15.09.2013 Views

1 - Gemeente Woerden

1 - Gemeente Woerden

1 - Gemeente Woerden

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Riolering in beeld<br />

Benchmark rioleringszorg 2010


Riolering in beeld<br />

Benchmark rioleringszorg 2010<br />

Stichting<br />

RIONED<br />

\


Inhou<br />

Riolering in Beeld 2010


1 Voorwoord 6<br />

2 Verantwoording 8<br />

3 Samenvatting 12<br />

A Omgevingskenmerken 18<br />

Al <strong>Gemeente</strong>grootte en stedelijkheid 20<br />

A2 Bodemsoort en hoogteverschillen 24<br />

A3 Grondwater en bodemgebruik 28<br />

B Aanwezige riolering 32<br />

BI Aansluitingen op de riolering 34<br />

B2 Vrijvervalriolering 38<br />

B3 Overstorten 46<br />

B4 Gemalen en persleidingen 48<br />

B5 Mechanische riolering 50<br />

B6 Drainage 52<br />

C Beheer van de riolering 54<br />

Cl De mensen achter de riolering 56<br />

C2 GRP en andere planvormen 60<br />

C3 Samenwerking in beleid en uitvoering 64<br />

C4 Reiniging en inspectie 68<br />

Inhoud<br />

C5 Onderzoek: werking van de riolering en grondwater(overlast) 70<br />

C6 Gegevensbeheer 74<br />

C7 Vervanging en renovatie 76<br />

C8 Reparatie 82<br />

C9 Beheer van water in de bebouwde kom 84<br />

D Functioneren en presteren 88<br />

Dl Volksgezondheid 90<br />

D2 Afvoerzekerheid 92<br />

D3 Technisch functioneren en storingen 94<br />

D4 Wateroverlast voorkomen 98<br />

D5 Waterkwaliteit en milieu 102<br />

D6 Waardering van gebruikers 104<br />

D7 Meldingen en klachten 106<br />

E Financiën 108<br />

El Totale kosten van de riolering(szorg) 110<br />

E2 Investeringen 114<br />

E3 Kapitaallasten, directe afschrijvingen en voorzieningen 120<br />

E4 Beheerkosten 126<br />

E5 Rioolheffing 132<br />

F Bijlagen 138<br />

Fl Verklarende woordenlijst en gebruikte afkortingen 140<br />

F2 Kosten uit investeringen, kostendekking en rioolheffing 144<br />

F3 Klanttevredenheidsonderzoek (juni 2010) 148


Riolering in Beeld 2010


Riolering in Beeld 2010 biedt een uniek<br />

inzicht in de kenmerken en prestaties van<br />

de rioleringszorg in Nederland. Nooit eerder<br />

hebben alle 430 gemeenten aan een benchmark<br />

meegedaan. De rioleringssector laat<br />

hiermee zien dat professionaliteit hoog in<br />

het vaandel staat.<br />

Rioleringsbeheerders willen graag van elkaar<br />

leren en tegelijkertijd verantwoording afleggen<br />

over hun prestaties. Centraal staan hoe<br />

de riolering functioneert, hoe het beheer<br />

is georganiseerd en hoe de prestaties en<br />

ambities van gemeenten aansluiten bij<br />

de wettelijke zorgplichten voor stedelijk<br />

afvalwater, hemel- en grondwater.<br />

Dit onderzoek is heel belangrijk in deze tijd<br />

waarin de verschillende overheden vanwege<br />

de economische crisis en de benodigde<br />

bezuinigingen kritisch kijken naar het functioneren<br />

van de (afval)waterketen. Op basis<br />

van de uitkomsten van dit onderzoek kan<br />

de rioleringssector trots zijn. De hoofddoelen<br />

van de riolering (volksgezondheid, droge<br />

voeten en waterkwaliteit) worden glansrijk<br />

bereikt. Nederlandse huishoudens krijgen<br />

deze basisvoorziening met een grote<br />

betrouwbaarheid tegen lage jaarlijkse kosten.<br />

Ter vergelijking, een doorsnee basispakket<br />

kabeltelevisie kost al meer.<br />

Stichting RIONED heeft dit onderzoek<br />

uitgevoerd in samenwerking met de<br />

Vereniging van Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n<br />

(VNG) en het ministerie van Infrastructuur<br />

en Milieu (voorheen: VROM). De gezamenlijke<br />

provincies hebben een financiële bijdrage<br />

geleverd.<br />

Wij verwachten dat deze publicatie en<br />

de andere onderdelen van de benchmark<br />

rioleringszorg (de gemeenterapporten,<br />

de database, de leerkringen en het verbetertraject)<br />

bijdragen aan een verdere verbetering<br />

van de riolering en de rioleringszorg.<br />

Stichting RIONED<br />

November 2010<br />

Voorwoord<br />

Aantal deelnames benchmark<br />

Q^p<br />

T^


2 Verantwoording<br />

Riolering in Beeld 2010<br />

/ / /


Inleiding<br />

Riolering in Beeld 2010 beschrijft de huidige<br />

stand van zaken van de riolering(szorg) in<br />

Nederland. De informatie is afkomstig van<br />

de gegevensinventarisatie die deel uitmaakt<br />

van de benchmark rioleringszorg 2010,<br />

waaraan alle 430 gemeenten deelnemen.<br />

De benchmark is geen doel op zichzelf, maar<br />

een middel om te ontdekken waar gemeenten<br />

in hun eigen werkprocessen de meeste winst<br />

kunnen boeken. Hier vindt u een kort overzicht<br />

van de totstandkoming en uitvoering.<br />

Eerdere benchmarks<br />

In deze benchmark wordt veel gerefereerd<br />

aan de Rioleringsatlas 2005, die feitelijk fungeert<br />

als de eerste landsdekkende benchmark<br />

op het gebied van de gemeentelijke watertaken.<br />

Daaraan nam 76% van de gemeenten<br />

deel (waar 83% van de Nederlandse bevolking<br />

woont). In het voorwoord vindt u een<br />

overzichtskaart van de deelnemers.<br />

Tussen 2001 en 2008 namen ruim 180<br />

gemeenten bovendien een of meerdere keren<br />

deel aan de verdiepende leerkringen van de<br />

benchmark rioleringszorg. Samen hebben<br />

deze gemeenten zo'n 11,9 miljoen inwoners<br />

(72% van de bevolking). In groepjes van zo'n<br />

25 ä 30 gemeenten vergeleken de deelnemers<br />

zich op een aantal prestatie-indicatoren<br />

en gingen zij het gesprek aan om kennis,<br />

ervaringen en 'good practices' uit te wisselen.<br />

Door de stimulerende rol van een aantal provincies<br />

hebben regionale groepen gemeenten<br />

zich aan elkaar gespiegeld en hun werkprocessen<br />

geanalyseerd en verbeterd.<br />

Verantwoording<br />

Doorontwikkeling<br />

In 2007 hebben de waterketenpartners<br />

bestuurlijke afspraken met elkaar gemaakt<br />

in het Bestuursakkoord Waterketen. Mede<br />

onder invloed van de Tweede Kamer is hierin<br />

onder meer afgesproken dat er drie landelijke<br />

benchmarks zouden komen: voor drinkwatervoorziening,<br />

riolering en afvalwaterzuivering.<br />

Deze benchmarks moeten inzicht geven in<br />

het presteren van de drie sectoren en een<br />

verdere impuls geven aan de doelmatigheid.<br />

De benchmark voor de rioleringszorg is complex<br />

omdat alle 430 gemeenten meedoen.<br />

Stichting RIONED, de Vereniging van<br />

Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n (VNG) en het ministerie<br />

van Infrastructuur en Milieu (voorheen:<br />

VROM) hebben gekozen voor uitvoering van<br />

de benchmark rioleringszorg in twee stadia.<br />

Eerst vindt de landelijke prestatiemeting<br />

plaats, waarvan in dit rapport de uitkomsten<br />

staan. Aansluitend volgt voor de gemeenten<br />

het verdiepende leer- en verbetertraject.<br />

Gegevensverzameling<br />

Stichting RIONED heeft eind 2009 met alle<br />

gemeenten afgesproken dat zij voor de benchmark<br />

vaste contactpersonen aanstellen.<br />

Op 18 maart 2010 verspreidde Stichting<br />

RIONED de online vragenlijst onder deze<br />

contactpersonen. In de twee maanden daarna<br />

leverden zij allemaal hun gegevens aan. Een<br />

helpdesk ondersteunde de gemeenten met de<br />

interpretatie van vragen en definities, het achterhalen<br />

van de gegevens en het controleren<br />

van de ingevoerde data. De peildatum van de<br />

benchmark is 1 januari 2010. De benchmark<br />

beschouwt het jaar 2009 als vergelijkingsjaar.<br />

De vragenlijst bevatte diverse controles om<br />

foutieve invoer te voorkomen en interne consistentie<br />

te waarborgen. Vanaf juni 2010 heeft<br />

het benchmarkteam van Stichting RIONED de<br />

benchmarkdatabase uitgebreid gecontroleerd<br />

en gevalideerd. Hiervoor is bij veel gemeenten<br />

ook navraag gedaan om de gegevens te verifiëren<br />

en aan te vullen. Daarna zijn de antwoorden<br />

op landelijk niveau geanalyseerd en de<br />

resultaten verwerkt in deze publicatie.


Benchmarkproducten<br />

Riolering in Beeld 2010<br />

Het koepelrapport Riolering in Beeld staat als<br />

product van de benchmark rioleringszorg niet<br />

op zichzelf. Tegelijk met de publicatie ervan<br />

in november 2010 ontvangt elke gemeente<br />

een individuele rapportage met een selectie<br />

van vergelijkingen en indicatoren over<br />

aanwezige voorzieningen, functioneren<br />

en presteren, beheer en financiën.<br />

Vanaf 18 november 2010 kunnen gemeenten<br />

deelnemen aan het leer- en verbetertraject.<br />

Daarin kunnen zij in kleiner verband (regionaal<br />

of rond een concreet thema) zelf de<br />

verdieping zoeken en zichzelf verbeteren aan<br />

de hand van de voorbeelden en ervaringen<br />

(good practices) van andere gemeenten.<br />

Tijdens dit traject blijft het benchmarkplatform<br />

www.benchmarkrioleringszorg.nl operationeel,<br />

als een verzamelplaats van good<br />

practices en als ontmoetingspunt en portal<br />

waarop de benchmarkdatabase met analysetooi<br />

voor alle deelnemers beschikbaar is.<br />

De Benchmark rioleringszorg maakt onderdeel<br />

uit van de verzameling benchmarks in<br />

de <strong>Gemeente</strong>lijke benchmarkgids van het<br />

Kwaliteitsinstituut Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n<br />

(KING) van de VNG en van het platform<br />

voor gemeentelijke prestatievergelijking<br />

www.waarstaatjegemeente.nl.<br />

Zorgvuldigheid en verbetering van<br />

gegevens<br />

Stichting RIONED en haar benchmarkteam<br />

hebben de gegevens zo nauwkeurig mogelijk<br />

verzameld, bewerkt en geanalyseerd. Als<br />

desondanks toch fouten zijn gemaakt, dan<br />

ontvangt Stichting RIONED graag correcties,<br />

aanvullingen en/of suggesties om de gegevens<br />

en analyses verder te verbeteren.<br />

Meldingen en verzoeken tot aanpassing<br />

(inclusief onderbouwing) zijn welkom op<br />

benchmark@rioned.org. Na toetsing zal<br />

Stichting RIONED waar nodig mutaties<br />

in de benchmarkdatabase verwerken.<br />

10<br />

Bestuurlijke verantwoordelijkheid<br />

Dit project en het eindrapport Riolering<br />

in Beeld zijn tot stand gekomen onder<br />

verantwoordelijkheid van de Stuurgroep<br />

Benchmarking Rioleringszorg van Stichting<br />

RIONED. De samenstelling van de Stuurgroep<br />

is als volgt:<br />

Simon Binnendijk, voorzitter<br />

Carine Vleerbos, IPO<br />

Marion Fokké-Baggen, Ministerie van<br />

Infrastructuur en Milieu<br />

Gert Dekker, VNG<br />

Hugo Gastkemper, Stichting RIONED<br />

Eric Oosterom, Stichting RIONED


Dankwoord<br />

Dit eindrapport is een product van Stichting<br />

RIONED, waaraan veel verschillende partijen<br />

hebben bijgedragen. Graag bedankt Stichting<br />

RIONED de volgende organisaties:<br />

• Royal Hastening (Nijmegen) voor het<br />

flexibele en kundige team adviseurs dat de<br />

helpdesk, gegevensverzameling, -controle,<br />

-analyse en rapportage heeft uitgevoerd.<br />

(Koen, Tjeerd, Oscar, Francine, Herman en<br />

Hein: bedankt!)<br />

• ABF Research (Delft) voor technische en<br />

inhoudelijke ondersteuning bij de gegevensverzameling<br />

en het maken van de<br />

rapporten.<br />

• Quint Result (Amsterdam) voor het mogen<br />

benutten van hun benchmarkplatform.<br />

DotOffice (Oosterbeek) voor de softwaretools<br />

voor de gemeenterapporten.<br />

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu<br />

voor de financiële bijdrage en inhoudelijke<br />

ondersteuning.<br />

De gezamenlijke provincies voor hun<br />

financiële bijdrage.<br />

Deloitte Consulting (Amsterdam) voor hun<br />

inbreng bij het tot stand komen van de<br />

methodiek.<br />

Wolters Noordhoff Uitgevers voor het<br />

genereus ter beschikking stellen van de<br />

kaarten uit de Bosatlas van Ondergronds<br />

Nederland.<br />

Karlijn Kunst (Lijntekst) voor haar<br />

uitstekende tekstredactie.<br />

Melchior Kerklaan (VNG) voor kritische<br />

toetsing van de financiële teksten.<br />

Verantwoording<br />

• GAW ontwerp en communicatie voor hun<br />

geweldige inzet om alle figuren, kaarten<br />

en tabellen op te maken en tot een<br />

prachtig geheel te verwerken.<br />

• Drukkerij Modern voor het (onder tijdsdruk)<br />

produceren van deze publicatie.<br />

• En uiteraard alle medewerkers van de<br />

430 gemeenten die door hun deelname<br />

en het investeren van tijd en energie in<br />

de gegevensverzameling deze unieke<br />

benchmark mogelijk maken. Zij zullen<br />

er de komende jaren hopelijk ook de<br />

vruchten van plukken!<br />

Riolering in Beeld is georganiseerd en<br />

geschreven door Eric Oosterom met bijdragen<br />

van Rob Hermans. Beide zijn werkzaam bij<br />

Stichting RIONED.<br />

11


^<br />

^ ^ ^ ^<br />

3 Samenvatting^*<br />

Riolering in Beeld 2010<br />

12<br />

^fc*


Het riool doet zijn werk en is op orde<br />

De riolering, de gemeentelijke watertaken<br />

voor afvalwater, hemelwater en grondwater,<br />

levert een grote bijdrage aan onze gezondheid,<br />

een goed milieu en het voorkomen van<br />

waterproblemen door hevige regen. Het<br />

grootste deel van de Nederlandse bevolking<br />

kent en erkent het belang van de riolering.<br />

Men vindt de goede werking en het gemak<br />

vanzelfsprekend.<br />

De rioolvervanging ligt grosso modo op het<br />

niveau dat past bij de leeftijdsopbouw en een<br />

technische levensduur van 60 tot 80 jaar.<br />

Er is geen vervangingsachterstand. De kosten<br />

zijn de afgelopen jaren gestegen door het<br />

treffen van milieumaatregelen, de aanpak van<br />

wateroverlast en de vervanging van riolen.<br />

<strong>Gemeente</strong>n erkennen het belang van benchmarking<br />

van hun watertaken. Alle 430<br />

gemeenten (100%) nemen deel aan deze<br />

benchmark, wat uniek is voor een gemeentelijke<br />

benchmark. In 2005 heeft 76% van<br />

de gemeenten gegevens geleverd voor<br />

de Rioleringsatlas, wat feitelijk de eerste<br />

landsdekkende benchmark van de rioleringszorg<br />

was.<br />

Nederlanders tevreden over de riolering:<br />

nuttig en betrouwbaar<br />

Het nut en de aanwezigheid van riolering is<br />

vanzelfsprekend. Het overgrote deel van de<br />

Nederlanders weet dat de riolering bijdraagt<br />

aan de gezondheid. Ook het belang van riolering<br />

voor droge voeten en het tegengaan<br />

van stankoverlast is algemeen bekend.<br />

Zo'n 98% van de Nederlanders is tevreden<br />

of zeer tevreden over de riolering. Het aantal<br />

klachten is sinds 2005 gedaald.<br />

Het riool is gemiddeld per aansluiting<br />

slechts 0,2 minuut per jaar niet beschikbaar.<br />

Ter vergelijking, een huishouden is gemiddeld<br />

0,4 minuut per jaar verstoken van gas, heeft<br />

14 minuten per jaar geen drinkwater en<br />

28,9 minuten geen elektriciteit. Een gezin<br />

betaalt in 2010 gemiddeld 167 euro rioolheffing,<br />

en dat is minder dan de lasten<br />

voor de andere voorzieningen.<br />

Samenvatting<br />

£ 10<br />

Tijdsduur dat een basisvoorziening niet beschikbaar is<br />

(per aansluiting, 2009)<br />

1<br />

Riolering Gas Drinkwater Elektriciteit<br />

Lasten per huishouden (2010)<br />

Hoogste aansluitingsgraad van Europa;<br />

Aanpak van hevige buien<br />

Nederland heeft met 99,8% de hoogste aansluitingsgraad<br />

van Europa. Alle rioolstelsels<br />

zijn aangesloten op rioolwaterzuiveringen<br />

die voldoen aan Europese richtlijnen.<br />

Alle overstorten die ook maar enigszins een<br />

risico vormden voor volksgezondheid of vee<br />

zijn aangepakt. De maatregelen om de vervuiling<br />

uit de overige riooloverstorten terug<br />

te dringen zijn door 60% van de gemeenten<br />

volledig gerealiseerd. De overige gemeenten<br />

zijn op basis van afspraken met het waterschap<br />

bezig met het treffen van maatregelen.<br />

92% van de gemeenten neemt maatregelen om<br />

het risico op waterschade door hevige buien en<br />

langdurige regen te beperken. Ruim driekwart<br />

van deze gemeenten verwacht de maatregelen<br />

uiterlijk in 2015 te hebben afgerond.<br />

13


1,2%<br />

1,0%<br />

s<br />

1 0,8%<br />

2<br />

jj, 0,6%<br />

1 0/1%<br />

0,2%<br />

95%<br />

IJsland<br />

Ierland<br />

Portugal<br />

Aansluitingsgraad per land (2007)<br />

Stijgende vervanging, renovatie en ombouw vrijvervalstelsel<br />

^H<br />

1 1<br />

1 1 l<br />

1 1 1<br />

1 1 1<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

Jaar<br />

Riolering in Beeld 2010<br />

I vervanging, renovatie<br />

en ombouw<br />

ombouw<br />

vervanging en renovatie<br />

j M Zweden Fin|and<br />

Noorwegen U H^Hr '-'<br />

Et, ^P^Wv<br />

14<br />

Vervanging sterk gestegen; asset<br />

management verplicht sinds 1993<br />

Er is van 2006 tot 2009 9.100 km buis riolering<br />

bijgekomen door nieuwe aanleg, vervanging<br />

en het ombouwen van gemengde door<br />

gescheiden stelsels. De hoeveelheid riolering<br />

ouder dan 60 jaar is door vervanging gedaald<br />

van 4.350 naar 3.500 km.<br />

Asset management van de riolering is<br />

verplicht sinds 1993 toen het <strong>Gemeente</strong>lijk<br />

Rioleringsplan werd ingevoerd. In dit GRP<br />

legt de gemeente de toestand van de riolering,<br />

de voorgenomen maatregelen en de<br />

kosten en financiering vast. Gemiddeld<br />

maken de gemeenten elke 5 jaar een nieuw<br />

plan. Veel gemeenten werken in 2010 aan<br />

een nieuw GRP vanwege de formele uitbreiding<br />

van hun taken met de zorgplichten<br />

voor hemelwater en grondwater.<br />

<strong>Gemeente</strong>n hebben inzicht in de kwaliteit van


hun riolering. Zij inspecteren gemiddeld<br />

jaarlijks 7% van hun stelsels. <strong>Gemeente</strong>n<br />

reinigen per jaar 10% van het totale rioolstelsel.<br />

De uitvoering van inspectie en reiniging<br />

besteden gemeenten grotendeels uit<br />

aan gespecialiseerde bedrijven.<br />

Kosten 2006 - 2010; <strong>Gemeente</strong>n met<br />

slappe bodem, hoge bebouwingsdichtheid<br />

of oud stelsel zijn duurder uit<br />

De totale kosten stegen tussen 2006 en 2009<br />

met 4,4% per jaar, waarvan 2,3% door groei<br />

van de lengte riolering (prijspeil 2009). De<br />

totale kosten zijn voor 2009 opgebouwd uit<br />

directe afschrijvingskosten (14%), rente en<br />

afschrijvingen voor investeringen uit het<br />

verleden (41%), en de beheerkosten (45%).<br />

In de periode tussen 2006 en 2016 neemt<br />

het aandeel kapitaallasten toe van 40% naar<br />

45%, daalt het aandeel beheerkosten van<br />

44% naar 39% en blijft het aandeel direct<br />

afgeboekte investeringen relatief even groot.<br />

De stijging van de totale inkomsten rioolheffing<br />

sinds 1985 bedraagt gemiddeld 7,4% per<br />

jaar. Een belangrijke oorzaak is de toename<br />

van het aandeel van de rioolheffing in de<br />

totale exploitatie-inkomsten. In 1985 vormden<br />

de inkomsten rioolheffing 38% van de<br />

inkomsten, de overige 62% werd door<br />

gemeenten uit de algemene middelen (OZB)<br />

bekostigd. Het aandeel van de rioolheffing<br />

is inmiddels gestegen naar ruim 98%.<br />

Bepaalde plaatselijke omstandigheden leiden<br />

tot kostenverschillen. <strong>Gemeente</strong>n met een<br />

bodem met veel klei en veen, een hoge bebouwingsdichtheid<br />

of een oud stelsel hebben<br />

gemiddeld hogere kosten per km stelsel. Het<br />

grootste effect op de totale kosten komt door<br />

de mate van stedelijkheid; de jaarlijkse kosten<br />

per km stelsel van de zeer sterk stedelijke<br />

gemeenten zijn 65% meer dan die van de landelijke<br />

gemeenten. De invloed van de omvang<br />

van de gemeente op de gemiddelde totale kosten<br />

is daarbij relatief beperkt en afwijkend van<br />

vorm. In plaats van een doorlopend stijgende<br />

lijn hebben hier de middelgrote gemeenten<br />

relatief de laagste kosten per km stelsel.<br />

Samenvatting<br />

18.000<br />

16.000<br />

14.000<br />

12.000<br />

10.000<br />

8.000<br />

6.000<br />

4.000<br />

2.000<br />

0<br />

18.000<br />

16.000<br />

14.000<br />

' 12.000<br />

10.000<br />

8.000<br />

6.000<br />

4.000<br />

2.000<br />

0<br />

18.000<br />

16.000<br />

_ 14.000<br />

.| 12.000<br />

I 10.000<br />

•jr 8.000<br />

J 6.000<br />

V<br />

15<br />

4.000<br />

2.000<br />

0<br />

Effect op de totale kosten van:<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte<br />

Mate van stedelijkheid<br />

10-20 20-50 50-100 =-100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte {x 1.000 inwoners)<br />

500-1.000 1.000-1500 1.500-2.500<br />

Stedelijkheid<br />

Gemiddelde leeftijd van het vrijvervalstelsel<br />

Grondslag<br />

20-25 25-30 30-40<br />

Stelselleeftijd Gaar)<br />

25-50 50-75<br />

% veen + klei/veen


Riolering in Beeld 2010<br />

Tussen 2005 en 2010 is veel geïnvesteerd in<br />

de aanleg van riolering, waterkwaliteitsmaatregelen<br />

en het ombouwen van gemengde<br />

naar gescheiden stelsels. De investeringen<br />

stegen met 5,6% (gecorrigeerd voor inflatie).<br />

De kapitaallasten (rente en afschrijvingen<br />

op investeringen uit het verleden) zijn tussen<br />

2006 en 2009 met 8,5% gestegen. Deze<br />

toename is beperkt doordat ten behoeve<br />

van investeringen gelden zijn onttrokken<br />

aan reserves en voorzieningen.<br />

De beheerkosten zijn toegenomen van<br />

3.870 euro naar 4.650 euro per kilometer<br />

rioolbuis. De kosten voor onderzoek namen<br />

het meest toe vergeleken met personeels-,<br />

reparatie- en overige kosten.<br />

Prognose voor 2010-2016: minder stijging<br />

van kosten<br />

Hoewel de rioolheffing in de periode 2010 tot<br />

en met 2016 zal blijven stijgen, is de verwachte<br />

jaarlijkse stijging met 3,8% per jaar (prijspeil<br />

2010) lager dan het gemiddeld van 7,4%<br />

in de afgelopen 25 jaar. De verwachte stijging<br />

is vooral een gevolg van het gaandeweg toenemen<br />

van de kapitaallasten door het activeren<br />

van nieuwe investeringen. Deze toename<br />

bedraagt naar verwachting 3,1% per jaar.<br />

Zowel de beheerkosten als de voorgenomen<br />

investeringen blijven vrijwel gelijk aan het<br />

niveau van 2010. De vervangingsinvesteringen<br />

blijven stijgen, maar worden gecompenseerd<br />

doordat de investeringen voor aansluiten op<br />

het riool en verbetering van de waterkwaliteit<br />

inmiddels grotendeels gerealiseerd zijn.<br />

De beheerkosten stijgen tot 2016 volgens<br />

de gemeenten niet of nauwelijks.<br />

Met de huidige reserves is bijna 2% van de<br />

riolering te vervangen. Er ligt in Nederland<br />

voor ruim 77 miljard euro (incl. btw) aan riolering<br />

in de grond.<br />

<strong>Gemeente</strong>n die investeringen direct afboeken<br />

hebben op de korte termijn hogere lasten,<br />

maar zijn over de levensduur van de riolering<br />

(soms veel) goedkoper uit omdat geen rente<br />

betaald hoeft te worden. Bij het vergelijken<br />

van de kosten en inkomsten van gemeenten<br />

is het van belang om te weten hoe de<br />

16<br />

gemeente de kosten over de verschillende<br />

decennia verdeelt.<br />

Samenwerking tussen gemeente en<br />

waterschap fors geïntensiveerd<br />

Ruim 73% van de gemeenten heeft expliciete,<br />

bestuurlijke afspraken met het waterschap en<br />

eenzelfde percentage heeft een waterplan<br />

vastgesteld. Het aantal optimalisatiestudies<br />

om afgestemde en doelmatige maatregelen<br />

aan riolering en zuivering te bepalen is<br />

gestegen van 34% (2005) naar 62% van<br />

de gemeenten (2009).<br />

Per waterschap variëren de investeringen<br />

van gemeenten in milieuverbeteringen in de<br />

periode 2005 - 2009 een factor 6. De benchmark<br />

kan voor waterschappen en gemeenten<br />

aanleiding zijn om na te gaan in hoeverre de<br />

uitleg van het beleid door een waterschap<br />

leidt tot verschillen in investeringen.<br />

Unieke basis voor leren door benchmarking<br />

Alle gemeenten krijgen vanuit deze benchmark<br />

naast Riolering in Beeld een rapportage<br />

over de eigen gemeente en via internet toegang<br />

tot de gegevensset van alle gemeenten.<br />

De rapportages en gegevens gaan leiden tot<br />

vragen over de waarde van de eigen gegevens,<br />

verschillen met andere gemeenten en<br />

naar verbeterpunten. Door onder meer regionale<br />

bijeenkomsten, collegiale contacten,<br />

verdiepend onderzoek en verzamelen van<br />

good practices werken gemeenten aan verdere<br />

verbetering van effectiviteit en efficiëntie<br />

van de rioleringszorg.<br />

De database (voor deelnemers) en informatie<br />

over het leer- en verbetertraject zijn beschikbaar<br />

via www.benchmarkrioleringszorg.nl.


Verantwoording


A Omgevingskenmerken<br />

A Omgevingskenmerken<br />

Invloedrijke algemene gegevens van gemeenten<br />

<strong>Gemeente</strong>n kunnen zich op basis van de analyses en indicatoren van deze<br />

benchmark aan elkaar spiegelen, vanuit de verschillen leren en de rioleringszorg<br />

verder verbeteren. De verbetermogelijkheden liggen vooral op organisatorisch en<br />

beleidsmatig gebied. Aan omgevingskenmerken als bodemsoort en hoogteligging<br />

kunnen gemeenten tenslotte weinig veranderen. Maar in elke gemeente hebben<br />

omgevingsfactoren wél invloed (gehad) op de riolering. Bijvoorbeeld op de keuze<br />

voor stelseltype en ontwerp, het huidige functioneren, het beheer, de kosten en<br />

de verwachte toekomstige ontwikkeling.<br />

Dit hoofdstuk geeft informatie over de belangrijkste omgevingsfactoren. Waar<br />

mogelijk en relevant zijn deze gegevens in latere hoofdstukken benut om de<br />

gemeenten te groeperen en de variatie in hun uitkomsten te analyseren.<br />

18


Al <strong>Gemeente</strong>grootte en stedelijkheid<br />

A2 Bodemsoort en hoogteverschillen<br />

A3 Grondwater en bodemgebruik


A Omgevingskenmerken<br />

J I<br />

il II UK Ulli<br />

Al <strong>Gemeente</strong>grootte en stedelijkheid<br />

Bij veel aspecten in dit onderzoek wordt onder meer gekeken naar de invloed<br />

van de gemeentegrootte en stedelijkheid. Nederland heeft 16,6 miljoen inwoners,<br />

verdeeld over 430 gemeenten. Hiervan woont 32,5% in de grote steden<br />

(> 100.000 inwoners). De meeste gemeenten hebben tussen 10.000 en 50.000<br />

inwoners. Een gemiddeld huishouden bestaat uit 2,2 personen.<br />

20


Aantal gemeenten en inwonersaantal<br />

Per 1 januari 2010 heeft Nederland 16,6<br />

miljoen inwoners. Dit aantal groeit geleidelijk<br />

en leidt naar verwachting tot een piek rond<br />

2040 van zo'n 17,5 miljoen inwoners. Voor de<br />

riolering (vooral voor het aantal rioolaansluitingen)<br />

is relevant dat het aantal huishoudens<br />

en de woningvoorraad sneller stijgen dan het<br />

aantal inwoners. Voor vergelijkingen van het<br />

aantal rioolaansluitingen hanteert dit rapport<br />

de som van het aantal huishoudens en het<br />

aantal bedrijven.<br />

Nederland telt op 18 maart 2010 430<br />

gemeenten. Bij veel aspecten in dit onderzoek<br />

wordt gekeken naar de invloed van<br />

de gemeentegrootte. De verdeling van de<br />

gemeenten naar inwonersaantal (volgens<br />

de gebruikelijke CBS-categorieën) laat zien<br />

dat de meeste gemeenten tussen 10.000 en<br />

50.000 inwoners hebben en dat 32,5% van de<br />

Nederlanders in de grote steden (> 100.000<br />

inwoners) woont.<br />

S 20%<br />

Al <strong>Gemeente</strong>grootte en stedelijkheid<br />

Inwoners, huishoudens en woningvoorraad<br />

1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010<br />

Jaar<br />

<strong>Gemeente</strong>n verdeeld naar inwonersaantal (CBS)<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte<br />

Zeer klein<br />

Klein<br />

Middelgroot<br />

Groot<br />

Zeer groot<br />

Aantal inwoners<br />

< 10.000<br />

10.000 - 20.000<br />

20.000 - 50.000<br />

50.000 -100.000<br />

> 100.000<br />

<strong>Gemeente</strong>n en inwoners naar gemeentegrootte Inwonersaantal per gemeente<br />


2.6<br />


Mate van stedelijkheid<br />

De stedelijkheid van gemeenten is in beeld<br />

te brengen met drie kentallen:<br />

• Bevolkingsdichtheid: het aantal inwoners<br />

per km 2 land. Nadeel van deze parameter is<br />

dat alleen de woonfunctie van een gebied<br />

wordt meegewogen.<br />

• Omgevingsadressendichtheid: een gemiddelde<br />

(per gebied) van het aantal adressen<br />

binnen een cirkel van één kilometer rond<br />

elk adres in dat gebied. De omgevingsadressendichtheid<br />

geeft de mate van concentratie<br />

van menselijke activiteiten weer,<br />

zoals wonen, werken, schoolgaan, winkelen<br />

en uitgaan. Het CBS gebruikt de omgevingsadressendichtheid<br />

als maat voor<br />

de stedelijkheid van een bepaald gebied.<br />

Dit rapport hanteert de omgevingsadressendichtheid<br />

als maat voor de stedelijkheid<br />

van een gemeente.<br />

• Inwonersaantal: het aantal bij een gemeente<br />

ingeschreven inwoners. Dit rapport hanteert<br />

het inwonersaantal als maat voor de<br />

gemeentegrootte. Naast de stedelijkheid<br />

is het inwonersaantal ook een indicatie<br />

van het organisatieniveau van het gemeentelijke<br />

apparaat. Het inwonersaantal<br />

zegt weinig over de ruimtelijke verdeling<br />

van die inwoners.<br />

Al <strong>Gemeente</strong>grootte en stedelijkheid<br />

D 2.000<br />

Bron: CBS<br />

Stedelijkheid<br />

Niet stedelijk<br />

Weinig stedelijk<br />

Matig stedelijk<br />

Sterk stedelijk<br />

Omgevingsadressendichtheid (adressen per km 2 )<br />

v^<br />

Mate van stedelijkheid naar omgevingsadressendichtheid (CBS)<br />

Zeer sterk stedelijk<br />

Omgevingsadressendichtheid<br />

(Aantal adressen per km 2 )<br />

2.500<br />

Aantal gemeenten<br />

(%)<br />

123 (28,6)<br />

151 (35,1)<br />

83 (19,3)<br />

61 (14,2)<br />

12 (2,8)


