Lees Thesis Pieter De Grauwe - Vlaamse Regulator voor de Media
Lees Thesis Pieter De Grauwe - Vlaamse Regulator voor de Media Lees Thesis Pieter De Grauwe - Vlaamse Regulator voor de Media
De transmissie tussen de kabeldistributeur en de abonnee is eveneens een mededeling aan het publiek. Dit volgt uit artikel 1 en 51 AW, volgens welk alleen de auteur en de houders van naburige rechten over het recht de doorgifte via de kabel van hun werken en prestaties toe te staan. De toelating van de rechthebbenden aan de omroep voor de primaire transmissie volstaat dus niet omdat er een tweede mededeling aan het publiek gebeurt door een ander organisme dat haar eigen economische objectieven nastreeft.” 2.39. M. Schwarz en G. Hansen 37 stellen ook dat de (versleutelde) transmissie tussen omroepen en kabelkopstations wel degelijk een primaire uitzending uitmaakt. Zij brengen een aantal interessante argumenten naar voor die voornamelijk gestoeld zijn op hypothesen en vergelijkingen. Vanuit een economische achtergrond zal de primaire uitzender (omroep) over het algemeen het publiek willen bereiken, maar probeert hij via technische hulpmiddelen (het coderen) de controle behouden over de verspreiding van de uitzending. De situatie is vergelijkbaar met de situatie van een gecodeerde Pay TV uitzending wanneer er uitgezonden wordt nog voor er een eerste abonnee een overeenkomst heeft afgesloten. Hoewel er in de realiteit geen eindpubliek is, moet deze uitzending toch beschouwd worden als een primaire uitzending. Het feit dat er in het kader van de satelliet regeling sprake is van een mededeling aan het publiek indien de middelen tot decoderen van gecodeerde zendsignalen door de omroep zelf of met diens toestemming (via kabelkopstations) toegankelijk gemaakt worden aan het pubiek, wijst er volgens M. Schwarz en G. Hansen op dat ook een signaaltransport in twee fasen via een kabelkopstation voldoet aan de vereiste van openbaarheid indien de kabelstations de signalen, die finaal voor ontvangst van het publiek bestemd zijn, ontsleutelen met toestemming van de betroffen omroepen. Nog volgens M. Schwarz en G. Hansen kan de ‘gemeenschap van kabelkopdistributeurs’ enkel als een publiek worden beschouwd wanneer de natuurlijke personen die in de kabelkopstations verantwoordelijk zijn voor de doorgifte bedoeld worden. Het is echter niet realistisch dat deze personen alle programma’s die langs het kabelkopstation passeren ook daadwerkelijk ontvangen (bekijken). Deze discussie is echter minder relevant, gelet op het feit dat de bepalende factor in deze is dat de signalen voor het publiek bestemd moeten zijn. Net als in het geval van mededeling aan het publiek per satelliet, moeten volgens dezelfde auteurs in het geval van directe injectie en gecodeerde transmissie de programmadragende signalen voor het publiek bestemd zijn. De auteurs baseren zich hiervoor op de beslissing van het Oostenrijkse Oberste Gerichtshof in de zaak Breitenfurt 38 (zie hierna randnr. 2.42). 37 SCHWARZ, M. EN HANSEN, G., “Aktuelle Fehlentwicklungen bei der Auslegung des Begriffs der Erstsendung als Voraussetzung des Kabelweiterleitungsrechts”, http://www.agicoa.org/english/silvergold/copycat.pdf (consultatie 13 maart 2011), item 8 Enclosure 1. 38 Oberste Gerichtshof 13 november 2011, MR 2002, 34, noot Walter. 25
2.40. Volgens Dreier 39 biedt het uitzendingsrecht de mogelijkheid aan auteurs om over de exploitatie van hun werk te beschikken via een exclusief recht, en dit onafhankelijk van de vraag of het betroffen werk daadwerkelijk wordt ontvangen door een of meerdere eindgebruikers. Belangrijker is de mogelijkheid om te ontvangen. 2.41. M. Schwarz en G. Hansen 40 bouwen hierop verder, stellende dat een omroep geen rechten meer zou kunnen laten gelden in de situatie waar zij signalen versleuteld uitzendt en een derde partij zonder toestemming het signaal onderschept, ontsleutelt en/of tegen betaling doorgeeft aan eindgebruikers. Zulk resultaat gaat in tegen artikel 13, a) van de Conventie van Rome, volgens welk omroepen het recht genieten de heruitzending van hun uitzendingen toe te staan of te verbieden. Om deze reden moet het technisch transport van het signaal dat afstevent op een gelijktijdige en onveranderde doorgifte mee beschermd worden door het uitzendingsrecht. Ook ten aanzien van de auteursrechthebbenden betekent het gebrek aan bescherming tijdens een technisch signaaltransport naar kabelexploitanten een verregaand gebrek aan een controle-instrument over de exploitatie van de