Trendrapportage 2011 - CIZ
Trendrapportage 2011 - CIZ
Trendrapportage 2011 - CIZ
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong><br />
Ontwikkelingen in de aanspraak op<br />
AWBZ-zorg 2008-<strong>2011</strong>
<strong>CIZ</strong> werkt mee<br />
De toegang tot zorg in Nederland<br />
verandert. Het <strong>CIZ</strong> zet zich in om<br />
gemeenten en zorgverzekeraars te<br />
ondersteunen bij hun nieuwe taken op<br />
dit gebied. Daarbij maken wij gebruik<br />
van onze kennis over de cliëntgroepen,<br />
delen wij onze ervaringen als poort-<br />
wachter en stellen wij actuele infor-<br />
matie beschikbaar. Ook ontwikkelen<br />
wij slimme tools en IT-systemen waar<br />
andere partijen in de zorg gebruik<br />
van kunnen maken. Wij doen dit<br />
met de inzet van onze betrokken zorg-<br />
professionals.
<strong>CIZ</strong> <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong><br />
Ontwikkelingen in de aanspraak op<br />
AWBZ-zorg 2008-<strong>2011</strong><br />
April 2013
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting 4<br />
Hoofdstuk 1 7<br />
1.1 Inleiding 7<br />
1.2 Onderzoeksopzet 8<br />
1.3 Onderzoeksmethode en gebruikte concepten 9<br />
1.4 Leeswijzer 13<br />
Hoofdstuk 2 15<br />
2.1 De omvang van de AWBZ-cliëntenpopulatie 15<br />
2.2 De omvang van de extramurale en intramurale AWBZ-cliëntenpopulatie 16<br />
2.3 De geografische spreiding van de AWBZ-cliëntenpopulatie 17<br />
2.4 Dynamiek van de AWBZ-cliëntenpopulatie 18<br />
2.5 De zorgzwaarte-index 22<br />
Hoofdstuk 3 27<br />
3.1 Ontwikkelingen per grondslag 27<br />
3.2 Ontwikkelingen in de ‘ouderenzorg’: de grondslagen Somatiek en Psychogeriatrie 29<br />
3.3 Ontwikkelingen voor de grondslag Psychiatrie 35<br />
3.4 Ontwikkelingen voor de grondslag Lichamelijke Handicap 37<br />
3.5 Ontwikkelingen voor de grondslag Verstandelijke Handicap 39<br />
3.6 Ontwikkelingen voor de grondslag Zintuiglijke Handicap 41<br />
Bijlage 1 Schatting peildata 2008 en 2009 43<br />
Bijlage 2 Berekening zorgzwaarte-index 45<br />
Bijlage 3 Lijst van afkortingen 55
Voorwoord<br />
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) staat aan de vooravond van grote veranderingen.<br />
Volgens het Regeerakkoord van 2012 wordt de AWBZ gereduceerd tot een kern-AWBZ, waarin de<br />
nadruk ligt op zorg met verblijf voor cliënten met een zware zorgbehoefte. Gemeenten worden op<br />
basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verantwoordelijk voor de toekenning van<br />
het leeuwendeel van de extramurale AWBZ-zorg en de Jeugdzorg. Zorgverzekeraars worden op basis<br />
van de Zorgverzekeringswet (Zvw) verantwoordelijk voor de toekenning van extramurale verpleging en<br />
de intramurale GGZ.<br />
Juist nu is het belangrijk om goed te kijken naar de ontwikkeling van de aanspraak op AWBZ-zorg<br />
in de afgelopen jaren. De <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> brengt de belangrijkste ontwikkelingen in kaart en<br />
relateert deze aan de bevolkingsgroei en de soms ingrijpende beleidswijzigingen. Deze ontwikkelingen<br />
worden in deze rapportage op hoofdlijnen gepresenteerd: op jaarbasis en in de vorm van staafgrafieken.<br />
De nadruk ligt hierdoor, in tegenstelling tot andere <strong>CIZ</strong>-rapportages, minder op de details.<br />
In voorgaande <strong>Trendrapportage</strong>s hadden de cijfers betrekking op alle indicatiebesluiten die in een<br />
bepaalde periode zijn afgegeven. Omdat een cliënt achtereenvolgens meerdere indicaties voor AWBZzorg<br />
kan krijgen, kunnen meerdere besluiten op één cliënt betrekking hebben; hierdoor waren geen<br />
uitspraken over de cliëntenpopulatie mogelijk. In de <strong>Trendrapportage</strong> die voor u ligt, hebben de cijfers<br />
voor het eerst betrekking op de indicatiebesluiten die op een peilmoment geldig zijn. Omdat een<br />
cliënt slechts één geldige indicatie tegelijkertijd kan hebben, kunnen nu uitspraken worden gedaan<br />
over omvang en kenmerken van niet alleen de AWBZ-aanspraak, maar ook van de cliëntenpopulatie.<br />
Met deze vernieuwde presentatie wil het <strong>CIZ</strong> aansluiten bij vragen uit het zorgveld, van de ketenpartners<br />
en uit het maatschappelijk debat. Door trends in de AWBZ inzichtelijk te maken beoogt de<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong>, naast andere <strong>CIZ</strong>-rapportages, een signalerende en beleidsondersteunende<br />
functie te vervullen.<br />
Wij hopen dat deze <strong>Trendrapportage</strong> voor u een betekenisvolle bijdrage kan leveren aan het<br />
ontwikkelen van beleid en het maken van gefundeerde keuzes.<br />
Ing. Daan Hoefsmit, MBA<br />
Voorzitter Raad van Bestuur<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
3
Samenvatting<br />
De <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> verschaft inzicht in de ontwikkeling van de aanspraak op AWBZ-zorg. Daarbij<br />
wordt gekeken naar de omvang en kenmerken van zowel de AWBZ-aanspraak als (delen van) de<br />
cliëntenpopulatie over de periode 1 januari 2008 tot en met 1 januari 2012.<br />
Belangrijkste bevindingen op hoofdlijnen<br />
Op 1 januari 2012 hadden bijna 770.000 cliënten een indicatiebesluit voor AWBZ-zorg. Sinds 1 januari<br />
2008 is de cliëntenpopulatie gegroeid met gemiddeld 3,1% per jaar. Het aantal cliënten met een<br />
intramuraal besluit steeg meer (gemiddeld 4,4% per jaar) dan het aantal cliënten met een extramuraal<br />
besluit (gemiddeld 2,2% per jaar). Dit komt onder andere door de invoering van de Pakketmaatregelen<br />
2009, die inhielden dat de aanspraak op de functie Begeleiding door extramurale cliënten werd<br />
beperkt. De stijging van het aantal cliënten met een intramuraal besluit komt onder meer door een<br />
verbeterde cliëntenregistratie bij zorgaanbieders.<br />
De cliëntenpopulatie is niet gelijkmatig over Nederland verdeeld. Zo hebben in het noordoosten van<br />
Nederland relatief meer mensen een AWBZ-indicatiebesluit dan in andere delen van het land.<br />
De cliëntenpopulatie van de AWBZ is dynamisch van samenstelling. Jaarlijks stromen er nieuwe<br />
cliënten in, en stromen bekende cliënten uit, bijvoorbeeld door overlijden. Het overgrote deel stroomt<br />
door. Dat wil zeggen dat jaarlijks ongeveer 80 procent van de cliënten in zorg blijft van peilmoment tot<br />
peilmoment. De gemiddelde instroom (22 procent van de cliënten) is iets hoger dan de gemiddelde<br />
uitstroom (gemiddeld 19 procent), wat verklaart dat de totale populatie groeit. De dynamiek in de<br />
groep cliënten met een extramuraal besluit is groter dan in de groep intramurale cliënten. Zowel de<br />
instroom als de uitstroom van cliënten is in eerstgenoemde groep hoger.<br />
De veranderingen van de totale aanspraak op AWBZ-zorg kunnen worden uitgedrukt met behulp van de<br />
zorgzwaarte-index die het <strong>CIZ</strong> heeft ontwikkeld. De zorgzwaarte-index is gebaseerd op de omvang en de<br />
soort zorg die per cliënt is geïndiceerd. Deze index laat per peildatum zien wat de relatieve verandering<br />
is van de zorgzwaarte, ten opzichte van een ijkpunt - in dit geval 1 januari 2010.<br />
De gemiddelde zorgzwaarte per cliënt is tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2012 gestegen, maar deze<br />
stijging is minder sterk dan de totale zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie. Dit komt doordat de totale<br />
zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie wordt bepaald door zowel de gemiddelde zorgzwaarte per<br />
cliënt als het aantal cliënten. Aangezien de cliëntenpopulatie is gegroeid, is de totale zorgzwaarte ook<br />
gestegen. Deze conclusie geldt ook voor de intramurale zorgzwaarte. Voor de extramurale zorgzwaarte<br />
(zowel totaal als gemiddeld per cliënt) is alleen sprake van een stijging na 1 januari 2010; daarvóór is<br />
sprake van een daling van zowel de gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt als de extramurale<br />
zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie.<br />
