Standaard Wandsystemen

Glijdende plafondaansluiting
indien plafonddoorbuigingen van ≥ 10 mm
worden verwacht, past u een glijdende
plafondaansluiting toe. De afstand tussen
de beplating en plafondonderkant moet
overeenstemmen met de te verwachten
plafonddoorbuiging. De npH-profielen
bekleedt u met Lafarge-plaatstroken in een
passende dikte en breedte. Bij de plafondbevestiging
verwerkt u akoestisch band
(afstand pluggen h.o.h. ≤ 1000 mm). De
beplating moet de Lafarge-plaatstroken
met ≥ 20 mm overlappen. De stijlen (npVprofielen)
kort u met circa 25 mm in zodat
ze ≥ 15 mm in het npH-profiel steken. Het
vastschroeven van de beplating aan de
stijlen vindt pas plaats ca. 150 mm onder
het plafond.
150
≥15 ≈ 25 ≥ 20 ≤20
glijdende plafondaansluiting (30 min)
Bij brandveiligheidseisen houdt u overeenkomstig
de voorgeschreven brandwerendheid
bij de bovenaansluiting de volgende
spouwbreedtes aan: 30 - 90 minuten ≥ 50 mm
en 120 minuten ≥ 75 mm (dit komt bij een
glijdende plafondaansluiting overeen met
de breedte van het npV-profiel).
aansluiting aan verlaagd plafond
Bij de plafondaansluiting van Lafarge montagewanden
moet akoestisch band worden
aangebracht. Bij hogere geluidsisolatie- of
brandwerendheidseisen worden de scheidingswanden
tot het constructieve plafond
doorgetrokken.
aansluiting aan verlaagd plafond
Tot een geluidsisolatie met een rw-waarde
≤ 38 dB kan de aansluiting van een scheidingswand
direct aan het verlaagde
plafond plaatsvinden. De aansluitingen
moeten worden afgevoegd. De scheiding
van het verlaagde plafond en het doortrekken
van de scheidingswand tot het constructieve
plafond zijn voorwaarden voor het
inbouwen van scheidingswanden met
geluidsisolatie rw-waarde ≥ 39 dB.
aansluiting van een plafond aan een montagewand
Ter vermindering van de geluidsoverdracht
in de spouw boven het plafond moet
minerale wol worden aangebracht.
wandsystemen | Lafarge | pagina 23