15.09.2013 Views

Toelichting + Regels - Gemeente Schijndel

Toelichting + Regels - Gemeente Schijndel

Toelichting + Regels - Gemeente Schijndel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Bestemmingsplan ‘Molenstraat e.o.’<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong><br />

Ontwerp


Bestemmingsplan ‘Molenstraat e.o.’<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong><br />

Ontwerp<br />

Rapportnummer:<br />

Datum:<br />

Contactpersoon opdrachtgever:<br />

Projectteam BRO:<br />

Concept:<br />

Voorontwerp:<br />

Ontwerp:<br />

Vaststelling:<br />

Trefwoorden:<br />

Bron foto kaft:<br />

Beknopte inhoud:<br />

211X04271.060840_1<br />

28 maart 2013<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong><br />

De heer E. de Bruin<br />

Wim de Ruiter, Ellen van den Oetelaar<br />

april 2011<br />

oktober 2012<br />

maart 2013<br />

Hollandse Hoogte (4)<br />

-<br />

BRO<br />

Hoofdvestiging<br />

Postbus 4<br />

5280 AA Boxtel<br />

Bosscheweg 107<br />

5282 WV Boxtel<br />

T +31 (0)411 850 400<br />

F +31 (0)411 850 401


<strong>Toelichting</strong>


Inhoudsopgave pagina<br />

1. INLEIDING 3<br />

1.1 Aanleiding 3<br />

1.2 Ligging en begrenzing plangebied 3<br />

1.3 Vigerende bestemmingsplannen 4<br />

1.4 Leeswijzer 5<br />

2. BELEIDSKADER 7<br />

2.1 Rijksbeleid 7<br />

2.2 Provinciaal beleid 8<br />

2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 11<br />

3. BESTAANDE SITUATIE 19<br />

3.1 Ontstaansgeschiedenis 19<br />

3.2 Ruimtelijke typering 19<br />

3.3 Functionele typering 21<br />

4. PLANBESCHRIJVING 25<br />

4.1 Wonen 25<br />

4.2 Wijkwinkelcentrum ’t Zuid 25<br />

4.3 Detailhandel binnen wijkwinkelcentrum ’t Zuid 29<br />

4.4 Overige functies binnen wijkwinkelcentrum ‘t Zuid 34<br />

4.5 Niet-woonfuncties buiten het wijkwinkelcentrum ‘t Zuid 35<br />

4.6 Groen en natuur 35<br />

5. OMGEVINGSASPECTEN 37<br />

5.1 Inleiding 37<br />

5.2 Geluid 37<br />

5.3 Luchtkwaliteit 38<br />

5.4 Externe veiligheid 38<br />

5.5 Bodem 40<br />

5.6 Water 40<br />

5.7 Flora en fauna 45<br />

5.8 Archeologische en cultuurhistorische waarden 46<br />

5.9 Bedrijven en milieuzonering 47<br />

5.10 Radarverstoringsgebied 49<br />

Inhoudsopgave 1


6. PLANSYSTEMATIEK EN BESTEMMINGEN 51<br />

6.1 Inleiding 51<br />

6.2 <strong>Toelichting</strong> op de bestemmingen 51<br />

7. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 57<br />

7.1 Economische uitvoerbaarheid 57<br />

7.2 Handhaving 57<br />

8. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 59<br />

8.1 Inspraak 59<br />

8.2 Overleg 59<br />

8.3 Vaststellingsprocedure 60<br />

8.4 Beroep 60<br />

SEPARATE BIJLAGEN<br />

Bijlage 1: Parkeeronderzoek inventarisatie Dufec<br />

Bijlage 2: Parkeeronderzoek analyse Spark<br />

Bijlage 3: Stappenplan Molenbiotoop<br />

Bijlage 4: Inspraak- en vooroverlegrapportage<br />

2<br />

Inhoudsopgave


1. INLEIDING<br />

1.1 Aanleiding<br />

De kern <strong>Schijndel</strong> kent op dit moment een groot aantal bestemmingsplannen, waarvan<br />

een deel verouderd is. Ook voor de omgeving van de Molenstraat geldt een<br />

aantal verouderde bestemmingsplannen. Deze plannen sluiten niet meer aan op de<br />

huidige ruimtelijke situatie en kunnen geen antwoord geven op de ruimtelijke ontwikkelingen<br />

binnen het plangebied. In het bijzonder voor het wijkwinkelcentrum ’t<br />

Zuid ontbreekt een instrument om ontwikkelingen in goede banen te leiden. De<br />

gemeente <strong>Schijndel</strong> wenst deze bestemmingsplannen te actualiseren waardoor er<br />

een nieuw bestemmingsplan voor de Molenstraat en de directe omgeving daarvan<br />

komt, dat de huidige plannen vervangt. Door het nieuwe bestemmingsplan volgens<br />

een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van het gemeentelijke<br />

handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en regels bewerkstelligd,<br />

waardoor de rechtszekerheid en praktische hanteerbaarheid van bestemmingsplannen<br />

wordt vergroot.<br />

Het op te stellen bestemmingsplan is opgebouwd vanuit een beheersmatige aanpak.<br />

Dit wil zeggen dat in dit plan voornamelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd<br />

zonder (grootschalige) ontwikkelingen.<br />

1.2 Ligging en begrenzing plangebied<br />

In het hart van de Brabantse Meierij liggen de dorpen <strong>Schijndel</strong> en Wijbosch, die<br />

samen de gemeente <strong>Schijndel</strong> vormen. De gemeente ligt centraal in de driehoek ’s-<br />

Hertogenbosch, Oss, Eindhoven.<br />

De kern <strong>Schijndel</strong> kan ruimtelijk worden opgedeeld in meerdere gebieden. Het voorliggende<br />

bestemmingsplan heeft betrekking op een gebied dat centraal in de kern is<br />

gelegen, direct ten zuidoosten van het centrum van <strong>Schijndel</strong>. Het plangebied beslaat<br />

het gebied gelegen tussen de Deken Baekersstraat, Van Berghenstraat, Wijbosscheweg,<br />

Plein 1944, Hoofdstraat en Mgr. Zwijsenstraat.<br />

Op afbeelding 1 is de globale ligging van het plangebied in groter verband weergegeven.<br />

Daarnaast is een gedetailleerde luchtfoto afgebeeld waarop de ligging van<br />

het plangebied in zijn nabije omgeving te zien is. De exacte begrenzing van het<br />

plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.<br />

Hoofdstuk 1 3


Image © 2010 Aerodata International Surveys © 2010 Tele Atlas © 2010 Google TM<br />

Afbeelding 1: Luchtfoto bestaande situatie plangebied (plangebied in kader, boven: globale ligging in<br />

groter verband, onder: gedetailleerde ligging in nabij omgeving)<br />

4<br />

Hoofdstuk 1


1.3 Vigerende bestemmingsplannen<br />

Onderhavig bestemmingsplan is een herziening van de volgende (gedeeltelijk) vigerende<br />

bestemmingsplannen:<br />

Plannaam Vastgesteld Goedgekeurd<br />

De Beemd 16-04-1971 24-05-1972<br />

Hoevenbraak 13-05-1955 28-11-1956<br />

Plein Deelplan Jansen de Wit 30-06-1988 08-11-1988<br />

St. Servatiusstraat en Jansenpark 06-06-1975 22-10-1975<br />

Voor de gronden binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan die niet<br />

tot één van bovenstaande bestemmingsplannen behoren, is de bouwverordening<br />

van kracht.<br />

1.4 Leeswijzer<br />

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende<br />

planregels, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen<br />

de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat<br />

uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen waarin relevante onderzoeksresultaten<br />

zijn opgenomen en de resultaten van het (voor)overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de<br />

inspraak.<br />

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een achttal hoofdstukken<br />

en enkele (separate) bijlagen. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er<br />

sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).<br />

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal,<br />

regionaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 is een beschrijving gegeven van de<br />

bestaande situatie in al haar facetten. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van de visie<br />

op het plan gegeven. In hoofdstuk 5 zijn de noodzakelijke onderzoeken besproken<br />

en worden keuzes nader verantwoord. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet<br />

toegelicht. Er is een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend<br />

plan is vastgelegd, juridisch is geregeld. Hoofdstuk 7 geeft inzicht in de economische<br />

uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan<br />

komt de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.<br />

Hoofdstuk 1 5


6<br />

Hoofdstuk 1


2. BELEIDSKADER<br />

2.1 Rijksbeleid<br />

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)<br />

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 1<br />

staan de plannen van de Rijksoverheid<br />

voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar<br />

en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke<br />

ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en<br />

komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van<br />

rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk<br />

en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale<br />

overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving.<br />

Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal<br />

maatwerk.<br />

Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast<br />

kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:<br />

een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van<br />

provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten<br />

en opgaven in de stedelijke regio’s rondom de mainports, brainports, greenports<br />

en valleys;<br />

over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan.<br />

Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;<br />

een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog<br />

afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten<br />

van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid<br />

van inwoners.<br />

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig<br />

te houden voor de middellange termijn (2028):<br />

het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van<br />

de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;<br />

het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker<br />

voorop staat;<br />

het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke<br />

en cultuurhistorische waarden behouden zijn.<br />

1 Vastgesteld op 13 maart 2012.<br />

Hoofdstuk 2 7


Uit bovenstaande drie doelen zijn de nationale belangen naar voren gekomen. Voor<br />

de regio Brabant zijn de volgende opgaven van nationaal belang:<br />

het verbeteren van het vestigingsklimaat van de Brainport Zuidoost-Nederland;<br />

versterking van de primaire waterkeringen;<br />

deelprogramma’s Veiligheid, Zoetwater en Nieuwbouw en herstructurering van<br />

het Deltaprogramma;<br />

EHS inclusief Natura 2000-gebieden;<br />

buisleidingennetwerk ruimtelijk mogelijk maken;<br />

onderzoek naar goederenvervoer over het spoor;<br />

hoofdenergienetwerk (380 KV) over de grens;<br />

voorkeursgebieden grootschalige windenergie Westelijk Noord-Brabant.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Geconstateerd kan worden<br />

dat het bestemmingsplan niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.<br />

2.2 Provinciaal beleid<br />

Structuurvisie ruimtelijke ordening<br />

De Structuurvisie ruimtelijke ordening is op 1 oktober 2010 vastgesteld door Provinciale<br />

Staten en op 1 januari 2011 in werking getreden. De provincie geeft in de<br />

structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk<br />

naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten<br />

van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op<br />

de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en<br />

identiteit van Noord-Brabant.<br />

De provincie streeft naar een complete kennis- en innovatieregio. Daarvoor zijn een<br />

aantrekkelijke woon- en leefomgeving, natuur- en landschapsontwikkeling, een<br />

robuust verkeer- en vervoersysteem en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven<br />

van cruciaal belang. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen<br />

uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem met aandacht voor<br />

hoogwaterbescherming, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk<br />

gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte<br />

krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine<br />

kernen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden,<br />

groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw).<br />

Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter) nationale bereikbaarheid,<br />

knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de<br />

steden).<br />

8<br />

Hoofdstuk 2


Dit is vertaald in de volgende 13 provinciale ruimtelijke belangen:<br />

1. Regionale contrasten;<br />

2. Een multifunctioneel landelijk gebied;<br />

3. Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;<br />

4. Een betere waterveiligheid door preventie;<br />

5. Koppeling van waterberging en droogtebestrijding;<br />

6. Ruimte voor duurzame energie;<br />

7. Concentratie van verstedelijking;<br />

8. Sterk stedelijk netwerk: BrabantStad;<br />

9. Groene geledingszones tussen steden;<br />

10. Goed bereikbare recreatieve voorzieningen;<br />

11. Economische kennisclusters;<br />

12. (inter)nationale bereikbaarheid;<br />

13. Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.<br />

Voor onderhavig bestemmingsplan speelt het belang van concentratie van verstedelijking<br />

een rol.<br />

Concentratie van verstedelijking<br />

De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de<br />

steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende<br />

kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het<br />

landelijk gebied. In het landelijk gebied bieden vitale kernen landelijke en meer<br />

kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen<br />

zijn gericht op de eigen behoefte. Voor de opvang van de woningbouwbehoefte<br />

geldt het principe van bouwen voor migratiesaldo-nul.<br />

Naast concentratie van verstedelijking wil de provincie binnen de stedelijke structuur<br />

het volgende bereiken:<br />

zorgvuldig ruimtegebruik;<br />

meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit;<br />

betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur;<br />

versterking van de economische kennisclusters.<br />

Voor onderhavig bestemmingsplan spelen de elementen ‘zorgvuldig ruimtegebruik’<br />

en ‘meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit‘ een rol.<br />

Zorgvuldig ruimtegebruik<br />

De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en<br />

zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden<br />

voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder<br />

ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. Het ‘aansnijden van nieuwe ruimte’ voor<br />

verstedelijking wordt in samenhang bezien met deze mogelijkheden. Door meer<br />

aandacht te schenken aan beheer en onderhoud van het bestaand stedelijke gebied<br />

worden in de toekomst ingrijpende herstructureringen voorkomen.<br />

Hoofdstuk 2 9


Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit<br />

Karakteristieke verschillen tussen dorpen en steden vervagen. Uitbreidingswijken en<br />

werklocaties in steden en dorpen gaan steeds meer op elkaar lijken. De provincie wil<br />

dat nieuwe ontwikkelingen meer inspelen op het karakter en de kwaliteit van de<br />

plek. Door bij stedelijke ontwikkelingen uit te gaan van het verschil in omvang en<br />

karakter van de verschillende kernen, wordt het contrast tussen stad en dorp behouden.<br />

Dit versterkt de identiteit en aantrekkelijkheid van kernen en hun relatie<br />

met het omliggende landschap.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheerplan. Het beoogt de bestaande<br />

situatie vast te leggen, wat een adequate handhaving vergemakkelijkt. De aandacht<br />

voor handhaving, zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, maken dat het<br />

bestemmingsplan conform het ruimtelijke provinciale beleid is.<br />

Afbeelding 2: Uitsnede kaart Stedelijke ontwikkeling Verordening Ruimte (met globale ligging<br />

plangebied in rood kader)<br />

Verordening Ruimte<br />

De Verordening Ruimte is op 11 mei 2012 vastgesteld door Provinciale Staten en op<br />

1 juni 2012 in werking getreden. In de verordening staan onderwerpen uit de provinciale<br />

structuurvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen<br />

en hoe ze dat wil doen. De verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels<br />

waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke<br />

plannen. De Verordening bevat regels voor:<br />

Bevordering van ruimtelijke kwaliteit;<br />

Stedelijke ontwikkeling;<br />

Ecologische hoofdstructuur;<br />

Water;<br />

Groenblauwe mantel;<br />

10<br />

Hoofdstuk 2


Aardkunde en cultuurhistorie;<br />

Agrarisch gebied;<br />

Intensieve veehouderij;<br />

Glastuinbouw;<br />

Niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied;<br />

Regionaal ruimtelijk overleg;<br />

Bevoegdheden van Gedeputeerde Staten.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Het plangebied ligt binnen gronden die op de kaarten behorende bij de Verordening<br />

Ruimte als ‘bestaand stedelijk gebied; kernen in landelijk gebied’ zijn aangeduid<br />

(zie afbeelding 2). Bestaand stedelijk gebied is gebied dat het bestaande ruimtebeslag<br />

van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur<br />

van stedelijke functies. Op deze gronden mogen stedelijke ontwikkelingen<br />

plaatsvinden. Onderhavig bestemmingsplan is zodoende in overeenstemming met<br />

het provinciale beleid.<br />

2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />

Woonvisie <strong>Schijndel</strong><br />

De Woonvisie 2013 geeft de prioriteiten aan voor het toevoegen van extra woningen<br />

aan de woningvoorraad. Vanwege zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik worden<br />

in principe extra woningen binnen de bestaande kom gerealiseerd. Als gevolg van<br />

de vergrijzing, de toename van het aantal 1- en 2-persoonshuishoudens en de te<br />

verwachten bevolkingskrimp op termijn, wordt prioriteit gegeven aan herontwikkeling,<br />

verdichting en inbreiding.<br />

Uitgangspunten van het woonbeleid zijn voldoende betaalbare woningen, meer<br />

diversiteit in woningtypen om zoveel mogelijk mensen passend aan hun situatie zo<br />

lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, diversiteit en functiemenging binnen<br />

buurten vanwege leefbaarheid en gelijke kansen voor diverse bevolkingsgroepen op<br />

vervulling van hun woonbehoefte.<br />

Uitvoeringsprogramma Wonen<br />

Jaarlijks wordt het woonbeleid vertaald in een Uitvoeringsprogramma Wonen. In<br />

dat programma wordt de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave aangegeven<br />

en inzicht gegeven in de woning(ver)bouwprogrammering. Naast de zorg<br />

voor voldoende harde plancapaciteit voor realistische plannen zijn er zachte plannen<br />

om flexibel op externe ontwikkelingen in te kunnen spelen, zowel op inhoud als op<br />

fasering van realisatie. Er wordt kritisch gekeken naar het hard maken van zachte<br />

plannen en het toevoegen van nieuwe plannen. Bij de keuzes zijn de prioriteiten uit<br />

de Woonvisie leidend.<br />

Hoofdstuk 2 11


Doorwerking plangebied<br />

Onderhavig bestemmingsplan is conserverend. Uitgangspunt is dat het aantal woningen<br />

niet toeneemt.<br />

Bebouwingsregeling wonen 2009<br />

De gemeente <strong>Schijndel</strong> kent het beleid “Bebouwingsregeling Wonen 2009”. Dit beleid<br />

is in april 2009 door het college vastgesteld en, na publicatie, in werking getreden.<br />

De beleidsregel biedt de burger mogelijkheden om de eigen woning uit te<br />

breiden middels een uitbreiding of bijgebouw en voor de zogenaamde beroepen<br />

aan huis.<br />

Doorwerking plangebied<br />

De beleidsuitgangspunten uit de “Bebouwingsregeling Wonen 2009” zijn doorvertaald<br />

in onderhavig bestemmingsplan. Hierdoor zijn royale en flexibele uitbreidingsmogelijkheden<br />

van en bij woningen ontstaan. Van het bij een woning behorend<br />

achter- of zijerf mag 40% tot een maximum van 100 m² worden bebouwd met<br />

erfbebebouwing. Hieronder wordt verstaan aanbouwen aan en bijgebouwen en<br />

overkappingen bij een woning. Aan de zijkant van een woning kan een overkapping<br />

(carport) worden gerealiseerd en aan de voor- of zijgevel van de woning mag een<br />

uitbouw (erker, overkapte entree) worden opgericht. Voor hoekwoningen zijn uitzonderingen<br />

opgenomen. Ook het maken van een dakopbouw is mogelijk. De zogenaamde<br />

beroepen aan huis zijn rechtstreeks onder voorwaarden toegestaan.<br />

Groenbeleidsplan<br />

In maart 2012 heeft de gemeenteraad van <strong>Schijndel</strong> het Groenbeleidsplan <strong>Schijndel</strong><br />

vastgesteld. Met dit beleidsplan wil de gemeente de visie op het groen herzien en<br />

moderniseren. De visie op het groen van de gemeente <strong>Schijndel</strong> bestaat uit vier<br />

hoofdpijlers: duurzaamheid, met minimale inzet een maximaal resultaat bereiken,<br />

burgers en landschap en identiteit en oriëntatie.<br />

Het Groenbeleidsplan <strong>Schijndel</strong> dient als basisdocument voor ontwerpen, aanleggen<br />

en beheren van de openbare ruimte. Op de bij het Groenbeleidsplan <strong>Schijndel</strong> behorende<br />

kaarten wordt onderscheid gemaakt tussen:<br />

- Hoofdgroenstructuur;<br />

- Wijkgroenstructuur;<br />

- Woongroenstructuur/overige elementen.<br />

Voor deze categorieën geldt ingevolge de Bomenverordening <strong>Schijndel</strong> (zie hierna)<br />

het volgende ontheffingen c.q. vergunningenstelsel:<br />

- bomen binnen de op de kaart aangegeven lijnstructuren in de groene hoofdstructuur<br />

mogen slechts met een ontheffing worden geveld dan wel verwijderd;<br />

- bomen of houtopstanden in gemeentelijk eigendom binnen de wijkgroenstructuur<br />

en de hoofdgroenstructuur (tenzij dit beschermde bomen zijn, zie hierna)<br />

12<br />

Hoofdstuk 2


met een omtrek ≥ 10 centimeter mogen met een vergunning worden geveld dan<br />

wel verwijderd;<br />

- voor groen in parken en op pleinen, groene wiggen, entrees sportvelden en<br />

begraafplaatsen in gemeentelijk eigendom geldt dezelfde vergunningvereiste;<br />

- voor groen in de woongroenstructuur (en overige elementen) of bomen en<br />

houtopstanden in particulier eigendom geldt een vergunningplicht bij een omtrek<br />

≥ 30 centimeter tenzij het beschermde bomen betreffen.<br />

Naast het Groenbeleidsplan kent de gemeente <strong>Schijndel</strong> ook de Bomenverordening<br />

(vastgesteld januari 2012). Met deze bomenverordening wil de gemeente de administratieve<br />

lasten van het oude kapvergunningenstelsel verminderen en zich effectiever<br />

richten op de bescherming van de waardevolle bomen in <strong>Schijndel</strong>. Hiertoe is op<br />

19 juni 2012 de “Lijst Beschermde Bomen” door burgemeester en wethouders vastgesteld.<br />

Na het doorlopen van een zienswijzenprocedure zal naar verwachting najaar<br />

2012 de definitieve lijst worden vastgesteld. De bomen op deze lijst staan zowel<br />

op publiek als privaat terrein en mogen alleen bij hoge uitzondering (en dus alleen<br />

met ontheffing) gekapt worden. Voor de overige houtopstanden geldt een vergunningenstelsel<br />

zoals hierboven genoemd.<br />

Doorwerking plangebied<br />

In onderhavig bestemmingsplan is ten aanzien van het aspect groen geregeld dat de<br />

bomen – van de “Lijst Beschermde Bomen” – op de verbeelding een dubbelbestemming<br />

“Waarde – Waardevolle boom” hebben. Aan deze dubbelbestemming is een<br />

aanlegvergunningstelsel gekoppeld.<br />

Nota Hondenbeleid<br />

De gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in 2001 de Nota Hondenbeleid opgesteld. Reden hiervoor<br />

is het streven naar een integrale oplossing voor het probleem van de hondenpoep<br />

in <strong>Schijndel</strong>. De doelstelling van de nota is het nemen van maatregelen ter<br />

vermindering van de overlast. Dit gebeurt via twee sporen:<br />

- door het opstellen van duidelijke en werkbare regelgeving en het scheppen van<br />

duidelijkheid hieromtrent naar de burger toe (zowel honden- als niet hondenbezitters);<br />

- door het aanwijzen van hondenuitlaatplekken en het laten opruimen van de<br />

uitwerpselen door de hondenbezitters.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Het eerstgenoemde aspect, de regelgeving, wordt via de Algemene Plaatselijke Verordening<br />

(APV) aangepakt. Ten behoeve van het tweede aspect wordt binnen de<br />

bestemming Groen ruimte geschapen voor hondenvoorzieningen. Hierbij kan men<br />

denken aan een hondenuitlaatstrook, een hondenuitrenveld en hondentoiletten.<br />

Hoofdstuk 2 13


Speelruimtebeleid<br />

Het Speelruimteplan (2000) vormt de basis voor het gemeentelijk beleid met betrekking<br />

tot speelruimte. In het Speelruimteplan zijn de consequenties in beeld gebracht<br />

om een goede kwalitatieve en kwantitatieve speelruimte te realiseren. Per wijk is de<br />

huidige situatie met betrekking tot speelruimte geïnventariseerd. Vervolgens is een<br />

ideale situatie in beeld gebracht, inclusief de financiële consequenties. Het totaal<br />

aantal speelplekken in <strong>Schijndel</strong> zou moeten worden opgewaardeerd van 51 tot 65<br />

stuks, zodat de meest ideale dekking wordt bereikt die praktisch haalbaar is. Om het<br />

beste resultaat te krijgen en te behouden zijn aandachtspunten geformuleerd die<br />

elk jaar moeten worden gecontroleerd.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Voor het plangebied is geconstateerd dat het redelijk goed is ingericht qua speelplekken.<br />

In het bestemmingsplan is rekening gehouden met het realiseren van<br />

speelplekken (zie bij bestemming Groen).<br />

<strong>Gemeente</strong>lijk Verkeer- en VervoerPlan (GVVP)<br />

In maart 2012 is het <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeer- en VervoerPlan (GVVP) <strong>Schijndel</strong> vastgesteld<br />

als actualisatie van het gemeentelijk verkeersplan (GVP) en het daaruit voortkomende<br />

uitvoeringsprogramma (UGVP) uit respectievelijk 2001 en 2002. Dit document<br />

is het kader voor het te voeren gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid op<br />

basis van een integrale verkeersstructuur. In het GVVP <strong>Schijndel</strong> zijn zeven beleidsthema’s<br />

onderscheiden en heeft betrekking op drie perioden, te weten de korte<br />

termijn (2011 – 2015), de middellange termijn (2015 – 2025) en de lange termijn<br />