Belangrijkste bevindingen per grondslag<br />
Om voor AWBZ-zorg in aanmerking te komen moet er sprake zijn van een aandoening, beperking of<br />
handicap. Dit noemen we de grondslag. Per grondslag verloopt de ontwikkeling van de omvang en<br />
samenstelling van cliëntenpopulatie anders over de jaren. Daarom worden de zes grondslagen apart<br />
bekeken. De ontwikkelingen betreffen de periode van 1 januari 2010 tot 1 januari 2012.<br />
Grondslag Somatiek<br />
Het totale aantal cliënten met de grondslag Somatiek (SOM) steeg zeer licht. De meeste cliënten<br />
met deze grondslag zijn 65 jaar of ouder. Opvallend is dat binnen deze leeftijdsgroep de landelijke<br />
bevolkings toename groter is dan de toename van het aantal cliënten met grondslag SOM. De groep<br />
cliënten met een intramuraal besluit met de grondslag SOM is gedaald. De groep met een extra muraal<br />
besluit steeg wel. Dit kan mogelijk worden verklaard door de inzet van beleid dat is gericht op de extramuralisering<br />
van AWBZ-zorg. Deze trend zet zich vermoedelijk de komende jaren door, aangezien per<br />
1 januari 2013 de ZZP’s V&V 01 en 02 zijn komen te vervallen en ZZP V&V 03 per 1 januari 2014 vervalt.<br />
Aanvullend kan de daling van het aantal intramurale cliënten met de grondslag Somatiek worden ver-<br />
4 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
klaard doordat cliënten een andere grondslag krijgen als hun aandoeningen in de loop van de<br />
tijd veranderen. Hierbij gaat het dan vaak om de grondslagen Psychogeriatrie (PG) en Lichamelijke<br />
Handicap (LG).<br />
Grondslag Psychogeriatrie<br />
Het aantal cliënten met grondslag Psychogeriatrie (PG) is gestegen. Dit betreft zowel de groep met een<br />
intramurale indicatie als de groep met een extramurale indicatie. Tachtig procent van de PG-cliënten<br />
heeft een intramurale indicatie. Vooral ouderen hebben de grondslag PG. Het is gebleken dat relatief<br />
meer ouderen met een psychogeriatrische aandoening toegang krijgen tot de AWBZ-zorg dan dat er<br />
vanuit bevolkingstoename van deze leeftijdsgroep verklaard kan worden. Mogelijk wordt de sterkere<br />
toename verklaard doordat cliënten van grondslag SOM naar PG overgaan.<br />
Grondslag Psychiatrie<br />
Het aantal cliënten met grondslag Psychiatrie (PSY) is gestegen, maar de groei neemt door de jaren<br />
heen wel af. Deze groei is deels toe te schrijven aan een toename van het aantal geregistreerde cliënten<br />
en is dus niet alleen het gevolg van een groeiende zorgvraag. Deze groei betreft vooral de cliënten met<br />
een extramurale indicatie (gemiddeld 14 procent per jaar). De meeste extramurale besluiten zijn voor<br />
de functie BGI, al dan niet in combinatie met andere functies. Het merendeel van de cliënten met deze<br />
grondslag is jonger dan 65 jaar. Hierbij moet worden opgemerkt dat het <strong>CIZ</strong> geen indicaties afgeeft voor<br />
jeugdige cliënten met grondslag PSY; dat doen de Bureaus Jeugdzorg.<br />
Grondslag Lichamelijke Handicap<br />
Het aantal cliënten met grondslag Lichamelijke Handicap (LG) is toegenomen. De groei neemt echter<br />
wel af. Bij extramurale cliënten met grondslag LG zijn alle leeftijdscategorieën vertegenwoordigd. Bij de<br />
aanspraak op intramurale zorg ligt het zwaartepunt in sterk toenemende mate bij cliënten van 65 jaar<br />
en ouder. Dit is onder andere te verklaren doordat cliënten door gewijzigde beleidsregels van grondslag<br />
SOM naar grondslag LG overgaan. Het aantal cliënten met aanspraak op de zorgfuncties PV en/of VP<br />
(zorg thuis) heeft de sterkste groei doorgemaakt in de afgelopen periode. Het zwaartepunt binnen LG<br />
ligt vooralsnog op combinaties met BGG en/of KVB. Voor cliënten met grondslag LG die jonger zijn dan<br />
65 jaar kan de functie BGG dienen ter vervanging van een betaalde baan.<br />
Grondslag Verstandelijke Handicap<br />
Zowel het aantal cliënten met aanspraak op extramurale als op intramurale zorg op basis van grondslag<br />
Verstandelijke Handicap (VG) nam toe. Het aantal cliënten in de leeftijdscategorie 18-64 jaar is het<br />
grootst, zowel in de extramurale zorg als de intramurale zorg. Het aantal cliënten met grondslag VG<br />
in deze leeftijdscategorie is steeds toegenomen. De gemiddelde leeftijd bij intramurale zorg (38 jaar)<br />
is een stuk hoger dan bij extramurale zorg (26 jaar), wat verklaard kan worden door het biografisch<br />
verloop van extramuraal (wonen bij de ouders) naar intramuraal.<br />
Grondslag Zintuiglijke Handicap<br />
Het aantal cliënten met een Zintuiglijke handicap en een intramurale indicatie bleef nagenoeg gelijk.<br />
Het aantal extramurale cliënten met deze grondslag nam echter sterk af. Dit is te verklaren door het<br />
feit dat de functie Behandeling, wat een veel gevraagde functie voor deze groep is, sinds april <strong>2011</strong><br />
indicatievrij is. Deze cliënten zijn dus voor het <strong>CIZ</strong> uit beeld verdwenen. De functie waarvoor nu nog de<br />
meeste indicaties worden afgegeven is Begeleiding Individueel.<br />
Tot slot<br />
De aanspraak op AWBZ-zorg is vanzelfsprekend onderhevig aan beleidswijzigingen. Een aantal effecten<br />
is goed zichtbaar, zoals de daling van de aanspraak op extramurale zorg in 2009 en de afname van<br />
cliënten met aanspraak op basis van de grondslag ZG. In het licht van de voorgenomen ingrepen in de<br />
AWBZ-zorg zijn de hier getoonde ontwikkelingen niet zomaar door te trekken naar de komende jaren. De<br />
huidige beleidslijn koerst op een kern-AWBZ, waaronder alleen intramurale zorg voor ernstig beperkte<br />
cliënten valt. Dit zal grotendeels de trends bepalen die in toekomstige gegevens over de aanspraak op<br />
AWBZ-zorg te zien zullen zijn.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
5
6 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
Hoofdstuk 1<br />
1.1 Inleiding<br />
AWBZ<br />
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is een volksverzekering, die de organisatie en<br />
financiering van de langdurige zorg voor ouderen, gehandicapten en mensen met een psychiatrische<br />
aandoening regelt. Uit de AWBZ wordt zorg betaald, die niet op een andere wijze te verzekeren is.<br />
De toekomst van de AWBZ staat ter discussie. Zowel de financiering als de organisatie van langdurige<br />
zorg zijn hierbij de belangrijke onderwerpen 1 . Nederlanders leven gemiddeld langer waardoor de<br />
zorgvraag toeneemt 2 . De afgelopen tien jaar zijn de uitgaven aan de AWBZ met bijna drie kwart toegenomen.<br />
In 2009 kostte de AWBZ-zorg ongeveer 23 miljard euro per jaar 3 .<br />
Mede ingegeven door de hoge uitgaven, wordt er veel gesproken over de organisatie van de AWBZ.<br />
De Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ) heeft aanbevolen om de AWBZ af te schaffen en de<br />
zorgfuncties onder te brengen in de Zorgverzekeringswet en Wmo 4 . In oktober 2012 heeft de Sociaal-<br />
Economische Raad (SER) een advies op hoofdlijnen gepubliceerd over de toekomst van de AWBZ 5 .<br />
De afgelopen jaren is de inrichting van het collectieve zorglandschap reeds gedeeltelijk herzien en<br />
werd de nadruk binnen de AWBZ op intramurale zorg versterkt. Zo werd per januari 2007 de zorgfunctie<br />
Huishoudelijke Verzorging overgeheveld naar de Wmo. In 2009 zijn de AWBZ-pakketmaatregelen<br />
ingezet waarbij de functies Ondersteunende en Activerende Begeleiding werden opgeheven. Daarvoor<br />
in de plaats kwam de functie Begeleiding. In <strong>2011</strong> heeft de functie Kortdurend Verblijf de functie<br />
Verblijf Tijdelijk vervangen. Per 1 januari 2013 verdwenen de ZZP’s 01 en 02 in de sectoren V&V, VG en<br />
GGZ. Hiermee is een begin gemaakt met het extramuraliseren van de AWBZ-zorg. Volgens het regeerakkoord<br />
2012 is in 2017 de AWBZ omgevormd tot een landelijke voorziening waarin de intramurale<br />
ouderen- en gehandicaptenzorg (vanaf de ZZP’s 5) wordt georganiseerd. Hiermee komt de nadruk<br />
van zorg met verblijf te liggen op cliënten met een zware zorgbehoefte. Gemeenten worden verantwoordelijk<br />
