeltjes.<br />

Daarom werd gekozen voor een 42,5. Het CEM III 52.5 is nog fijner, maar dit zou zorgen<br />

voor een nog hogere kost die onverantwoord is.<br />

Aan de hand <strong>van</strong> voorgaande redener<strong>in</strong>g wordt gekozen voor een CEM III 42,5 N LA.<br />

7.4.2 Verantwoord<strong>in</strong>g W/C-factor<br />

De W/C-factor is <strong>van</strong> groot belang voor de uite<strong>in</strong>delijke betonkwaliteit en de<br />

verwerkbaarheid <strong>van</strong> het mengsel. Een massa water die gelijk is aan 20 tot 28% <strong>van</strong> de<br />

cementmassa, wordt tijdens de hydrolyse- en hydratatiereactie chemisch gebonden. Bij<br />

deze W/C-factor is de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het mengsel m<strong>in</strong>iem, daarom wordt nog een<br />

extra hoeveelheid water aan het mengsel toegevoegd met als doel een homogeen<br />

mengsel te verkrijgen dat een zekere verwerkbaarheid bezit. De extra hoeveelheid water<br />

biedt de granulaten ook de mogelijkheid om water te absorberen en compenseert de<br />

verdamp<strong>in</strong>g tijdens het transport en plaatsen.<br />

Het is <strong>van</strong> uiterst groot belang om het onderscheid te maken tussen de totale W/C-factor<br />

en de effectieve W/C-factor bij het werken met pu<strong>in</strong>granulaten. De totale W/C-factor is<br />

de verhoud<strong>in</strong>g <strong>van</strong> al het water dat <strong>in</strong> het beton aanwezig is ten opzichte <strong>van</strong> het<br />

cementgehalte. Deze W/C-factor houdt reken<strong>in</strong>g met zowel het geabsorbeerde water<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 77


door de granulaten als het water dat deelneemt aan de hydratatiereactie. De effectieve<br />

W/C-factor is de verhoud<strong>in</strong>g tussen het vrije water <strong>in</strong> het beton en het cementgehalte.<br />

Deze factor houdt geen reken<strong>in</strong>g met het water dat geabsorbeerd is door de granulaten<br />

en bijgevolg niet deelneemt aan de hydratatiereactie. (Bonte & Van Laethem, 2007)<br />

Aangezien de absorptie bij pu<strong>in</strong>granulaten aanzienlijk hoger is dan bij natuurlijk<br />

granulaat, is het niet mogelijk om de absorptie te verwaarlozen. Aan de hand <strong>van</strong> de<br />

absorptiecapaciteit wordt de W/C factor gecorrigeerd. Wanneer gewerkt wordt met<br />

natuurlijk granulaat, kan gesteld worden dat de absorptie ongeveer 0,5% bedraagt.<br />

7.4.3 Praktische keuze<br />

Zoals eerder besproken <strong>in</strong> punt 7.4.1 is de cementsoort CEM III 42,5 N LA gekozen. Aan<br />

de hand <strong>van</strong> de sterkte en duurzaamheidseisen wordt gekozen voor een W/C-factor <strong>van</strong><br />

0,55. Dit is de maximale W/C-factor voor dit betontype. De keuze viel op deze W/Cfactor<br />

omdat de verwerkbaarheid <strong>in</strong> deze studie centraal staat en niet de druksterkte. Op<br />

deze manier werd gezorgd voor de grootst mogelijke verwerkbaarheid <strong>van</strong> het<br />

referentiemengsel dat geen superplastificeerder bevat.<br />

7.4.4 Keuze hulpstof<br />

In de studie zal gebruik gemaakt worden <strong>van</strong> één hulpstof waarbij verschillende<br />

parameters veranderd worden. Dit is meteen de reden waarom een keuze gemaakt moet<br />

worden tussen superplastificeerders op basis <strong>van</strong>:<br />

- Lignosulfonaten;<br />

- Poly-naftaleensulfonaten en poly-melam<strong>in</strong>esulfonaten;<br />

- Polycarboxylaat polymeren.<br />

De keuze valt op een superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat. De<br />

voornaamste reden is de moleculaire massa en de werk<strong>in</strong>g die afhankelijk is <strong>van</strong> de<br />

hoeveelheid waterstofatomen <strong>in</strong> het mengsel. Voor aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proefreeks kan<br />

verwacht worden dat de voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode <strong>van</strong> de granulaten een grote <strong>in</strong>vloed<br />

kan hebben op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. De grote moleculaire massa zal<br />

ervoor zorgen dat de hulpstof moeilijker geadsorbeerd zal kunnen worden door de<br />

aangehechte mortel op de pu<strong>in</strong>granulaten. Superplastificeerder op basis <strong>van</strong><br />

polycarboxylaat heeft ook het voordeel dat deze een lange tijd actief blijft <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g<br />

tot superplastificeerder op basis <strong>van</strong> lignosulfonaten.<br />

De keuze valt op GIMARCOPLAST FM 643: deze hulpstof wordt toegepast voor<br />

lichtgewichtbeton zoals <strong>recyclagebeton</strong>. Voor meer <strong>in</strong>formatie wordt verwezen naar de<br />

technische fiche <strong>in</strong> bijlage.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 78


8 Resultaten mengselontwerp<br />

8.1 Resultaten granulaatproeven<br />

8.1.1 Resultaten korrelverdel<strong>in</strong>gsdiagram granulaten<br />

Voor alle gebruikte granulaten werd de korrelverdel<strong>in</strong>g bepaald. Een samenvatt<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />

de resultaten is weergegeven <strong>in</strong> Figuur 29. In bijlage (het proefverslag) zijn alle<br />

zeefresultaten opgenomen. De gemiddelden <strong>van</strong> de zev<strong>in</strong>gen zijn hieronder<br />

weergegeven. De gemiddelde korrelverdel<strong>in</strong>g werd bepaald op drie zev<strong>in</strong>gen. De<br />

gemiddelde korrelverdel<strong>in</strong>g werd bepaald voor volgende granulaten:<br />

gecumuleerde zeefrest [%]<br />

1. Zand 0/4;<br />

2. Zand (lad<strong>in</strong>g 2) 0/4;<br />

3. Zand 0/2;<br />

4. Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16;<br />

5. Betonpu<strong>in</strong> 8/32;<br />

6. Gebroken kalksteen 4/16.<br />

0,00<br />

10,00<br />

20,00<br />

30,00<br />

40,00<br />

50,00<br />

60,00<br />

70,00<br />

80,00<br />

Vaststell<strong>in</strong>gen<br />

Gemiddelde zeefkromme<br />

90,00<br />

0,0625<br />

100,00<br />

0,25 1 4 16 64<br />

zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />

Figuur 29: Gemiddelde zeefkrommes<br />

zand 0/4<br />

zand 0/4 lad<strong>in</strong>g 2<br />

zand 0/2<br />

gebroken kalksteen 4/16<br />

gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />

betonpu<strong>in</strong> 8/32<br />

Volgens de norm mag de fout op een zev<strong>in</strong>g niet groter zijn dan 1%. De berekende fout<br />

op elke zev<strong>in</strong>g ligt telkens onder dit percentage. De opgemeten fout wordt weergegeven<br />

<strong>in</strong> Tabel 14. Het gehalte aan materiaalverlies tijdens het zeven is beperkt gebleven.<br />

Het tweede criteria waar reken<strong>in</strong>g mee gehouden moet worden, is de maximale<br />

zeeflad<strong>in</strong>g. Tijdens de vergelijk<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de gemeten zeeflad<strong>in</strong>gen en de maximale<br />

zeeflad<strong>in</strong>gen wordt vastgesteld dat de zeef <strong>van</strong> 16 mm bij het grof betonpu<strong>in</strong> een<br />

probleem vormt. Enkel bij de derde zev<strong>in</strong>g trad geen zeefoverlad<strong>in</strong>g op. Aan de hand <strong>van</strong><br />

statistisch onderzoek werd vastgesteld dat de standaardafwijk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de met<strong>in</strong>gen <strong>van</strong><br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 79


de zeef <strong>van</strong> 16 mm 6,23% bedraagt. Omwille <strong>van</strong> de zeefoverlad<strong>in</strong>g werd besloten om de<br />

resultaten <strong>van</strong> zev<strong>in</strong>g drie te gebruiken voor de bereken<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het betonmengsel. De<br />

andere resultaten werden aan<strong>van</strong>kelijk geschrapt en vervolgens opnieuw opgemeten.<br />

Fout zand 0/4 Gebroken<br />

betonpu<strong>in</strong><br />

4/16<br />

Tabel 14: Foutenanalyse op zev<strong>in</strong>gen<br />

Betonpu<strong>in</strong><br />

8/32<br />

Zand 0/4<br />

(lad<strong>in</strong>g 2)<br />

Gebroken<br />

kalksteen<br />

4/16<br />

Zand 0/2<br />

zev<strong>in</strong>g 1 0,07% 0,008% 0,05% 0,02% 0,10% 0,06<br />

zev<strong>in</strong>g 2 0,02% 0,04% 0,07% 0,10% 0,03% 0,17%<br />

zev<strong>in</strong>g 3 0,1% 0 % 0,02% 0,02% 0,02% 0,17%<br />

zev<strong>in</strong>g 4 0,01%<br />

Uit de Figuur 30 en Figuur 31 wordt vastgesteld dat de afwijk<strong>in</strong>g tussen de bekomen<br />

zeefkrommes bij het zand 0/4 zeer kle<strong>in</strong> is. Bij het gebroken granulaat is de afwijk<strong>in</strong>g<br />

groter. De reden <strong>van</strong> deze afwijk<strong>in</strong>g wordt gezocht bij het breken <strong>van</strong> het granulaat. De<br />

afwijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> korrelverdel<strong>in</strong>g bij grof betonpu<strong>in</strong> is kle<strong>in</strong>er dan bij gebroken betonpu<strong>in</strong>.<br />

Gecumuleerde zeefrest [%]<br />

0,00<br />

10,00<br />

20,00<br />

30,00<br />

40,00<br />

50,00<br />

60,00<br />

70,00<br />

80,00<br />

Gemiddelde zeefkromme zand 0/4<br />

90,00<br />

0,0625 0,125<br />

100,00<br />

0,25 0,5 1 2 4 8 16<br />

Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />

gemiddelde zeefkromme<br />

95% waarschijnlikheid bovengrens<br />

95% waarschijnlijkheid ondergrens<br />

Figuur 30: Gemiddelde zeefkromme zand 0/4 + waarschijnlijkheids<strong>in</strong>terval<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 80


Uit deze zeefresultaten blijkt dat het zand 0/4 waarmee aan<strong>van</strong>kelijk gewerkt zal<br />

worden, zeer we<strong>in</strong>ig fijnen bevat. Dit zand bestaat slechts voor 3,13% uit een fractie die<br />

kle<strong>in</strong>er is dan 250 µm. Dit zal waarschijnlijk segregatie <strong>in</strong> de hand werken.<br />

Ten slotte wordt opgemerkt dat de korrelverdel<strong>in</strong>g die gemeten wordt <strong>van</strong> recyclage<br />

granulaat en natuurlijk granulaat sterk verschillend is. Bijgevolg zal de granulometrie <strong>van</strong><br />

de betonrecepten op basis <strong>van</strong> kalksteen- en recyclage granulaat <strong>van</strong> elkaar verschillen.<br />

Dit zal zijn <strong>in</strong>vloed hebben op de slumptesten die zullen uitgevoerd worden. De kans op<br />

segregatie zal bijgevolg ook beïnvloed worden.<br />

Gecumuleerde zeefrest [%]<br />

Gemiddelde zeefkromme gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />

0<br />

10<br />

20<br />

30<br />

40<br />

50<br />

60<br />

70<br />

80<br />

90<br />

0,0625<br />

100<br />

0,25 1 4 16 64<br />

Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />

gemiddelde zeefkromme<br />

95% waarschijnlijkheid bovengrens<br />

95% waarschijnlijkheid ondergrens<br />

Figuur 31: Gemiddelde zeefkromme betonpu<strong>in</strong>granulaat + waarschijnlijkheids<strong>in</strong>terval<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 81


8.1.2 Resultaten bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en wateropname<br />

Om de effectieve W/C-factor <strong>van</strong> elk mengsel gelijk te houden, wordt nagegaan hoeveel<br />

water toegevoegd moet worden om de granulaten te verzadigen. Dit werd bepaald<br />

volgens NBN EN 1097-6. De opgemeten waterabsorptie percentages en de dichtheden<br />

<strong>van</strong> de materialen worden hieronder weergegeven <strong>in</strong> Figuur 32 en Figuur 33.<br />

Absorptiegehalte [%]<br />

Volumieke massa [kg/m³]<br />

5,5<br />

5<br />

4,5<br />

4<br />

3,5<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

2650<br />

2600<br />

2550<br />

2500<br />

2450<br />

2400<br />

2350<br />

2300<br />

Waterabsorptiegedrag granulaten<br />

0,418<br />

5,12<br />

zand 0/4 gebroken<br />

betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />

Figuur 32: Waterabsorptiegedrag granulaten<br />

zand 0/4 gebroken<br />

betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />

Figuur 33: Volumieke massa granulaten<br />

betonpu<strong>in</strong> 8/32 gebroken<br />

kalksteen 4/16<br />

Voor een uitgebreide verwerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de verschillende meetresultaten wordt verwezen<br />

naar het proefverslag <strong>in</strong> bijlage. De behaalde resultaten zijn het gemiddelde <strong>van</strong> een<br />

viertal pyknometer resultaten om aan de m<strong>in</strong>imale massa’s te komen die weergegeven<br />

zijn <strong>in</strong> de norm.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 82<br />