(2025 – 2040).<br />

De beleidsthema’s hebben betrekking op verkeersveiligheid, fietsvervoer, voetgangersverkeer,<br />

interne bereikbaarheid, externe bereikbaarheid, openbaar vervoer en<br />

parkeren. De ideaalbeelden per thema zijn in het GVVP <strong>Schijndel</strong> doorvertaald naar<br />

een categorisering voor het wegennet van de gemeente <strong>Schijndel</strong> volgens de principes<br />

van Duurzaam Veilig.<br />

De categorisering van wegen gebeurt door onderscheid te maken tussen de verkeers-<br />

en verblijfsfuncties. Binnen de verkeersfunctie heeft het doorstromen van het<br />

verkeer de hoogste prioriteit, binnen de verblijfsfunctie heeft verblijven prioriteit.<br />

Woonwijken zijn het meest duidelijke voorbeeld van verblijfsfuncties. Voor elk type<br />

weg zijn andere maatregelen noodzakelijk om een verbeterde en veiliger verkeersstructuur<br />

te ontwikkelen voor alle doelgroepen (voetgangers, fietser, openbaar vervoer<br />

en gemotoriseerd verkeer). Binnen de bebouwde kom ontstaat hierdoor een<br />

combinatie van de volgende wegen:<br />

- gebiedsontsluitingswegen I, maximumsnelheid van 70 km/h;<br />

- gebiedsontsluitingswegen II, maximumsnelheid van 50 km/h;<br />

- erftoegangswegen I, maximumsnelheid van 30 km/h met fietsvoorziening;<br />

- erftoegangswegen II, maximumsnelheid van 30 km/h zonder fietsvoorziening.<br />

14<br />

Hoofdstuk 2


In het GVVP <strong>Schijndel</strong> worden een aantal maatregelen beschreven teneinde het gewenste<br />

eindbeeld op het gebied van verkeer en vervoer te bereiken. Enkele maatregelen<br />

hebben ruimtelijke consequenties. Gezien de planperiode van onderhavig<br />

bestemmingsplan van 10 jaar zijn de maatregelen voor de lange termijn (2025 –<br />

2040) niet relevant. Maatregelen voor de korte en middellange termijn die mogelijk<br />

wel (ruimtelijk) relevant zijn en binnen of in de nabijheid van het plangebied liggen,<br />

betreffen:<br />

- het uitbreiden van het aantal fietsparkeerplaatsen (thema langzaam verkeer);<br />

- het realiseren van haltevoorzieningen, overkappingen en fietsstallingen (thema<br />

openbaar vervoer);<br />

- het omvormen van het gebied Kloosterstraat/Hoofdstraat (thema bereikbaarheid);<br />

- het toegankelijk maken van niet/geprioriteerde halteplaatsen (thema openbaar<br />

vervoer);<br />

- daarnaast bestaan er ideeën om de profielen van de zogenaamde “inprikkers”<br />

te wijzigen.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Bovengenoemde maatregelen variëren in zowel omvang als in mate van concreetheid.<br />

Daarbij komt dat onderhavig bestemmingsplan een conserverend karakter<br />

heeft waarin geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. De hierboven<br />

genoemde maatregelen worden daarom niet opgenomen in dit bestemmingsplan.<br />

Voor zover de genoemde maatregelen niet passen binnen de bestemming verkeer,<br />

zal voor de realisatie van de genoemde maatregelen een separate planologisch juridische<br />

procedure met een eigen afwegingskader worden doorlopen.<br />

De Hoofdstraat, Plein 1944 en de Wijbosscheweg vallen onder de categorie erftoegangswegen<br />

I met een maximumsnelheid van 30 km/h, met aparte fietsvoorzieningen.<br />

De overige wegen binnen het plangebied vallen onder de categorie erftoegangswegen<br />

II met een maximumsnelheid van 30 km/uur, zonder aparte fietsvoorzieningen.<br />

De wegen hebben allen de bestemming ‘Verkeer – 2’.<br />

Parkeren<br />

Tot op heden werden met betrekking tot het onderwerp parkeren geen tot weinig<br />

eisen gesteld in de bestemmingsplannen van de gemeente <strong>Schijndel</strong>. Met het (op<br />

termijn) vervallen van de bepalingen uit de Bouwverordening voor parkeren (naar<br />

verwachting in 2013), is dit parkeeronderwerp nu een zaak voor bestemmingsplannen.<br />

Daarom worden in onderhavig bestemmingsplan voor alle functies parkeernormen<br />

opgenomen. De parkeereis is niet uitsluitend beperkt voor bouwactiviteiten doch<br />

strekt ook tot gebruik c.q. gebruikswijzigingen.<br />

Hoofdstuk 2 15


Doorwerking plangebied<br />

Door het op termijn vervallen van bepalingen ten aanzien van parkeren in de Bouwverordening<br />

zijn voor het bepalen van de parkeerbehoefte van alle functies, de parkeernormen<br />

die CROW heeft opgesteld voor de stedelijksheidsgraad “weinig stedelijk”<br />

in onderhavig bestemmingsplan opgenomen.<br />

Ook wordt aandacht besteed aan het gebruik van voortuinen voor het opstellen van<br />

voertuigen. Indien dit gebeurt op een manier die ten koste gaat van de ruimtelijke<br />

kwaliteit, de uitstraling naar en van de openbare ruimte of het gebruik van de<br />

openbare ruimte, is dit ongewenst. Het opstellen van voertuigen, zonder dat vergunning<br />

is verstrekt voor het uitwegen, wordt niet toegestaan.<br />

In februari 2013 is in het gebied rondom winkelcentrum ’t Zuid een parkeeronderzoek<br />

uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek en de doorwerking daarvan in dit<br />

bestemmingsplan worden besproken in paragraaf 3 van hoofdstuk 4.<br />

Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong><br />

In de detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> 2<br />

wordt de bestaande winkelstructuur geanalyseerd<br />

en wordt vervolgens aangegeven welke detailhandelsontwikkelingen kunnen<br />

plaatsvinden om de detailhandelsstructuur in <strong>Schijndel</strong> in de toekomst te optimaliseren.<br />

Uit distributieve berekeningen blijkt dat de uitbreidingspotenties in <strong>Schijndel</strong> beperkt<br />

zijn. Om tot een gezonde winkelstructuur te komen moeten er daarom keuzes<br />

worden gemaakt over de gewenste spreiding, functie en positie van verschillende<br />

winkellocaties. De keuzes die in de detailhandelsvisie worden gemaakt zien op de<br />

versterking van het centrumgebied en behoud van levensvatbare centra en dagelijkse<br />

voorzieningen op wijk- en buurtniveau.<br />

Het realiseren van een sterker centrum brengt met zich mee dat met uitbreidingsmogelijkheden<br />

buiten het centrum terughoudend moet worden omgegaan. Wijkwinkelcentrum<br />

’t Zuid heeft voor Zuidoost- <strong>Schijndel</strong> een dagelijkse boodschappenfunctie<br />

die verder versterkt kan worden.<br />

2<br />

Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> (projectnr. 863.0609). Droogh Trommelen en partners, 22 juni 2010.<br />

16<br />

Hoofdstuk 2


Afbeelding 3: Gewenste functioneel-ruimtelijke structuur ’t Zuid (bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong>, afbeelding<br />

9a)<br />

Doorwerking plangebied<br />

Volgens de detailhandelsvisie is het Wijkwinkelcentrum ’t Zuid bedoeld voor detailhandel<br />

met een wijkverzorgend boodschappenkarakter (maximaal één supermarkt).<br />

Binnen de compacte zone in de Molenstraat (zie afbeelding 3 voor de begrenzing<br />

van deze zone): flexibele woon-/winkelbestemming, maximaal 500 m² wvo uitbreiding.<br />

Buiten deze zone wordt uitbreiding van bestaande detailhandelsvestigingen<br />

toegestaan tot maximaal 10% van het winkelvloeroppervlak.<br />

Horecastructuurvisie<br />

In december 2000 is een Horecastructuurvisie vastgesteld, deze vormt de basis voor<br />

het horecabeleid in de gemeente <strong>Schijndel</strong>. Er wordt uitgegaan van een aantal verschillende<br />

deelgebieden: rondom de markt, rondom Kloosterstraat en Hoofdstraat,<br />

rondom Plein 1944, rondom de Boschweg en woongebieden/buitengebied. In dit<br />

plan staan het deelgebied rondom Plein 1944 centraal.<br />

De hoofddoelstelling van de gemeente <strong>Schijndel</strong> is het bevorderen van de aantrekkelijkheid<br />

en levendigheid van de <strong>Schijndel</strong>se horeca zonder dat de leefbaarheid of<br />

veiligheid in de omgeving van de horeca in het gedrang komt. Er wordt gestreefd<br />

naar een hoge(re) mate van concentratie van het horeca-aanbod in het centrumgebied.<br />

Hoofdstuk 2 17


Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende horecatypen. In de verdeling is<br />

uitgegaan van zowel ruimtelijke als functionele criteria. De verdeling is als volgt:<br />

I. (Winkelgebonden) daghoreca;<br />

II. Maaltijd- en logiesverstrekkers;<br />

III. Spijsverstrekkers;<br />

IV. Drankverstrekkers (cafés e.d.);<br />

V. Discotheken.<br />

Het gebied rondom Plein 1944 strekt zich uit van het Jansenpark (’t Kroontje), via<br />

Plein 1944 tot en met de Hertog Jan II Laan (slechts een klein gedeelte hiervan ligt<br />

dus binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan). Voor het gebied<br />

rondom Plein 1944 betreft de doelgroep de bewoners in de omgeving. Er zijn horecagelegenheden<br />

uit de categorieën I t/m IV gesitueerd. Het beleid is consoliderend<br />

van aard: handhaven van het aantal horecabedrijven in het gebied. Bij vertrek van<br />

een horecabedrijf kan er een ander horecabedrijf terugkeren, eventueel op een andere<br />

plaats in hetzelfde gebied. Maar geen uitbreiding van het huidige aantal horecazaken.<br />

Daarnaast dient er gestreefd te worden naar verplaatsing van uitgaansgerichte<br />

horeca naar het gebied rondom Kloosterstraat en Hoofdstraat.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Op basis van bovenstaande onderverdeling is in het bestemmingsplan een categorisering<br />

voor horecabedrijven opgenomen. Deze is gebaseerd op het bestemmingsplan<br />

Kom <strong>Schijndel</strong> 2013. Binnen wijkwinkelcentrum ’t Zuid zijn twee horecagelegenheden<br />

aanwezig. Dit betreft café ’t Kroontje aan Hoofdstraat 216 en lunchroom<br />

Broodje Apart aan Molenstraat 8. In het bestemmingsplan zijn deze bestaande horecabedrijven<br />

bestemd tot ‘Gemengd – 6’. Binnen deze bestemming zijn verschillende<br />

functies mogelijk. Ter plaatse van de aanwezige horecabedrijven is op de verbeelding<br />

een aanduiding opgenomen, waarbinnen een horecabedrijf in de aangegeven<br />

categorie mag worden geëxploiteerd. Voor het toekennen van de aanduiding is de<br />

aard van het feitelijk aanwezige horecabedrijf als uitgangspunt genomen. Via een<br />

wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk elders binnen de bestemming een horecabedrijf<br />

te beginnen onder de voorwaarde dat een reeds bestaand horecabedrijf is vertrokken<br />

en de desbetreffende aanduiding van de verbeelding wordt verwijderd.<br />

18<br />

Hoofdstuk 2


3. BESTAANDE SITUATIE<br />

De gemeente <strong>Schijndel</strong> ligt in het noordoosten van de provincie Noord-Brabant,<br />

centraal in de driehoek ’s-Hertogenbosch, Oss, Eindhoven. De buurgemeenten van<br />

<strong>Schijndel</strong> zijn: Boxtel, Sint-Michielsgestel, Bernheze, Veghel en Sint-Oedenrode. De<br />

gemeente telt ongeveer 23.000 inwoners. De meeste inwoners wonen in één van de<br />

twee kernen binnen de gemeente: <strong>Schijndel</strong> of Wijbosch. Het plangebied is centraal<br />

in de kern <strong>Schijndel</strong> gelegen, direct ten zuidoosten van het centrum van <strong>Schijndel</strong>.<br />

3.1 Ontstaansgeschiedenis<br />

De kern <strong>Schijndel</strong> wordt het eerst genoemd in 1299, als ‘Scinle’. Als nederzettingsvorm<br />

is <strong>Schijndel</strong> in eerste instantie een samengesteld lintdorp. Dit betekent dat<br />

naast de hoofdweg een secundaire wegenstructuur is ontstaan, welke parallel loopt<br />

aan de Hoofdstraat. <strong>Schijndel</strong> is in tegenstelling tot veel omliggende dorpen, niet<br />

ontstaan door de ligging aan een rivier, maar door de ligging aan de handelsweg<br />

tussen ’s-Hertogenbosch en Eindhoven. Mogelijk bestaat de Hoofdstraat al sinds de<br />

Romeinse tijd. 3<br />

Landbouw en ambachtelijke nijverheid (zoals de klompenmakerij) zijn tot ver in de<br />

twintigste eeuw de hoofdbron van inkomsten geweest. Vervolgens hebben verschillende<br />

industrieën de overhand gekregen, met name kousen en kaarsen werden gefabriceerd<br />

in <strong>Schijndel</strong>.<br />

3.2 Ruimtelijke typering<br />

Een groot deel van het plangebied kan getypeerd worden als historische bebouwingslinten<br />

langs de oorspronkelijke uitvalswegen. Historische bebouwingslinten<br />

bestaan in het algemeen uit een reeks van losstaande gebouwen en onbebouwde<br />

terreinen en zijn in de loop der tijd ontstaan langs de oudere hoofd- en uitvalswegen.<br />

Vaak sluiten deze wegen aan op de oude kern of maken daarvan deel uit. Een<br />

vergelijkbare bebouwing ontstond ook plaatselijk langs veldwegen. Rond de bebouwing<br />

vloeit de openbare ruimte vaak op vanzelfsprekende wijze over in de privé-ruimte.<br />

Aan het beeld van de bebouwingslinten is de ontstaansgeschiedenis van de gemeente<br />

binnen de oorspronkelijke landschappelijke omgeving af te lezen. Deels zijn deze<br />

bebouwingslinten opgenomen in nieuwe wijken. De oorspronkelijke samenhang in<br />

3<br />

Gebaseerd op: Provincie Noord-Brabant; 1990; Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant, Monumenten<br />

Inventarisatie Project, <strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong>.<br />

Hoofdstuk 3 19


het wegennet is meestal nog herkenbaar, maar het kan ook gaan om fragmenten in<br />

een nieuwe omgeving. Historische bebouwingslinten vormen een aantrekkelijke<br />

vestigingplaats voor economische activiteiten. Mede onder invloed daarvan ondergaan<br />

veel bebouwingslinten een geleidelijk veranderingsproces van functiewisseling,<br />

aanpassing en verdichting. Afhankelijk van hun ontstaan en ontwikkeling kunnen<br />

bebouwingslinten in wandwerking, bouwmassa’s, functie en bouwstijlen een grote<br />

samenhang, maar ook een grote diversiteit laten zien.<br />

De historische bebouwingslinten hebben een duidelijke functionele en visuele relatie<br />

met de route waarlangs deze zijn ontstaan. De situering op de kavel en de bebouwingsrichting<br />

is doorgaans historisch bepaald door de ontginningswijze en verkaveling<br />

van het omringende landschap.<br />

Vrijwel alle bebouwing is opgebouwd uit een of twee lagen met een stevige kap en<br />

staat gericht naar de weg. Nabij kruisingen of splitsingen van wegen staat de bebouwing<br />

gericht naar de belangrijkste weg.<br />

Het bebouwingsbeeld heeft in de historische bebouwingslinten een afwisselend<br />

karakter, mede als gevolg van de verschillende stijlperiodes waarin de panden zijn<br />

ontstaan. Traditionele kenmerken van de architectuur overheersen het wegbeeld.<br />

De oorspronkelijke bebouwing toont vaak duidelijke agrarische trekken: Een forse<br />

massa, die evenwijdig aan en vaak dicht op de weg is geplaatst. Kenmerkend zijn de<br />

dominante kap en de lage gootlijn. Tussen de agrarische bebouwing staan vrijstaande<br />

panden uit verschillende stijlperioden. Verschillende dakvormen komen naast<br />

elkaar voor.<br />

In een deel van het plangebied, aan de Binnenweg en de Van der Leckstraat en rond<br />

het Jansenpark, kan de bebouwing getypeerd worden als woonwijken in traditionele<br />

blokverkaveling. In de ontstaansperiode van deze buurten, de jaren vijftig en zestig,<br />

lag het accent op het produceren van goedkope woningen. Zowel voor de stedenbouwkundige<br />

opzet als voor de architectonische uitwerking leidde dit uitgangspunt<br />

tot aanzienlijke versoberingen in vergelijking tot vorige bouwperiodes.<br />

Het stedenbouwkundig patroon wordt gekenmerkt door een opzet, die in principe<br />

rechthoekig is en die ingevuld is met gesloten en halfopen bouwblokken. Woningen<br />

zijn gebouwd langs straten, doorgaans in rijtjes van vier of meer, afgewisseld met<br />

dubbele en vrijstaande woningen.<br />

Vrijwel alle woningen bestaan uit een of twee lagen met een kap. Kenmerkend zijn<br />

de blokvormige groepering van de woningen en het straatgericht wonen. Rust in<br />

het bebouwingsbeeld ontstaat door de eenvoudige hoofdmassa´s en kapvormen,<br />

zoals zadelkappen en soms schilddaken.<br />

20<br />

Hoofdstuk 3


3.3 Functionele typering<br />

Wonen<br />

De woonfunctie is sterk vertegenwoordigd in het plangebied. Rond het winkelcentrum<br />

bevinden zich aaneengesloten woongebieden. Binnen het winkelcentrum<br />

komt wonen voor op de verdiepingen van winkelpanden en ook op de begane<br />

grond.<br />

De Wijbosscheweg, Plein 1944, Hoofdstraat en de Van Berghenstraat kunnen worden<br />

gekenmerkt als historisch bebouwingslint. Historische bebouwingslinten bestaan<br />

in het algemeen uit een reeks van losstaande gebouwen en onbebouwde terreinen<br />

en zijn in de loop der tijd ontstaan langs de oudere hoofd- en uitvalswegen.<br />

Deze wegen sluiten aan op de oude kern. De historische bebouwingslinten hebben<br />

een duidelijke functionele en visuele relatie met de route waarlangs deze zijn ontstaan.<br />

De situering op de kavel en de bebouwingsrichting is doorgaans historisch<br />

bepaald door de ontginningswijze en verkaveling van het omringende landschap.<br />

Vrijwel alle bebouwing is opgebouwd uit één of twee lagen met een stevige kap en<br />

staat gericht naar de weg. Nabij kruisingen of splitsingen van wegen staat de bebouwing<br />

gericht naar de belangrijkste weg. In het bebouwingsbeeld overheersen<br />

traditionele kenmerken van de architectuur het wegbeeld. Het groen in het straatbeeld<br />

bestaat hoofdzakelijk uit laanbomen en de beplanting op de privé erven.<br />

Rond de rotonde bij Wijbosscheweg – Plein 1944 is ruimte voor extra groen op de<br />

overhoeken aanwezig.<br />

Aan de Binnenweg - Van der Leckstraat - De Pegstukken ligt een buurt bestaande uit<br />

korte blokken met rijwoningen (twee lagen met een kap) aan rechte wegen en<br />

voortuinen georiënteerd op het zuiden.<br />

Typerend voor de woningen aan de Deken Baekerstraat is de traditionele opzet van<br />

de woningen: rood/geel metselwerk, schuine pannen daken en houten kozijnen. De<br />

twee-onder-een-kap woningen bestaan uit één laag met een kap. Karakteristiek zijn<br />

de lage goten aan de voorzijde van de woningen, waardoor een lang dakvlak ontstaat.<br />

Aan de Molenhof en rondom het noordelijke deel van het Jansenpark zijn seniorenwoningen<br />

bestaande uit één laag met een kap gesitueerd.<br />

Wijkwinkelcentrum ‘t Zuid<br />

Wijkwinkelcentrum ’t Zuid bestaat uit het deel van de Molenstraat vanaf De Pegstukken<br />

tot de Hoofdstraat en een klein deel van de noordzijde van de Hoofdstraat.<br />

De meeste winkels zijn gevestigd in de Molenstraat. Het winkelcentrum heeft een<br />

redelijk compacte opzet. Het winkelfront wordt echter op diverse plaatsen onder-<br />

Hoofdstuk 3 21


oken door woningen, vooral aan de westzijde van de Molenstraat. Daarnaast zijn<br />

er enkele winkels aan de Hoofdstraat gevestigd, die op zichzelf functioneren.<br />

Wijkwinkelcentrum ’t Zuid is het tweede winkelcentrum van <strong>Schijndel</strong>. De afstand<br />

tussen dit winkelcentrum en het centrum van <strong>Schijndel</strong> is dermate groot dat er geen<br />

ruimtelijke relatie is tussen de gebieden. Het winkelaanbod in ’t Zuid heeft een omvang<br />

van 4.338 m² wvo (± 18 verkooppunten). Dit winkelaanbod bestaat voor een<br />

deel uit boodschappenwinkels met o.a. supermarkt Albert Heijn (± 1.200 m² wvo),<br />

een slijter en een dierenspeciaalzaak. Dit aanbod is in het noordelijke deel van de<br />

Molenstraat gevestigd. Dit dagelijkse aanbod is niet compleet: een verszaak als een<br />

bakker of slager ontbreekt.<br />

Er zijn enkele zelfstandige modewinkels in ’t Zuid gevestigd, waarvan Van Tilburg<br />

met ± 960 m² wvo, verdeeld over twee panden aan de zuidelijke entree van de Molenstraat,<br />

veruit de grootste is. Daarnaast is verspreid over het winkelcentrum een<br />

aantal kleinschalige aanbieders in diverse branches gevestigd. Het winkelcentrum<br />

heeft vooral een functie als boodschappencentrum op wijkniveau. Daarin speelt de<br />

supermarkt Albert Heijn de rol als belangrijkste publiekstrekker, waarvan de winkels<br />

gevestigd direct in de nabijheid het meest profiteren.<br />

Een deel van het aanbod heeft een bovenwijkse verzorgingsfunctie, met name de<br />

modewinkels. Naast het winkelaanbod zijn er in ’t Zuid 2 horecabedrijven en 3<br />

dienstverlenende bedrijven te vinden.<br />

Afbeelding 4: Branchering wijkwinkelcentrum ’t Zuid (bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong>)<br />

De winkelpanden in ’t Zuid zien er verzorgd uit. De fraaie panden van Van Tilburg<br />

vormen een uitnodigende entree. De openbare ruimte heeft een eigentijdse uitstra-<br />

22<br />

Hoofdstuk 3


ling. De inrichting van de openbare ruimte past bij het koopmotief ‘een snelle boodschap’.<br />

Doordat de rijloper, de parkeerplaatsen en het trottoir op eenzelfde niveau<br />

liggen, heeft de Molenstraat voldoende verblijfskwaliteit; zowel autobezoekers, als<br />

fietsers en voetgangers krijgen hier voldoende ruimte. Doordat de bestrating van de<br />

trottoirs overal hetzelfde is, wordt het wijkwinkelcentrum als eenheid ervaren. 4<br />

Niet- woonfuncties<br />

Buiten het wijkwinkelcentrum ’t Zuid zijn op enkele plaatsen eveneens nietwoonfuncties<br />

gesitueerd. Het betreft:<br />

- een tandprothetische praktijk aan de Wijbosscheweg;<br />

- een makelaarskantoor aan de Wijbosscheweg;<br />

- een apotheek aan Plein 1944;<br />

- een groothandel in groenten en fruit aan De Pegstukken;<br />

- de molen De Pegstukken aan De Pegstukken;<br />

- een kantoor aan Molenhof (direct ten noorden van het winkelcentrum);<br />

- een nutsvoorziening aangrenzend aan het Jansenpark.<br />

Groen<br />

Het groen in het straatbeeld bestaat hoofdzakelijk uit laanbomen en de beplanting<br />

op de privé erven. Rond de karakteristieke V-vormige splitsingen of kruisingen van<br />

wegen ontstaat soms ruimte voor extra groen op overhoeken of op de particuliere<br />

erven. De kwaliteit van de openbare ruimte wordt mede bepaald door de manier<br />

waarop particulieren omgaan met hun erf.<br />

Binnen het plangebied is het Jansenpark gelegen. Het Jansenpark behoorde tot het<br />

kousenfabriekscomplex van N.V. Jansen de Wit. De vijver in het park is vormgegeven<br />

in de vorm van een sok. Het park is in 1970 geschonken aan de gemeente <strong>Schijndel</strong>,<br />

en maakt nu onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur en wordt omschreven als<br />

groene wig of park.<br />

Verkeer en parkeren<br />

Wijkwinkelcentrum ’t Zuid is bereikbaar via de rotonde op Plein 1944 en de Molenstraat.<br />