voor de extramurale functies Begeleiding, Persoonlijke Verzorging, Kortdurend Verblijf en<br />
daarnaast ook voor de Jeugdzorg. Zorgverzekeraars worden verantwoordelijk voor de extramurale<br />
Verpleging en de intramurale GGZ.<br />
<strong>CIZ</strong><br />
Het Centrum indicatiestelling zorg (<strong>CIZ</strong>) stelt vast of cliënten aanspraak hebben op AWBZ-zorg en legt<br />
dit vast in een indicatiebesluit. Het <strong>CIZ</strong> neemt deze besluiten op basis van wet- en regelgeving waaronder<br />
het Besluit Zorgaanspraken AWBZ, de Regeling zorgaanspraken en de Beleidsregels indicatiestelling<br />
AWBZ 6 . Het indicatieonderzoek dat vooraf gaat aan een besluit staat beschreven in de <strong>CIZ</strong><br />
Indicatiewijzer 7 (welke informatie is van belang, hoe wordt deze gewogen en hoe leidt dit tot het type<br />
zorg, met zorgzwaarte en zorgduur dat in het besluit wordt vastgelegd) 8 . Het proces van indicatiestelling<br />
is de afgelopen jaren vergaand vereenvoudigd. Zorgaanbieders kunnen na het aanvragen van<br />
1 Verkleij, H., & van Oers, H. (2009). De toekomst van de Awbz. Tsg/Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen.<br />
Houten: Bohn Stafleu van Loghum.<br />
2 RIVM (2010). Van gezond naar beter. Kernrapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010.<br />
3 CBS (28 juli 2010). Sterke stijging uitgaven AWBZ. Webmagazine.<br />
www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/overheid-politiek/publicaties/artikelen/archief/2010<br />
4 Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2008). Beter zonder AWBZ? Den Haag: RVZ.<br />
5 Sociaal-Economische Raad (oktober 2012). Naar een kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare zorg: Een tussentijds<br />
advies op hoofdlijnen. Den Haag: SER.<br />
6 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS; <strong>2011</strong>). Beleidsregels Indicatiestelling <strong>2011</strong>. Den Haag: VWS.<br />
www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/besluiten/2010/12/13/beleidsregels-indicatiestelling-awbz-<strong>2011</strong><br />
7 Dit op basis van het Zorgindicatiebesluit.<br />
8 Centrum indicatiestelling zorg (<strong>CIZ</strong>) (2012). <strong>CIZ</strong> Indicatiewijzer 5.0. Driebergen: <strong>CIZ</strong>.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
7
een Standaard Indicatie Protocol (SIP) direct zorg inzetten. Ook mogen zorgaanbieders sinds 2010 zelf<br />
herindicaties indienen en kunnen aanvragen nu ook via internet worden ingediend 9 . In oktober <strong>2011</strong> is<br />
bovendien een pilot van start gegaan waarin zorgaanbieders voor intramurale cliënten van 80 jaar en<br />
ouder een indicatiemelding mogen doen. Het <strong>CIZ</strong> zet deze melding om in een indicatiebesluit. De rol<br />
van het <strong>CIZ</strong> is daarmee de afgelopen tijd steeds meer veranderd van indicatiesteller naar toezichthouder<br />
op de door anderen voorbereide indicatieadviezen.<br />
Met circa een miljoen indicatiebesluiten per jaar beschikt het <strong>CIZ</strong> over een schat aan gegevens. Het<br />
<strong>CIZ</strong> wil deze gegevens breed toegankelijk maken door onderzoek uit te voeren en te publiceren 10 . De<br />
<strong>Trendrapportage</strong> richt zich op de ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg in de periode 2008-<br />
<strong>2011</strong>.<br />
1.2 Onderzoeksopzet<br />
Doelstelling<br />
Het doel van de <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> is inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van de omvang<br />
en kenmerken van de aanspraak op AWBZ-zorg en van de bijbehorende cliëntenpopulatie over de<br />
afgelopen vier jaar.<br />
Het tonen en beschrijven van deze ontwikkelingen stelt zorgaanbieders, beleidsmakers en andere<br />
ketenpartners in staat beter in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen, zoals vergrijzing, verstedelijking<br />
– voor zover deze gerelateerd zijn aan de aanspraak op AWBZ-zorg – en op veranderingen<br />
in zorgbekostiging, zorgvraag en cliëntenpopulaties.<br />
Het <strong>CIZ</strong> beschikt niet over gegevens over de feitelijk geconsumeerde AWBZ-zorg, maar wel over<br />
de aanspraak op AWBZ-zorg. Er bestaan verschillen tussen geïndiceerde AWBZ-zorg (aanspraak) en<br />
geconsumeerde AWBZ-zorg 11 . De <strong>Trendrapportage</strong> doet uitsluitend uitspraken over de ontwikkelingen<br />
in de aanspraak op AWBZ-zorg en de daarbij horende AWBZ-cliëntenpopulatie en niet over de<br />
ontwikkeling in AWBZ-zorgconsumptie.<br />
Waar mogelijk worden peildata in 2008 en 2009 bij de analyses betrokken. Hierbij is het bijschatten<br />
van data vereist (zie paragraaf 1.3 voor uitleg) en dit is niet voor alle te rapporteren onderwerpen<br />
mogelijk. Dat betekent dat een deel van de onderzoeksvragen, waarbij dataschatting gebruikt kan<br />
worden, zich richt op de peildata in 2008-2012 en een deel, waarbij dataschatting niet mogelijk is, op<br />
de peildata in 2010-2012.<br />
Onderzoeksvragen<br />
In lijn met de doelstellingen staan de volgende twee onderzoeksvragen centraal:<br />
1. Hoe heeft de aanspraak op AWBZ-zorg zich tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2012 ontwikkeld?<br />
2. Hoe heeft de aanspraak op AWBZ-zorg zich tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2012 ontwikkeld<br />
naar grondslag?<br />
9 Centrum indicatiestelling zorg (<strong>CIZ</strong>) (2010). Vernieuwing indicatiestelling AWBZ. Versnelde uitbreiding tijdbesparende<br />
aanvragen. Driebergen: <strong>CIZ</strong>.<br />
10 Zie: www.ciz.nl/voor-professionals/cijfers-en-feiten voor de <strong>CIZ</strong>-rapportages ‘Basisrapportage’, ‘Begeleiding in Beeld’<br />
en ‘Aanspraak op AWBZ-zorg’.<br />
11 Van Asselt, Mazzola, van Egmond, Thiel en Goudriaan (2012) Verdeelmodel AWBZ 2013 en een toekomstig verdeelmodel<br />
voor de zorgverzekeraars. Den Haag: APE.<br />
8 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
In de uitwerking van deze centrale onderzoeksvragen worden de volgende deelvragen beantwoord.<br />
Op de vijf peildata in 2008-2012 …<br />
1.1 Wat is de omvang van de AWBZ-cliëntenpopulatie (extramuraal en intramuraal)?<br />
1.2 Wat is de dynamiek van de AWBZ-cliëntenpopulatie?<br />
1.3 Wat is de relatieve verandering van de totale (extramurale en intramurale) zorgzwaarte van<br />
geïndiceerde AWBZ-zorg voor de gehele cliëntenpopulatie en gemiddeld per cliënt?<br />
Op de drie peildata in 2010-2012 …<br />
2.1 Wat is de omvang van de AWBZ-cliëntenpopulatie (extramuraal en intramuraal) per grondslag?<br />
2.2 Wat is de leeftijdsverdeling per grondslag?<br />
2.3 Wat is de verdeling van toegewezen extramurale functies per grondslag?<br />
2.4 Welke relatie is er tussen de grondslag SOM en LG?<br />
2.5 In welke mate kan groei van de grondslagen SOM en PG worden verklaard door de vergrijzing in<br />
de samenleving?<br />
Tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2012 ...<br />
3.1 Wat is de regionale ontwikkeling van de omvang van de AWBZ-cliëntenpopulatie?<br />
1.3 Onderzoeksmethode en gebruikte concepten<br />
Uitgangspunten<br />
Om de AWBZ toekomstbestendig in te richten, is inzicht in de ontwikkelingen van de soort en hoeveelheid<br />
benodigde zorg en in de ontwikkelingen binnen de populatie zorgvragers essentieel 12 . Aanspraak<br />
op AWBZ-zorg heeft verschillende kenmerken. Zo is het mogelijk per peilmoment (combinaties van)<br />
geldige zorgfuncties of zorgzwaartepakketten te presenteren. In het verlengde hiervan wordt in deze<br />
trendrapportage ook een zorgzwaarte-index gepresenteerd. Deze index toont de ontwikkeling van de<br />
relatieve zorgzwaarte van de totale AWBZ-aanspraak in de tijd. De totale AWBZ-aanspraak is de cumulatie<br />
van AWBZ-zorg waarop de totale AWBZ-cliëntenpopulatie op enig moment in de tijd aanspraak<br />
heeft 13 .<br />
De AWBZ-cliëntenpopulatie is de groep van zorgvragers die op een bepaald moment in de tijd aanspraak<br />