4,81<br />

Volumieke massa's granulaten<br />

2612<br />

2407 2407<br />

0,75<br />

2540<br />

betonpu<strong>in</strong> 8/32 gebroken<br />

kalksteen 4/16


Besluiten<br />

Alvorens de betonpu<strong>in</strong>granulaten <strong>in</strong> de pyknometer te plaatsen, werden ze gewassen. Dit<br />

omwille <strong>van</strong> het feit dat gedurende het oppervlaktedroog maken <strong>van</strong> de granulaten, de<br />

fijne deeltjes die aan de grovere granulaatkorrels hangen toch verloren gaan.<br />

De oppervlaktedroge toestand wordt <strong>in</strong> de norm niet eenduidig vastgelegd. Het begrip is<br />

voor <strong>in</strong>terpretatie vatbaar. De norm zegt dat de oppervlaktedroge toestand bereikt is<br />

wanneer het oppervlaktewater rond de korrels verdampt is en de korrels niet meer<br />

samenklitten. Het oppervlaktedroog maken <strong>van</strong> fijne granulaten is een subjectief<br />

gegeven. Hiervoor mogen verschillende warmtebronnen gebruikt worden volgens de<br />

norm. Een haardroger was echter niet het ideale middel om het zand oppervlaktedroog te<br />

krijgen. Sommige zandkorrels waren nog te vochtig, anderen dan weer te droog om <strong>van</strong><br />

een oppervlaktedroge toestand te kunnen spreken. Dit zorgt voor een meetfout en kan<br />

een verklar<strong>in</strong>g zijn voor de zeer onrealistische waarde die bij één opmet<strong>in</strong>g bekomen<br />

werd. De bekomen waarden werden allen getest door middel <strong>van</strong> het criterium <strong>van</strong><br />

Chauvenet om mogelijke uitschieters te verwijderen.<br />

Uit de resultaten blijkt dat een representatieve monsternem<strong>in</strong>g bij betonpu<strong>in</strong> granulaten<br />

<strong>van</strong> groot belang is. De gemiddelde standaardafwijk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de resultaten is kle<strong>in</strong>er voor<br />

zand dan voor betonpu<strong>in</strong>granulaat namelijk 0,28% tegenover 3,38%.<br />

De resultaten geven duidelijk weer dat zowel het type materiaal (recyclage granulaat of<br />

kalksteengranulaat) als de grootte <strong>van</strong> het absorptievlak <strong>van</strong> belang zijn. Grof betonpu<strong>in</strong>,<br />

dat werd afgezeefd op de zeef <strong>van</strong> 4 mm, heeft een kle<strong>in</strong>er absorptiepercentage omwille<br />

<strong>van</strong> het kle<strong>in</strong>er soortelijk oppervlak.<br />

Het groter absorptiepercentage <strong>van</strong> recyclagegranulaten is te wijten aan het grotere<br />

poriëngehalte dat aanwezig is <strong>in</strong> recyclagemateriaal door de aangehechte mortel. Door<br />

capillaire opzuig<strong>in</strong>g worden deze poriën gevuld met water. De poriën <strong>in</strong> het betonpu<strong>in</strong><br />

kunnen bestaan uit:<br />

- Gelporiën: deze poriën worden gecreëerd door de verdamp<strong>in</strong>g <strong>van</strong> fysisch<br />

gevonden <strong>in</strong>terlayer-water dat verdampt (0,15 <strong>van</strong> de W/C-factor). Hun diameter<br />

is ongeveer 10 -7 tot 10 -9 meter;<br />

- Capillaire poriën: deze poriën worden veroorzaakt door verdamp<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />

bijkomend aanmaakwater dat de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het oorspronkelijk mengsel<br />

ten goede kwam (W/C-factor groter dan 0,4). Een tweede oorzaak <strong>van</strong> deze<br />

poriën is het feit dat reactieproducten <strong>van</strong> de hydratatiereactie een kle<strong>in</strong>er volume<br />

<strong>in</strong>nemen dan de reagentia. De grootteorde <strong>van</strong> deze poriën is 10 -3 tot 10 -7 meter;<br />

- Een laatste oorzaak <strong>van</strong> mogelijke poriën is de aanwezigheid <strong>van</strong> luchtbellen <strong>in</strong><br />

het moedermateriaal door slechte verdicht<strong>in</strong>g of mogelijke toevoegsels zoals<br />

luchtbelvormers. (Blontrock & Van Guyze, 2010)<br />

Uit het bovenstaande blijkt dat recyclagemateriaal meer poriën bevat dan<br />

kalksteengranulaat. Bijgevolg zal de volumieke massa <strong>van</strong> het kalksteengranulaat hoger<br />

zijn dan recyclage granulaat. Dit wordt vastgesteld <strong>in</strong> de meetresultaten die<br />

weergegeven worden <strong>in</strong> Figuur 35.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 83


8.2 Opbouw <strong>in</strong>ert skelet<br />

8.2.1 Opbouw <strong>recyclagebeton</strong>: betonrecept 1<br />

Aan de hand <strong>van</strong> de formule <strong>van</strong> Bolomey wordt de ideale korrelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert<br />

skelet <strong>van</strong> een betonmengsel berekend. Deze ideale korrelverdel<strong>in</strong>g wordt gecorrigeerd<br />

door het cement <strong>in</strong> te rekenen als fijnen. De Bolomeycurve wordt op deze manier<br />

verticaal verschoven over een afstand die gelijk is aan de verhoud<strong>in</strong>g tussen de<br />

hoeveelheid cement per kubiek beton op de volumieke massa <strong>van</strong> het beton.<br />

Gecumuleerde zeefrest [%]<br />

0,00<br />

20,00<br />

40,00<br />

60,00<br />

80,00<br />

Zeefkrommes voor opbouw <strong>in</strong>ert skelet betonrecept 1<br />

0,0625<br />

100,00<br />

0,25 1 4 16 64<br />

Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />

Figuur 34: Betonrecept 1: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g<br />

Door toepassen <strong>van</strong> de kle<strong>in</strong>ste kwadratenmethode die hierboven wordt uitgelegd, wordt<br />

de volgende samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert skelet bekomen:<br />

- 8% betonpu<strong>in</strong> 8/32;<br />

- 43% gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16;<br />

- 49% zand 0/4.<br />

Zand 0/4<br />

Bolomey<br />

Bolomey + cement<br />

Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />

Betonpu<strong>in</strong> 8/32<br />

Aan de hand <strong>van</strong> deze verhoud<strong>in</strong>gen kan de korrelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert skelet berekend<br />

worden. Daarna wordt deze korrelverdel<strong>in</strong>g vergeleken met de ideale Bolomeycurve wat<br />

weergegeven is <strong>in</strong> Figuur 35.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 84


Gecumuleerde zeefrest [%]<br />

0,00<br />

10,00<br />

20,00<br />

30,00<br />

40,00<br />

50,00<br />

60,00<br />

70,00<br />

80,00<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g bolomey met mengsel 1<br />

90,00<br />

0,0625<br />

100,00<br />

0,25 1 4<br />

Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />

16 64<br />

Figuur 35: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 1<br />

Bolomey<br />

Mengsel<br />

Uit Figuur 35 blijkt dat de berekende samenstell<strong>in</strong>g te we<strong>in</strong>ig fijnen bevat. Dit zou een<br />

oorzaak kunnen zijn <strong>van</strong> mogelijke segregatie. Verder kan afgeleid worden dat de fractie<br />

tussen 8 mm en 16 mm <strong>in</strong> de juiste doser<strong>in</strong>g aanwezig is. De fractie tussen 1 mm en 8<br />

mm is te veel aanwezig. De fijne fractie is te we<strong>in</strong>ig aanwezig.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 85


8.2.2 Opbouw <strong>recyclagebeton</strong> met extra fijnen: betonrecept 2<br />

Het betonrecept 1 wordt genomen als referentie voor deze samenstell<strong>in</strong>g. Een deel <strong>van</strong><br />

het zand wordt ver<strong>van</strong>gen door een fijner kaliber 0/2. Aan de hand <strong>van</strong> de kle<strong>in</strong>ste<br />

kwadratenmethode wordt gezocht naar de ideale verhoud<strong>in</strong>g tussen deze twee zanden<br />

om de kle<strong>in</strong>ste afwijk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de ideale curve te bekomen. De zeefkrommes en de te<br />

benaderen ideale korrelverdel<strong>in</strong>g die toegepast worden, worden weergeven <strong>in</strong> Figuur 36.<br />

Gecumuleerde zeefrest [%]<br />

0,00<br />

20,00<br />

40,00<br />

60,00<br />

80,00<br />

Zeefkrommes voor opbouw <strong>in</strong>ert skelet betonrecept 2<br />

0,0625<br />

100,00<br />

0,25 1 4 16 64<br />

Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />

Figuur 36: Betonrecept 2: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g<br />

Door toepassen <strong>van</strong> de kle<strong>in</strong>ste kwadratenmethode die hierboven wordt uitgelegd, wordt<br />

de volgende samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert skelet bekomen:<br />

- 8% grof betonpu<strong>in</strong> 8/32;<br />

- 43% gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16;<br />

- 12,6% zand 0/2;<br />

- 36,4% zand 0/4.<br />

Zand 0/4<br />

Bolomey<br />

Bolomey + cement<br />

Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16<br />

Betonpu<strong>in</strong> 8/32<br />

Zand 0/2<br />

Aan de hand <strong>van</strong> deze verhoud<strong>in</strong>gen kan de korrelverdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert skelet berekend<br />

worden en vergeleken met de ideale Bolomeycurve wat weergegeven is <strong>in</strong> Figuur 37.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 86


Gecumuleerde zeefrest [%]<br />

0,00<br />

10,00<br />

20,00<br />

30,00<br />

40,00<br />

50,00<br />

60,00<br />

70,00<br />

80,00<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g bolomey met mengsel 2<br />

90,00<br />

0,0625<br />

100,00<br />

0,25 1 4<br />

Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />

16 64<br />

Figuur 37: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 2<br />

Bolomey<br />

Mengsel<br />

Uit een vergelijk<strong>in</strong>g tussen Figuur 35 en Figuur 37 blijkt dat slechts 18,6% <strong>van</strong> de<br />

deeltjes <strong>in</strong> het betonmengsel 1 kle<strong>in</strong>er is dan 0,5 mm. Door aanpass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het<br />

betonrecept is nu 25,5% <strong>van</strong> de deeltjes kle<strong>in</strong>er dan 0,5 mm. Dit komt neer op een<br />

overgang <strong>van</strong> 392 kg fijnen per kubiek naar 535 kg fijnen per kubiek. Met fijnen wordt de<br />

fractie bedoeld onder de 0,5 mm. Deze samenstell<strong>in</strong>g zal gebruikt worden om te kijken of<br />

de verwerkbaarheid verandert. Meer fijnen betekent een hoger smerend effect en<br />

verm<strong>in</strong>dert de segregatie, net zoals <strong>in</strong> een watervasthoudende hulpstof vermeld <strong>in</strong><br />

hoofdstuk 2.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 87


8.2.3 Opbouw kalksteenbeton: betonrecept 3<br />

Dezelfde werkwijze wordt toegepast om een referentiemengsel te ontwerpen dat bestaat<br />

uit kalksteengranulaat. Aan de hand <strong>van</strong> de volgende zeefkrommes en de berekende<br />

ideale korrelverdel<strong>in</strong>g wordt het <strong>in</strong>ert skelet berekend.<br />

Gecumuleerde zeefrest [%]<br />

0,00<br />

20,00<br />

40,00<br />

60,00<br />

80,00<br />

Zeefkrommes voor opbouw <strong>in</strong>ert skelet betonrecept 3<br />

0,0625<br />

100,00<br />

0,25 1 4 16 64<br />

Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />

Figuur 38: Betonrecept 3: zeefkrommes betonmengsel en ideale betonsamenstell<strong>in</strong>g<br />

Door toepassen <strong>van</strong> de kle<strong>in</strong>ste kwadratenmethode die hierboven wordt uitgelegd wordt<br />

de volgende samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het <strong>in</strong>ert skelet bekomen:<br />

- 40% gebroken kalksteen 4/16;<br />

- 60% zand 0/4 lad<strong>in</strong>g 2.<br />

Zand 0/4 lad<strong>in</strong>g 2<br />

Gebroken kalksteen 4/16<br />

Bolomey<br />

Bolomey + cement<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 88


Gecumuleerde zeefrest [%]<br />

0,00<br />

10,00<br />

20,00<br />

30,00<br />

40,00<br />

50,00<br />

60,00<br />

70,00<br />

80,00<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g bolomey met mengsel 3<br />

90,00 0,0625 0,125<br />

100,00<br />

0,25 0,5 1 2 4 8 16<br />

Zeefopen<strong>in</strong>g [mm]<br />

Figuur 39: Vergelijk<strong>in</strong>g korrelsamenstell<strong>in</strong>g ideaal mengsel en samenstell<strong>in</strong>g mengsel 3<br />

Bolomey<br />

Mengsel<br />

Bij betonmengsel 3 wordt opnieuw vastgesteld dat de fijne fractie te we<strong>in</strong>ig aanwezig is.<br />

De maximale korreldiameter <strong>van</strong> het mengsel is kle<strong>in</strong>er dan de maximale korreldiameter<br />

<strong>in</strong> het <strong>recyclagebeton</strong>. Dit zal zijn <strong>in</strong>vloed hebben op de betonsamenstell<strong>in</strong>g waardoor de<br />

slumptesten niet specifiek met elkaar vergeleken kunnen worden. Wanneer toch een<br />

vergelijk<strong>in</strong>g wordt gemaakt, kan enkel een besluit genomen worden over de globale<br />

werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 89


8.3 Def<strong>in</strong>itief mengsel opbouw<br />

8.3.1 Opbouw betonrecept 1<br />

Aan de hand <strong>van</strong> bovenstaande gegevens die vastgelegd werden aan de hand <strong>van</strong><br />

literatuur of werden opgemeten, wordt de volgende betonsamenstell<strong>in</strong>g bekomen <strong>in</strong><br />