De Molenstraat is ter hoogte van de winkels ingericht voor eenrichtingsverkeer.<br />

In februari 2013 is in het gebied rondom winkelcentrum ’t Zuid een parkeeronderzoek<br />

uitgevoerd. Adviesbureau Dufec heeft een inventarisatie uitgevoerd van het<br />

gebruik van de beschikbare parkeerplaatsen in het gebied Molenstraat. 5 Deze inventarisatie<br />

is vervolgens geanalyseerd door het adviesbureau Spark. 6 De rapportages<br />

van deze onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan<br />

gevoegd.<br />

4<br />

Bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> (projectnr. 863.0609). Droogh Trommelen en partners, 22 juni 2010.<br />

5<br />

Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> februari 2013. Dufec, 12 maart 2013.<br />

6<br />

Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> (versie 2.0 definitief). Spark, 21 maart 2013.<br />

Hoofdstuk 3 23


Parkeren in ’t Zuid gebeurt in belangrijke mate op de langsparkeerplekken in de<br />

Molenstraat. Dit is een onderscheidende kwaliteit in dit winkelcentrum. Daarnaast<br />

ligt ten noorden van Albert Heijn een parkeerpleintje (Molenhof). Dit wordt vooral<br />

op zaterdag druk gebruikt. Ook aan het andere uiteinde is parkeercapaciteit aanwezig<br />

(langsparkeren aan Plein 1944) en kan dicht bij de winkels geparkeerd worden.<br />

Bij de inventarisatie van het parkeeronderzoek zijn 306 parkeerplaatsen geregistreerd,<br />

242 parkeerplaatsen in openbaar gebied, 11 invalidenparkeerplaatsen en 53<br />

parkeerplaatsen op eigen terrein. Het parkeeronderzoek laat zien dat het onderzoeksgebied<br />

voldoende parkeerplaatsen bevat om in de huidige parkeerbehoefte te<br />

voorzien. Daarbij wordt verwezen naar de hoogst gemeten overall parkeerdruk op<br />

zaterdagmiddag. Deze bedraagt gemiddeld 77% over alle parkeerplaatsen (openbaar,<br />

op eigen terrein en invalideparkeerplaatsen). In de analyse van de inventarisatie<br />

wordt door verkeerskundig adviesbureau Spark hierbij de kanttekening geplaatst<br />

dat de parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen 84% bedraagt.<br />

24<br />

Hoofdstuk 3


4. PLANBESCHRIJVING<br />

4.1 Wonen<br />

Alle bestaande woningen (buiten het wijkwinkelcentrum) krijgen in het bestemmingsplan<br />

een woonbestemming. Deze bestemming biedt veelal ruimte voor uitbreiding<br />

en aanpassing van de woning. Uiteraard is hierbij rekening gehouden met<br />

de eventuele gevolgen van deze wijzigingen voor de omgeving. In ruimtelijke zin is<br />

het van belang dat het voor een ieder duidelijk is wat en in welke omvang op bepaalde<br />

delen van het perceel gebouwd mag worden. Daarom wordt er gewerkt met<br />

bouwvlakken, waarin de woningen met erfbebouwing zijn toegestaan. Buiten de<br />

bouwvlakken is alleen erfbebouwing toegestaan. De diepte van de bouwvlakken is<br />

afhankelijk van het type woning.<br />

Wat betreft de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen is de bestaande<br />

situatie het uitgangspunt. Deze mag niet worden verhoogd. Bij vervangende<br />

nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als<br />

maximum.<br />

De Bouwregeling wonen 2009 is het uitgangspunt voor de bouwmogelijkheden voor<br />

aan- en bijgebouwen.<br />

In paragraaf 6.2. van deze toelichting wordt bovenstaande nader uitgewerkt.<br />

Woningen boven winkels zijn in het wijkwinkelcentrum gewenst om te voorkomen<br />

dat het winkelcentrum 's avonds uitgestorven is. Een daarmee samenhangend voordeel<br />

is, dat het zicht en toezicht op de winkels beter mogelijk is. De winkelier stelt<br />

het ook vaak op prijs nabij de winkel een bedrijfswoning te hebben. Het centrum is<br />

aantrekkelijk als woongebied voor kleine huishoudens, senioren en starters. Uit de<br />

woonvisie blijkt dat het beleid zich met name richt op deze laatste doelgroep.<br />

Uitgangspunt is dat het bestaand aantal woningen niet toeneemt. Wel is het mogelijk<br />

dat buiten het wijkwinkelcentrum ’t Zuid een bestaande bovenwoning verkleurt<br />

naar een woning, waarbij ook op de begane grond gewoond wordt.<br />

4.2 Wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />

Op basis van de Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> vervult het centrum van <strong>Schijndel</strong> in de<br />

toekomstige detailhandelsstructuur een functie als het compleet dorpscentrum voor<br />

de inwoners van <strong>Schijndel</strong> en de omliggende kernen. Het moet gaan functioneren<br />

Hoofdstuk 4 25


als bovenlokaal hoofdwinkecentrum met zowel een sterk dagelijks aanbod als een<br />

compleet niet-dagelijks aanbod.<br />

De toekomstige gewenste detailhandelsstructuur voor wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />

bestaat uit een klein en compact wijkwinkelcentrum met een boodschappenfunctie<br />

voor het zuidoosten van <strong>Schijndel</strong>. De afstand tussen wijkwinkelcentrum ’t Zuid en<br />

het centrum is dermate groot dat er geen ruimtelijke relatie is tussen de gebieden<br />

en het wordt dan ook als een apart winkelcentrum beschouwd.<br />

Huidige situatie wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />

In de Detailhandelsvisie wordt uitgebreid ingegaan op de huidige en gewenste toekomstige<br />

situatie van wijkwinkelcentrum ’t Zuid.<br />

Wijkwinkelcentrum ’t Zuid bestaat uit een deel van de Molenstraat van de Pegstukken<br />

tot de Hoofdstraat en een klein deel van de noordzijde van de Hoofdstraat. De<br />

meeste winkels zijn gevestigd in de Molenstraat. Het winkelcentrum heeft een redelijk<br />

compacte opzet. Het winkelfront wordt echter op diverse plaatsen onderbroken<br />

door woningen, vooral aan de westzijde van de Molenstraat. Daarnaast zijn er enkele<br />

winkels aan de Hoofdstraat gevestigd, die op zichzelf functioneren en niet zozeer<br />

gekoppeld zijn aan de boodschappenfunctie van de Albert Heijn en omgeving.<br />

Voor het opstellen van de Detailhandelsvisie zijn in het centrum van <strong>Schijndel</strong> en in<br />

wijkwinkelcentrum ’t Zuid klantenherkomstenquêtes en passantentellingen uitgevoerd.<br />

Uit deze passantentellingen en klantenherkomstenquêtes is voor ’t Zuid onder<br />

andere het volgende gebleken:<br />

90% van de bezoekers van ’t Zuid komt uit <strong>Schijndel</strong> en ongeveer de helft hiervan<br />

komt uit <strong>Schijndel</strong>-Oost en Wijbosch;<br />

67% van alle bezoekers komt slechts bij 1 winkel, dus een korte verbijfsduur,<br />

meeste bezoekers komen meerdere keren per week;<br />

verreweg de meest bezochte winkel is de Albert Heijn.<br />

Uit de tellingen is tevens gebleken dat het in andere winkels in dagelijkse artikelen<br />

rondom de Albert Heijn (in het noordelijk deel van de wijkwinkelcentrum dus) het<br />

meest druk is. Op basis van deze resultaten kan geconcludeerd worden dat ’t Zuid<br />

een wijkwinkelcentrum is en dat het een dagelijkse boodschappenfunctie voor Zuidoost-<strong>Schijndel</strong><br />

heeft.<br />

Detailhandelsvisie<br />

Uit distributieve berekeningen blijkt dat de uitbreidingspotenties in <strong>Schijndel</strong> beperkt<br />

zijn. Om tot een gezonde winkelstructuur te komen zijn er keuzes gemaakt<br />

over de gewenste spreiding, functie en positie van verschillende winkellocaties. De<br />

gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in de Detailhandelsvisie gekozen voor versterking van het<br />

centrumgebied èn behoud van levensvatbare centra en dagelijkse voorzieningen op<br />

wijk- en buurtniveau. Om de versterking van het centrum te realiseren, worden de<br />

26<br />

Hoofdstuk 4


mogelijkheden voor vestiging en uitbreiding van (bestaande) detailhandel buiten<br />

reguliere winkelgebieden beperkt.<br />

De gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in de Detailhandelsvisie de keuze gemaakt dat zij een<br />

detailhandelsstructuur nastreeft waarin het centrum het belangrijkste winkelgebied<br />

is en bovenlokale uitstraling heeft. Inwoners van de gemeente moeten op één centrale<br />

plek in het dorp, het centrum van <strong>Schijndel</strong>, al haar dagelijkse en niet- dagelijkse<br />

aankopen kunnen doen. In het centrum zijn daarom alle branches toegestaan.<br />

Door de clustering profiteren winkels van elkaars aanwezigheid, kan er combinatiebezoek<br />

tussen de winkels plaatsvinden en is een relatief uitgebreid aanbod mogelijk.<br />

Voor het functioneren van het centrum van <strong>Schijndel</strong> is dus een grote diversiteit<br />

aan branches cruciaal. In het centrum worden daarom alle vormen van detailhandel<br />

toegestaan, met zo min mogelijk oppervlakte- en branchebeperkingen. De basis<br />

voor de versterking van het centrum is reeds vastgelegd in bestemmingsplan Centrum<br />

2009. Dit bestemmingsplan ziet op ruimtelijke verdichting en concentratie van<br />

detailhandel in het kernwinkelgebied.<br />

Het realiseren van een sterker centrum brengt met zich mee dat met uitbreidingsmogelijkheden<br />

buiten het centrum terughoudend moet worden omgegaan. De afstand<br />

tussen het centrum van <strong>Schijndel</strong> en wijkwinkelcentrum ’t Zuid is dermate<br />

groot, dat er geen ruimtelijke relatie is tussen deze gebieden waardoor het dus ook<br />

als aparte gebieden worden beschouwd. Wijkwinkelcentrum ’t Zuid heeft voor<br />

Zuidoost-<strong>Schijndel</strong> een dagelijkse boodschappenfunctie die verder versterkt kan<br />

worden.<br />

Gewenste situatie<br />

Om de positie als wijkwinkelcentrum en de boodschappenfunctie van ’t Zuid in de<br />

toekomst te behouden en verder te versterken wordt gestreefd naar een compacte<br />

opzet. Om de dynamiek rondom de Albert Heijn te optimaliseren dient te worden<br />

gestreefd naar een compact gebied voor ontwikkelingen, zodat winkels kunnen<br />

profiteren van elkaars aanwezigheid en samen een gesloten winkelfront kunnen<br />

vormen. De winkels nabij de supermarkt wordt daarom de mogelijkheid tot uitbreiding<br />

geboden en de aanwezige woningen kunnen eventueel verkleuren naar winkels.<br />

Uitbreiding van het overige aanbod en de overige aanwezige winkels is, gezien<br />

de gewenste positie van het centrum van <strong>Schijndel</strong> en de beperkte distributieve<br />

ruimte, niet gewenst.<br />

Compacte zone in de Molenstraat<br />

Om voornoemde ontwikkelmogelijkheden te bieden en het wijkwinkelcentrum ‘t<br />

Zuid toch compact te houden om de dynamiek te stimuleren, is voor ’t Zuid in de<br />

Detailhandelsvisie een compacte zone weergegeven waarbij de ontwikkelingen zo<br />

veel mogelijk in de buurt van de supermarkt worden voorzien. Deze compacte zone<br />

is weergegeven in afbeelding 5. Met de hiervoor genoemde argumenten begint de<br />

Hoofdstuk 4 27


zone bij de eerste winkel in dagelijkse artikelen aan de noordzijde van de Molenstraat,<br />

de drogist, en eindigt de zone bij de laatste winkel in dagelijkse artikelen, de<br />

versspecialiteitenwinkel (Daarna volgt horeca aan de ene kant (Molenstraat 8) en<br />

een woning aan de overkant (Molenstraat 9), beiden geen detailhandel). Aangezien<br />

beleidsmatig niet de wens is om enorme uitbreidingen c.q. verkleuringen toe te<br />

staan in een (groter) gebied dan in de nabijheid van de supermarkt Albert Heijn, is<br />

aansluiting gezocht bij de twee genoemde bestaande winkels als begrenzing.<br />

De compacte zone binnen wijkwinkelcentrum ‘t Zuid heeft de bestemming ‘Gemengd<br />

– 5’ gekregen.<br />

Afbeelding 5: Gewenste functioneel-ruimtelijke structuur ’t Zuid (bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong>, afbeelding<br />

9a)<br />

Gebied buiten de compacte zone<br />

Naast het de compacte zone heeft het wijkwinkelcentrum ’t Zuid ook een gebied<br />

met winkels buiten deze compacte zone, dat op zichzelf functioneert. De winkels in<br />

dit gebied zijn niet zozeer gekoppeld aan de boodschappenfunctie van de Albert<br />

Heijn en omgeving. Hier zijn de uitbreidingsmogelijkheden geringer (zie verder<br />

hieronder).<br />

28<br />

Hoofdstuk 4


Het gebied buiten de (compacte) zone heeft de bestemming ‘Gemengd – 6’ gekregen.<br />

4.3 Detailhandel binnen wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />

Overleg met winkelgroep ’t Zuid en Citymanagement <strong>Schijndel</strong><br />

Ter voorbereiding van dit bestemmingsplan is uitgebreid overleg geweest met Winkelgroep<br />

’t Zuid en Citymanagement <strong>Schijndel</strong>. Het citymanagement heeft ook een<br />

inventarisatie gedaan bij winkeleigenaars en pandeigenaren naar uitbreidingswensen.<br />

Op basis van de inventarisatie heeft het citymanagement enkele aanbevelingen geformuleerd.<br />

De belangrijkste zijn:<br />

Om in de toekomst het hoofd te kunnen bieden aan verschillende ontwikkelingen<br />

dient er ruimte te zijn voor schaalvergroting en assortimentsuitbreidingen.<br />

Wanneer deze niet geboden worden kan dit negatieve gevolgen hebben voor<br />

een aantal winkels, waarmee het bestaansrecht van het hele gebied in geding<br />

komt.<br />

Graag een flexibele bestemmingsregeling: bestaande woningen moeten kunnen<br />

worden omgezet naar winkels.<br />

Het maximum van 500 m² wvo/10% ten opzichte van bestaande aanbod moet<br />

niet gezien worden als een absoluut maximum, maar als een streefgetal/percentage;<br />

Het maximale percentage van 10% is in lang niet alle gevallen realistisch (bij<br />

kleine winkels).<br />

Door het maximale oppervlak in de Molenstraat te verhogen van 500 naar 700<br />

m² zouden alle huidige en redelijke wensen gehonoreerd kunnen worden.<br />

Door uitbreiding van het aantal m² wvo te beperken tot bijvoorbeeld maximaal<br />

100 m² kan enige sturing worden gegeven aan de invulling van de gewenste<br />

branches in dagelijks aanbod.<br />

Naar aanleiding van de gesprekken met en de aanbevelingen van Winkelgroep ’t<br />

Zuid en Citymanagement <strong>Schijndel</strong> is nog eens goed gekeken naar de beperkte uitbreidingsmogelijkheden,<br />

die er zijn voor het wijkwinkelcentrum ’t Zuid en de wijze<br />

waarop dit vertaald kan worden in het bestemmingsplan.<br />

Het publiekrechtelijk instrument bestemmingsplan en detailhandel<br />

Allereerst is gekeken naar welke mogelijkheden het instrument bestemmingsplan<br />

biedt om detailhandel te regelen.<br />

In de ruimtelijke ordening dient op basis van ruimtelijk relevante argumenten beoordeeld<br />

te worden of een bepaald initiatief kan worden ingepast c.q. kan worden<br />

Hoofdstuk 4 29


tegengehouden. Dit heeft consequenties voor de inhoud van de bestemmingsregeling.<br />

Sommige zaken kunnen niet in het bestemmingsplan worden geregeld, omdat<br />

ze niet ruimtelijk relevant zijn. Doe je dit wel dan is het procesrisico (de kans dat de<br />

Raad van State een streep trekt door de regeling) heel groot.<br />

Uit jurisprudentie blijkt:<br />

a. Een verslechterde concurrentiepositie voor individuele bedrijven is geen ruimtelijk<br />

relevant argument. 7<br />

Bij haar besluitvorming behoort een overheid zich niet<br />

te mengen in onderlinge concurrentieverhoudingen.<br />

b. Van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in een bepaalde<br />

sector door ontwikkelingen elders is bijna nooit sprake. Ook in <strong>Schijndel</strong> zal<br />

geen sprake zijn van duurzame ontwrichting 8<br />

.<br />

c. Het beperken van de vrijheid van vestiging mag alleen als dat door dwingende<br />

redenen van algemeen belang gerechtvaardigd is. Daartoe worden onder meer<br />

gerekend milieubescherming, ruimtelijke ordening en consumentenbescherming:<br />

het mag niet gaan om een zuiver economische belang (zie uitspraken<br />

door het Europese Hof van Justitie 9<br />

). In <strong>Schijndel</strong> kan het argument consumentenbescherming<br />

niet gebruikt worden. Ook speelt milieu hier geen rol. Blijft<br />

over: een goede ruimtelijke ordening.<br />

d. Brancheringseisen mogen alleen op basis van ruimtelijke ordeningsmotieven,<br />

zoals bereikbaarheid, verkeersstromen, oppervlakte, parkeerbelasting, ligging,<br />

stedenbouw, e.d, gesteld worden.<br />

e. Ten slotte mag bestaande bedrijvigheid in het algemeen niet ‘op slot gezet’<br />

worden. Dit betekent dat bedrijven, waaronder winkels, voldoende ruimte moeten<br />

hebben om ook in de toekomst hun bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Vaak<br />

wordt in dit verband uitgegaan van 10% uitbreidingsruimte per bedrijf voor de<br />

periode van geldigheid van het bestemmingsplan.<br />

Uitgangspunten bestemmingsregeling detailhandel<br />

In een bestemmingsplan wordt het op dat moment geldende beleid vertaald naar<br />

concrete regels. In onderhavig bestemmingsplan vindt derhalve een vertaalslag van<br />

de Detailhandelsvisie plaats. Daarnaast moet een bestemmingsplan voldoen aan de<br />

criteria van een goede ruimtelijke ordening. Om te onderbouwen dat er sprake is<br />

van een goede ruimtelijke ordening moet er aan verschillende facetten worden voldaan.<br />

Eén van die facetten is verkeer en parkeren. Voor de parkeersituatie in dit<br />

plangebied een parkeeronderzoek uitgevoerd.<br />

7<br />

8<br />

9<br />

ABRS 2 oktober 2001, zaaknummer 200105597/1.<br />

Zie ook uitspraken Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: AbRvS 10 juni 2009, zaak nr.<br />

200808122/1/R3, Gst 2009/111 en AbRvS van 2 december 2009 in zaak nr. 200901438/1/R3 en<br />

200808233, LJN BL0728 PDV Overijssel.<br />

Europese Hof van Justitie 24 maart 2011, zaak C-400/08: Vrijheid van vestiging van winkels (in Catalonië),<br />

onder de punten 73 en 74. Zie ook het arrest van het Hof van 15 april 2010, CIBA, C-96/08, onder<br />

punt 48.<br />

30<br />

Hoofdstuk 4


Parkeren<br />

In februari 2013 is in het gebied rondom winkelcentrum ’t Zuid een parkeeronderzoek<br />

uitgevoerd. Adviesbureau Dufec heeft een inventarisatie uitgevoerd van het<br />

gebruik van de beschikbare parkeerplaatsen in het gebied Molenstraat. 10 Deze inventarisatie<br />

is vervolgens geanalyseerd door het adviesbureau Spark. 11<br />

De rapportages<br />

van deze onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan<br />

gevoegd.<br />

Het parkeeronderzoek laat zien dat het onderzoeksgebied voldoende parkeerplaatsen<br />

(306 parkeerplaatsen, 242 in het openbaar gebied, 11 invalidenparkeerplaatsen<br />

en 53 parkeerplaatsen op eigen terrein) bevat om in de huidige parkeerbehoefte te<br />

voorzien. Daarvoor wordt verwezen naar de hoogst gemeten overall parkeerdruk op<br />

zaterdagmiddag. Deze bedraagt gemiddeld 77% over alle parkeerplaatsen (openbaar,<br />

op eigen terrein en invalideparkeerplaatsen). Verkeerskundig adviesbureau<br />

Spark plaatst hierbij de kanttekening dat de parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen<br />

84% bedraagt.<br />

De volgende punten zijn hierbij overwogen:<br />

1. Het geregistreerde percentage gebruikte openbare parkeerplaatsen van 84% op<br />

zaterdagmiddag ligt dicht aan tegen het percentage dat in het gemeentelijke<br />

verkeers- en vervoersplan is vastgesteld als maximale parkeerdruk voor het centrum<br />

en op parkeerterreinen. Dit percentage is vastgesteld omdat bij een hogere<br />

parkeerdruk ongewenst zoekgedrag optreedt en afbreuk plaatsvindt van het<br />

winkelklimaat.<br />

2. Om de mogelijkheid om het huidige detailhandelsgebruik als gevolg van uitbreiding<br />

of nieuwvestiging te intensiveren adviseert verkeerskundig adviesbureau<br />

Spark om een parkeernorm van 5 pp/100 m² bvo te hanteren.<br />

3. De parkeerdruk van 84% op openbare parkeerplaatsen is geregistreerd in een<br />

periode van slechte economische omstandigheden. Onder deze omstandigheden<br />

ligt de omzet van de detailhandel c.q. het aandeel van hun bezoekers lager dan<br />

onder ‘normale’ of zelfs goede economische omstandigheden het geval is. Feitelijk<br />

mag worden gesteld dat de parkeerbehoefte ten aanzien van openbare parkeerplaatsen<br />

onder de huidige economische omstandigheden weliswaar ‘slechts’<br />

84% bedraagt maar dat zelfs een verbetering van de economische omstandigheden<br />

in de Molenstraat al direct leidt tot een overschrijding van de in het gemeentelijke<br />

verkeers- en vervoersplan genoemde grenswaarde van 90%. Ook<br />

zonder uitbreiding van het aantal m² detailhandel.<br />

Op basis van het bovenstaande kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening<br />

worden geconcludeerd dat, gegeven de huidige parkeerdruk van 84% onder de<br />

huidige economische omstandigheden, uitbreiding dan wel nieuwvestiging alleen<br />

10<br />

Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> februari 2013. Dufec, 12 maart 2013.<br />

11<br />

Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> (versie 2.0 definitief). Spark, 21 maart 2013.<br />

Hoofdstuk 4 31


toelaatbaar is als extra parkeerruimte ten opzichte van het bestaande aanbod wordt<br />

gerealiseerd. Het bestaande aanbod bestaat uit 306 parkeerplaatsen waaronder 242<br />

openbare parkeerplaatsen, 11 gehandicapten parkeerplaatsen en 53 parkeerplaatsen<br />

op eigen terrein. Daarbij moet de norm van 5 pp/100 m² bvo worden gehanteerd.<br />

Detailhandelsvisie<br />

Zoals beschreven is het uitgangspunt van de Detailhandelsvisie voor winkelgebied ’t<br />

Zuid als volgt: detailhandel met een wijkverzorgend boodschappenkarakter met<br />

maximaal één supermarkt, binnen de zone in de Molenstraat maximaal 500 m² wvo<br />

uitbreiding met een flexibele woon-winkelbestemming, buiten de zone maximale<br />

uitbreidingsmogelijkheid van 10% wvo.<br />

De bovengenoemde conclusies van het parkeeronderzoek zijn bepalend voor de<br />

vertaalslag van de Detailhandelsvisie naar het bestemmingsplan. Op basis van het<br />

uitgevoerde parkeeronderzoek moet namelijk geconcludeerd worden dat uitbreiding<br />

of nieuwvestiging van detailhandel niet rechtstreeks kan worden toegestaan<br />

maar pas mogelijk is na toevoeging van parkeerruimte.<br />

Bestaande detailhandel, uitbreiding en nieuwvestiging in de zone in de Molenstraat<br />