werken. Ten titel van voorbeeld moet men zich voorstellen wat zou gebeuren wanneer een auteur een licentie heeft gegeven aan een omroep voor de uitzending van zijn werk, maar deze licentie niet wenst te verlengen. De auteur heeft geen enkele auteursrechtelijke aanspraak ten aanzien van de omroep indien deze laatste zou beslissen om het programma toch verder uit te sturen naar de kabelkopstations in versleutelde vorm en de kabeldistributeur het signaal aan zijn abonnees zou doorgeven. De auteur en alle andere rechthebbenden van het programma zouden zich in dat geval elk afzonderlijk tot de kabelexploitanten moeten wenden om hun respectieve vergoeding te vorderen voor de primaire openbaarmaking door de kabelexploitant. De hoge kosten die bij zulke transactie komen kijken, tonen aan waarom het systeem van verplicht collectief beheer in geval van kabeldoorgifte alleszins verantwoord is. Op die wijze heeft de Chellomedia rechtspraak tot gevolg dat het verwerven van auteursrechten en het afdwingen van deze rechten onnodig complex kan worden. Chellomedia zou volgens M. Schwarz en G. Hansen om dezelfde reden ook het probleem kunnen doen heroplaaien van individuele rechthebbenden die zich verzetten tegen de mededeling aan het publiek door kabelexploitanten wegens gebrek aan toestemming. Dezelfde auteurs maken een vergelijking met de situatie van mededeling aan het publiek per satelliet. Een uitzending waarin onder controle van de omroep en onder diens verantwoordelijkheid bepaalde programmadragende signalen in een ononderbroken communcatieketen naar satellieten worden gestuurd voor ontvangst door het publiek, maar die tegelijk ook door een onbepaald aantal individuen en kabelkopstations ontvangen kan worden, maakt zonder twijfel een openbare mededeling uit. 39 DREIER, R., o.c., § 20, nr. 9. 40 SCHWARZ, M. EN HANSEN, G., “Aktuelle Fehlentwicklungen bei der Auslegung des Begriffs der Erstsendung als Voraussetzung des Kabelweiterleitungsrechts”, http://www.agicoa.org/english/silvergold/copycat.pdf (consultatie 13 maart 2011), item 8 Enclosure 1. 26
- Page 1 and 2: Hogeschool-Universiteit Brussel Cam
- Page 3 and 4: vii. Persoonlijk standpunt ........
- Page 5 and 6: De schaarse rechtspraak over dit on
- Page 7 and 8: Ten titel van voorbeeld kan verweze
- Page 10 and 11: 2. DIRECTE INJECTIE EN VERSLEUTELDE
- Page 12 and 13: B. Relevante wettelijke bepalingen
- Page 14 and 15: 2.13. Art. 52 AW herneemt de defini
- Page 16 and 17: 2.17. In eerste aanleg heeft de rec
- Page 18 and 19: Nog volgens de rechtbank te Brussel
- Page 20 and 21: ii. De zaak Buma en Stemra tegen Ch
- Page 22 and 23: 2.29. Deze uitspraak heeft tot gevo
- Page 24 and 25: 2.33. J. Corbet is dezelfde mening
- Page 28 and 29: Dit verandert niet indien het signa
- Page 30 and 31: Hiermee heeft het HvJ volgens de au
- Page 32 and 33: - De beperkingen van auteursrechten
- Page 34 and 35: . De omroep stelt aan de kabelmaats
- Page 36 and 37: 2.54. In dit arrest heeft het Hof v
- Page 38 and 39: De redenering van de rechtbank lijk
- Page 40 and 41: Uit het Lagardère arrest is inderd
- Page 42 and 43: Men mag evenwel niet uit het oog ve
- Page 44 and 45: Conform overweging 14 van Satcab he
- Page 46 and 47: ii. “Programmadragend signaal”
- Page 48 and 49: iii. De notie “(eerste) uitzendin
- Page 50 and 51: overdracht langs draadloze weg van
- Page 52 and 53: Volgens deze redenering zou directe
- Page 54 and 55: v. Het is niet duidelijk op welk mo
- Page 56 and 57: Gelet op het feit dat bij de primai
- Page 58 and 59: 3. WIE MOET BETALEN INGEVAL VAN DIR
- Page 60 and 61: omroepprogramma’s. Indien de kabe
- Page 62 and 63: Met name artikel 12 van de Richtlij
- Page 64 and 65: Hoewel de zaak Airfield betrekking
- Page 66 and 67: waarmee de omroepinhoud wordt gelev
- Page 68 and 69: B. Interne tegenstrijdigheid van he
- Page 70 and 71: Vóór het vonnis van de rechtbank
- Page 72 and 73: 4. TOEPASSING VAN ARTIKEL 41 AW OP
- Page 74 and 75: De auteur treedt deze bij wat betre
<strong>De</strong> transmissie tussen <strong>de</strong> kabeldistributeur en <strong>de</strong> abonnee is eveneens een<br />
me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling aan het publiek. Dit volgt uit artikel 1 en 51 AW, volgens welk alleen <strong>de</strong><br />
auteur en <strong>de</strong> hou<strong>de</strong>rs van naburige rechten over het recht <strong>de</strong> doorgifte via <strong>de</strong> kabel<br />
van hun werken en prestaties toe te staan.<br />