Tabel 15.<br />

bestanddelen<br />

Tabel 15: Receptuur betonmengsel 1<br />

hoeveelheden<br />

mengsel<br />

volumieke<br />

massa <strong>in</strong><br />

kg/liter<br />

Volume<br />

<strong>in</strong> liter<br />

volume per<br />

kaliber <strong>in</strong><br />

liter kg/m³<br />

Cement CEM III 42,5 LA 300 kg 3,02 99,3 300<br />

Water (W/C =0,55) 165 1 165 165<br />

Lucht 1,5% 15<br />

Zand 0/4 49% 2,61 353,1 921,7<br />

Gebroken granulaat 4/16 43% 2,41 309,9 746,9<br />

Gebroken betonpu<strong>in</strong> 8/32 8% 2,41 57,7 139,0<br />

720,7<br />

Totaal beton 1 m³ 1000 2272,5<br />

8.3.2 Opbouw betonrecept 2<br />

Betonrecept 2 is een aanpass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> betonrecept 1. Het toevoegen <strong>van</strong> extra fijn<br />

materiaal onder de vorm <strong>van</strong> zand zorgt voor een aanpass<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het recept. De<br />

waterabsorptie <strong>van</strong> de granulaten blijft gelijk. Het recept wordt hieronder weergegeven <strong>in</strong><br />

Tabel 16.<br />

bestanddelen<br />

Tabel 16: Receptuur betonmengsel 2<br />

hoeveelheden<br />

mengsel<br />

volumieke<br />

massa <strong>in</strong><br />

kg/liter<br />

Volume<br />

<strong>in</strong> liter<br />

volume per<br />

kaliber <strong>in</strong><br />

liter kg/m³<br />

Cement CEM ||| 42,5 LA 300 kg 3,02 99,3 300<br />

Water (W/C =0,55) 165 1 165 165<br />

Lucht 1,5% 15<br />

Zand 0/4 36,4% 2,61 262,3 684,7<br />

Zand 0/2 12,6% 2,61<br />

90,8 237,0<br />

Gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 43% 2,41 309,9 746,9<br />

Betonpu<strong>in</strong> 8/32 8% 2,41 57,7 139,0<br />

720,7<br />

Totaal beton 1 m³ 1000 2272,5<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 90


8.3.3 Opbouw betonrecept 3<br />

Aan de hand <strong>van</strong> voorgaande parameters wordt het recept voor het kalksteenmengsel<br />

bekomen <strong>in</strong> onderstaande Tabel 17.<br />

Tabel 17: Receptuur betonmengsel 1<br />

volumieke<br />

massa <strong>in</strong><br />

kg/liter<br />

volume per<br />

kaliber <strong>in</strong><br />

liter kg/m³<br />

hoeveelheden<br />

Volume<br />

bestanddelen<br />

mengsel<br />

<strong>in</strong> liter<br />

Cement CEM ||| 42,5 LA 300 kg 3,02 99,3 300<br />

W/C factor = 0,55 165 1 165,0 165<br />

Lucht 1,50% 15<br />

Zand 0/4 60% 2,65 432,40 1145,9<br />

Gebroken kalksteen 8/16 40% 2,54 288,26 732,2<br />

720,66<br />

Totaal beton 1 m³ 1000 2343,0<br />

8.3.4 Vergelijk<strong>in</strong>g waterabsorptie<br />

Een belangrijke factor bij <strong>recyclagebeton</strong> zijn de waterabsorptiepercentages. Aan de hand<br />

<strong>van</strong> de pyknometerresultaten wordt bekomen dat een kubiek <strong>recyclagebeton</strong> dat<br />

samengesteld is volgens betonrecept 1 en 2, de hieronder weergegeven hoeveelheid<br />

water Tabel 18 kan absorberen.<br />

Tabel 18: Waterabsorptie percentages<br />

waterabsorptie<br />

[%]<br />

Water<br />

[l/m³]<br />

zand 0,42 3,87<br />

gebroken granulaat 5,12 38,24<br />

granulaat 4,81 6,68<br />

totaal 48,79<br />

In Tabel 19 wordt de waterabsorptie weergegeven <strong>van</strong> zand en kalksteen. De<br />

waterabsorptiefactor <strong>van</strong> het kalksteen komt uit de technische fiche <strong>van</strong> het granulaat.<br />

8.3.5 Besluit<br />

Tabel 19: Waterabsorptie betonrecept 3<br />

waterabsorptie Water<br />

[%]<br />

[l/m³]<br />

zand 0,42 4,81<br />

gebroken kalksteen 0,75 5,49<br />

totaal 10,30<br />

Uit de resultaten blijkt dat gerecycleerde betonpu<strong>in</strong>granulaten 4 tot 5 keer meer water<br />

kunnen absorberen dan gebroken kalksteengranulaten.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 91


9 Algemene resultaten<br />

De resultaten die weergegeven worden, hebben vooral betrekk<strong>in</strong>g op de verwerkbaarheid<br />

<strong>van</strong> het beton, aangezien de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> het veranderen <strong>van</strong> enkele factoren op de<br />

werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder wordt onderzocht. Bijkomende opgemeten<br />

parameters worden gebruikt om resultaten te verklaren of te staven.<br />

Volgende parameters werden gewijzigd:<br />

- Variatie hulpstofpercentage met als doel na te gaan hoe de<br />

superplastificeerder bij verschillende doser<strong>in</strong>g een <strong>in</strong>vloed heeft op het<br />

<strong>recyclagebeton</strong>. Daarbij werd een referentiekromme vastgelegd,<br />

waarna andere parameters werden gevarieerd;<br />

- Variatie voorbevochtig<strong>in</strong>g met als doel de werk<strong>in</strong>g na te gaan <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder bij verschillende voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiodes;<br />

- Vergelijk<strong>in</strong>g met kalksteenbeton;<br />

- Variatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip tot het bekomen <strong>van</strong> een efficiënter gebruik<br />

<strong>van</strong> de superplastificeerder door latere toevoeg<strong>in</strong>g;<br />

- Aanpass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het betonmengsel en mengenergie.<br />

9.1 Variatie hulpstofpercentage<br />

De eerste parameter die gewijzigd werd, was de hoeveelheid hulpstof die werd<br />

toegevoegd aan het mengsel. Het doel bestaat uit het verkrijgen <strong>van</strong> beton dat ongeveer<br />

tot 100 m<strong>in</strong>uten na de start <strong>van</strong> het hydratatieproces de verwerkbaarheidsklasse S4<br />

haalt. De toegevoegde percentages hulpstof aan het beton zijn 0%, 1%, 1,5% en 2%<br />

superplastificeerder.<br />

9.1.1 Resultaten<br />

De absorptie <strong>van</strong> de recyclagegranulaten heeft een belangrijke <strong>in</strong>vloed op de hoeveelheid<br />

toe te voegen water. Voor aanmaak <strong>van</strong> het beton wordt telkens opgemeten hoeveel<br />

water reeds <strong>in</strong> de recyclagegranulaten aanwezig is. Het gemiddelde geeft weer voor<br />

hoeveel procent de granulaten verzadigd zijn voor aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proef. Resultaten<br />

worden weergegeven <strong>in</strong> Tabel 20. Uit de tabel blijkt dat de aanwezige voorbevochtig<strong>in</strong>g<br />

geen grote rol zal spelen bij vergelijk<strong>in</strong>gen tussen mengsels 0% en 1,5%. Bij andere<br />

mengsels moet reken<strong>in</strong>g gehouden worden met een grotere voorbevochtig<strong>in</strong>g. Deze<br />

parameter is moeilijk <strong>in</strong> de hand te houden door de weersomstandigheden.<br />

Tabel 20: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> hulpstofpercentage<br />

% hulpstof 0% 1% opnieuw 1,5% 2%<br />

gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 45% 90% 43% 83%<br />

grof betonpu<strong>in</strong> 8/32 17% 96% 17% 33%<br />

gemiddeld 41% 91% 39% 75%<br />

De opgemeten verwerkbaarheidscurven worden weergegeven <strong>in</strong> Figuur 40.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 92


slump [cm]<br />

30,0<br />

25,0<br />

20,0<br />

15,0<br />

10,0<br />

5,0<br />

0,0<br />

Hulpstofpercentagevariatie: Verwerkbaarheidscurve<br />

0 20 40 60 80 100<br />

tijd [m<strong>in</strong>]<br />

Figuur 40: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> hulpstofpercentage<br />

De snijpunten met verwerkbaarheidsklasse S4 worden berekend aan de hand <strong>van</strong> de<br />

polygoonvergelijk<strong>in</strong>gen. Deze vergelijk<strong>in</strong>gen zijn telkens terug te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> de bijlage het<br />

proefverslag.<br />

Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1%/30sec./0m<strong>in</strong>/opnieuw:<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g: y= 4 *10 -5 x³-0,0137 x² + 0,8583 x + 10.5<br />

Slumpwaarde S4: y= 16<br />

Snijpunten: Snijpunt 1 = 7,22 m<strong>in</strong>. 7 m<strong>in</strong> 13 sec.<br />

Snijpunt 2= 72,42 m<strong>in</strong>. 72 m<strong>in</strong> 25 sec.<br />

S4 wordt 65 m<strong>in</strong> 12 sec behaald.<br />

Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>:<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -6 * 10-5 x³ + 0,0027 x²+0,3585x +6,7012<br />

Slumpwaarde S4: y= 16<br />

Snijpunten: Snijpunt 1 = 23,92 m<strong>in</strong>. 23 m<strong>in</strong> 56 sec.<br />

snijpunt 2= 91,72 m<strong>in</strong>. 91 m<strong>in</strong> 44 sec.<br />

S4 wordt 67 m<strong>in</strong> 48 sec behaald.<br />

Verwerkbaarheidscurve RG/GM/2%/30sec./0m<strong>in</strong>.:<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -3 * 10-5 x³ + 0,0015 x²+0,308 x +6,6636<br />

Slumpwaarde S4: y= 16<br />

Snijpunten: Snijpunt 1 = 28,30 m<strong>in</strong>. 28 m<strong>in</strong> 19 sec.<br />

snijpunt 2= 115,73 m<strong>in</strong>. 115 m<strong>in</strong> 44 sec.<br />

S4 wordt 87 m<strong>in</strong> 25 sec behaald.<br />

RG/GM/0%/30sec./0m<strong>in</strong><br />

RG/GM/1%/30sec./0m<strong>in</strong>/opn<br />

.<br />

RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong><br />

RG/GM/2%/30sec./0m<strong>in</strong><br />

verwerkbaarheidsklasse S4<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 93


Vaststell<strong>in</strong>g<br />

Druksterkte [N/mm²]<br />

35,00<br />

30,00<br />

25,00<br />

20,00<br />

27,76<br />

Gemiddelde druksterkte<br />

30,70<br />

Figuur 41: Gemiddelde druksterkte <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> het percentage hulpstof<br />

Uit Figuur 40 kan vastgesteld worden dat bij een hogere hulpstofpercentage het mengsel<br />

langer verwerkbaar blijft. De betonmengsels RG/GM/0%/30sec./0m<strong>in</strong> en<br />

RG/GM/1,5%/30 sec./0m<strong>in</strong> hebben een gelijkaardige vochtigheid <strong>van</strong> granulaten<br />

alvorens deze <strong>in</strong> de menger werden gebracht. Dit is te zien <strong>in</strong> Tabel 20. De mengsels<br />

RG/1%/30sec./0m<strong>in</strong>/opn. en RG/2%/30sec./0m<strong>in</strong> hebben ook een gelijkaardig<br />

startvochtgehalte maar iets hoger dan de andere mengsels.<br />

Tijdens het opstellen <strong>van</strong> de verwerkbaarheidscurven werd vastgesteld dat segregatie<br />

een probleem zou kunnen vormen bij <strong>recyclagebeton</strong> dat superplastificeerder bevat.<br />

Optredende segregatie wordt weergegeven <strong>in</strong> Figuur 42. Pas gestort beton heeft de<br />

neig<strong>in</strong>g om aanmaakwater af te scheiden. Gevolg is dat de granulaten bez<strong>in</strong>ken<br />

(sedimentatie) en het afgescheiden water een waterfilm vormt op het beton. Dit<br />

verschijnsel <strong>van</strong> waterafscheid<strong>in</strong>g wordt segregatie genoemd en wordt versterkt tijdens<br />

het verdichten <strong>van</strong> het beton. Zolang de segregatie of bleed<strong>in</strong>g beperkt blijft, zorgt dit<br />

verschijnsel voor een gunstige <strong>in</strong>vloed op het beton. De segregatie voorkomt het<br />

optreden <strong>van</strong> plastische krimp doordat een waterfilm op het oppervlak bescherm<strong>in</strong>g biedt<br />

tegen uitdrog<strong>in</strong>g. Het negatieve effect dat segregatie veroorzaakt, is het creëren <strong>van</strong> een<br />

betonhuid met een verhoogde water-cementfactor. Het betonoppervlak is hierdoor <strong>van</strong><br />

m<strong>in</strong>der goede kwaliteit en zal een kle<strong>in</strong>e weerstand hebben tegen afslijten.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 94<br />

25,23<br />

24,08


De om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> segregatie hangt af <strong>van</strong>:<br />

Figuur 42: Segregatie<br />

- De betonsamenstell<strong>in</strong>g;<br />

- De consistentie;<br />

- Het watergehalte <strong>in</strong> het vers beton;<br />

- Het gebruik <strong>van</strong> uitsluitend zand met platte en hoekige korrels en platte<br />

granulaten is ongunstig. Het vergroot de weerstand tegen verdicht<strong>in</strong>g waardoor<br />

meer holtes ontstaan met een m<strong>in</strong>der compact beton tot gevolg (Nullens, 2010).<br />

9.1.2 Besluit<br />

Bij de grafiek <strong>van</strong> 0% op Figuur 40 wordt een snelle dal<strong>in</strong>g vastgesteld <strong>van</strong> de slump <strong>van</strong><br />

