Overzicht vrijstellingsgronden PH&C - Pensioenfonds Horeca ...

2. Vrijstelling in verband met groepsvorming (artikel 3 Vrijstellings- en
boetebesluit Wet Ppf 2000)
Op verzoek van een werkgever wordt vrijstelling verleend indien die werkgever
deel uitmaakt of deel is gaan uitmaken van een groep die zelf buiten de
werkingssfeer valt van PH&C. Voorts dient onder andere voldaan te worden aan
het vereiste dat de groep al een pensioenvoorziening heeft, die in overleg met
de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken vakorganisaties tot stand is
gekomen.
Bij deze vrijstellingsgrond geldt niet de voorwaarde dat de eigen
pensioenvoorziening actuarieel en financieel gelijkwaardig moet zijn aan de
regeling van PH&C. Wel geldt als voorwaarde dat het verzoek om vrijstelling
tevens door of namens het concern en de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg
betrokken vakorganisaties is gedaan. Bovendien kan PH&C aan deze
vrijstellingsgrond het voorschrift verbinden dat de werkgever een financiële
bijdrage betaalt ter vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel (VTN) dat
PH&C bij de vrijstelling lijdt. Op welke wijze het verzekeringstechnisch nadeel
wordt berekend, kunt u lezen op www.phenc.nl onder “Rekenregels
verzekeringstechnisch nadeel conform het Vrijstellings-en boetebesluit Wet Bpf
2000”.
3. Vrijstelling in verband met een eigen CAO (artikel 4 Vrijstellings- en
boetebesluit Wet Ppf 2000)
Op verzoek van een werkgever wordt vrijstelling verleend voor zover een besluit
tot algemeen verbindend verklaring van bepalingen van een CAO (voor PH&C zijn
dit de CAO voor het Horeca- en aanverwante bedrijf of de CAO voor de
Contractcateringbranche) op die werkgever in verband met het afsluiten van een
eigen CAO niet van toepassing is of, indien dat besluit wel op hem van
toepassing is, voor zover hij hiervan vrijstelling heeft gekregen. Hierbij geldt de
voorwaarde dat met de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken
vakorganisaties een afzonderlijke pensioenvoorziening is overeengekomen.
Tevens geldt bij deze vrijstellingsgrond als voorwaarde dat het verzoek om
vrijstelling tevens mede door of namens de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg
betrokken vakorganisaties wordt gedaan.
PH&C sluit bij de interpretatie van de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg
betrokken vakorganisaties aan bij de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van
2 juli 2008, waarin is bepaald dat onder vakorganisaties als bedoeld in artikel 4
van het Vrijstellings-enboetebesluit dient te worden verstaan: de vakorganisaties
die betrokken zijn bij het arbeidsvoorwaardenoverleg binnen de bedrijfstak en
die representatief zijn voor de in die bedrijfstak werkzame personen.
Het vereiste dat de eigen pensioenvoorziening actuarieel en financieel
gelijkwaardig dient te zijn aan de pensioenregeling van PH&C geldt niet bij
deze vrijstellingsgrond. Wel kan PH&C aan deze vrijstellingsgrond het
voorschrift verbinden dat de werkgever een financiële bijdrage betaalt ter
vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel (VTN) dat PH&C bij de
vrijstelling lijdt. Op welke wijze het verzekeringstechnisch nadeel wordt
berekend, kunt u lezen op www.phenc.nl onder “Rekenregels
verzekeringstechnisch nadeel conform het Vrijstellings-enboetebesluit Wet
Bpf 2000”.