In de compacte zone is op basis van de Detailhandelsvisie een uitbreiding van 500 m²<br />

wvo toegestaan. Deze 500 m² kan worden ingevuld door uitbreiding van bestaande<br />

vestigingen danwel nieuwvestiging. Dit is als volgt (op goed toetsbare wijze) vertaald<br />

in het bestemmingsplan.<br />

Voor de bestaande winkels wordt uitgegaan van het feitelijk aanwezige winkelbestand<br />

ten tijde van de vaststelling van de Detailhandelsvisie op 16 december 2010.<br />

Dat betekent dat de op dat moment aanwezige winkels worden aangemerkt als<br />

bestaande detailhandelsvestigingen.<br />

Voor de inventarisatie van het bestaande winkelvloeroppervlak binnen de bestaande<br />

winkelvestigingen is gebruik gemaakt van gegevens van Locatus. Locatus is een<br />

onafhankelijke bron die marktleider is op het gebied van winkelinformatie in de<br />

Benelux. Locatus verzamelt informatie over alle winkels en consumentgerichte,<br />

dienstverlenende bedrijven. De verzamelde gegevens zoals winkelnaam en winkelvloeroppervlakte<br />

worden geregistreerd in een database. Een uittreksel met de meest<br />

recente gegevens uit deze database van Locatus (mei 2012) is gehanteerd. Daarnaast<br />

heeft bij enkele panden in februari 2013 nameting plaatsgevonden. De gegevens<br />

van februari 2013 dan wel mei 2012 zijn leidend voor het bestaande wvo.<br />

Uitbreiding bestaand<br />

In de compacte zone is momenteel 2.672 m² wvo gevestigd. De bestaande winkels<br />

krijgen een 10% uitbreidingsmogelijkheid van het wvo onder de voorwaarde dat<br />

32<br />

Hoofdstuk 4


extra parkeerruimte ten opzichte van het bestaande parkeeraanbod wordt toegevoegd.<br />

Dan resteert nog 230 m² wvo aan uitbreidingsruimte. Deze 230 m² is bedoeld<br />

voor enerzijds uitbreiding van bestaande winkels met meer dan 10% wvo en anderzijds<br />

voor nieuwvestiging. Ook voor uitbreiding met meer dan 10% wvo geldt de<br />

voorwaarde dat dit alleen kan plaatsvinden tenzij er extra parkeerruimte wordt gerealiseerd.<br />

Voor nieuwvestiging geldt het volgende.<br />

Nieuwvestiging detailhandel in de compacte zone in de Molenstraat<br />

Zoals in de Detailhandelsvisie bepaald wordt in de compacte zone in de Molenstraat<br />

gestreefd naar een compact boodschappencentrum met een gesloten winkelfront.<br />

Om dit te realiseren kunnen de aanwezige woningen in de zone worden omgevormd<br />

tot kleine winkels. De boodschappenfunctie wordt naast de supermarkten<br />

met name ingevuld door winkels in de branches voedings- en genotsmiddelen en<br />

persoonlijke verzorging. Deze winkels kennen gewoonlijk een veel kleinere schaal<br />

dan supermarkten. Omdat kleinschaligheid ook bijdraagt aan de ontwikkeling van<br />

de boodschappenfunctie van ‘t Zuid (grotere variatie en afwisseling) wordt een<br />

maximum verbonden aan de oppervlakte van nieuw te vestigen detailhandel, namelijk<br />

60 m² wvo. De maat van 60 m² wvo is gebaseerd op gegevens van databank Locatus.<br />

Hieruit blijkt dat landelijk de gemiddelde omvang van levensmiddelensspeciaalzaken<br />

zoals de bakkers, slagers, groetenwinkels, enz. 45 m² wvo bedraagt. Vaak<br />

worden voor dergelijke zaken in winkelplannen units van 75 m² bvo gereserveerd.<br />

Het wvo bedraagt doorgaans circa 70 tot 80% van het bvo, waardoor in onderhavig<br />

bestemmingsplan voor nieuwvestiging de maat van maximaal 60 m² wordt gehanteerd.<br />

Hiermee wordt gestreefd naar realisatie van de beleidsdoelstellingen van de<br />

Detailhandelsvisie. Bij de nieuwvestiging van detailhandel geldt uiteraard ook de<br />

voorwaarde dat moet worden voorzien in extra parkeerruimte.<br />

Uitbreiding bestaande detailhandel buiten de zone<br />

Voor de bestaande winkels wordt uitgegaan van het feitelijk aanwezige winkelbestand<br />

ten tijde van de vaststelling van de Detailhandelsvisie op 16 december 2010.<br />

Dat betekent dat de op dat moment aanwezige winkels worden aangemerkt als<br />

bestaande detailhandelsvestigingen. Voor de winkels buiten de zone is de uitbreidingsmogelijkheid<br />

in de Detailhandelsvisie gemaximeerd op 10% wvo. Deze uitbreiding<br />

mag plaatsvinden onder de voorwaarde dat extra parkeerruimte wordt gerealiseerd.<br />

Uitsluiten vestiging van meer dan één supermarkt<br />

Zoals voorgesteld in de detailhandelsvisie wordt ervan uitgegaan dat ’t Zuid binnen<br />

de <strong>Schijndel</strong>se detailhandelsstructuur gepositioneerd is als winkelcentrum met een<br />

wijkverzorgend boodschappenkarakter met maximaal één supermarkt. Dit laatste<br />

betekent een verbod op de vestiging van meer dan één supermarkt in het plangebied.<br />

De motivering hiervoor is niet alleen gelegen in de visie op de ontwikkeling<br />

van de detailhandelsstructuur, maar ook op de verkeersaantrekkende werking van<br />

Hoofdstuk 4 33


supermarkten. Ook supermarkten met een wijkverzorgende functie worden veelal<br />

per auto bezocht vanwege het volume van de boodschappen (veel in 1 keer, kratten,<br />

etc.) ofwel omdat men snel weer naar huis moet om bijvoorbeeld diepvriesproducten<br />

weg te brengen. Supermarkten roepen daardoor extra vervoersstromen op<br />

en hebben een relatief grote behoefte aan parkeerplaatsen.<br />

In dit bestemmingsplan wordt er dan ook vanuit gegaan dat er geen tweede supermarkt<br />

in het plangebied komt. Naast het feit dat het ongewenste effecten op de<br />

verkeer- en parkeersituatie heeft, is toevoeging van een tweede supermarkt ongewenst<br />

omdat ’t Zuid met een tweede supermarkt een bovenwijkse functie zou krijgen<br />

en dit de positie van het centrum zou ondermijnen.<br />

4.4 Overige functies binnen wijkwinkelcentrum ‘t Zuid<br />

Horeca<br />

De gemeente heeft een terughoudend beleid voor nieuwvestiging van horeca (zie<br />

ook paragraaf 2.7). Dit betekent, dat horecabedrijven niet mogelijk zijn in de compacte<br />

zone in de Molenstraat.<br />

In het gebied buiten de compacte zone is op de verbeelding een aanduiding opgenomen,<br />

waarbinnen een horecabedrijf in de aangegeven categorie mag worden<br />

geëxploiteerd. Voor het toekennen van de aanduiding is de aard van het feitelijk<br />

aanwezige horecabedrijf als uitgangspunt genomen. Via een wijzigingsbevoegdheid<br />

is het mogelijk elders binnen de bestemming een horecabedrijf te beginnen onder<br />

de voorwaarde dat een reeds bestaand horecabedrijf is vertrokken en de desbetreffende<br />

aanduiding van de verbeelding wordt verwijderd.<br />

Dienstverlenende en maatschappelijke voorzieningen<br />

Deze functies kunnen een gunstige invloed uitoefenen op de beleving van het wijkwinkelcentrum,<br />

mits deze een publieksgericht karakter hebben. Een bezoek aan de<br />

kapper of tandarts kan zo gecombineerd worden met het doen van boodschappen<br />

bij de supermarkt. Dergelijke voorzieningen leveren daarmee een bijdrage aan de<br />

gewenste dynamiek in het gebied en zij kunnen ondersteunend zijn aan de detailhandel.<br />

Dienstverlenende en (publieksgerichte) maatschappelijke voorzieningen zijn<br />

dan ook algeheel toegestaan binnen het wijkwinkelcentrum, zowel binnen als buiten<br />

de compacte zone.<br />

Kantoren<br />

Kantoren hebben geen publieksgerichte functie en hebben dan ook geen positieve<br />

uitwerking op het wijkwinkelcentrum. Kantoren dragen minder bij aan de beoogde<br />

dynamiek voor de compacte zone en worden daarom passend geacht buiten deze<br />

34<br />

Hoofdstuk 4


zone. Zodoende worden kantoorvestigingen niet toegestaan in de compacte zone,<br />

maar wel in het gebied buiten deze zone.<br />

Culturele en creatieve activiteiten<br />

Buiten de compacte zone zijn ook culturele en creatieve activiteiten toegestaan,<br />

zoals musea, ateliers en creativiteitscentra. Ook deze functies hebben, net als kantoren,<br />

een relatief lagere publieksaantrekkende werking en worden daarom passend<br />

geacht in dit gebied. Door deze extra mogelijkheid te bieden krijgen de eigenaren<br />

meer opties om hun panden een (nieuwe) functie te geven.<br />

4.5 Niet-woonfuncties buiten het wijkwinkelcentrum ‘t Zuid<br />

Buiten het wijkwinkelcentrum zijn ook enkele dienstverlenende en maatschappelijke<br />

voorzieningen gevestigd. Deze voorzieningen zijn passend in de omgeving, echter<br />

uitbreiding van dergelijke voorzieningen buiten het wijkwinkelcentrum is niet wenselijk.<br />

4.6 Groen en natuur<br />

Hondenuitlaatplekken<br />

Ten behoeve van het aanwijzen van hondenuitlaatplekken biedt het bestemmingsplan<br />

ondersteuning. In de regels is de mogelijkheid opgenomen voor het realiseren<br />

van voorzieningen binnen de bestemmingen Groen. Hiermee wordt het gemeentelijk<br />

hondenbeleid mede ondersteund door middel van het bestemmingsplan.<br />

Speelruimte<br />

In de regels van onderhavig bestemmingsplan is rekening gehouden met het realiseren<br />

van speelplekken (zie bij bestemmingen Groen en Verkeer - 2).<br />

Hoofdstuk 4 35


36<br />

Hoofdstuk 4


5. OMGEVINGSASPECTEN<br />

5.1 Inleiding<br />

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De<br />

milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden<br />

van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde<br />

ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten<br />

daarbij een rol kunnen spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies<br />

(zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige<br />

functies zoals woningen.<br />

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op die randvoorwaarden die van belang zijn voor<br />

de aanwezige en eventueel nieuw te ontwikkelen functies/gebieden in het plangebied.<br />

Dit bestemmingsplan laat maar weinig ontwikkelingen toe. Het gaat in de<br />

meeste gevallen om ontwikkelingen die bij de vaststelling van het bestemmingsplan<br />

bij recht reeds toegestaan zijn (via een vrijstelling ex artikel 19 van de oude Wet op<br />

de Ruimtelijke Ordening of via een bestemmingsplanherziening) en dan ook als 'bestaand'<br />

te beschouwen zijn. Dit zijn geen 'nieuwe' ontwikkelingen, waarvoor onderzoek<br />

noodzakelijk is.<br />

5.2 Geluid<br />

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat bij vaststelling of herziening van<br />

een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd, indien<br />

dat plan mogelijkheden biedt voor:<br />

de nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige functies (functies zoals<br />

genoemd in artikel 82, lid 2 van de Wet Geluidhinder juncto artikel 4, lid 2 van<br />

het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en artikel 106, lid 1 onder e<br />

van de Wet Geluidhinder);<br />

de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;<br />

functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige<br />

functie.<br />

Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:<br />

wegen die in een als ‘woonerf’ aangeduid gebied liggen;<br />

wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.<br />

Alle wegen binnen het plangebied hebben een maximumsnelheid van 30 km/uur.<br />

Conform bestaande jurisprudentie wil de gemeente echter inzicht hebben in de<br />

Hoofdstuk 5 37


akoestische situatie vanwege alle wegen, dus ook de wegen met een maximumsnelheid<br />

van 30 km/uur, om te kunnen beoordelen of er sprake is van een goede ruimtelijke<br />

ordening.<br />

Conclusie<br />

In onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies<br />

toegestaan, waardoor akoestisch onderzoek niet uitgevoerd hoeft te worden.<br />

5.3 Luchtkwaliteit<br />

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de<br />

Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet<br />

onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit.<br />

Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit<br />

“niet in betekenende mate” aangetast wordt. Daartoe is een algemene<br />

maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en een ministeriële<br />

regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd<br />

zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.<br />

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor-<br />

en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan<br />

de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden<br />

voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag<br />

op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat<br />

het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege<br />

blijven.<br />

Conclusie<br />

Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt<br />

die niet passen binnen de lijst met categorieën van gevallen die niet in betekenende<br />

mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dat betekent, dat een luchtkwaliteitonderzoek<br />

niet noodzakelijk is en er voor wat betreft luchtkwaliteit geen<br />

belemmeringen zijn voor de onderhavig bestemmingsplan.<br />

5.4 Externe veiligheid<br />

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s<br />

voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen<br />

kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als<br />

op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtin-<br />

38<br />

Hoofdstuk 5


gen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen 12 vloeit de verplichting<br />

voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge<br />

van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld<br />

op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.<br />

Plaatsgebonden risico<br />

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu<br />

komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden<br />

risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn<br />

etc.).<br />

Groepsrisico<br />

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig<br />

komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het<br />

groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van<br />

een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden<br />

van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet<br />

tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt<br />

in de verantwoording (géén norm).<br />

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied<br />

moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid<br />

van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van<br />

het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de<br />

beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en<br />

bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen<br />

aan) de regionale brandweer.<br />

(Beperkt) kwetsbare objecten<br />

Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen<br />

wanneer in een bestemmingsplan (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan.<br />

(Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels,<br />

restaurants 13<br />

.<br />

Risicovolle activiteiten<br />

In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het<br />

plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en<br />

transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.<br />

12<br />

Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Staatscourant d.d. 4 augustus 2004. Deze<br />

circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevi en sluit zoveel<br />

als mogelijk aan op het Bevi.<br />

13<br />

Zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.<br />

Hoofdstuk 5 39


Doorwerking plangebied<br />

In het kader van dit bestemmingsplan is beoordeeld of er in of in de nabijheid van<br />

het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en<br />

transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.<br />

Risicovolle bedrijven<br />

Binnen het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Ook in de omgeving<br />

van het plangebied zijn geen bedrijven gesitueerd waarmee rekening behoeft te<br />

worden gehouden.<br />

Transport gevaarlijke stoffen<br />

Binnen het plangebied en ook in de omgeving daarvan zijn geen wegen en buisleidingen<br />

aanwezig waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.<br />

Conclusie<br />

Voor wat betreft externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgestane<br />

ontwikkeling.<br />

5.5 Bodem<br />

In het kader van het bestemmingsplan speelt de bodemkwaliteit bij de ontwikkeling<br />

van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Indien het bodemonderzoek uitwijst<br />

dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze<br />

gesaneerd te worden voordat het betreffende gebied in ontwikkeling wordt genomen.<br />

Met het oog op kostenbesparing en efficiëntie is het van belang om een actief<br />

bodembeheer toe te passen. Dit is het totaal van activiteiten gericht op het adequaat<br />

en efficiënt omgaan met de gevolgen van structureel aanwezige gevallen van<br />

bodemverontreiniging.<br />

Onderhavig bestemmingsplan beoogt de bestaande situatie vast te leggen. Dit betekent,<br />

dat voor bouwactiviteiten binnen een bestaande situatie, de bescherming tegen<br />

bouwen op verontreinigde grond wordt gevonden in de Woningwet en de gemeentelijke<br />

bouwverordening. Nieuwe ontwikkelingen die bodemonderzoek noodzakelijk<br />

maken, zijn in het bestemmingsplan niet rechtstreeks voorzien.<br />

5.6 Water<br />

In de 20 e eeuw is, doordat er te weinig rekening is gehouden met het waterbelang,<br />

veel ruimte aan het water onttrokken en veel afvalwater direct geloosd op oppervlaktewater.<br />

Om de toekomst van Nederland veilig te stellen is het nodig om te anticiperen<br />

op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening<br />

40<br />

Hoofdstuk 5


te houden met water. De waterbeheerder heeft de taak, kennis en kunde om daar<br />

zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om hem vroegtijdig te betrekken bij<br />

de planvorming. Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen<br />

van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003<br />

wettelijk vastgelegd.<br />

Beleidskader<br />

Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterplan<br />

van Noord-Brabant, het Waterbeheerplan 2010-2015 ‘Werken met water voor nu en<br />

later’ van het Waterschap Aa en Maas, het Waterplan van de gemeente <strong>Schijndel</strong>,<br />

het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese<br />

Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat<br />

water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. De bekende<br />

drietrapsstrategieën zijn leidend:<br />

vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);<br />

voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).<br />

Daarnaast is de ‘Beleidsbrief regenwater en riolering’ nog relevant. Hierin staat hoe<br />

het beste omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan.<br />

Ook hier gelden de drietrapsstrategieën.<br />

Waterschap Aa en Maas: Waterbeheerplan 2010-2015 ‘Werken met water voor nu<br />

en later’<br />

Het waterbeheerplan maakt inzichtelijk wat waterschap Aa en Maas in de planperiode<br />

van zes jaar gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen<br />

op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede dat<br />

mensen en dieren in Noordoost Brabant leven in een veilige, schone en prettige<br />

omgeving.<br />

Met haar waterbeleid streeft het waterschap Aa en Maas naar:<br />

Veilig en bewoonbaar gebied<br />

Investeren in het verbeteren van dijken zodat de veiligheid tegen overstromingen<br />

blijft gewaarborgd. Hiervoor verbetert het waterschap de vijf kilometer primaire<br />

waterkering en vijf waterkerende kunstwerken die niet aan de norm voldoen. Daarnaast<br />

streeft het waterschap ernaar de grootste knelpunten van wateroverlast op te<br />

lossen.<br />

Voldoende water<br />

Het waterschap wil in dit kader de baggerachterstand verder wegwerken, de knelpunten<br />

in agrarisch gebied oplossen door inrichtings- en beheermaatregelen en het<br />

aanpakken van de verdroging van natuurgebieden.<br />

Hoofdstuk 5 41


Schoon water<br />

Doelstellingen op dit punt betreffen het verbeteren van (mogelijk) verontreinigde<br />

waterbodems en het afvalwater zo goed mogelijk en tegen zo laag mogelijke kosten<br />

te blijven zuiveren. Hiertoe zal de samenwerking met gemeenten in de waterketen<br />

verder worden verbeterd. Tot slot blijft het waterschap initiatieven, om diffuse<br />

verontreinigingen terug te dringen, stimuleren.<br />

Natuurlijk water<br />

De doelstelling is onder ander om 30 kilometer beek herstellen en 120 kilometer<br />

ecologische verbindingszones aan te leggen samen met gemeenten en terreinbeheerders.<br />

Samen met de gemeenten wil de belangrijkste knelpunten in stedelijk<br />

gebied aanpakken, zoals blauwalgen en waterstank.<br />

Waterschap Aa en Maas: Beleidsuitgangspunten watertoets<br />

Het waterschap Aa en Maas hanteert een achttal beleidsuitgangspunten waaraan<br />

ruimtelijke plannen dienen te voldoen.<br />

1. Gescheiden houden van het vuil water en het schoon hemelwater. Het streefbeeld<br />

is het schone regenwater af te koppelen. Hierbij wordt het vuile water via<br />

de riolering afgevoerd en blijft het schone regenwater in het ideale geval binnen<br />

het projectgebied;<br />

2. Voor de afweging van de wijze waarop met het afgekoppelde schone hemelwater<br />

dient worden omgegaan gelden de volgende afwegingsstappen: ‘hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer’;<br />

3. Hydrologisch Neutraal bouwen: Bij nieuwe ontwikkelingen dient de hydrologische<br />

situatie minimaal gelijk te blijven aan de uitgangssituatie. De Gemiddeld<br />

Hoogste Grondwaterstand (GHG) mag niet verlaagd worden en het waterpeil<br />

sluit aan bij optimale grondwaterstanden;<br />

4. Water als kans. De belevingswaarde van water kan bijvoorbeeld voor meerwaarde<br />

zorgen;<br />

5. Meervoudig ruimtegebruik. Omdat de vierkante meters duur zijn, wordt aangeraden<br />

naar meervoudig grondgebruik te kijken. Op deze manier kan het ‘verlies’<br />

van vierkante meters door de ruimtevraag van water beperkt worden;<br />

6. Voorkomen van vervuiling. Nieuwe bronnen van verontreiniging dienen zoveel<br />

mogelijk voorkomen te worden;<br />

7. Wateroverlastvrij bestemmen. Bij dit uitgangspunt wordt al voldaan aan extreme<br />

situaties (norm uit Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)). De voorkeur<br />

gaat uit naar het ontwikkelen op locaties die als gevolg van hun ligging ‘hoog<br />

en droog genoeg’ zijn en daarmee voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige<br />

functie, zodat ’wateroverlastvrij bestemd’ wordt;<br />

8. Rekening houden met waterschapsbelangen (bijvoorbeeld beschermde gebieden<br />

en beschermingszones van watergangen of waterkeringen.<br />

42<br />

Hoofdstuk 5


<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong>: Waterplan<br />

De gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in 2008 een waterplan vastgesteld 14<br />

Het waterplan<br />

heeft de status van (kaderstellend) beleidsplan. Alleen de beleidsuitgangspunten<br />

zijn “hard” te noemen. Het waterplan kan daarom gezien worden als parapluplan.<br />

Het plan kent geen directe planologische doorwerking. De geformuleerde doelstellingen<br />

en streefbeelden dienen wel door te werken in ruimtelijke afwegingen (o.a.<br />

watertoets). Het uitvoeringsprogramma wordt gezien als inspanningsverplichting.<br />

Het waterplan is opgebouwd rondom vier hoofddoelstellingen, te weten:<br />

een veerkrachtig en duurzaam watersysteem in 2015;<br />

een optimaal functionerende waterketen in 2015;<br />

effectieve waterorganisatie;<br />

maximaal ontwikkeld waterbewustzijn en watercommunicatie.<br />

Voor kernen, kernrandzones, agrarisch gebied en het gebied Wijboschbroek, Elderbroek<br />

en de Geelders zijn streefbeelden geformuleerd. Het plangebied valt onder de<br />

typering kernen. Voor kernen is het volgende streefbeeld genoemd in het Waterplan:<br />

“Schoon water op een duurzame wijze verwerken zonder wateroverlast”.<br />

De waterhuishoudkundige functie is peilbeheer gericht op wonen en werken. De<br />

grond- en oppervlaktewaterkwaliteit voldoen aan de normen en doelstellingen uit<br />

de Europese Kaderrichtlijn Water en het (schone) hemelwater wordt zoveel mogelijk<br />

vastgehouden en ter plaatse geïnfiltreerd. De waterlopen ontvangen, bergen en<br />

voeren het schone hemelwater af richting de kernrandzone. Belangrijke speerpunten<br />

hierbij zijn:<br />

verminderen (grond)wateroverlast;<br />

minimaliseren werking riooloverstorten met afvalwater.<br />

Samenwerking met de waterbeheerder<br />

De waterparagraaf dient in het kader van de watertoets door de gemeente <strong>Schijndel</strong><br />

te worden voorgelegd aan het Waterschap de Aa en Maas.<br />

Kenmerken watersysteem (huidige situatie)<br />

Bodem en geohydrologie<br />

In en rond <strong>Schijndel</strong> bestaat de ondergrond uit een afwisseling tussen zandgronden<br />

met een humusrijke bovenlaag (eerdgronden) en leemgronden. Ook kunnen op<br />

zandgronden op enige diepte onder het maaiveld leemlagen voorkomen. Het voorkomen<br />

van leem(lagen) in de ondergrond kan plaatselijke een beperkende factor<br />

zijn voor de bodemdoorlatendheid. Als gevolg van de beperkte doorlatendheid kan<br />

de grondwaterspiegel plaatselijk tot kort onder het maaiveld stijgen. Bij eventuele<br />