A Omgevingskenmerken<br />

24


Variatie in bodemsoort, -stijging en -daling<br />

Riolering is een fysiek en infrastructureel<br />

werk, net als bijvoorbeeld wegen, kabels en<br />

bebouwing. Voor het ontwerp en het functioneren<br />

ervan is de aanwezige bodemsoort<br />

(aandeel zand, veen en klei) heel belangrijk,<br />

vooral de bovenste laag van één tot enkele<br />

meters diep, de laag waarin het stelsel ligt<br />

of komt te liggen.<br />

De Nederlandse bodem is continu in beweging.<br />

De winning van zout en gas en het<br />

inklinken van veen veroorzaken bodemdalingen.<br />

In de komende vijftig jaar kan de bodem<br />

regionaal ruim een halve meter zakken.<br />

Daarnaast hebben grote delen van Oost- en<br />

Zuid-Nederland juist te maken met (kleine)<br />

bodemstijgingen, onder meer door het afzetten<br />

van sediment.<br />

A2 Bodemsoort en hoogteverschillen<br />

25<br />

LithoLogie: de toplaag en diepere grondsoort van de bodem<br />

] Veraarde bovengrond op diep veen<br />

] Veraarde bovengrond op veen op zand<br />

] Kleidek op veen<br />

] Kleidek op veen op zand<br />

] Zanddek op veen op zand<br />

] Veen op ongerijpte klei<br />

] Leemarm fijn zand<br />

] Zwak lemig fijn zand<br />

] Zwak lemig fijn zand op grof zand<br />

] Sterk lemig fijn zand op (kei)leem<br />

] Sterk lemig zand<br />

• Grof zand<br />

• Zavel met homogeen profiel<br />

• Lichte klei met homogeen profiel<br />

• Klei met zware tussenlaag<br />

• Klei op veen<br />

D Klei op fijn zand<br />

D Klei op grof zand<br />

• Leem<br />

• Bebouwing, kunstmatig<br />

aangelegde gebieden


Actueel hoogtebestand van Nederland (AHN)<br />

Globale bodemzetting in<br />

meters bij het opbrengen<br />

van 1 meter droog zand<br />

• minder dan 0,2<br />

• 0,2 - 0,3<br />

• 0,3 - 0,5<br />

• 0,5 - 0,6<br />

• 0,6 • 0,<br />

• 0,8 of meer<br />

D geen zetting<br />

Verwacht bodemdaling en -stijging<br />

Bodemdaling in centimeters<br />

• 60 of meer<br />

• 40-60<br />

• 30-40<br />

D 20-30<br />

D 10-20<br />

D 2-10<br />

n minder dan 2<br />

Bodemstijging in centimeters<br />

• minder dan 2<br />

• 2 of meer<br />

D geen verandering<br />

A Omgevingskenmerken<br />

26<br />

Lokaal kan de bodem ook nog dalen door het<br />

gewicht van de bodem zelf, het gewicht van<br />

bebouwing en aangebrachte grond én te<br />

grote grondwaterafvoer. Veel gebieden in<br />

Nederland zijn gevoelig voor deze dalingen<br />

(zettingen), vooral klei- en veengronden. In<br />

grote delen van Zuid-Holland en ook elders<br />

kan het aanbrengen van een meter droog<br />

zand leiden tot een bodemzetting van bijna<br />

een meter.<br />

De bodemstructuur bepaalt de zettingsgevoeligheid<br />

en daarmee of fundering van onderdelen<br />

(zoals gemalen, putten of zelfs buizen)<br />

nodig is. Zettingen en in het bijzonder zettingsverschillen<br />

verkorten de levensduur van<br />

de riolering, vaak door falende huis- en kolkaansluitingen<br />

of verbindingen tussen de bui-


zen. Bovendien verstoren ongelijkmatige zettingen<br />

de afstroming. De bodemsoort heeft<br />

dus aanzienlijke technische en financiële<br />

consequenties voor de rioleringszorg.<br />

Definitie en aanwezigheid slappe bodem<br />

Het <strong>Gemeente</strong>fonds houdt sinds 1968 rekening<br />

met kostenverhogende effecten van slappe<br />

bodem. In 2001 zijn de criteria en meetregels<br />

opnieuw vastgesteld. Het <strong>Gemeente</strong>fonds hanteert<br />

twee verdeelmaatstaven: de 'bodemfactor'<br />

(tussen 0 en 1,7) en het 'percentage slechte<br />

grond' (tussen 0% en 100%).<br />

'Slechte grond' houdt in dat binnen de eerste<br />

8 m onder het maaiveld een 5 m dik, aaneengesloten<br />

holoceen veen-, klei- of klei/veenpakket<br />

zit. In die 5 meter mag hooguit 50 cm<br />

zand voorkomen. Bij 'veen' zit in de bovenste<br />

5 m slechte grond minimaal 4 m veen, bij<br />

'klei/veen' tussen 0,5 en 4 m veen, en bij<br />

'klei' maximaal 0,5 m veen. Naast deze meer<br />

financiële parameters voor de bodemsoort<br />

maakt de benchmark ook gebruik van het<br />

aandeel veen en klei/veen in de bodem.<br />

Hoogteligging<br />

Vanuit de geologische ontstaansgeschiedenis<br />

is er een directe relatie tussen de hoogteligging<br />

en de hoogteverschillen van gebieden<br />

en de daar aanwezige bodemsoort. Vooral<br />

hoogteverschillen hebben een effect op de<br />

riolering. Zij spelen een rol bij de keuze van<br />

de ontwerpuitgangspunten en bij het functioneren<br />

van stelsels. Door hoogteverschillen<br />

kunnen riolen makkelijk onder afschot gelegd<br />

worden. Dat is prettig, want dan is het afvalwater<br />

eenvoudig onder vrijverval af te voeren<br />

en zijn dus geen pompen nodig. Maar dit<br />

betekent ook dat hemelwater (bij hevige<br />

neerslag) oppervlakkig kan afstromen en zich<br />

in lagere delen kan verzamelen. Dan is het<br />

sturen van incidentele waterstromen weer een<br />

uitdaging om wateroverlast te voorkomen.<br />

A2 Bodemsoort en hoogteverschillen<br />

Aandeel slappe bodem (<strong>Gemeente</strong>fonds)<br />

Actueel hoogtebestand van Nederland (AHN)<br />

Legenda in meters<br />

,•-12 - -7<br />

•• -7 - -6<br />

m -6 - -5<br />

• -5 - -4<br />

• -4 - -3<br />

• -3 - -2,5<br />

• -2,5 - -2<br />

• -2 - -1,5<br />

B -IJ - -i<br />

E -i • •-0,5<br />

• -0,5 • • 0<br />

1 0 • 0,5<br />

3 0,5 • 1<br />

1 1 • 1.5<br />

• 1,5 • • 2<br />

B 2 • 2,5<br />

• 2,5 • 3<br />

y 3 • 3,5<br />

• 3,5 •<br />

B 4<br />

^ 4,5 • • 5<br />

B 5 •<br />

BB1 e<br />

B i •<br />

• 8 •<br />

• 9<br />

Adviesdienst Geo-Informatie en ICT Rijkswaterstaat<br />

27<br />

- 4<br />

• 4,5<br />

- 6<br />

• 7<br />

- 8<br />

• 9<br />

•10<br />

|10 • •12<br />

312<br />

Zl 14<br />

U*<br />

n 1 ^|20 *<br />

Zl 2 - 14<br />

- 16<br />

- IB<br />

-20<br />

- 25<br />

** -30<br />

^ 3 0 -35<br />

^]40<br />

35 -40<br />

-45<br />

V^<br />

•—]<br />

CD<br />

•<br />

LZI<br />

] 100 -125<br />

:<br />

' :<br />

45 - 50<br />

50 - 60<br />

60 - 70<br />

70 - 80<br />

80 - 90<br />

90 -100<br />

125 -150<br />

150 - 175<br />

175 -200<br />

200 -250<br />

250 -300<br />

300 -350


KV-.C-J<br />

rs.i<br />

A Omgevingskenmerken<br />

,. ."Tk>"<br />

A3 Grondwater en bodemgebi ik<br />

De Nederlandse bodem bevat veel grondwater waarvan het peil door verschillende<br />

factoren fluctueert. In stedelijk gebied zijn het rioolsysteem en het (grond)<br />

watersysteem met elkaar verweven. Sinds 2008 hebben gemeenten een wettelijke<br />

zorgplicht om grond wate roverlast te voorkomen.<br />

28<br />

.<br />

ïW<br />

*ft<br />

NEK


Regionale hydrologische toestand<br />

De poreuze ondergrond van Nederland bevat<br />

veel grondwater. Diverse factoren beïnvloeden<br />

het grondwatersysteem, zoals: de hoeveelheid<br />

neerslag en verdamping, de bodemopbouw,<br />

de nabijheid en het peil van het<br />

oppervlaktewater, de aanwezigheid van<br />

ondergrondse constructies, grondwaterwinningen<br />

in de omgeving, kwel/wegzijg ing,<br />

aanwezige beplanting en zettingen. Het<br />

regent meer dan er water verdampt.<br />

Nederland kent vier typerende geohydrologische<br />

situaties:<br />

Hoog-Nederland: Hogere zandgronden in<br />

Oost- en Zuid-Nederland, plus de duingebieden,<br />

met een diepgelegen grondwaterspiegel.<br />

Grondwatertrappen: hoogste en laagste grondwaterstanden<br />

(Bron: Bosatlas van Ondergronds Nederland & Alterra)<br />

Gemiddeld hoogste (GHG) en<br />

laagste (GLG) grondwaterstand<br />

in centimeters beneden maaiveld<br />

grondwatertrap GHG<br />

I •


Waterberging in de bodem<br />

A Omgevingskenmerken<br />

De bodem heeft van nature een regulerende<br />

en bufferende functie in de waterhuishouding.<br />

Via de poriën zakt hemelwater weg<br />

in de bodem om daar het grondwater aan<br />

te vullen. Na verloop van tijd voert het<br />

hemelwater af via sloten, beken en rivieren.<br />

Zandgronden kunnen veel meer water bergen<br />

dan veengronden.<br />

Als bebouwing en (weg)verharding de bodem<br />

afdekken, stroomt hemelwater grotendeels<br />

naar het riool. Hierdoor krijgen de rwzi's<br />

meer water te verduren. Om dit te voorkomen,<br />

proberen waterschappen en gemeenten<br />

hemelwater apart van het afvalwater te<br />

Waterbergend vermogen van de bodem<br />

Waterbergend vermogen<br />

• Groot<br />

• Gemiddeld<br />

D Buitendijks gebied<br />

• Bebouwing<br />

30<br />

verwerken. Zo is het hemelwater lokaal<br />

langer vast te houden en kan het alsnog<br />

in de bodem infiltreren.<br />

De grondwaterstand is in de afgelopen vijftig<br />

jaar ruim 30 cm verlaagd. Dat was nodig voor<br />

de landbouw, de bosbouw en de aanleg van<br />

nieuwbouwwijken. Maar ook de grondwaterwinning<br />

voor drinkwater en industrie droeg<br />

bij aan die verlaging. 1<br />

<strong>Gemeente</strong>lijke zorgplicht voor grondwater<br />

De grondwaterstand heeft veel invloed op<br />

de gebruiksmogelijkheden van de grond.<br />

In stedelijk gebied zijn het rioolsysteem en


het (grond)watersysteem soms (onbedoeld)<br />

met elkaar verweven. Op grond van de Wet<br />

gemeentelijke watertaken hebben gemeenten<br />

sinds 2008 een grondwaterzorgplicht.<br />

Uitgangspunt bij grondwateroverlast is de<br />

verantwoordelijkheid van de perceelseigenaar<br />

voor maatregelen op het eigen terrein. Bij<br />

structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand<br />

voor de aan de grond gegeven<br />

bestemming in bebouwd gebied, is het aan<br />

de gemeente maatregelen te nemen waarmee<br />

problemen zoveel mogelijk voorkomen<br />

worden, mits mogelijk en doelmatig.<br />

Bodemgebruik: bebouwing vervangt<br />

natuur<br />

De inrichting van het landschap had lange<br />

tijd een aardkundige basis: dorpen op hooggelegen<br />

gronden en akkerbouw op vruchtbare,<br />

lagergelegen kleigrond. In de afgelopen<br />

eeuw is dat ingrijpend veranderd. Dankzij<br />

verbeterde bouw- en funderingstechnieken<br />

speelt de ondergrond tegenwoordig een<br />

ondergeschikte rol bij de locatiekeuze<br />

voor nieuwe woonwijken en wegen.<br />

Tussen 1900 en nu is het bodemgebruik sterk<br />

veranderd. Het aandeel bebouwing is met<br />

18% toegenomen, dat van natuurgebieden<br />

met 18% afgenomen. De verstedelijking vond<br />

vooral plaats in West-Nederland, Noord-<br />

Brabant, Zuid-ümburg, rond de Utrechtse<br />

Heuvelrug, op de Veluwe en in Twente.<br />

Verstedelijking en aanleg<br />

nutsvoorzieningen<br />

De groei van stedelijk gebied is duidelijk<br />

terug te zien in de woningvoorraad. Met name<br />

vanaf 1960 is de hoeveelheid woningen sterk<br />

gestegen. Naar verwachting zet de stijgende<br />

lijn zich ook de komende jaren voort.<br />

Gelijkopgaand met de sterke verstedelijking<br />

van Nederland vond de aanleg van het gasdistributienet,<br />

het (laagspannings)elektriciteitsnet<br />

en de riolering plaats (zie ook B4).<br />

1 Bosatlas van Ondergronds Nederland, Noordhoff<br />

Uitgevers (Groningen, 2009).<br />

A3 Grondwater en bodemgebruik<br />

31<br />

Bodemgebruik 1900<br />

Bodemgebruik 2005<br />

2%2%1%<br />

Woningvoorraad 1900-2009<br />

Gras<br />

Akkerbouw<br />

Helde<br />

Bos<br />

Bebouwing<br />

Zand<br />

Overig<br />

Gras<br />

Akkerbouw<br />

Heide<br />

Bos<br />

Bebouwing<br />

Zand<br />

Overig<br />

1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 Z010<br />

Jaar<br />

Woningvoorraad 1900-2009<br />

1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000<br />

Jaar<br />

gasleidingnel<br />

laagspanningsnet<br />

electriciteit


B Aanwezige riolering<br />

B Aanwezige riolering<br />

Opbouw en onderdelen van de riolering<br />

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de verdeling van de fysieke bouwstenen waaruit de<br />

riolering in Nederland is opgebouwd. Zo komen aantal en soorten aansluitingen aan<br />

bod, de verschillende typen vrijvervalstelsel, rioolgemalen, transportpersleidingen,<br />

overstorten en - voornamelijk in het buitengebied - mechanische riolering en IBA's.<br />

Ook is er aandacht voor de drainage die gemeenten beheren.<br />

32


1--<br />

*<br />

B Aanwezige riolering<br />

BI Aansluitingen op de riolering<br />

*<br />

Nederland heeft in Europa de hoogste aansluitingsgraad: 99,8% is aangesloten<br />

op riolering (inclusief decentrale voorzieningen). Bovendien wordt al het<br />

ingezamelde afvalwater gezuiverd. Ook in het buitengebied zijn bijna alle<br />

percelen aangesloten, vaak op mechanische riolering.<br />

34<br />

lil


Koploper in Europa<br />

Vergeleken met de meeste Europese landen<br />

heeft Nederland met 99,8% een hoge aansluitingsgraad.<br />

Bovendien wordt hier al het<br />

ingezamelde en getransporteerde afvalwater<br />

in rwzi's gezuiverd. Dit in tegenstelling tot<br />

andere landen in Europa, waar de riolering<br />

soms nog voor een groot deel afvoert naar en<br />

loost in het oppervlaktewater. Door Europese<br />

regelgeving voor stedelijk afvalwater en de<br />

kwaliteit van oppervlaktewater zal dit naar<br />

verwachting in de toekomst verbeteren.<br />

Vrijwel iedereen is aangesloten<br />

In Nederland is 95% van de bijna 7,2 miljoen<br />

huishoudens aangesloten op vrijvervalriolering.<br />

Hiervan is 69% van de huishoudens aangesloten<br />

op gemengde riolering en 26% op<br />

een (verbeterd) gescheiden stelsel, dat afvalen<br />

hemelwater apart van elkaar afvoert en<br />

verwerkt.<br />

Sanering buitengebied vrijwel klaar<br />

Het aansluitingspercentage is in Nederland<br />

zo hoog, omdat veel energie is gestoken in<br />

de zogenaamde 'sanering van lozingen in het<br />

buitengebied'. Saneren wil zeggen: aansluiten<br />

op een vorm van riolering. In 2005 waren<br />

100.000 huishoudens nog niet aangesloten<br />

op (mechanische) riolering, in 2010 geldt<br />

dat nog maar voor 14.000 percelen (0,19%).<br />

BI Aansluitingen op de riolering<br />

35<br />

Aansluitingsgraad per land<br />

1#<br />

• 95%<br />

Portugal<br />

Denemarken<br />

Koninkrijk Poli<br />

«4M I"«*»" Duitsland<br />

Aantal huishoudens per type riolering<br />

Gemengde vrijvervalriolering<br />

(Verbeterd) gescheiden vrijvervalriolering<br />

Mechanische riolering<br />

IBA (individuele behandeling van afvalwater)<br />

Septic tanks e.d., met ontheffing zorgplicht<br />

4.944.000<br />

1.888.000<br />

298.000<br />

24.000<br />

20.000<br />

68,8%<br />

26,3%<br />

4,1%<br />

0,34%<br />

0,28%<br />

Nog aan te sluiten (saneren) 14.000 0,19%


• 1.600<br />

Te saneren percelen per provincie (niet geëxtrapoleerd)<br />

^c^<br />

D «%<br />

• Geen gegevens<br />

Te saneren percelen als % van de woningvoorraad<br />

•w^<br />

B Aanwezige riolering<br />

36<br />

In totaal heeft 58% van de gemeenten<br />

(n=405) de sanering van niet-aangesloten<br />

woningen afgerond. Slechts tien gemeenten<br />

zijn verantwoordelijk voor de helft (7.150)<br />

van het aantal nog te saneren percelen. Deze<br />

gemeenten liggen allemaal in laag Nederland.<br />

Per provincie zijn er wel forse verschillen. In<br />

Noord- en Zuid-Holland samen ligt 50% van<br />

de nog aan te sluiten percelen. Met Groningen,<br />

Friesland en Zeeland erbij komt het percentage<br />

op 87%. Sommige gemeenten staan nog voor<br />

een aanzienlijke opgave, zoals gemeente<br />

Beemster die nog 16% van haar woningen<br />

moet saneren.<br />

Op basis van artikel 10.33 Wet milieubeheer<br />

kunnen gemeenten een provinciale ontheffing<br />

van de aansluitingsplicht krijgen. Gezamenlijk<br />

hebben de gemeenten ontheffingen voor<br />

circa 20.000 woningen. Vaak lozen deze<br />

huishoudens via bestaande voorzieningen,<br />

zoals septic tanks.<br />

IBA's beperkt aangelegd<br />

In 2005 gaven de gemeenten aan dat een aanzienlijk<br />

deel van de nog te saneren percelen<br />

via IBA's (voorzieningen voor individuele<br />

behandeling van afvalwater) zou worden<br />

aangesloten. Maar in de afgelopen jaren<br />

hebben gemeenten voornamelijk gekozen<br />

voor de aanleg van mechanische riolering.<br />

Per 1 januari 2010 gebruikt 4% van de huishoudens<br />

mechanische riolering (zie B5) en<br />

0,3% IBA's.


IBA's bevinden zich vooral in de kleine en<br />

middelgrote gemeenten. De niet-stedelijke<br />

gemeenten hebben gemiddeld 61x zoveel<br />

IBA's als de zeer sterk stedelijke gemeenten.<br />

Dalfsen heeft relatief het hoogste aantal<br />

IBA's: 18% van de huishoudens is op zo'n<br />

individuele voorziening aangesloten.<br />

Ongeveer een derde van de gemeenten<br />

beheert alle IBA's zelf, circa 15% doet dit<br />

voor een deel van de aanwezige IBA's. In de<br />

andere helft van de gemeenten worden alle<br />

IBA's door de eigenaar, het waterschap of<br />

een commerciële partij beheerd.<br />

BI Aansluitingen op de riolering<br />

37<br />

18%<br />

16%<br />

14%<br />

12%<br />

10%<br />

8%<br />

6%<br />

4%<br />

20%<br />

8%<br />

e%<br />

4%<br />

2%<br />

.0%<br />

8%<br />

6%<br />

4%<br />

2%<br />

Te saneren percelen als % van woningvoorraad<br />

0% 25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (407 respondenten)<br />

Aandeel woningen aangesloten op IBA's<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100 Nederland<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Aandeel woningen aangesloten op IBA's<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (395 respondenten)<br />

Aandeel IBA's beheerd door gemeente<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (283 respondenten)


B2 Vrijvervalriolering<br />

B Aanwezige riolering<br />

Ruim 95% van de Nederlandse huishoudens is aangesloten op vrijvervalriolering.<br />

<strong>Gemeente</strong>n hebben bijna 90.000 km buizen voor gemengde riolen en aparte<br />

vuilwater- en hemelwaterriolen. Het aandeel stelsel gemengde riolering is het<br />

grootst: 71,3% tegen 28,7% gescheiden riolering. De meeste buizen hebben een<br />

kleine diameter en zijn van beton. Ongeveer 87% van de huidige riolering is in de<br />

afgelopen vijftig jaar aangelegd. De gemiddelde leeftijd ligt rond de dertig jaar.<br />

38


Gemengd, gescheiden en verbeterd<br />

gescheiden<br />

Nederland kent verschillende rioolsystemen.<br />

De inzameling van (huishoudelijk) afvalwater<br />

vindt in Nederland hoofdzakelijk plaats onder<br />

vrijverval. Ruim 95% van de huishoudens is<br />

aangesloten op de vrijvervalriolering.<br />

In een gemengd riool stromen afval- en<br />

hemelwater samen in één buis naar de rioolwaterzuivering<br />

(rwzi). (Verbeterd) gescheiden<br />

systemen voeren afval- en hemelwater in<br />

twee aparte buizen af: één voor afvalwater<br />

(dwa) en één voor hemelwater (hwa).<br />

Bij gescheiden riolen gaat al het hemelwater<br />

direct naar vijvers of sloten. Het afvalwater<br />

stroomt naar een gemaal, dat het afvalwater<br />

naar de rwzi pompt.<br />

Bij verbeterd gescheiden riolen lopen hemelen<br />

afvalwater naar een gemaal. Vanaf daar<br />

gaat een deel van het hemelwater naar de<br />

rwzi. Dat is het water van kleinere buien en<br />

het begin van grotere buien, dat ook een deel<br />

van het vuil uit de buizen en van de straat<br />

meeneemt. Hierbij zit ook grotendeels het<br />

afvalwater uit foutieve huisaansluitingen<br />

(bijvoorbeeld een dwa-leiding die per ongeluk<br />

is aangesloten op een hwa-leiding). De rest<br />

van het hemelwater loopt naar een vijver of<br />

sloot.<br />

B2 Vrijvervalriolering<br />

| Gemengd riool<br />

Gescheiden riool<br />

Gescheiden riool Verbeterd gescheiden riool<br />

woning<br />

bedrijf<br />

l<br />

lil<br />

- regenwater<br />

oppervlaktewater<br />

regenwater<br />

/<br />

afvalwater (<br />

RWZI<br />

39<br />

bedrijf<br />

oppervlaktewater<br />

regenwater<br />

O<br />

beperkte afvoer<br />

RWZI


Stelseltype<br />

Gemengd<br />

Totale lengte typen vrijvervalriolering<br />

(verbeterd) gescheiden<br />

- afvalwater (dwa)<br />

- hemelwater (hwa)<br />

Totaal vrijverval<br />

km buis<br />

50.800<br />

38.800<br />

20.400<br />

18.400<br />

89.600<br />

km stelsel<br />

50.800 (71,3%)<br />

20.400 (28,7%)<br />

71.200<br />

Aandeel gemengd van totaal vrijvervalstelsel<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (426 respondenten)<br />

Aandeel gemengd van totaal vrijvervalstelsel<br />

C^#"<br />

B Aanwezige riolering<br />

40<br />

Uitgebreid buizennetwerk<br />

De totale buislengte van alle vrijvervalstelsels<br />

is bijna 90.000 km. Hiervan ligt 50.800 km<br />

buis in gemengde en 38.800 km buis in (verbeterd)<br />

gescheiden riolering. Een (verbeterd)<br />

gescheiden stelsel heeft aparte buizen voor<br />

de afvoer van afval- en hemelwater. De stelsellengte<br />

van een (verbeterd) gescheiden<br />

rioolstelsel is dus niet gelijk aan de lengte<br />

buis, maar ruwweg de helft. Vanuit het oogpunt<br />

van aanleg en beheer is de hoeveelheid<br />

buis belangrijker, want die lengte bepaalt<br />

primair de benodigde inspanningen en dus<br />

ook de kosten.<br />

Minder gemengde riolering<br />

Uitgaand van gelijke hoeveelheden buis<br />

per woning loost van de huishoudens die<br />

op vrijvervalriolering zijn aangesloten 71,3%<br />

via een gemengd systeem en 28,7% via een<br />

(verbeterd) gescheiden stelsel. Per gemeente<br />

varieert het aandeel gemengde riolering van<br />

0 tot 100%. Vooral in Flevoland en Noord- en<br />

Zuid-Holland ligt meer gescheiden riolering<br />

dan in Noord- en Zuid-Nederland.<br />

In Limburg en Groningen hebben relatief<br />

veel gemeenten een (vrijwel) geheel gemengde<br />

riolering. Sinds 2005 is het aandeel<br />

gemengd stelsel op basis van stelsellengte<br />

gedaald van 76% naar 71,3%. Tegenwoordig<br />

leggen gemeenten voor de gescheiden afvoer<br />

van hemelwater bijna altijd (verbeterd)<br />

gescheiden riolering aan. Ook bouwen ze<br />

(delen van) gemengde stelsels om naar<br />

gescheiden systemen (afkoppelen).<br />

In de toekomst zet deze trend zich voort.


Groter betekent minder riolering<br />

In het algemeen geldt: hoe groter de<br />

gemeente, hoe kleiner de lengte vrijvervalstelsel<br />

per woning. De afname van de hoeveelheid<br />

buis is relatief groter dan de afname<br />

van de hoeveelheid stelsel. Dit komt doordat<br />

grotere gemeenten relatief meer gescheiden<br />

riolering hebben. De gemeenten onder<br />

20.000 inwoners hebben per woning 30%<br />

meer buislengte en 44% meer stelsellengte<br />

ten opzichte van de gemeenten groter dan<br />

100.000 inwoners. Vergeleken met de G4<br />

(> 250.000 inwoners) zijn de verschillen zelfs<br />

respectievelijk 89% en 109%, dus ruim twee<br />

keer zo veel stelsellengte. Uitsplitsing naar<br />

omgevingsadressendichtheid geeft dezelfde<br />

trend van dalende buislengte met toenemende<br />

stedelijkheid.<br />

Tussen 2005 en 2010 vonden gemeentelijke<br />

herindelingen plaats, waardoor de gecombineerde<br />

gemeenten vaak in een andere<br />

gemeenteklasse terechtkwamen. Hierdoor<br />

zijn per categorie (indeling naar grootte)<br />

de veranderingen van de totale hoeveelheid<br />

vrijvervalriolering en de verdeling gemengd/<br />

gescheiden lastig te vergelijken.<br />

B2 Vrijvervalriolering<br />

41<br />

Stelsel- en buislengte per woning<br />

10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

gescheiden, buislengte<br />

gemengde, stelsellengte<br />

(= buislengte)<br />

gescheiden, stelsellengte<br />

Lengte gemengde riolering per woning op vrijvervalriolering (in meter)<br />

Verdeling buislengten vrijvervalriolering<br />

10-20 20-50 50-100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x LO0O inwoners)<br />

T^<br />

gescheiden<br />

gemengd


Leeftijdsverdeling vrijvervalstelsel<br />

1950 1950-59 1960-69 1970-79 1980-89 1990-99 2000-09<br />

Periode van aanleg<br />

3 Leeftijdsverdeling per gemeentegrootteklasse<br />

10-20 20-50 50-100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Gemiddelde leeftijd vrijvervalstelsel (in jaren)<br />

B Aanwezige riolering<br />

42<br />

Leeftijd neemt licht toe<br />

Een van de benchmarkvragen ging over het<br />

aanlegjaar van de per 1 januari 2010 aanwezige<br />

buizen. Voor (recentelijk) vervangen of gerenoveerde<br />

buizen geldt het moment van vervanging<br />

of renovatie als aanlegjaar, bij reparatie<br />

geldt het jaar van de oorspronkelijke aanleg.<br />

Ongeveer 51% van de huidige riolering is in<br />

de laatste dertig jaar aangelegd en circa 87%<br />

in de laatste vijftig jaar. Uitgesplitst naar<br />

gemeentegrootte blijken de onderlinge verschillen<br />

in gemiddelde leeftijd van de vrijvervalriolering<br />

beperkt. De kleinste gemeenten<br />

hebben gemiddeld de oudste stelsels, gevolgd<br />

door de allergrootste gemeenten.<br />

De gemiddelde leeftijd van een gemeentelijk<br />

stelsel is te benaderen door per tijdvak het<br />

stelsel te dateren op het middelste jaartal<br />

(dus voor '1980-1989': 1985) en voor de categorie<br />

'ouder dan 60 jaar' uit te gaan van 1930<br />

(= 80 jaar). De gewogen gemiddelde leeftijd<br />

van het Nederlandse vrijvervalstelsel komt zo<br />

op 29,4 jaar. In 2004 was dat nog 28,4 jaar,<br />

de toename in 6 jaar is dus 1,0 jaar. 1<br />

Uitschieters onder de individuele gemeenten<br />

zijn Schiermonnikoog (51,6 jaar), Ubbergen<br />

(49,5 jaar) en Wassenaar (49,1 jaar) met<br />

gemiddeld relatief oude stelsels. Jonge stelsels<br />

liggen in Zeewolde (16,6 jaar), Houten<br />

(17,2 jaar) en Almere (18,2 jaar).


De gemiddelde leeftijd van woningen is in<br />

Nederland 44,5 jaar. Geografisch zijn aanzienlijke<br />

verschillen te zien. De 'historische'<br />

grote steden hebben een relatief oude<br />

woningvoorraad. Haarlem voert de lijst aan<br />

met woningen van gemiddeld 64,1 jaar oud,<br />

gevolgd door Loppersum (62,9 jaar) en<br />

Bussum (61,9 jaar). De jongste woningvoorraad<br />

staat in Zeewolde (14,5 jaar) en Almere<br />

(15,3 jaar). Wat opvalt, is dat langs de gehele<br />

kuststrook de woningen gemiddeld relatief<br />

oud zijn, in tegenstelling tot Oost- en Zuid-<br />

Nederland.<br />

Een lage verhouding van de leeftijd van de<br />

woningen en de leeftijd vrijvervalriolering<br />

kan voor gemeenten een indicatie zijn dat<br />

de riolering binnenkort aan vervanging toe is.<br />

Albrandswaard (0,76), Leiderdorp (0,79) en<br />

Nieuwegein (0,79) hebben de laagste verhouding.<br />

Slochteren (2,81) en Vlieland (2,47)<br />

hebben juist een hoge verhouding, de vrijvervalriolering<br />

is daar jong ten opzichte<br />

van de woningvoorraad.<br />

B2 Vrijvervalriolering<br />

43<br />

48<br />

Gemiddelde leeftijd woningvoorraad (in jaren)<br />

T^<br />

Verhouding leeftijd woningen / leeftijd vrijvervalriolering


8.000<br />

7.000<br />

e.ooo<br />

5.000<br />

4.000<br />

3.000<br />

2.000<br />

LOOO<br />

o<br />

Leeftijdsverdeling per decennium<br />

^<br />

^^^••1<br />

^^^^^^H<br />

^^^^^^H<br />

VT1<br />

M nu<br />

T P<br />

^^^^^H<br />

^^^^^H<br />

• 1 n<br />

• 1 •r •r •p<br />

•i •i •i<br />

w p •<br />

i i r<br />

1'<br />

r<br />

r p p p<br />

Onbekend >60 50-60 40-50 30-40 20-30 10-20<br />

Stelselleeftijd (jaar)<br />

Bodemfactor versus leeftijd vrijvervalriolering<br />

0-10.000<br />

10.000-20.000<br />

20.000-50.000<br />

50.000-100.000<br />

=• 100.000<br />

0 tot 10 jaar<br />

10 tot 20 jaar<br />

20 tot 30 jaar<br />

30 tot 40 jaar<br />

40 tot 50 jaar<br />

50 tot 60 jaar<br />

Ouder dan 60 jaar<br />

B Aanwezige riolering<br />

44<br />

Aanlegpieken en -dalen<br />

De grotere gemeenten zijn in het algemeen<br />

eerder en op grotere schaal begonnen met<br />

rioleren. Het vrijvervalstelsel van met name<br />

de 100.000+-gemeenten is gelijkmatiger in<br />

de tijd aangelegd dan dat van de kleinere<br />

gemeenten.<br />

Kleinere gemeenten legden in de periode<br />

1970-1989 relatief veel riolering aan. Deze<br />

piek is te danken aan de Verfijningsuitkering<br />

rioleringen. Dit was een tijdelijke uitkering<br />

uit het <strong>Gemeente</strong>fonds voor rioolaansluitingen<br />

in bestaande bebouwing, die voornamelijk<br />

kleine gemeenten stimuleerde tot (versnelde)<br />

aanleg. Na 1989 konden gemeenten<br />

geen aanspraak meer maken op de<br />

Verfijningsuitkering.<br />

In de periode 1990-1999 vindt opnieuw<br />

een omslag plaats. Grote gemeenten leggen<br />

dan weer relatief meer riolering aan dan de<br />

kleine gemeenten. Oorzaak hiervoor lijken<br />

vooral de (soms forse) uitbreidingsgebieden<br />

aan de rand van steden (VINEX, Vierde Nota<br />

Ruimtelijke Ordening Extra, 1993).<br />

Tegelijkertijd nam de woningbouw in kleine<br />

gemeenten af.<br />

Jonger stelsel bij slappere bodem<br />

Er is enig verband tussen de leeftijdsopbouw<br />

van het lokale vrijvervalstelsel en de grondslag.<br />

<strong>Gemeente</strong>n met een hogere bodemfactor<br />

(dus slappere bodem) hebben duidelijk minder<br />

vrijvervalstelsel ouder dan 40 jaar. De bodemfactor,<br />

een parameter voor de verdeling van<br />

middelen uit het <strong>Gemeente</strong>fonds, blijkt dus<br />

een maat voor de te verwachten levensduur<br />

van de gemeentelijke infrastructuur.