15,9 cm naar 10,9 cm. Dit is te wijten aan de extra hoeveelheid water dat bij de start<br />

<strong>van</strong> het betonmengsel aan het mengsel wordt toegevoegd om de granulaten te<br />

verzadigen. Daaruit is te zien dat de waterabsorptie <strong>van</strong> de granulaten voornamelijk<br />

gebeurt gedurende de eerste 10 m<strong>in</strong>uten. Tussen de 10 en de 15 m<strong>in</strong>uten neemt de<br />

waterverdamp<strong>in</strong>g de bovenhand en heeft de absorptie reeds plaatsgevonden. Deze<br />

vaststell<strong>in</strong>g wordt gestaafd door het ValReCon20-project. Tijdens dit project werd<br />

vastgesteld dat bij een hogere ver<strong>van</strong>g<strong>in</strong>gsgraad <strong>van</strong> de grove natuurlijke granulaten<br />

door betonpu<strong>in</strong>granulaten de <strong>in</strong>itiële slump stijgt bij een te korte<br />

voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode. (Boehme L. et al, 2010)<br />

Bij stijgende hulpstofpercentages verschuift de verwerkbaarheidcurve naar rechts. Het<br />

mengsel wordt m<strong>in</strong>der snel verwerkbaar. Het duurt echter langer tot alle hulpstof<br />

uitgewerkt is omdat de hulpstof <strong>in</strong> een grotere doser<strong>in</strong>g aanwezig is. Doordat met hogere<br />

doser<strong>in</strong>g gewerkt wordt, is het mogelijk dat een vertragend nevenwerk<strong>in</strong>g optreedt <strong>van</strong><br />

de superplastificeerder. Deze hogere doser<strong>in</strong>g <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met hoogovencement<br />

kunnen deze nevenwerk<strong>in</strong>gen versterkt worden. (Cools & Labaere, 2010) Dit vertragend<br />

neveneffect zal <strong>in</strong> de toekomstige proeven altijd gelijk blijven aangezien met eenzelfde<br />

hulpstofpercentage gewerkt wordt, namelijk 1,5%.<br />

Het verschil tussen de ligg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de curve <strong>van</strong> 1% en de andere twee gedurende de<br />

eerste 40 m<strong>in</strong>uten is sterk verschillend. Dit zal niet enkel te wijten zijn aan het<br />

vertragend effect. Het vochtgehalte aanwezig <strong>in</strong> de granulaten waarmee gewerkt werd, is<br />

bij het mengsel met 1% twee maal zo groot als het mengsel met 1,5%<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 95


superplastificeerder. Het verschil <strong>in</strong> watergehalte zou een <strong>in</strong>vloed kunnen hebben op de<br />

werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een superplastificeerder. Dit wordt verder onderzocht bij de variatie <strong>van</strong><br />

voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode.<br />

In Figuur 41 worden de gemiddelde druksterktes gegeven per percentage hulpstof.<br />

Indien de 0%, 1,5% en de 2% met elkaar worden vergeleken, kan opgemerkt worden<br />

dat de gemiddelde druksterkte een lichte dal<strong>in</strong>g vertoont bij stijgend hulpstofpercentage.<br />

Op het eerste zicht zou dit <strong>in</strong> strijd zijn met de technische fiche <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder en de NBN EN 934-2. De druksterkte zou met m<strong>in</strong>imaal 10% moeten<br />

stijgen. Maar <strong>in</strong> de norm en de technische fiche staat wel uitdrukkelijk dat deze<br />

druksterktes gelden bij een gelijkblijvende consistentie. Dit is hier niet het geval. Het<br />

reeds aanwezige vochtgehalte heeft een <strong>in</strong>vloed op de bekomen druksterkte, dit werd<br />

vastgesteld <strong>in</strong> de komende besluiten omtrent voorbevochtig<strong>in</strong>g net zoals het opnieuw<br />

gemeten mengsel met 1% hulpstof. Zo werd met m<strong>in</strong>stens het dubbele vochtgehalte <strong>in</strong><br />

de granulaten een stijg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> m<strong>in</strong>stens 10% vastgesteld.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 96


9.2 Variatie voorbevochtig<strong>in</strong>g<br />

Zoals bleek uit de pyknometerresultaten absorberen gerecycleerde betongranulaten veel<br />

meer water dan kalksteengranulaten. Uit onderzoek bleek dat na onderdompel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 5<br />

m<strong>in</strong>uten, betonpu<strong>in</strong> 8/20 nog evenveel kan opnemen als kalksteen dat zich <strong>in</strong> volledig<br />

droge toestand bev<strong>in</strong>dt. (Blontrock & Van Guyze, 2010) Aan de hand hier<strong>van</strong> werd<br />

gekozen voor een voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode <strong>van</strong> 30 sec. (kort), 5 m<strong>in</strong>uten (te vergelijken<br />

met droge kalksteen) en 15 m<strong>in</strong>uten (verzadigde granulaten). Op Figuur 43 wordt de<br />

verwerkbaarheidscurven weergegeven <strong>van</strong> drie mengsels. De variërende parameter bij<br />

de drie mengsels is de tijd <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g. Het referentiebeton is een mengsel met<br />

recyclagegranulaten en 1,5% superplastificeerder waarbij de granulaten 30 seconden<br />

worden voorbevochtigd. Dit referentiemengsel heeft de benam<strong>in</strong>g<br />

RG/GM/1,5%/30sec/0m<strong>in</strong>. Met het referentiemengsel worden twee nieuwe mengsels<br />

vergeleken.<br />

9.2.1 Resultaten<br />

Wanneer de voorbevochtig<strong>in</strong>g gevarieerd wordt zou gestart moeten worden <strong>van</strong> gelijk<br />

verzadigde granulaten. Omdat dit praktisch onhaalbaar is, wordt opgemeten hoeveel<br />

water geabsorbeerd werd door de granulaten voor aanmaak <strong>van</strong> het betonmengsel. Het<br />

aanwezige water zal een weerslag hebben op de te bekomen resultaten. Resultaten<br />

worden weergegeven <strong>in</strong> Tabel 21.<br />

Tabel 21: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g<br />

voorbevochtig<strong>in</strong>g 30 sec 5 m<strong>in</strong> 15 m<strong>in</strong><br />

gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 43% 86% 26%<br />

grof betonpu<strong>in</strong> 8/32 17% 91% 28%<br />

gemiddeld 39% 87% 27%<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 97


slump [cm]<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Variatie voorbevochtig<strong>in</strong>g: verwerkbaarheidscurve<br />

0 20 40 60 80 100<br />

tijd [m<strong>in</strong>]<br />

Figuur 43: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g<br />

Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>:<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g: y= 7 * 10 -5 x³ - 0,0167 x²+0,735x +16,88<br />

Slumpwaarde S4: y= 16<br />

Snijpunten: Snijpunt 1 = 59,96 m<strong>in</strong>. 59 m<strong>in</strong> 58 sec.<br />

S4 wordt tot 59 m<strong>in</strong> 58 sec behaald.<br />

Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/5m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>/opnieuw:<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -5* 10 -5 x³ - 0,0175 x²+1,09 x +6,3<br />

Slumpwaarde S4: y= 16<br />

Snijpunten: Snijpunt 1 = 10,67 m<strong>in</strong>. 10 m<strong>in</strong> 40 sec.<br />

Snijpunt = 66,67 m<strong>in</strong>. 67 m<strong>in</strong> 40 sec.<br />

S4 wordt tot 57 m<strong>in</strong> 0 sec behaald.<br />

Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>:<br />

RG/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>.<br />

RG/GM/1,5%/5m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>/opnieuw.<br />

RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -6 * 10-5 x³ + 0,0027 x²+0,3585x +6,7012<br />

Slumpwaarde S4: y= 16<br />

Snijpunten: Snijpunt 1 = 23,92 m<strong>in</strong>. 23 m<strong>in</strong> 56 sec.<br />

snijpunt 2= 91,72 m<strong>in</strong>. 91 m<strong>in</strong> 44 sec.<br />

S4 wordt 67 m<strong>in</strong> 48 sec behaald.<br />

De voorbevochtig<strong>in</strong>g heeft een grote <strong>in</strong>vloed op de ligg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

verwerkbaarheidscurven. Dit heeft ook zijn weerslag op de behaalde druksterktes na 28<br />

dagen zoals weergegeven <strong>in</strong> Figuur 44.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 98


druksterkte [N/mm²]<br />

45,00<br />

40,00<br />

35,00<br />

30,00<br />

25,00<br />

20,00<br />

15,00<br />

10,00<br />

5,00<br />

0,00<br />

9.2.2 Besluit<br />

Invloed op de verwerkbaarheid<br />

Variatie voorbevochtigen: druksterkte<br />

0 20 40 60 80 100<br />

tijd [m<strong>in</strong>]<br />

Figuur 44: Druksterkte bij variatie <strong>van</strong> voorbevochtig<strong>in</strong>g<br />

De bemerk<strong>in</strong>gen bij Figuur 43 zijn de volgende. De grafiek <strong>van</strong> het referentiebeton, met<br />

30 seconden voorbevochtig<strong>in</strong>g, heeft een verwerkbaarheidscurve die <strong>in</strong> stijgende lijn<br />

gaat over 60 m<strong>in</strong>uten waarbij het mengsel pas een S4 behaalt na 24 m<strong>in</strong>uten, maar<br />

behoudt deze verwerkbaarheid tot meer dan 90 m<strong>in</strong>uten. Indien de betonpu<strong>in</strong>granulaten<br />

meer worden voorbevochtigd, verschuiven de curven naar l<strong>in</strong>ks, wat duidt op een grotere<br />

zetmaat <strong>in</strong> een kortere tijd. Het beton behaalt <strong>van</strong>af het eerst gemeten punt al S4. Mits<br />

voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de granulaten behalen de mengsels een m<strong>in</strong>der lange<br />

verwerkbaarheid. Na 60 m<strong>in</strong>uten zakt de curve waarbij de granulaten 15 m<strong>in</strong>uten werden<br />

voorbevochtigd onder S4. Dit is ruim 30 m<strong>in</strong>uten vroeger dan een betonmengsel waarbij<br />

de betonpu<strong>in</strong>granulaten amper 30 seconden werden voorbevochtigd.<br />

Figuur 43 illustreert de snelheid waarmee de superplastificeerder kan <strong>in</strong>werken op het<br />

cement. De superplastificeerder <strong>in</strong> het water wordt beïnvloed door de hoeveelheid water.<br />

Hoe kle<strong>in</strong>er de concentratie <strong>van</strong> de superplastificeerder ten opzichte <strong>van</strong> de hoeveelheid<br />

toegevoegde water, hoe trager de superplastificeerder kan <strong>in</strong>werken op het cement.<br />

Anders gezegd, bij eenzelfde percentage superplastificeerder waarbij het toegevoegde<br />

water groter wordt door een grote absorptie <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten, werkt de<br />

superplastificeerder m<strong>in</strong>der snel <strong>in</strong> op het cement. Het totaal toegevoegde water houdt<br />

<strong>in</strong>:<br />

- 25% chemisch gebonden water (hydratatie <strong>van</strong> het cement);<br />

- 15% fysisch gebonden water;<br />

- Het water dat door de granulaten wordt opgeslorpt door absorptie;<br />

- De waterfilm aan het korreloppervlak dat vastgehouden wordt;<br />

- Het vrije water dat bij het mengen wordt toegevoegd.<br />

RG/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>.<br />

RG/GM/1,5%/5m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>.<br />

RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 99


De superplastificeerder <strong>in</strong> het beton komt <strong>in</strong> contact met het toegevoegde water. Daarbij<br />

zullen de hydrofobe delen <strong>van</strong> de superplastificeerder zich naar b<strong>in</strong>nen richten, aangezien<br />

deze worden afgestoten door het water. Tegelijk worden de hydrofiele deeltjes<br />

aangetrokken door het water. Op deze manier worden bolvormige lichaampjes gevormd<br />

waarbij lucht wordt <strong>in</strong>gesloten. De snelheid waarmee de lichaampjes <strong>in</strong> contact komen<br />

met het cement, wordt gedeeltelijk bepaald door de verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het watergehalte.<br />

Hoe m<strong>in</strong>der water, hoe m<strong>in</strong>der afstot<strong>in</strong>g, waardoor de hydrofobe delen gemakkelijker <strong>van</strong><br />

elkaar kunnen gaan en waarbij het bolletje opengaat. Dit gecomb<strong>in</strong>eerd met de<br />

negatieve lad<strong>in</strong>g rondom de cementdeeltjes, kan ervoor zorgen dat het bolletje volledig<br />

opengaat. Deze positioner<strong>in</strong>g gebeurt doordat de positieve hydrofoob-gedeeltes <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder zich willen richten naar het cement en de negatieve hydrofiel<br />

gedeeltes zich juist willen afstoten <strong>van</strong> het cement en zich naar het water willen richten.<br />

Door deze herschikk<strong>in</strong>g gaan de bolletjes open waarbij de <strong>in</strong>gesloten lucht kan<br />

ontsnappen. Maar door deze schikk<strong>in</strong>g wordt een optimale hydratatie <strong>van</strong> het cement<br />

verkregen doordat de cementdeeltjes elkaar gaan afstoten. (Cools & Labaere, 2010)<br />

Deze schikk<strong>in</strong>g is een verklar<strong>in</strong>g voor de verschuiv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de verwerkbaarheidscurven <strong>in</strong><br />

Figuur 43. Voor de duidelijkheid, met het vrij water wordt het water bedoeld dat nog niet<br />

geabsorbeerd werd door de granulaten en het water dat nodig is om de W/C-factor te<br />

brengen <strong>van</strong> 0,4 naar 0,55. Hoe meer vrij water nog aanwezig is op het moment <strong>van</strong> het<br />

toevoegen <strong>van</strong> de superplastificeerder, hoe meer <strong>van</strong> deze hulpstof nog <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g<br />

blijft. Daardoor zullen de bolletjes nog niet allemaal willen openplooien en werkt de<br />

superplastificeerder m<strong>in</strong>der actief. Indien een mengsel een voorbevochtig<strong>in</strong>g krijgt <strong>van</strong><br />