14 Hoofdrapport Waterplan <strong>Schijndel</strong>. Royal Haskoning, 2008.<br />

Hoofdstuk 5 43


uimtelijke ontwikkelingen is de ontwateringsdiepte (afstand tussen grondwaterspiegel<br />

en maaiveld) een aandachtspunt.<br />

Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.<br />

Oppervlaktewater<br />

Binnen het bestemmingsplan is slechts één oppervlaktewater aanwezig, namelijk de<br />

vijver in het Jansenpark.<br />

Het park maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur en wordt omschreven als<br />

groene wig of park. Het park biedt kansen om naast groen ook waterberging een<br />

plek te geven. Dit kan door bijvoorbeeld afgekoppeld schoon regenwater tijdelijk te<br />

bufferen in het Jansenpark.<br />

Riolering<br />

De riolering in het bestemmingsplan bestaat in het gehele gebied uit een gemengd<br />

rioolstelsel. Afvalwater en regenwater worden hierbij samen in één buis afgevoerd<br />

naar de rioolwaterzuivering. Het bestemmingsplan ligt in rioolbemalingsgebied<br />

“Hoofdstraat-Europalaan 02”. In het bestemmingsplan bevinden zich geen riooloverstorten.<br />

De Deken Baekersstraat vormt een grens in de bemalingsgebieden<br />

“Beemd 05” en “Hoofdstraat-Europalaan 02”. Op deze grens is één interne riooloverstort<br />

aanwezig en wordt via een persleiding afvalwater geloosd uit Wijbosch en<br />

industrieterrein Duin.<br />

Het afvalwater in het plan wordt onder vrij verval afgevoerd naar het “rioolgemaal<br />

<strong>Schijndel</strong>” op de Steeg. Van hieruit wordt het afvalwater getransporteerd naar de<br />

rioolwaterzuivering in Dinther.<br />

Water in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen<br />

In dit bestemmingsplan worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.<br />

Indien (buitenplans) eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden is<br />

men verplicht om op particulier terrein het afvalwater te scheiden van het regenwater.<br />

Water in relatie tot de verbeelding en de planregels<br />

Aangezien er in het plangebied geen watergangen en/of waterlopen aanwezig zijn<br />

die onderdeel uitmaken van het oppervlaktewatersysteem komt de bestemming<br />

‘Water’ niet voor op de verbeelding. Het enige oppervlaktewater, de vijver in het<br />

Jansenpark, is opgenomen binnen de bestemming ‘Groen’. Binnen deze bestemming<br />

zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen integraal mogelijk gemaakt.<br />

Binnen de bestemming Verkeer zijn eveneens water en waterhuishoudkundige<br />

voorzieningen integraal mogelijk gemaakt. Hierdoor zijn duurzame voorzieningen<br />

zoals infiltratievoorzieningen en waterbergingslocaties integraal mogelijk. Dit biedt<br />

44<br />

Hoofdstuk 5


de flexibiliteit om bij eventuele herontwikkeling of reconstructie een duurzame hemelwaterafvoer<br />

te realiseren (afkoppelen).<br />

5.7 Flora en fauna<br />

Natuurwetgeving & Planologie<br />

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet<br />

en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking<br />

van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig<br />

gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS),<br />

die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal<br />

niveau in de Structuurvisie is uitgewerkt.<br />

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-<br />

2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden<br />

worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden<br />

aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs<br />

significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld<br />

te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief<br />

effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of Beschermd<br />

Natuurmonument) zijn vergunningplichtig.<br />

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende<br />

zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen<br />

en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten<br />

(uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal<br />

vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden<br />

te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel<br />

3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing<br />

worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de<br />

soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij<br />

een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel<br />

2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt<br />

wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode.<br />

De EHS en de provinciale groenstructuur zijn ruimtelijk vastgelegd in de Structuurvisie.<br />

De EHS is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones.<br />

Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen<br />

natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor<br />

agrarisch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming<br />

vind plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de ge-<br />

Hoofdstuk 5 45


meentelijke bestemmingsplannen. De na te streven natuurdoelen in de EHS zijn<br />

vastgelegd in meerdere natuurgebiedsplannen en een beheersgebiedsplan.<br />

Onderhavig plangebied betreft een gedeelte van de bebouwde kom van de kern<br />

<strong>Schijndel</strong>. Het plangebied valt buiten de invloedssfeer van de voor de Natuurbeschermingswet<br />

aangewezen gebieden en ook buiten de Ecologische Hoofdstructuur.<br />

Binnen het gebied is sprake van intensief ruimtegebruik en een vrij hoog verhardingspercentage.<br />

Het bestemmingsplan laat rechtstreeks geen nieuwe ontwikkelingen<br />

toe die getoetst dienen te worden in het kader van de Flora- en Faunawet en de<br />

Natuurbeschermingswet.<br />

5.8 Archeologische en cultuurhistorische waarden<br />

Uitgangspunt voor onderhavig bestemmingsplan is instandhouding en bescherming<br />

van het cultuurhistorisch erfgoed. Als cultuurhistorisch erfgoed wordt aangemerkt:<br />

- monumenten (zowel aangewezen door het Rijk als door de gemeente);<br />

- historische stedenbouwkundige elementen en structuren;<br />

- archeologische monumenten (zowel aangewezen door Rijk, provincie als gemeenten;<br />

gebieden met een zeer grote, danwel redelijk tot grote kans op archeologische<br />

sporen);<br />

Monumenten<br />

Er zijn twee monumenten binnen het plangebied aanwezig:<br />

- de molen De Pegstukken aan De Pegstukken 27 is een rijksmonument;<br />

- de woning aan Hoofdstraat 192 is een gemeentelijk monument.<br />

Via de Monumentenwet en de gemeentelijke erfgoedverordening wordt bescherming<br />

geboden tot instandhouding van de monumenten. Daarnaast is in onderhavig<br />

bestemmingsplan nog een extra specifieke regeling voor de monumenten opgenomen.<br />

Daartoe zijn de monumenten op de verbeelding aangeduid.<br />

Historische stedenbouwkundige elementen en structuren: Molenbiotoop<br />

Binnen het plangebied is de molen De Pegstukken gesitueerd aan De Pegstukken 27.<br />

De molen heeft een kap met wieken en is maalvaardig. Het is dan ook belangrijk dat<br />

rekening gehouden wordt met de molenbiotoop van de molen. Een molenbiotoop<br />

kan gedefinieerd worden als het gebied rondom de molen dat van essentieel belang<br />

is voor de vrije windvang en het zicht op de molen. Om dit gebied te begrenzen is<br />

een molenbeschermingszone ingesteld met een straal van 400 meter vanuit het<br />

middelpunt van de molen. Binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het<br />

middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting<br />

aanwezig zijn, hoger dan het onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen<br />

de straal van 100 tot 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag<br />

wat betreft bebouwing en beplanting in het stedelijk gebied de maximale hoogte<br />

46<br />

Hoofdstuk 5


van bebouwing/beplanting niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting<br />

en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat<br />

van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30 regel). In het stappenplan<br />

dat in bijlage 1 is opgenomen, is weergegeven over hoe in beginsel om moet<br />

worden gegaan met de molenbiotoop.<br />

In onderhavig bestemmingsplan wordt het niet mogelijk gemaakt om nieuwe bebouwing<br />

op te richten binnen de molenbiotoop en ook is het niet mogelijk de hoogte<br />

van bebouwing te vergroten ten opzichte van de hoogte ten tijde van ter inzage<br />

legging van het ontwerpbestemmingsplan. Zodoende zijn er geen strijdigheden met<br />

de molenbiotoop.<br />

Archeologische monumenten<br />

Het beleid van de rijksoverheid is gericht op behoud van het archeologisch erfgoed.<br />

Door het verdrag van Malta (Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch<br />

erfgoed) is het beleid steeds meer gericht op het tijdig betrekken van<br />

archeologische belangen bij het ruimtelijk ordeningsbeleid. Daartoe heeft de gemeente<br />

<strong>Schijndel</strong> een beleidsnota opgesteld voor de vakgebieden archeologie, cultuurhistorie<br />

en monumentenzorg.<br />

Op basis van de archeologische en cultuurhistorische beleidskaart die onderdeel<br />

uitmaakt van de beleidsnota van de gemeente <strong>Schijndel</strong> kent het plangebied van<br />

onderhavig bestemmingsplan drie waarden, te weten:<br />

- categorie 2: gebieden van archeologische waarde;<br />

- categorie 3: historische kernen met een hoge archeologische verwachting<br />

- categorie 4: gebieden met een hoge archeologische verwachting.<br />

In onderhavig bestemmingsplan is een regeling opgenomen ten aanzien van de activiteiten<br />

bouwen en uitvoeren van werken of werkzaamheden die deze waarden<br />

becshermen.<br />

Mochten er tijdens het uitvoeren van civiele werkzaamheden archeologische resten<br />

aangetroffen worden, geldt conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988<br />

(herzien in 2007) een meldingsplicht bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap<br />

of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente<br />

<strong>Schijndel</strong>.<br />

5.9 Bedrijven en milieuzonering<br />

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische<br />

aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering<br />

wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke<br />

Hoofdstuk 5 47


scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds<br />

milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening<br />

gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het<br />

woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende<br />

zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare<br />

voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van<br />

de door de Vereniging van Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n (VNG) opgestelde publicatie<br />

‘Bedrijven en milieuzonering’. 15<br />

Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke<br />

milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en<br />

welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. Hierbij onderscheidt<br />

de VNG diverse omgevingstypen. Het achterliggende idee is dat de gevoeligheid<br />

van een gebied voor bepaalde hinder afhankelijk is van het omgevingstype. De<br />

door de VNG aangegeven afstanden betreffen een rustige woonwijk. De mate van<br />

milieuhinder bepaalt in welke van de zes milieucategorieën een bedrijfssoort is ingedeeld.<br />

Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen<br />

van bedrijvigheid. In principe is bedrijvigheid behorende tot de categorie 1 goed te<br />

mengen met de functie wonen, dit geldt in de meeste gevallen ook voor de categorie<br />

2-bedrijven. Het is wenselijk om de bedrijvigheid in de categorie 3 te clusteren en<br />

een zonering in acht te nemen. Vanaf categorie 4 is menging met milieugevoelige<br />

functies niet mogelijk.<br />

Conclusie<br />

Een deel van het plangebied aan de Molenstraat en de Hoofdstraat heeft de bestemming<br />

‘Gemengd – 5’ en ‘Gemengd – 6’. Binnen het gebied met deze bestemmingen<br />

worden detailhandel, dienstverlenende voorzieningen, publieksgerichte<br />

maatschappelijke voorzieningen, kantoren, culturele en creatieve activiteiten en<br />

bepaalde vormen van horeca toegestaan. Daarnaast wordt ook wonen mogelijk<br />

gemaakt. Dit betekent dat dit gebied aan te wijzen is als een gemengd gebied.<br />

De toegestane functies binnen de bestemmingen ‘Gemengd – 5’ en ‘Gemengd – 6’<br />

behoren tot categorie 1 uit de VNG publicatie. De aan te houden afstand is daarmee<br />

10 meter in een rustige woonwijk. Aangezien er sprake is van een gemengd gebied<br />

kan de aan te houden afstand één stap verlaagd worden, waardoor de aan te houden<br />

afstand tot woningen 0 meter is.<br />

De directe omgeving rondom de gronden met de bestemmingen ‘Gemengd – 5’ en<br />

‘Gemengd – 6’ is niet als gemengd gebied aan te wijzen. Daar is sprake van een rustige<br />

woonwijk. Er bevinden zich enkele dienstverlenende en maatschappelijke voorzieningen,<br />

maar over het algemeen is daar sprake van woningen.<br />

Gezien het bovenstaande kan gesteld worden dat een goed woon- en leefklimaat in<br />

de woningen binnen het plangebied gewaarborgd is.<br />

15 ‘Bedrijven en Milieuzonering’, Uitgave VNG, Den Haag, 2009.<br />

48<br />

Hoofdstuk 5


5.10 Radarverstoringsgebied<br />

Het plangebied ligt in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel. Dit houdt<br />

in dat, teneinde het ongestoord functioneren van rader- en communicatieapparatuur<br />

op de vliegbasis te waarborgen, er rond deze vliegbasis een cirkel met een staal<br />

van 15 nautische mijl (= 27,8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen<br />

dit radarverstoringsgebied dient voor ieder obstakel, hoger dan 113 meter boven<br />

N.A.P., te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van<br />

verstoring van de radar is afhankelijk van onder andere hoogte, breedte en opstelling<br />

van objecten. Plannen tot het oprichten van hoge objecten dienen altijd individueel<br />

getoetst te worden door het Ministerie van Defensie, voor deze, de Dienst<br />

Vastgoed Defensie, Directie Zuid te Tilburg.<br />

Conclusie<br />

In dit bestemmingsplan wordt geen bebouwing toegestaan die hoger is dan 113<br />

meter boven N.A.P.. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen invloed op het radarverstoringsgebied.<br />

Hoofdstuk 5 49


50<br />

Hoofdstuk 5


6. PLANSYSTEMATIEK EN BESTEMMINGEN<br />

6.1 Inleiding<br />

Het bestemmingsplan bestaat uit één verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld<br />

van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch<br />

bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering<br />

van de bestemmingen. De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de<br />

gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige<br />

en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking,<br />

maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van<br />

het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels. In de volgende<br />

twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en<br />

wordt een uitleg per bestemming gegeven.<br />

Behoudens de bestemmingen ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’, ‘Gemengd – 5’ en ‘Gemengd<br />

– 6’ is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan Kom <strong>Schijndel</strong><br />

2013, omdat de gemeente het voornemen heeft in de toekomst voor de gehele bebouwde<br />

kom één bestemmingsplan te maken.<br />

De bestemmingen ‘Gemengd – 3’, ‘Maatschappelijk - 1’, ‘Tuin’, ‘Verkeer – 2’ en ‘Wonen’<br />

komen voor in het bestemmingsplan Kom <strong>Schijndel</strong> 2013 en zijn daaruit overgenomen.<br />

Ook de Inleidende regels en Algemene regels zijn geënt op de in Kom<br />

<strong>Schijndel</strong> 2013 voorkomende regels.<br />

Het bestemmingsplan Kom <strong>Schijndel</strong> kent reeds de bestemmingen ‘Gemengd – 1, 2,<br />

3 en 4’. In dit bestemmingsplan is doorgenummerd en zijn de bestemmingen ‘Gemengd<br />

5’ en ‘Gemengd – 6’ opgenomen.<br />

6.2 <strong>Toelichting</strong> op de bestemmingen<br />

In deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op de verschillende bestemmingen.<br />

Bedrijf – Nutsvoorziening<br />

De als ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangegeven gronden zijn bestemd voor (grotere)<br />

gebouwen ten behoeve van het algemeen nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen<br />

ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen<br />

gebouwen.<br />

Hoofdstuk 6 51


Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />

bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />

worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />

het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />

de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />

6 m en 10 m.<br />

Gemengd - 3<br />

Deze bestemming is gegeven aan die niet woonfuncties, die gelegen zijn buiten het<br />

wijkwinkelcentrum ’t Zuid (de bestemmingen Gemengd – 5 en Gemengd – 6). De als<br />

‘Gemengd – 3’ aangegeven gronden zijn bestemd voor wonen, dienstverlenende<br />

activiteiten en kantoren. Voor een onderbouwing hiervan wordt verwezen naar<br />

hoofdstuk 4 van deze toelichting.<br />

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />

bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />

worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />

het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />

de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />

6 m en 10 m.<br />

De totale gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing op het bouwperceel mag ten<br />

hoogste 40% bedragen met een maximum van 60 m².<br />

Naast deze bouwregels is het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere<br />

eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.<br />

Gemengd – 5 en Gemengd – 6<br />

Deze bestemmingen zijn gegeven aan de compacte zone binnen het wijkwinkelcentrum<br />

respectievelijk het gebied daarbuiten. Voor een onderbouwing van de (omvang<br />

van de) toegestane functies binnen deze bestemmingen wordt verwezen naar<br />

hoofdstuk 4 en paragraaf 9 in hoofdstuk 5 van deze toelichting.<br />

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />

bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />

worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />

het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />

de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />

6 m en 10 m.<br />

De totale gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing op het bouwperceel mag ten<br />

hoogste 40% bedragen met een maximum van 60 m². Deze maatvoering wordt regelmatig<br />

overschreden. Deze overschrijdingen zijn, als de bebouwing legaal is opge-<br />

52<br />

Hoofdstuk 6


icht en past in de aan de grond gegeven bestemming, positief bestemd via de ‘bestaande<br />

matenregeling’ (zie artikel 19 van de regels).<br />

Naast deze bouwregels is het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere<br />

eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.<br />

Groen<br />

Het (aanwezige) groen en de waterhuishoudkundige voorzieningen (waaronder de<br />

waterpartij in het Jansenpark) zijn bestemd als ‘Groen’.<br />

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere groenvoorzieningen,<br />

speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en<br />

hondenuitlaatvoorzieningen.<br />

Gebouwen zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Wel bouwwerken, geen<br />

gebouwen zijnde, zoals afrastingen en speelvoorzieningen.<br />

Kantoor<br />

Binnen de bestemming ‘Kantoor’ zijn kantoren met bijbehorende voorzieningen<br />

toegestaan zoals parkeergelegenheid en groenvoorzieningen.<br />

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />

bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />

worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />

het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />

de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />

6 m en 10 m.<br />

De maximale hoogten van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn in de planregels<br />

opgenomen.<br />

Maatschappelijk – 1<br />

De bestaande apotheek aan het Plein 1944 heeft de bestemming ‘Maatschappelijk –<br />

1’ gekregen. Hier is ook een woning toegestaan.<br />

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />

bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />

worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />

het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />

de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />

6 m en 10 m.<br />

Hoofdstuk 6 53


De maximale hoogten van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn in de planregels<br />

opgenomen.<br />

Molen<br />

De molen binnen het plangebied is specifiek bestemd als molen, omdat de molen<br />

geen specifieke functie heeft zoals wonen of detailhandel waar deze onder geschaard<br />

kan worden. Daarom is gekozen om de molen onder de bestemming 'Overig'<br />

van de SVBP2008 te laten vallen.<br />

De goot- en bouwhoogte van de molen zijn op de verbeelding opgenomen. Om de<br />

molen te beschermen is een stelsel van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren<br />

van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden opgenomen. Daarnaast<br />

is binnen een straal van 400 meter een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszonemolenbiotoop'<br />

opgenomen om te voorkomen dat er te hoge bebouwing en beplanting<br />

gerealiseerd wordt.<br />

Tuin<br />

De bestemming ‘Tuin’ is gekoppeld aan de bestemming ‘Wonen’ voor de categorieen<br />

‘vrijstaand’, ‘twee/aaneen’ en ‘aaneengebouwd’. De bestemming ‘Tuin’ is gelegen<br />

voor de voorgevellijn van de woningen en loopt door tot (circa) drie meter achter de<br />

voorgevellijn.<br />

Binnen de bestemming ‘Tuin’ zijn geen gebouwen toegestaan, hiervan kan middels<br />

een omgevingsvergunning worden afgeweken voor erkers en entrees. Daarnaast<br />

zijn binnen deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van<br />

erfafscheidingen toegestaan tot een maximale hoogte van 1 meter.<br />

Bestaande matenregeling<br />

Alle legaal opgerichte bouwwerken zijn positief bestemd.<br />

Verkeer – 2<br />

Alle wegen in het plangebied vallen binnen de bestemming ‘Verkeer – 2’. De gronden<br />

zijn met name bestemd voor doeleinden van verkeersafwikkeling voor het langzaam-<br />

en snelverkeer (< 50 km/h), dan wel voor parkeer-, en autostallingsdoeleinden<br />

en groenvoorzieningen.<br />

Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.<br />

54<br />

Hoofdstuk 6


Wonen<br />

Binnen de regels behorende bij de bestemming ‘Wonen’ is een aantal aspecten van<br />

belang, te weten:<br />

- het bouwvlak;<br />

- de goot- en bouwhoogte;<br />

- de erfbebouwing;<br />

- de bestaande matenregeling;<br />

- aan huis verbonden beroepen.<br />

Het bouwvlak<br />

Voor het bepalen van de afmetingen van het bouwvlak is aangesloten bij bestaand<br />

beleid zoals neergelegd in de Bebouwingsregeling Wonen 2009. Dit betekent dat<br />

voor de maatvoering van de diepte van de bouwvlakken de volgende indeling is<br />

aangehouden:<br />

aaneengebouwd: 8 meter tenzij bestaande hoofdmassa dieper is;<br />

twee aaneen: 10 meter tenzij de bestaande hoofdmassa dieper is;<br />

vrijstaand: 10 meter; de diepte van het bouwvlak kan worden uitgebreid tot<br />

maximaal 12 meter bij een bouwperceel groter dan 500 m² waarbij een minimale<br />

afstand van 18 meter tot de achterperceelgrens van de woning behouden blijft<br />

dan wel tot maximaal 15 meter bij een bouwperceel groter dan 750 m² waarbij<br />

een minimale afstand van 20 meter tot de achterperceelgrens behouden blijft.<br />

Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met hoofd- en erfbebouwing.<br />

De goot- en bouwhoogte<br />

Als maximale goot- en bouwhoogte wordt de bestaande goot- en bouwhoogte aangehouden<br />

tenzij de goot- en bouwhoogte middels een aanduiding op de verbeelding<br />

worden weergegeven. Deze goot- en bouwhoogte mag niet direct worden<br />

verhoogd, maar met een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders<br />

afwijken om een hogere goot- en bouwhoogte toe te staan waarbij een maximale<br />

goot- en bouwhoogte geldt van respectievelijk 6 meter en 10 meter.<br />

Erfbouwing<br />

Evenals bij de bepaling van de afmetingen van het bouwvlak is voor wat betreft de<br />

erfbebouwingsmogelijkheden aangesloten bij bestaand beleid zoals neergelegd in<br />

de Bebouwingsregeling Wonen 2009. Dit betekent dat erfbebouwing (aan- en bijgebouwen<br />

en overkappingen) zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven<br />

bouwvlak mag worden opgericht. De maximaal toegestane oppervlakte<br />

aan erfbebouwing buiten het bouwvlak bedraagt 40% van het bouwperceel met de<br />

bestemming ‘Wonen’ met erfbebouwing tot een maximum oppervlakte van 100 m².<br />

Hoofdstuk 6 55


De goot- en bouwhoogte van de erfbebouwing bedraagt respectievelijk 3,25 meter<br />

en 5 meter met uitzondering van carports en overkappingen, hiervoor geldt een<br />

maximale bouwhoogte van 3 meter en de voorwaarde dat zij plat moeten zijn afgedekt.<br />

Ondergrondse bebouwing onder op het bouwperceel aanwezige gebouwen (dus<br />

ook aan- en bijgebouwen) wordt toegestaan tot een diepte van 3 meter onder aansluitend<br />

maaiveld.<br />

Bestaande matenregeling<br />

Alle legaal opgerichte bouwwerken die passen in de aan de grond gegeven bestemming<br />

zijn positief bestemd. Bij de bestemmingen ‘Wonen’ geldt hierbij echter<br />

wel een maximale oppervlakte aan buiten het bouwvlak gelegen erfbebouwing van<br />

100 m². Hierbij wordt aangesloten Bebouwingsregeling Wonen 2009.<br />

Aan huis verbonden beroepen<br />

Aan huis verbonden beroepen en bedrijven wordt binnen de bestemming ‘Wonen’<br />

direct toegestaan. Hierbij wordt eveneens aangesloten bij bestaand beleid Bebouwingsregeling<br />

Wonen 2009. Dit betekent dat er een maximale oppervlakte van 25<br />

m² wordt aangehouden.<br />

Groothandel in groenten en fruit<br />

Aan de Pegstukken 17 is achter een woonhuis een groothandel in groenten en fruit<br />

aanwezig. Deze is door middel van een aanduiding positief bestemd.<br />

Waarde – Archeologie 2, Waarde – Archeologie 3, Waarde – Archeologie 4<br />

Afhankelijk van de archeologische waarde zijn binnen het plangebied drie verschillende<br />

dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie’ opgenomen (zie ook paragraaf<br />

5.8).<br />

Deze dubbelbestemming heeft tot doel de archeologische waarden te beschermen.<br />

De dubbelbestemming heeft voorrang boven de andere geldende bestemmingen,<br />

en legt beperkingen op aan deze onderliggende bestemmingen.<br />

Waarde – Waardevolle boom<br />

In het plangebied bevinden zich waardevolle bomen. Deze waardevolle bomen zijn<br />

bestemd met de dubbelbestemming ‘Waarde – Waardevolle boom’. Binnen deze<br />

bestemming is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen waardoor het verboden<br />

is om zonder een omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘werken’ ingrepen uit te<br />