maakt op AWBZ-zorg. Het belangrijkste kenmerk van de AWBZ-cliëntenpopulatie dat in de<br />
<strong>Trendrapportage</strong> wordt gepresenteerd is de grondslag.<br />
Aanspraak op AWBZ-zorg wordt bepaald vanuit het beleidskader <strong>2011</strong>. Dit betekent concreet dat oude<br />
zorgfuncties, zoals Huishoudelijke Verzorging, niet worden gepresenteerd en dat Ondersteunende<br />
Begeleiding en Activerende Begeleiding onder de noemer van de huidige functie Begeleiding worden<br />
meegenomen 14 . Hiermee worden directe effecten van beleidswijzigingen op ontwikkelingen in<br />
cliënten populatie en aanspraak op AWBZ-zorg zoveel mogelijk uitgesloten.<br />
12 Voorgaande <strong>CIZ</strong> <strong>Trendrapportage</strong>s richtten zich op ontwikkelingen op het niveau van indicatiebesluiten.<br />
13 Alhoewel veel van de publieke en politieke debatten zich richten op de kosten voor de AWBZ, wordt in dit onderzoek<br />
gekeken naar de totale aanspraak op AWBZ-zorg, uitgedrukt in geïndiceerde zorg voor de cliëntenpopulatie die geldig<br />
is op een bepaald moment. Deze hoeveelheid geïndiceerde zorg kan niet één op één gerelateerd worden aan de daadwerkelijk<br />
geconsumeerde zorg en dus kunnen geschatte kosten op basis van deze cijfers afwijken van de werkelijke<br />
kosten voor de AWBZ.<br />
14 Deze keuze is gebaseerd op een belang van eenduidigheid. De complexere realiteit is daarmee vereenvoudigd en dat<br />
betekent dat niet aan alle aspecten van deze realiteit recht wordt gedaan. De oude functies Begeleiding zijn bijvoorbeeld,<br />
deels ook opgevolgd door de nieuwe functies Behandeling.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
9
In de <strong>Trendrapportage</strong> 2008-<strong>2011</strong> worden peildata gebruikt om over cliëntkenmerken en zorgaanspraak<br />
te rapporteren. Vijf peildata worden gepresenteerd: 1 januari 2008, 2009, 2010, <strong>2011</strong> en<br />
2012.<br />
Peildatum<br />
Zorg wordt geïndiceerd voor afgebakende periodes. Deze periodes kennen in beginsel een maximale<br />
duur van 15 jaar (voorheen 5 jaar) voor functies en zorgzwaartepakketten (ZZP’s). Een cliënt kan voor<br />
die tijdsperiode aanspraak maken op de geïndiceerde zorg. Als tussentijds een verandering in de situatie<br />
van de cliënt optreedt, kan een herindicatie worden aangevraagd en krijgt deze cliënt een nieuw<br />
indicatiebesluit. Het vorige besluit heeft dan niet de gehele geïndiceerde geldigheidsduur doorlopen,<br />
maar wordt beëindigd op het moment dat het nieuwe besluit ingaat.<br />
Peildatum:<br />
1 besluit van cliënt X<br />
2 besluiten van cliënt Y<br />
Resultaat van peiling: 1 besluit geldig<br />
1 cliënt<br />
Figuur 1.3.1 Schematische weergave peilmethodiek.<br />
1 jan ’09 1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
2 besluiten geldig<br />
2 cliënten<br />
2 besluiten geldig<br />
2 cliënten<br />
1 besluit geldig<br />
1 cliënt<br />
Persoonlijke verzorging Verpleging Begeleiding Individueel<br />
Zoals in Figuur 1.3.1 is af te lezen, kan een cliënt meerdere indicatiebesluiten hebben in de tijd, maar<br />
slechts één geldig besluit op één moment. De peilsystematiek toont de geldige functies op vaste momenten.<br />
Door het aantal geldige indicatiebesluiten (gelijk aan het aantal cliënten) en de kenmerken<br />
van deze indicatiebesluiten en cliënten op al deze momenten naast elkaar te zetten, beantwoorden<br />
we de centrale onderzoeksvragen van deze <strong>Trendrapportage</strong>. Op deze wijze zal een beeld worden<br />
gepresenteerd van de ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg.<br />
Voorbeeld bij Figuur 1.3.1: cliënt Y had in zijn eerste indicatiebesluit alleen aanspraak op de functie<br />
Persoonlijke Verzorging. In het eerste kwartaal 2010 heeft deze cliënt bij het <strong>CIZ</strong> een herindicatie<br />
aangevraagd. Dit nieuwe besluit is vijftien jaar geldig en omvat naast Persoonlijke Verzorging ook<br />
Verpleging.<br />
Stroomschema<br />
In Figuur 1.3.1 is het verloop te zien van geldige indicatiebesluiten en daarmee de AWBZ-cliëntenpopulatie.<br />
Wanneer op verschillende momenten in de tijd wordt ‘gepeild’ hoeveel geldige besluiten er<br />
zijn en dus hoeveel AWBZ-cliënten, kan de dynamiek van de AWBZ-cliëntenpopulatie worden weergegeven.<br />
In een stroomschema wordt de zogenaamde ‘instroom’, de ‘doorstroom’ en de ‘uitstroom’<br />
getoond. De instroom bevat de AWBZ-cliënten die op een vorig peilmoment nog geen geldig indicatie-<br />
10 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
esluit hadden. De doorstroom bevat de AWBZ-cliënten die op zowel het vorige als het huidige peilmoment<br />
een geldig indicatiebesluit hadden. De uitstroom is het deel van de AWBZ-cliënten dat op een<br />
vorige peilmoment een geldig indicatiebesluit had, maar op het huidige peilmoment niet meer.<br />
Omdat er altijd tussen twee peilmomenten wordt vergeleken, kan op het eerste peilmoment in de<br />
reeks geen instroom of doorstroom worden bepaald. Er is immers geen voorgaand peilmoment in de<br />
analyse betrokken.<br />
Zorgzwaarte-index<br />
Om de totale aanspraak op AWBZ-zorg weer te geven, is een zorgzwaarte-index ontwikkeld. De<br />
zorgzwaarte-index laat per peildatum zien wat de relatieve verandering is van de totale zorgzwaarte,<br />
afgezet tegen een ijkpunt. Het ijkpunt kent de waarde 100. Als de waarde van de index op een peildatum<br />
hoger is dan 100, is de gemiddelde zorgomvang gestegen ten opzichte van het ijkpunt. Is de<br />
waarde van de index op een peildatum lager dan 100, dan is de gemiddelde geïndiceerde zorgomvang<br />
gedaald ten opzichte van het ijkpunt.<br />
Voor de zorgzwaarte-index op een peildatum wordt gebruik gemaakt van gewogen tarieven zoals<br />
door de NZa worden berekend. De wijze waarop de zorgzwaarte-index is berekend, staat uitgelegd in<br />
bijlage 2.<br />
Grondslagen<br />
Een cliënt kan alleen aanspraak maken op AWBZ-zorg als voor hem of haar een grondslag kan worden<br />
vastgesteld. Een grondslag is een aandoening, beperking of handicap waardoor iemand kan zijn aangewezen<br />
op zorg. Er zijn zes grondslagen:<br />
• Somatische aandoening/beperking (SOM);<br />
• Psychogeriatrische aandoening/beperking (PG);<br />
• Psychiatrische aandoening/beperking (PSY);<br />
• Lichamelijke handicap (LG);<br />
• Verstandelijke handicap (VG);<br />
• Zintuiglijke handicap (ZG).<br />
Voor iedere cliënt kunnen meerdere grondslagen worden geregistreerd, bijvoorbeeld als iemand<br />
zowel een somatische als een psychiatrische aandoening heeft. Eén hiervan wordt aangewezen als<br />
de dominante grondslag. Deze wordt vastgesteld op grond van de zwaarstwegende stoornissen en<br />
beperkingen in relatie tot de zorgvraag. Als het vooral de psychiatrische aandoening is die tot aanspraak<br />
op AWBZ-zorg leidt, dan wordt ‘PSY’ de dominante grondslag. Deze dominante grondslag is de<br />
grondslag die in de <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> wordt gepresenteerd.<br />
De ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg en de bijbehorende cliëntenpopulatie worden in<br />
deze rapportage per grondslag beschreven.<br />
Aanspraak op AWBZ-zorg<br />
Om de ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg weer te geven wordt allereerst een onderscheid<br />
gemaakt tussen intramurale en extramurale zorg. Vervolgens wordt per grondslag gekeken naar de<br />
ontwikkeling van subcategorieën binnen deze tweedeling.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
11
Op basis van een combinatie van dominante grondslag en functiecategorieën kunnen we cliënten met<br />
aanspraak op extramurale zorg in de onderstaande categorieën indelen. (zie Tabel 1.3.1).<br />
Grondslag Functie categorie Functies in het indicatiebesluit<br />
SOM, PG,<br />
LG, ZG15 SOM, PG,<br />
LG, ZG<br />
SOM, PG,<br />
LG, ZG<br />
PV/VP Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging<br />
BGI/BH(+PV/VP) Begeleiding Individueel en/of Behandeling, eventueel in<br />