<strong>De</strong> toelating van <strong>de</strong> rechthebben<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> omroep <strong>voor</strong> <strong>de</strong> primaire transmissie<br />
volstaat dus niet omdat er een twee<strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling aan het publiek gebeurt door een<br />
an<strong>de</strong>r organisme dat haar eigen economische objectieven nastreeft.”<br />
2.39. M. Schwarz en G. Hansen 37 stellen ook dat <strong>de</strong> (versleutel<strong>de</strong>) transmissie tussen<br />
omroepen en kabelkopstations wel <strong>de</strong>gelijk een primaire uitzending uitmaakt. Zij<br />
brengen een aantal interessante argumenten naar <strong>voor</strong> die <strong>voor</strong>namelijk gestoeld zijn<br />
op hypothesen en vergelijkingen.<br />
Vanuit een economische achtergrond zal <strong>de</strong> primaire uitzen<strong>de</strong>r (omroep) over het<br />
algemeen het publiek willen bereiken, maar probeert hij via technische hulpmid<strong>de</strong>len<br />
(het co<strong>de</strong>ren) <strong>de</strong> controle behou<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> verspreiding van <strong>de</strong> uitzending. <strong>De</strong><br />
situatie is vergelijkbaar met <strong>de</strong> situatie van een geco<strong>de</strong>er<strong>de</strong> Pay TV uitzending<br />
wanneer er uitgezon<strong>de</strong>n wordt nog <strong>voor</strong> er een eerste abonnee een overeenkomst<br />
heeft afgesloten. Hoewel er in <strong>de</strong> realiteit geen eindpubliek is, moet <strong>de</strong>ze uitzending<br />
toch beschouwd wor<strong>de</strong>n als een primaire uitzending.<br />
Het feit dat er in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> satelliet regeling sprake is van een me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling aan<br />
het publiek indien <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len tot <strong>de</strong>co<strong>de</strong>ren van geco<strong>de</strong>er<strong>de</strong> zendsignalen door <strong>de</strong><br />
omroep zelf of met diens toestemming (via kabelkopstations) toegankelijk gemaakt<br />
wor<strong>de</strong>n aan het pubiek, wijst er volgens M. Schwarz en G. Hansen op dat ook een<br />
signaaltransport in twee fasen via een kabelkopstation voldoet aan <strong>de</strong> vereiste van<br />
openbaarheid indien <strong>de</strong> kabelstations <strong>de</strong> signalen, die finaal <strong>voor</strong> ontvangst van het<br />
publiek bestemd zijn, ontsleutelen met toestemming van <strong>de</strong> betroffen omroepen.<br />
Nog volgens M. Schwarz en G. Hansen kan <strong>de</strong> ‘gemeenschap van<br />
kabelkopdistributeurs’ enkel als een publiek wor<strong>de</strong>n beschouwd wanneer <strong>de</strong><br />
natuurlijke personen die in <strong>de</strong> kabelkopstations verantwoor<strong>de</strong>lijk zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> doorgifte<br />
bedoeld wor<strong>de</strong>n. Het is echter niet realistisch dat <strong>de</strong>ze personen alle programma’s<br />
die langs het kabelkopstation passeren ook daadwerkelijk ontvangen (bekijken). <strong>De</strong>ze<br />
discussie is echter min<strong>de</strong>r relevant, gelet op het feit dat <strong>de</strong> bepalen<strong>de</strong> factor in <strong>de</strong>ze<br />
is dat <strong>de</strong> signalen <strong>voor</strong> het publiek bestemd moeten zijn.<br />
Net als in het geval van me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling aan het publiek per satelliet, moeten volgens<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> auteurs in het geval van directe injectie en geco<strong>de</strong>er<strong>de</strong> transmissie <strong>de</strong><br />
programmadragen<strong>de</strong> signalen <strong>voor</strong> het publiek bestemd zijn.<br />
<strong>De</strong> auteurs baseren zich hier<strong>voor</strong> op <strong>de</strong> beslissing van het Oostenrijkse Oberste<br />
Gerichtshof in <strong>de</strong> zaak Breitenfurt 38 (zie hierna randnr. 2.42).<br />
37 SCHWARZ, M. EN HANSEN, G., “Aktuelle Fehlentwicklungen bei <strong>de</strong>r Auslegung <strong>de</strong>s Begriffs <strong>de</strong>r Erstsendung<br />
als Voraussetzung <strong>de</strong>s Kabelweiterleitungsrechts”, http://www.agicoa.org/english/silvergold/copycat.pdf<br />
(consultatie 13 maart 2011), item 8 Enclosure 1.<br />
38 Oberste Gerichtshof 13 november 2011, MR 2002, 34, noot Walter.<br />
25