Overigens is het (nog) niet zo dat stelsels in<br />

gebieden met meer veen in de bodem significant<br />

jonger zijn. Een verklaring kan zijn dat<br />

de verdeling van grondsoorten over het totale<br />

gemeenteoppervlak wordt meegenomen, dus<br />

inclusief buitengebieden, terwijl (historisch<br />

gezien) dorpskernen en steden vooral op<br />

(hogere) zandgronden zijn gebouwd.<br />

Veel beton en kleine buisdiameters<br />

Het vrijvervalstelsel in Nederland bestaat<br />

grotendeels uit kleine buisdiameters. De Meine<br />

buizen vormen de fijnmazige delen Wn de<br />

riolering, die voornamelijk voor de inijmelinc<br />

zorgen. Bij grotere diameters neemt de tonsportfunctie<br />

toe.<br />

Beton is de meest voorkomende materiaalsoort.<br />

Kleine gemeenten gebruiken reJalief<br />

iets meer kunststof. Materialen als keramieh<br />

en asbestcement vallen in de categorie<br />

'Overig' en zijn beperkt aanwezig.<br />

Uitzonderingen zijn enkele grote gemeenten.<br />

met als uitschieters van 20% (Bneda) en 44&<br />

(Den Bosch).<br />

1 Rioleringsatlas van Nederland, Stichting fiiüNED fïüOS)<br />

B2 Vrijvervalriolering<br />

45<br />

36%<br />

32%<br />

28%<br />

24%<br />

20%<br />

16%<br />

12%<br />

8%<br />

4%<br />

0%<br />

Diameterverdeling vrijvervalstelsel<br />

I I<br />

I I<br />

III<br />

I I I I<br />

JU lfifl ü *cu H) ra w ftrj* nrtia<br />

V«rd*ling bu**malfrlïl*n<br />

Beton<br />

Kunststof<br />

Overige materialen


B Aanwezige riolering<br />

46


Overstorten: belangrijke noodvoorzieningen<br />

Gemengde rioolstelsels hebben overstorten<br />

die het afvalwater bij hevige regenbuien naar<br />

sloten en vaarten afvoeren. Dit voorkomt dat<br />

de piek aan hemelwelwater schade veroorzaakt<br />

aan of in woningen en gebouwen, of<br />

in combinatie met het vuilwater zelfs risico's<br />

geeft voor de volksgezondheid. Zonder riooloverstort<br />

werkt het riool niet goed en duurt<br />

het zo'n dertig keer langer voordat een stevige<br />

bui is afgevoerd.<br />

Minder overstorten<br />

In 2005 telden de gemengde stelsels in<br />

Nederland circa 15.000 overstorten, nu zijn<br />

dat er nog 13.900. De daling van 1.100 is het<br />

gevolg van maatregelen waarmee gemeenten<br />

en waterschappen (lokaal) de waterkwaliteit<br />

willen verbeteren. Bijvoorbeeld door het<br />

creëren van extra berging in het stelsel en<br />

in randvoorzieningen. Ook afkoppelen (het<br />

ombouwen van gemengde naar gescheiden<br />

riolering) geeft mogelijkheden om (knelpunt)<br />

overstorten te saneren. Overigens kan een<br />

verkeerde saneringsaanpak leiden tot een<br />

groter risico op wateroverlast. Minder of verkeerd<br />

geplaatste 'noodventielen' maakt een<br />

stelsel kwetsbaarder bij extreme neerslag.<br />

In Nederland zijn alle risicovolle overstorten<br />

inmiddels gesaneerd (zie D5). Ten opzichte<br />

van andere bronnen (zoals landbouw, oppervlakkige<br />

afspoeling, verkeer, industrie en<br />

rwzi's) dragen riooloverstorten weinig bij<br />

aan de belasting van oppervlaktewater<br />

(zie ook D5).<br />

Relatie bodem en aantal overstorten<br />

Per kilometer gemengd stelsel zijn er<br />

gemiddeld 0,372 overstorten. Er is een<br />

duidelijke relatie tussen de grondslag en<br />

het aantal overstorten. Bij een bodem met<br />

een relatief hoge grondwaterstand zoals<br />

in de veengebieden in West-Nederland<br />

de gemiddelde afstand van een rioolstelsel<br />

naar oppervlaktewater kleiner is. Door de<br />

geringere drooglegging zijn stelsels kleiner<br />

en het aantal overstorten relatief hoger.<br />

B3 Overstorten<br />

Schematische tekening werking overstort<br />

^>Q:<br />

D 0,6<br />

• Geen gegevens<br />

47<br />

Relatie tussen grondslag en aantal overstorten<br />

25 - 50 50 - 75<br />

% slechte bodem<br />

Aantal overstorten per km gemengde riolering<br />

z^


1<br />

B Aanwezige riolering<br />

4 Gemalen en persleidingen<br />

i m) •<br />

<strong>Gemeente</strong>n hebben voor het transport van afval- en hemelwater naar de rwzi<br />

samen in totaal 15.600 tussen- en eindgemalen en 4.350 km persleidingen. Door<br />

lokale (geografische) factoren zijn de onderlinge verschillen groot.<br />

48


Lichte stijging aantal rioolgemalen<br />

Na inzameling voeren gemeenten het afvalen<br />

hemelwater onder vrijverval en via persleidingen<br />

af naar de rwzi. Nederland is een<br />

vlak land, dus het natuurlijke verval is vaak<br />

beperkt. Om het rioolwater steeds weer op<br />

hoogte te brengen, zijn in totaal 15.600 tussen-<br />

en eindgemalen nodig. Hiervan beheren<br />

de gemeenten 87% (13.640), de waterschappen<br />

zorgen voor de rest. Die laatste groep<br />

gemalen is soms nog deels in eigendom van<br />

gemeenten. Het aantal gemalen is met 400<br />

toegenomen sinds 2005.<br />

Lokale factoren hebben veel invloed op het<br />

aantal gemalen. Zoals de grondslag, hoogteverschillen<br />

in het gebied en de grootte en<br />

historische ontwikkeling van wijken/kernen.<br />

Negen gemeenten hebben geen gemalen;<br />

zij voeren al hun afvalwater af onder vrij<br />

verval. De spreiding loopt sterk uiteen van<br />

0,1 gemalen per 1.000 woningen (Oegstgeest)<br />

tot 20,3 (Andijk). Gemiddeld hebben gemeenten<br />

2,2 gemalen per 1.000 woningen.<br />

Minder persleidingen bij gemeenten<br />

<strong>Gemeente</strong>n beheren 4.350 km persleidingen<br />

als onderdeel van het hoofdtransportsysteem<br />

richting de afvalwaterzuiveringen. In 2005<br />

was dat nog 5.500 km. De overdracht van<br />

het beheer aan waterschappen is mogelijk<br />

de oorzaak van deze daling.<br />

Amsterdam en Rotterdam zijn in absolute<br />

zin koploper met respectievelijk 240 km en<br />

170 km persleidingen. Van de gemeenten<br />

heeft 29% geen persleidingen in beheer<br />

(n=392). Gemiddeld over alle gemeenten is<br />

er 0,6 m persleiding per woning.<br />

B4 Gemalen en persleidingen<br />

49<br />

2-3<br />

3-4<br />

4-8<br />

• Geen gegevens<br />

* 10<br />

Totaal aantal gemalen per 1000 woningen<br />

Aantal gemalen per 1000 woningen<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (385 respondenten)<br />

Lengte persleidingen per woning<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (392 respondenten)<br />

5^


a m<br />

B Aanwezige riolering<br />

B5 Mechanische riolering<br />

Bijna 300.000 huishoudens (4,1%) in Nederland zijn aangesloten op<br />

mechanische riolering, vooral in het buitengebied. Grote gemeenten<br />

hebben relatief weinig mechanische riolering.<br />

50


Mechanische riolering is een verzamelnaam<br />

voor druk-, luchtpers- en vacuümriolering.<br />

Deze systemen voeren afvalwater via<br />

kunststofleidingen met beperkte diameters<br />

af, met name over langere afstanden in het<br />

buitengebied. Dit gebeurt respectievelijk door<br />

het rechtstreeks pompen, het voortstuwen<br />

met luchtdruk en het aanzuigen vanuit een<br />

vacuümstation.<br />

Nederland heeft 27.100 km mechanische<br />

riolering. Hiervan maakt slechts 4,1% van de<br />

huishoudens gebruik, met name in het buitengebied.<br />

Ruim 95% van de huishoudens is<br />

namelijk aangesloten op vrijvervalriolering<br />

(zie B2).<br />

Flinke groei mechanische riolering<br />

In de afgelopen vijfjaar is het aantal percelen<br />

dat is aangesloten op mechanische riolering<br />

gestegen van 194.000 naar 297.000. Dat zijn<br />

twee keer zo veel aansluitingen dan de<br />

geplande 50.000 in 2005. <strong>Gemeente</strong>n gaven<br />

gaandeweg de voorkeur aan drukriolering<br />

boven IBA's (voorzieningen voor individuele<br />

behandeling van afvalwater; zie BI).<br />

Tussen 2005 en 2010 verdubbelde de totale<br />

lengte mechanische riolering bijna van 15.000<br />

tot 27.100 km. Per aangesloten woning steeg<br />

de leidinglengte van 77 meter naar gemiddeld<br />

zo'n 100 meter. Per pompput/unit zijn gemiddeld<br />

2,12 woningen aangesloten.<br />

Vooral kleine gemeenten met een uitgestrekt<br />

buitengebied hebben relatief veel mechanische<br />

riolering. Uitschieters zijn Graafstroom (40%<br />

van de woningen aangesloten op mechanische<br />

riolering), Vlist (39%) en Reeuwijk (39%).<br />

<strong>Gemeente</strong>n met de meeste aansluitingen zijn<br />

Westland (2.790 pompunits, omgerekend<br />

5.700 aangesloten percelen), Bronckhorst<br />

(2.200 pompunits), Hardenberg (2.147 pompunits)<br />

en Ede (1.985 pompunits). De langste<br />

leidingnetten liggen in Berkelland (665 km),<br />

Bronckhorst (577 km) en Amsterdam (529<br />

km). De groep zeer sterk stedelijke gemeenten<br />

(>2.500 adressen per km 2 ) heeft 20 maal<br />

minder mechanische riolering dan de nietstedelijke<br />

gemeenten, en tienmaal minder<br />

dan het landelijke gemiddelde.<br />

B5 Mechanische riolering<br />

51<br />

% woningen op mechanische riolering<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 > 100 Nederland<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Mechanische riolering per woning<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (41£ respondenten)<br />

Woningen aangesloten op mechanische riolering (%)


B Aanwezige riolering<br />

52


Drainage is het kunstmatig ontwateren<br />

van de bodem, ofwel: het verlagen van het<br />

grondwaterpeil. Zonder drainage zouden veel<br />

gebieden door regen- en kwelwater (sterk)<br />

vernatten, en ongeschikt zijn voor bewoning<br />

of gebruik. In stedelijk gebied is drainage<br />

nodig om te voorkomen dat kruipruimten en<br />

kelders onderlopen. Drainage kan bovengronds<br />

plaatsvinden via greppels, sloten en vaarten,<br />

en ondergronds via drainageleidingen.<br />

Grote verschillen in hoeveelheid drainage<br />

<strong>Gemeente</strong>n geven aan dat zij gezamenlijk<br />

11.600 kilometer drainageleidingen onderhouden<br />

(n=355, extrapolatie naar aantal woningen).<br />

Meer dan 90% van de gemeenten houdt volgens<br />

de benchmarkgegevens de in de eigen<br />

bodem aanwezige drainage niet actief bij.<br />

Vaak gaat het om bouwdrainage, die na de<br />

bouwwerkzaamheden in onbruik raakt. Door<br />

de nieuwe gemeentelijke grondwaterzorgplicht<br />

(2008) zullen gemeenten in de toekomst waarschijnlijk<br />

bewuster met grondwater en dus<br />

drainage omgaan.<br />

De onderlinge verschillen zijn groot. De drie<br />

jonge steden Almere (1.800 km), Lelystad<br />

(1.200 km) en Zoetermeer (700 km) vormen<br />

de top-3. Samen zijn zij verantwoordelijk<br />

voor 32% van alle beheerde drainageleidingen.<br />

Per woning beheren Almere en Lelystad respectievelijk<br />

24,6 en zelfs 38,8 meter drainageleiding,<br />

terwijl het gemiddelde voor heel<br />

Nederland 1,4 meter per woning is. In 29%<br />

van de gemeenten ligt geen door de gemeente<br />

beheerde drainage.<br />

B6 Drainage<br />

53<br />

Lengte drainage per woning (in meters)<br />

G^P<br />

40<br />

35<br />

30<br />

g 25<br />

§ 20<br />

= 15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Lengte drainage per woning<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (335 respondenten)<br />

V^


C Beheer van de riolering<br />

C Beheer van de riolering<br />

<strong>Gemeente</strong>lijke beheeractiviteiten<br />

De rioleringszorg omvat veel méér dan het fysieke systeem van buizen en<br />

pompen. Dit hoofdstuk beschrijft de diverse beheeractiviteiten. Aan de orde<br />

komen planvorming, onderzoek, vervanging, renovatie, reparatie, inspectie<br />

en reiniging. Daarnaast is er aandacht voor de personele formatie van de<br />

rioleringszorg en voor de samenwerking tussen gemeenten onderling en<br />

met andere partijen.<br />

54


^<br />

Beheer van de riolering<br />

Cl De mensen achter de riolerim<br />

Vakmensen maken de rioleringszorg. Kleine gemeenten hebben relatief meer<br />

personeel dan grote(re) gemeenten. Door vergrijzing en ontgroening dreigt<br />

een steeds groter tekort aan vakmensen. Veel gemeenten compenseren het<br />

toenemende verschil tussen de benodigde en aanwezige formatie met inhuur,<br />

detachering en uitbesteding.


<strong>Gemeente</strong>lijke formatie<br />

De riolering(szorg) functioneert dankzij<br />

de inzet en expertise van vakmensen.<br />

De benchmark vraagt gemeenten inzicht<br />

te geven in de formatieplaatsen bij de binnen-<br />

en buitendienst en in het aantal fte's<br />

op basis van inhuur en detachering bij de<br />

binnendienst. Daarnaast geven gemeenten de<br />

planmatig (GRP) benodigde formatie voor de<br />

binnendienst op en toetst een controlevraag<br />

of deze overeenkomt met de werklast.<br />

De gemeentelijke binnendienst telt 1.127<br />

formatieplaatsen (n=417, extrapolatie naar<br />

inwonersaantal). Daarnaast werken er<br />

451 fte's op basis van detachering en inhuur<br />

(n=370, extrapolatie naar inwonersaantal).<br />

Hierbij is de projectmatige inzet van eigen<br />

en ingehuurde mensen in principe niet meegeteld.<br />

De buitendienst bestaat uit 1.051 fte's<br />

eigen personeel (n=392, extrapolatie naar<br />

inwonersaantal). De formaties van de binnenen<br />

buitendienst vormen samen 2.179 fte's, dat<br />

is krap 1,5% van het totale aantal gemeenteambtenaren.<br />

1<br />

Groeiend tekort aan vakmensen<br />

Het takenpakket voor de gemeentelijke<br />

watertaken is de afgelopen jaren gegroeid.<br />

De vaste binnendienstformatie is ten<br />

opzichte van 2005 echter vrijwel gelijk<br />

gebleven. Tegelijkertijd is de inhuur flink<br />

gestegen van 250 naar 451 fte's, waardoor<br />

de totale formatie binnendienst met 17% is<br />

toegenomen.<br />

De benodigde bezetting volgens de GRP's<br />

is met ruim 100 fte's gegroeid van 1.700<br />

fte's (2005) naar 1.818 fte's (2010). In 2005<br />

bedroeg het verschil tussen de aanwezige<br />

en benodigde formatieplaatsen 350 fte's, in<br />

2010 is dat gedaald tot 240 fte's. De formatie<br />

buitendienst is gedaald van 1.250 naar 1.051<br />

fte. De benodigde groei van de binnendienst<br />

vervullen gemeenten dus vrijwel geheel met<br />

inhuur, detachering en uitbesteding. Ook<br />

werkzaamheden in de buitendienst besteden<br />

zij steeds meer uit. <strong>Gemeente</strong>n worden zo<br />

afhankelijker van externe kennis.<br />

Cl De mensen achter de riolering<br />

57<br />

Aanwezige formatie rioleringszorg (fte)<br />

binnendienst<br />

inhuur en detachering<br />

buitendienst<br />

Binnendienst: werkelijk en nodig volgens GRP en werklast<br />

Formatie binnendienst to.v. GRP (aantal gemeenten)<br />

Aanwezige formatie t.o.v. GRP<br />

10-20 20-50 50-100 > 100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

2005<br />

2010<br />

te weinig to.v. GRP<br />

gelijk aan GRP<br />

teveel to.v. GRP<br />

>10% hoger dan GRP<br />

10% lager dan GRP


s 20<br />

1 *<br />

tfi 10<br />

1-2<br />

2-3<br />

3-4<br />

5<br />

0<br />

* « * ><br />

Leeftijdsverdeling werknemers<br />

iL<br />

III<br />

III<br />

Leeftijd Gaar)<br />

Binnendienst per 100 km buis riolering<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100 NL<br />

<strong>Gemeente</strong>grootteklasse (x 1.000 inwoners)<br />

Binnendienst per 100 km buis riolering (fte)<br />

•u^<br />

<strong>Gemeente</strong>n<br />

Overheid<br />

l Markt<br />

C Beheer van de riolering<br />

58<br />

In de toekomst neemt het tekort aan<br />

vakmensen toe. Op korte termijn omdat<br />

gemeenten door de economische crisis<br />

bezuinigen op het aantal ambtenaren.<br />

Bovendien zullen bij een aantrekkende<br />

marktsector ambtenaren uitstromen.<br />

In algemene zin spelen het gebrek<br />

aan technische vakmensen en de<br />

vergrijzing en ontgroening van het<br />

gemeentelijke personeelsbestand al veel<br />

langer. De gemiddelde leeftijd van de<br />

gemeenteambtenaar is 44,8 jaar, die van<br />

de totale beroepsbevolking 40,3 jaar. Bij<br />

gemeenten zijn vooral mannen boven de<br />

45 jaar oververtegenwoordigd. Tussen<br />

2003 en 2007 is het aantal 60-plussers<br />

onder de gemeenteambtenaren met<br />

ruim 30% gestegen. Slechts 1,6% van<br />

de gemeenteambtenaren is jonger dan<br />

25 jaar, terwijl dit aandeel binnen de<br />

beroepsbevolking 11% is. 2<br />

Effect van de gemeentegrootte<br />

Gerelateerd aan de stelselgrootte (die in<br />

directe relatie staat tot de werklast van<br />

gemeenten), is de personele bezetting van<br />

de kleine gemeenten 1,5 keer zo groot als die<br />

van de 100.000+-gemeenten. Van klein naar<br />

groot loopt de omvang van de formatie<br />

binnendienst geleidelijk af. Wat bij nadere<br />

analyse opvalt is dat de vier grootste<br />

gemeenten (de G4) gemiddeld 82% meer<br />

personeel per lengte-eenheid riolering<br />

hebben dan de gemeenten tussen 100.000<br />

en 300.000 inwoners en 10% meer dan de<br />

kleinste gemeenten.


Ook geografisch zijn er verschillen: vooral<br />

in West- en Midden-Nederland hebben<br />

gemeenten relatief meer fte's per lengte<br />

systeembuis (zie bijlage Fl). Een mogelijke<br />

verklaring daarvoor is de extra inzet die<br />

benodigd is vanwege de grondslag (slappe<br />

bodem). Een analyse van het aantal fte naar<br />

grondslag bevestigt dit: gemeenten met een<br />

slappere bodem hebben relatief meer fte in<br />

zowel binnendienst als buitendienst.<br />

Informatie over personeelskosten staat<br />

in blok E4.<br />

1 CBS Statline<br />

2 Bronnen: CBS, Vergrijzingsmonitor (Netwerk Organisatie<br />

& Vergrijzing), Personeelsmonitor (A+O fonds).<br />

Cl De mensen achter de riolering<br />

Personele formatie naar grondslag<br />

0-25% 25-50% 50-75% 75-100% NL<br />

% slechte bodem<br />

Binnendienst (incl. inhuur)


\<br />

C Beheer van de riolering<br />

C2 GRP en andere planvormen<br />

Alle gemeenten hebben een (wettelijk verplicht) gemeentelijk rioleringsplan<br />

(GRP) en een basisrioleringsplan. Veel gemeenten werken in 2010 aan een<br />

nieuw GRP, waarin zij het beleid voor hun nieuwe watertaken opnemen.<br />

Daarnaast gebruikt 82% een of meer andere planvormen, zoals een waterplan<br />

of afvalwaterakkoord.<br />

60<br />

.


GRP: veel vernieuwing<br />

Alle gemeenten hebben een gemeentelijk<br />

rioleringsplan (GRP). Dit is de wettelijke<br />

planvorm waarin zij hun beleidsvoornemens<br />

en maatregelen op hoofdlijnen vastleggen.<br />

Door de l/l/et gemeentelijke watertaken is het<br />

gemeentelijke takenpakket in 2008 uitgebreid<br />

met de zorgplichten voor hemel- en grondwater.<br />

Daarom hebben veel gemeenten onlangs<br />

hun GRP vernieuwd of zijn daarmee bezig.<br />

Gemiddeld zijn de GRP's medio 2007 vastgesteld,<br />

met een gemiddelde looptijd van<br />

5,3 jaar. 63% van alle 430 gemeenten<br />

hanteert een looptijd van vijfjaar. De GRP's<br />

van 79% van de gemeenten beschrijven de<br />

invulling van de gemeentelijke zorgplicht<br />

voor hemelwater, 42% beschrijft ook de<br />

verantwoordelijkheid van particulieren. Voor<br />

de grondwaterzorgplicht ligt het percentage<br />

op 29%. Meer grotere dan kleine gemeenten<br />

hebben de (nieuwe) zorgplichten inmiddels<br />

in hun GRP vastgelegd. De benchmark laat<br />

geen verschillen naar grondslag zien.<br />

Op dit moment is 11% van de GRP's verlopen,<br />

mede door de 'verbrede' gemeentelijke<br />

watertaken. Veel gemeenten werken in 2010<br />

aan een nieuw, verbreed GRP. Uiterlijk per<br />

1 januari 2013 moeten alle gemeenten hun<br />

beleid voor de gemeentelijke hemelwater- en<br />

grondwaterzorgplichten in hun GRP hebben<br />

ingevuld. Elf gemeenten zullen mogelijk niet<br />

tijdig een verbreed GRP (kunnen) vaststellen.<br />

Basisrioleringsplan: detailbeschrijving<br />

van het stelsel<br />

Een basisrioleringsplan (BRP) is een zo volledig<br />

mogelijke beschrijving van een rioolstelsel,<br />

zoals kenmerken, geometrie, randvoorzieningen,<br />

uitbreidingsplannen en berekeningsgrondslagen.<br />

Als controle op het hydraulisch<br />

functioneren legt het BRP een (her)berekening<br />

van het rioolstelsel vast. BRP's worden veelal<br />

per stelsel of kern opgesteld. Alle gemeenten<br />

hebben een of meerdere BRP's. Gemiddeld<br />

is 60% van de BRP's tussen 0 en 5 jaar oud,<br />

24% tussen 5 en 10 jaar oud en 16% ouder<br />

dan 10 jaar.<br />

C2 GRP en andere planvormen<br />

61<br />

Zorgplichten vastleggen in GRP naar gemeentegrootte<br />

Hemelwater Hemelwater Grondwater Grondwater<br />

particulieren gemeente particulieren gemeente<br />

Toepassing planvormen<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

AWA Afkoppelplan OAS


Nee<br />

]a<br />

Afkoppelplan<br />

GKP<br />

Nee<br />

v^<br />

Optimalisatiestudie Afvalwatersysteem (OAS) uitgevoerd<br />

• Geen gegevens / ^<br />

V^<br />

C Beheer van de riolering<br />

62<br />

Andere planvormen: niet verplicht, wel<br />

veelgebruikt<br />

Naast het GRP en BRP gebruiken gemeenten<br />

ook andere planvormen om hun beleid en<br />

plannen op specifieke gebieden vast te leggen.<br />

Vaak komt hierin ook de samenwerking<br />

met de waterbeheerders) en andere belanghebbenden<br />

op het gebied van (afval)water<br />

aan de orde (zie ook C3). In totaal gebruikt<br />

82% van de gemeenten een of meer van<br />

deze planvormen.<br />

Grotere gemeenten maken meer gebruik van<br />

aanvullende planvormen dan kleine gemeenten.<br />

De planvormen hebben een gemiddelde<br />

looptijd van ruim zeven jaar. Sommige<br />

gemeenten maken bewust geen gebruik van<br />

deze niet-verplichte planvormen. Bijvoorbeeld<br />

omdat de lokale situatie onvoldoende aanleiding<br />

geeft voor een apart beleidsdocument.<br />

Planvormen voor specifieke situaties of<br />

maatregelen<br />

In aanvulling op hun GRP heeft ongeveer eenderde<br />

van de gemeenten ook nog een afkoppelplan<br />

of grondwaterplan. Hierin leggen zij<br />

specifieke situaties en beleidsvoornemens/maatregelen<br />

vast.<br />

OAS maakt optimalisatiemogelijkheden<br />

zichtbaar<br />

In een optimalisatiestudie van het afvalwatersysteem<br />

(OAS) leggen gemeente(n) en<br />

waterschap binnen een zuiveringskring hun<br />

(investerings)plannen en gewenste maatregelen<br />

naast elkaar. Zo worden optimalisatiemogelijkheden<br />

zichtbaar, die kunnen leiden<br />

tot besparingen op investeringen en/of tot<br />

nieuwe inzichten om de afvalwaterketen<br />

en de waterkwaliteit te verbeteren.<br />

De kaart laat zien dat vooral in zuid- en oost-<br />

Nederland relatief veel gemeenten met hun<br />

waterschap een OAS hebben gedaan. Sinds<br />

2005 is het aantal gemeenten dat een OAS<br />

heeft uitgevoerd fors gestegen: van 34% naar<br />

62% (n=403). Hiermee geven de gemeenten<br />

voortvarend invulling aan de OAS-afspraak<br />

in het Bestuursakkoord Waterketen (2007).


Deze stelt dat voor alle rwzi's en de aangesloten<br />

riolering in 2009 optimalisatiestudies<br />

moeten zijn uitgevoerd, tenzij uit een snelle<br />

inventarisatie blijkt dat er geen optimalisatiekansen<br />

zijn.<br />

Afvalwaterakkoord voor bestuurlijke<br />

vastlegging<br />

Vaak volgt na de OAS een afvalwaterakkoord.<br />

Hierin leggen gemeente(n) en waterschap<br />

bestuurlijk de afspraken vast over de optimalisatie<br />

van de riolering en zuivering (zie ook<br />

C3). In totaal hebben 134 gemeenten een<br />

afvalwaterakkoord. Alle gemeenten zonder<br />

afvalwaterakkoord kregen wel een aansluitvergunning<br />

van het waterschap. Met de<br />

invoering van de Waterwet (per 22 december<br />

2009) hebben de VNG en de Unie van<br />

Waterschappen afgesproken dat de aansluitvergunningen<br />

gaan verdwijnen en plaatsmaken<br />

voor bestuurlijke afspraken tussen<br />

gemeenten en waterschappen. Naast de 134<br />

afvalwaterakkoorden hebben 179 gemeenten<br />

dergelijke bestuurlijke afspraken gemaakt. In<br />

totaal is dat 73% (n=430).<br />

Waterplan biedt brede kijk op water<br />

Inmiddels hebben ook veel gemeenten een<br />

waterplan. In 2005 waren het er 186, nu zijn<br />

dat er al 310. In een waterplan stemmen de<br />

gemeente, de waterbeheerder(s) en eventueel<br />

andere belanghebbende partijen het waterbeleid<br />

met elkaar af. Ook spreken ze maatregelen<br />

af over alle watergerelateerde onderwerpen.<br />

Naast de afvalwaterketen zijn dat<br />

bijvoorbeeld de waterhuishouding, waterberging,<br />

stedelijk waterbeheer, natuurvriendelijke<br />

oevers, grondwater, waterrecreatie, (jacht)<br />

havenbeheer, bluswater en cultuurhistorische<br />

aspecten. Andere belanghebbende partijen<br />

kunnen zijn: bewoners, bedrijven, woningcorporaties,<br />

natuur- en milieuorganisaties<br />

en vis- en watersportclubs.<br />

C2 GRP en andere planvormen<br />

Nee<br />

3a<br />

Afvalwaterakkoord en andere bestuurlijke afspraken<br />

G^p<br />

63<br />

Nee<br />

3a<br />

<strong>Gemeente</strong>lijk waterplan<br />

V^<br />

v^


C Beheer van de riolering<br />

C3 Samenwerking in beleid er.<br />

<strong>Gemeente</strong>n en waterschappen werken steeds meer met elkaar samen.<br />

Het aantal gezamenlijke planvormen en onderzoeken is de afgelopen jaren<br />

toegenomen. Daarbij komen behalve de afvalwateractiviteiten ook de kwaliteit<br />

van het oppervlaktewater en berging van hemelwater in de stad aan bod.<br />

Daarnaast maken gemeenten intensief gebruik van gespecialiseerde bedrijven,<br />

vooral voor de uitvoerende (beheertaken.<br />

64


Samenwerking is een middel om de gemeentelijke<br />

watertaken beter, goedkoper en/of<br />

doelmatiger uit te voeren. Veel gemeenten<br />

kiezen dan ook voor samenwerking met buurgemeenten,<br />

de waterbeheerder(s) of andere<br />

partners, inclusief gespecialiseerde bedrijven.<br />

Veel intergemeentelijke samenwerkingsvormen<br />

<strong>Gemeente</strong>n werken onderling samen in losse<br />

of meer hechte verbanden, zoals:<br />

• gebruik van eikaars diensten (bijvoorbeeld<br />

een gemeentelijk ingenieursbureau);<br />

• een gezamenlijk overheidsbedrijf;<br />

• uitwisseling van kennis en ervaringen<br />

in collegiale ontmoetingen;<br />

• gezamenlijke inkoop;<br />

• regionale onderzoeksprojecten en<br />

gegevensbeheer;<br />

• gezamenlijke planvorming (bijvoorbeeld<br />

een waterplan);<br />

• uitbesteding van de ambtelijke uitvoering<br />

aan een (grotere) buurgemeente.<br />

Uitbesteding van taken<br />

A = Aannemer<br />

B = Waterschap<br />

C = Drinkwaterbedrijf<br />

D = Intergemeentelijke samenwerking<br />

E = Ander overheidsbedrijf<br />

F = Adviesbureau<br />

G = Ander commercieel bedrijf<br />

C3 Samenwerking in beleid en uitvoering<br />

De samenwerkingsvormen op het gebied van<br />

(afval)waterbeheer kunnen op verschillende<br />

manieren tot stand komen:<br />

• vanuit de benchmark rioleringszorg;<br />

• via de gemeenteambassadeurs water;<br />

• dankzij een stimulerende rol van provincie<br />

en waterschap;<br />

• via bestuurlijke contacten;<br />

• omdat een veegwagen bij de ene gemeente<br />

een deel van de tijd stilstaat en een<br />

buurgemeente deze graag inzet.<br />

Op basis van de benchmark is geen beeld te<br />

geven van waar deze samenwerkingsvormen<br />

tussen gemeenten actief zijn.<br />

Groeiende samenwerking met<br />

waterbeheerder(s)<br />

De samenwerking tussen gemeenten en<br />

waterschappen groeit. Dit blijkt uit het toenemende<br />

aantal gezamenlijke planvormen<br />

en onderzoeken. Alle gemeenten hebben een<br />

gemeentelijk rioleringsplan (GRP, zie C2).<br />

65<br />

Reiniging /inspectie<br />

Ontstoppen<br />

Vervanging, renovatie en reparatie<br />

Gemalenbeheer/ storingsdienst<br />

Advisering en planvorming<br />

Facturering


D GRP<br />

• GRP.WP<br />

• GRP, OAS<br />

• GRP, AWA/BA<br />

• GRP.WP, OAS<br />

• GRP, WP, AWA/BA<br />

Planvormen als basis voor samenwerking<br />

• GRP, OAS, AWA/BA<br />

• GRP, WP, OAS, AWA/BA<br />

GRP: <strong>Gemeente</strong>lijk rioleringsplan<br />

WP: Waterplan<br />

OAS: Optimalisatiestudie Afvalwatersysteem<br />

AWA: Afvalwaterakkoord<br />

BA: Bestuurlijke afspraken<br />

v^<br />

C Beheer van de riolering<br />

66<br />

Bij de totstandkoming van een GRP heeft het<br />

waterschap een wettelijk verankerde adviesrol.<br />

<strong>Gemeente</strong> en waterschap gaan al tijdens<br />

de beleidsvoorbereiding en planvormingfase<br />

met elkaar in gesprek. Daarbij stemmen zij<br />

niet alleen de afvalwateractiviteiten af. Ook<br />

andere onderwerpen komen aan bod, zoals<br />

de kwaliteit van het oppervlaktewater en<br />

berging van hemelwater in de stad.<br />

Veel gemeenten en waterschappen hebben<br />

de afgelopen jaren een optimalisatiestudie<br />

uitgevoerd naar het gezamenlijke functioneren<br />

van de riolering en de rwzi. Hiermee willen<br />

ze de gezamenlijke werking van beide<br />

systemen optimaliseren en tot goede beheeren<br />

verbetermaatregelen komen tegen de<br />

laagste maatschappelijke kosten. De OAS en<br />

de bestuurlijke vastlegging van daaruit voortvloeiende<br />

afspraken in een afvalwaterakkoord<br />

blijken geschikte en succesvolle samenwerkingsinstrumenten.<br />

1<br />

Als onderdeel van de afvalwaterakkoorden<br />

heeft 74% van alle 430 gemeenten met het<br />

waterschap afspraken gemaakt over de totale<br />

pompcapaciteit op het overdrachtspunt en<br />

daarmee de pompovercapaciteit voor het<br />

hemelwater. Bijna eenderde van de gemeenten<br />

(30%) geeft aan dat het waterschap in<br />

2009 niet aan die afspraken heeft voldaan.<br />

Samen met het waterschap en andere<br />

belanghebbende partijen stellen gemeenten<br />

vaak (op bestuurlijk niveau) een waterplan<br />

op. Zo'n breed gedragen visie op water en<br />

de samenwerking met alle stakeholders passen<br />

bij de integrale manier van werken van<br />

gemeenten. Sinds 2005 is het percentage<br />

gemeenten met een waterplan gestegen<br />

van 58% naar 72%.