combinatie met Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging<br />
BGG/KVB(+PV/VP/BH/<br />
BGI)<br />
Begeleiding Groep en/of Kortdurend Verblijf, eventueel in<br />
combinatie met een of meer van de functies Persoonlijke<br />
Verzorging, Verpleging, Behandeling en/of Begeleiding<br />
Individueel<br />
PSY 16 BGI (+PV/VP/BH/KVB) Begeleiding Individueel, eventueel in combinatie<br />
met Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging en/of<br />
Behandeling en/of Kortdurend Verblijf<br />
PSY BGG (+PV/VP/BH/KVB) Begeleiding Groep, eventueel in combinatie met een<br />
of meer van de functies Persoonlijke Verzorging en/of<br />
Verpleging en/of Behandeling en/of Kortdurend Verblijf<br />
PSY BGI+BGG(+PV/VP/BH/<br />
KVB)<br />
Begeleiding Individueel en Begeleiding Groep, eventueel<br />
in combinatie met een of meer van de functies Persoonlijke<br />
Verzorging en/of Verpleging en/of Behandeling en/of<br />
Kortdurend Verblijf<br />
VG17 BGI (+PV/VP) Begeleiding Individueel, eventueel in combinatie met<br />
Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging<br />
VG BGG/BH (+PV/VP/BGI) Begeleiding Groep en/of Behandeling, eventueel in<br />
combinatie met een of meer van de functies Persoonlijke<br />
Verzorging, Verpleging en/of Begeleiding Individueel<br />
VG<br />
KVB(+PV/VP/BH/BGI/<br />
BGG)<br />
Kortdurend Verblijf, eventueel in combinatie met een of<br />
meer van de functies Persoonlijke Verzorging, Verpleging,<br />
Behandeling, Begeleiding Individueel en/of Begeleiding<br />
Groep<br />
Tabel 1.3.1 Indeling van cliënten met aanspraak op extramurale zorg op basis van grondslag en functiecategorieën.<br />
15 Op basis van de grondslag ZG is er geen toegang tot de functie VP. Deze kan mogelijk wel op grond van een andere<br />
bijkomende grondslag zijn geïndiceerd. Vanaf 18 april <strong>2011</strong> is er bij de grondslag ZG geen indicatie meer nodig voor de<br />
functie BH.<br />
16 Op basis van de grondslag PSY is er geen toegang tot de functies VP en BH. Deze functies kunnen mogelijk wel op<br />
grond van een andere bijkomende grondslag zijn geïndiceerd.<br />
17 Op basis van de grondslag VG is er geen toegang tot de functie VP. Deze functie kan mogelijk wel op grond van een<br />
andere bijkomende grondslag zijn geïndiceerd.<br />
12 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
1.4 Leeswijzer<br />
In de <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> staan de grote lijnen centraal. Dit betekent dat er gerapporteerd wordt op<br />
jaarlijkse peilmomenten.<br />
Op deze peilmomenten wordt de totale AWBZ-cliëntenpopulatie getoond, zie Hoofdstuk 2. De ontwikkeling<br />
in deze cliëntenpopulatie wordt van peilmoment tot peilmoment beschreven (Paragraaf 2.1<br />
- 2.2). Deze ontwikkeling wordt tussen twee peilmomenten, in 2010 en 2012, ook regionaal getoond<br />
(Paragraaf 2.3).<br />
In Paragraaf 2.4 wordt de dynamiek van de AWBZ-cliëntenpopulatie inzichtelijk gemaakt door het<br />
beschrijven van de in-, door- en uitstroom van cliënten. Bovendien wordt door middel van een<br />
zorgzwaarte-index de relatieve verandering van de totale geïndiceerde zorgzwaarte op verschillende<br />
peilmomenten getoond (Paragraaf 2.5).<br />
Hoofdstuk 3 is gericht op specifieke ontwikkelingen binnen groepen cliënten, gebaseerd op grondslag.<br />
Per grondslag worden de ontwikkelingen in de aantallen AWBZ-cliënten beschreven, de leeftijdsverdeling<br />
in deze groepen en de verdeling van de extramurale functies. Daarnaast zijn enkele aanvullende<br />
analyses opgenomen om specifieke ontwikkelingen nader te verklaren (Paragraaf 3.1.2).<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
13
14 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
Hoofdstuk 2<br />
Dit hoofdstuk gaat over de omvang van de AWBZ-cliëntenpopulatie, het onderscheid tussen zorg<br />
met verblijf (intramuraal) en zorg zonder verblijf (extramuraal) en de geografische spreiding over<br />
Nederland. Daarnaast wordt de dynamiek in de AWBZ-populatie in beeld gebracht met stroomschema’s<br />
en wordt met de zorgzwaarte-index de ontwikkeling in de totale aanspraak op AWBZ-zorg<br />
inzichtelijk gemaakt.<br />
2.1 De omvang van de AWBZ-cliëntenpopulatie<br />
Op de meest recente peildatum die in de <strong>Trendrapportage</strong> wordt beschreven, 1 januari 2012, telt de<br />
AWBZ- cliëntenpopulatie 769.705 cliënten. In Figuur 2.1.1 is te zien hoe deze populatie zich heeft<br />
ontwikkeld. Er is een trendlijn geplaatst in de figuur om een wat globaler beeld te schetsen van de<br />
ontwikkeling in de getoonde periode tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2012. 18<br />
Om de ontwikkeling in de omvang van de cliëntenpopulatie inzichtelijk te maken, is in Figuur 2.1.2 de<br />
jaar op jaar groei van de cliëntenpopulatie weergegeven. Gemiddeld groeit de cliëntenpopulatie met<br />
ongeveer 3,1% per jaar.<br />
900.000<br />
800.000<br />
700.000<br />
600.000<br />
500.000<br />
400.000<br />
300.000<br />
200.000<br />
100.000<br />
0<br />
680.160<br />
702.770 708.270 741.780<br />
769.705<br />
1 jan ’08 1 jan ’09 1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 2.1.1 De omvang van de AWBZ-cliëntenpopulatie op verschillende peildata.<br />
18 De <strong>CIZ</strong> dataset wordt vanaf 2010 compleet verondersteld: alle cliënten die aanspraak hebben op AWBZ-zorg staan<br />
vanaf 1 januari 2010 bij het <strong>CIZ</strong> geregistreerd. Voor die tijd ontbreken cliënten die vóór 2005 een indicatie kregen<br />
en pas jaren later werden geregistreerd (op het moment dat ze een nieuwe indicatie nodig hadden) of nooit zijn<br />
geregistreerd (overleden of hun zorgvraag is vervallen), of vóór 2005 geen indicatie kregen, maar al wel AWBZ-zorg<br />
ontvingen. Indicatiebesluiten vóór 2005 werden doorgaans voor maximaal 5 jaar afgegeven, en dus kan worden<br />
verondersteld dat uiterlijk 5 jaar na 1 januari 2005, dat is dus per 1 januari 2010, alle AWBZ-cliënten zijn geregistreerd.<br />
Wanneer gegevens vóór 2010 worden beschreven, is er dus een (onbekend) deel dat ontbreekt. Doordat de <strong>CIZ</strong>dataset<br />
voor de jaren 2008 en 2009 incompleet is, zullen de ontbrekende cliënten en hun kenmerken moeten worden<br />
bijgeschat. Bijschatting maakt het mogelijk de werkelijkheid van de AWBZ-cliëntenpopulatie en de aanspraak op<br />
AWBZ-zorg dichter te benaderen en ontwikkelingen in de tijd beter te beschrijven. Zie Bijlage 1 voor een uitgebreide<br />
toelichting op de gevolgde methodiek van dataschatting.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
15
5,0%<br />
4,5%<br />
4,0%<br />
3,5%<br />
3,0%<br />
2,5%<br />
2,0%<br />
1,5%<br />
1,0%<br />
0,5%<br />
0,0%<br />
3,3%<br />
0,8%<br />
2.2 De omvang van de extramurale en intramurale AWBZ-cliëntenpopulatie<br />
Veel beleid is gericht op extramuralisering: cliënten zo lang mogelijk zelfstandig laten functioneren<br />
binnen de eigen leefomgeving. Daarnaast zijn sinds 1 januari 2013 de ‘lage’ ZZP’s komen te vervallen<br />
en wordt voorheen intramurale zorg extramuraal gefinancierd. Omdat het beleid gericht is op twee<br />
aparte soorten zorg, wordt in deze trendrapportage de AWBZ-cliëntenpopulatie verdeeld naar cliënten<br />
met verblijf (intramuraal) en cliënten zonder verblijf (extramuraal). De ontwikkeling van deze twee<br />
groepen cliënten wordt getoond in Figuur 2.2.1 en 2.2.2.<br />
Beide figuren laten zien dat de ontwikkeling van het aantal extramurale en intramurale cliënten<br />
grotendeels gelijk opgaat, behalve tussen 1 januari 2009 en 1 januari 2010. In dat jaar is het aantal<br />
extramurale cliënten afgenomen en het aantal intramurale cliënten relatief sterk gegroeid. Dit<br />
verschil heeft echter groot effect op de gemiddelde stijging van beide groepen. Waar het aantal<br />
extramurale cliënten over de getoonde periode met 2,2% per jaar toeneemt, stijgt het aantal<br />
intramurale cliënten gemiddeld tweemaal zo hard met 4,4% per jaar.<br />
