15.09.2013 Views

Overzicht vrijstellingsgronden PH&C - Pensioenfonds Horeca ...

Overzicht vrijstellingsgronden PH&C - Pensioenfonds Horeca ...

Overzicht vrijstellingsgronden PH&C - Pensioenfonds Horeca ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Overzicht</strong> <strong>vrijstellingsgronden</strong> PH&C<br />

Op grond van het “Vrijstellings- boetebesluit Wet Bedrijfstakpensioenfondsen<br />

2000” is het bestuur van <strong>Pensioenfonds</strong> <strong>Horeca</strong> & Catering (PH&C) in vier<br />

gevallen verplicht om, op verzoek van de werkgever, vrijstelling te verlenen<br />

van de verplichte deelname aan de pensioenregeling van PH&C aan alle of een<br />

deel van de werknemers van die werkgever.<br />

De verplichte <strong>vrijstellingsgronden</strong> zijn:<br />

1. Vrijstelling in verband met een bestaande<br />

pensioenregeling/pensioenvoorziening (artikel 2 Vrijstellings- en boetebesluit<br />

Wet Ppf 2000)<br />

Op verzoek van een werkgever wordt vrijstelling verleend indien de<br />

werknemers van die werkgever al deelnemen in een pensioenregeling die ten<br />

minste zes maanden van kracht was vóór de indiening van de in behandeling<br />

genomen aanvraag tot verplichtstelling van de pensioenregeling. Om aan deze<br />

zogenaamde tijdigheidseis te voldoen, gelden de volgende data:<br />

voor horecaondernemingen die al voor 1 januari 2008 verplicht waren<br />

tot deelname aan de pensioenregeling van PH&C betekent dit dat de<br />

eigen pensioenregeling vóór 6 november 1962 van kracht moet zijn<br />

geweest;<br />

voor horecaondernemingen die op of na 1 januari 2008 verplicht zijn<br />

geworden tot deelname aan de pensioenregeling van PH&C betekent dit<br />

dat de eigen pensioenregeling vóór 12 maart 2007 van kracht moet zijn<br />

geweest;<br />

voor contractcateringondernemingen die al voor 1 januari 2008 verplicht<br />

waren tot deelname aan de pensioenregeling van PH&C betekent dit dat de<br />

eigen pensioenregeling vóór 1 januari 1979 van kracht moet zijn geweest;<br />

voor contractcateringondernemingen die op of na 1 januari 2008 verplicht<br />

zijn geworden tot deelname aan de pensioenregeling van PH&C betekent<br />

dit dat de eigen pensioenregeling vóór 12 maart 2007 van kracht moet<br />

zijn geweest.<br />

De werkgever kan verder voor deze vrijstellingsgrond in aanmerking komen<br />

indien hij als gevolg van een wijziging in zijn bedrijfsactiviteiten onder de<br />

verplichtstelling van PH&C komt te vallen. Hij moet dan voor zijn werknemers al<br />

een eigen pensioenvoorziening hebben getroffen die ten minste zes maanden<br />

van kracht was voordat de verplichtstelling, als gevolg van gewijzigde<br />

bedrijfsactiviteiten, op hem en zijn werknemers van toepassing is geworden.<br />

Onder het treffen van een pensioenvoorziening wordt hier verstaan dat de<br />

onderneming zelfstandig een pensioenvoorziening treft; dit geldt dus niet als een<br />

onderneming onder een bedrijfstakpensioenfonds valt.<br />

Bij deze vrijstellingsgrond geldt verder de voorwaarde dat de eigen<br />

pensioenregeling/pensioenvoorziening ten minste actuarieel en financieel<br />

gelijkwaardig is aan de pensioenregeling van PH&C. Deze gelijkwaardigheid<br />

moet worden aangetoond door middel van een verklaring van een actuaris AG.<br />

Waar de toetsing precies aan moet voldoen, kunt u lezen op www.phenc.nl<br />

onder “Toetsing van actuariële en financiële gelijkwaardigheid conform het<br />

Vrijstellings-en boetebesluit Wet Bpf 2000”.


2. Vrijstelling in verband met groepsvorming (artikel 3 Vrijstellings- en<br />

boetebesluit Wet Ppf 2000)<br />

Op verzoek van een werkgever wordt vrijstelling verleend indien die werkgever<br />

deel uitmaakt of deel is gaan uitmaken van een groep die zelf buiten de<br />

werkingssfeer valt van PH&C. Voorts dient onder andere voldaan te worden aan<br />

het vereiste dat de groep al een pensioenvoorziening heeft, die in overleg met<br />

de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken vakorganisaties tot stand is<br />

gekomen.<br />

Bij deze vrijstellingsgrond geldt niet de voorwaarde dat de eigen<br />

pensioenvoorziening actuarieel en financieel gelijkwaardig moet zijn aan de<br />

regeling van PH&C. Wel geldt als voorwaarde dat het verzoek om vrijstelling<br />

tevens door of namens het concern en de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg<br />

betrokken vakorganisaties is gedaan. Bovendien kan PH&C aan deze<br />

vrijstellingsgrond het voorschrift verbinden dat de werkgever een financiële<br />

bijdrage betaalt ter vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel (VTN) dat<br />

PH&C bij de vrijstelling lijdt. Op welke wijze het verzekeringstechnisch nadeel<br />

wordt berekend, kunt u lezen op www.phenc.nl onder “Rekenregels<br />

verzekeringstechnisch nadeel conform het Vrijstellings-en boetebesluit Wet Bpf<br />