15 m<strong>in</strong>uten, zorgt dit ervoor dat m<strong>in</strong>der vrij water aanwezig is bij het toevoegen <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder. M<strong>in</strong>der vrij water betekent dat de bolletjes zich gemakkelijker zullen<br />

openplooien waarbij de superplastificeerder <strong>van</strong>af het toevoegen veel actiever is.<br />

Het is bewezen aan de hand <strong>van</strong> de thesis over “het opstellen <strong>van</strong> een<br />

voorbevochtig<strong>in</strong>gscurve voor betonpu<strong>in</strong>granulaten” <strong>van</strong> Blontrock en Van Guyze dat de<br />

absorptie voornamelijk gebeurt <strong>in</strong> de eerste 5 m<strong>in</strong>uten. Uit Figuur 43 blijkt dat de<br />

verwerk<strong>in</strong>gscurve meer verschuift gedurende de eerste 5 m<strong>in</strong>uten voorbevochtig<strong>in</strong>g. De<br />

granulaten hebben dan al een groot deel water geabsorbeerd, zodat het vrij water <strong>in</strong> het<br />

mengsel gereduceerd is. Bijgevolg wordt de hulpstof sneller actief.<br />

Uit een vergelijk<strong>in</strong>g tussen de polygonen volgt dat superplastificeerder langer achter is <strong>in</strong><br />

waterrijker milieu. Dit verschil <strong>in</strong> activiteit is hoofdzakelijk te wijten aan de m<strong>in</strong>der snelle<br />

terugloop <strong>van</strong> de verwerkbaarheid na het behalen <strong>van</strong> de maximale verwerkbaarheid.<br />

Enkele redenen die kunnen aangehaald worden voor het trager dalen <strong>van</strong> de<br />

verwerkbaarheid zijn:<br />

- Als gevolg <strong>van</strong> de cementhydratatie stijgt de alkaliteit <strong>van</strong> het mengsel, hierdoor<br />

daalt het aantal aanwezige waterstofatomen <strong>in</strong> het mengsel. De<br />

hulpstofmoleculen bev<strong>in</strong>den zich <strong>in</strong> een m<strong>in</strong>der waterrijke omgev<strong>in</strong>g waardoor de<br />

luchtbellen zich makkelijker zullen openen en meer polycarboxylaatmoleculen<br />

geactiveerd worden. Hierdoor zal de terugloop <strong>van</strong> de verwerkbaarheid<br />

verm<strong>in</strong>deren.<br />

- In het mengsel met 15 m<strong>in</strong>uten voorbevochtig<strong>in</strong>g heeft het grootste deel <strong>van</strong> de<br />

moleculen <strong>van</strong> de superplastificeerder de tijd gehad om te reageren met het<br />

cement. Dit komt omdat de superplastificeerder <strong>in</strong> een m<strong>in</strong>der waterrijk milieu<br />

bevond en actiever is zoals hierboven uitgelegd. Het mengsel waarbij geen grote<br />

voorbevochtig<strong>in</strong>g plaatsvond, heeft een hogere gehalte vrij water wat zorgt dat de<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 100


superplastificeerder <strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>g blijft. Na enige tijd heeft de superplastificeerder<br />

dan toch de kans om te reageren maar deze komt pas op een later tijdstip en<br />

zorgt zo voor een verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de terugloop <strong>van</strong> de verwerkbaarheid.<br />

Het beton waarmee gewerkt wordt, kan tevens vergeleken worden met ‘licht beton’<br />

<strong>van</strong>wege de granulaten met een lichtere densiteit dan <strong>van</strong> kalksteengranulaten. Licht<br />

beton heeft een grotere waterbehoefte waardoor het de voorkeur krijgt om een<br />

voorbevochtig<strong>in</strong>g te hebben. (Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g, 2009)<br />

Invloed op de druksterkte<br />

Bij het mengsel met een voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 30 seconden was het reeds aanwezige<br />

vochtgehalte <strong>in</strong> de granulaten beperkt. Wanneer reken<strong>in</strong>g gehouden wordt met het<br />

vochtgehalte <strong>van</strong> het zand, moest nog 1,8 liter water opgenomen worden door de<br />

granulaten alvorens volledige verzadig<strong>in</strong>g te bereiken. De 30 seconden<br />

voorbevochtig<strong>in</strong>gstijd die de granulaten hiervoor gekregen hebben, was te beperkt.<br />

Gevolg is dat de werkelijke W/C-factor groter was dan 0,55. De druksterkte was<br />

bijgevolg lager.<br />

Bij het mengsel met een voorbevochtig<strong>in</strong>gstijd <strong>van</strong> 5 m<strong>in</strong>uten was bij aan<strong>van</strong>g meer<br />

vocht aanwezig <strong>in</strong> de recyclagegranulaten. Aan de hand <strong>van</strong> het water dat zich tussen de<br />

zandkorrels bevond, konden de recyclagegranulaten al volledig verzadigd worden. De<br />

granulaten hadden al veel meer water geabsorbeerd dan bij het mengsel dat 30<br />

seconden werd voorbevochtigd. Deze W/C-factor zal bijgevolg veel lager gelegen hebben<br />

waardoor de druksterkte <strong>in</strong> het beg<strong>in</strong> veel groter is.<br />

De druksterktes <strong>van</strong> de drie mengsels worden geïllustreerd <strong>in</strong> Figuur 44. Bij het mengsel<br />

met een voorbevochtig<strong>in</strong>gstijd <strong>van</strong> 15 m<strong>in</strong>uten hadden de recyclagegranulaten nog niet<br />

veel vocht geabsorbeerd. Het gebruikte zand was echter al zeer vochtig (4,07%). In<br />

totaal was net genoeg water aanwezig <strong>in</strong> alle granulaten samen om tot een verzadig<strong>in</strong>g<br />

te kunnen komen. De recyclagegranulaten moesten wel nog veel water opnemen <strong>in</strong> de<br />

15 m<strong>in</strong>uten. Verondersteld wordt dat deze granulaten volledig verzadigd waren na 15<br />

m<strong>in</strong>uten. De W/C-factor was 0,55, maar dit is geen exacte waarde door de<br />

absorptiegraad <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten. De druksterkte was groter dan de<br />

druksterktes <strong>van</strong> 5 m<strong>in</strong>uten voorbevochtig<strong>in</strong>g respectievelijk 30 seconden<br />

voorbevochtig<strong>in</strong>g. Door de variatie <strong>in</strong> W/C-factor kunnen de grootste verschillen<br />

opgemerkt worden gedurende de eerste 20 m<strong>in</strong>uten. Besloten wordt dat de druksterktes<br />

<strong>in</strong> stijgende lijn gaan bij langere voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode <strong>van</strong> de granulaten.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 101


9.3 Vergelijk<strong>in</strong>g tussen beton met recyclage- en kalksteengranulaten<br />

9.3.1 Resultaten<br />

slump [cm]<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

9.3.2 Besluit<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g verwerkbaarheid tussen <strong>recyclagebeton</strong> en<br />

natuurlijk beton<br />

0 20 40 60 80 100<br />

tijd [m<strong>in</strong>]<br />

Figuur 45: Vergelijk<strong>in</strong>g verwerkbaarheid tussen <strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton<br />

RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />

NG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />

Op Figuur 45 wordt de vergelijk<strong>in</strong>g betreffende de verwerkbaarheid tussen<br />

<strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton <strong>in</strong> een grafiek weergegeven. Net zoals voorgaande<br />

besluit bij de voorbevochtig<strong>in</strong>g, doet zich hetzelfde fenomeen voor. De<br />

kalksteengranulaten gedragen zich als een voorbevochtigd betonpu<strong>in</strong>granulaat door hun<br />

kle<strong>in</strong>ere absorptiegehalte. Hier mogen en kunnen de curven <strong>van</strong> het beton met kalksteen<br />

niet gelijk gesteld worden met een beton met pu<strong>in</strong>granulaat met bepaalde<br />

voorbevochtig<strong>in</strong>g doordat de granulometrie verschillend is. De granulometrie heeft<br />

eveneens een <strong>in</strong>vloed op de verwerkbaarheid. Op het mengsel met kalksteen is ook de<br />

snellere terugloop <strong>van</strong> de verwerkbaarheid zichtbaar.<br />

Doordat natuurlijk granulaat een kle<strong>in</strong>ere absorptie heeft, is de nood aan water vijf keer<br />

kle<strong>in</strong>er dan pu<strong>in</strong>granulaat. Daardoor is m<strong>in</strong>der water nodig bij aanmaak <strong>van</strong> het beton.<br />

Doordat op deze manier m<strong>in</strong>der vrij water is, kan de superplastificeerder zoals eerder<br />

uitgelegd <strong>in</strong> punt 9.2 sneller actief worden. Op Figuur 45 worden de curven <strong>van</strong><br />

<strong>recyclagebeton</strong> met verschillende voorbevochtig<strong>in</strong>g weergegeven om het verband aan te<br />

tonen.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 102


9.4 Aanpass<strong>in</strong>g hoeveelheid fijnen<br />

Een tweede belangrijke parameter om segregatie te vermijden is de betonsamenstell<strong>in</strong>g.<br />

Wanneer die m<strong>in</strong>der fijnen bevat zal de segregatie toenemen. Uit betonsamenstell<strong>in</strong>g 1<br />

blijkt dat slecht 18,6% <strong>van</strong> de deeltjes <strong>in</strong> het betonmengsel kle<strong>in</strong>er is dan 0,5mm. Dit<br />

komt neer op 392 kg per kubiek. Een aanpass<strong>in</strong>g aan het betonmengsel door ver<strong>van</strong>g<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> een deel <strong>van</strong> het zand door een fijner zand, zorgde ervoor dat betonmengsel 2<br />

25,4% deeltjes bevat die kle<strong>in</strong>er zijn dan 0,5 mm. Dit zorgt voor 535 kg fijnen per kubiek<br />

beton. In deze paragraaf wordt onderzocht wat de <strong>in</strong>vloed is <strong>van</strong> deze stijg<strong>in</strong>g met 36%<br />

fijnen voor de verwerkbaarheidscurven <strong>van</strong> het <strong>recyclagebeton</strong>.<br />

9.4.1 Resultaten<br />

De aanwezige vochtgehaltes <strong>in</strong> de recyclagegranulaten zijn:<br />

Tabel 22: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> fijnen<br />

Aanwezig vocht <strong>in</strong> granulaten 30 sec extra fijnen 15 m<strong>in</strong><br />

gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 43% 86% 26%<br />

grof betonpu<strong>in</strong> 8/32 17% 92% 28%<br />

gemiddeld 39% 87% 27%<br />

Uit Tabel 22 blijkt dat de granulaten die gebruikt werden voor het mengsel bestaande uit<br />

extra fijnen, al zeer vochtig waren. Daarom worden de resultaten vergeleken met de<br />

verwerkbaarheidskromme met een voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 15 m<strong>in</strong>. (verzadigde<br />

granulaten).<br />

slump [cm]<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Variatie hoeveelheid fijnen: verwerkbaarheidscurve<br />

0 20 40<br />

mengtijd [m<strong>in</strong>]<br />

60 80<br />

Figuur 46: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> hoeveelheid fijnen<br />

/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong><br />

/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>/extra<br />

fijnen<br />

/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong><br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 103


Vaststell<strong>in</strong>gen<br />

Figuur 47: RG/GM/15m<strong>in</strong>./0m<strong>in</strong>. na 40 m<strong>in</strong>uten mengen<br />

(Anseele T.)<br />

9.4.2 Besluit<br />

Figuur 48: RG/GM/30sec./0m<strong>in</strong>/extra fijnen na 40 m<strong>in</strong>uten<br />

mengen (Verstraete S.)<br />

Bemerk dat de granulometrie <strong>van</strong> beide mengsels licht verschillen. Dit had een kle<strong>in</strong>e<br />

<strong>in</strong>vloed op de zetmaat. Uit Figuur 46 kan besloten worden dat de hoeveelheid fijnen die<br />

<strong>in</strong> het mengsel aanwezig zijn, we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong>vloed hebben op de ligg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

verwerkbaarheidscurve. Uit de figuur kan opnieuw vastgesteld worden dat het<br />

vochtgehalte dat al <strong>in</strong> de recyclagegranulaten aanwezig is, een veel grotere <strong>in</strong>vloed heeft<br />

op de ligg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de verwerkbaarheidscurve.<br />

Figuur 47 en Figuur 48 geven de mengsels RG/GM/15m<strong>in</strong>/0m<strong>in</strong> en<br />

RG/GM/30sec/0m<strong>in</strong>./extra fijnen weer na 40 m<strong>in</strong>uten mengen. De verwerkbaarheid <strong>van</strong><br />

beide mengsels is op dit tijdstip het best met elkaar vergelijkbaar. Visueel kan<br />

vastgesteld worden dat bij een groter aan<strong>van</strong>kelijk vochtgehalte <strong>van</strong> de recyclagegranulaten<br />

en meer fijnen <strong>in</strong> het mengsel, de segregatie duidelijk m<strong>in</strong>der is. Gedurende<br />

de studie werd echter de klemtoon gelegd op de verwerkbaarheidstesten. Dit is ook de<br />

reden waarom deze vaststell<strong>in</strong>g enkel met beeldmateriaal gestaafd wordt. Een<br />

segregatietest werd niet uitgevoerd. Uit verder onderzoek zal nog moeten blijken of de<br />

segregatie veroorzaakt wordt door de soort hulpstof of dat de segregatie andere<br />

oorzaken heeft.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 104


9.5 Variatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip<br />

Superplastificeerder reageert bij voorkeur met alum<strong>in</strong>aten onder de vorm <strong>van</strong> C3A.<br />