Samenwerking rond waterkwaliteit<br />

<strong>Gemeente</strong>n en waterschappen werken ook<br />

samen om vervuiling van het oppervlaktewater<br />

te verminderen (zie D5). De afgelopen<br />

jaren had het waterschap bij de overstortvergunningen<br />

nog de rol van vergunningverlener<br />

en handhaver. Met de invoering van de<br />

Waterwet (per 22 december 2009) en het<br />

onderliggende Besluit lozingen buiten inrichtingen<br />

(vermoedelijke inwerkingtreding<br />

medio 2011) vervalt deze vorm van vergunningen<br />

en zal de inhoud ervan worden vastgelegd<br />

in wederzijdse bestuurlijke afspraken<br />

tussen de gemeente en het waterschap.<br />

In veel gemeenten heeft het waterschap<br />

de beheeractiviteiten van het open water<br />

in de bebouwde kom (deels) overgenomen<br />

(zie C9). Vanwege de samenhang van het<br />

watersysteem met de riolering en de openbare<br />

ruimte (wegen, groen, kunstwerken en<br />

recreatie) hebben beide partijen intensief<br />

contact over de afbakening, invulling en<br />

afstemming van de taken. Ook het beheer<br />

van IBA's en gemalen wordt soms met of<br />

door de waterschappen uitgevoerd.<br />

Samenwerking met commerciële partijen<br />

<strong>Gemeente</strong>n maken intensief gebruik van<br />

de expertise van het bedrijfsleven via inhuur,<br />

projectmatige inzet, detachering en uitbesteding.<br />

De bedrijven dragen vooral bij aan de<br />

volgende activiteiten:<br />

• advisering en planvorming (vooral<br />

ingenieursbureaus);<br />

• aanleg, vervanging, renovatie en reparatie<br />

(vooral aannemers);<br />

• beheer van gemalen, IBA's en mechanische<br />

riolering (pomponderhoudsbedrijven);<br />

• ontstopping, rioolreiniging en -inspectie<br />

(aannemers en gespecialiseerde bedrijven).<br />

1 Evaluatie afvalwaterakkoorden, VNG en Unie van<br />

Waterschappen (2005)<br />

C3 Samenwerking in beleid en uitvoering<br />

67<br />

100% -<br />

90% -<br />

80% -<br />

70% —<br />

60% --<br />

50% -<br />

40% --<br />

30% -<br />

20% --<br />

10% --<br />

Uitvoeringsvormen beheertaken riolering<br />

0% --<br />

A = Ontstoppen<br />

B = Vervanging, renovatie en reparatie<br />

C = Gemalenbeheer/storingsdienst<br />

D = Advisering en planvorming<br />

E = Facturering<br />

Ander commercieel bedrijf<br />

Adviesbureau<br />

Overheidsbedrijf<br />

Intergemeentelijke samenwerking<br />

Drinkwaterbedrijf<br />

Waterschap<br />

Aannemer<br />

<strong>Gemeente</strong>


C Beheer van de riolering<br />

VA-<br />

68


Toename van rioolreiniging<br />

Rioolreiniging is het verwijderen van rioolslib<br />

uit de riolering. Reiniging verbetert de doorstroming<br />

in de buizen en bevordert daarmee<br />

het (hydraulisch) functioneren van de vrijvervalriolering.<br />

Vóór reparatie-, renovatie- en<br />

inspectiewerkzaamheden maken gemeenten<br />

de riolering meestal ook schoon. <strong>Gemeente</strong>n<br />

reinigen hun rioolstelsel planmatig en met<br />

regelmatige tussenpozen. Tussen 2006 en<br />

2010 reinigden gemeenten jaarlijks gemiddeld<br />

9.200 km buis (10,3%) van het vrijvervalstelsel.<br />

De hoeveelheid gereinigde stelsellengte<br />

nam per jaar toe met 3,8% (niet gecorrigeerd<br />

voor de groei van de vrijvervalriolering).<br />

Vaak huren gemeenten voor reiniging en<br />

inspectie gespecialiseerde bedrijven in.<br />

Van alle gemeenten besteedt 83% de<br />

beide taken volledig uit.<br />

Ook rioolinspectie neemt toe<br />

Via inspectie leggen gemeenten vast in welke<br />

technische (fysieke) staat het stelsel zich<br />

bevindt. Op basis daarvan kunnen zij bepalen<br />

welke beheermaatregelen nodig zijn, zoals<br />

reparatie, renovatie en vervanging. In ruim<br />

70% van de inspecties gaat het om videoinspectie,<br />

in de overige 30% wordt 'spiegelen',<br />

foto-inspectie of persoonsinspectie<br />

toegepast.<br />

Tussen 2006 en 2010 inspecteerden gemeenten<br />

jaarlijks gemiddeld 6.400 km buis (7,1%) van het<br />

vrijvervalstelsel. Elk jaar groeiden de inspectieactiviteiten<br />

met gemiddeld 4,6%. Kleine<br />

gemeenten inspecteren per jaar relatief meer<br />

(8,2%) dan grote gemeenten (6,4%).<br />

Voorafgaand aan (video-)inspectie worden riolen<br />

gereinigd. In 184 gemeenten zijn de jaarlijkse<br />

hoeveelheden gereinigde en geïnspecteerde<br />

riolering gelijk; deze gemeenten combineren<br />

beide beheermaatregelen volledig.<br />

Uit navraag van een steekproef blijkt dat de<br />

gemeenten opleveringsinspecties niet hebben<br />

meegeteld. Opleveringsinspecties zijn bedoeld<br />

om bij aanleg en vervanging de startcondities<br />

te controleren en vast te leggen.<br />

C4 Reiniging en inspectie<br />

S. 6%<br />

ï 6%<br />

Reiniging en inspectie per jaar<br />

2006 2007 2008 2009 2010<br />

Reiniging en inspectie naar gemeentegrootte<br />

I I I I I I<br />

I I I I I I<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100 NL<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Jaarlijks geïnspecteerd deel van het vrijvervalstelsel (%)<br />

G^p<br />

69<br />

Inspectie


C Beheer van de riolering<br />

C5 Onderzoek: werking van de riolerim<br />

en grondwater(overlast)<br />

De meeste gemeenten meten aan hun overstorten, vaak via waterstandmetingen.<br />

Opvallend genoeg vergelijkt 64% de meetresultaten (praktijk)<br />

niet met de resultaten van hydraulische berekeningen. Bijna de helft van de<br />

gemeenten heeft het grondwaterbeleid al vastgelegd in het GRP. Zo'n 45%<br />

gaat de komende jaren nader onderzoek doen naar de grondwatersituatie.<br />

70<br />

é y


Hydraulisch functioneren van de riolering<br />

<strong>Gemeente</strong>n kunnen op meerdere manieren<br />

informatie verzamelen over het functioneren<br />

van het rioolstelsel. Bijvoorbeeld aan de hand<br />

van waterhoogtemetingen in het stelsel en<br />

bij overstorten, rioolinspectie en meldingen<br />

of klachten (zie ook blok D7). Met rioolinspectie<br />

(zie blok C4) is de fysieke toestand<br />

van het buizenstelsel vast te stellen. Alle<br />

gemeenten voeren jaarlijks rioolinspecties uit.<br />

88% van de gemeenten (n=413) meet aan<br />

overstorten. In totaal is 35% van de overstorten<br />

in Nederland bemeten, waarvan 78% via<br />

waterhoogtemetingen. Deze metingen geven<br />

informatie over het aantal overstortingen en<br />

enig inzicht in de hoeveelheden water die in<br />

het oppervlaktewater lopen. In combinatie<br />

met neerslagmetingen kunnen gemeenten<br />

achterhalen of er hydraulische knelpunten<br />

in de hemelwaterafvoer zijn. Op die plekken<br />

waar het waterschap inzicht heeft in de kwaliteit<br />

van het ontvangende water, kan beoordeeld<br />

worden welke effecten een stelsel via<br />

de overstort op het oppervlaktewater heeft.<br />

Er zijn 99 gemeenten die al hun overstorten<br />

bemeten, en 252 gemeenten doen bij al hun<br />

bemeten overstorten waterhoogtemetingen.<br />

Behalve aan overstorten meet 46% van de<br />

gemeenten (n=385) ook op andere plaatsen<br />

in hun stelsel de waterhoogte om inzicht te<br />

krijgen in het hydraulische functioneren en<br />

knelpunten op te sporen. Bijvoorbeeld in<br />

inspectieputten is te bepalen waar de afvoer<br />

stagneert. Door meetresultaten van opeenvolgende<br />

meetpunten te vergelijken, ontstaat<br />

een beeld van het verhang.<br />

Afstemmen model en praktijk<br />

Metingen zijn nuttig voor het kalibreren en<br />

verbeteren van de rioolmodellen, die gemeenten<br />

gebruiken om te bepalen welke (toekomstige)<br />

verbetermaatregelen nodig zijn.<br />

Een rioolmodel voor het berekenen van een<br />

stelsel bestaat uit:<br />

* een schematisatie die alle kenmerken van<br />

het rioolstelsel bevat (zoals het aangesloten<br />

verharde oppervlak, de afmetingen<br />

van leidingen en putten, en de capaciteit<br />

van de rioolgemalen);<br />

CS Onderzoek: werking van de riolering en grondwater(overlast)<br />

D


Gebruikt u real-time control (sturing)?<br />

*3><br />

100%<br />

90%<br />

80%<br />

70%<br />

60%<br />

50%<br />

40%<br />

30%<br />

20%<br />

10%<br />

Heeft u voldoende grondwaterinzicht?<br />

10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

T^"<br />

• Niet nodig<br />

- • Nee<br />

• Ja<br />

C Beheer van de riolering<br />

72<br />

• een rekenprogramma met de fysische wetten<br />

die een relatie leggen tussen neerslag,<br />

waterstanden en afvoeren als functie van<br />

de tijd.<br />

Bij 285 gemeenten (68%) is dit model<br />

actueel.<br />

Een rioleringsmodel is de basis voor het<br />

dimensioneren van maatregelen. Daarom is<br />

het belangrijk dat een model (theorie) goed<br />

is afgestemd op de praktijk (metingen).<br />

Knelpunten die uit een model naar voren<br />

komen, moeten worden getoetst aan praktijkgegevens<br />

zoals klachten van rioolgebruikers<br />

over water op straat en wateroverlast, of<br />

meetresultaten. Opvallend genoeg zegt 64%<br />

van de gemeenten (n=401) dat zij de verzamelde<br />

meetgegevens niet vergelijken<br />

met hydraulische berekeningen. Hier laten<br />

gemeenten dus waardevolle informatie liggen.<br />

Mogelijke verklaringen zijn dat metingen<br />

soms plaatsvinden op initiatief van de waterbeheerder<br />

of dat meetresultaten uiteindelijk<br />

van onvoldoende kwaliteit zijn. Van de<br />

gemeenten die meten, gebruikt 15% (n=387)<br />

de meetresultaten voor sturing in het stelsel<br />

{real-time control).<br />

Grondwater: metingen en knelpunten<br />

Met de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke<br />

watertaken (2008) hebben gemeenten<br />

een zorgplicht voor grondwater gekregen<br />

(in A3 vindt u die zorgplicht omschreven).<br />

<strong>Gemeente</strong>n moeten uiterlijk perl januari<br />

2013 het grondwaterbeleid voor hun eigen<br />

grondgebied hebben ingevuld in hun GRP.<br />

Bijna eenderde (29%) van de gemeenten<br />

heeft dit per peildatum 1 januari 2010 al<br />

gedaan. Een (zie C2) grotere groep (51% van<br />

de gemeenten) geeft aan (nog) onvoldoende<br />

inzicht te hebben in de grondwatersituatie<br />

om nu al de grondwaterzorgplicht in te vullen.<br />

Ongeveer 85% van de gemeenten (n=407)<br />

heeft geen actueel grondwatermodel, grote<br />

gemeenten beschikken gemiddeld vaker over<br />

zo'n model dan kleine. Daarom gaan veel<br />

gemeenten als eerste invulling van de zorgplicht<br />

beginnen met onderzoek naar de<br />

grondwatersituatie. 45% van de gemeenten<br />

brengt de komende jaren peilbuizen aan om<br />

de grondwaterstanden te monitoren. Hierbij


zitten ook gemeenten die de grondwaterzorg­<br />

plicht al in het GRP hebben vastgelegd.<br />

Dat grondwater zorgt op sommige plaatsen<br />

voor problemen: 46 gemeenten melden<br />

gezamenlijk 22.500 probleempercelen. De<br />

gemeenten Boxtel en Voerendaal melden de<br />

meeste problemen met respectievelijk 22,6%<br />

en 10,3% betrokken percelen. Anderzijds antwoorden<br />

51 gemeenten geen enkel perceel<br />

met grondwateroverlast te hebben.<br />

Extrapolatie op basis van aantal inwoners<br />

zou voor heel Nederland leiden tot 84.000<br />

percelen met grondwateroverlast. In een<br />

onderzoek uit 2001 werd geschat dat in<br />

totaal zo'n 260.000 percelen te kampen hebben<br />

met grondwateroverlast. Het verschil<br />

is te verklaren doordat de benchmark alleen<br />

vraagt naar welke percelen vanuit de gemeentelijke<br />

grondwaterzorgplicht problemen hebben<br />

(dus waar de gemeente in actie moet<br />

komen), terwijl het eerdere onderzoek alle<br />

probleemsituaties telde. Bovendien ontbreken<br />

de gegevens van diverse gemeenten in laaggelegen<br />

delen van Nederland waarvan bekend<br />

is dat er verhoudingsgewijs veel grondwateroverlast<br />

is. Bij indeling naar gemeentegrootte<br />

blijkt grondwateroverlast verhoudingsgewijs<br />

vaker bij grotere gemeenten op te treden.<br />

1 Zie o.m. "Grondwateroverlast in het stedelijk gebied"<br />

door KPMG/Grontmij in opdracht van RIZA (feb. 2001)<br />

CS Onderzoek: werking van de riolering en grondwater(overlast)<br />

73<br />

Percelen met grondwateroverlast (%)<br />

Percelen met grondwateroverlast<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 =-100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

1^"


C6 Gegevensbeheer<br />

C Beheer van de riolering<br />

=1<br />

Alle 430 gemeenten werken met een digitaal beheersysteem voor de riolering.<br />

Veel gemeenten hebben een integraal pakket dat rioleringsgegevens met beheergegevens<br />

van andere afdelingen combineert. In de beheerpakketten, BRP's en<br />

inventarisaties van verhard oppervlak zijn de geometrie en uitgangspunten van<br />

de rioolstelsels vastgelegd.<br />

74


Alle gemeenten werken met beheer-<br />

software<br />

Goede rioleringszorg is onmogelijk zonder<br />

adequaat beheer van (digitale) gegevens<br />

van de rioleringsobjecten in de ondergrond.<br />

Alle 430 gemeenten gebruiken hiervoor een<br />

digitaal beheerpakket. In 2005 werkte 11%<br />

nog zonder dergelijke software.<br />

In een beheerpakket legt de gemeente per<br />

rioleringsobject informatie vast over het<br />

type, de ligging, de toestand, het onderhoudsniveau<br />

en het functioneren (zoals<br />

berging en afstroming). Ook hydraulische<br />

berekeningen en de planning en kosten van<br />

vervanging en herstelmaatregelen zijn op<br />

te nemen. Zowel historische gegevens als<br />

de huidige toestandskenmerken zijn nodig<br />

om een inschatting te kunnen maken van<br />

de restlevensduur.<br />

59% van de gemeenten (n=321) verwerkt stelselwijzigingen<br />

binnen een jaar in het beheerpakket,<br />

33% doet dat binnen 1 tot 4 jaar, 8%<br />

wacht langer dan 4 jaar. Bij die laatste groep<br />

kan een beeld van het eigen stelsel ontstaan<br />

dat onvoldoende actueel is. Een deel van die<br />

gemeenten kiest bewust voor een projectmatige<br />

actualisatie van de gegevens, als onderdeel<br />

van de ontwikkeling van een nieuw GRP.<br />

Stelselgegevens grotendeels actueel<br />

De actualiteit van de BRP's (zie C3) en de<br />

inventarisaties van het verharde oppervlak<br />

zijn in de benchmark een maat voor de<br />

actualiteit van het gegevensbeheer.<br />

Alle gemeenten hebben een of meerdere<br />

BRP's (n=407). Van alle BRP's is 60% jonger<br />

dan 5 jaar, 24% is 5-10 jaar oud. 29% van<br />

de gemeenten heeft alleen maar BRP's die<br />

jonger zijn dan 5 jaar. 71% van de gemeenten<br />

hebben een of meerdere oudere BRP's<br />

Circa 44% van de gemeenten (n=395) heeft<br />

al het (afvoerende) verharde oppervlak korter<br />

dan 5 jaar geleden geïnventariseerd. Bij eenderde<br />

van de gemeenten zijn zowel alle BRP's<br />

als alle inventarisaties van verhard oppervlak<br />

jonger dan 5 jaar. 56% van de gemeenten<br />

hebben voor een deel of het geheel van hun<br />

bebouwd oppervlak geen recente inventarisatie<br />

van het verharde oppervlak (> 10 jaar).<br />

Rioleringsatlas, Stichting RIONED (2005)<br />

C6 Gegevensbeheer<br />

75<br />

Gemiddelde leeftijd BRP (in jaren)<br />

r^<br />

Gemiddelde leeftijd inventarisatie verhard oppervlak (in jaren)<br />

V^


^BBH<br />

C Beheer van de riolering<br />

r* \<br />

C7 Vervanging en renovatie I<br />

De gemiddelde technische levensduur van riolering is ruim 57 jaar. De afgelopen<br />

jaren hebben gemeenten jaarlijks in totaal 930 km buis (1,0%) van het vrijvervalstelsel<br />

vernieuwd. In 2010 en 2011 willen zij nog eens 880 km per jaar (1,0%)<br />

vervangen. <strong>Gemeente</strong>n vernieuwen nog niet veel leidingen van de mechanische<br />

riolering, al is ook hier een stijgende lijn te zien.<br />

76<br />

7&-1


Verwachte technische levensduur<br />

<strong>Gemeente</strong>n hanteren voor de riolering een<br />

(verwachte) technische levensduur om daarmee<br />

in de beheersystemen en in het bijzonder<br />

de financiële (lange termijn) planningen<br />

aan te geven wanneer ruwweg vervanging<br />

en/of renovatie aan de orde komt. Het is<br />

een prognose, gemeenten zijn vrij in de te<br />

hanteren technische levensduur. Het gemiddelde<br />

ligt op 57,2 jaar. Grotere gemeenten<br />

houden een langere technische levensduur<br />

aan, maar werken met kortere financiële<br />

afschrijvingstermijnen dan kleine gemeenten<br />

(zie E3). Het moment van daadwerkelijke<br />

vervangen van een riool wordt niet gebaseerd<br />

op de technische levensduur, maar op nader<br />

onderzoek na signalen vanuit reguliere rioolinspecties.<br />

<strong>Gemeente</strong>n met een slechtere grondslag (veen)<br />

hanteren een lagere technische levensduur;<br />

het verschil met gemeenten op zandgrond<br />

bedraagt ongeveer tien jaar. Opvallend daarbij<br />

is dat de gemiddelde leeftijd van vrijvervalstelsels<br />

voor de vier grondslagcategorieën<br />

nauwelijks verschilt.<br />

Uitgaand van een gemiddelde levensduur van<br />

zestig jaar zouden gemeenten bij gelijkmatige<br />

verdeling in de tijd van de oorspronkelijke<br />

aanleg jaarlijks circa 1,7% van de riolering<br />

moeten vervangen of renoveren. Bij 80 jaar<br />

is dat ongeveer 1,3% per jaar. Daarbij gelden<br />

de volgende definities volgens NEN 3300:<br />

• Vervanging: herstel van het oorspronkelijke<br />

functioneren, waarbij de gemeente het<br />

bestaande object verwijdert en een nieuw<br />

gelijkwaardig object terugplaatst.<br />

• Renovatie: herstel van het oorspronkelijke<br />

functioneren, waarbij de gemeente een<br />

ingrijpende toestandswijziging doorvoert,<br />

zodat zij de technische staat van nieuwaanleg<br />

evenaart.<br />

C7 Vervanging en renovatie<br />

77<br />

Gehanteerde technische levensduur<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100 NL<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Technische levensduur vrijvervalriolen (in jaren)<br />

V^<br />

Grondslag versus technische levensduur en stelselleeftijd<br />

0-25 25-50 50-75 75-100<br />

% slechte bodem<br />

Levensduur (verwacht)<br />

Stelselleeftijd (huidig)


Som vervangen, renovatie en ombouw 2005-2009 (% vrijvervalstelsel per jaar)<br />

&KP<br />

S. 1,0%<br />

'S Et<br />

Z=^<br />

Vervanging vrijvervalstelsel 2005-2009 naar grondslag<br />

25-50 50-75<br />

% veen en klei/veen<br />

Vervanging vrijvervalstelsel 2005-2009 naar gemeentegrootte<br />

mrr<br />

imi<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 > 100 NL<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

vervangen + omgebouwd +<br />

gerenoveerd<br />

vervangen<br />

omgebouwd<br />

gerenoveerd<br />

C Beheer van de riolering<br />

78<br />

Vervanging neemt toe<br />

Om inzicht te krijgen in de verrichte vervangingsactiviteiten,<br />

vraagt deze benchmark<br />

gemeenten op te geven hoeveel riolering<br />

zij de afgelopen jaren hebben vervangen<br />

en gerenoveerd, en hoeveel voor de komende<br />

jaren in de planning zit. Renovatie en vervanging<br />

worden daarbij gecombineerd, aangezien<br />

beide aanpakken ervoor zorgen dat<br />

de riolering als nieuw met een weer volledige<br />

technische levensduur kan functioneren.<br />

In de periode 2006-2009 hebben de gemeenten<br />

gemiddeld per jaar 440 km buis vrijvervalstelsel<br />

vervangen en 190 km buis gerenoveerd.<br />

Bovendien hebben zij per jaar 300 km<br />

gemengd stelsel afgekoppeld, dus omgebouwd<br />

tot (verbeterd) gescheiden riolering. Daarmee<br />

is in totaal 930 km buis (1,0%) van het vrijvervalstelsel<br />

vernieuwd.<br />

In 2003 en 2004 vervingen de gemeenten<br />

jaarlijks 570 km rioolbuis. In 2005 verwachtten<br />

zij tussen 2005 en 2010 jaarlijks 740 km<br />

vrijvervalriolering te vervangen. Nu blijkt<br />

dat zij in die periode meer hebben vernieuwd<br />

(930 km). Wellicht anticiperen gemeenten op<br />

de vervangingsopgave in de komende decennia<br />

(zie hieronder). Mogelijk spelen ook de<br />

wens tot meer afkoppelen (waarop ook de<br />

waterschappen nadruk leggen) en de mindere<br />

kwaliteit van de naoorlogse riolering voor een<br />

hogere vervanging.<br />

De gemiddelde leeftijd van de riolering in<br />

Nederland is circa 30 jaar (zie ook B2).<br />

Uitsplitsing naar bodemsoort laat zien dat<br />

gemeenten met veel veen en klei/veen drie<br />

maal zo veel riolering vervangen dan<br />

gemeenten met vooral zand en kleigrond.<br />

Verdeling naar gemeentegrootte laat zien dat<br />

de kleine gemeenten beduidend meer vervangen,<br />

renoveren en ombouwen dan de middelgrote<br />

en grote gemeenten. Er zit een factor<br />

2,1 verschil tussen de kleinste en de<br />

100.000+-gemeenten. Uitsplitsing naar mate<br />

van stedelijkheid leidt tot slechts kleine verschillen<br />

tussen de categorieën.


Volgens de planning van gemeenten wordt<br />

in 2010 en 2011 gemiddeld 880 km buis vrijvervalstelsel<br />

per jaar (1,0% van dat stelsel)<br />

vervangen. Voor deze jaren is niet naar<br />

ombouw van het stelsel gevraagd. Een aantal<br />

gemeenten zal deze ombouw opgenomen<br />

hebben bij de vervanging van het stelsel. Een<br />

aantal ook niet. De vervanging inclusief<br />

ombouw zal daarom ook meer dan de 880<br />

km bedragen en iets hoger liggen dan de<br />

afgelopen jaren. Uitsplitsing naar bodemsoort<br />

of geografische ligging geeft geen duidelijke<br />

verschillen in de voorgenomen vervangingshoeveelheden.<br />

Wel willen kleine gemeenten<br />

de komende twee jaar zo'n 50% meer vervangen<br />

dan grote gemeenten.<br />

Vervanging bij gecombineerde werkzaamheden<br />

Soms vervangen gemeenten riolering voordat<br />

de technische levensduur is verstreken,<br />

namelijk als zich kansen voordoen voor<br />

gelijktijdige werkzaamheden (bijvoorbeeld<br />

wegvervanging) of er noodzaak is voor stelselverbeteringen.<br />

Aan gemeenten is gevraagd<br />

hoeveel riolering zij op grond van technische<br />

noodzaak zullen vervangen. In 2010 en 2011<br />

betreft dit 746 km vrijvervalriolering (0,8%)<br />

per jaar. Dit betekent dat ongeveer 15% van<br />

de riolering wordt vervangen op grond van<br />

meerdere overwegingen dan alleen de technische<br />

staat. Kleine gemeenten melden 60%<br />

meer technisch noodzakelijke vervanging dan<br />

het gemiddelde.<br />

Vóór daadwerkelijk in te grijpen, toetst 86%<br />

van de gemeenten eerst de standaard ingrijpmaatstaven<br />

vanuit het classificatiesysteem van<br />

WEN 3399. Hiermee zijn onnodige ingrepen te<br />

voorkomen. Middelgrote en grote gemeenten<br />

doen dit meer dan kleine gemeenten.<br />

C7 Vervanging en renovatie<br />

79<br />

100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Geplande vervanging 2010+2011<br />

Technisch noodzakelijke vervanging 2010+2011<br />

Technisch noodzakelijke vervanging 2012-2014<br />

Technisch noodzakelijke vervanging 2010+2011<br />

Geplande vervanging 2010+2011


100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Reden voor vervanging vrijvervalriolen<br />

Door inspectie aangetoonde gebreken (technische staat)<br />

Wegbeheer (werk-met-werk)/bovengrondse inrichting<br />

Naar ingrijpmaatstaven van beheerpakket (incl. leeftijd) 10<br />

Hydraulische knelpunten 1<br />

Combinatie van bovenstaande redenen 18<br />

<strong>Gemeente</strong>n %<br />

57<br />

14<br />

C Beheer van de riolering<br />

80<br />

De hoofdreden voor rioolvervanging is de<br />

technische staat van de riolen op basis<br />

van inspecties. Veel gemeenten hanteren<br />

de leeftijd van riolen als eerste indicator,<br />

waarna inspecties bevestigen of vervanging<br />

noodzakelijk is. Vervolgens zoeken gemeenten<br />

waar mogelijk aansluiting bij bovengrondse<br />

renovatieprojecten van wegen en<br />

wijken. De beheerpakketten geven op grond<br />

van ingrijpmaatstaven ook een indicatie van<br />

de te verwachten vervangingsnoodzaak.<br />

Vervangingsopgave in de komende eeuw<br />

Door voor iedere gemeente bij de leeftijdsverdeling<br />

van de vrijvervalriolering de door<br />

die gemeente gehanteerde technische levensduur<br />

op te tellen, ontstaat een beeld van de<br />

toekomstige hoeveelheid 'benodigde' vervanging.<br />

Doordat veel riolering in een relatief<br />

korte periode is aangelegd, wordt een piek<br />

in de hoeveelheid te vervangen riolering verwacht.<br />

Die benodigde vervangingspiek komt<br />

voor de kleine gemeenten, met hun smallere<br />

leeftijdsverdeling, sneller en scherper, rond<br />

2035. Met toenemende gemeentegrootte<br />

wordt de gemiddelde 'vervangingspiek' vlakker<br />

en verschuift meer naar de toekomst.<br />

De leeftijdsverdeling van de vrijvervalriolering<br />

in combinatie met tweemaal of driemaal de<br />

technische levensduur geeft de navolgende<br />

gemiddelde 'vervangingsgolven'. Door de<br />

drie golven van toekomstige benodigde vervanging<br />

voor alle gemeenten op te tellen,<br />

ontstaat een beeld van de te verwachten<br />

totale hoeveelheid vervanging en renovatie<br />

per decennium in de komende eeuw. Daaruit<br />

blijkt dat met een flinke aanloop uiteindelijk<br />

rond 2050 een vrij vlakke piek ontstaat,<br />

richting 2080 de hoeveelheid vervanging<br />

weer enigszins kan afnemen, waarna rond<br />

2100 opnieuw een piek bereikt wordt.