Figuur 2.2.1 De omvang van de AWBZ-cliëntenpopulatie met aanspraak op intramurale en extramurale zorg op<br />
verschillende peildata.<br />
4,7%<br />
3,8%<br />
1 jan ’09 1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 2.1.2 De jaar op jaar groei van de AWBZ-cliëntenpopulatie op verschillende peildata.<br />
450.000<br />
400.000<br />
350.000<br />
300.000<br />
250.000<br />
200.000<br />
150.000<br />
100.000<br />
50.000<br />
0<br />
388.275<br />
291.890<br />
401.285<br />
301.485<br />
389.735<br />
318.535<br />
408.025<br />
333.755<br />
423.080<br />
1 jan ’08 1 jan ’09 1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
346.625<br />
extramuraal intramuraal Lineair (extramuraal) Lineair (intramuraal)<br />
16 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
7%<br />
6%<br />
5%<br />
4%<br />
3%<br />
2%<br />
1%<br />
0%<br />
-1%<br />
-2%<br />
-3%<br />
-4%<br />
3,4% 3,3%<br />
-2,9%<br />
5,7%<br />
4,7% 4,8%<br />
Figuur 2.2.2 De jaar op jaar groei van de AWBZ-cliëntenpopulatie met aanspraak op intramurale en extramurale<br />
zorg op verschillende peildata.<br />
De scherpe afname van het aantal extramurale cliënten in 2009 is te verklaren door de inzet van de<br />
Pakketmaatregelen AWBZ 2009 waarbij een drempel voor de toegang tot de functie Begeleiding werd<br />
ingevoerd. De toename van het aantal cliënten met aanspraak op intramurale zorg hangt mogelijk<br />
samen met het feit dat vanaf 1 januari 2010 de intramurale zorg gefinancierd wordt in ZZP’s – en niet<br />
langer in aantal bedden per instelling. Hierdoor is vanaf 2010 een volledig accurate cliëntregistratie<br />
voor instellingen van extra groot belang geworden, waardoor er vooral wellicht sprake is van een<br />
registratie-effect en minder van een daadwerkelijke toename van de intramurale cliëntenpopulatie.<br />
2.3 De geografische spreiding van de AWBZ-cliëntenpopulatie<br />
3,7% 3,9%<br />
1 jan ’09 1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
extramuraal intramuraal<br />
In de voorgaande paragraaf is de toename en afname van het aantal AWBZ-cliënten geschetst voor<br />
heel Nederland. In deze paragraaf trachten we een beeld te schetsen van de geografische verschillen<br />
in de (ontwikkeling in) aanspraak op AWBZ-zorg binnen Nederland.<br />
In Figuur 2.3.1 worden twee kaartjes getoond. In het linkerkaartje (blauw) wordt het relatieve<br />
aantal cliënten met aanspraak op AWBZ-zorg weergegeven als percentage van de totale bevolking<br />
op 1 januari 2012. In dit kaartje is bijvoorbeeld te zien dat in het Noordoosten van Nederland relatief<br />
meer mensen aanspraak hebben op AWBZ-zorg.<br />
In het rechterkaartje (rood) is de toe- en afname van de populatie op 1 januari 2012 ten opzichte van<br />
1 januari 2010 te zien. Hier is te zien dat er in de twee jaar tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2012 op<br />
een klein aantal plaatsen (die blauw zijn gekleurd) een afname van AWBZ-cliënten is opgetreden. Het<br />
grootste deel van Nederland laat een groei in het aantal cliënten zien. Enkele gemeenten, zoals in het<br />
zuiden van Flevoland, laten een sterke groei van 18 tot 26% zien.<br />
Factoren als regionale verschillen in leeftijd en in socio-economische status kunnen in de spreiding<br />
van de AWBZ-cliëntenpopulatie een rol spelen, evenals de plaatsing van zorginstellingen.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
17
Percentage<br />
2,2 - 3,5<br />
3,5 - 4,3<br />
4,3 - 5,1<br />
5,1 - 6,0<br />
6,0 - 8,4<br />
Bron: <strong>CIZ</strong>, bewerkt door het RIVM<br />
2.4 Dynamiek van de AWBZ-cliëntenpopulatie<br />
Toe- en afname (%)<br />
afname<br />
0 - 6<br />
6 - 12<br />
12 - 18<br />
18 - 26<br />
Figuur 2.3.1 Het relatieve aantal cliënten met aanspraak op AWBZ-zorg (t.o.v. de totale bevolking, per regio) op<br />
1 januari 2012 (links in blauw) en de ontwikkeling van dit relatieve aantal cliënten ten opzichte van<br />
1 januari 2010 (rechts in rood). 19<br />
Ontwikkelingen in de AWBZ-cliëntenpopulatie en de bijbehorende aanspraak op extramurale en intramurale<br />
zorg zijn goed in beeld te brengen door middel van een stroomschema. Dit hoofdstuk toont<br />
stroomschema’s waarin cliënten met aanspraak op intramurale respectievelijk extramurale AWBZ-zorg<br />
op verschillende peildata met elkaar worden vergeleken: 1 januari van 2010, <strong>2011</strong> en 2012. In iedere<br />
figuur staan deze drie peildata weergegeven en de dynamiek ten opzichte van de aangrenzende peildatum<br />
of peildata.<br />
Onder instroom van cliënten op een bepaalde peildatum wordt de groep cliënten verstaan die op deze<br />
peildatum aanspraak op extramurale (Figuur 2.4.2) of intramurale (Figuur 2.4.3) AWBZ-zorg heeft<br />
maar op de voorafgaande peildatum een jaar eerder nog niet. Onder de doorstroom van cliënten op<br />
een bepaalde peildatum wordt de groep cliënten gerekend die zowel op deze als de voorafgaande<br />
peildatum een geldige indicatie heeft voor AWBZ-zorg. Onder uitstroom van cliënten op een bepaalde<br />
peildatum valt de groep cliënten die op deze peildatum geen aanspraak meer heeft op AWBZ-zorg,<br />
maar een jaar eerder op de voorafgaande peildatum nog wel. Cliënten die tussen twee peildata instromen<br />
en ook weer uitstromen (de zogenaamde tussenstroom) laten we hier buiten beschouwing.<br />
De begrippen in-, door- en uitstroom hebben steeds betrekking op een peildatum in relatie tot het<br />
voorafgaande jaar. Dat betekent dat wellicht een deel van de cliënten die in 2010 zijn doorgestroomd<br />
in de loop van <strong>2011</strong> zijn uitgestroomd. Zo kan een deel van de cliënten die in <strong>2011</strong> zijn doorgestroomd<br />
medio 2010 nieuw zijn ingestroomd.<br />
19 Deze en meer kaarten met <strong>CIZ</strong>-indicatiegevens zijn binnenkort te vinden op www.zorgatlas.nl<br />
18 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
www.zorgatlas.nl
In Figuur 2.4.1 is te zien dat het grootste deel van de cliënten is doorgestroomd: zij hebben op de<br />
betreffende en de voorafgaande peildatum een geldig besluit. De uitstroom is in de figuur met rood<br />
weergegeven. Het aantal cliënten dat geen aanspraak meer heeft op de betreffende peildatum, de<br />
uitstroom, is minder dan de instroom van nieuwe cliënten op deze peildatum. De AWBZ-cliëntenpopulatie<br />
neemt dus in deze periode ieder jaar toe.<br />
900.000<br />
800.000<br />
700.000<br />
600.000<br />
500.000<br />
400.000<br />
300.000<br />
200.000<br />
100.000<br />
0<br />
-100.000<br />
-200.000<br />
Op 1 jan 2010 geen<br />
geldig besluit<br />
Totaal<br />
708.270<br />
cliënten op<br />
1 jan 2010<br />
Instroom<br />
172.885<br />
cliënten<br />
Doorstroom<br />
568.895<br />
cliënten vanaf<br />
1 jan 2010<br />
139.370<br />
cliënten<br />
Uitstroom<br />
Op 1 jan <strong>2011</strong> geen<br />
geldig besluit<br />
Op 1 jan <strong>2011</strong> geen<br />
geldig besluit<br />
Totaal<br />
(doorstroom<br />
+ instroom)<br />
741.780<br />
cliënten op<br />
1 jan <strong>2011</strong><br />
Instroom<br />
161.785<br />
cliënten<br />
Doorstroom<br />
607.920<br />
cliënten vanaf<br />
1 jan <strong>2011</strong><br />
133.860<br />
cliënten<br />
Uitstroom<br />
Op 1 jan 2012 geen<br />
geldig besluit<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Totaal<br />
(doorstroom<br />
+ instroom)<br />
769.705<br />
cliënten op<br />
1 jan 2012<br />
Figuur 2.4.1 De instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met aanspraak op extramurale of intramurale<br />
AWBZ-zorg.<br />
Op 1 januari <strong>2011</strong> betreft de instroom in de totale AWBZ-cliëntenpopulatie 172.885 cliënten, de<br />
doorstroom 568.895 cliënten en de uitstroom 139.370 cliënten. Van deze in 2010 uitgestroomde<br />
cliënten zijn er 71.055 overleden. De overige 68.320 uitgestroomde cliënten hebben op 1 januari <strong>2011</strong><br />
(tijdelijk) geen AWBZ-indicatie meer.<br />
Op de volgende peildatum 1 januari 2012 is de instroom lager: 161.785 cliënten. De doorstroom is<br />