Hierdoor zal een deel <strong>van</strong> de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder verloren gaan. Deze<br />

alum<strong>in</strong>aten zijn bij beton met kalksteengranulaten hoofdzakelijk afkomstig uit het<br />

cement. In betonpu<strong>in</strong> zal omwille <strong>van</strong> de mogelijke aanwezigheid <strong>van</strong> nog<br />

ongehydrateerd cement en de alum<strong>in</strong>aten die aanwezig zijn <strong>in</strong> de cementsteen <strong>van</strong> het<br />

betongranulaat, de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> superplastificeerder meer beïnvloed worden. De<br />

alum<strong>in</strong>aten zijn echter zeer reactief en reageren <strong>in</strong> de eerste m<strong>in</strong>uten <strong>van</strong> het<br />

hydratatieproces met calciumsulfaat ter vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ettr<strong>in</strong>giet. Bij latere toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />

de superplastificeerder zal deze m<strong>in</strong>der reageren met de alum<strong>in</strong>aten en bijgevolg langer<br />

werken. Bedoel<strong>in</strong>g is om te onderzoeken hoeveel langer de superplastificeerder werkt bij<br />

latere toevoeg<strong>in</strong>g. Als toevoeg<strong>in</strong>gstijdstippen <strong>van</strong> de superplastificeerder werd gekozen<br />

voor 0, 5 en 10 m<strong>in</strong>uten.<br />

9.5.1 Resultaten<br />

De vochtgehaltes <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten bij aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proef waren:<br />

slump [cm]<br />

30,0<br />

25,0<br />

20,0<br />

15,0<br />

10,0<br />

5,0<br />

0,0<br />

Tabel 23: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip<br />

Aanwezig vocht <strong>in</strong> granulaten 0 m<strong>in</strong> 5 m<strong>in</strong> 10 m<strong>in</strong><br />

gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 43% 72% 25%<br />

grof betonpu<strong>in</strong> 8/32 17% 77% 26%<br />

gemiddeld 39% 73% 25%<br />

Variatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip hulpstof: verwerbaarheidscurve<br />

0 20 40 60 80 100<br />

tijd [m<strong>in</strong>]<br />

Figuur 49: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip<br />

RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong><br />

RG/GM/1,5%/30sec./5m<strong>in</strong><br />

RG/GM/1,5%/30sec./10m<strong>in</strong><br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 105


Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>:<br />

Snijpunten: Snijpunt 1 = 23,92 m<strong>in</strong>. 23m<strong>in</strong> 56sec.<br />

snijpunt 2= 91,72 m<strong>in</strong>. 91m<strong>in</strong> 44sec.<br />

S4 wordt 67 m<strong>in</strong> 48 sec behaald.<br />

Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./5m<strong>in</strong>:<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -9 * 10 -5 x³ + 0,0101 x-0,1276x +16,153<br />

Slumpwaarde S4: y= 16<br />

Snijpunten: Snijpunt 1 = 12.96 m<strong>in</strong>. 12m<strong>in</strong> 58sec.<br />

snijpunt 2= 97,92 m<strong>in</strong>. 97m<strong>in</strong> 55sec.<br />

Verwerkbaarheidscurve RG/GM/1,5%/15m<strong>in</strong>./15m<strong>in</strong>:<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -5 * 10 -5 x³ + 0,0048 x²+0,0563x +16,1<br />

Slumpwaarde S4: y= 16<br />

Snijpunten: Snijpunt 1 = 106,73 m<strong>in</strong>. 106m<strong>in</strong> 44 sec.<br />

9.5.2 Besluit<br />

Het eerste meetpunt dat gekozen werd, was telkens het meetpunt dat volgde op het<br />

toevoegen <strong>van</strong> de hulpstof. Het meetpunt na 5 m<strong>in</strong>uten wordt echter niet weergegeven<br />

<strong>in</strong> de grafiek omdat deze waarde onbetrouwbaar was door het optreden <strong>van</strong> segregatie.<br />

Opmerkelijk <strong>in</strong> de resultaten is het feit dat het betonmengsel RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />

op het meetpunt na 10 m<strong>in</strong>uten m<strong>in</strong>der verwerkbaar is dan het betonmengsel<br />

RG/GM/1,5%/30sec./5m<strong>in</strong>.. Op dit punt heeft de superplastificeerder <strong>van</strong> het mengsel<br />

RG/GM/1,5%/30sec./5m<strong>in</strong>. al 5 m<strong>in</strong>uten kunnen <strong>in</strong>werken op het mengsel en is de<br />

concentratie <strong>van</strong> het C3A verm<strong>in</strong>derd. C3A absorbeert een groot deel <strong>van</strong> de aanwezige<br />

hulpstof zodat meer zou moeten toegevoegd worden. Wanneer het hydratatieproces al<br />

een tijd bezig is, werd een ettr<strong>in</strong>gietlaagje gevormd op het oppervlak <strong>van</strong> de<br />

cementkorrels (Verstraeten, 2008). Door dit gehydrateerd oppervlak zal m<strong>in</strong>der hulpstof<br />

geadsorbeerd worden en heeft de superplastificeerder een beter effect op de<br />

verwerkbaarheid. Zo kan vastgesteld worden dat na toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder na 10 m<strong>in</strong>uten, de verwerkbaarheid 5 m<strong>in</strong>uten later hoger is dan de<br />

andere twee mengsels. De verwerkbaarheid bij dit mengsel is tevens langer dan wanneer<br />

de superplastificeerder na 0 respectievelijk 5 m<strong>in</strong>uten werd toegevoegd. Bij het mengsel<br />

waarbij na 5 m<strong>in</strong>uten de superplastificeerder werd toegevoegd, bevatten de granulaten<br />

meer vocht alvorens het mengsel werd gemaakt. Door deze voorbevochtig<strong>in</strong>g samen met<br />

de kle<strong>in</strong>ere absorptie door het C3A, is het verschil <strong>in</strong> verwerkbaarheid tussen het mengsel<br />

RG/GM/1,5%/30sec./0m<strong>in</strong>. en RG/GM/1,5%/30sec./5m<strong>in</strong>. groter dan deze <strong>van</strong><br />

RG/GM/1,5%/30sec./5m<strong>in</strong>. en RG/GM/1,5%/30sec./10m<strong>in</strong>.. Net zoals bij de proeven<br />

rond voorbevochtig<strong>in</strong>g zal de superplastificeerder bijgevolg trager beg<strong>in</strong>nen werken.<br />

Wanneer gekeken wordt naar de punten waar de maximale verwerkbaarheid wordt<br />

behaald, dan valt op dat de maximale verwerkbaarheid bij het mengsel<br />

RG/GM/1,5/10m<strong>in</strong> behaald wordt bij een langere mengtijd. De hulpstof blijft duidelijk<br />

langer actief. Bij toevoeg<strong>in</strong>g na 10 m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong> plaats <strong>van</strong> bij het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> het<br />

hydratatieproces blijkt dat het beton 15 m<strong>in</strong>uten langer de verwerkbaarheidklasse S4<br />

haalt. Dit heeft te maken met het feit dat de hulpstof gedurende de eerste m<strong>in</strong>uten de<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 106


mogelijkheid niet kreeg om tijdens het hydratieproces te reageren met het C3A ter<br />

vorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ettr<strong>in</strong>giet.<br />

9.5.3 Resultaten: simulatie toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip 30 en 60 m<strong>in</strong>uten<br />

Uit Figuur 16 en Figuur 17 blijkt dat de hoeveelheid hulpstof die geadsorbeerd wordt door<br />

het cement na 60 m<strong>in</strong>uten veel kle<strong>in</strong>er is dan na 30 m<strong>in</strong>uten, respectievelijk 0 m<strong>in</strong>. Zoals<br />

beschreven staat <strong>in</strong> punt 3.5.2, is dit te wijten aan de hoeveelheid reactieve plaatsen op<br />

het cementoppervlak. Bij aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de cementhydratatie wordt de hulpstof<br />

gemakkelijk geabsorbeerd door het cement door de grote hoeveelheid C3A die aanwezig<br />

is. Gedurende de hydratatie wordt ettr<strong>in</strong>giet gevormd en verm<strong>in</strong>deren de hoeveelheid<br />

reactieve plaatsen zodat de absorptie bemoeilijkt wordt. Door toevoeg<strong>in</strong>g na 30 en 60<br />

m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong> stappen <strong>van</strong> ongeveer 0,5% wordt nagegaan hoeveel hulpstof moet<br />

toegevoegd worden om de verwerkbaarheidsklasse S4 te halen.<br />

Om deze grafiek op te stellen werd na respectievelijk 30 en 60 m<strong>in</strong>uten de slump<br />

gemeten en vervolgens 0,5 massapercent <strong>van</strong> de aan<strong>van</strong>kelijk aanwezige hoeveelheid<br />

cement toegevoegd. De hoeveelheid verwijderd beton uit de mixer werd telkens<br />

gemeten. Daaruit kan verhoud<strong>in</strong>gsgewijs de werkelijke hulpstofconcentratie telkens<br />

berekend worden.<br />

Op tijdstip 30, 60 werd 0,5 massapercent hulpstof toegevoegd. Vervolgens werd 5<br />

m<strong>in</strong>uten gemengd waarna een slumptest werd uitgevoerd. Wanneer de slump nog niet<br />

groot genoeg was, werd nog eens dezelfde hoeveelheid hulpstof toegevoegd en hetzelfde<br />

stappenplan herhaald tot de verwerkbaarheidsklasse S4 behaald werd.<br />

Slump [cm]<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Verwerkbaarheidscurve <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> hoeveelheid<br />

superplast na 60 m<strong>in</strong><br />

0 0,5 1 1,5 2<br />

Concentratie superplastificeerder [%]<br />

Figuur 50: Verwerkbaarheidscurve <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> hoeveelheid hulpstof<br />

RG/GM/variabel/30sec./60m<strong>in</strong>.<br />

RG/GM/variabel/30sec./30m<strong>in</strong>.<br />

De gemeten hoeveelheid hulpstof die nodig is om na 30 m<strong>in</strong>uten 16 centimeter slump te<br />

bekomen is 0,99%. Als de hulpstof na 60 m<strong>in</strong>uten toegevoegd wordt moet 1,09%<br />

hulpstof toegevoegd worden.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 107


9.5.4 Besluiten<br />

Uit Figuur 50 kan vastgesteld worden dat ongeveer evenveel superplastificeerder moet<br />

toegevoegd worden om 16 cm slump te bekomen. Uit Figuur 16 en Figuur 17 blijkt dat<br />

het hulpstofabsorptiegedrag <strong>van</strong> cement bij toevoeg<strong>in</strong>gstijdstippen 30 en 60 m<strong>in</strong>uten<br />

ongeveer gelijk is. Dit <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met Figuur 15, die weergeeft dat de slumpwaarde<br />

nagenoeg constant is, wanneer 1% hulpstof toegevoegd wordt bij toevoeg<strong>in</strong>gstijdstippen<br />

groter dan 25 m<strong>in</strong>uten, kan dit resultaat staven. Opgemerkt moet wel worden dat het<br />

type hulpstof en cement hier anders is. De superplastificeerder die gebruikt werd <strong>in</strong> het<br />

onderzoek door Kung-Chung Hsu et al. over het effect <strong>van</strong> toevoeg<strong>in</strong>gstijdstip op de<br />

cement absorptie en de verwerkbaarheid <strong>van</strong> het beton, is een naftaleensulfonaat. Het<br />

gebruikte cement was Portlandcement.<br />

Het grootste verschil tussen de twee tijdstippen <strong>van</strong> toevoegen bev<strong>in</strong>dt zich bij de<br />

toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het eerste half percent superplastificeerder. Na 60 m<strong>in</strong>uten mengen is de<br />

stijg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> verwerkbaarheid na het toevoegen <strong>van</strong> een half percent hulpstof veel kle<strong>in</strong>er<br />

dan wanneer dit percentage aan hulpstof toegevoegd wordt na 30 m<strong>in</strong>uten. Dit werd ook<br />

vastgesteld door de onderzoekers Kung-Chung et al. die Figuur 15 opstelden. Bij<br />

toevoeg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> 0,5% hulpstof werd daar ook vastgesteld dat de gemeten<br />

verwerkbaarheid afhankelijk is <strong>van</strong> het moment <strong>van</strong> toevoegen. Hoe verder de<br />

cementhydratatie gevorderd is, hoe m<strong>in</strong>der verwerkbaar het mengel is.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 108


9.6 Variatie mengenergie<br />

Tot slot wordt nog opgemerkt dat de variatie <strong>in</strong> mengenergie een grote rol speelt. Bij<br />

aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proefreeks werd één volledige curve opgesteld met de kle<strong>in</strong>e menger die<br />

een <strong>in</strong>houd heeft <strong>van</strong> ongeveer 9 liter beton. De grotere menger die gebruikt werd <strong>in</strong> het<br />

vervolg <strong>van</strong> de studie kan 70 liter beton verwerken. De verschillende mengers worden<br />

weergegeven <strong>in</strong> Figuur 51 en Figuur 52 .<br />

Figuur 51: Grote menger (Verstraete S.)<br />

9.6.1 Resultaten<br />

Het aanwezige vochtgehalte voor aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de proef is:<br />

slump [cm]<br />

30,0<br />

25,0<br />

20,0<br />

15,0<br />

10,0<br />

5,0<br />

0,0<br />

Figuur 52: Kle<strong>in</strong>e menger (Anseele T.)<br />

Tabel 24: Vochtgehalte bij aan<strong>van</strong>g proeven variatie <strong>in</strong> mengenergie<br />

kle<strong>in</strong>e menger grote menger<br />

gebroken betonpu<strong>in</strong> 4/16 59% 83%<br />

grof betonpu<strong>in</strong> 8/32 56% 33%<br />

gemiddeld 57% 75%<br />

Verschillende mengenergie: Verwerkbaarheidscurve<br />

0 20 40 60 80 100<br />

tijd [m<strong>in</strong>]<br />

Figuur 53: Verwerkbaarheidscurven variatie <strong>in</strong> mengenergie<br />

RG/KM/2%/30sec./0m<strong>in</strong>.<br />

RG/GM/2%/30sec./0m<strong>in</strong><br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 109