(laten) voeren.<br />

56<br />

Hoofdstuk 6


7. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID<br />

7.1 Economische uitvoerbaarheid<br />

Bij de motivering van het bestemmingsplan is reeds aangegeven, dat het onderhavige<br />

bestemmingsplan gericht is op het bevestigen en regelen van het huidig gebruik,<br />

het (zonodig) vastleggen van ruimtelijke kenmerken van de bebouwde en onbebouwde<br />

ruimte en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Bij dit laatste is<br />

ook van belang invulling te geven aan de behoefte aan globaliteit en flexibiliteit in<br />

de regeling. Ook is het bestemmingsplan erop gericht om het gemeentebestuur een<br />

flexibel instrument in handen te geven om sturing te geven aan eventuele ontwikkelingen<br />

in het plangebied. Er worden geen nieuwe bouwplannen in de zin van<br />

artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen sprake van een exploitatieplicht.<br />

Ten slotte zijn er vanuit de oude bestemmingsplannen bouwmogelijkheden die<br />

worden overgenomen in dit bestemmingsplan. Er is overgangsrecht (artikel 9.1.20<br />

invoeringswet Wro) waarin staat dat voor zover op grond van een bestemmingsplan<br />

onder de WRO een bouwvergunning verleend kon worden voor een bouwplan dat<br />

onder de Wro is aangewezen als een bouwplan waarvoor de verplichting van kostenverhaal<br />

geldt, de artikelen 6.12 t/m 6.22 Wro buiten toepassing blijven. Hiermee<br />

worden de voor 1 juli 2008 bestaande bouwtitels die nadien in een bestemmingsplan<br />

nieuwe stijl worden gehandhaafd, geëerbiedigd.<br />

Gezien het bovenstaande brengt het bestemmingsplan als zodanig geen financiële<br />

consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid<br />

van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond en<br />

hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.<br />

7.2 Handhaving<br />

Een gemeente die regels maakt, moet deze ook handhaven. Handhaven is zorgen<br />

dat de regels die een gemeente heeft gesteld worden nageleefd.<br />

In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen dient ingevolge aanbeveling<br />

4 van de Inspectie Ruimtelijke Ordening een handhavingsparagraaf te worden<br />

opgenomen. Hierbij dient met name te worden aangegeven, hoe met bestaande<br />

illegale situaties dient te worden omgegaan. De afdeling Publiekszaken van de gemeente<br />

dient deze situaties aan te geven.<br />

Hoofdstuk 7 57


De uitgangssituatie voor controle wordt gevormd door de regels van het bestemmingsplan.<br />

In onderhavig bestemmingsplan hebben alle percelen een bestemming<br />

gekregen, waaraan regels voor het bebouwen en gebruiken van die percelen zijn<br />

gekoppeld.<br />

Gelet op het feit dat de actualisering van bestemmingsplannen voor de kernen hoog<br />

in het vaandel staat, betekent dat ook veel aandacht moet worden besteed aan het<br />

inventariseren van illegale situaties. Veel zal daarbij samenhangen met het feit dat<br />

in veel kernen of wijken een inhaalslag moet worden gemaakt wat betreft illegale<br />

bebouwing. Voor dit inventariseren is tijd en capaciteit nodig. Met name in het kader<br />

van de 'inhaalslag' is vooral in de beginperiode veel inzet nodig. De gemeente<br />

<strong>Schijndel</strong> heeft een handhavingsnotitie vastgesteld waarin aangegeven wordt op<br />

welke wijze men vorm wenst te geven aan het handhavingsbeleid en welke capaciteit<br />

daarvoor nodig is.<br />

58<br />

Hoofdstuk 7


8. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID<br />

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever<br />

geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig<br />

overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie<br />

gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden<br />

te laten inspreken conform de gemeentelijke inspraakverordening. Pas<br />

daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan<br />

opgestart (artikel 3.8 Wro).<br />

8.1 Inspraak<br />

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in<br />

Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat<br />

toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening.<br />

In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de <strong>Gemeente</strong>wet onder meer<br />

dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze<br />

bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.<br />

Inspraak heeft plaatsgevonden volgens de in de inspraakverordening opgenomen<br />

procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 26 oktober 2012 tot en met<br />

6 december 2012 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn<br />

inspraakreacties ingediend. Deze zijn samengevat en beoordeeld in de ‘Inspraak- en<br />

vooroverlegrapportage Molenstraat e.o.’. Deze rapportage is als bijlage bij de toelichting<br />

van onderhavig bestemmingsplan gevoegd. De reacties zijn verwerkt in onderhavig<br />

bestemmingsplan.<br />

8.2 Overleg<br />

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders<br />

bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen<br />

van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie<br />

en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn<br />

met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties<br />

die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd.<br />

De reacties van de provincie Noord-Brabant en waterschap De Dommel zijn samengevat<br />

en beoordeeld in de ‘Inspraak- en vooroverlegrapportage Molenstraat e.o.’.<br />

Deze rapportage is als bijlage bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan<br />

gevoegd. De reacties van deze instanties zijn in dit plan verwerkt.<br />

Hoofdstuk 8 59


8.3 Vaststellingsprocedure<br />

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens de<br />

artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt<br />

in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze<br />

periode kan een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Het plan zal<br />

daarna, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.<br />

8.4 Beroep<br />

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie<br />

gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit<br />

beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.<br />

Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk<br />

en treedt het plan in werking.<br />

60<br />

Hoofdstuk 8


SEPARATE BIJLAGEN<br />

Bijlage 1: Parkeeronderzoek inventarisatie Dufec<br />

Bijlage 2: Parkeeronderzoek analyse Spark<br />

Bijlage 3: Stappenplan Molenbiotoop<br />

Bijlage 4: Inspraak- en vooroverlegrapportage


<strong>Regels</strong>


Inhoudsopgave<br />

<strong>Regels</strong><br />

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3<br />

Artikel 1 Begrippen 3<br />

Artikel 2 Wijze van meten 12<br />

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 15<br />

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening 15<br />

Artikel 4 Gemengd - 3 16<br />

Artikel 5 Gemengd - 5 19<br />

Artikel 6 Gemengd - 6 24<br />

Artikel 7 Groen 28<br />

Artikel 8 Kantoor 30<br />

Artikel 9 Maatschappelijk - 1 32<br />

Artikel 10 Molen 34<br />

Artikel 11 Tuin 35<br />

Artikel 12 Verkeer - 2 37<br />

Artikel 13 Wonen 38<br />

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2 42<br />

Artikel 15 Waarde - Archeologie 3 45<br />

Artikel 16 Waarde - Archeologie 4 48<br />

Artikel 17 Waarde - Waardevolle boom 51<br />

Hoofdstuk 3 Algemene regels 53<br />

Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling 53<br />

Artikel 19 Algemene bouwregels 54<br />

Artikel 20 Parkeernormen 55<br />

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels 56<br />

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels 57<br />

Artikel 23 Overige regels 58<br />

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 59<br />

Artikel 24 Overgangsrecht 59<br />

Artikel 25 Slotregel 60<br />

Bijlagen bij regels<br />

Bijlage 1 Bestaand aantal m2 wvo met 10% uitbreidingsruimte<br />

Bijlage 2 Parkeernormen


2 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Hoofdstuk 1 Inleidende regels<br />

Artikel 1 Begrippen<br />

1.1 Plan<br />

Het bestemmingsplan 'Molenstraat e.o.' van de gemeente <strong>Schijndel</strong>.<br />

1.2 Bestemmingsplan<br />

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />

NL.IMRO.0844.BPMolenstraat-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen.<br />

1.3 Aan-huis-verbonden-beroep<br />

Het uitoefenen van een beroep dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,<br />

juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of uiterlijke verzorgingsgebied, c.q.<br />

een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, dat door zijn<br />

beperkte omvang in een woning en/of het daarbij behorende bijgebouw, met behoud van de<br />

woonfunctie in ruimtelijk en visuele zin, kan worden uitgeoefend.<br />

1.4 Aan- of uitbouw<br />

Een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw<br />

maar functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw en van daaruit toegankelijk is.<br />

1.5 Aanduiding<br />

Een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn<br />

aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het<br />

bebouwen van deze gronden.<br />

1.6 Afhankelijke woonruimte<br />

Een aanbouw c.q. een vrijstaand gebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden vanuit het<br />

oogpunt van mantelzorg zijn gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de<br />

woning.<br />

1.7 Archeologisch waarden<br />

Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere<br />

menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en<br />

het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.<br />

1.8 Balkon<br />

Een balkon is een open platform dat, niet op de begane grond, voor een muur is aangebracht. Verder<br />

is een balkon voorzien van een balustrade of borstwering en toegankelijk uit de daaraan grenzende<br />

binnenruimte door middel van een deur.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 3


1.9 Bebouwing<br />

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

1.10 Bed & breakfast<br />

Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en<br />

veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een<br />

woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Een bed &<br />

breakfast is wat betreft de activiteit, omvang en schaalgrootte niet te vergelijken met een pension,<br />

hotel of horecagelegenheid.<br />

1.11 Bestaande situatie<br />

a. t.a.v. bebouwing: legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan<br />

rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip<br />

verleende omgevingsvergunning;<br />

b. t.a.v. gebruik: het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop<br />

het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.<br />

1.12 Bestemmingsgrens<br />

De grens van een bestemmingsvlak.<br />

1.13 Bestemmingsvlak<br />

Een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.<br />

1.14 Bevoegd gezag<br />

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een<br />

omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.<br />

1.15 Bijgebouw<br />

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat functioneel en in bouwkundig opzicht qua massa en<br />

vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat<br />

van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd.<br />

1.16 Bouwen<br />

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van<br />

een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een<br />

standplaats.<br />

1.17 Bouwgrens<br />

De grens van een bouwvlak.<br />

1.18 Bouwperceel<br />

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende<br />

bebouwing is toegelaten.<br />

4 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


1.19 Bouwperceelsgrens<br />

Een grens van een bouwperceel.<br />

1.20 Bouwvlak<br />

Een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid,<br />

waar ingevolgde de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn<br />

toegelaten.<br />

1.21 Bouwwerk<br />

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij<br />

indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.<br />

1.22 Bouwwijze<br />

aaneengebouwd:<br />

bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde<br />

hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;<br />

twee aaneen:<br />

bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en<br />

daardoor aan die zijde in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;<br />

vrijstaand:<br />

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd;<br />

1.23 Bruto vloeroppervakte<br />

De totale vloeroppervlakte van de binnen- en buitenruimte die wordt gebruikt voor een bedrijf of een<br />

aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.<br />

1.24 Café<br />

Een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van<br />

alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactviteit het<br />

verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.<br />

1.25 Cafetaria/snackbar<br />

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse<br />

bereide etenswaarde, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken.<br />

1.26 Culturele en creatieve activiteiten<br />

Activiteiten gericht op cultuur en creativiteit, zoals ateliers, musea of creativiteitscentra, waaronder<br />

niet begrepen seksuele dienstverlening.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 5


1.27 (Dag)recreatief medegebruik<br />

Een (dag)recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de<br />

bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden,<br />

kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen<br />

medegebruik.<br />

1.28 Dakopbouw<br />

Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, die het<br />

silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.<br />

1.29 Detailhandel<br />

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen,<br />

en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of<br />

aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit alsmede anders dan<br />

voor gebruik ter plaatse.<br />

1.30 Dienstverlening<br />

Een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een dienstverlenende of verzorgende taak met een<br />

publieksgericht karakter. Onder dienstverlening wordt verstaan administratieve dienstverlening<br />

(bijvoorbeeld assurantiekantoor, bank, etc.), publieksgerichte dienstverlening (bijvoorbeeld stomerij,<br />

reisbureau, etc.) en ambachtelijke dienstverlening (bijvoorbeeld schoenmaker, kapper, etc.).<br />

1.31 Discotheek<br />

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het<br />

geven van gelegenheid tot dansbeoefening, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken<br />

ter plaatse, al dan niet met levende muziek.<br />

1.32 Erfbebouwing<br />

Gebouwen die door de ligging, constructie en/of afmeting (architectonisch) ondergeschikt zijn aan het<br />

hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, waaronder in ieder geval begrepen aangebouwde gedeelten<br />

van dat hoofdgebouw (aanbouwen) en niet voor bewoning bestemde bijgebouwen, alsmede carports<br />

en overkappingen.<br />

1.33 Erotische dienstverlening<br />

Elke vorm van dienstverlening of vermaak van porno-erotische aard, waaronder alle vormen van<br />

prostitutie, escortservice, erotisch getinte vermaakfuncties, seksshops en overige seksinrichtingen.<br />

1.34 Erotisch getinte vermaaksfunctie<br />

Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen<br />

van porno-erotische aard, waaronder begrepen (peep)shows, een seksbioscoop, filmcabines en een<br />

seksautomatenhal.<br />

6 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


1.35 Gebouw<br />

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden<br />

omsloten ruimte vormt.<br />

1.36 Gebruik<br />

Gebruiken, het doen gebruiken of het laten gebruiken dan wel het in gebruik geven.<br />

1.37 Groothandel<br />

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of<br />

leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen<br />

in een door hen gedreven onderneming aanwenden.<br />

1.38 Hoekwoning<br />

Een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen.<br />

1.39 Hoofdgebouw<br />

Een gebouw, dat op een bouwperceel in bouwkundig opzicht qua massa en vorm, dan wel gelet op<br />

de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.<br />

1.40 Horecabedrijf<br />

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden<br />

verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;<br />

categorie 1:<br />

een horecabedrijf, waarin hoofdzakelijk logies en/of maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans<br />

geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een<br />

horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van hoofdzakelijk<br />

alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar<br />

de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;<br />

categorie 2:<br />

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en<br />

enige druk op de kwaliteit van het leefklimaat met zich meebrengt, zoals een snackbar, cafetaria en<br />

restaurant met een overwegende afhaalfunctie (shoarma/pizzeria, afhaalchinees);<br />

categorie 3:<br />

een horecabedrijf dat voornamelijk gericht is op het 's avonds en 's nachts verstrekken van<br />

(alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar<br />

vermaak, zoals een café, bardancing, zalencentrum, en/of een naar de aard en invloed op de<br />

omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;<br />

categorie 4:<br />

discotheken, of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 7


1.41 Huishouden<br />

Een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één<br />

eenheid vormen en als zodanig ook gebruik maken van één woning.<br />

1.42 Internetverkoop<br />

Winkel waarbij goederen via het internet te koop worden aangeboden.<br />

1.43 Kantoor<br />

Voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch,<br />

advisering, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of<br />

slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.<br />

1.44 Maatschappelijke voorzieningen<br />

Educatieve, medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, scouting en<br />

recreatieve voorzieningen, kinderopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en voorzieningen<br />

ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder niet begrepen seksuele dienstverlening<br />

1.45 Mantelzorg<br />

Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale<br />

vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.<br />

1.46 Molenbiotoop<br />

Aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden.<br />

1.47 Monumentaal gebouw of bouwwerk<br />

Een door het rijk als rijksmonument of een door de gemeente conform de erfgoedverordening<br />

<strong>Schijndel</strong> 2010, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 september 2010, als gemeentemonument<br />

aangeduid gebouw of bouwwerk.<br />

1.48 Nevenactiviteit<br />

Andersoortige activiteit naast de hoofdactiviteit.<br />

1.49 Normaal onderhoud<br />

Het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en<br />

gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.<br />

1.50 Ondergeschikte horeca<br />

Het in verband met de hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling<br />

voor gebruik ter plaatse, in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit<br />

is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als<br />

beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit, en niet is gericht op<br />

het aantrekken van bezoekers.<br />

8 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


1.51 Opslag van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen<br />

Hieronder vallen alle vormen van opslag, waaronder:<br />

los gestort zand, puin, grind, afval etc;<br />

opslag van stoffen op pallets, in dozen, kratten, vaten of andere emballage;<br />

stalling van in onbruik geraakte voer- en vaartuigen en aanhangers;<br />

bouwmaterialen.<br />

1.52 Overkapping<br />

Een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een<br />

gesloten dak, waaronder begrepen een carport.<br />

1.53 Pension<br />

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als<br />

nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten.<br />

1.54 Publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen<br />

Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale en maatschappelijke dienstverlening, waaronder:<br />

gezondheidszorg;<br />

praktijkruimten;<br />

welzijn;<br />

openbare dienstverlening;<br />

met een publieksgericht karakter en de nadruk op persoonlijke dienstverlening, zoals een artsenpost,<br />

een apotheek, een kruisgebouw of een therapeut. Seksuele dienstverlening valt niet onder<br />

publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen.<br />

1.55 Restaurant<br />

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse,<br />

met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.<br />

1.56 Seksinrichting<br />

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij<br />

bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische<br />

aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een<br />

(raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal,<br />

sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.<br />

1.57 Supermarkt<br />

Een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen<br />

en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een<br />

zelfbedieningszaak.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 9


1.58 Terras<br />

Een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of<br />

zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken<br />

of spijzen worden genuttigd voor directe consumptie ter plaatse.<br />

1.59 Verbeelding<br />

De weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling<br />

standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze<br />

als de digitale wijze verstaan.<br />

1.60 Voorgevel<br />

De meest gezichtsbepalende, naar de openbare weg of openbaar groen gekeerde en meest<br />

evenwijdig daaraan liggende gevel(s) van een hoofdgebouw.<br />

1.61 Voorgevellijn<br />

De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.<br />

1.62 Voorgevelrooilijn<br />

De voorgevelrooilijn is de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk<br />

aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk<br />

gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.<br />

1.63 Waardevolle boom<br />

Beschermde boom, opgenomen op de lijst bij de Groenstructuurkaart <strong>Schijndel</strong> die is vastgesteld<br />

door het college van Burgemeester en Wethouders op 3 januari 2012.<br />

1.64 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen<br />

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere<br />

waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn<br />

ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en<br />

waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen,<br />

inlaten en dergelijke.<br />

1.65 Welzijn<br />

Voorzieningen en diensten die bijdragen aan het in stand houden of vergroten van de zelfstandigheid<br />

van mensen en van hun deelname aan de maatschappij.<br />

1.66 Winkel<br />

Een ruimte binnen een gebouw die, door de aard, indeling en/of inrichting kennelijk bedoeld is te<br />

worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.<br />

10 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


1.67 Winkelvloeroppervlakte (wvo)<br />

De voor het publiek toegankelijke winkelruimte ten behoeve van detailhandel, inclusief zichtbare<br />

ruimten zoals bijvoorbeeld etalages en de ruimten achter toonbanken en kassa's.<br />

1.68 Woning<br />

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 11


Artikel 2 Wijze van meten<br />

2.1 Wijze van meten<br />

Indien volgens het plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten<br />

worden toegepast:<br />

Afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:<br />

De afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens.<br />

Bebouwingspercentage:<br />

Een met een aanduiding op de verbeelding en/of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte<br />

van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.<br />

Bouwhoogte:<br />

De hoogte in meters vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met dien verstande,<br />

dat schoorstenen, liftschachten, lichtkoepels en dergelijke, aan een gebouw ondergeschikte<br />

bouwdelen, buiten beschouwing blijven voor zover:<br />

1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van de oppervlakte van<br />

de hoofdmassa bedraagt;<br />

2. de vergroting ten hoogste 1,15 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw<br />

bedraagt.<br />

Gevelbreedte<br />

De maat, gemeten tussen de hoofdzijgevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.<br />

Goothoogte<br />

De hoogte in meters vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord<br />

of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.<br />

Oppervlakte<br />

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts<br />

geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het<br />

bouwwerk.<br />

Oppervlakte van een overkapping<br />

Tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van<br />

het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.<br />

Peil<br />

a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van<br />

de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.<br />

b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet grenst aan de weg: de hoogte van het<br />

afgewerkte terrein, na voltooiing van de bouw, ter plaatse van de hoofdtoegang.<br />

12 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


2.2 Ondergeschikte bouwdelen<br />

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen<br />

zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en<br />

kroonlijsten, zonneluifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding<br />

niet meer bedraagt dan 0,3 m en de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 13


14 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels<br />

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening<br />

3.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn bestemd voor:<br />

a. gebouwen ten behoeve van het algemeen nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten<br />

behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, niet zijnde<br />

geluidszoneringsplichtige inrichtingen,<br />

b. in- en uitritten;<br />

c. verhardingen, verkeers- en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het<br />

bepaalde in artikel 20.<br />

3.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.<br />

b. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

c. De bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

3.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen.<br />

3.4 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder b<br />

ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk<br />

6 m en 10 m. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing leidt niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 15


Artikel 4 Gemengd - 3<br />

4.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Gemengd - 3' zijn bestemd voor:<br />

a. dienstverlening;<br />

b. kantoren;<br />

c. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';<br />

d. aan-huis-verbonden beroepen;<br />

e. internetverkoop;<br />

f. bed & breakfast;<br />

g. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />

20;<br />

h. tuin en groenvoorzieningen;<br />

i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

4.2 Bouwregels<br />

4.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />

b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />

2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />

c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

d. Het aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag niet meer bedragen dan 1.<br />

e. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />

splitsing is niet toegestaan.<br />

4.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />

b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd, met een maximum oppervlak van 60 m 2 .<br />

c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />

respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />

d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />

d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

4.2.4 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />

16 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


4.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen.<br />

4.4 Afwijken van de bouwregels<br />

4.4.1 Situering erfbebouwing<br />

Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 4.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />

a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />

b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />

4.4.2 Goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder<br />

c ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />

voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

4.5 Specifieke gebruiksregels<br />

4.5.1 Begane grond<br />

Ten aanzien van het gebruik van gebouwen geldt dat een functie anders dan wonen uitsluitend wordt<br />

uitgeoefend op de begane grond.<br />

4.5.2 Algemeen<br />

Voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop gelden de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Het gebruik vindt plaats in een woning en blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de<br />

woonfunctie.<br />

b. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />

c. Het bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de<br />

oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m 2 .<br />

d. Het bepaalde onder c is uitsluitend van toepassing voor zover het gebruik plaatsvindt op de<br />

verdieping.<br />

e. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />

onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />

f. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />

beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 17


4.5.3 Bed & breakfast<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.5.2 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />

uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />

a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />

b. In afwijking van het bepaalde in lid 4.5.2 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />

locatie.<br />

c. In afwijking van het bepaalde in lid 4.5.2 onder f dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />

vinden.<br />

4.5.4 Aan-huis-verbonden beroepen<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.5.2 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />

de Wet Milieubeheer.<br />

b. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />

aan-huis-verbonden beroep.<br />

c. Een aan-huis-verbonden beroep mag tevens worden uitgeoefend in een bijgebouw waarbij de<br />

afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer mag bedragen dan 10 m.<br />

4.5.5 Internetverkoop<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.5.2 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />

a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />

b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />

c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van<br />

goederen.<br />

d. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van<br />

goederen.<br />

4.5.6 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van gebouwen voor bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.<br />

b. Het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />

(functioneel ondergeschikt).<br />

c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

d. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel en horeca.<br />

e. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwd deel<br />

van het terrein, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />

4.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

4.6.1 Mantelzorg<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.6 onder a<br />

ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />

woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />

a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />

te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />

b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />

of bedrijven;<br />

c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />

bepaalde in lid 4.2.2 onder b;<br />

d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />

mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />

18 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 5 Gemengd - 5<br />

5.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Gemengd - 5' zijn bestemd voor:<br />

a. detailhandel, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, met in achtneming van het bepaalde<br />

in 5.5.2 en 5.5.3,<br />

b. dienstverlening;<br />

c. publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen;<br />

d. wonen;<br />

e. aan-huis-verbonden beroepen;<br />

f. internetverkoop;<br />

g. bed & breakfast;<br />

h. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' een supermarkt; een tweede supermarkt is niet<br />

toegestaan;<br />

i. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />

20;<br />

j. tuin en groenvoorzieningen;<br />

k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

5.2 Bouwregels<br />

5.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />

b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />

2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />

c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

d. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />

splitsing is niet toegestaan.<br />

5.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />

b.<br />

Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd, met een maximum van 60 m 2.<br />

c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />

respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />

d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;<br />

c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;<br />

d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 19


5.2.4 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />

5.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen;<br />

c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />

'specieke bouwaanduiding - rijksmonument', of 'specieke bouwaanduiding - gemeentemonument'.<br />

5.4 Afwijken van de bouwregels<br />

5.4.1 Situering erfbebouwing<br />

Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 5.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />

a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />

b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />

5.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder c<br />

ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />

voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

5.5 Specifieke gebruiksregels<br />

5.5.1 Begane grond<br />

Ten aanzien van het gebruik van gebouwen geldt dat een functie anders dan wonen uitsluitend wordt<br />

uitgeoefend op de begane grond, met uitzondering van het gebruik zoals bedoeld in lid 5.5.4.<br />

5.5.2 Uitbreiding detailhandelsactiviteiten<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1 onder a, mogen de detailhandelsactiviteiten niet worden<br />

uitgebreid. De omvang van de detailhandelsactiviteiten is opgenomen in bijlage 1 van deze regels.<br />