Met nadruk geldt bij deze analyse dat de<br />

toekomstige 'benodigde vervanging' een<br />

theoretische benadering is. Naar verwachting<br />

zal de vervanging in werkelijkheid uiteindelijk<br />

geen echte pieken laten zien om drie redenen:<br />

• het vervangingsverloop is gebaseerd op<br />

een gemiddelde levensduur met een grote<br />

spreiding,<br />

• gemeenten proberen de gemiddelde<br />

levensduur op te rekken,<br />

• Andere aspecten zijn soms (mede) bepalend<br />

voor de keuze tot en het moment van<br />

vervanging/renovatie, zoals uitbreiding/<br />

verbetering van het rioolstelsel, wegwerkzaamheden<br />

en wijkvernieuwing.<br />

Vervanging mechanische riolering begint<br />

De afgelopen vijf jaar hebben de gemeenten<br />

weinig leidingen van de mechanische riolering<br />

vervangen: gemiddeld 58 km buis per<br />

jaar (0,2% van het stelsel). Veel gemeenten<br />

hebben zeer kleine lengten opgegeven.<br />

Waarschijnlijk gaat het vaak om reparaties,<br />

bijvoorbeeld vanwege kapotgetrokken<br />

leidingen. De hoeveelheid vervangen leiding<br />

neemt in de tijd wel toe, mogelijk omdat<br />

meer mechanische riolering 'op leeftijd'<br />

komt. Dezelfde stijgende trend is zichtbaar<br />

voor pompunits in de mechanische riolering,<br />

waarvan gemeenten er in 2006 2.560<br />

(1,8% van het totaal aantal gemalen)<br />

hebben vervangen en in 2009 4.901 (3,5%).<br />

Ook worden steeds meer rioolgemalen<br />

vervangen/gerenoveerd.<br />

C7 Vervanging en renovatie<br />

Vervangingsperiode<br />

2010- 2020- 2030- 2040- 2050- 2060- 2070- 2080- 2090- 2100-<br />

2020 2030 2040 2050 2060 2070 2080 2090 2100 2110<br />

Vervangingsperiode<br />

2010- 2020- 2030- 2040- 2050- 2060- 2070- 2080- 2090- 2100-<br />

2020 2030 2040 2050 2060 2070 2080 2090 2100 2110<br />

Vervangen leidingen mechanische riolering<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100 NL<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Pompunits mechanische riolering vervangen/gerenoveerd Gemalen vervangen/gerenoveerd<br />

2006 2007 2008 2009 2006 2007 2008 2009<br />

81<br />

o-io<br />

20-10<br />

20-50<br />

50-100<br />

>100<br />

Nederland<br />

Vervangingsperiode<br />

eerste vervanging<br />

Vervangingsperiode<br />

tweede vervanging<br />

Vervangingsperiode<br />

derde vervanging<br />

Totaal eerste 3<br />

vervangingsperioden


•VI<br />

mit<br />

C8 Reparatie<br />

/.<br />

C Beheer van de riolering<br />

<strong>Gemeente</strong>n zetten reparatie steeds vaker in als beheermaatregel. Hiermee<br />

herstellen zij het oorspronkelijke functioneren van een rioleringsonderdeel.<br />

De afgelopen jaren steeg het aantal reparaties in Nederland met 41%. Kleine<br />

gemeenten repareren verhoudingsgewijs vaker dan grote gemeenten.<br />

82<br />

#<br />

> ' • >


Reparatie is lokaal herstellen<br />

De norm NEN 3300 definieert reparatie als: het<br />

herstel van het oorspronkelijke functioneren,<br />

waarbij een beperkte toestandswijziging wordt<br />

doorgevoerd. Reparatie is een lokale beheermaatregel<br />

waarmee alleen de technische<br />

(rest)levensduur van het te repareren onderdeel<br />

van het rioleringsobject toeneemt. Door<br />

renovatie of vervanging neemt de (rest)levensduur<br />

van het gehele object toe (zie ook C7).<br />

<strong>Gemeente</strong>n bepalen op grond van onderzoek<br />

of ingrijpen nodig is. Dat gebeurt via inspectie<br />

en beoordeling van het bewuste onderdeel<br />

en het omliggende stelsel. Daarna kiezen zij<br />

de beheermaatregel op basis van:<br />

• het verschil in kosten bij reparatie van de<br />

afzonderlijke onderdelen en renovatie van<br />

het geheel;<br />

• gelijktijdig geplande werkzaamheden<br />

bovengronds (weg);<br />

• de eventuele noodzaak van bouwkundige<br />

of hydraulische aanpassingen.<br />

Moeilijk toegankelijke objecten zijn aan te<br />

pakken met sleufloze technieken, dus zonder<br />

de straat open te breken (zonder sleuf te<br />

graven).<br />

Aantal reparaties groeit<br />

<strong>Gemeente</strong>n zetten reparatie steeds vaker in<br />

als beheermaatregel. Tussen 2006 en 2009<br />

steeg het totaal aantal reparaties met 41%.<br />

Gemiddeld voerden gemeenten in 2009<br />

0,1 reparaties per km vrijvervalbuis uit.<br />

Onderling zijn er flinke verschillen: Oud-<br />

Beijerland (1,9 reparaties per km buis),<br />

Leerdam (1,6) en Naarden (1,3) voeren relatief<br />

veel reparaties uit, terwijl 25% van de gemeenten<br />

(n=340) geen enkele reparatie heeft<br />

uitgevoerd.<br />

Kleine gemeenten repareren verhoudingsgewijs<br />

vaker dan grote gemeenten. De aantallen<br />

van de kleine gemeenten voor de<br />

verschillende jaren fluctueren wel sterk.<br />

Er was geen relatie tussen grondslag en<br />

het aantal uitgevoerde reparaties.<br />

C8 Reparatie<br />

buis<br />

aerkn<br />

tantal<br />

83<br />

0,175<br />

0,15<br />

0,125<br />

0,1<br />

0,075<br />

0,05<br />

0,025<br />

Reparaties vrijvervalstelsel<br />

Reparaties vrijvervalriolering per jaar<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (340 respondenten)<br />

Reparaties naar gemeentegrootteklasse<br />

1<br />

•<br />

0 -10<br />

| 1<br />

3 ^<br />

u<br />

p 1<br />

Mii I I I<br />

10-20 20-50<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.0C 0 inwoners)<br />

50-100 >100<br />

• 2006<br />

• 2007<br />

• 2008


» • •<br />

C Beheer van de riolering<br />

tfUtf m<br />

C9 Beheer van water in de bebouwde kom<br />

Waterschappen nemen steeds vaker het beheer van de stadswateren over van<br />

gemeenten. Sommige waterschappen zijn heel actief op dit gebied, andere (nog)<br />

nauwelijks. In verhouding doen kleine gemeenten het minst zelf aan beheer van<br />

water in de bebouwde kom.<br />

84<br />

Jw\


Verwevenheid met riolering<br />

Het beheer van open water in de bebouwde<br />

kom omvat activiteiten zoals het baggeren<br />

van sloten en singels, het onderhoud van<br />

beschoeiing, het maaien van oevers en het<br />

onderhoud van kunstwerken (o.a. bruggen,<br />

gemalen, duikers en stuwen). Door te zorgen<br />

voor een goede waterkwaliteit en aantrekke­<br />

lijke flora en fauna, maken gemeenten het<br />

water en de omgeving voor bewoners nuttig<br />

én aantrekkelijk.<br />

De watergangen (oppervlaktewater) spelen<br />

een belangrijke rol bij de berging en afvoer<br />

van overtollig hemelwater. Bij zware neerslag<br />

stroomt het teveel aan water via overstorten<br />

van gemengde en verbeterd gescheiden<br />

stelsel naar de watergangen. Daarnaast voe­<br />

ren de gescheiden stelsels het hemelwater<br />

rechtstreeks af naar oppervlaktewater. Het<br />

is dus belangrijk dat de watergangen vol­<br />

doende bergings- en afvoercapaciteit hebben<br />

om hevige buien te verwerken, en dat duikers<br />

een goede doorstroming behouden.<br />

C9 Beheer van water in de bebouwde kom<br />

Waterbodems<br />

Overdracht van beheertaken Bruggen<br />

Oorspronkelijk voerden gemeenten het<br />

beheer van wateren in de bebouwde kom<br />

grotendeels zelf uit. Inmiddels hebben water­<br />

schappen het beheer (deels) overgenomen,<br />

mede omdat de Waterwet hen sinds eind<br />

2009 formeel heeft aangewezen als beheer­<br />

der van deze wateren. Zo draagt één partij<br />

verantwoordelijkheid voor de waterkwaliteit<br />

én -kwantiteit van de stadswateren. Dit geldt<br />

ook al voor het oppervlaktewater in het bui­<br />

tengebied. Toch blijft intensief contact tussen<br />

gemeente en waterschap nodig. Watergangen Duikers<br />

en kunstwerken hangen immers nauw samen<br />

met de riolering en het beheer van de open­<br />

bare ruimte, recreatie, groen en wegen, wat<br />

verantwoordelijkheden van de gemeente zijn.<br />

85<br />

Beheer door gemeenten van:<br />

Beschoeiing/oevers<br />

Geheel<br />

Deels<br />

Niet<br />

I Geheel<br />

I Deels<br />

I Niet<br />

Geheel 95<br />

Deels 224<br />

Niet 82


Beheer van stadswateren en kunstwerken door gemeenten<br />

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%<br />

% gemeenten<br />

Verdeling beheer stedelijk water naar gemeentegrootte<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Niet<br />

Deels<br />

Geheel<br />

C Beheer van de riolering<br />

Geheel<br />

Deels<br />

Niet<br />

86<br />

De waterschappen Schieland en de<br />

Krimpenerwaard, Delfland en Hollands<br />

Noorderkwartier doen weinig aan stedelijk<br />

waterbeheer. Velt en Vecht daarentegen<br />

is in alle gemeenten in haar regio actief.<br />

Veluwe, Rijn en IJssel, Peel en Maasvallei,<br />

Roer en Overmaas, en Rivierenland voeren<br />

een groot deel van de waterbeheertaken in<br />

stedelijk gebied uit.<br />

Verhoudingsgewijs doen meer middelgrote<br />

gemeenten het beheer van stadswateren<br />

en de bijbehorende kunstwerken (bruggen,<br />

stuwen, duikers) geheel of deels zelf.<br />

De kleine gemeenten doen het minst zelf en<br />

bij de 100.000+-gemeenten zijn de taken het<br />

meest verdeeld.


C9 Beheer van water in de bebouwde kom


D Functioneren en presteren<br />

D Functioneren en presteren<br />

Volksgezondheid, droge voeten en waterkwaliteit<br />

Riolering is van oorsprong bedoeld om ziekten en stank te bestrijden. Later<br />

kwamen droge voeten en waterkwaliteit (milieu) meer in beeld. Dit hoofdstuk laat<br />

de prestaties van gemeenten voor deze doelstellingen zien. Daarnaast vindt u hier<br />

informatie over de afvoerzekerheid, het technisch functioneren, meldingen en<br />

klachten, én de beleving en waardering van de rioolgebruiker.<br />

88


Dl Volksgezondheid<br />

D2 Afvoerzekerheid<br />

D3 Technisch functioneren en storingen<br />

D4 Wateroverlast voorkomen<br />

D5 Waterkwaliteit en milieu<br />

D6 Waardering van gebruikers<br />

D7 Meldingen en klachten<br />

89


Dl Volksgezondheid<br />

D Functioneren en presteren<br />

Het belangrijkste doel van riolering is het beschermen van de gezondheid.<br />

Anno 2010 zijn er in Nederland geen noemenswaardige gezondheidsklachten<br />

door afval- of hemelwater. Tien jaar geleden telde ons land nog 700 risicovolle<br />

overstorten. Deze zijn inmiddels allemaal aangepast.<br />

90


Riolering geeft stijging levensverwachting<br />

Het beschermen van de volksgezondheid is<br />

de hoofdreden voor de aanleg van riolering.<br />

Sommigen beweren dat we de beschavingsgraad<br />

van een volk niet moeten afleiden<br />

aan de paleizen en tempels die zij bouwden,<br />

maar aan de kwaliteit van hun rioleringen.<br />

Tenslotte zorgen de rioolbuizen ervoor dat<br />

epidemieën veel minder kans krijgen en de<br />

levensverwachting toeneemt. In een opiniepeiling<br />

van The British Medical Journal in<br />

2007 werd de sanitary revolution (de drinken<br />

afvalwatervoorzieningen) uitgeroepen<br />

tot de grootste medische vooruitgang van<br />

de laatste 170 jaar.<br />

Ook in Nederland zijn (epidemische) ziekten<br />

als cholera, tyfus en dysenterie in de loop<br />

van de twintigste eeuw volledig uitgebannen.<br />

Dat is in belangrijke mate te danken aan de<br />

grootschalige aanleg van drinkwatervoorzieningen<br />

en riolering. Van 1860 tot 2008 is<br />

mede daardoor de gemiddelde levensverwachting<br />

sterk gestegen van 36,5 tot 78,3 jaar.<br />

Gezondheidsklachten zijn zeer zeldzaam<br />

Een van de benchmarkvragen betreft het aantal<br />

meldingen van gezondheidsklachten door<br />

afval- of hemelwater. Hierop antwoorden veel<br />

gemeenten nogal verbaasd dat dit bij hen niet<br />

voorgekomen was. In totaal geeft 99,2% van<br />

de gemeenten (n=390) aan in 2009 geen<br />

enkele melding te hebben ontvangen.<br />

Drie gemeenten (0,8%) hebben wel een melding<br />

gekregen. In twee gevallen ging het om<br />

een woning waar als gevolg van rioolreiniging<br />

stankoverlast optrad, waardoor een bewoner<br />

hoofdpijn kreeg. Nader onderzoek toonde dat<br />

de oorzaak lag in het ontbreken van een sifon<br />

in de binnenriolering. En één gemeente meldt<br />

vier gevallen van zwemmersjeuk in verband<br />

met hemelwaterafvoer naar oppervlaktewater.<br />

Landelijk gezien gaat het voor deze zes situaties<br />

om slechts 0,000036% van de bevolking.<br />

Dl Volksgezondheid<br />

Risicovolle overstorten zijn verdwenen<br />

Bij hevige regen bieden overstorten een uitweg<br />

voor het rioolwater om wateroverlast en<br />

daarmee gezondheidsrisico's te voorkomen<br />

(zie B4). De negatieve effecten hiervan op de<br />

kwaliteit van het oppervlaktewater pakken<br />

gemeenten lokaal aan (zie D5). In 2000 was<br />

sprake van 700 overstorten die risico's konden<br />

opleveren voor de volks- of diergezondheid.<br />

Inmiddels hebben de gemeenten al<br />

deze risicovolle overstorten aangepast. 1<br />

1 RIVM, biïefrapport 630789004/2010 - Naar een<br />

gezonde, kindvriendelijke leefomgeving; inventarisatie<br />

van beleid in Nederland (Stand van zaken voor de<br />

ministersconferentie Parma 2010), D.A. Houweling et al.<br />

| 0,0020%<br />

S<br />

91<br />

Gezondheidsklachten (% inwoners)<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (384 respondenten)


D Functioneren en presteren<br />

92


Afvoer altijd beschikbaar<br />

De riolering in Nederland blijkt eigenlijk altijd<br />

het aanbod van afvalwater te verzamelen en<br />

af te voeren. Alleen bij extreme buien is soms<br />

de begrensde verwerkingscapaciteit voor<br />

hemelwater merkbaar. Dit is overigens een<br />

bewuste keuze, omdat het veel te kostbaar<br />

is om de rioolstelsels op extreme buien te<br />

dimensioneren. Om het teveel aan water<br />

tijdelijk op te vangen, creëren gemeenten<br />

bijvoorbeeld bovengronds voldoende ruimte.<br />

De gemeenten rapporteren in dit onderzoek<br />

het aantal rioolaansluitingen dat op enig<br />

moment niet beschikbaar was voor afvoer.<br />

Daarbij vermelden ze ook de tijd dat die aansluitingen<br />

gemiddeld niet werkzaam waren.<br />

65% van de gemeenten (n=271) geeft aan dat<br />

alle aansluitingen in de afgelopen vijfjaar<br />

voor 100% beschikbaar waren voor afvoer.<br />

Gemiddeld was 99,8% van de aansluitingen<br />

altijd beschikbaar voor afvoer. Per aansluiting<br />

in Nederland is de afvoer slechts 12,9 seconden<br />

per jaar niet beschikbaar (=uitvalsduur).<br />

Dit betekent dat de riolering 99,999959%<br />

van de tijd voor de afvoer van afvalwater<br />

beschikbaar is.<br />

Riolering een stabiele nutsvoorziening<br />

In vergelijking met andere nutsvoorzieningen<br />

heeft de riolering een zeer lage uitvalsduur.<br />

Bovendien is het overgrote deel van de<br />

onderbrekingen in de afvoerbeschikbaarheid<br />

gepland in verband met vervanging en renovatie<br />

van de riolering. Bewoners worden door<br />

gemeenten daarover geïnformeerd en daarop<br />

voorbereid. De andere nutsvoorzieningen<br />

hebben een groter aandeel ongeplande uitval,<br />

ongeveer de helft bij drinkwaterlevering tot<br />

wel 98% bij het laagspanningsnet (elektriciteit).<br />

Hoewel de totale uitval erg klein is, zijn er<br />

wel verschillen tussen de gemeentegrootteklassen.<br />

Grote gemeenten hebben nauwelijks<br />

uitval, de uitval in gemeenten tussen 20.000<br />

en 50.000 inwoners is bijna een factor 5<br />

hoger. De benchmark biedt hier vooralsnog<br />

geen verklaring.<br />

D2 Afvoerzekerheid<br />

Uitvalduur (seconden per jaar)<br />

*2><br />

Riolering<br />

Drinkwater<br />

Gas<br />

93<br />

Elektriciteit<br />

Uitvalduur per aansluiting<br />

5^<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100 NL<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Uitvalsduur (min/j) en kosten per huishouden (€/j)<br />

Uitvalsduur<br />

0,2<br />

14,0<br />

0,4<br />

28,9<br />

Kosten<br />

167<br />

216<br />

1.056<br />

612<br />

9 &r.


D Functioneren en presteren<br />

94


Alleen openbare riolering<br />

De benchmark heeft betrekking op de<br />

gemeentelijke taken ten aanzien van riolering.<br />

Het geeft dus geen inzicht in verstoppingen<br />

en andere problemen in de riolering<br />

in woningen en gebouwen en op of onder<br />

particulier terrein. Hiervoor zijn de gebouweigenaren<br />

zelf verantwoordelijk.<br />

Verstoppingen: gebruiker merkt vrijwel<br />

niets<br />

Zowel (huis)aansluitleidingen als de verzamelleidingen<br />

onder de straat hebben meestal<br />

ruim voldoende berging, waardoor de gebruiker<br />

zelden of nooit iets merkt van technische<br />

problemen in het rioolstelsel, zoals verstoppingen<br />

en pompstoringen. Enerzijds is dat<br />

mooi, want van overlast is dus geen sprake.<br />

Anderzijds beseffen gebruikers daardoor<br />

minder goed dat hun lozingsgedrag (veel)<br />

invloed kan hebben op die problemen.<br />

Gemiddeld melden de gemeenten 11,3 verstoppingen<br />

per 100 km buis vrijvervalriolering.<br />

De mediaan is 1,8 verstoppingen per 100 km.<br />

Dit betekent dat een klein aantal gemeenten<br />

relatief veel verstoppingen heeft.<br />

D3 Technisch functioneren en storingen<br />

£ 200<br />

><br />

3<br />

95<br />

Verstoppingen per 100 km vrijven/al<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (379 respondenten)<br />

Verstoppingen per 100 km vrijvervalriolering<br />

T^


ü Gemaalstoringen per gemaal per jaar<br />

Pompstoringen versus aantal gemalen<br />

^ "il •'•... *.•<br />

•^ •*•••' / • • •.' *.<br />

k»»r,-v. • - .<br />

100<br />

Aantal gemalen<br />

T^<br />

D Functioneren en presteren<br />

96<br />

Aantal gemaalstoringen varieert sterk<br />

per gemaal<br />

In 2009 waren er 48.500 gemaalstoringen<br />

(n=333). Dat is gemiddeld 3,6 storingen per<br />

gemaal. De 10-90%-range loopt van 0 tot<br />

11,0 storingen per gemaal. Uitschieter met<br />

37,3 storingen per gemaal is Bernheze. De<br />

gemeente geeft zelf aan dat vrijwel alle<br />

pompstoringen plaatsvinden in één gemaal<br />

bij een camping. Elf gemeenten hadden in<br />

2009 geen gemaalstoringen.<br />

Er kan geen verband worden aangetoond tussen<br />

het aantal gemaalstoringen en het aantal<br />

gemalen per gemeente, waar eigenlijk verwacht<br />

mag worden dat meer gemalen per<br />

gemeente in absolute zin leidt tot meer storingen.<br />

Nader onderzoek moet uitwijzen of<br />

het aantal storingen vooral bepaald wordt<br />

door technische specificaties, lozingsgedrag<br />

of andere omstandigheden.


Stankklachten vaker in de stad<br />

De gemeenten melden 3.600 situaties van<br />

stankoverlast. Dat is een gemiddelde van<br />

4,0 per 100 km vrijvervalstelsel. Uit het<br />

namens Stichting RIONED uitgevoerde klanttevredenheidsonderzoek<br />

(zie D6) blijken<br />

stankklachten het meest gesignaleerde<br />

probleem. <strong>Gemeente</strong>n in het meer stedelijke<br />

West-Nederland krijgen relatief meer stankklachten<br />

dan de rest van Nederland.<br />

Soms instortingen door lekkende riolering<br />

Als riolering gaat lekken en grond via de<br />

riolering wegspoelt, kunnen gaten in de<br />

bovengrond ontstaan. In 2009 waren er in<br />

totaal 2.045 instortingen. Dat is gemiddeld<br />

2,3 per 100 km vrijvervalstelsel. In hoeverre<br />

hierbij (ernstige) problemen optraden, is lastig<br />

te beoordelen. Dat komt door mogelijke<br />

interpretatieverschillen bij het beantwoorden<br />

van de vraag. (Zijn bijvoorbeeld enkele<br />

straatstenen iets verzakt of zit er een groot<br />

gat in het wegdek?) Een analyse van de<br />

landelijke en regionale kranten tussen begin<br />

2007 en augustus 2010 laat zien dat de<br />

gemeentelijke rioleringsbeheerders erg kritisch<br />

zijn op hun eigen handelen. Er werd in<br />

de geschreven media slechts melding<br />

gemaakt van 6 (2007), 1 (2009) en 2 (2010)<br />

probleemsituaties waar gaten in de weg ontstonden<br />

door lekkende riolering en/of hevige<br />

regenval. In geen van de gevallen werd melding<br />

gemaakt van noemenswaardige schade.<br />

D3 Technisch functioneren en storingen<br />

D


11»<br />

f/i<br />

P'é*<br />

D Functioneren en presteren<br />

£T J><br />

D4 Wateroverlast voorkomen<br />

Rioolstelsels zijn niet bedoeld en dus ook niet geschikt om hevige buien<br />

meteen helemaal te verwerken. Water op straat bij extreme neerslag is een<br />

bewuste en noodzakelijke vorm van hemelwaterberging. Om wateroverlast te<br />

voorkomen, neemt 92% van de gemeenten maatregelen. Afkoppelen is verreweg<br />

de meest gekozen maatregel. Ruim driekwart van de gemeenten verwacht het<br />

maatregelenpakket tegen wateroverlast in 2015 te hebben afgerond.<br />

98


Zorgplicht voor hemelwater<br />

Iedere grondeigenaar is in eerste instantie<br />

zelf verantwoordelijk voor de verwerking van<br />

hemelwater op eigen terrein. Dit geldt voor<br />

bewoners en bedrijven, maar ook voor de<br />

gemeente als eigenaar van de openbare<br />

ruimte. <strong>Gemeente</strong>n hoeven hemelwater van<br />

particulier terrein dus niet in te zamelen,<br />

tenzij het niet redelijk is om verwerking<br />

op eigen terrein van bepaalde (groepen)<br />

bewoners en bedrijven te vragen.<br />

Mensen bestraten hun tuinen steeds vaker.<br />

Hierdoor stroomt hemelwater vanaf particulier<br />

terrein vaker en sneller naar de openbare<br />

ruimte. Bij een gemengd rioolstelsel zorgen<br />

deze toenemende hoeveelheden hemelwater<br />

voor problemen in de verwerking. Afkoppelen<br />

gevolgd door afvoer van het hemelwater naar<br />

open water en infiltratie in de bodem zijn<br />

mogelijke oplossingen.<br />

Alle klimaatscenario's van het KNMI tonen<br />

voor de toekomst de verwachting dat heviger<br />

regenbuien steeds vaker zullen voorkomen.<br />

Recent heeft Stichting RIONED een visiedocument<br />

uitgebracht om gemeenten te<br />

ondersteunen hun riolering daar vroegtijdig<br />

op voor te bereiden. Kernpunt is dat riolering<br />

veel meer is dan die ondergrondse buis. Om<br />

brj zeer hevige buien wateroverlast te voorkomen,<br />

zijn bovengrondse berg in q en afvoer<br />

van hemelwater onverm ij d si ijk. On tie rg rond se<br />

berging en afvoer van piekharen is fysiek en<br />

ook financieel onmogelijk, Mits de gemeente<br />

het in goede banen leidt, is [tijdelijk) water<br />

op straat dus de oplossing, niet het probleem.<br />

Hemel wateroverlast grote uitdaging<br />

Onderzoek van Stichting RIONED in ?Ö07 liet<br />

zien dat bijna alle gemeenten te maken hebben<br />

niet hemelwateroverlast. hoofdiakelijk<br />

op enkele locaties en van korte duur, Zo'n<br />

10% van de gemeenten heeft grootschalige<br />

overlast. In de benchmark rijn de percentages<br />

gemiddeld afgenomen, mogelijk omdat<br />

gemeenten in de afgelopen jaren al maatregelen<br />

hebben getroffen.<br />

D4 Wateroverlast voorkomen<br />

Hemelwateroverlast naar aard, omvang en duur<br />

Afvalwater uit de riolering<br />

op straat; enkele locatiets]<br />

Water in gebouwen;<br />

enkele locatiets)<br />

Stremming rustige wegen;<br />

enkele locatiets)<br />

Stremming drukke wegen;<br />

enkele locatiets)<br />

Afvalwater uit de riolering<br />

op straat; veel locaties<br />

Water in gebouwen;<br />

veel locaties<br />

Stremming rustige wegen;<br />

veel locaties<br />

Stremming drukke wegen;<br />

veel locaties<br />

Gevolgen van extreme neerslag<br />

Gevolgen extreme neerslag<br />

Geen of weinig water op straat<br />

Op veel plaatsen water op straat<br />

Ondergelopen tunnels<br />

Ondergelopen hoofdwegen<br />

Water in huizen en bedrijven<br />

40 60 80 100<br />

Aantal gemeenten (n=203)<br />

% <strong>Gemeente</strong>n<br />

39<br />

56<br />

16<br />

24<br />

51<br />

Andere vormen van wateroverlast 11<br />

99<br />

>6 uur<br />

1-6 uur<br />


Maatregelen tegen wateroverlast en onderscheid overlast/schade<br />

• Geen maatregelen nodig<br />

• Maatregelen nodig, geen<br />

onderscheid overlast/schade<br />

• Maatregelen nodig, gemeente<br />

onderscheidt overlast/schade<br />

• Geen gegevens<br />

Maatregel<br />

v=^<br />

Maatregelen om toekomstig wateroverlast te voorkomen<br />

Vergroten huidige stelsel<br />

Extra hemelwaterriolen en afkoppelen<br />

Bovengrondse aanpassingen<br />

Extra oppervlaktewater<br />

% <strong>Gemeente</strong>n<br />

64<br />

89<br />

51<br />

38<br />

Overige maatregelen 21<br />

D Functioneren en presteren<br />

100<br />

Belangrijkste oorzaken van de hemelwateroverlast<br />

zijn:<br />

• onvoldoende afvoercapaciteit van de<br />

riolering;<br />

• toestroming naar lage punten in het<br />

maaiveld;<br />

• ontluchtingsleidingen in woningen werken<br />

onvoldoende;<br />

• verstopte kolken en buizen;<br />

• pompstoringen;<br />

• bouwpeilen van gebouwen liggen te weinig<br />

boven straatniveau.<br />

Overlast komt dus deels door de aard van het<br />

stelsel en omgevingsfactoren. Maar enkele<br />

oorzaken (verstoppingen en storingen) hebben<br />

een directe relatie met het gevoerde<br />

beheer van de riolering en zijn dus relevant<br />

vanuit de optiek van de rioleringszorg.<br />

<strong>Gemeente</strong>n nemen massaal maatregelen<br />

In de benchmark geeft 92% van de gemeenten<br />

aan maatregelen tegen wateroverlast<br />

te nemen. Daarbij maken de meeste (83%)<br />

onderscheid in hinderlijke situaties (waar<br />

de overlast binnen acceptabele grenzen blijft)<br />

en schade (waar de overlast onacceptabel is).<br />

Bij hinderlijke situaties benutten gemeenten<br />

de bovengrondse mogelijkheden voor tijdelijke<br />

berging. In geval van schade zijn daadwerkelijk<br />

maatregelen nodig om herhaling<br />

te voorkomen. Vergelijk het met sneeuwval:<br />

op een woonerf laat de gemeente de sneeuw<br />

meestal liggen, ook al is dat voor bewoners<br />

soms hinderlijk. Op doorgaande wegen komen<br />

strooiwagens en sneeuwschuivers in actie om<br />

ongelukken (schade) te voorkomen.<br />

De voornaamste maatregel die gemeenten<br />

toepassen om wateroverlast te voorkomen,<br />

is afkoppelen. Door in bepaalde gebieden een<br />

apart hemelwaterriool aan te leggen, verminderen<br />

gemeenten de toestroom van hemelwater<br />

naar de gemengde riolering. Verder<br />

kiezen veel gemeenten voor het vergroten<br />

van de bergings- en afvoercapaciteit van<br />

de huidige stelsels. Een kleine meerderheid<br />

doet bovengronds aanpassingen om het<br />

hemelwater naar plaatsen te sturen waar het<br />

geen kwaad kan, bijvoorbeeld wegprofilering<br />

en verlaging van groenstroken.