echter hoger (607.920 cliënten) en de uitstroom iets lager (133.860 cliënten). Van deze in <strong>2011</strong> uitgestroomde<br />
cliënten zijn er 71.280 overleden. De overige 62.575 uitgestroomde cliënten hebben op<br />
1 januari 2012 (tijdelijk) geen AWBZ-indicatie meer (dit kunnen bijvoorbeeld kortdurende ZZP’s V&V<br />
zijn geweest, of extramurale zorg voor wondverzorging).<br />
Deze dynamiek in de AWBZ-cliëntenpopulatie kan verder inzichtelijk worden gemaakt door onderscheid<br />
te maken naar aanspraak op extramurale en intramurale zorg. Zo laat Figuur 2.4.2 zien dat de<br />
aanspraak op extramurale zorg in de afgelopen periode voor het grootste deel bestaat uit doorstroom.<br />
De instroom beslaat rond de 30% van de aanspraak op peildatum.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
19
450.000<br />
400.000<br />
350.000<br />
300.000<br />
250.000<br />
200.000<br />
150.000<br />
100.000<br />
50.000<br />
0<br />
-50.000<br />
-100.000<br />
-150.000<br />
-200.000<br />
Op 1 jan 2010 geen geldig<br />
(extramuraal) besluit<br />
Totaal<br />
389.735<br />
cliënten op<br />
1 jan 2010<br />
Instroom<br />
137.495<br />
cliënten<br />
Doorstroom<br />
270.530<br />
cliënten vanaf<br />
1 jan 2010<br />
119.205<br />
cliënten<br />
Uitstroom<br />
Op 1 jan <strong>2011</strong><br />
geen geldig<br />
(extramuraal)<br />
besluit<br />
Op 1 jan <strong>2011</strong> geen geldig<br />
(extramuraal) besluit<br />
Totaal<br />
(doorstroom<br />
+ instroom)<br />
408.025<br />
cliënten op<br />
1 jan <strong>2011</strong><br />
Instroom<br />
128.710<br />
cliënten<br />
Doorstroom<br />
294.370<br />
cliënten vanaf<br />
1 jan <strong>2011</strong><br />
113.655<br />
cliënten<br />
Uitstroom<br />
Op 1 jan 2012<br />
geen geldig<br />
(extramuraal)<br />
besluit<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 2.4.2 De instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met aanspraak op extramurale zorg.<br />
Totaal<br />
(doorstroom<br />
+ instroom)<br />
423.080<br />
cliënten op<br />
1 jan 2012<br />
Wat betreft de instroom van cliënten met aanspraak op extramurale zorg kan worden geconcludeerd<br />
dat op 1 januari <strong>2011</strong> en 1 januari 2012 rond de 5% van de cliënten op de voorgaande peildatum<br />
aanspraak had op intramurale zorg (respectievelijk 7.455 en 7.595 cliënten). De overige instromende<br />
cliënten, zo’n 95%, hadden op de voorgaande peildatum geen geldig besluit (respectievelijk 130.040<br />
en 121.115 cliënten).<br />
De uitstroom ligt op beide peildata tussen de 85-90% van de instroom (op 1 januari <strong>2011</strong> betreft de uitstroom<br />
119.200 cliënten en op 1 januari 2012 113.655 cliënten). Er stromen dus meer cliënten in dan<br />
er uitstromen. Het aantal cliënten met aanspraak op extramurale zorg is in deze periode dus steeds<br />
gestegen.<br />
Van de cliënten die in 2010 of <strong>2011</strong> uitstromen krijgen er tussen de 27-31% een intramuraal besluit<br />
(dat zijn 33.230 cliënten op 1 januari <strong>2011</strong> en 34.500 cliënten op 1 januari 2012). Het overige deel,<br />
rond de 70%, heeft op de volgende peildatum geen geldig besluit (dat zijn 85.975 cliënten op 1 januari<br />
<strong>2011</strong> en 79.155 cliënten op 1 januari 2012). Van een deel van deze cliënten eindigt het besluit vanwege<br />
hun overlijden. (27.480 van de cliënten op 1 januari <strong>2011</strong> en 27.415 van de cliënten op 1 januari<br />
2012). Zie Tabel 2.4.1 voor een overzicht.<br />
Uitstroom gedurende <strong>2011</strong> Uitstroom gedurende 2012<br />
Naar intramuraal 33.230 (28%) 34.500 (30%)<br />
Geen besluit meer 58.495 (49%) 51.740 (46%)<br />
Overleden 27.480 (23%) 27.415 (24%)<br />
Totaal 119.205 (100%) 113.655 (100%)<br />
Tabel 2.4.1 specificatie van de uitstroom van extramurale cliënten van peildata 1 januari 2010 en 1 januari <strong>2011</strong>.<br />
20 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
450.000<br />
400.000<br />
350.000<br />
300.000<br />
250.000<br />
200.000<br />
150.000<br />
100.000<br />
50.000<br />
0<br />
-50.000<br />
-100.000<br />
-150.000<br />
-200.000<br />
Op 1 jan 2010 geen geldig<br />
(intramuraal) besluit<br />
Totaal<br />
318.535<br />
cliënten op<br />
1 jan 2010<br />
Instroom<br />
76.075<br />
cliënten<br />
Doorstroom<br />
257.680<br />
cliënten vanaf<br />
1 jan 2010<br />
60.850<br />
cliënten<br />
Uitstroom<br />
Op 1 jan <strong>2011</strong><br />
geen geldig<br />
(intramuraal)<br />
besluit<br />
Op 1 jan <strong>2011</strong> geen geldig<br />
(intramuraal) besluit<br />
Totaal<br />
(doorstroom<br />
+ instroom)<br />
333.755<br />
cliënten op<br />
1 jan <strong>2011</strong><br />
Instroom<br />
75.170<br />
cliënten<br />
Doorstroom<br />
271.455<br />
cliënten vanaf<br />
1 jan <strong>2011</strong><br />
62.300<br />
cliënten<br />
Uitstroom<br />
Op 1 jan 2012<br />
geen geldig<br />
(intramuraal)<br />
besluit<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 2.4.3 De instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met aanspraak op intramurale zorg.<br />
Totaal<br />
(doorstroom<br />
+ instroom)<br />
346.625<br />
cliënten op<br />
1 jan 2012<br />
Figuur 2.4.3 toont de instroom, doorstroom en uitstroom van de cliënten met aanspraak op intramurale<br />
zorg. De instroom ligt steeds rond de 22% van het totaal aantal cliënten op de betreffende peildatum.<br />
Zo is de instroom op 1 januari <strong>2011</strong> 76.075 cliënten op een totaal van 333.755 cliënten en op<br />
1 januari 2012 75.170 cliënten op een totaal van 346.625 cliënten met aanspraak op intramurale zorg.<br />
Van deze instroom had op 1 januari <strong>2011</strong> en 1 januari 2012 rond de 45% op de voorgaande peildatum<br />
aanspraak op extramurale zorg (dat zijn respectievelijk 33.230 en 34.500 cliënten). De overige<br />
instroom, zo’n 55%, had op de voorgaande peildatum geen geldig besluit (respectievelijk 42.845<br />
en 40.670 cliënten). Van deze cliënten had 15% tot 25% weliswaar op de vorige peildatum (een jaar<br />
eerder) geen indicatie, maar zij hebben in de loop van het jaar wel een extramurale indicatie gekregen<br />
(voorafgaand aan het intramurale besluit). Zo kan iemand die op peildatum 1 januari geen indicatie<br />
had, in februari een indicatie voor extramurale zorg hebben gekregen en in november een indicatie<br />
voor intramurale zorg.<br />
Voor de overige 75% tot 85% van deze cliënten (circa 32.000 tot 36.000 per jaar) geldt dat zij inderdaad<br />
direct een intramurale indicatie krijgen, zonder een voorafgaande extramurale indicatie. Dit blijkt voor<br />
ongeveer een kwart hiervan (8.000 à 9.000 per jaar) te gaan om cliënten met een indicatie voor geriatrische<br />
revalidatiezorg (ZZP VV09). Voor de overige driekwart directe intramurale instromers (24.000 à<br />
27.000 per jaar) ontstaat op basis een analyse van de betreffende geïndiceerde ZZP’s het beeld dat het<br />
hier vooral cliënten betreft van wie de mantelzorg plotseling is uitgevallen, die rechtstreeks vanuit<br />
een opname in de Zvw instromen in een ZZP (vanuit het ziekenhuis, revalidatiecentrum of na een jaar<br />
opname in een psychiatrisch ziekenhuis) of die eerder zorg ontvingen vanuit Bureau Jeugdzorg (AWBZzorg<br />
of jeugdhulpverlening). De uitstroom ligt op beide peildata op zo’n 80% van de instroom (de<br />
uitstroom op 1 januari <strong>2011</strong> betreft 60.850 cliënten en op 1 januari 2012 62.300 cliënten). Er stromen<br />
dus meer cliënten in dan dat er uitstromen. Het aantal cliënten met aanspraak op intramurale zorg is<br />
in deze periode dus steeds gestegen.<br />
Van de cliënten die uitstromen krijgen er zo’n 12% een extramuraal besluit (dat zijn 7.455 cliënten die<br />
uitstromen in 2010 en 7.595 cliënten in <strong>2011</strong>). Het overige deel, rond de 78%, heeft op de volgende<br />
peildatum helemaal geen geldige indicatie meer (dat zijn 53.400 cliënten op 1 januari <strong>2011</strong> en 54.705<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
21