2000”.<br />

3. Vrijstelling in verband met een eigen CAO (artikel 4 Vrijstellings- en<br />

boetebesluit Wet Ppf 2000)<br />

Op verzoek van een werkgever wordt vrijstelling verleend voor zover een besluit<br />

tot algemeen verbindend verklaring van bepalingen van een CAO (voor PH&C zijn<br />

dit de CAO voor het <strong>Horeca</strong>- en aanverwante bedrijf of de CAO voor de<br />

Contractcateringbranche) op die werkgever in verband met het afsluiten van een<br />

eigen CAO niet van toepassing is of, indien dat besluit wel op hem van<br />

toepassing is, voor zover hij hiervan vrijstelling heeft gekregen. Hierbij geldt de<br />

voorwaarde dat met de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken<br />

vakorganisaties een afzonderlijke pensioenvoorziening is overeengekomen.<br />

Tevens geldt bij deze vrijstellingsgrond als voorwaarde dat het verzoek om<br />

vrijstelling tevens mede door of namens de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg<br />

betrokken vakorganisaties wordt gedaan.<br />

PH&C sluit bij de interpretatie van de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg<br />

betrokken vakorganisaties aan bij de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van<br />

2 juli 2008, waarin is bepaald dat onder vakorganisaties als bedoeld in artikel 4<br />

van het Vrijstellings-enboetebesluit dient te worden verstaan: de vakorganisaties<br />

die betrokken zijn bij het arbeidsvoorwaardenoverleg binnen de bedrijfstak en<br />

die representatief zijn voor de in die bedrijfstak werkzame personen.<br />

Het vereiste dat de eigen pensioenvoorziening actuarieel en financieel<br />

gelijkwaardig dient te zijn aan de pensioenregeling van PH&C geldt niet bij<br />

deze vrijstellingsgrond. Wel kan PH&C aan deze vrijstellingsgrond het<br />

voorschrift verbinden dat de werkgever een financiële bijdrage betaalt ter<br />

vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel (VTN) dat PH&C bij de<br />

vrijstelling lijdt. Op welke wijze het verzekeringstechnisch nadeel wordt<br />

berekend, kunt u lezen op www.phenc.nl onder “Rekenregels<br />

verzekeringstechnisch nadeel conform het Vrijstellings-enboetebesluit Wet<br />

Bpf 2000”.


4. Vrijstelling in verband met onvoldoende beleggingsrendement (artikel 5<br />

Vrijstellings- en boetebesluit Wet Ppf 2000)<br />

Op verzoek van een werkgever wordt vrijstelling verleend in verband met<br />

onvoldoende beleggingsrendement van het pensioenfonds; een dergelijk<br />

vrijstellingsverzoek valt uiteen in verschillende onderdelen die gelijktijdig<br />

getoetst worden. Ook bij deze vrijstellingsgrond geldt dat PH&C hieraan het<br />

voorschrift kan verbinden dat de werkgever een financiële bijdrage betaalt ter<br />

vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel (VTN) dat PH&C bij de<br />

vrijstelling lijdt. Op welke wijze het verzekeringstechnisch nadeel wordt<br />

berekend, kunt u lezen op www.phenc.nl onder “Rekenregels<br />

verzekeringstechnisch nadeel conform het Vrijstellings-en boetebesluit Wet<br />

Bpf 2000”.<br />

Onverplichte vrijstelling<br />

Vrijstelling om andere redenen<br />

Indien een werkgever niet voldoet aan één van de hierboven genoemde<br />

gronden voor verplichte vrijstelling, kan hij het bestuur van PH&C verzoeken<br />

hem om andere redenen dan hierboven genoemd vrijstelling te verlenen<br />

(onverplichte vrijstelling). Bij vrijstelling om andere redenen geldt steeds het<br />

vereiste van financiële en actuariële gelijkwaardigheid van de eigen<br />

pensioenregeling. Deze gelijkwaardigheid moet worden aangetoond door<br />

middel van een verklaring van een actuaris AG. Waar de toetsing precies aan<br />

moet voldoen, kunt u lezen op www.phenc.nl onder “Toetsing van actuariële<br />

en financiële gelijkwaardigheid conform het Vrijstellings-en boetebesluit Wet<br />

Bpf 2000”.<br />

Bovendien kan PH&C aan deze vrijstellingsgrond het voorschrift verbinden dat<br />

de werkgever een financiële bijdrage betaalt ter vergoeding van het<br />

verzekeringstechnisch nadeel (VTN) dat PH&C bij de vrijstelling lijdt. Op<br />

welke wijze het verzekeringstechnisch nadeel wordt berekend, kunt u lezen<br />

op www.phenc.nl onder “Rekenregels verzekeringstechnisch nadeel conform<br />

het Vrijstellings-en boetebesluit Wet Bpf 2000”.<br />

De <strong>vrijstellingsgronden</strong> en de voorwaarden waaronder ze verleend moeten of<br />

kunnen worden, laten zich als volgt samenvatten in onderstaand schema<br />

Voorwaarden ►<br />

Vrijstellingsgronden▼<br />

Gelijkwaardigheidstoets<br />

Betrokkenheid<br />

vakorganisaties<br />

vereist<br />

Verzekeringstechnisch<br />

Nadeel<br />

Eigen pensioenvoorziening<br />

Ja Nee Nee<br />

Concernvorming Nee Ja Ja<br />

Eigen CAO Nee Ja Ja<br />

Beleggingsperformance<br />

Nee Nee Ja<br />

Andere redenen<br />

(onverplicht)<br />

Ja Nee Ja

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!