Ruim driekwart van de gemeenten verwacht<br />

het maatregelenpakket tegen wateroverlast<br />

in 2015 te hebben afgerond. Op 1 januari<br />

2010 had 46% van de gemeenten (n=313) al<br />

de helft van hun voorgenomen maatregelen<br />

uitgevoerd.<br />

Hevige buien en klimaatverandering<br />

Het KNMI biedt neerslagstatistieken in de<br />

vorm van maand- of dagsommen. Voor hel<br />

functioneren van de riolering en het optreden<br />

van wateroverlast zijn extremen in uur- of<br />

kwartiersommen relevant. Daarom vraagt de<br />

benchmark gemeenten naar extreme buien<br />

die de afgelopen vijfjaar op hun grondgebied<br />

zijn gevallen. 83% van de gemeenten (n=3SQ}<br />

heeft te maken gehad met extreme neerslag.<br />

189 gemeenten geven details over de datum.<br />

de hoeveelheid neerslag en de duur van<br />

de bui. De zwaarste buien vielen in Haren<br />

(170 mm; 24 juni 2007), Bergen, Limburq<br />

(134 mm in 105 minuten; 3 juli 2009)<br />

Apeldoorn (115 mm in 90 minuten; 3 |uli<br />

2009) en Boxmeer (115 mm in 120 minuten;<br />

3 juli 2009).<br />

Zoals al aangegeven, volgens alle KNM[scenario's<br />

zal klimaatverandering tot steeds<br />

meer hevige buien leiden. Daardoor zal vaker<br />

(tijdelijk) water op straat staan.<br />

1 Klimaat in de 21e eeuw; vier scenario's voor AledrHond.<br />

KNMI (mei 2006). In juli 2009 sprak het KNMJ d*<br />

verwachting uit dat temperatuur en neerslag v<br />

extremere scenario's zullen volgen. Zie ook he'<br />

Regenwateroverlast op www.riool.net.<br />

' Regenwateroverlast in de bebouwde omgeving<br />

Visiedocument Stichting RIONED (2007)<br />

! Bebouwd gebied kampt met extreme neerslag • i kin<br />

Luijtelaar en J. Kluck, Land+Water (oktober 21<br />

D4 Wateroverlast voorkomen<br />

lul<br />

ü Jaar van afronding maatregelen tegen wateroverlast<br />

....l llll<br />

nmviïïim.ï$rt*.m<br />

Af rand ing miatregelÉn natfrfurtriasi pftr 1 jartuln 201D<br />

in wi m imn


D Functioneren en presteren<br />

102


Overstorten: belangrijke noodvoorziening<br />

In gemengde stelsels stroomt bij hevige<br />

buien het overtollige hemel- en afvalwater<br />

via overstorten naar sloten en vaarten. Dit<br />

voorkomt eventuele wateroverlast of zelfs<br />

schade (zie ook B4). De toestroom van afvalwater<br />

kan tijdelijke zuurstofloosheid van het<br />

oppervlaktewater veroorzaken, wat lokaal<br />

soms vissterfte geeft. Ten opzichte van andere<br />

bronnen (landbouw, oppervlakkige afspoeling,<br />

verkeer, industrie en rwzi's) dragen<br />

riooloverstorten overigens weinig bij aan de<br />

belasting van oppervlaktewater met (zware)<br />

metalen, stikstof, fosfor en PAK's. 1<br />

In totaal telt Nederland 13.900 overstorten.<br />

Hiervan hebben er 600 (lokale) negatieve<br />

effecten op de kwaliteit van het ontvangende<br />

oppervlaktewater. Bij 508 van deze 600<br />

(85%) zijn maatregelen aan de riolering nodig<br />

om die effecten te verhelpen. De betreffende<br />

gemeenten geven aan dat 88% van de knelpunten<br />

in 2015 is verholpen. Om dit te bereiken,<br />

vergroten zij de berging (in het stelsel,<br />

met randvoorzieningen of door afkoppelen)<br />

en saneren (of verplaatsen) zij overstorten<br />

die de waterkwaliteit negatief beïnvloeden.<br />

Risicovolle overstorten gesaneerd<br />

In 2000 waren er 700 risicovolle overstorten.<br />

Dat zijn overstorten die risico's konden<br />

opleveren voor de volks- of diergezondheid,<br />

bijvoorbeeld omdat zij loosden op oppervlaktewater<br />

dat werd gebruikt voor veedrenking<br />

of was bestemd als zwemwater. Inmiddels<br />

hebben de gemeenten voor al deze overstorten<br />

de vereiste maatregelen genomen en is<br />

het vraagstuk van de risicovolle overstorten<br />

opgelost. 2<br />

% voldaan aan emissieafspraken met waterbeheerder<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (369 respondenten)<br />

D5 Waterkwaliteit en milieu<br />

Waterkwaliteit bron- en effectgericht<br />

verbeteren<br />

<strong>Gemeente</strong>n en waterschappen werken samen<br />

om vervuiling van het oppervlaktewater door<br />

riolering en waterzuivering te verminderen.<br />

Zo stelt het emissiespoor (de zogenoemde<br />

basisinspanning) grenzen aan de vuiluitworp<br />

van riooloverstorten in het oppervlaktewater.<br />

Daarnaast stemt het waterkwaliteitsspoor<br />

de toegestane vervuiling af op de veerkracht<br />

van het ontvangende water. Dit gebeurt<br />

door eisen te stellen aan de vuiluitworp<br />

(brongericht) én waterkwaliteitverbeterende<br />

maatregelen te treffen in het ontvangende<br />

oppervlaktewater (effectgericht).<br />

Ruim 59% van de gemeenten (n=369) voldoen<br />

volledig aan de emissieafspraken met de<br />

waterbeheerder(s), 14% heeft op de peildatum<br />

nog minder dan 75% van het gedefinieerde<br />

maatregelenpakket afgerond.<br />

1 Water in Beeld 2009, Ministerie van Verkeer en<br />

Waterstaat [ISSN 1388-6622]<br />

2 RIVM, briefrapport 630789004 / 2010, D.A. Houweling.<br />

• 0,20<br />

• Geen gegevens<br />

103<br />

% overstorten dat knelpunt is voor waterkwaliteit<br />

T^


LLU.' I<br />

D Functioneren en presteren<br />

C^<br />

m<br />

D6 Waardering van gebn<br />

De meeste Nederlanders kennen de doelen gezondheid en droge voeten<br />

van de riolering en zijn (zeer) tevreden over de rioleringszorg. Hoewel men<br />

minder weet van de verwerking van hemelwater dan van afvalwater, vinden<br />

Nederlanders dat water op straat acceptabel en soms zelfs nodig is.<br />

104


Tevreden gebruikers<br />

Bewoners en bedrijven zijn bij de riolering<br />

betrokken als gebruiker, belastingbetaler,<br />

kiezer en signaleerder, en soms als gedupeerde<br />

van storingen en problemen. Stichting<br />

RIONED heeft een klanttevredenheidsonderzoek<br />

laten doen in de vorm van een representatieve<br />

steekproef onder de Nederlandse<br />

bevolking. Hieruit blijkt dat het overgrote<br />

deel van de Nederlanders op hoofdlijnen weet<br />

hoe de riolering werkt en het belang ervan<br />

onderkent. Vrijwel alle respondenten (98%)<br />

zijn (zeer) tevreden over de rioleringszorg.<br />

In bijlage F3 vindt u een uitgebreidere weergave<br />

van de onderzoeksresultaten.<br />

Erkenning voor belangrijke functies<br />

De deelnemers aan het klanttevredenheidsonderzoek<br />

weten allemaal dat riolen afvalwater<br />

afvoeren, maar met de hemelwaterafvoerfunctie<br />

is niet iedereen bekend.<br />

Slechts een klein deel van de respondenten<br />

legt een verband tussen riolering en grondwater.<br />

Woningeigenaren hebben gemiddeld<br />

meer inzicht in de werking en het belang<br />

van riolering dan huurders.<br />

Bij de vraag "Als er geen riolering zou zijn,<br />

dan...?" antwoordt 91% van de respondenten<br />

dat mensen dan veel sneller ziek zouden zijn.<br />

Ook zeggen ze dat stank en waterschade veel<br />

vaker zouden voorkomen. De helft van de<br />

respondenten kan redelijk goed inschatten<br />

hoeveel rioolheffing zij betalen. Zij vinden<br />

dat bedrag geen bezwaar in relatie tot wat<br />

ze ervoor terugkrijgen.<br />

1 Online onderzoek door Quint Result/TNS NIPO met<br />

2100 respondenten (juni 2010), zie bijlage F3.<br />

D6 Waardering van gebruikers<br />

I Hoe tevreden bent u over de riolering in Nederland?<br />

zeer ontevreden<br />

É<br />

0% 20% 40% 60%<br />

Het riool is bestemd voor...<br />

Afvoer van afvalwater<br />

Afvoer van regenwater van<br />

straten en pleinen<br />

Afvoer van regenwater van<br />

daken en gebouwen<br />

Regelen van de hoogte van<br />

het grondwater<br />

Als er geen riolering zou zijn, dan...<br />

Zouden mensen veel<br />

sneller en meer ziek zijn<br />

Zou het binnenshuis<br />

veel meer stinken<br />

Zouden zware regenbuien veel<br />

vaker wateroverlast geven<br />

Zouden vijvers en sloten<br />

veel smeriger zijn<br />

105<br />

% respondenten (n=2100)<br />

40% 60%<br />

% respondenten (n=2100)<br />

Ie antwoord<br />

Ze antwoord<br />

3e antwoord


D Functioneren en presteren<br />

D7 Meldingen en klachten<br />

Sinds 2005 is het aantal meldingen en klachten van bewoners gedaald.<br />

Kleine gemeenten lossen problemen sneller op dan grotere gemeenten.<br />

In 2009 ontvingen de gemeenten gemiddeld vier schadeclaims. Van alle<br />

claims heeft 22% betrekking op wateroverlast.<br />

106


Minder meldingen en klachten<br />

De benchmark inventariseert hoeveel meldingen<br />

en klachten gemeenten over de riolering<br />

ontvangen. Gemiddeld is dat 1,0 melding of<br />

klacht per km stelsel. Tussen individuele<br />

gemeenten verschilt dit van 0 tot 7,7 meldingen<br />

per km stelsel. Stelseltype en grondslag<br />

zijn daarbij geen verklarende factoren. In de<br />

grote steden is het aantal klachten gemiddeld<br />

het hoogst. Toenemende stelselleeftijd zorgt<br />

voor een stijging van het aantal klachten.<br />

<strong>Gemeente</strong>n krijgen jaarlijks gemiddeld 66,3<br />

meldingen en klachten per 10.000 inwoners.<br />

Er is sprake van kleine verschillen tussen<br />

gemeentegrootteklassen: de middelgrote<br />

gemeenten hebben gemiddeld de laagste<br />

aantallen. Ten opzichte van 2005 is het<br />

aantal meldingen en klachten gedaald.<br />

De kleine en grote gemeenten zagen het<br />

relatieve aantal flink dalen; middelgrote<br />

gemeenten hadden juist een lichte groei.<br />

Kleine gemeenten sneller met oplossingen<br />

Gemiddeld reageren gemeenten na 1,4 dagen<br />

op meldingen en klachten, en na 4,0 dagen<br />

hebben zij een situatie gemiddeld opgelost.<br />

Kleine gemeenten vallen op in positieve zin:<br />

hun reactiesnelheid beslaat één dag en in<br />

drie dagen hebben zij het achterliggende<br />

probleem opgelost. Grotere gemeenten<br />

hebben gemiddeld 6,4 dagen nodig om een<br />

oplossing te vinden.<br />

Schadeclaims<br />

Derden kunnen de gemeente (als verantwoordelijke<br />

voor de rioleringszorg) aansprakelijk<br />

stellen voor geleden schade. In 2009 ontvingen<br />

gemeenten gemiddeld 4 schadeclaims;<br />

de 10-90%-range loopt van 0 tot 10 schadeclaims.<br />

38% van de gemeenten (n=370) heeft<br />

geen enkele claim ontvingen. Er zijn geen<br />

verschillen tussen gemeentegrootteklassen.<br />

22% van de ingediende claims heeft betrekking<br />

op wateroverlast (schade bij hevige<br />

buien). Op de peildatum was 62% van de<br />

schadeclaims toegekend voor een gemiddeld<br />

bedrag van € 689 (per inwoner kost dat € 0,04).<br />

Enkele grote schadeclaims trekken het gemiddelde<br />

aanzienlijk omhoog.<br />

D7 Meldingen en klachten<br />

107<br />

Meldingen per 100 km riolering<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Meldingen per 10.000 inwoners<br />

Aantal meldingen en klachten<br />

r<br />

11111<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (xl.000 inwoners)<br />

T^<br />

I 2005<br />

I 2009


E Financiën<br />

Kosten, investeringen en rioolheffing<br />

E Financiën<br />

De benchmark rioleringszorg biedt een unieke database met financiële gegevens<br />

van de gemeentelijke rioleringszorg. In dit hoofdstuk staan analyses van de totale<br />

kosten, de beheerkosten (met uitsplitsing in personeelskosten, re pa rati e kosten,<br />

onderzoekskosten en overige kosten), de kapitaallasten uit het verleden, de<br />

uitgevoerde en verwachte vervangings- en verbeteringsinvesteringen en hoe die<br />

betaald worden. Aan de inkomstenkant is aandacht voor de rioolheffing en de<br />

kostendekkendheid.<br />

108


El Totale kosten van de riolering(szorg)<br />

E2 Investeringen<br />

E3 Kapitaallasten, directe afschrijvingen en voorzieningen<br />

E4 Beheerkosten<br />

E5 Rioolheffing


E Financiën<br />

O<br />

El Totale kosten van de riolering(szorg)<br />

De totale kosten voor de riolering(szorg) in 2009 zijn 1,07 miljard euro voor alle<br />

gemeenten samen (excl. btw). Tussen 2006 en 2009 stegen de totale kosten<br />

jaarlijks 4,4% (exclusief inflatie), waarvan 2,3% het gevolg is van de toename<br />

van de hoeveelheid rioolstelsel. De totale kosten per km riolering stijgen<br />

voor grotere en meer stedelijke gemeenten, bij een slappere bodem en bij<br />

gemeenten met een ouder stelsel.<br />

no


Totale kosten uitgesplitst<br />

De totale kosten zijn de som van de kosten<br />

die verband houden met de direct afgeboekte<br />

investeringen (zie E2), de kapitaallasten voor<br />

investeringen uit het verleden (zie E3) en de<br />

beheerkosten (zie E4). Netto dotaties aan een<br />

voorziening worden niet meegeteld, omdat<br />

dit spaargelden zijn (zie E3). In de totale<br />

kosten wordt ook de btw niet meegenomen.<br />

De totale kosten van de rioleringszorg<br />

worden gedekt door de inkomsten uit de<br />

rioolheffing, eventuele onttrekkingen uit<br />

de voorziening en/of vanuit de algemene<br />

middelen. In veel gemeenten is er een<br />

relatie tussen de totale kosten en de<br />

hoogte van de rioolheffing (zie ook E5).<br />

De totale kosten zijn voor 2009 opgebouwd<br />

uit de kosten van direct afgeboekte investeringen<br />

(14%), de kapitaallasten, dus rente en<br />

afschrijvingen (41%), en de beheerkosten<br />

(45%). In de periode tussen 2006 en 2016<br />

neemt gaandeweg het aandeel kapitaallasten<br />

toe van 40% naar 45% en daalt het aandeel<br />

beheerkosten van 44% naar 39%. Het aandeel<br />

directe investeringen blijft relatief even<br />

groot, al zijn er beperkte verschillen tussen<br />

individuele jaren.<br />

Stijging totale kosten 2006-2016<br />

De totale kosten voor de riolering(szorg) zijn<br />

in 2009 1,07 miljard euro voor alle gemeenten<br />

samen, wat neerkomt op gemiddeld<br />

65 euro per persoon en 10.300 euro per<br />

kilometer buis riolering. Van 2006 tot 2009<br />

bedroeg de jaarlijkse stijging van de totale<br />

kosten 4,4%. De bedragen zijn exclusief btw,<br />

er is uitgegaan van prijspeil 2009 en de jaren<br />

daarvoor zijn gecorrigeerd voor 2% jaarlijkse<br />

inflatie. Gecorrigeerd voor de toename in<br />

stelsellengte in de jaren 2006-2009 komt de<br />

stijging van de totale kosten op 2,1% per jaar.<br />

De stijgingen van de totale kosten (exclusief<br />

inflatie, dus prijspeil 2010) nemen in de<br />

komende 7 jaar in grootte af ten opzichte<br />

van de stijging in de afgelopen jaren. De verwachte<br />

stijging van de totale kosten tussen<br />

2010 en 2016 voor alle gemeenten samen<br />

bedraagt per jaar 34 miljoen euro, dat is 2,6%<br />

per jaar. De overgangen van 2009 naar 2010<br />

El De totale kosten van de riolering(szorg)<br />

Totale kosten uitgesplitst naar kostensoort<br />

Kostensoort Aandeel in totale kosten<br />

Kapitaallasten<br />

Directe investeringen<br />

Beheerkosten, waarvan<br />

ILL<br />

Personeelskosten<br />

Onderzoekskosten<br />

Reparatiekosten<br />

Overige beheerkosten<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

eo<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

o<br />

41%<br />

14%<br />

45%<br />

16%<br />

2%<br />

8%<br />

18%<br />

Totale kosten naar kostensoort<br />

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016<br />

Totale kosten 2006-2016<br />

Jaar<br />

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2015<br />

Jaar<br />

Kapitaallasten<br />

Directe afboekingen<br />

Beheerkosten


a 20.000<br />

Totale kosten in 2009<br />

Totale kosten 2006-2016<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (362 respondenten)<br />

10-20 20-50 50-100 »100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

E Financiën<br />

112<br />

(12%) en van 2010 naar 2011 (8%) laten relatief<br />

grote stijgingen zien. Dat heeft niet te<br />

maken met bijzonderheden in deze jaren,<br />

maar past bij de overgang van realisatie naar<br />

planning. Vanaf 2013 stijgen de verwachte<br />

totale kosten nauwelijks meer: gemeenten<br />

hebben daar nog onvoldoende beeld van en/<br />

of herhalen de bedragen van 2012.<br />

Onderlinge vergelijking naar lengte:<br />

'systeembuis' als maat<br />

Voor onderlinge vergelijking worden alle<br />

kosten in dit financiële hoofdstuk gerelateerd<br />

aan de hoeveelheid 'systeembuis' die in een<br />

gemeente aanwezig is. De 'systeembuis' is<br />

een theoretische maat voor de stelselgrootte,<br />

waarin de totale lengte buis vrijvervalriolering,<br />

duikers, mechanische riolering en<br />

drainage worden gecombineerd (zie bijlage Fl<br />

voor nadere toelichting). Nederland heeft<br />

in 2009 104.300 km systeembuis.<br />

Per km systeembuis stegen de gemiddelde<br />

totale kosten per jaar van 9.000 naar 10.300<br />

euro tussen 2006 en 2009, waarbij is uitgegaan<br />

van de totale stelsellengte 2009.<br />

Gecorrigeerd voor de toename in stelsellengte<br />

komt de stijging tussen 2006 en 2009 op<br />

6,4%. De 10%-90% range loopt in 2009 van<br />

5.800 tot 17.000 euro per km systeembuis.<br />

Grote steden hebben relatief hoge kosten<br />

De kosten per km systeembuis stijgen naarmate<br />

gemeenten groter worden. Ook de mate<br />

van stedelijkheid, de stelselleeftijd en de<br />

bodemgesteldheid correleren met de verschillen<br />

in de totale kosten tussen gemeenten.<br />

Uitgesplitst naar inwonersaantal hebben de<br />

middelgrote gemeenten in alle jaren 2006<br />

t/m 2016 de laagste totale kosten exclusief<br />

dotatie. Alleen die groep zit onder het gemiddelde.<br />

In 2006 zijn de totale kosten bij de<br />

kleine gemeenten nog het hoogst, vanaf 2007<br />

zijn de grootste gemeenten het meeste geld<br />

kwijt. Deels hangt dat samen met het feit dat<br />

grote gemeenten in verhouding minder buislengte<br />

riolering hebben: eenzelfde absoluut<br />

bedrag leidt dan tot een hoger relatief<br />

bedrag.


De verschillen bij onderverdeling naar mate<br />

van stedelijkheid zijn beperkt, met uitzondering<br />

van de zeer sterk stedelijke gemeenten<br />

(> 2.500 adressen per km2). Hier liggen de<br />

kosten fors hoger, afhankelijk van het jaar<br />

42-80% boven het gemiddelde. De sterkste<br />

stijgers in de periode 2006-2016 zijn de<br />

matig stedelijke en stedelijke gemeenten.<br />

De benchmark geeft geen uitsluitsel over<br />

de oorzaak van deze verschillen.<br />

Duurder bij ouder stelsel en slappere<br />

bodem<br />

<strong>Gemeente</strong>n met een gemiddeld ouder stelsel<br />

hebben hogere totale kosten per km stelsel.<br />

Tot 2008 zijn de kosten van de drie groepen<br />

gemeenten met riolering ouder dan 25 jaar<br />

vrijwel gelijk, en hoger dan die van gemeenten<br />

met jongere stelsels. Daarna groeien de<br />

kostenniveaus uit elkaar. De gemeenten met<br />

de hoogste gemiddelde stelselleeftijd (ouder<br />

dan 40 jaar) verwachten in 10 jaar tijd een<br />

kostenstijging van 133%, de andere groepen<br />

tussen de 58 en 103%. De hoge stijging bij<br />

gemeenten met de oudste riolering duidt op<br />

een forse investeringstoename (zie E2), wat<br />

past bij een toenemende vervangingsopgave.<br />

In het algemeen nemen de totale kosten toe<br />

naarmate de kwaliteit van de bodem afneemt.<br />

In de periode 2006-2016 hebben gemeenten<br />

met 75-100% slappe bodem fors hogere totale<br />

kosten. Afhankelijk van het jaar zitten zij<br />

per km systeembuis 27 tot 48% boven het<br />

gemiddelde van alle gemeenten.<br />

1 Op basis van de prijsindexcijfers GWW (CBS) hanteert de<br />

benchmark over 2006 t/m 2009 een gemiddelde inflatie<br />

van 2% per jaar.<br />

El De totale kosten van de riolering(szorg)<br />

embuis<br />

113<br />

22.000 -<br />

10.000 -<br />

8.000 -<br />

6.000 -<br />

4.000 -<br />

Totale kosten 2006-2016 naar stedelijkheid<br />

J<br />

i<br />

•<br />

J • 2006<br />

_ MM • 2007<br />

• 2008<br />

j im _Jfl _ri<br />

IJ IJ II IJ<br />

i. - •*• -• J<br />

Eli 1II ld<br />

• 1<br />

1 II II II II<br />

2.000 -<br />

o -<br />

0-500 500-1.0001.000-1.500 1.500-2500 >2.500 NL<br />

22.000 -<br />

ö o c<br />

o o c<br />

* 10.000 -<br />

^ 8.000 -<br />

V 6.000 -<br />

4.000 -<br />

2.000 -<br />

lm IB 11 IB tm\ 1<br />

Omgevingsadressendichtheid<br />

Totale kosten 2006-2016 naar stelselleeftijd<br />

i<br />

•<br />

i _<br />

>40<br />

• 2010<br />

• 2011<br />

• 2012<br />

• 2013<br />

• 2014<br />

• • 2015<br />

y • 2016<br />

• 2006<br />

• .<br />

éMÈ i<br />

• 2007<br />

• • 2008<br />

• 2010<br />

• 2011<br />

• 2012<br />

• 2013<br />

• 2014<br />

L • 2015<br />

[ • 2016<br />

1 1 E i<br />

30-40 25-30 20-25


E2 Investeringen<br />

E Financiën<br />

De vervangingsinvesteringen stegen tussen 2006 en 2009 en zullen doorstijgen,<br />

vooral voor stedelijke gebieden en oude stelsels. <strong>Gemeente</strong>n hebben fors<br />

geïnvesteerd in verbetermaatregelen voor de basisinspanning en sanering van<br />

het buitengebied. Omdat tegelijk de verbeterinvesteringen tot 2020 bij alle<br />

gemeentegroepen omlaag gaan, blijven de totale investeringen ongeveer op het<br />

niveau van 2010.<br />

114


Hier vindt u een beknopte analyse van de<br />

gemeentelijke investeringen in de riolering.<br />

De kosten die voortvloeien uit deze investeringen<br />

staan in E3. De systematiek waarmee<br />

de investeringen worden omgezet in kosten<br />

vindt u in bijlage F2.<br />

Toename totale investeringen in<br />

2006-2009<br />

In 2009 investeerden de gemeenten in<br />

totaal 760 miljoen euro in de vervanging<br />

en verbetering van de riolering. Dat is een<br />

stijging van 5,6% ten opzichte van 2006<br />

(prijspeil 2009). Per inwoner werd in 2009<br />

een bedrag van 46 euro geïnvesteerd.<br />

En per km bestaand vrijvervalstelsel zijn<br />

de investeringen 8.500 euro gemiddeld.<br />

De trend is dat hoe meer inwoners gemeenten<br />

hebben, hoe minder investeringen per<br />

km vrijvervalbuis zij in totaal doen. Uitzondering<br />

zijn de grootste gemeenten, die na<br />

de kleinste gemeenten het meest investeren.<br />

De analyses laten geen opvallende verschillen<br />

zien tussen geografische regio's en of<br />

bodemsoort. Uitgesplitst naar stelselleeftijd<br />

investeerden alle gemeenten tot en met<br />

2008 ongeveer evenveel. Alleen de groep<br />

met het gemiddeld oudste stelsel investeerde<br />

circa 30% minder. In 2009 investeert die<br />

groep gemeenten juist meer (zo'n 20%)<br />

dan alle andere groepen. De hoogte van<br />

de investeringen neemt af met dalende<br />

gemiddelde stelselleeftijd.<br />

Vervanging/renovatie of verbetering?<br />

De benchmark brengt onderscheid aan tussen<br />

vervangings- en verbeteringsinvesteringen<br />

(waarbij renovatie hier gemakshalve wordt<br />

inbegrepen in vervanging). Heeft de gemeente<br />

een deel van het rioolsysteem vervangen<br />

door een vergelijkbaar systeem, dan valt dit<br />

onder vervanging. Bewuste ingrepen in het<br />

stelsel om de afvoercapaciteit, berging of<br />

waterkwaliteit te verbeteren, zijn verbeteringsinvesteringen.<br />

In de praktijk is onderscheid tussen vervangings-<br />

en verbeteringsinvesteringen lastig,<br />

veel projecten zijn een combinatie.<br />

E2 Investeringen<br />

US<br />

E 4.000 r<br />

;i OM<br />

Investeringen vervanging 2006-2010<br />

i<br />

rirm F<br />

I 10-20 I 20-50 I 50-100 I >100 I<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

TBIHI intiiitringtn 2006-M1Q<br />

injo a-a io-wu mü<br />

2006<br />

2007<br />

2008<br />

2009<br />

2010


14.000<br />

12.000<br />

? 10.000<br />

Ë<br />

ï 8.000<br />

f<br />

•| 6.000<br />

E<br />

* 4.000<br />

2.000<br />

12.000<br />

0<br />

,. 10.000<br />

s.<br />

I 8.000<br />

><br />

ï 6.000<br />

E 4.000<br />

2.000<br />

0<br />

12.000<br />

10.000<br />

8.000<br />

6.000<br />

4.000<br />

2.000<br />

0<br />

Vervangingsinvesteringen 2009 en 2006-2009<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (362 respondenten)<br />

Investeringen vervanging 2006-2010 naar stelselleeftijd<br />

_ r i<br />

1 i i<br />

i i<br />

i i<br />

r rir<br />

i i 'i<br />

i i i<br />

i i i<br />

30-40 25-30 20-25 100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

2009<br />

Gemiddelde 2006-2009<br />

2006<br />

2007<br />

2008<br />

2009<br />

2010<br />

2006<br />

2007<br />

2008<br />

2009<br />

2010<br />

2006<br />

2007<br />

2008<br />

2009<br />

E Financiën<br />

116<br />

<strong>Gemeente</strong>n hebben dan naar eigen oordeel<br />

alle investeringen onder één noemer<br />

gebracht. Zij scoren dan op de ene soort<br />

investeringen hoog en op de andere laag.<br />

De kosten van vervanging en het totaal van<br />

vervanging en verbetering zijn uitgerekend<br />

per km buis vrijvervalriolering. Omdat de<br />

meeste verbetermaatregelen voor gemengde<br />

systemen gelden, zijn hieronder de verbeteringsinvesteringen<br />

gerelateerd aan de<br />

gemengde riolering. Voor gemeenten waar<br />

gemengde riolering (vrijwel) ontbreekt,<br />

leidt dit tot extreem hoge bedragen per<br />

km gemengde buis. Daar zijn de verbeteringsinvesteringen<br />

per km vrijvervalbuis een<br />

betere indicator.<br />

Vervangingsinvesteringen in 2006-2009<br />

Voor vrijwel alle gemeenten zijn de vervangingsinvesteringen<br />

toegenomen. Daarbij<br />

komen hoge bedragen in één bepaald jaar<br />

voor, vooral bij kleine gemeenten. Dit komt<br />

omdat de uitvoering van één of enkele<br />

projecten bij hun stelselgrootte al snel leidt<br />

tot hoge relatieve bedragen. In het jaar 2009<br />

loopt de 10%-90%-range van 50 tot 14.000<br />

euro per km vrijvervalriolering. Over de jaren<br />

2006-2009 gemiddeld is bij de vervangingsinvesteringen<br />

de 10%-90% range dan ook kleiner<br />

van 530 tot 13.000 euro.<br />

Opvallend is dat gemeenten met de oudste<br />

riolering in 2006 ruim 50% minder investeerden<br />

in vervanging dan het gemiddelde.<br />

Ook in 2009 is dat ondanks een sneller dan<br />

gemiddelde stijging nog 20% minder. Alle<br />

andere categorieën naar stelselleeftijd vallen<br />

rond het gemiddelde.<br />

De grootste gemeenten investeren per km buis<br />

ruim 30% meer dan het gemiddelde. Dit is niet<br />

te verklaren door een hoger percentage vervanging,<br />

want kleinere gemeenten vervangen<br />

gemiddeld meer, zie C14. De uitsplitsing naar<br />

mate van stedelijkheid laat zien dat de complexiteit<br />

van de stedelijke omgeving voor zeer<br />

stedelijke gemeenten tot (veel) hogere vervangingsinvesteringen<br />

leidt. In 2009 waren de<br />

vervangingsinvesteringen per km buis vrijver-


valriolering daar ruim twee keer zo hoog als<br />

die van de andere categorieën.<br />

Verbeteringsinvesteringen in 2006-2009<br />

Gemiddeld over alle gemeenten zijn de verbeteringsinvesteringen<br />

in 2009 38 miljoen<br />

euro (9%) hoger dan in 2006. In 2008 was<br />

sprake van een piek die mogelijk samenhangt<br />

met de gemeentelijke milieu-investeringen<br />

als gevolg van de basisinspanning.<br />

In 2009 loopt de 10%-90%-range van 0 tot<br />

22.000 euro per km buis gemengde riolering.<br />

<strong>Gemeente</strong>n tussen 20.000-50.000 inwoners<br />

geven met gemiddeld zo'n 6.000 euro per km<br />

gemengde buis het minste uit aan verbeteringen.<br />

De grootste en kleinste gemeenten investeren<br />

gemiddeld zo'n 9.500 euro per km buis<br />

aan verbeteringen. Bij grotere gemeenten is<br />

door de jaren heen een lichte afname te zien.<br />

Regge en Dinkel<br />

Verbeteringsinvesteringen 2006-2010 naar waterschap<br />

Velt en Vecht<br />

Hunze en Aa's<br />

Noorderzijlvest<br />

Reest en Wieden<br />

Groot Salland<br />

Rijn en Ussel<br />

Roer en Overmaas<br />

Peel en Maasvallei<br />

Veluwe<br />

FryslSn<br />

Vallei en Eem<br />

Zuiderzeeland<br />

Aa en Maas<br />

De Dommel<br />

Rivierenland<br />

De Stichtse Rijnlanden<br />

Amstel, Gooi en Vecht<br />

Hollands Noorderkwartier<br />

Schieland & Krimpenerwaard<br />

Rijnland<br />

Brabantse Delta<br />

Delfland<br />

Hollandse Delta<br />

Scheldestromen<br />

10.000 15.000 20.000<br />

€ / km gemengd / jaar<br />

E2 Investeringen<br />

Verbeterinvesteringen naar waterschap<br />

Uitgesplitst naar waterschapsgebied blijken<br />

de verbeterinvesteringen gemiddeld over de<br />

lengte gemengd stelsel van de hoogste en<br />

laagste groep gemeenten tot bijna een factor<br />

6 te verschillen. Aangezien geografische kenmerken<br />

(bodem, kwetsbare wateren) hierin<br />

slechts een beperkte rol spelen, heeft ook<br />

het beleid van het betreffende waterschap<br />

een significante invloed op de gepleegde<br />

investeringen. <strong>Gemeente</strong>n in de gebieden<br />

van Amstel, Gooi en Vecht en Regge en<br />

Dinkel investeerden gemiddeld per jaar circa<br />

20.000 euro per km buis gemengde riolering,<br />

terwijl gemeenten in de gebieden van Hunze<br />

en Aa's, Peel en Maasvallei, Scheldestromen<br />

en Veluwe gemiddeld minder dan 5.000 euro<br />

per km buis uitgaven.<br />

117<br />

2010<br />

2009<br />

2008<br />

2007<br />

2006


12.000<br />

10.000<br />

ï 8.000<br />

£<br />

s<br />

f 6.000<br />

% 4.000<br />

" 2.000<br />

0<br />

12.000<br />

10.000<br />

5 8.000<br />

ï 6.000<br />

J 4.000<br />

Gemiddelde investeringen 2006-2020 naar gemeentegrootte<br />

¥^<br />

i nii<br />

i i i i i<br />

i i i i i<br />

10-20 20-50 50-100 >100<br />

Genieentegrootte (x 1.000 inwoners)<br />

2006-2010<br />

2011-2015<br />

2016-2020<br />

Verbeteringsinvesteringen 2011-2020 naar gemeentegrootte<br />

firï<br />

II I I I I<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

]] Gemiddelde investeringen 2011-2020 naar stedelijkheid<br />

2.000<br />

0 1 1 1 l i l<br />

0-500 500-1.000 1.000-1.500 1.500-2.500 > 2.500 NL<br />

Omgevingadressendichtheid<br />

Gemiddelde investeringen 2011-2020 naar stelselleeftijd<br />

30-40 25-30 20-25


de gemiddelde stelselleeftijd, hoe lager ook<br />

de verbeterinvesteringen. De gemeenten met<br />

het jongste stelsel verwachten ruim vijf maal<br />

lagere verbeterinvesteringen per km buis in<br />

vergelijking met de gemeenten met relatief<br />

oude stelsels.<br />

De laagste en hoogste geplande totale<br />

investeringen per km buis verschillen tussen<br />

groepen gemeenten per waterschapsgebied<br />

een factor 4 voor 2010-2015 en een factor<br />

2,8 voor 2016-2020. De gemeenten in<br />

Totale investeringen 2011-2020 naar waterschap<br />

Regge en Dinkel<br />

Hunze en Aa's<br />

Noorderzijlvest<br />

Groot Salland<br />

Rijn en Ussel<br />

Roer en Overmaas<br />

Peel en Maasvallei<br />

Veluwe<br />

Zuiderzeeland<br />

Rivierenland<br />

De Stichtse Rijnlanden<br />

Schieland & Krimpenerwaard<br />

Rijnland<br />

Delfland<br />

Hollandse Delta<br />

Scheldestromen<br />

—<br />

^^S<br />

^^S<br />

_ _<br />

^^S<br />

E2 Investeringen<br />

Schieland en de Krimpenerwaard verwachten<br />

in beide perioden de hoogste totale investeringen,<br />

in Zuiderzeeland de laagste.<br />

De gemiddelde investeringen 2010-2020 in<br />

verbeteringsmaatregelen variëren veel sterker:<br />

tussen de groepen gemeenten in de<br />

verschillende waterschappen met de laagste<br />

en hoogste bedragen per km buis zit ongeveer<br />

een factor 10. Voor een inhoudelijk<br />

oordeel over de beleidsmatige invloed van<br />

waterschappen op de gemeentelijke verbeterinvesteringen<br />

is nader onderzoek nodig.<br />

l 1<br />

€ / km buis vrijven/al / jaar<br />

119<br />

2016-2020<br />

2011-2015


E Financiën<br />

E3 Kapitaallasten, directe afschrijvingen<br />

en voorzieningen l<br />

Gemiddeld zijn de kapitaallasten tussen 2006 en 2009 met 8,5% gestegen, bij de<br />

grotere gemeenten fors meer dan de kleinere. De grootste gemeenten zien hun<br />

kapitaallasten in 10 jaar verdrievoudigen. Zij schrijven ook het meest direct af.<br />