5.5.3 Nieuwvestiging detailhandel<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1 onder a is nieuwvestiging van detailhand niet toegestaan.<br />

20 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


5.5.4 Algemeen bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop<br />

Voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop gelden de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Het gebruik vindt plaats in een woning en blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de<br />

woonfunctie.<br />

b. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />

c. Het bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de<br />

oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m 2 .<br />

d. Het bepaalde onder c is uitsluitend van toepassing voor zover het gebruik plaatsvindt op de<br />

verdieping.<br />

e. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />

onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />

f. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />

beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />

5.5.5 Bed & breakfast<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.4 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />

uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />

a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />

b. In afwijking van het bepaalde in lid 5.5.4 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />

locatie.<br />

c. In afwijking van het bepaalde in lid 5.5.4 onder f dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />

vinden.<br />

5.5.6 Aan-huis-verbonden beroepen<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.4 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />

de Wet Milieubeheer.<br />

b. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />

aan-huis-verbonden beroep.<br />

c. Een aan-huis-verbonden beroep mag tevens worden uitgeoefend in een bijgebouw waarbij de<br />

afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer mag bedragen dan 10 m.<br />

5.5.7 Internetverkoop<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.4 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />

a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />

b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />

c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van<br />

goederen.<br />

d. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van<br />

goederen.<br />

5.5.8 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.<br />

b. Het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />

(functioneel ondergeschikt).<br />

c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca.<br />

d. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

e. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwd deel<br />

van het terrein, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 21


5.5.9 Publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen<br />

Het gebruik voor publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen is alleen toegestaan indien<br />

voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:<br />

a. De publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen dienen een ondersteunende bijdrage te<br />

leveren aan de vorming van een compact winkelgebied binnen wijkwinkelcentrum 't Zuid.<br />

b. De verkeersaantrekkende werking mag niet te groot zijn en mag geen overlast opleveren in dit<br />

compacte winkelgebied binnen wijkwinkelcentrum 't Zuid.<br />

c. De publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen leveren geen geen extra parkeeroverlast op<br />

in het compacte winkelgebied binnen wijkwinkelcentrum 't Zuid, waarbij moet worden voldaan aan<br />

het bepaalde in artikel 20.<br />

5.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

5.6.1 Uitbreiding bestaande detailhandel<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.5.2 voor het uitbreiden<br />

van het bestaand aantal m 2 wvo zoals aangegeven in bijlage 1, onder de volgende voorwaarden:<br />

a. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 10% van het bestaand aantal m 2 wvo, zoals<br />

aangegeven in bijlage 1;<br />

b. In afwijking van het bepaalde onder a is uitbreiding van meer dan 10% van het bestaand aantal<br />

m 2 wvo, zoals aangegeven in bijlage 1, toegestaan, met dien verstande dat voor deze extra<br />

uitbreiding dan wel voor de nieuwvestiging als bedoeld in lid 5.6.2 onder a niet meer dan 230 m 2<br />

mag worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Gemengd - 5';<br />

c. Bij uitbreiding als bedoeld onder a en/of b moet (door aanleg van parkeerplaatsen) voorzien<br />

worden in extra parkeerruimte ten opzichte van het huidige aanbod aan parkeerruimte waarbij:<br />

1. een parkeernorm van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o. moet worden aangehouden;<br />

2. de afmeting van de extra parkeerplaatsen/parkeerruimte moet voldoen aan de eisen gesteld<br />

in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW overeenkomstig<br />

artikel 20;<br />

3. de extra parkeervoorzieningen op redelijke afstand moeten worden gerealiseerd tot maximaal<br />

een afstand van 150 meter vanaf het gemengd gebied met de bestemmingen Gemengd - 5<br />

en/of Gemengd - 6.<br />

5.6.2 Nieuwvestiging detailhandel<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.5.3 voor de nieuwvestiging<br />

van detailhandel onder de volgende voorwaarden:<br />

a. De nieuwvestiging mag geen omvang hebben van meer dan 60 m 2 wvo, met dien verstande dat<br />

voor nieuwvestigingen dan wel voor extra uitbreidingen als bedoeld in lid 5.6.1 onder b niet meer<br />

dan 230 m 2 mag worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Gemengd - 5';<br />

b. Bij nieuwvestiging als bedoeld onder a moet (door aanleg van parkeerplaatsen) voorzien worden<br />

in extra parkeerruimte ten opzichte van het huidige aanbod aan parkeerruimte waarbij:<br />

1. een parkeernorm van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o. moet worden aangehouden;<br />

2. de afmeting van de extra parkeerplaatsen/parkeerruimte moet voldoen aan de eisen gesteld<br />

in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW overeenkomstig<br />

artikel 20;<br />

3. de extra parkeervoorzieningen op redelijke afstand moeten worden gerealiseerd tot maximaal<br />

een afstand van 150 meter vanaf het gemengd gebied met de bestemmingen Gemengd - 5<br />

en/of Gemengd - 6.<br />

22 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


5.6.3 Mantelzorg<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.8 onder a<br />

ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />

woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />

a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />

te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />

b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />

of bedrijven;<br />

c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />

bepaalde in lid 5.2.2 onder b;<br />

d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />

mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 23


Artikel 6 Gemengd - 6<br />

6.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Gemengd - 6' zijn bestemd voor:<br />

a. bestaande detailhandel zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, met inachtneming van het<br />

bepaalde in artikel 6.5.2 en 6.5.3,<br />

b. dienstverlening;<br />

c. publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen;<br />

d. kantoren;<br />

e. culturele en creatieve activiteiten en aan de functie ondergeschikte horeca;<br />

f. bestaande horeca-activiteiten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding horeca, met bijbehorende<br />

maximale categorieaanduiding;<br />

g. wonen;<br />

h. aan-huis-verbonden beroepen;<br />

i. internetverkoop;<br />

j. bed & breakfast;<br />

k. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />

20;<br />

l. tuin en groenvoorzieningen;<br />

m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

6.2 Bouwregels<br />

6.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />

b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />

2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />

c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

d. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />

splitsing is niet toegestaan.<br />

6.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />

b.<br />

Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd, met een maximum van 60 m 2.<br />

c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />

respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />

d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />

d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

24 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


6.2.4 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />

6.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen;<br />

c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />

'specieke bouwaanduiding - rijksmonument', of 'specifieke bouwaanduiding -<br />

gemeentemonument'.<br />

6.4 Afwijken van de bouwregels<br />

6.4.1 Situering erfbebouwing<br />

Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 6.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />

a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />

b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />

6.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c<br />

ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />

voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval);<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

6.5 Specifieke gebruiksregels<br />

6.5.1 Begane grond<br />

Ten aanzien van het gebruik van gebouwen geldt dat een functie anders dan wonen uitsluitend wordt<br />

uitgeoefend op de begane grond met uitzondering van het gebruik zoals bedoeld in 6.5.4.<br />

6.5.2 Uitbreiding bestaande detailhandelsactiviteiten<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.1 onder a, mogen de bestaande detailhandelsactiviteiten niet<br />

worden uitgebreid. De omvang van de bestaande detailhandelsactiviteiten is opgenomen in bijlage 1<br />

van deze regels.<br />

6.5.3 Nieuwvestiging detailhandel<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.1 onder a is nieuwvestiging van detailhand niet toegestaan.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 25


6.5.4 Algemeen bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop<br />

Voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop gelden de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Het gebruik vindt plaats in een woning en blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de<br />

woonfunctie.<br />

b. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />

c. Het bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de<br />

oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m 2 .<br />

d. Het bepaalde onder c is uitsluitend van toepassing voor zover het gebruik plaatsvindt op de<br />

verdieping.<br />

e. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />

onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />

f. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />

beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />

6.5.5 Bed & breakfast<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.4 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />

uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />

a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />

b. In afwijking van het bepaalde in lid 6.5.4 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />

locatie.<br />

c. In afwijking van het bepaalde in lid 6.5.4 onder f dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />

vinden.<br />

6.5.6 Aan-huis-verbonden beroepen<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.4 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />

de Wet Milieubeheer.<br />

b. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />

aan-huis-verbonden beroep.<br />

c. Een aan-huis-verbonden beroep mag tevens worden uitgeoefend in een bijgebouw waarbij de<br />

afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer mag bedragen dan 10 m.<br />

6.5.7 Internetverkoop<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.4 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />

a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />

b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />

c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van<br />

goederen.<br />

d. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van<br />

goederen.<br />

6.5.8 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. het gebruik van gebouwen voor bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen';<br />

b. het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />

(functioneel ondergeschikt);<br />

c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening;<br />

d. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwd deel<br />

van het terrein, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />

26 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


6.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

6.6.1 Uitbreiding bestaande detailhandel<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.5.2 voor het uitbreiden van<br />

het bestaand aantal m 2 wvo zoals aangegeven in bijlage 1, onder de volgende voorwaarden:<br />

a. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 10% van het bestaand aantal m 2 wvo, zoals<br />

aangegeven in bijlage 1;<br />

b. Bij uitbreiding als bedoeld onder a moet (door aanleg van parkeerplaatsen) voorzien worden in<br />

extra parkeerruimte ten opzichte van het huidige aanbod aan parkeerruimte waarbij:<br />

1. een parkeernorm van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o. moet worden aangehouden;<br />

2. de afmeting van de extra parkeerplaatsen/parkeerruimte moet voldoen aan de eisen gesteld<br />

in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW overeenkomstig<br />

artikel 20;<br />

3. de extra parkeervoorzieningen op redelijke afstand moeten worden gerealiseerd tot maximaal<br />

een afstand van 150 meter vanaf het gemengd gebied met de bestemmingen Gemengd - 5<br />

en/of Gemengd - 6.<br />

6.6.2 Mantelzorg<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.8 onder a<br />

ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />

woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />

a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />

te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />

b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />

of bedrijven;<br />

c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />

bepaalde in lid 6.2.2 onder b;<br />

d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />

mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />

6.7 Wijzigingsbevoegdheid<br />

6.7.1 Horeca<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />

ruimtelijke ordening een aanduiding 'horeca' op te nemen ten behoeve van horecabedrijven<br />

behorende tot categorie 1, 2 en 3 onder de volgende voorwaarden:<br />

a. Een horecabedrijf elders binnen de bestemming moet zijn activiteiten hebben stopgezet.<br />

b. De aanduiding ter plaatse van het op de verbeelding onder a bedoelde horecabedrijf moet<br />

tegelijkertijd met deze wijziging worden geschrapt.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 27


Artikel 7 Groen<br />

7.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming ‘Groen’ zijn bestemd voor:<br />

a. groenvoorzieningen;<br />

b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

c. verhardingen, fiets- en voetpaden;<br />

d. (dag)recreatief medegebruik;<br />

e. speelvoorzieningen;<br />

f. hondenuitlaatvoorzieningen;<br />

g. bestaande inritten en parkeervoorzieningen;<br />

h. bestaande nutsvoorzieningen.<br />

7.2 Bouwregels<br />

7.2.1 Gebouwen<br />

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van verlichtingsmasten, vlaggenmasten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan<br />

6 m.<br />

c. De hoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

7.3 Afwijken van de bouwregels<br />

7.3.1 Afrastering<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder a<br />

voor een afrastering rond een trapveldje waar doelen zijn opgesteld, met een hoogte van niet meer<br />

dan 5 m.<br />

7.3.2 Speelvoorzieningen<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder c<br />

voor het oprichten van speeltoestellen met een hoogte van niet meer dan 5 m.<br />

7.4 Specifieke gebruiksregels<br />

7.4.1 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

b. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel en horeca.<br />

c. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen.<br />

d. Het gebruik van gronden als parkeervoorziening, met uitzondering van bestaande<br />

parkeervoorzieningen.<br />

e. Het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans, voer- en<br />

vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.<br />

28 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


7.5 Wijzigingsbevoegdheid<br />

7.5.1 Wijziging naar "Wonen' of 'Tuin'<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />

ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’<br />

of ‘Tuin’, mits:<br />

a. aan de gronden ter plaatse van het wijzigingsgebied geen bouwvlak wordt toegekend;<br />

b. de regels behorende bij de nieuwe desbetreffende bestemming van toepassing worden verklaard.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 29


Artikel 8 Kantoor<br />

8.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Kantoor' zijn bestemd voor:<br />

a. kantoren;<br />

b. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />

20;<br />

c. tuinen en groenvoorzieningen;<br />

d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

8.2 Bouwregels<br />

8.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.<br />

b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />

2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />

c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

8.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />

b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd, met een maximum van 60 m 2 .<br />

c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />

respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />

d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />

d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

8.2.4 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />

8.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen.<br />

30 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


8.4 Afwijken van de bouwregels<br />

8.4.1 Situering erfbebouwing<br />

Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 8.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />

a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />

b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />

8.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder c<br />

ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />

voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

8.5 Specifieke gebruiksregels<br />

8.5.1 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;<br />

b. het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />

(functioneel ondergeschikt);<br />

c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening;<br />

d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca;<br />

e. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwde<br />

deel van het bouwperceel, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 31


Artikel 9 Maatschappelijk - 1<br />

9.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - 1' zijn bestemd voor:<br />

a. maatschappelijke voorzieningen;<br />

b. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';<br />

c. verhardingen en verkeers- en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het<br />

bepaalde in artikel 20;<br />

d. tuinen en groenvoorzieningen;<br />

e. speelvoorzieningen;<br />

f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

9.2 Bouwregels<br />

9.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />

b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;<br />

c. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

1. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.<br />

2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />

d. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

e. Het aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag niet meer bedragen dan 1.<br />

f. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />

splitsing is niet toegestaan.<br />

9.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing mag zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.<br />

b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd met een maximum oppervlak van 60 m 2 .<br />

c. Erfbebouwing dient 3 m achter het verlengde van de naar de openbare weg gekeerde grens van<br />

het bouwvlak te worden gebouwd.<br />

d. In aanvulling op het bepaalde onder c mag niet worden gebouwd voor het verlengde van de<br />

voorgevellijn van de om de hoek gelegen bebouwing.<br />

e. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,25 m en 5 m.<br />

f. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />

d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

9.2.4 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />

32 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


9.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen.<br />

9.4 Afwijken van de bouwregels<br />

9.4.1 Situering erfbebouwing<br />

Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 9.2.2 onder c ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />

a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />

b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />

9.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder d<br />

ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot respectievelijk 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />

voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

9.5 Specifieke gebruiksregels<br />

9.5.1 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van gebouwen voor bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.<br />

b. Het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />

(functioneel ondergeschikt).<br />

c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

d. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca.<br />

e. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwde<br />

deel van het bouwperceel, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />

9.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

9.6.1 Mantelzorg<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.1 onder a<br />

ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />

woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />

a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />

te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />

b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />

of bedrijven;<br />

c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />

bepaalde in lid 9.2.2 onder b;<br />

d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />

mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 33


Artikel 10 Molen<br />

10.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Molen' zijn bestemd voor:<br />

a. het behoud van de aanwezige molen met bijbehorende molenbelt;<br />

b. instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'.<br />

10.2 Bouwregels<br />

Voor de bouw van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Er is maximaal 1 molen toegestaan binnen het bouwvlak.<br />

b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.<br />

c. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de<br />

aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.<br />

d. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, met dien verstande dat de hoogte niet<br />

meer bedraagt dan 1 m, tenzij het betreft een schutsboom waarvan de hoogte niet meer mag<br />

bedragen dan 12 meter.<br />

10.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het verbouwen van panden met de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', voor zover deze eisen betrekking hebben op de<br />

cultuurhistorische waarden van het betreffende rijksmonument. Zij winnen ter zake advies in bij de<br />

Rijksdienst monumentenzorg.<br />

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van<br />

werkzaamheden<br />

10.4.1 Verbod<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken,<br />

geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te<br />

oefenen:<br />

a. het geheel of gedeeltelijk afgraven van de molenbelt;<br />

b. het aanplanten van bomen of andere hoogopgaande gewassen;<br />

c. het aanbrengen van bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en<br />

daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.<br />

10.4.2 Uitzonderingen<br />

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van<br />

werkzaamheden is vereist voor werken en/of werkzaamheden van geringe omvang, dan wel voor het<br />

normale onderhoud.<br />

10.4.3 Toelaatbaarheid<br />

De werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door deze werken en/of<br />

werkzaamheden de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.<br />

34 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 11 Tuin<br />

11.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor:<br />

a. tuinen danwel groenvoorzieningen;<br />

b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

11.2 Bouwregels<br />

11.2.1 Gebouwen<br />

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

11.2.2 Aanbouwen, overkappingen en carports<br />

Binnen deze bestemming mag uitsluitend een aanbouw en overkapping aan de gevel van een<br />

hoofdgebouw, gelegen op hetzelfde perceel, worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de<br />

volgende bepalingen :<br />

a. De bouw- en goothoogte van de aanbouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3,25 m.<br />

b. De breedte van een aanbouw mag niet meer bedragen dan 50% van de voorgevel van het<br />

hoofdgebouw.<br />

c. De breedte van een aanbouw in combinatie met een overkapping mag niet meer bedragen dan<br />

75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de breedte<br />

van de aanbouw niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw<br />

bedraagt.<br />

d. De diepte van een aanbouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 1 m uit de voorgevel<br />

van het hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming.<br />

e. De afstand van een aanbouw of overkapping tot de voorste perceelgrens moet tenminste 1 m<br />

bedragen.<br />

f. Een carport dient tenminste 1 m achter de voorgevellijn te zijn gesitueerd en is afgedekt met een<br />

plat dak met een hoogte van niet meer dan 3 m. De oppervlakte telt mee bij de totale oppervlakte<br />

aan erfbebouwing zoals dat geldt voor de aangrenzende bestemming.<br />

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

11.3 Nadere eisen<br />

11.3.1 Algemeen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen;<br />

c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument' of 'specifieke bouwaanduiding -<br />

rijksmonument'.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 35


11.3.2 <strong>Gemeente</strong>monument<br />

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het verbouwen van panden met de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument', voor zover deze eisen betrekking hebben op de<br />

cultuurhistorische waarden van het betreffende gemeentelmonument. Zij winnen ter zake advies in bij<br />

de monumentencommissie.<br />

11.4 Afwijken van de bouwregels<br />

11.4.1 Hoogte erfafscheidingen<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.3 ten<br />

behoeve van een erfafscheiding met een hoogte van niet meer dan 2 m aan de naar de weg<br />

gekeerde zijkant van een hoekwoning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders<br />

wordt voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De erfafscheiding heeft een open karakter (gaaswerk of iets dergelijks), die uitsluitend in<br />

combinatie met beplanting een dicht karakter mag hebben.<br />

b. De erfafscheiding moet passen binnen de beeldkwaliteit in de naaste omgeving.<br />

c. De erfafscheiding mag niet tot een verslechtering van de verkeersveiligheid leiden.<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afstand van de<br />

erfafscheiding tot het openbaar gebied.<br />

11.5 Specifieke gebruiksregels<br />

11.5.1 Parkeervoorzieningen<br />

Behoudens op de oprit voor een carport of garage mogen binnen de bestemming 'Tuin' tussen het<br />

verlengde van de zijgevellijnen van het hoofdgebouw geen parkeervoorzieningen worden aangelegd,<br />

tenzij:<br />

a. de breedte van het bouwperceel ten minste 10 m bedraagt;<br />

b. de afstand tussen hoofdgebouw en de bestemming ‘Verkeer - 2’ ten minste 5 m bedraagt;<br />

c. de aanleg van de parkeervoorziening niet ten koste gaat van parkeerruimte in de openbare<br />

ruimte.<br />

11.5.2 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van de gronden of bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

a. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca.<br />

b. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen of goederen.<br />

c. Het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans, voer- en<br />

vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.<br />

36 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 12 Verkeer - 2<br />

12.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Verkeer - 2' zijn bestemd voor:<br />

a. verharde en onverharde wegen, fiets- en voetpaden met bijbehorende kunstwerken, trottoirs,<br />

bermen en verkeerskundige voorzieningen;<br />

b. parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 20;<br />

c. groenvoorzieningen;<br />

d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

e. straatmeubilair, speelvoorzieningen en kunstwerken;<br />

f. nutsvoorzieningen.<br />

12.2 Bouwregels<br />

12.2.1 Gebouwen<br />

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 12 m.<br />

b. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />

c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten dienste<br />

van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

12.3 Specifieke gebruiksregels<br />

12.3.1 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van de gronden of bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

b. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca.<br />

c. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen of goederen en goederen.<br />

d. Het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans en voer- en<br />

vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.<br />

12.4 Wijzigingsbevoegdheid<br />

12.4.1 Wijziging naar 'Wonen' of 'Tuin'<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />

ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’<br />

of ‘Tuin’, mits:<br />

a. aan de gronden ter plaatse van het wijzigingsgebied geen bouwvlak wordt toegekend.<br />

b. de regels behorende bij de nieuwe desbetreffende bestemming van toepassing worden verklaard.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 37


Artikel 13 Wonen<br />

13.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor;<br />

a. wonen;<br />

b. aan-huis-verbonden beroepen;<br />

c. internetverkoop;<br />

d. bed & breakfast;<br />

e. tuinen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen, waarbij moet worden voldaan aan het<br />

bepaalde in artikel 20;<br />

f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

g. instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument';<br />

h. een groothandel in groenten en fruit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' tot een<br />

maximaal oppervlakte van 480 m 2 .<br />

13.2 Bouwregels<br />

13.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />

b. Ter plaatse van de aanduiding:<br />

1. 'aaneengebouwd';<br />

2. twee-aaneen';<br />

3. 'vrijstaand'<br />

mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.<br />

c. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />

splitsing is niet toegestaan.<br />

d. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding ter plaatse<br />

van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.<br />

e. Indien de goot- en bouwhoogte niet is aangegeven op de verbeelding mag de bestaande goot- en<br />

bouwhoogte niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte<br />

van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

13.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor het bouwen van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de oppervlakte aan<br />

erfbebouwing gelegen binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend bij de bepaling van de<br />

oppervlakte genoemd onder b.<br />

b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd met een maximum oppervlak van 100 m 2.<br />

c. Bij het bepalen van de oppervlakte aan erfbebouwing wordt een niet overdekt zwembad met een<br />

oppervlak van niet meer dan 50 m 2 buiten beschouwing gelaten, mits het perceel, met inbegrip<br />

van het zwembad, voor niet meer dan 50% is bebouwd.<br />

d. Bij vrijstaande hoofdgebouwen mag slechts aan één zijkant van het hoofdgebouw erfbebouwing<br />

worden gebouwd.<br />

e. De goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk<br />

3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />

f. Een carport dient op ten minste 1 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />

g. In afwijking van lid 13.2.2 onder e mag de hoogte van een carport niet meer bedragen dan 3 m en<br />

dient deze afgedekt te zijn met een plat dak.<br />

38 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

13.2.4 Dakopbouw<br />

Voor het bouwen van een dakopbouw gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoofdmassa van de dakopbouw is aan de achterzijde van de woning gesitueerd.<br />

b. De dakhelling is gelijk aan die van het bestaande dak.<br />

c. De kozijnhoogte bedraagt ten hoogste 0,9 m.<br />

d. Onverminderd het bepaalde in lid a, b en c mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan<br />

respectievelijk 6 m en 10 m.<br />

Het bevoegd gezag kan met betrekking tot deze bepalingen advies vragen aan de<br />

welstandscommissie.<br />

13.2.5 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld.<br />

13.3 Nadere eisen<br />

13.3.1 Algemeen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen.<br />

c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />

'specifeke bouwaanduiding - rijksmonument' of 'specifieke bouwaanduiding -<br />

gemeentemonument'.<br />

13.3.2 <strong>Gemeente</strong>monument<br />

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het verbouwen van panden met de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument', voor zover deze eisen betrekking hebben op de<br />

cultuurhistorische waarden van het betreffende gemeentemonument. Zij winnen ter zake advies in bij<br />

de monumentencommissie.<br />

13.4 Afwijken van de bouwregels<br />

13.4.1 Aanbouw<br />

Het bevoegd gezag kan bij vrijstaande woningen met een omgevingsvergunning afwijken van het<br />

bepaalde in lid 13.2.2 sub d, ten behoeve van een aanbouw aan de andere zijgevel van het<br />

hoofdgebouw mits:<br />

a. de aanbouw niet meer bedraagt dan 50% van de lengte van de zijgevel van de hoofdmassa;<br />

b. de diepte vanuit de tweede zijgevel niet meer bedraagt dan 2 m;<br />

c. de bouwhoogte niet meer bedraagt 3,25 m;<br />

d. de afstand van de aanbouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder bedraagt dan 3 m.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 39