Verwerkbaarheidscurve RG/KM/2%/30sec./0m<strong>in</strong>:<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g: y= 8 * 10 -5 x³ - 0,0181 x²+1,1697x +1,34<br />

Slumpwaarde S4: y= 16<br />

Snijpunten: snijpunt 1= 16,39m<strong>in</strong>. 16m<strong>in</strong>. 23sec.<br />

snijpunt 2= niet bepaalbaar<br />

Verwerkbaarheidscurve RG/GM/2%/30sec./0m<strong>in</strong>.:<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g: y= -3 * 10-5 x³ + 0,0015 x²+0,308 x +6,6636<br />

Slumpwaarde S4: y= 16<br />

Snijpunten: Snijpunt 1 = 28,30 m<strong>in</strong>. 28 m<strong>in</strong> 19 sec.<br />

snijpunt 2= 115,73 m<strong>in</strong>. 115 m<strong>in</strong> 44 sec.<br />

S4 wordt 87 m<strong>in</strong> 25 sec behaald.<br />

9.6.2 Besluit<br />

Uit bovenstaande vergelijk<strong>in</strong>g kon niet vastgesteld worden wanneer het betonmengsel<br />

niet meer zou voldoen aan de S4 verwerkbaarheidsklasse. Uit de grafiek volgt dat de<br />

superplastificeerder sneller zal uitgewerkt zijn wanneer gebruik gemaakt wordt <strong>van</strong> de<br />

kle<strong>in</strong>e menger. Dit heeft te maken met het verschil <strong>in</strong> verhoud<strong>in</strong>g tussen de toegevoegde<br />

energie en de hoeveelheid beton <strong>in</strong> de mixer. Uit de literatuur bleek ook dat de hulpstofdoser<strong>in</strong>g<br />

afhankelijk is <strong>van</strong> de hoeveelheid beton. Bij kle<strong>in</strong>ere hoeveelheden beton moet<br />

de hulpstof hoger gedoseerd worden. Uit Figuur 53 kan vastgesteld worden dat bij het<br />

toevoegen <strong>van</strong> een hulpstof <strong>in</strong> <strong>in</strong>dustriële mengprocessen, de hulpstofdoser<strong>in</strong>g sterk<br />

afhankelijk zal zijn <strong>van</strong> de gebruikte menger en de hoeveelheid beton <strong>in</strong> de menger.<br />

In praktijk zal gewerkt worden met kle<strong>in</strong>ere hulpstofdoser<strong>in</strong>gen. Een richtwaarde<br />

opgegeven door de heer Dries Aneca <strong>van</strong> ABC beton, is 0,5 à 0,8% wanneer gebruik<br />

gemaakt wordt <strong>van</strong> hulpstof op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat. Deze doser<strong>in</strong>g zorgt voor een<br />

beton dat 80 m<strong>in</strong>uten verwerkbaarheidsklasse S4 haalt. Hieruit blijkt dat de doser<strong>in</strong>g bij<br />

laboratoriumstudies altijd groter is dan wanneer de hulpstof gedoseerd wordt voor<br />

grotere mengsels.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 110


10 Algemeen besluit<br />

Het doel <strong>van</strong> deze studie bestaat er<strong>in</strong> een duidelijk beeld te verkrijgen over de werk<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> superplastificeerder <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong>. Het onderzoek is een parameterstudie die<br />

vooral toegespitst wordt op het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de superplastificeerder en de<br />

voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiode <strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten. In de studie werd nagegaan wat<br />

de <strong>in</strong>vloed is <strong>van</strong> deze parameters op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Verder<br />

werden kort nog enkele andere parameters onderzocht zoals mengenergie, hoeveelheid<br />

fijnen <strong>in</strong> mengsel en een vergelijk<strong>in</strong>g met kalksteenbeton.<br />

In het onderzoek werd gebruik gemaakt <strong>van</strong> een superplastificeerder op basis <strong>van</strong> polycarboxylaat.<br />

Het <strong>recyclagebeton</strong> bestaat uit 100% ver<strong>van</strong>g<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de grove fractie <strong>van</strong><br />

de kalksteengranulaten door betonpu<strong>in</strong>granulaten.<br />

Uit het onderzoek bleek dat <strong>recyclagebeton</strong> zeer gevoelig is voor wijzig<strong>in</strong>gen die<br />

aangebracht worden aan verschillende parameters. Volgende zaken werden vastgesteld<br />

gedurende het onderzoek:<br />

- Het vochtgehalte <strong>van</strong> de granulaten bij aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het hydratatieproces is zeer<br />

belangrijk voor de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Hoe kle<strong>in</strong>er het aanwezig<br />

vochtgehalte <strong>in</strong> de granulaten, hoe trager de superplastificeerder zorgt voor een<br />

stijg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> verwerkbaarheid. Het is bewezen dat een voorbevochtig<strong>in</strong>g zorgt voor<br />

een stijgende druksterkte en op deze manier een hogere duurzaamheid. Uit dit<br />

onderzoek blijkt dat de hoeveelheid water, aanwezig <strong>in</strong> een mengsel, en de<br />

activiteit <strong>van</strong> een superplastificeerder aan elkaar gekoppeld zijn.<br />

- Het tijdstip <strong>van</strong> toevoegen <strong>van</strong> de hulpstof heeft een belangrijke <strong>in</strong>vloed op de<br />

werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Vastgesteld wordt dat de C3A hoeveelheid<br />

belangrijk is gedurende de eerste 10 m<strong>in</strong>uten <strong>van</strong> het hydratatieproces. Deze<br />

heeft een belangrijke <strong>in</strong>vloed op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder. Bij<br />

aan<strong>van</strong>g is de hoeveelheid C3A groter waardoor de superplastificeerder m<strong>in</strong>der<br />

lang actief is. Wanneer de hulpstof later toegevoegd wordt (> 30 m<strong>in</strong>uten), moet<br />

reken<strong>in</strong>g gehouden worden met een tragere <strong>in</strong>werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder. Om een verwerkbaarheidsklasse S4 te behalen is het<br />

benodigde hulpstofpercentage echter onafhankelijk <strong>van</strong> het moment <strong>van</strong><br />

toevoegen. Uit dit onderzoek bleek dat het toevoegen <strong>van</strong> superplastificeerder op<br />

de werf <strong>van</strong>af 60 m<strong>in</strong>uten na aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het hydratatieproces economisch<br />

voordeliger is.<br />

- De mengenergie die toegevoegd wordt aan het mengsel, is een andere belangrijke<br />

parameter. Wanneer meer energie wordt toegevoegd, wordt de hulpstof sneller<br />

actief. De hoeveelheid beton <strong>in</strong> de mixer en het type mixer hebben ook een<br />

<strong>in</strong>vloed op de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de superplastificeerder.<br />

- De vergelijk<strong>in</strong>g tussen <strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton is moeilijk te maken<br />

omwille <strong>van</strong> de verschillen <strong>in</strong> granulometrie. Kalksteenbeton absorbeert vijf keer<br />

m<strong>in</strong>der water dan <strong>recyclagebeton</strong>. Bijgevolg is het gehalte aan vrij water<br />

vergelijkbaar bij grote voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de recyclagegranulaten. De werk<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> de superplastificeerder is dan ook vergelijkbaar <strong>in</strong> met water verzadigd<br />

<strong>recyclagebeton</strong> en kalksteenbeton. Verder onderzoek waarbij beton vervaardigd<br />

wordt met dezelfde granulometrie, is echter nog vereist.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 111


Besloten wordt dat het beste rendement kan gehaald worden door gebruik te maken <strong>van</strong><br />

<strong>recyclagebeton</strong> waar<strong>van</strong> de granulaten 15 m<strong>in</strong>uten voorbevochtigd worden en de hulpstof<br />

na 10 m<strong>in</strong>uten toegevoegd wordt. De druksterkte <strong>van</strong> het beton is dan het hoogst en de<br />

segregatie is veel kle<strong>in</strong>er <strong>in</strong> de beg<strong>in</strong>fase door de kle<strong>in</strong>ere hoeveelheid vrij water.<br />

Toevoegen <strong>van</strong> de hulpstof na 10 m<strong>in</strong>uten zorgt voor het beste rendement <strong>van</strong> de<br />

hulpstof. Dit zal echter <strong>in</strong> de praktijk moeilijk te realiseren zijn.<br />

Verder moet gezegd worden dat het zeer moeilijk is om alle parameters <strong>in</strong> de hand te<br />

houden. Het startvochtgehalte is bijvoorbeeld sterk afhankelijk <strong>van</strong> de opslagruimte <strong>van</strong><br />

het granulaat.<br />

Verder onderzoek<br />

Eerst en vooral moet opgemerkt worden dat dit onderzoek slechts gebruik heeft gemaakt<br />

<strong>van</strong> één hulpstof <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met eenzelfde soort cement. In de toekomst zou het<br />

nuttig zijn de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> de onderzochte parameters op te meten gebruik makend <strong>van</strong><br />

een ander soort superplastificeerder. Hierbij wordt vooral gedacht aan<br />

superplastificeerders op basis <strong>van</strong> naftaleensulfonaat en melam<strong>in</strong>esulfonaat. Lignosulfonaten<br />

zullen niet lang genoeg werken <strong>in</strong>dien deze niet gemodificeerd zijn.<br />

Deze studie stelde net als voorgaande studies vast dat de voorbevochtig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

granulaten een <strong>in</strong>vloed heeft op de druksterkte. Dit is het gevolg <strong>van</strong> een wijzig<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

W/C-factor als gevolg <strong>van</strong> te korte voorbevochtig<strong>in</strong>gsperiodes. De <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> absorptie<br />

<strong>van</strong> de betonpu<strong>in</strong>granulaten op de W/C-factor zal <strong>in</strong> de toekomst zeker nog dieper<br />

moeten onderzocht worden, want een wijzigende W/C-factor heeft <strong>in</strong>vloed op de werk<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> de superplastificeerder.<br />

Gedurende de eerste 20 à 40 m<strong>in</strong>uten <strong>van</strong> het hydratatieproces werd meestal segregatie<br />

vastgesteld. Indien dit met andere <strong>hulpstoffen</strong> ook zou vastgesteld worden, kunnen<br />

verschillende oploss<strong>in</strong>gen geboden worden zoals:<br />

- Een wijzig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de granulometrie;<br />

- Toevoegen <strong>van</strong> een stabilisator zoals <strong>in</strong> zelfverdichtend beton. Deze stabilisator<br />

kan gemaakt worden op basis <strong>van</strong> cellulose ether of ‘whelan gum’. Deze werken<br />

door het overtollige water te b<strong>in</strong>den <strong>in</strong> het betonmengsel waardoor de cohesie en<br />

viscositeit <strong>van</strong> het beton worden verhoogd (ACI Education Bullet<strong>in</strong>, 2003);<br />

- De doser<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de hulpstof;<br />

- De betonpu<strong>in</strong>granulaten voldoende voorbevochtigen.<br />

In deze studie werd vastgesteld dat de volumieke massa daalt bij een verhoogde<br />

verwerkbaarheid. Dit zou nader onderzocht moeten worden of het fenomeen bij andere<br />

superplastificeerders ook plaats v<strong>in</strong>dt. In deze studie werd geen verder aandacht besteed<br />

aan de volumieke massa doordat de slumptesten centraal stonden. Dit fenomeen zou<br />

kunnen onderzocht worden door de volumieke massa te meten bij eenzelfde zetmaat en<br />

verschillende superplastificeerders. Wel moet vermeld worden dat de dal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

volumieke massa ook bij het mengsel met kalksteenbeton werd vastgesteld. In deze<br />

studie werd met één enkele superplastificeerder gewerkt waardoor geen besluit werd<br />

getrokken over de volumieke massa.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 112


Om een studie verder te zetten omtrent het verschil <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

superplastificeerder op beton met betonpu<strong>in</strong>granulaten en kalksteen moet de<br />

granulometrie exact dezelfde zijn. Door een “ideale” korrelkromme op te stellen waarbij<br />

beide mengsels gelijk zijn kunnen de verschillen tussen beide mengsels duidelijk<br />

zichtbaar worden.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 113


Bijlage<br />

Bijlage 1: het proefverslag<br />

Bijlage 2: technische fiche GIMARCOPLAST FM 643<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 114


Literatuurlijst<br />

ACI Education Bullet<strong>in</strong>. (2003). Chemical admixtures for concrete. Chemical admixtures for concrete .<br />

American Concrete Institute.<br />

Aïtc<strong>in</strong>, P.-C., & M<strong>in</strong>dess, S. (2011). Sutsta<strong>in</strong>ability of concrete. Oxon: Spon Press.<br />

BASF. (2008 ). Air-Entra<strong>in</strong><strong>in</strong>g Admixtures. Opgeroepen op oktober 29, 2011, <strong>van</strong> basf-admixtures:<br />

http://www.basf-admixtures.com/en/products/airentra<strong>in</strong><strong>in</strong>g/Pages/default.aspx<br />

BASF. (2011, juli 1). Mastertop 100. Opgeroepen op Oktober 30, 2011, <strong>van</strong> BASF-cc:<br />

http://www.basfcc.be/nl/Producten/BouwProductenen_Systemen/Vloersystemen/IndustrieleVloersystemen/<strong>in</strong>dustri<br />

elecementgebondenvloeren/MASTERTOP100/Documents/PN_MASTERTOP%20100.pdf<br />

Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g. (2009). Betonsamenstell<strong>in</strong>g. In G. Robert, Betontechnologie (pp. 259-<br />

309). Brussel: De Bouwkroniek.<br />

Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g. (2009). Eigenschappen va betonspeice en <strong>van</strong> verhardend beton. In R.<br />