De komende 6 jaar nemen de directe afschrijvingen met in totaal 24% toe. De<br />

gemeenten hebben 1.350 miljoen euro gespaard ten behoeve van de riolering,<br />

nog geen 2% van de vervangingswaarde van de complete riolering.<br />

120<br />

V<br />

>*'<br />

.ij* 1


Bijlage F2 geeft een overzicht van de<br />

systematieken en keuzemogelijkheden van<br />

gemeenten om hun investeringen om te zetten<br />

in kosten. Hier volgt een overzicht van<br />

de kapitaallasten, directe afschrijvingen en<br />

voorzieningen van gemeenten ten behoeve<br />

van de riolering.<br />

Kapitaallasten<br />

Gemiddeld over alle gemeenten waren de kapitaallasten<br />

in 2006 4.400 euro (prijspeil 2009)<br />

en in 2009 4.800 euro per km systeembuis.<br />

Dat is een stijging van in totaal 8,5%, gemiddeld<br />

2,8% per jaar, gecorrigeerd voor inflatie.<br />

De gemiddelde landelijke stijging zal tussen<br />

2011 en 2016 naar verwachting toenemen<br />

naar gemiddeld 3,1% per jaar. In 2009 lag de<br />

10%-90%-range tussen 1.700 en 9.200 euro.<br />

Het aandeel van de kapitaallasten in de totale<br />

kosten neemt voor alle gemeenten tussen<br />

2006 en 2016 toe van 40% naar 45% (zie El).<br />

De gemiddelde kapitaallasten per km systeembuis<br />

nemen af bij toenemende gemeentegrootte.<br />

Omdat de kapitaallasten bij de<br />

grotere gemeenten sterk stijgen, worden de<br />

verschillen tussen de gemeentegrootteklassen<br />

met de jaren wel kleiner. De kapitaallasten<br />

van de grootste gemeenten verdrievoudigen<br />

in 10 jaar tijd, terwijl bij de kleinste gemeenten<br />

de kapitaallasten tussen 2008 en 2014<br />

ongeveer gelijk blijven en daarna dalen.<br />

De kleine gemeenten hebben gemiddeld een<br />

hogere rioolheffing en een hogere voorziening<br />

(zie verderop en E5), waardoor zij in<br />

de toekomst meer direct kunnen afboeken.<br />

Die verwachting spreken zij ook uit. De grote<br />

gemeenten met lagere heffing en voorzieningen<br />

moeten juist meer financieren. Bovendien<br />

nemen bij de kleine gemeenten de investeringen<br />

in de toekomst het sterkst af. Een aanvullende<br />

verklaring kan zijn dat in het verleden<br />

relatief veel drukriolering (zie B5) is<br />

aangelegd die een relatief korte afschrijvingtermijn<br />

kent. De kleinste gemeenten kunnen<br />

kapitaallasten van nieuwe investeringen dan<br />

met het vrijvallen van de oude compenseren.<br />

E3 Kapitaallasten, directe afschrijvingen en voorzieningen<br />

121<br />

Kapitaallasten 2006-2016<br />

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016<br />

Kapitaallasten 2009<br />

laar<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (366 respondenten)<br />

Kapitaallasten 2011-2016 naar gemeentegrootte<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)


Ontwikkeling directe afboekingen 2006-2016<br />

iiLi h<br />

ui ii i<br />

MIM<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Directe afboekingen 2006-2016<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Som kapitaallasten en directe afboekingen 2006-2016<br />

10-20 20-50 50-100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

2006-2010(2006-100)<br />

2011-2016(2011-100)<br />

Directe afboekingen<br />

Kapitaalslasten<br />

E Financiën<br />

122<br />

Directe afboekingen<br />

In 2009 boekte 34% van de gemeenten een<br />

deel van de investeringen direct af. Dit is<br />

fors meer dan het aantal gemeenten (5%)<br />

dat bij de economische levensduur (afschrijvingstermijn)<br />

een termijn van 1 jaar invulde.<br />

Gemiddeld boekten gemeenten in 2009 1.200<br />

euro per km systeembuis direct af. De kosten<br />

van direct afgeboekte investeringen vormen<br />

in 2009 14% van de totale kosten van de<br />

gemeenten (zie El). In de periode 2010-2016<br />

nemen de directe afboekingen landelijk naar<br />

verwachting met 24% toe, per jaar is dat zo'n<br />

3,7%. Het aandeel in de totale kosten wijzigt<br />

nauwelijks. Alle groepen gemeenten verwachten<br />

meer direct te gaan afboeken. Dat is<br />

begrijpelijk, want direct afboeken is uiteindelijk<br />

veel goedkoper dan financieren door<br />

lenen (zie ook bijlage F2).<br />

Zowel in de achterliggende jaren 2006-2009<br />

als in de verwachting voor de komende jaren<br />

2010-2016 boeken de grootste gemeenten<br />

beduidend meer direct af dan de andere<br />

groepen gemeenten, die elkaar en het<br />

gemiddelde niet veel ontlopen.<br />

Directe afboekingen en kapitaallasten<br />

opgeteld<br />

Het totaal van de directe afboekingen en de<br />

kapitaallasten stijgt eveneens in de periode<br />

2006-2016, in absolute zin alsook in relatieve<br />

zin. Tussen 2006 en 2016 neemt het aandeel<br />

van directe afboekingen en kapitaallasten<br />

in de totale kosten toe van 55% naar 61%.<br />

Tussen de gemeentegrootteklassen bestaan<br />

grote verschillen. Over vrijwel alle jaren zijn<br />

de opgetelde kosten (directe afboeking en<br />

kapitaallasten) bij de middelgrote gemeenten<br />

het laagst.<br />

De kleinste gemeenten stabiliseren vanaf 2010<br />

rond de 8.000 euro per km systeembuis, terwijl<br />

zij wel fors blijven investeren (zie E2).<br />

Zoals gezegd lijkt een combinatie van aflopende<br />

kapitaallasten (mechanische riolering) en<br />

meer direct afboekingen de verklaring. Alle<br />

andere groepen stijgen in meer of mindere<br />

mate door. De stijging is het hoogst bij de<br />

grootste gemeenten: 115% in 10 jaar tijd. In<br />

de verdere toekomst na 2016 zal deze stijging


waarschijnlijk minder zijn, omdat de grote<br />

gemeenten veel direct afschrijven. Deze direc­<br />

te afschrijvingen stijgen eenmalig door een<br />

verhoging van het investeringsniveau, maar<br />

blijven daarna constant, terwijl eenzelfde<br />

investering via kapitalisatie jaarlijks stijging<br />

op stijging blijft geven (zie ook bijlage F2).<br />

In West-Nederland liggen verhoudingsgewijs<br />

de meeste gemeenten met hoog totaal van<br />

kapitaallasten en directe afboekingen.<br />

Dit houdt verband met de aanwezige slappe<br />

bodem en de mate van stedelijkheid.<br />

Afschrijven van investeringen<br />

De door gemeenten gehanteerde economische<br />

afschrijvingstermijnen en de toegerekende<br />

rente zijn van grote invloed op de hoogte van<br />

de kapitaallasten (zie bijlage F2). Voor het<br />

omzetten van investeringen naar jaarlijkse<br />

kapitaallasten hanteren de meeste gemeenten<br />

een vaste rekenrente (als maat voor de varia­<br />

bele marktrente). Elf gemeenten rekenen<br />

zonder rente. Gemiddeld rekenen gemeenten<br />

met 4,7% rente voor hun investeringen.<br />

Afschrijvingstermijn per type<br />

stelselonderdeel<br />

De economische afschrijvingstermijn is voor<br />

alle gemeenten lager dan de technische<br />

levensduur (zie C7). De economische afschrij­<br />

vingstermijn van rioolbuizen varieert van<br />

1 jaar tot 80 jaar. 80% van de gemeenten<br />

hanteert een termijn van 40 tot 60 jaar, het<br />

gemiddelde is 49 jaar (n=399). Dit gemiddel­<br />

de is exclusief de 16 gemeenten die aangeven<br />

volledig direct af te boeken.<br />

Voor randvoorzieningen is de afschrijvingster­<br />

mijn gemiddeld 47 jaar. Voor het mechanische<br />

gedeelte van gemalen (pompen en elektrische<br />

besturing) ligt het gemiddelde op 18 jaar, voor<br />

het bouwkundige gedeelte 40 jaar. De econo­<br />

mische afschrijvingstermijn van buizen is het<br />

hoogst bij middelgrote gemeenten (51 jaar).<br />

De kleinste en grootste gemeenten ligger iets<br />

lager (45 resp. 43 jaar). Bij randvoorzieningen<br />

treden ongeveer dezelfde verschillen op.<br />

E3 Kapitaallasten, directe afschrijvingen en voorzieningen<br />

123<br />

• < 3.000<br />

• 3.000-4.000<br />

• 4.000-5.000<br />

• 5.000-6.000<br />

• 6.000-7.000<br />

• 7.000-8.000<br />

• 8.000-9.000<br />

D > 9.000<br />

• Geen gegevens<br />

Som van kapitaallasten en directe afboekingen (€/km buis/j)<br />

Rekenrentes kapitaallasten / voorziening<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (343 respondenten)<br />

Economische levensduur<br />

Aandeel gemeenten (403 respondenten)<br />

v=^<br />

Rekenrente kapitaallasten<br />

Rekenrente voorziening<br />

Economische levensduur<br />

vrijvervalbuizen<br />

Economische levensduur<br />

randvoorzieningen<br />

Economische levensduur<br />

gemalen bouwkundig<br />

Economische levensduur<br />

gemalen mechanisch


Stand voorzieningen per 01-01-2010<br />

10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners]<br />

Stand voorzieningen per 01-01-2010<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (359 respondenten)<br />

Stand voorzieningen naar gemeentegrootte<br />

10-20 20-50 50-100 =-100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

E Financiën<br />

124<br />

Voor gemalen (bouwkundig) hanteren alle<br />

categorieën dezelfde afschrijvingstermijn,<br />

voor gemalen (mechanisch) zitten alleen de<br />

grootste gemeenten iets hoger op 22 jaar.<br />

De economische afschrijvingstermijn bij<br />

gemeenten die direct afboeken (via een<br />

spaarvoorziening) is 1 jaar. Sommige gemeenten<br />

boeken direct af via een voorziening én<br />

kapitaliseren. Een deel van die gemeenten<br />

zit in een transitie van de ene naar de andere<br />

werkwijze. Bij die groep zijn meestal de<br />

afschrijvingstermijnen van de (in het verleden)<br />

gekapitaliseerde investeringen ingevuld.<br />

Over de investeringen gezien boeken<br />

gemeenten daardoor meer direct af dan<br />

uit deze grafieken is af te lezen.<br />

Voorzieningen<br />

In de benchmark is gevraagd naar het geheel<br />

van voorzieningen en reserves. Geen onderscheid<br />

is gemaakt naar bijvoorbeeld een<br />

voorziening voor toekomstig onderhoud<br />

(veroorzaakt door huidig gebruik) en een<br />

spaarvoorziening voor toekomstige rioolvervanging<br />

(om de hoogte van de rioolheffing<br />

in de toekomst te drukken) vanwege verschillen<br />

in interpretatie en toerekening tussen<br />

gemeenten.<br />

Stand voorzieningen in 2010<br />

De gemeenten (n=359) samen hadden op<br />

1 januari 2010 1.350 miljoen euro in hun<br />

voorzieningen (inclusief reserves) ten behoeve<br />

van de riolering. Dat lijkt misschien veel,<br />

maar is nog geen 2% van de 65 miljard euro<br />

(exclusief btw) die nodig zou zijn om het<br />

gehele Nederlandse rioolstelsel te vervangen.<br />

Er wordt dus beperkt gespaard voor toekomstige<br />

rioolvervanging.<br />

Gemiddeld hadden de gemeenten per km<br />

systeembuis 15.700 euro in hun voorzieningen<br />

(inclusief reserves) zitten. De 10%-90%-range<br />

loopt van 0 tot 40.000 euro per km systeembuis.<br />

Het gespaarde bedrag per km systeembuis<br />

neemt af naarmate gemeenten groter<br />

worden. Het verschil tussen de gemiddelde<br />

grootste en kleinste gemeente is bijna een<br />

factor 3.


Het totaal gespaarde bedrag is het hoogst<br />

in de categorie gemeenten met 20.000-<br />

50.000 inwoners: 620 miljoen euro, niet<br />

alleen omdat deze groep de grootste hoeveelheid<br />

riolering heeft liggen, maar ook<br />

door de relatief hoge dotatie per km.<br />

De kleinere gemeenten hebben een nog iets<br />

hoger gespaard bedrag per km rioolbuis.<br />

De benchmark vraagt gemeenten over een<br />

reeks van jaren hoeveel zij netto doteren<br />

(toevoegen) aan de voorziening/reserve.<br />

Onttrekkingen voor investeringen brengen<br />

de dotatie dan omlaag, eventueel tot onder<br />

nul. De 10%-90%-range voor dotaties in<br />

2009 loopt van -1.600 (dus netto onttrekking)<br />

tot 4.800 euro per km systeembuis.<br />

De verschillen binnen een willekeurige<br />

gemeentegrootteklasse over de jaren zijn groter<br />

dan de verschillen tussen de categorieën.<br />

De dotaties tot en met 2009 liggen in alle<br />

gevallen hoger dan daarna. In 2010 is sprake<br />

van een grote terugval, die een of meerdere<br />

jaren houdt, waarna vanaf 2012/2013 weer<br />

een lichte stijging volgt. Dit geldt niet voor<br />

de grootste gemeenten, zij hadden al structureel<br />

lagere dotaties dan de andere gemeenten<br />

en bouwen die helemaal af.<br />

Rentetoerekening aan voorzieningen<br />

57% van de gemeenten (n=343) rekent geen<br />

rente toe aan voorzieningen. Inclusief die<br />

nulwaarden is de gemiddelde rekenrente<br />

op voorzieningen 1,9%, exclusief de nulwaarden<br />

4,2%.<br />

Een en ander leidt tot een verschil tussen de<br />

gehanteerde rentes voor de gedane investeringen<br />

en de voorzieningen. 3% van de<br />

gemeenten hanteert geen of een lagere rente<br />

voor investeringen dan voorzieningen. Bij 31%<br />

is er geen verschil en bij 51% is het verschil<br />

tussen de rente op investeringen en die op<br />

de voorziening 4% of groter.<br />

Ter illustratie, met een effectieve rente van<br />

4% (dat is rente minus inflatie) zijn de kosten<br />

voor een investering met een economische<br />

afschrijvingstermijn van 60 jaar aan het einde<br />

van de periode een factor 2,7 hoger dan bij<br />

directe afschrijving (zie ook bijlage F2).<br />

E3 Kapitaallasten, directe afschrijvingen en voorzieningen<br />

3.000<br />

2.500 4<br />

* 2.000 •}<br />

| 1.500<br />

a 1.000<br />

E<br />

ï 500<br />

125<br />

0<br />

-500<br />

Dotatie voorzieningen 2009<br />

Aandeel gemeenten (333 respondenten)<br />

Dotatie voorzieningen 2006-2016<br />

1 1 r P Mir<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Rekenrenteverschil (kapitaallasten minus voorzieningen)<br />

Aandeel gemeenten (332 respondenten)<br />

2006<br />

2007<br />

2008<br />

2009<br />

2010<br />

2011<br />

2012<br />

2013<br />

2014<br />

2015<br />

2016


•<br />

•<br />

tfT**<br />

E4 Beheerkosten<br />

E Financiën<br />

De totale beheerkosten van gemeenten zijn gestegen van 3.870 euro per km<br />

systeembuis in 2006 naar 4.650 euro in 2009. Voor de komende jaren verwachten<br />

de meeste gemeenten dat de totale operationele kosten gelijk blijven. Bodem,<br />

stedelijkheid en leeftijd van de riolering hebben duidelijke invloed op de totale<br />

operationele kosten. Bij alle gemeentegrootteklassen zijn de onderzoeksuitgaven<br />

sterk omhooggegaan.


Beheerkosten in de benchmark<br />

De beheerkosten (ook wel genoemd operationele<br />

kosten) zijn de jaarlijkse kosten die<br />

een gemeente maakt voor het beheren en<br />

in stand houden van de huidige riolering.<br />

Uitbreiding, vervanging en renovatie van het<br />

stelsel maken deel uit van de investeringen<br />

en vallen niet onder de beheerkosten.<br />

De benchmark splitst de beheerkosten in vier<br />

deelposten: personeelskosten (inclusief inhuur),<br />

reparaties, onderzoek en overige operationele<br />

kosten. Onder die laatste post vallen ook de<br />

indirecte kosten zoals straatvegen, bestrating<br />

en baggeren, die een gemeente onderbouwd<br />

(deels) mag toerekenen aan de rioleringszorg.<br />

Eerst vindt u een analyse van de totale<br />

beheerkosten, daarna komen de deelposten<br />

aan bod. Hierbij staan voor onderlinge vergelijkbaarheid<br />

de operationele kosten per<br />

km systeembuis centraal (zie bijlage Fl).<br />

Beperkte verschillen in totale kosten<br />

De totale beheerkosten voor alle gemeenten<br />

bedragen in 2009 480 miljoen euro (n=357).<br />

Per km systeembuis is het gemiddelde<br />

4.650 euro. De 10%-90%-range loopt van<br />

2.500 tot 8.200 euro per km systeembuis.<br />

De beheerkosten maken per jaar zo'n 40%<br />

uit van de totale kosten van de gemeenten.<br />

De beheerkosten zijn nader te verdelen in<br />

personeelskosten (16%), onderzoekskosten<br />

(2%), reparatiekosten (8%) en overige beheerkosten<br />

(18%). Op deze deelaspecten wordt<br />

verderop ingegaan.<br />

Alle operationele kosten zijn in de periode<br />

2006-2009 toegenomen. In 2006 bedroeg<br />

het totaal 3.870 euro per km systeembuis<br />

(prijspeil 2009), in 2009 was dat gestegen<br />

met 20% tot 4.650 euro, een gemiddelde<br />

jaarlijkse stijging van 6,3%. De onderlinge<br />

verhouding van de deelposten blijft vrijwel<br />

gelijk. Alleen onderzoek neemt gaandeweg<br />

toe van 4,4% naar 6,1%. Dit is de financiële<br />

weerslag van de toegenomen onderzoeksinspanningen<br />

van gemeenten (zie ook C5).<br />

E4 Beheerkosten<br />

16.000<br />

14.000<br />

12.000<br />

•f 10.000<br />

a 8.000<br />

I 6.000<br />

127<br />

4.000<br />

2.000<br />

0<br />

Beheerkosten - totaal 2009<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (381 respondenten)<br />

Uitsplitsen beheerkosten 2006-2010<br />

• Overig<br />

• Onderzoek/meten<br />

• Reparaties<br />

• Personeel<br />

Toename operationele kosten 2006-2009 (€/km buis)


g mo<br />

S 75<br />

1<br />

g. 50<br />

« 25<br />

4.000<br />

, 3.000<br />

2.000<br />

1.000<br />

Ontwikkeling totale beheerkosten 2006-2016<br />

r +nrt<br />

n • ii •<br />

ii•• • • 2006-2010<br />

10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (xl.000 inwoners)<br />

Beheerkosten totaal - 2006-2010<br />

r PI<br />

i i i<br />

i i i<br />

i i i<br />

*a^<br />

i r<br />

i i<br />

i i<br />

i i<br />

10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Totale beheerkosten 2006-2016 naar stedelijkheid<br />

0-500 500-1.000 1.000-1.500 1.500-2.500 >2.500<br />

Omgevingsadressendichtheid<br />

Totale beheerkosten 2006-2016 naar grondslag<br />

0-25% 25-50% 50-75% 75-100% NL<br />

% veen + kleiveen<br />

(2006 = 100)<br />

2011-201S (2011 = 100)<br />

2006<br />

2007<br />

2008<br />

2009<br />

E Financiën<br />

128<br />

Komende jaren geen stijging verwacht<br />

Voor de periode 2011-2016 verwachten de<br />

gemeenten bovenop de inflatie gemiddeld<br />

geen stijging van de beheerkosten. Alleen de<br />

grootste gemeenten verwachten een stijging<br />

van 6%. Voor een deel is de kostenverwachting<br />

voor 2011-1016 te verklaren uit de wijze<br />

waarop gemeenten de vragenlijst hebben<br />

ingevuld. Veel gemeenten hebben de uitgaven<br />

in 2010 doorgetrokken naar de toekomst,<br />

mogelijk bij gebrek aan precies inzicht in de<br />

komende (externe) ontwikkelingen.<br />

Middelgrote gemeenten beheren<br />

goedkoper<br />

Voor alle jaren zijn de totale operationele<br />

kosten het laagst bij de gemeenten met<br />

20.000-50.000 inwoners. Alle andere groepen<br />

liggen boven het gemiddelde. <strong>Gemeente</strong>n<br />

met 20.000-50.000 (30%) en 50.000-100.000<br />

inwoners (32%) stijgen het hardst over de<br />

vier jaren 2006-2009, bij de 100.000+gemeenten<br />

is de stijging het laagst (14%).<br />

De onderlinge verschillen naar gemeentegrootte<br />

zijn kleiner bij de totale beheerkosten<br />

dan bij de afzonderlijke deelposten.<br />

Stad, slappe bodem en ouder stelsel<br />

fors duurder<br />

In de periode 2006 tot en met 2016 zijn de<br />

totale beheerkosten bij de groep zeer sterk<br />

stedelijke gemeenten afhankelijk van het jaar<br />

43% tot 53% hoger dan het gemiddelde over<br />

alle gemeenten. De andere groepen gemeenten<br />

ontlopen elkaar niet veel, er is een lichte<br />

afname bij afnemende stedelijkheid. De operationele<br />

kosten nemen ook toe naarmate<br />

het aandeel klei en veen in de bodem groter<br />

wordt. De beheerkosten zijn het hoogst bij<br />

de groep met de slapste bodem.


Er zijn slechts beperkte regionale verschillen<br />

in de totale beheerkosten per km systeembuis.<br />

In West-Nederland zijn ze relatief hoog,<br />

door de daar aanwezige slappe bodem en<br />

mate van stedelijkheid. Maar ook in Zuidwest-<br />

Brabant en Limburg hebben gemeenten relatief<br />

hoge beheerkosten. De verschillen in kostenstijging<br />

tussen 2006 en 2010 zijn niet aan<br />

regionale aspecten te relateren.<br />

Alleen bij de gemeenten met een stelselleeftijd<br />

hoger dan 40 jaar wijken de totale<br />

beheerkosten per km systeembuis af van het<br />

gemiddelde. In 2006 liggen ze 26% boven het<br />

gemiddelde en dit neemt in 2016 toe tot naar<br />

verwachting 82%. De factor tussen de kosten<br />

van de gemeenten met de oudste en jongste<br />

leeftijd bedraagt dan bijna een factor 3.<br />

Stijgende kosten voor personeel<br />

In 2006 volgden de personeelskosten een<br />

U-curve en hadden de gemeenten met<br />

20.000-50.000 inwoners de laagste kosten<br />

per km rioolstelsel. Door een sterke kostentoename<br />

van deze groep zijn in 2010 de<br />

personeelskosten bij de grootste gemeenten<br />

het laagst. De stijging van de personeelskosten<br />

is in overeenstemming met de toegenomen<br />

formatie binnen de betreffende<br />

categorieën, (zie Cl). Alleen bij de groep<br />

grootste gemeenten nemen de personeelskosten<br />

per km systeembuis niet toe.<br />

E4 Beheerkosten<br />

129<br />

D < 3.000<br />

• 3.000 - 4.000<br />

• 4.000 - 5.000<br />

• 5.000 - 6.000<br />

• > 6.000<br />

• Geen gegevens<br />

Operationele kosten 2009 (€/km systeembuis)<br />

Totale beheerkosten 2006-2016 naar stelselleeftijd<br />

>40 30-40 25-30 20-25 100 NL<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)


100<br />

o<br />

Kosten reparaties 2006-2010<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100<br />

Semeentegrootte (x 1.000 inwoners)<br />

Onderzoekskosten 2006-2010<br />

rr r<br />

ii i i i i<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

2006<br />

2007<br />

2008<br />

2009<br />

2010<br />

E Financiën<br />

130<br />

Meer geld naar reparaties<br />

In 2010 geven gemeenten gemiddeld<br />

1.000 euro per km systeembuis per jaar uit<br />

aan reparaties (zie C8). Dat is 31% meer dan<br />

in 2006. <strong>Gemeente</strong>n met meer dan 100.000<br />

inwoners besteden het minst aan reparaties.<br />

De reparatiekosten per km systeembuis stijgen<br />

tussen 2006 en 2010 het sterkst (84%)<br />

bij de middelgrote gemeenten.<br />

Onderzoek steeds prominenter<br />

Bij alle gemeentegrootteklassen stijgen<br />

de onderzoeksuitgaven sterk (zie ook C5).<br />

De uitgaven per km systeembuis volgen een<br />

U-curve. Hierbij geven de kleinste gemeenten<br />

het meest uit, gevolgd door de grootste<br />

gemeenten. Middelgrote gemeenten besteden<br />

gemiddeld het minst aan onderzoek.<br />

Overige beheerkosten als restpost<br />

Niet alle gemeenten konden een specificatie<br />

van de operationele kosten voor 2006-2010<br />

opgeven. Sommige hebben alleen een totaal<br />

bij de post 'overig' ingevuld. Dit verklaart de<br />

hoge overige beheerkosten per km systeembuis<br />

van een aantal gemeenten. De 10%-<br />

90%-range (inclusief gemeenten zonder<br />

opgave van overige operationele kosten)<br />

loopt van 260 tot 4.400 euro per km<br />

systeembuis. De relatieve verschillen bij<br />

uitsplitsing naar gemeentegrootte zijn klein.


E4 Beheerkosten<br />

131


tSl\aat)iM et<br />

E Financiën<br />

moert* acnnnsw inawnwn m P» aruroiy i<br />

voer K* tarainjim van da ml» mYaJcfis vind» aanslag intoanoA.<br />

TWHÉMBB<br />

VWnjl*IUniiraajnBiiriamyonamnl»MIUf1auflail^tfaiW«"fl Bum»fï*kinmpiliw<br />

nlauvnr gimMlllt doofgogtven. 4«n wHlRfl UW nacaiin-nxwd»<br />

aanslag vrfOMXt*«!! U krijgt van da nfral4(0«enh«tfin1 paruwi »1D twiMlcnfl >*- VtMUbCrinQ van da» ha*rjciyml<br />

put nnitH vu d*> nplon» b-J vi**ao& van fl> iwmaig<br />

-HSS-<br />

H^-^.MÖ^i-^-<br />

CO*"*!<br />

m.4^**^'<br />

MÏ9<br />

^ j , JU* 1 "'<br />

E5 Rioolheffing<br />

v,aa^ t>*s


Rioolheffing en kostendekking<br />

De kosten die een gemeente voor de<br />

rioleringszorg maakt, kan zij dekken door<br />

eigenaren en/of gebruikers van woningen of<br />

bedrijven rioolheffing op te leggen. De rioolheffing<br />

wordt gebruikt om de kapitaallasten<br />

en de jaarlijkse beheerkosten te bekostigen,<br />

en verder kan een gemeente kiezen te sparen<br />

voor de toekomst, of juist de lasten vooruit<br />

te schuiven naar toekomstige belastingbetalers.<br />

Gemaakte keuzes in het verleden<br />

bepalen (deels) welke ontwikkeling het<br />

tarief nu en in de toekomst maakt.<br />

Tariefsystemen: vooral vast bedrag<br />

De hoogte van de heffing kan voor de (potentiële)<br />

belastingbetalers op diverse manieren<br />

worden bepaald. Meer dan tweederde van<br />

de gemeenten (70%) hanteert een vast tarief.<br />

Andere gemeenten baseren hun tarief op<br />

waterverbruik (17%), huishoudenomvang<br />

(10%) of WOZ-waarde (2%). De laatste drie<br />

kunnen ook gecombineerd zijn met een vaste<br />

heffing. Voor de berekening van het tarief<br />

bij waterverbruik gaat dit onderzoek uit van<br />

50 m3 (eenpersoonshuishoudens) en 150 m 3<br />

(meerpersoonshuishoudens) per jaar.<br />

Een heffing gebaseerd op de WOZ-waarde<br />

komt voornamelijk voor bij gemeenten met<br />

meer dan 50.000 inwoners, de kleinere<br />

gemeenten heffen meer (tot 34%) naar huishoudenomvang<br />

en waterverbruik. Geografisch<br />

is enige clustering te zien van buurgemeenten<br />

met eenzelfde heffingswijze.<br />

E5 Rioolheffing<br />

100%<br />

90%<br />

80%<br />

70%<br />

60%<br />

50%<br />

40%<br />

30%<br />

20%<br />

10%<br />

0%<br />

• Vast tarief<br />

Tariefsystemen<br />

10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Heffingsmaatstaf grondslag voor de rioolheffing<br />

• Omvang huishouden<br />

• Waterverbruik<br />

• WOZ-waarde<br />

• Geen gegevens<br />

133<br />

v^<br />

WOZ-waarde<br />

Vastrecht<br />

Afhankelijk van waterverbruik<br />

Afhankelijk van huishoudensomvang


Rioolheffing per eenpersoonshuishouden (€/j)<br />

Rioolheffing per meerpersoonshuishouden (€/j)<br />

V^<br />

E Financiën<br />

134<br />

Rioolheffing 2010<br />

De totale opbrengst aan rioolheffing in 2010<br />

van alle gemeenten is 1,28 miljard euro. Dat<br />

is 16% van de totale gemeentelijke heffingsopbrengsten<br />

en 2,4% van de totale gemeentelijke<br />

inkomsten (inclusief <strong>Gemeente</strong>fonds).<br />

Aangezien de gemeentelijke belastingen 3,5%<br />

uitmaken van de totale belasting- en premieopbrengst<br />

van alle overheden, vormt de<br />

rioolheffing voor een gemiddeld huishouden<br />

slechts 0,6% van de totale belastingdruk.<br />

Een overzicht per gemeente vindt u op de<br />

kaarten. Gemiddeld vragen de gemeenten in<br />

2010 155 euro per eenpersoonshuishouden<br />

en 167 euro per meerpersoonshuishouden.<br />

De 10%-90%-range per huishouden loopt<br />

van 95 tot 238 euro (eenpersoons) en van<br />

122 tot 257 euro (meerpersoons).<br />

Zo'n 73% van de gemeenten maakt geen<br />

onderscheid in huishoudenomvang. Eenpersoonshuishoudens<br />

betalen in het zuiden van<br />

het land vaker minder ten opzichte van meerpersoonshuishoudens<br />

dan in het noorden van<br />

het land. Eenpersoonshuishoudens betalen<br />

het minst in gemeenten die volledig heffen<br />

op basis van waterverbruik, dus zonder vast<br />

bedrag. Voor hen is de heffing daar eenderde<br />

van die voor een meerpersoonshuishouden.