13.4.2 Goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 onder d<br />

en e ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m. Hierbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Wanneer het hoofdgebouw is gelegen binnen de vrijwaringszone – molenbiotoop moet zijn<br />

aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig<br />

functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als<br />

landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende kan worden<br />

tegemoetgekomen.<br />

d. Hierbij moet vooraf advies worden ingewonnen van de beheerder van de molen.<br />

Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen bij onafhankelijke<br />

deskundigen.<br />

13.5 Specifieke gebruiksregels<br />

13.5.1 Algemeen<br />

Voor aan-huis-verbonden beroepen, bed & breakfast en internetverkoop gelden de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />

b. Het gebruik blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de woonfunctie.<br />

c. Het gezamenlijke oppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van het<br />

gezamenlijke gebruiksvloeroppervlak van de bebouwing met een maximum van 25 m 2 .<br />

d. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />

onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />

e. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />

beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />

13.5.2 Aan-huis-verbonden beroepen<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 13.5.1 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />

de Wet Milieubeheer;<br />

b. er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />

aan-huis-verbonden beroep;<br />

c. indien het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van<br />

het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.<br />

13.5.3 Bed & breakfast<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 13.5.1 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />

uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />

a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />

b. De uitoefening van een bed & breakfast vindt plaats in het hoofdgebouw.<br />

c. In afwijking van het bepaalde in lid 13.5.1 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />

locatie.<br />

d. In afwijking van het bepaalde in lid 13.5.1 onder e dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />

vinden.<br />

40 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


13.5.4 Internetverkoop<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 13.5.1 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />

a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />

b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />

c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen en betalen<br />

van goederen.<br />

d. Indien de internetverkoop wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw<br />

tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.<br />

13.5.5 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.<br />

b. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca.<br />

c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel:<br />

1. bij aan-huis-verbonden beroepen, voor zover ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />

aan-huis-verbonden beroep;<br />

2. door middel van internetverkoop.<br />

d. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen.<br />

e. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

13.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

13.6.1 Mantelzorg<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5.5 onder<br />

a ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />

woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />

a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />

te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />

b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />

of bedrijven;<br />

c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m2, onverminderd het<br />

bepaalde in lid 13.2.2 onder b.<br />

d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />

mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 41


Artikel 14 Waarde - Archeologie 2<br />

14.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />

voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de<br />

grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.<br />

14.2 Bouwregels<br />

a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende<br />

bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van<br />

bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m ten<br />

opzichte van het maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de<br />

gronden die blijkens die aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag<br />

in voldoende mate zijn vastgesteld en waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de<br />

archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.<br />

b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden<br />

door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het<br />

bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de activiteit<br />

(althans uitvoering van een bouw- of aanlegplan), archeologische waarden in de bodem<br />

kunnen worden behouden.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

14.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />

14.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie<br />

afdoende is vastgesteld naar het oordeel van het bevoegd gezag.<br />

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

14.4.1 Werken en werkzaamheden<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />

werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />

a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen dieper dan 0,3 m ten opzichte<br />

van het maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;<br />

b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen,<br />

waarbij de stobben worden verwijderd;<br />

c. het ophogen en egaliseren van gronden;<br />

d. het verlagen van het waterpeil;<br />

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze indrijven van objecten in de bodem;<br />

f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />

g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waaronder<br />

begrepen boomteelt en graszodenteelt;<br />

h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende<br />

constructies;<br />

i. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;<br />

j. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt<br />

dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld.<br />

42 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


14.4.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />

a. ten hoogste 0,3 m reiken óf dieper reiken dan 0,3 m én een verstoringsoppervlakte hebben van<br />

ten hoogste 100 m2;<br />

b. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits<br />

door een ter zake deskundige;<br />

c. het normale onderhoud, beheer en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis<br />

zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen<br />

en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;<br />

d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />

worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.<br />

14.4.3 Toelaatbaarheid<br />

De in lid 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen<br />

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden<br />

van de gronden.<br />

14.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk<br />

14.5.1 Slopen<br />

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen, delen van<br />

gebouwen dan wel andere bouwwerken te slopen.<br />

14.5.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 14.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:<br />

a. sloopwerkzaamheden ter uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 14.2 in acht is<br />

genomen;<br />

b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van<br />

deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale<br />

gebruik overeenkomstig de bestemming;<br />

c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.<br />

14.5.3 Toelaatbaarheid<br />

a. De in lid 14.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk<br />

voor het in de enkelbestemming toegestane gebruik van de grond, en in geval van gedeeltelijke<br />

sloop, indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de<br />

archeologische waarde van de gronden.<br />

b. Het bevoegd gezag kan één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de in lid<br />

14.5.1 bedoelde omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden<br />

in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende<br />

bodemlaag, rijplaten of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

c. Indien tijdens werken of werkzaamheden vondsten van hoge waarde worden aangetroffen, dan<br />

wordt hier terstond melding van gemaakt bij het bevoegd gezag die vervolgens in het belang van<br />

de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 43


14.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />

14.6.1 Ligging, omvang, wijzigen of verwijderen<br />

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de<br />

Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:<br />

1. de ligging van de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' te verschuiven;<br />

2. de omvang van de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' te vergroten of verkleinen;<br />

3. de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen;<br />

4. de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' te wijzigen in de bestemming 'Waarde –<br />

Archeologie 3' of 'Waarde – Archeologie 4' voor zover de geconstateerde aan- of afwezigheid<br />

van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch<br />

onderzoek, daartoe aanleiding geeft.<br />

b. Alvorens het plan te wijzigen wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het<br />

terrein van de archeologische monumentenzorg.<br />

44 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 15 Waarde - Archeologie 3<br />

15.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />

voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de<br />

grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.<br />

15.2 Bouwregels<br />

a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende<br />

bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van<br />

bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m ten<br />

opzichte van het maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de<br />

gronden die blijkens die aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag<br />

in voldoende mate zijn vastgesteld en waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de<br />

archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.<br />

b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden<br />

door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het<br />

bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de activiteit<br />

(althans uitvoering van een bouw- of aanlegplan), archeologische waarden in de bodem<br />

kunnen worden behouden.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

15.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />

15.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie<br />

afdoende is vastgesteld naar het oordeel van het bevoegd gezag.<br />

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

15.4.1 Werken en werkzaamheden<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />

werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />

a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen dieper dan 0,3 m ten opzichte<br />

van het maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;<br />

b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen,<br />

waarbij de stobben worden verwijderd;<br />

c. het ophogen en egaliseren van gronden;<br />

d. het verlagen van het waterpeil;<br />

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze indrijven van objecten in de bodem;<br />

f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />

g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waaronder<br />

begrepen boomteelt en graszodenteelt;<br />

h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende<br />

constructies;<br />

i. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;<br />

j. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt<br />

dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 45


15.4.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />

a. ten hoogste 0,3 m (of 0,5 m bij esdekken en agrarisch bestemde gronden) reiken óf dieper reiken<br />

dan 0,3 m én een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 250 m2;<br />

b. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits<br />

door een ter zake deskundige;<br />

c. het normale onderhoud, beheer en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis<br />

zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen<br />

en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;<br />

d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />

worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.<br />

15.4.3 Toelaatbaarheid<br />

De in lid 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen<br />

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden<br />

van de gronden.<br />

15.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk<br />

15.5.1 Slopen<br />

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen, delen van<br />

gebouwen dan wel andere bouwwerken te slopen.<br />

15.5.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:<br />

a. sloopwerkzaamheden ter uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 15.2 in acht is<br />

genomen.<br />

b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van<br />

deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale<br />

gebruik overeenkomstig de bestemming;<br />

c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.<br />

15.5.3 Toelaatbaarheid<br />

a. De in lid 15.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien<br />

noodzakelijk voor het in de enkelbestemming toegestane gebruik van de grond, en in geval van<br />

gedeeltelijke sloop, indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting<br />

plaatsvindt van de archeologische waarde van de gronden.<br />

b. Het bevoegd gezag kan één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de in lid<br />

15.5.1 bedoelde omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden<br />

in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende<br />

bodemlaag, rijplaten of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

c. Indien tijdens werken of werkzaamheden vondsten van hoge waarde worden aangetroffen, dan<br />

wordt hier terstond melding van gemaakt bij het bevoegd gezag die vervolgens in het belang van<br />

de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning.<br />

46 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


15.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />

15.6.1 Ligging, omvang, wijzigen of verwijderen<br />

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de<br />

Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:<br />

1. de ligging van de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' te verschuiven;<br />

2. de omvang van de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' te vergroten of verkleinen;<br />

3. de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' van de verbeelding te verwijderen;<br />

4. de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' te wijzigen in de bestemming 'Waarde –<br />

Archeologie 2' of 'Waarde – Archeologie 4' voor zover de geconstateerde aan- of<br />

afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van<br />

archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.<br />

b. Alvorens het plan te wijzigen wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het<br />

terrein van de archeologische monumentenzorg.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 47


Artikel 16 Waarde - Archeologie 4<br />

16.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />

voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de<br />

grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.<br />

16.2 Bouwregels<br />

a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende<br />

bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van<br />

bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m ten<br />

opzichte van het maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de<br />

gronden die blijkens die aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag<br />

in voldoende mate zijn vastgesteld en waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de<br />

archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.<br />

b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden<br />

door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het<br />

bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de activiteit<br />

(althans uitvoering van een bouw- of aanlegplan), archeologische waarden in de bodem<br />

kunnen worden behouden.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

16.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />

16.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie<br />

afdoende is vastgesteld naar het oordeel van het bevoegd gezag.<br />

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

16.4.1 Werken en werkzaamheden<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />

werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />

a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen dieper dan 0,3 m ten opzichte<br />

van het maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;<br />

b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen,<br />

waarbij de stobben worden verwijderd;<br />

c. het ophogen en egaliseren van gronden;<br />

d. het verlagen van het waterpeil;<br />

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze indrijven van objecten in de bodem;<br />

f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />

g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waaronder<br />

begrepen boomteelt en graszodenteelt;<br />

h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende<br />

constructies;<br />

i. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;<br />

j. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt<br />

dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld.<br />

48 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


16.4.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />

a. ten hoogste 0,3 m (of 0,5 m bij esdekken en agrarisch bestemde gronden) reiken óf dieper reiken<br />

dan 0,3 m én een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 500 m2;<br />

b. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits<br />

door een ter zake deskundige;<br />

c. het normale onderhoud, beheer en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis<br />

zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen<br />

en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;<br />

d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />

worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.<br />

16.4.3 Toelaatbaarheid<br />

De in lid 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen<br />

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden<br />

van de gronden.<br />

16.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk<br />

16.5.1 Slopen<br />

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen, delen van<br />

gebouwen dan wel andere bouwwerken te slopen.<br />

16.5.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:<br />

a. sloopwerkzaamheden ter uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 16.2 in acht is<br />

genomen.<br />

b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van<br />

deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale<br />

gebruik overeenkomstig de bestemming;<br />

c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.<br />

16.5.3 Toelaatbaarheid<br />

a. De in lid 16.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk<br />

voor het in de enkelbestemming toegestane gebruik van de grond, en in geval van gedeeltelijke<br />

sloop, indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de<br />

archeologische waarde van de gronden.<br />

b. Het bevoegd gezag kan één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de in lid<br />

16.5.1 bedoelde omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden<br />

in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende<br />

bodemlaag, rijplaten of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

c. Indien tijdens werken of werkzaamheden vondsten van hoge waarde worden aangetroffen, dan<br />

wordt hier terstond melding van gemaakt bij het bevoegd gezag die vervolgens in het belang van<br />

de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 49


16.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />

16.6.1 Ligging, omvang, wijzigen of verwijderen<br />

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de<br />

Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:<br />

1. de ligging van de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' te verschuiven;<br />

2. de omvang van de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' te vergroten of verkleinen;<br />

3. de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' van de verbeelding te verwijderen;<br />

4. de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' te wijzigen in de bestemming 'Waarde –<br />

Archeologie 2' of 'Waarde – Archeologie 3' voor zover de geconstateerde aan- of afwezigheid<br />

van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch<br />

onderzoek, daartoe aanleiding geeft.<br />

b. Alvorens het plan te wijzigen wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het<br />

terrein van de archeologische monumentenzorg.<br />

50 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 17 Waarde - Waardevolle boom<br />

17.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />

voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van waardevolle en bijzondere<br />

boombeplantingen zoals deze zijn aangegeven op de gemeentelijke lijst van waardevolle en<br />

bijzondere bomen, voor zover en zolang aanwezig.<br />

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende<br />

regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.<br />

17.2 Bouwregels<br />

Op de voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd,<br />

behoudens wanneer een omgevingsvergunning ten behoeve van de kap voor de betreffende<br />

boom/bomen onherroepelijk rechtskracht heeft gekregen en er geen herplantplicht op dezelfde locatie<br />

is opgelegd.<br />

17.3 Afwijken van de bouwregels<br />

17.3.1 Afwijken voor het oprichten van bebouwing conform onderliggende bestemming<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 ten<br />

behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen andere bestemmingen,<br />

indien wordt aangetoond dat door het bouwen en/of gebruik van de gronden de conditie,<br />

levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet worden aangetast.<br />

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten aanzien van<br />

de situering en afmetingen van bebouwing.<br />

17.3.2 Bomeneffectrapportage<br />

Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een<br />

bomeneffectrapportage verlangen, waaruit blijkt dat het bouwen geen onevenredig nadelige gevolgen<br />

heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische waarden van de<br />

boom.<br />

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

17.4.1 Werken en werkzaamheden<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />

werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de<br />

andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:<br />

a. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en<br />

daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;<br />

b. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere<br />

oppervlakteverhardingen of verdichting van de bodem;<br />

c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem of andere bodembewerking en<br />

vervanging of uitwisseling van grond;<br />

d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige<br />

waterpartijen en het aanbrengen van drainage;<br />

e. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;<br />

f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze van indrijven van voorwerpen in de<br />

grond;<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 51


g. het verrichten van werkzaamheden met (zware) machines die tot beschadiging van de boom of<br />

verdichting van de grond kunnen leiden;<br />

h. de opslag of het aanbrengen van stoffen of materialen inclusief het (tijdelijk) plaatsen van<br />

schaftketen, toiletten, betonmolens, voertuigen, machines of tijdelijke bouwwerken;<br />

i. het bevestigen van voorwerpen aan of in de boom;<br />

j. het snoeien van takken of het afhakken van wortels van de boom.<br />

17.4.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />

a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, gelet<br />

op de conditie, groeiplaats en levensverwachting van de waardevolle bomen;<br />

b. binnen het kader van het normale bodemgebruik vallen, zoals onkruidbestrijding en planten en<br />

rooien van onderbeplanting;<br />

c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />

worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;<br />

d. gericht zijn op de instandhouding van de waardevolle bomen.<br />

17.4.3 Toelaatbaarheid<br />

a. De in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen<br />

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de waarde van de<br />

boom.<br />

b. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 17.4.1 wordt het advies<br />

ingewonnen van de beheerder.<br />

52 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Hoofdstuk 3 Algemene regels<br />

Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling<br />

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering<br />

is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten<br />

beschouwing.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 53


Artikel 19 Algemene bouwregels<br />

19.1 Bestaande matenregeling<br />

a. Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, met inachtneming van<br />

het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, aanwezig is, dan wel<br />

gebouwd mag worden krachtens een omgevingsvergunning en dat in het plan als gevolg van de<br />

bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten en/of situering afwijken van de<br />

maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse<br />

van de afwijking die afwijkende maten als bepaling van de maatvoering, met dien verstande dat:<br />

1. bestaande maten die meer of minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, ter<br />

plaatse van de afwijking als respectievelijk ten hoogste of ten laagste toelaatbaar worden<br />

geacht, een en ander met uitzondering van de oppervlaktematen voor erfbebouwing op<br />

gronden met de bestemming ‘Wonen’;<br />

2. de (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van wat in hoofdstuk 2 is<br />

bepaald, niet mogen worden vergroot of verhoogd;<br />

3. bij herbouw het bepaalde onder 1 uitsluitend van toepassing is, indien herbouw op dezelfde<br />

plaats plaatsvindt;<br />

4. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing<br />

is.<br />

b. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor erfbebouwing in de bestemming ‘Tuin’, welke<br />

met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht<br />

aanwezig is, maar welke volgens de bepalingen behorende bij de bestemming ‘Tuin’ niet is<br />

toegestaan, ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als bepaling van de maatvoering,<br />

met dien verstande dat:<br />

1. de (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van wat in hoofdstuk 2 is<br />

bepaald, niet mogen worden vergroot of verhoogd;<br />

2. herbouw is uitsluitend toegestaan op dezelfde plaats;<br />

3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing<br />

is.<br />

54 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 20 Parkeernormen<br />

20.1 Gebruiksregels<br />

20.1.1 Gebruiksregels<br />

In geval van vervangende nieuwbouw en/of wijziging en/of uitbreiding van het gebruik van gronden<br />

en/of gebouwen dient op eigen terrein minimaal te worden voldaan aan de in bijlage 2 opgenomen<br />

parkeernormen. Voor de afmetingen van parkeerplaatsen dient te worden voldaan aan de afmetingen<br />

zoals opgenomen in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW.<br />

20.1.2 Afwijking<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 20.1.1, mits:<br />

a. de ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een<br />

onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, en;<br />

b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad<br />

20.1.3 Wijzigingsbevoegdheid<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />

ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de in bijlage 2 opgenomen parkeernormen te wijzigen,<br />

waarbij zij de meest recente versie van de publicatie 317 van het CROW in acht nemen.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 55


Artikel 21 Algemene aanduidingsregels<br />

21.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop<br />

21.1.1 Bouwregels<br />

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen<br />

op deze gronden niet hoger zijn dan de hoogte zoals ter plaatse is aangeduid, dan wel niet hoger dan<br />

de bestaande hoogte indien deze hoger is.<br />

21.1.2 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />

21.1.1 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:<br />

a. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het<br />

toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van<br />

de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan<br />

voldoende kan worden tegemoetgekomen;<br />

b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.<br />

21.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />

zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en<br />

werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’:<br />

1. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond<br />

van het bepaalde in lid 21.1.1 ten hoogste toelaatbare hoogte voor bouwwerken;<br />

2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op<br />

grond van het bepaalde in lid 21.1.1 ten hoogste toelaatbare hoogte voor bouwwerken.<br />

b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:<br />

1. het normale onderhoud betreffen;<br />

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een<br />

daarvoor benodigde vergunning;<br />

3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.<br />

c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige<br />

afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als<br />

werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel<br />

dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende kan worden tegemoetgekomen.<br />

Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.<br />

56 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 22 Algemene afwijkingsregels<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:<br />

a. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen in geringe mate worden<br />

overschreden, voor zover en meetverschil daartoe aanleiding geeft;<br />

b. de in dit plan voorgeschreven maten met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt<br />

slechts verleend indien:<br />

1. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;<br />

2. deze om esthetische en/of bouwtechnische redenen noodzakelijk is en;<br />

3. de toepasselijke bestemmingsplanregel zelf geen mogelijkheid tot afwijking biedt;<br />

De in dit artikel genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen<br />

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden<br />

en bouwwerken.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 57


Artikel 23 Overige regels<br />

23.1 Algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden<br />

Er wordt uitsluitend een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend<br />

en er wordt uitsluitend overgegaan tot wijziging van het bestemmingsplan indien is aangetoond dat er<br />

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:<br />

a. de stedenbouwkundige - en beeldkwaliteitseisen;<br />

b. de milieusituatie;<br />

c. natuurlijke en landschappelijke waarden;<br />

d. de verkeersveiligheid;<br />

e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;<br />

f. het zicht op karakteristieke gebouwen en bomen en aaneengesloten bebouwing;<br />

g. de parkeerbalans.<br />

23.2 Verwijzen naar andere wettelijke regelingen<br />

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen<br />

zoals die luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.<br />

58 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels<br />

Artikel 24 Overgangsrecht<br />

24.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in<br />

uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het<br />

bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt<br />

vergroot,<br />

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,<br />

mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee<br />

jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.<br />

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het<br />

bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met<br />

ten hoogste 10%.<br />

c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip<br />

van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd<br />

met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />

24.2 Overgangsrecht gebruik<br />

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />

bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a<br />

te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze<br />

verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.<br />

c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />

plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna<br />

te hervatten of te laten hervatten.<br />

d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het<br />

voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat<br />

plan.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 59


Artikel 25 Slotregel<br />

Deze regels worden aangehaald als: <strong>Regels</strong> van het bestemmingsplan 'Molenstraat e.o.',<br />

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van<br />

………………………<br />

De voorzitter, De griffier,<br />

………. ………<br />

60 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Bijlagen bij regels


Bijlage 1<br />

Bestaand aantal m2 wvo met 10% uitbreidingsruimte


Bijlage 1: Bestaand aantal m2 wvo met 10% uitbreidingsruimte<br />

Adres Wvo in m 2<br />

10% in m²<br />

De Pegstukken 2 120 12<br />

De Pegstukken 2B 30 3<br />

Hoofdstraat 218 132 14<br />

Hoofdstraat 222 97 10<br />

Hoofdstraat 224 92 10<br />

Hoofdstraat 226-228 186 19<br />

Hoofdstraat 230 138 14<br />

Molenstraat 1 137 14<br />

Molenstraat 5-7 734 74<br />

Molenstraat 10 58 6<br />

Molenstraat 11 67 7<br />

Molenstraat 15 585 59<br />

Molenstraat 17 47 5<br />

Molenstraat 17D 123 13<br />

Molenstraat 17E 91 10<br />

Molenstraat 17F 59 6<br />

Molenstraat 18 252 26<br />

Molenstraat 20 1200 120<br />

Molenstraat 24 190 19<br />

Bron: Locatus, gecontroleerd mei 2012 en nameting 22 februari 2013<br />

1


Bijlage 2<br />

Parkeernormen


Bijlage 2: Parkeernormen<br />

Voor de functies in het plangebied van het bestemmingsplan Molenstraat e.o. gelden de volgende<br />

parkeernormen, zijnde het maximum aantal parkeerplaatsen per eenheid. De parkeernormen zijn<br />

gebaseerd op de CROW-uitgave van oktober 2012. Hierbij is de woonmilieutype ‘groen-stedelijk’, de<br />

stedelijkheidsgraad ‘weinig stedelijk’ en ‘rest bebouwde kom’ aangehouden.<br />

Functie Differentiatie Eenheid Aantal<br />

parkeerplaatsen<br />

Wonen Koop, vrijstaand per woning 2,7<br />

Wonen Koop, twee-onder-één-kap per woning 2,6<br />

Wonen Koop, tussen/hoek per woning 2,4<br />

Wonen Koop, etage, duur per woning 2,5<br />

Wonen Koop, etage, midden per woning 2,3<br />

Wonen Koop, etage, goedkoop per woning 2,0<br />

Wonen Huurhuis, vrije sector per woning 2,4<br />

Wonen Huurhuis, sociale huur per woning 2,0<br />

Wonen Huur, etage, duur per woning 2,3<br />

Wonen Huur, etage, midden/goedkoop per woning 1,8<br />

Wonen Kamerverhuur, zelfstandig (nietstudenten)<br />

per kamer 0,8<br />

Wonen Kamerverhuur, studenten, nietzelfstandig<br />

per kamer 0,3<br />

Wonen Aanleunwoning en serviceflat per woning 1,4<br />

Werken Kantoor (zonder baliefunctie) per 100 m 2 bvo 2,8<br />

Werken Commerciele dienstverlening<br />

(kantoor met baliefunctie)<br />

per 100 m 2 bvo<br />

Winkelen en boodschappen Buurt- en dorpscentrum per 100 m 2 bvo 5,0<br />

Sport, cultuur en ontspanning Bibliotheek per 100 m 2 bvo 1,4<br />

Sport, cultuur en ontspanning Museum per 100 m 2 bvo 1,2<br />

Horeca en (verblijfs-)recreatie Café/bar/cafetaria per 100 m 2 bvo 8,0<br />

Horeca en (verblijfs-)recreatie Restaurant per 100 m 2 bvo 16,0<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Huisartsenpraktijk (-centrum) per behandelkamer 3,5<br />

Apotheek per apotheek 3,6<br />

Fysiotherapiepraktijk (-centrum) per behandelkamer 2,2<br />

Consultatiebureau per behandelkamer 2,3<br />

Consultatiebureau voor ouderen per behandelkamer 2,1<br />

Tandartsenpraktijk (-centrum) per behandelkamer 2,8<br />

Gezondheidscentrum per behandelkamer 2,7<br />

3,8


BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Genk<br />

www.BRO.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!