Gheysens, betontechnologie (pp. 147-174). Brussel: Belgische BetonGroeper<strong>in</strong>g.<br />

Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g. (2009). Hulpstoffen. In R. Gheysens, Betontechnologie (pp. 97-117).<br />

Brussel: Belgische Betongroeper<strong>in</strong>g.<br />

BIM. (2010, december). Het gebruik <strong>van</strong> recyclage granulaat. Opgeroepen op november 30, 2011,<br />

<strong>van</strong> Leefmilieu Brussel:<br />

http://documentatie.leefmilieubrussel.be/documents/IF_BATEX_Fiche4.1._Recycl<strong>in</strong>ggranulaten_NL.<br />

pdf<br />

Blontrock, S., & Van Guyze, G. (2010). Opstellen <strong>van</strong> een voorbevochtig<strong>in</strong>gscurve voor<br />

betonpu<strong>in</strong>granulaten. Oostende: <strong>KHBO</strong>.<br />

Boehme L. et al. (2010). ValReCon20. Leuven: ACCO.<br />

Bonte, K., & Van Laethem, K. (2007). Pu<strong>in</strong>granulaten <strong>in</strong> stortbeton klassen C12/15 en C16/20.<br />

Oostende: <strong>KHBO</strong>.<br />

BTC. (2008, 12 november). Massadicht<strong>in</strong>gsmiddel Universal. Opgeroepen op oktober 30, 2011, <strong>van</strong><br />

btc-compakta: http://www.btc-compakta.be/nl/technical/2730.pdf<br />

Bullard, J.W. et al. (2011). Mechanisms of cement hydration. In J. B. al, Cement en concrete research<br />

(pp. 1208-1223). Amsterdam: ELSEVIER.<br />

CAE Nederland, B. (2007, Februari 25). samenstell<strong>in</strong>g deel 2, Hulpstoffen. Opgeroepen op Oktober 22,<br />

2011, <strong>van</strong> Ultra Hoge Sterkte Beton: http://www.uhsb.nl/?p=248<br />

Cement - Superplasticizer Compatibility. (2003). Opgeroepen op november 3, 2011, <strong>van</strong> the concrete<br />

portal: http://www.theconcreteportal.com/compat.html<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 115


Civil Eng<strong>in</strong>eer<strong>in</strong>g Department Dokuz Eylul university. (2011). Construction and build<strong>in</strong>g materials.<br />

turkey: Elsevier LTD.<br />

Cools, H., & Labaere, T. (2010). Superplastificeerders. In Kaol<strong>in</strong>ietmix voor SCC (pp. 35-39). oostende.<br />

COPRO. (2003). Pu<strong>in</strong>granulaten: Granulaten voor beton. Brussel: COPRO.<br />

CRIC-OCCN. (2008). Hulpstoffen. BRUSSEL: OCCN.<br />

Devriendt, K. (2010). Scheid<strong>in</strong>gs- en zuiver<strong>in</strong>gstechnieken voor pu<strong>in</strong>granulaten. Oostende: <strong>KHBO</strong>.<br />

Enviro. (2012). Workshop materialendecreet & vlarema- 3 mei 2012. Opgeroepen op mei 2, 2012, <strong>van</strong><br />

Enviro: http://www.enviroplus.be/Workshop_Materialendecreet_VLAREMA_-_3_mei_2013<br />

Erdogdu, S. (2005). Effect of retemper<strong>in</strong>g with superplasticizer admixtures on slump loss and<br />

compressive strength of concrete subjected to prolonged mix<strong>in</strong>g. In K. Scrivener, Cement and<br />

concrete research (pp. 907-912). Amsterdam: Elsevier.<br />

Federal Highway Adm<strong>in</strong>istration. (sd). Air-Entra<strong>in</strong>ment. Opgeroepen op oktober 29, 2011, <strong>van</strong><br />

Federal highway adm<strong>in</strong>istration: http://www.fhwa.dot.gov/<strong>in</strong>frastructure/materialsgrp/airentr.htm<br />

Fraaij, A., & Koleva, D. (2005). Stroomstootjes beschermen beton. Wetenschap & onderzoek , 18-21.<br />

Garel, F., & Legrand, N. (2008, juni). Onze activiteiten: de <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> dienst <strong>van</strong> het beton.<br />

Opgeroepen op Oktober 29, 2011, <strong>van</strong> Axim Italcementi Group:<br />

http://www.axim.fr/NR/rdonlyres/E7D1C815-8499-461E-912F-<br />

D416116ACCDB/19085/NosactivitesNDLweb.pdf<br />

Geyter, G. H. (2002). De <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> vulstoffen op de eigenschappen <strong>van</strong> zelfverdichtend beton <strong>in</strong><br />

vloeibare en verharde toestand. Leuven.<br />

grondwerken detrez. (sd). Grond- en bouwstoffen. Opgeroepen op mei 1, 2012, <strong>van</strong> detrez<br />

grondwerken: http://www.detrez-grondwerken.be/<strong>in</strong>dex.php?pag=grondstoffen<br />

Gullentops, F., & Elsen, J. (sd). Grove granulaten. Opgeroepen op mei 2, 2012, <strong>van</strong> milieu<strong>in</strong>fo:<br />

https://www.milieu<strong>in</strong>fo.be/dms/d/d/workspace/SpacesStore/f4241356-b3de-45a0-9619-<br />

77c5fcfead12/hfst4delstoffenvlaanderen.pdf<br />

GV&T. (sd). Gestabiliseerde producten. Opgeroepen op april 25, 2012, <strong>van</strong> GV&T ktuishoutem:<br />

http://www.gvtkruishoutem.be/gestabiliseerde-producten.asp<br />

Henriksson, G. et al. (2010). Structural modification of commercial lignosulphonates through laccase.<br />

In D. A. al., Industrial Crops and Products (pp. 458-466). amsterdam: elsevier.<br />

<strong>in</strong>ter beton. (sd). Benor. Opgeroepen op februari 14, 2012, <strong>van</strong> <strong>in</strong>terbeton:<br />

http://www.google.be/imgres?q=zetmaat&um=1&hl=nl&sa=N&biw=1600&bih=636&tbm=isch&tbni<br />

d=kwSZql1DiircxM:&imgrefurl=http://www.heidelbergcement.com/benelux/nl/<strong>in</strong>terbeton/producte<br />

n_en_diensten/benor_beton/<strong>in</strong>dex.htm&docid=Hc8_8r3nRw3Z1M&imgurl=http://www.heidel<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 116


InterBeton. (sd). Benor beton. Opgeroepen op Maart 12, 2012, <strong>van</strong> Heidelberg cement:<br />

http://www.heidelbergcement.com/benelux/nl/<strong>in</strong>terbeton/producten_en_diensten/benor_beton/<strong>in</strong><br />

dex.htm<br />

Jolicoeur, C., & Simard, M.-A. (1998). Chemical Admicture - Cement Interactions: Phenomenology<br />

and Physico-chemical Concepts. In Cement and Concrete Composites (pp. 87-101). Elsevier.<br />

Kung-Chung, H., Jih-Jen, C., Sheng-Da, C., & Yuan-Cheng, T. (1999). Effect of addition time of a<br />

superplasticizer on cement adsorption and on concrete workability. In Cement & Concrete<br />

Composites (pp. 425-430). Elsevier.<br />

Laboratoire de technologie des poudres. Towards tailored superplasticizers., (p. 10). Laussana.<br />

M.Palacios. (2009). Adsorption of superplasticizer admixtures on alkali-activates slag pastes. Madrid:<br />

Elsevier.<br />

Malesev, M., Radonjan<strong>in</strong>, V., & Mar<strong>in</strong>kovic, S. (2010, April 30). Recycled concrete as aggregate for<br />

structural concrete production. Suste<strong>in</strong>ablility . Basel, Zwitserland: MDPI.<br />

NBN EN 1097-5. (2008, mei). Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor de bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> mechanische en fysische<br />

eigenschappen <strong>van</strong> granulaten –Deel 5: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het watergehalte door drogen <strong>in</strong> een<br />

geventileerde oven, 2008. België: BIN.<br />

NBN EN 1097-6. (2006, januari). Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor de bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> mechanische en<br />

fysische eigenschappen <strong>van</strong> granulaten-Deel 6: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de dichtheid <strong>van</strong> de deeltjes en <strong>van</strong> de<br />

wateropname. België: BIN.<br />

NBN EN 12350-2. (1999, december). Beproev<strong>in</strong>g <strong>van</strong> betonspecie- Deel 2: Zetmaat. België: BIN.<br />

NBN EN 206-1. (2004). Beton-specificaties, eigenschappen, vervaardig<strong>in</strong>g en conformiteit. België:<br />

BIN.<br />

NBN EN 933-1. (2006, januari). Beproev<strong>in</strong>gsmethoden voor geometrische eigenschappen <strong>van</strong><br />

granulaten-Deel 1: Bepal<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de korrelverdel<strong>in</strong>g- Zeefmethode. België: BIN.<br />

NBN EN 934-2. (2001, september). Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel-Deel2:<br />

<strong>hulpstoffen</strong> voor beton-def<strong>in</strong>ities, eisen, conformiteit, market<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g. België: BIN.<br />

NBN EN 934-3. (2004). Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel - Deel 3: Hulpstoffen voor<br />

metselmortel – Def<strong>in</strong>ities, eisen, overeenkomstigheid, marketer<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g. België: BIN.<br />

NBN EN 934-4. (2001). Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel – Deel 4: Hulpstoffen voor<br />

<strong>in</strong>jectiemortel voor voorspankabels – Def<strong>in</strong>ities, eisen, conformiteit, marker<strong>in</strong>g en etiketter<strong>in</strong>g.<br />

België: BIN.<br />

NBN EN 934-5. (2008). Hulpstoffen voor beton, mortel en <strong>in</strong>jectiemortel – Deel 5: Hulpstoffen voor<br />

spuitbeton – Def<strong>in</strong>ities, eisen, conformiteit, merken en labels. België: BIN.<br />

NBN EN B15-001. (2004). Aanvull<strong>in</strong>g op NBN EN 206-1 Beton-specificatie, eigenschappen,<br />

vervaardig<strong>in</strong>g en conformiteit. België: BIN.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 117


Nullens, A. (2010, november). Scheurvorm<strong>in</strong>g beperken:Noodzakelijke voorwaarde voor duurzaam<br />

beton. Opgeroepen op oktober 6, 2011, <strong>van</strong> febelcem:<br />

http://www.febelcem.be/fileadm<strong>in</strong>/user_upload/dossiers-ciment-2008/nl/T3-NL-Scheurvorm<strong>in</strong>g.pdf<br />

onl<strong>in</strong>e encyclopedie. (2011). afstandsfactor. Opgeroepen op november 6, 2011, <strong>van</strong> Encyclo:<br />

http://www.encyclo.nl/begrip/afstandsfactor<br />

OVAM. (2010). Bouw- en sloopafval: de helft <strong>van</strong> ons afval. Opgeroepen op November 27, 2011, <strong>van</strong><br />

OVAM: http://www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/146<br />

OVAM. (2011). Wetgev<strong>in</strong>g. Opgeroepen op April 3, 2012, <strong>van</strong> OVAM:<br />

http://www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/2509?lang=null<br />

Ramachandran, V. S. (1981). Effect of Retarders/Water Reducers on Slump Loss <strong>in</strong> Superplasticized<br />

Concrete. In N. R. Canada, Developments <strong>in</strong> the Use of Superplasticizers (pp. 393 - 407). Ottawa: the<br />

Publications Section, Division of Build<strong>in</strong>g Research.<br />

Ritzen, J. (2004). Hulpstoffen. In J. Ritzen, Betonbouw. Deel 4: Materiaalstudie, technologie,<br />

duurzaamheid, renovatie (pp. 93-102). Gent: Academia Press.<br />

Schauvliege, J. (2011, Juni 24). Nieuw materialendecreet en uitvoer<strong>in</strong>gsbesluit: <strong>van</strong> Vlarea naar<br />

Vlarema ! Opgeroepen op April 4, 2012, <strong>van</strong> EMIS: http://www.emis.vito.be/nieuwsbericht/nieuwmaterialendecreet-en-uitvoer<strong>in</strong>gsbesluit-<strong>van</strong>-vlarea-naar-vlarema<br />

Van der Poel, M. (2007). Betongranulaat als gr<strong>in</strong>dver<strong>van</strong>ger.<br />

Verstraeten, F. (2008, Augustus 18). Zelfverdichtend beton doorgelicht met ultrasone met<strong>in</strong>gen.<br />

Gent, Oost-Vlaanderen, België: Universiteit Gent.<br />

Vlaamse overheid. Standaardbestek 250 voor de wegenbouw versie 2.2. Brussel.<br />

Weerdt, K. D., & Reynders, D. (2006). Comb<strong>in</strong><strong>in</strong>g Plasticizers/Retarders and Accelerators. Opgeroepen<br />

op november 19, 2011, <strong>van</strong> kuleuven: http://bwk.kuleuven.be/mat/publications/masterthesis/2006de-weerdt_reynders-msc.pdf<br />

Wikibooks. (2010, Mei 10). Natuurkunde/Bouw <strong>van</strong> de materie. Opgeroepen op November 5, 2011,<br />

<strong>van</strong> Wikibooks:<br />

http://www.google.be/imgres?q=moleculen&um=1&hl=nl&biw=1396&bih=583&tbm=isch&tbnid=UL<br />

uikS0LsrlsmM:&imgrefurl=http://nl.wikibooks.org/wiki/Wikijunior:Natuurkunde/Bouw_<strong>van</strong>_de_mat<br />

erie&docid=FhRMMhB5f-s0tM&imgurl=http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/<br />

Zhang, M.-h. (2010). Construction and build<strong>in</strong>g materials. S<strong>in</strong>gapore: Elsevier ltd.<br />

<strong>Gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>hulpstoffen</strong> <strong>in</strong> <strong>recyclagebeton</strong> 118

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!