De hoogte van de heffing per huishouden<br />

neemt in 2010 af met de gemeentegrootte.<br />

De kleinste gemeenten vragen per huishouden<br />

53% meer dan de grootste gemeenten.<br />

Op grond van deze cijfers is geen waardeoordeel<br />

te geven over de hoogte van de rioolheffing.<br />

Een hogere heffing zou het gevolg kunnen<br />

zijn van een groot aantal variabelen,<br />

zoals de rentestand, het tempo van sparen<br />

voor de toekomst, de gekozen afschrijvingstermijnen,<br />

kostenverhogende omgevingskenmerken<br />

(bodem, stedelijkheid) en/of een<br />

ondoelmatige uitvoering van de rioleringszorg<br />

Ontwikkeling van de rioolheffing tot 2010<br />

Sinds 1985 is de totale opbrengst aan rioolheffing<br />

(tot 1998 rioolrecht) over alle<br />

gemeenten zonder inflatiecorrectie gestegen<br />

van 142 miljoen euro naar bijna 1,3 miljard<br />

euro in 2010. Voor een groot deel is dat het<br />

gevolg van de invoering van de rioolheffing<br />

bij veel gemeenten en een forse afname van<br />

bekostiging van de riolering uit algemene<br />

middelen (OZB) ten faveure van bekostiging<br />

uit de rioolheffing (omgekeerd gezegd: de<br />

kostendekkendheid van de rioolheffing is<br />

aanzienlijk toegenomen). In 1985 dekte de<br />

rioolheffing 38% van de jaarlijkse uitgaven,<br />

in 2008 was dat gestegen naar 98%.<br />

Bovendien zijn deze CBS-cijfers niet gecorrigeerd<br />

voor inflatie. Na inflatiecorrectie<br />

bedraagt de gemiddelde stijging over 25 jaar<br />

7,4% per jaar. In de jaren 2006 tot en met<br />

2010 stegen de totale inkomsten rioolheffing<br />

voor alle gemeenten met 27%, dat is gemiddeld<br />

4,9% per jaar. Dat is al duidelijk lager<br />

dan het gemiddelde over 25 jaar, en bovendien<br />

vertraagt de stijging van de curve in<br />

de jaren 2009 en 2010 nog verder.<br />

E5 Rioolheffing<br />

135<br />

Rioolheffing huishoudens 2010<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (430 respondenten)<br />

Rioolheffing huishoudens 2010<br />

rij<br />

inn<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Samenvatting ontwikkeling rioolheffing<br />

— Eenpersoons<br />

~~ Meerpersoons<br />

Eenpersoons<br />

Meerpersoons<br />

Totale lasten<br />

Totale lasten prijspeil 2010<br />

Totale opbrengst rioolopheffing<br />

Totale opbrengst riooheffing prijspeil 2010


D 7%<br />

Rioolheffing meerpersoonshuishoudens 2006-2010<br />

r r r r i<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Stijging rioolheffing 2006-2010 per huishouden (%/j)<br />

Geen gegevens<br />

Q^^y<br />

900<br />

800<br />

700<br />

g «>°<br />

? 500<br />

S 400<br />

f 300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

•u^<br />

2006<br />

2007<br />

2008<br />

2009<br />

2010<br />

Ontwikkeling rioolheffing meerpersoonshuishoudends 2006-2010<br />

25% 50% 75%<br />

Aandeel gemeenten (423 respondenten)<br />

E Financiën<br />

136<br />

Over de periode 2006-2010 nemen in de<br />

grootste gemeenten de heffingen toe met<br />

totaal 30%, in de overige gemeentegrootteklassen<br />

met 20-25%. Met 35 euro gingen<br />

de heffingen in absolute zin het meest<br />

omhoog in de groep 10.000-20.000 inwoners.<br />

De stijging per gemeente vindt u op de kaart.<br />

De 10%-90%-range van stijgende heffingen<br />

tussen 2006 en 2010 loopt van 2,2 tot 44%.<br />

<strong>Gemeente</strong>n met een heel hoog stijgingspercentage<br />

hadden eerder vaak een lage heffing<br />

in absolute zin (euro's).<br />

Verwachte ontwikkeling rioolheffing<br />

2011-2016<br />

Daar waar de rioolheffing tussen 2006 en<br />

2010 jaarlijks steeg met 4,9%, geven de verwachte<br />

(begrote) totale rioolheffinginkomsten<br />

voor de periode 2010 tot en met 2016 een<br />

jaarlijkse stijging aan van 3,9%. Dat past bij<br />

de neerwaartse afbuiging die zichtbaar is in<br />

de totale heffingsinkomsten in de afgelopen<br />

twee jaar. De verdubbeling van de inkomsten<br />

uit rioolheffing ieder decennium, zoals<br />

geprognosticeerd in de benchmark in 2005<br />

zal bij doorzetten van deze trend niet langer<br />

plaatsvinden. 2


Rioolhefffing komt vooral van huishoudens<br />

Uit de totale heffingsinkomsten is ook te<br />

berekenen dat het aandeel van de bijdrage<br />

van huishoudens hierin gemiddeld 88% ligt.<br />

Met toenemende gemeentegrootte neemt<br />

de relatieve bijdrage van huishoudens in de<br />

totale heffingsinkomsten gemiddeld iets af.<br />

In de benchmark heeft 11% van de gemeenten<br />

aangegeven dat de huishoudens verantwoordelijk<br />

zijn voor de volledige rioolheffinginkomsten.<br />

Bron: CBS<br />

' Rioleringsatlas van Nederland, Stichting RIONED (2005),<br />

prognose op basis van de trend uit de voorliggende twee<br />

decennia in combinatie met de toen nog uit te voeren<br />

(milieu)inspanningen door gemeenten.<br />

E5 Rioolheffing<br />

U7<br />

Ontwikkeling heffingsinkomsten 2006-2016<br />

0-10 10-20 20-50 50-100 >100 NL<br />

<strong>Gemeente</strong>grootte (x 1.000 inwoners)<br />

Aandeel huishoudens in oobrenost rioolheffina 2010<br />

2006-2010 (2006-100)<br />

2010-2016 (2010-100)


F Bijlagen<br />

F Bijlagen<br />

138


Fl Verklarende woordenlijst en gebruikte afkortingen<br />

F2 Kosten uit investeringen, kostendekking en rioolheffing<br />

F3 Klanttevredenheidsonderzoek (juni 2010)


*Z<br />

F Bijlagen<br />

** °S • -cr. i*«<br />

:s?öfts^ m<br />

31 "•' ri,tw IM" 1 '"«- »WBd» ivin fc^ d<br />

*2 *B<br />

•••'»><br />

«* C uL rilt* fljtpd JWW d« tPPet inw^r nni; n;n.r wJ<br />

»* l ïSspji»i«ewijiiiiUÏWtEbB<br />

rtoVBÉ"' ^b, Utht M) »wc »antcBBen vin riolen<br />

„ doolde, h. gcriqoidï, [botbo UnJbeux * r D oinde J vc n of onupiucn, w.uibij vecht debovga-<br />

Sio^jtLg onder koim t* li«Ä"i<br />

viti it&luv bij<br />

riS^^VTifr TtelaiMpMiteit onyoidatndt tn »aan it sturen<br />

nk.<br />

cl«! loOi rioolstelsel liic ald/j<br />

fioieo» 1 " doleerde, h. RWiolterd^ vanden Tiwl of i»<br />

ri*fc^°". J^tcn. «n stüdswijk riderai.<br />

^ wo m - ^ ^ r l(^crcri; i samcrotüt van unie o<br />

^ïïrian<br />

140<br />

tellcl t0,t hcl complex *in O**»<br />

tdet Utncps<br />

mitt£ tiokn oiiuwpL<br />

£*•* urn. Tin.<br />

ripptt &; -»-,,, lw<br />

r^neirooli.<br />

lip« tv/r,<br />

ripiiUitM<br />

ripvltixt! .<br />

bouü f. ,<br />

Hlpujr^ïh 'o<br />

'iJEultKlpuar<br />

rei;.« wiflfoin<br />

ril» '


Verklarende woordenlijst<br />

Afkoppelen<br />

Het duurzaam scheiden van hemelwaterafvoer<br />

en vuilwaterafvoer, waardoor het vuilwaterriool<br />

en de rioolwaterzuivering niet onnodig worden<br />

belast met hemelwater en overstortingen op<br />

oppervlaktewater afnemen. Het hemelwater<br />

gaat dan naar het oppervlaktewater of in de<br />

bodem (infiltreren). Zie C7 en D4.<br />

Basisinspanning<br />

Een bepaalde minimale inspanning die<br />

gemeenten doen voor het voldoen aan het<br />

emissiespoor. Het is een norm met tot doel<br />

de vuiluitworp door overstortingen te verminderen.<br />

<strong>Gemeente</strong>n moesten in principe<br />

voor 2005 aan de basisinspanning voldoen.<br />

Maatregelen zijn onder meer vergroting van<br />

de bergingscapaciteit (bovengronds en in<br />

bijvoorbeeld bergbezinkbassins) en het afkoppelen<br />

van verharde oppervlakken. Zie D4.<br />

Benchmark<br />

Het vergelijken van prestaties en achterliggende<br />

processen en factoren in een organisatie<br />

met de best presterende organisatie<br />

[good practice), met als doel het verbeteren<br />

van de eigen prestaties. Voor nadere informatie<br />

over de Benchmark rioleringszorg,<br />

zie www.benchmarkrioleringszorg.nl<br />

Bodemfactor<br />

Gewogen gemiddelde aandeel van de<br />

verschillende grondsoorten onder land en<br />

van het binnenwater in het totale oppervlak<br />

van de gemeente. Wegingsfactor ten behoeve<br />

van de verdeling van middelen uit het <strong>Gemeente</strong>fonds,<br />

die de relatieve kostenverschillen<br />

indiceert tussen de verschillende bodemtypen.<br />

Gehanteerde deelfactoren per grondsoort:<br />

• Land: goede grond 1,00<br />

• Land: klei 1,30<br />

• Land: kleiveen 1,45<br />

• Land: veen 2,10 (tot 2007:1,60)<br />

• Binnenwater 1,00<br />

Zie ook: Slechte bodem en A2.<br />

Drooglegging<br />

Het hoogteverschil tussen de waterspiegel<br />

in een waterloop en het grondoppervlak<br />

(maaiveld). Zie A3.<br />

Fl Verklarende woordenlijst en gebruikte afkortingen<br />

Economische afschrijvingstermijn<br />

De tijdsperiode waarover gemeenten op hun<br />

financiële balans een type rioleringsobject<br />

afschrijven. Zie E3.<br />

Grondwaterzorgplicht<br />

Sinds 2008 hebben gemeenten een zorgplicht<br />

voor het in het openbaar gemeentelijke<br />

gebied treffen van maatregelen om structureel<br />

nadelige gevolgen van de grondwaterstand<br />

voor de aan de grond gegeven bestemming<br />

zoveel mogelijk te voorkomen ofte beperken,<br />

voor zover gemeentelijke maatregelen doelmatig<br />

zijn en het niet de verantwoordelijkheid<br />

van het waterschap of de provincie is<br />

om maatregelen te nemen.<br />

De gemeente is voor de burger met grondwateroverlast<br />

het eerste aanspreekpunt, waarna<br />

de gemeente als regisseur naar een oplossing<br />

toewerkt. Voor deze nieuwe zorgplicht dient<br />

de gemeente in het GRP vast te leggen hoe<br />

zij 'structurele grondwateroverlast' definieert:<br />

wat is structureel en welke overlast is toelaatbaar.<br />

De zorgplicht heeft het karakter van<br />

een inspanningsplicht, werkt niet met terugwerkende<br />

kracht en leidt niet tot aansprakelijkheid<br />

voor schadesituaties uit het verleden.<br />

Zie A3 en C5.<br />

Hemelwaterzorgplicht<br />

De hemelwaterzorgplicht draagt gemeenten<br />

op hemelwater doelmatig in te zamelen en<br />

te verwerken. Het gaat dan om hemelwater<br />

op openbaar terrein en dat wat perceelseigenaren<br />

redelijkerwijs niet zelf kunnen<br />

verwerken. De perceelseigenaar blijft zelf<br />

verantwoordelijk voor de verwerking van<br />

het hemelwater op eigen terrein.<br />

Een gemeente dient dus te beoordelen (en<br />

in het GRP vast te leggen) in welke situaties<br />

de particulier redelijkerwijs zelf het hemelwater<br />

kan verwerken. Voor die situaties waar<br />

verwerking aan de bron redelijkerwijs niet<br />

mogelijk is, moet de gemeente voorzieningen<br />

treffen om het overtollige hemelwater af te<br />

voeren via een gemeentelijke voorziening.<br />

Welke voorziening dit is maakt voor de zorgplicht<br />

niet uit, hoewel het rijksbeleid een<br />

voorkeur uitspreekt voor gescheiden afvoer<br />

en verwerking. Uitgangspunt bij de gemeentelijke<br />

keuzes is doelmatigheid.<br />

Zie D4.<br />

141


F Bijlagen<br />

Omgevingsadressendichtheid<br />

Een door het CBS gedefinieerde maat voor de<br />

stedelijkheid op basis van het aantal adressen<br />

binnen een cirkel van één kilometer rond ieder<br />

adres (zie Al).<br />

Overstorting<br />

Werking van een overstort tijdens hevige<br />

neerslag, waarbij een mengsel van vuilwater<br />

en hemelwater wordt afgevoerd naar het<br />

oppervlaktewater, om wateroverlast en<br />

gezondheidsrisico's in bebouwd gebied te<br />

voorkomen. Zie B4.<br />

Pompovercapaciteit<br />

Het deel van de capaciteit van een riool(eind)<br />

gemaal dat beschikbaar is voor de afvoer<br />

van ingezamelde neerslag, naast de basiscapaciteit<br />

die benut wordt voor de meer<br />

constante aanvoer van vuilwater. Zie C3.<br />

Slechte bodem<br />

Een vijf meter dik, aaneengesloten holoceen<br />

veen-, klei- of klei/veenpakket dat voorkomt<br />

binnen acht meter van het maaiveld, met<br />

maximaal in totaal 50 cm zandlaag. Nadere<br />

onderverdeling in 3 categorieën: veen, klei/<br />

veen en klei. Zie ook: Bodemfactor en A2.<br />

Systeembuis<br />

Een door Stichting RIONED geïntroduceerde<br />

maat voor de totale stelselgrootte om een<br />

vergelijking tussen gemeenten mogelijk<br />

te maken zonder invloed van de aanwezige<br />

stelseltypen riolering. Dat is belangrijk voor<br />

de (vele) gemeenten die (fors) hebben geïnvesteerd<br />

in andere dan vrijvervalriolering,<br />

dit in hun kostendekking hebben opgenomen,<br />

en er ook beheerinspanningen aan verrichten.<br />

De 'systeembuis' is een rekenkundige optelling<br />

van de totale lengte vrijvervalriolering,<br />

de totale lengte duikers, persleiding, eenvijfde<br />

van de lengte leiding mechanische riolering<br />

en eenvijfde van de lengte drainageleidingen<br />

(De factor 1:5 volgt uit de verhouding van<br />

kostenkengetallen voor aanleg en vervanging<br />

voor de verschillende systemen). Nederland<br />

heeft in 2009 104.300 km systeembuis.<br />

Zie E5.<br />

142<br />

Technische levensduur<br />

Een financieel-economische indicator waarmee<br />

gemeenten in hun beheer- en planningsmethodiek<br />

aangeven welke gemiddelde tijdsduur<br />

een type rioleringsobject minimaal naar<br />

behoren blijft functioneren. Zie C7 en E3.<br />

Vervanging, renovatie en reparatie<br />

Vervanging, renovatie en reparatie zijn<br />

ingrepen om het oorspronkelijke functioneren<br />

van de riolering te herstellen. Bij vervanging<br />

verwijdert de gemeente het bestaande object<br />

en plaatst daarvoor een nieuw gelijkwaardig<br />

object terug. Bij renovatie voert de gemeente<br />

een ingrijpende toestandswijziging door aan<br />

een object, zodat de technische staat die van<br />

nieuwaanleg evenaart. En bij reparatie wordt<br />

een beperkte, lokale toestandswijziging doorgevoerd.<br />

Waterkwaliteitsspoor<br />

Na het bereiken van de basisinspanning<br />

wordt de resterende vervuiling afgestemd<br />

op de veerkracht van het ontvangende<br />

water. Ter verbetering van de waterkwaliteit<br />

kan dat leiden tot nadere eisen aan de<br />

vuiluitworp (brongericht) of effectgerichte<br />

maatregelen in het ontvangende oppervlaktewatersysteem.<br />

Zie D5.


Gebruikte afkortingen<br />

AWA<br />

Afvalwaterakkoord,<br />

zie C2.<br />

BA<br />

Bestuurlijke afspraken,<br />

zie C2.<br />

BRP<br />

Basisrioleringsplan,<br />

zie C2.<br />

GRP<br />

<strong>Gemeente</strong>lijk rioleringsplan,<br />

zie C2.<br />

IBA<br />

(Installatie voor de) Individuele behandeling<br />

van afvalwater, zie BI.<br />

KNMI<br />

Koninklijk Nederlands Meteorologisch<br />

Instituut, zie D4.<br />

OAS<br />

Optimalisatiestudie Afvalwatersysteem,<br />

zie C2 en C3.<br />

Rwzi<br />

Rioolwaterzuiveringinrichting,<br />

zie BI.<br />

Fl Verklarende woordenlijst en gebruikte afkortingen<br />

*Ä<br />

'A<br />

*> 'er, ^ %<br />

143 SS»<br />

•TV'.., V**.


f<br />

£<br />

(<br />

F Bijlagen<br />

: Kosten uit investeringen,<br />

kostendekking en rioolheffing<br />

In deze bijlage vindt u een toelichting op de keuzes die een gemeente kan<br />

maken bij het verwerken van investeringen. Het gaat daarbij onder meer om<br />

gevolgen van verschillende afschrijvingstermijnen en de mogelijkheden die<br />

het gebruik van voorzieningen biedt. Deze keuzen zijn erg bepalend voor de<br />

hoogte van de rioolheffing nu en in de toekomst. Tot slot wordt kort ingegaan<br />

op andere factoren die de hoogte van de rioolheffing beïnvloeden.<br />

144<br />

\


Kosten uit investeringen<br />

Investeringen voor vervanging of verbetering<br />

van (delen van) het rioolstelsel kunnen op<br />

verschillende manieren worden verwerkt.<br />

Feitelijk zijn er twee verschillende mechanismen:<br />

• Investeringen activeren en vervolgens<br />

afschrijven.<br />

• Investeringen direct ten laste brengen<br />

van voorzieningen.<br />

Als een gemeente de investeringen activeert,<br />

zet zij de investeringen als bezitting op de<br />

balans. Vervolgens drukken de kosten van<br />

afschrijvingen en rente gedurende de gekozen<br />

economische levensduur (afschrijvingstermijn)<br />

ieder jaar op de gemeentelijke exploitatie.<br />

Als een gemeente investeringen via een<br />

voorziening afboekt, daalt de omvang van de<br />

voorziening. Een gemeente kan op die wijze<br />

'direct afboeken' door ieder jaar het investeringsbedrag<br />

in de voorziening te doteren.<br />

Tegelijkertijd wordt op de balans hetzelfde<br />

bedrag aan de voorziening onttrokken om<br />

de investering volledig af te boeken. Op deze<br />

manier drukken de volledige kosten van de<br />

investering op de begroting van het betreffende<br />

jaar.<br />

Bij jaarlijks fluctuerende investeringen kan<br />

een gemeente ook jaarlijks het gemiddelde<br />

investeringsbedrag aan een voorziening doteren<br />

en vervolgens ieder jaar de investeringen<br />

afboeken op de voorziening.<br />

Tot slot kan een voorziening gebruikt worden<br />

om te sparen voor de toekomst. Een gemeente<br />

doteert dan gedurende een langere periode<br />

aan de voorziening (sparen) om in een later<br />

stadium gelden aan de voorziening te gaan<br />

onttrekken.<br />

Van oudsher wordt bij nieuwbouw de riolering<br />

betaald door de eerste bewoners via<br />

de grondaankoop (rechtstreeks of via een<br />

projectontwikkelaar). In al bestaande gebieden<br />

hebben gemeenten veelal de aanleg<br />

vanuit algemene middelen en/of subsidies<br />

gefinancierd. In beide gevallen komen de<br />

aanlegkosten van de riolering niet ten laste<br />

van de rioolheffing.<br />

F2 Kosten uit investeringen, kostendekking en rioolheffing<br />

De wijze waarop gemeenten vervolgens de<br />

investeringen voor vervanging en verbetering<br />

tot jaarlijkse kosten verwerken heeft grote<br />

gevolgen voor de toekomstige rioolheffing.<br />

Dat laat onderstaand voorbeeld zien.<br />

Van investeringen naar kosten: een<br />

voorbeeld<br />

Dit voorbeeld gaat over een gemeente met<br />

een rioolstelsel dat 60 miljoen euro waard is.<br />

Het stelsel is gelijkmatig opgebouwd, ieder<br />

jaar is evenveel riool aangelegd. De technische<br />

levensduur is 60 jaar. De gemeente<br />

vervangt daarom elk jaar 1/60 deel van het<br />

stelsel. Het voorbeeld start op het moment<br />

dat de gemeente begint met de eerste vervangingsinvesteringen.<br />

Voor de eenvoud blijven<br />

verbeteringen aan het stelsel, inflatie en<br />

veranderingen in de woningvoorraad buiten<br />

beschouwing. Vanwege het niet doorberekenen<br />

van inflatie kiest de gemeente voor een<br />

relatief lage rente: 4%.<br />

Dit voorbeeld toont vier verschillende methoden<br />

voor afschrijving van de vervangingsinvesteringen:<br />

• directe afboeking via een voorziening<br />

• lineaire afschrijving in een periode van<br />

30 jaar<br />

• lineaire afschrijving in een periode van<br />

60 jaar, en<br />

• annuïtaire afschrijving in een periode van<br />

60 jaar.<br />

In de grafieken staan de resultaten voor<br />

zowel de jaarlijkse kosten als de opgebouwde<br />

schuld. Bij direct afboeken blijven de jaarlijkse<br />

kosten hetzelfde, namelijk de 1 miljoen<br />

euro die de gemeente jaarlijks investeert.<br />

Er ontstaan geen schulden.<br />

De andere methoden houden in het begin de<br />

lasten laag, in het eerste jaar tot ruim een<br />

factor 20 'goedkoper' dan bij direct afboeken.<br />

Maar op termijn worden de kosten (fors) hoger.<br />

Daarnaast ontstaat er een schuld, omdat de<br />

gemeente de investering als bezitting op de<br />

balans zet en tegelijkertijd een schuld aangaat<br />

om die bezitting te financieren. Ook voor<br />

gemeenten geldt: geld lenen kost geld.<br />

Bij de lineaire methode over een periode van<br />

30 jaar zijn de jaarlijkse kosten na 16 jaar<br />

gelijk aan die van direct afboeken. Na die<br />

145


Kosten uit investeringen - voorbeeld gemeente<br />

10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65<br />

Aantal jaar vanaf start investeringen<br />

Ontwikkeling schuld - voorbeeldgemeente<br />

10 15 20 25 30 35 40 45 50 55<br />

Aantal jaar vanaf start investeringen<br />

— 60 jaar, annuïteit<br />

" 60 jaar, lineair<br />

— 30 jaar, lineair<br />

— Directe afboeking<br />

— 60 jaar, annuïteit<br />

" 60 jaar, lineair<br />

— 30 jaar, lineair<br />

Directe afboeking<br />

Afschrijvingsmethoden met kosten in 60 jaar, jaarlijkse kosten en restschuld<br />

Afschrijvingsmethode<br />

Direct afboeken<br />

Lineair afschrijven in 30 jaar<br />

Verhouding van Restschuld<br />

jaarlijkse kosten (euro)<br />

na het 59e jaar<br />

1,00<br />

Lineair afschrijven in 60 jaar 2,18<br />

Annuïtair afschrijven in 60 jaar 2,67<br />

1,58 14.500.000<br />

29.500.000<br />

40.500.000<br />

F Bijlagen<br />

146<br />

periode liggen ze hoger, na 30 jaar is dat uiteindelijk<br />

58% hoger dan bij direct afboeken.<br />

Bovendien heeft de gemeente na 30 jaar een<br />

resterende schuld van 14,5 miljoen euro.<br />

Zowel kosten als schuld blijven daarna gelijk.<br />

Voor de lineaire methode over een periode van<br />

60 jaar zijn de jaarlijkse kosten na 20 jaar<br />

gelijk aan die van direct afboeken en liggen<br />

ze na 60 jaar uiteindelijk 118% hoger dan bij<br />

direct afboeken. En na 60 jaar heeft de gemeente<br />

een restschuld van 29,5 miljoen euro.<br />

De annuïtaire afschrijving heeft na 22 jaar<br />

gelijke kosten als direct afboeken. Na 60 jaar<br />

zijn de kosten 166% hoger dan bij direct<br />

afboeken. Na 60 jaar is de restschuld van<br />

de gemeente 40,5 miljoen euro.<br />

De voorbeeldgemeente gaat na deze 60 jaar<br />

(uiteraard) door met het vervangen van de<br />

riolering, omdat de eerste vervangen riolering<br />

opnieuw aan vervanging toe is.<br />

Dan blijven de jaarlijkse kosten daarna gelijk,<br />

omdat het wegvallen van oude kapitaallasten<br />

de nieuwe compenseert (nogmaals, het voorbeeld<br />

kent geen inflatie). Dit gebeurt bij de<br />

variant van 30 jaar afschrijving overigens al<br />

bij 30 jaar.<br />

Ook de opgebouwde schulden blijven constant.<br />

Dat betekent dat na 60 jaar en alle<br />

jaren daarna het volgende aandeel van<br />

het systeem gefinancierd blijft: 0% (direct<br />

afboeken), 24% (lineair 30 jaar), 49% (lineair<br />

60 jaar) en 67% (annuïtair 60 jaar).<br />

Voor heel Nederland zou dat bij volledige<br />

financiering via de genoemde methoden een<br />

restschuld opleveren van respectievelijk 0,19,<br />

38 of zelfs 52 miljard euro.<br />

Kostendekkingsplan in GRP<br />

In een GRP stellen gemeenten voor hun<br />

rioolstelsel een kostendekkingsplan vast.<br />

Zij berekenen dan wanneer op basis van<br />

de verwachte technische levensduren de<br />

toekomstige vervangingsinvesteringen van<br />

stelselonderdelen zullen plaatsvinden. Vaak<br />

worden in het concept stadium de investeringen<br />

op verschillende wijzen verwerkt waardoor<br />

verschillende scenario's ontstaan.


Per scenario verschilt de wijze waarop de<br />

gemeente de investeringskosten toerekent<br />

en bij ieder scenario hoort een andere<br />

ontwikkeling van de rioolheffing over een<br />

lange termijn (meestal rond de 60 jaar).<br />

De keuze van het scenario bepaalt op welke<br />

wijze een gemeente de kosten over de huidige<br />

en toekomstige generaties verdeelt. Dat is<br />

een politieke keuze. De keuze omvat ook de<br />

afweging of men de gebruiker (belastingbetaler)<br />

van het oorspronkelijke riool deels dubbel<br />

wil laten betalen (via de grondaankoop<br />

voor een nieuwbouwwoning en daarna via<br />

de rioolheffing voor de vervanging), of dat de<br />

vervanging wordt betaald door de gebruikers<br />

die profijt hebben van dat nieuwe riool.<br />

Daarbij kan een gemeente verschillende<br />

'technieken' inzetten om minder rente te<br />

betalen en de kosten in mindere mate bij<br />

de toekomstige generaties te leggen:<br />

• direct afboeken van investeringen via een<br />

voorziening<br />

• verkorten van de economische levensduur<br />

(bijvoorbeeld van 60 naar 30 jaar of van<br />

30 naar 10 jaar)<br />

• sparen in een voorziening (om in de toekomst<br />

investeringen uit te betalen)<br />

Relatie tussen kostendekking en<br />

rioolheffing<br />

Met het kostendekkingsplan in het GRP<br />

brengt en houdt een gemeente over de planperiode<br />

de kosten en dekking in evenwicht,<br />

en baseert daarop de rioolheffing. Kleine<br />

verschillen in kosten over de jaren kan een<br />

gemeente egaliseren via een egalisatievoorziening<br />

om te voorkomen dat de rioolheffing<br />

jaarlijks fluctueert.<br />

Het begrip kostendekkendheid kent verschillende<br />

betekenissen. Velen gebruiken de term<br />

(ten onrechte) in een boekhoudkundige betekenis.<br />

Volledige kostendekkendheid betekent<br />

dan dat er in een bepaald jaar genoeg heffingsinkomsten<br />

zijn om de uitgaven van dat<br />

ene jaar te betalen.<br />

Vanuit de visie van een kostendekkingsplan<br />

voor de riolering is een andere betekenis<br />

wenselijk. Kostendekkendheid zou moeten<br />

F2 Kosten uit investeringen, kostendekking en rioolheffing<br />

betekenen dat de rioolheffing zich op een<br />

niveau bevindt dat over de gehele levensduur<br />

voldoende inkomsten binnenkomen om in<br />

alle jaren de kosten te voldoen zonder dat<br />

daarbij de heffing op termijn onoverkomelijk<br />

hoog wordt.<br />

De rioolheffing over een lange periode bezien<br />

is ook een manier om gemeenten op juiste<br />

wijze onderling te vergelijken. Vergelijking<br />

van heffingen over een bepaald jaar of<br />

beperkt aantal jaren geeft vanwege de keuzemogelijkheden<br />

in de toerekening geen goed<br />

beeld. Want stelt u zich 2 exact gelijke<br />

gemeenten voor. Als gemeente A direct<br />

afschrijft en gemeente B over een termijn<br />

van 60 jaar, lijkt gemeente A de eerste jaren<br />

relatief duur en B goedkoop. Later is dat<br />

beeld precies omgedraaid.<br />

Factoren die de rioolheffing beïnvloeden<br />

Naast de toerekening zijn nog een aantal<br />

andere factoren van belang die kunnen<br />

zorgen voor stijgende kosten, en daarmee<br />

stijgende rioolheffing:<br />

• Toename van het takenpakket van de<br />

gemeentelijke watertaken (grondwater,<br />

oppervlaktewater);<br />

• Toename van ingehuurd personeel ten<br />

gevolge van inkrimping of onderbezetting<br />

van eigen personeel (inhuren is gemiddeld<br />

duurder);<br />

• Vervanging van gemengde systemen door<br />

gescheiden systemen (afkoppelen) kost<br />

meer dan alleen vervangen. Ook zijn de<br />

nieuwe systemen vaak complexer en<br />

bestaat zij uit meer voorzieningen, wat<br />

leidt tot hogere beheerkosten;<br />

• Toename van de toedeling van indirecte<br />

kosten (zoals van straatvegen, baggeren,<br />

bestrating) aan de rioolheffing, mede onder<br />

druk van de bezuinigingen die gemeenten<br />

moeten doorvoeren;<br />

• Afname van het aantal inwoners en/of<br />

bedrijven, zijnde heffingseenheden, wat<br />

zeker op termijn in krimpgemeenten een<br />

niet te onderschatten effect is.<br />

Aan de andere kant kan de rioolheffing per<br />

huishouden dalen door een groei van het<br />

aantal heffingseenheden.<br />

147


F3 Klanttevredenheidsonderzoek<br />

(juni 2010)


Onderzoeksbureau Quint Result, onderdeel<br />

van TNS NIPO, heeft in juni 2010 een onderzoek<br />

uitgevoerd in opdracht van Stichting<br />

RIONED om inzicht te krijgen in de kennis,<br />

het gebruik en de waardering van de riolering<br />

in Nederland. De respondenten (n=2100)<br />

vormen een representatieve steekproef voor<br />

de Nederlandse bevolking. In het onderzoek<br />

werd een vragenlijst via internet willekeurig<br />

uitgezet onder leden van de TNS NIPObase<br />

(zie http://www.tns-nipo.com/pages/<br />

onze-expertise-nipobase.asp).<br />

Hier volgt een beknopte weergave van de<br />

uitkomsten:<br />

• Op de vraag 'Hoe tevreden bent u over<br />

de riolering?' antwoordde bijna iedereen<br />

(93%) tevreden te zijn over de riolering,<br />

waarvan eenderde zelfs zeer tevreden.<br />

Slechts 1% is in beperkte mate ontevreden.<br />

• Spontane eerste associaties met het woord<br />

riolering zijn (op volgorde van aantal):<br />

'Afvoer van...', 'Toilet/WC', 'Stank', 'Vies'<br />

en 'Afvalwater'<br />

• 72% van de Nederlanders heeft positieve<br />

gedachten of gevoelens bij het woord<br />

'riolering'. Antwoorden die veel voorkomen<br />

zijn: 'Blij/fijn/goed dat het er is', 'Hygiëne',<br />

'Opgeruimd staat netjes' en 'Schoon milieu/<br />

schoon/zuiver water'. Spontaan typeert<br />

73% van de respondenten riolering ook met<br />

meer negatieve termen, zoals: 'Het stinkt',<br />

'Het is vies/smerig', 'Kan verstopt raken/<br />

lekkage' en 'Ongedierte /ratten'.<br />

• Geholpen associeert men riolering vooral<br />

met (95% of meer): 'WC/toilet', 'Poep en<br />

plas', 'Vuil water' en 'Belangrijk'.<br />

• 71% van de Nederlanders denkt - als er<br />

geen riolering zou zijn - als eerste aan 'Dan<br />

zouden mensen veel sneller en meer ziek<br />

zijn'. Op grote afstand volgt: 'Dan zou het<br />

binnenshuis meer stinken' (15%) en 'Dan<br />

zouden we bij zware regenbuien veel vaker<br />

ondergelopen huizen hebben' (7%).<br />

• Bijna iedereen (98%) weet dat het riool<br />

bestemd is voor 'het afvoeren van afval­<br />

F3 Klanttevredenheidsonderzoek (juni 2010)<br />

149<br />

water uit huizen en bedrijven'. 84% is<br />

ermee bekend het riool bestemd is voor<br />

'het afvoeren van regenwater van straten<br />

en pleinen' en 62% weet dat het riool als<br />

functie 'het afvoeren van regenwater van<br />

daken en gebouwen' heeft.<br />

De respondenten denken dat gemiddeld<br />

31% van het water dat het riool afvoert,<br />

regenwater is.<br />

Slechts 9% van de Nederlanders denkt<br />

precies te weten hoeveel rioolheffing het<br />

huishouden jaarlijks betaalt. Negen op de<br />

tien heeft wel een vermoeden hoeveel hiervoor<br />

jaarlijks betaald wordt. Dit vermoeden<br />

varieert van minder dan 50 euro tot meer<br />

dan 250 euro per jaar.<br />

34% van de Nederlanders heeft wel eens<br />

informatie gezien, gehoord of gelezen over<br />

de riolering. 65% heeft geen informatie<br />

ontvangen. Hiervan zou één op zeven wel<br />

informatie willen ontvangen.<br />

Van degenen die wel eens informatie over<br />

de riolering hebben gezien, gehoord of<br />

gelezen (n=715) heeft 50% deze informatie<br />

ontvangen via een folder van de gemeente.<br />

61% van de Nederlanders stemt in met<br />

de stelling 'Het is logisch dat er water op<br />

straat staat totdat het riool het kan afvoeren,<br />

maar wegen en pleinen moeten wel zo<br />

worden aangelegd, dat ze regenwater tijdelijk<br />

opvangen, zodat de rest niet overstroomt'.<br />

70% van de Nederlanders heeft in de afgelopen<br />

jaren geen problemen gehad met de<br />

afvoer van vuilwater en/of regenwater in<br />

de straat of wijk. 30% wel, waarvan ongeveer<br />

de helft in de afgelopen 2 jaar. Van<br />

degenen die de afgelopen jaren problemen<br />

hebben ondervonden (n=637) geeft 45%<br />

aan dat er 'na een hoosbui te lang water op<br />

straat stond' (14% van de totale steekproef).<br />

De helft heeft naar aanleiding van de problemen<br />

met de afvoer van vuilwater en/of<br />

regenwater in de straat contact gezocht met<br />

de gemeente of een andere overheidsinstantie.<br />

Van hen was slechts 4% niet tevreden<br />

over de uitkomst van hun melding.


Riolering in beeld<br />

Benchmark rioleringszorg 2010<br />

© november 2010<br />

Stichting RIONED, Ede<br />

Colofon<br />

Stichting RIONED is zich volledig bewust van<br />

haar taak een zo betrouwbaar mogelijke uitgave<br />

te verzorgen. Niettemin kunnen<br />

Stichting RIONED en de auteurs geen enkele<br />

aansprakelijkheid aanvaarden voor eventueel<br />

in deze uitgave voorkomende onjuistheden.<br />

Auteur<br />

Eric Oosterom (Stichting RIONED) met<br />

bijdragen van Rob Hermans (Stichting<br />

RIONED)<br />

Tekstadvies<br />

LijnTekst, Utrecht<br />

Vormgeving<br />

GAW ontwerp en communicatie, Wageningen<br />

Fotografie<br />

GAW communicatie en ontwerp, Wageningen<br />

Henk Baron<br />

Illustraties<br />

Paul Maas, Tilburg<br />

Kaarten<br />

Wolters-Noordhoff, Groningen<br />

Druk<br />

Modern b.v., Bennekom<br />

ISBN<br />

978 90 73645 363<br />

150

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!