cliënten op 1 januari 2012). Bij ruim 70% van deze uitstroom is de oorzaak overlijden (dat zijn 43.570<br />
cliënten op 1 januari <strong>2011</strong> en 43.870 cliënten op 1 januari 2012).<br />
2.5 De zorgzwaarte-index<br />
De verandering van de totale aanspraak op AWBZ-zorg kan worden uitgedrukt met behulp van de<br />
zorgzwaarte-index die het <strong>CIZ</strong> heeft ontwikkeld. De zorgzwaarte-index is zowel gebaseerd op de omvang<br />
van de zorg als op de soort zorg die per cliënt is geïndiceerd. De zorgomvang wordt uitgedrukt<br />
in de duur dat de zorg per week wordt verleend. De zorgsoort wordt uitgedrukt in het hierbij horende<br />
zorgtarief: hoe zwaarder de zorgsoort, hoe hoger het zorgtarief. Een uitgebreide toelichting op de<br />
zorgzwaarte-index staat in bijlage 2.<br />
De zorgzwaarte-index laat per peildatum zien wat de relatieve verandering is van de zorgzwaarte, ten<br />
opzichte van een ijkpunt. Dit ijkpunt – in dit geval 1 januari 2010 – wordt de waarde 100 toegekend.<br />
De index wordt apart berekend voor de totale zorgzwaarte, voor de extramurale zorgzwaarte en<br />
voor de intramurale zorgzwaarte. De waardes van de index kunnen daarom niet onderling worden<br />
vergeleken.<br />
Zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie<br />
Figuur 2.5.1 geeft de indexcijfers weer van de totale AWBZ-zorgzwaarte van de gehele cliëntenpopulatie.<br />
Wat opvalt is dat er over de getoonde periode een stijging te zien is; deze stijging is na 1 januari<br />
2010 twee keer zo sterk als voor die datum.<br />
120<br />
115<br />
110<br />
105<br />
100<br />
95<br />
90<br />
85<br />
80<br />
93<br />
96<br />
Figuur 2.5.1 Geïndexeerde totale zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).<br />
In de figuren 2.5.2 en 2.5.3 staan de indexcijfers voor respectievelijk de extramurale en intramurale<br />
zorgzwaarte op de verschillende peildata. Hieruit kunnen we afleiden dat de groei van de totale<br />
zorgzwaarte tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2010 geheel voor rekening komt van de groei van de<br />
intramurale zorgzwaarte; de extramurale zorgzwaarte neemt in die periode juist af. Wanneer er na<br />
1 januari 2010 ook voor de intramurale zorgzwaarte sprake is van groei, komt dat tot uitdrukking in de<br />
sterkere groei van de totale zorgzwaarte.<br />
De extramurale zorgzwaarte is tussen 1 januari 2009 en 1 januari 2010 sterk gedaald en daarna weer<br />
gestegen. De voornaamste reden voor de daling na 2009 is de uitwerking van de Pakketmaatregelen<br />
2009. Met de invoering van deze maatregelen werd de toegang tot en omvang van de functie<br />
Begeleiding ingeperkt.<br />
100<br />
1 jan ’08 1 jan ’09 1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
22 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
108<br />
115
Voor de intramurale zorgzwaarte zien we een gestage toename van 85 op 1 januari 2008 naar 115 op<br />
1 januari 2012.<br />
120<br />
115<br />
110<br />
105<br />
100<br />
95<br />
90<br />
85<br />
80<br />
1 jan ’08 1 jan ’09 1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 2.5.2 Geïndexeerde extramurale zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie per peildatum<br />
(ijkpunt 1 januari 2010).<br />
120<br />
115<br />
110<br />
105<br />
100<br />
95<br />
90<br />
85<br />
80<br />
110 110<br />
85<br />
89<br />
Figuur 2.5.3 Geïndexeerde intramurale zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie per peildatum<br />
(ijkpunt 1 januari 2010).<br />
Gemiddelde zorgzwaarte per cliënt<br />
De zorgzwaarte van de gehele (extramurale en intramurale) cliëntenpopulatie zoals hierboven<br />
gepresenteerd is de optelsom van de zorgzwaarte van alle individuele cliënten samen. Oftewel: de<br />
zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie is het product van de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt en<br />
het aantal cliënten. De toename van de zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie kan dan ook voor een<br />
belangrijk deel verklaard worden door het feit dat het aantal cliënten de afgelopen periode is toegenomen,<br />
zowel intramuraal als extramuraal (zie paragraaf 2.2). De vraag blijft dan nog of de<br />
gemiddelde zorgzwaarte per cliënt ook is veranderd. Om dit in kaart te brengen is hier ook een<br />
zorg zwaarte-index voor berekend. Ook hier wordt onderscheid gemaakt tussen de zorgzwaarte van<br />
indicaties voor extramurale en intramurale zorg.<br />
100<br />
100<br />
1 jan ’08 1 jan ’09 1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
107<br />
108<br />
114<br />
115<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
23
De gemiddelde zorgzwaarte van cliënten met een extramuraal besluit is in de eerste helft van de<br />
getoonde periode gedaald en daarna weer gestegen (Figuur 2.5.4). Vergeleken met de ontwikkeling<br />
van de extramurale zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie is deze stijging echter niet zo sterk. Dit kan<br />
verklaard worden door de gelijktijdige stijging van het aantal cliënten.<br />
De gemiddelde zorgzwaarte van cliënten met een intramuraal besluit is gestegen, zoals blijkt uit de<br />
toename van de index van 93 op 1 januari 2008 naar 106 op 1 januari 2012 (Figuur 2.5.5). Gemiddeld<br />
hebben cliënten in de loop der tijd dus zwaardere zorg geïndiceerd gekregen. Dit, in combinatie met<br />
de toename van het aantal intramurale cliënten (figuur 2.2.1), verklaart waarom de totale aanspraak<br />
op intramurale zorg (Figuur 2.5.3) sterk is toegenomen.<br />
Per saldo is de gemiddelde zorgzwaarte van alle cliënten (intramurale en extramurale samen) licht<br />
toegenomen van 2009 tot 2012 (Figuur 2.5.6). De totale zorgzwaarte is echter sterker gestegen (figuur<br />
2.5.1) omdat het totale aantal cliënten met aanspraak is toegenomen.<br />
Concluderend kunnen we stellen dat over het geheel genomen de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt<br />
minder sterk stijgt dan de zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie. Dit komt doordat (de stijging van)<br />
de zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie wordt bepaald door zowel (de stijging van) de gemiddelde<br />
zorgzwaarte per cliënt als (de stijging van) het aantal cliënten.<br />
120<br />
115<br />
110<br />
105<br />
100<br />
95<br />
90<br />
85<br />
80<br />
Figuur 2.5.4 Geïndexeerde gemiddelde zorgzwaarte per cliënt voor de extramurale zorg per peildatum<br />
(ijkpunt 1 januari 2010).<br />
120<br />
115<br />
110<br />
105<br />
100<br />
95<br />
90<br />
85<br />
80<br />
110<br />
107<br />
Figuur 2.5.5 Geïndexeerde gemiddelde zorgzwaarte per cliënt voor de intramurale zorg per peildatum<br />
(ijkpunt 1 januari 2010).<br />
100<br />
1 jan ’08 1 jan ’09 1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
93<br />
95<br />
100<br />
1 jan ’08 1 jan ’09 1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
24 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
103<br />
103<br />
105<br />
106
120<br />
115<br />
110<br />
105<br />
100<br />
95<br />
90<br />
85<br />
80<br />
97 97<br />
100<br />
1 jan ’08 1 jan ’09 1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 2.5.6 Geïndexeerde gemiddelde zorgzwaarte per cliënt voor de totale zorg per peildatum<br />
(ijkpunt 1 januari 2010).<br />
103<br />
106<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
25
26 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
Hoofdstuk 3<br />
3.1 Ontwikkelingen per grondslag<br />
Een manier om de ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg inzichtelijk te maken, is om te kijken<br />
naar de ontwikkelingen binnen de grondslagen. Op basis van de grondslag krijgt een cliënt toegang<br />
tot AWBZ-zorg. De grondslag geeft daarbij de aard van de aandoening of beperking aan. Vervolgens<br />
kan op basis van deze grondslag zorg met verblijf (ZZP) of zorg zonder verblijf (extramurale zorgfuncties)<br />
worden geïndiceerd.<br />
In Figuur 3.1.1 wordt voor 3 peildata (1 januari van resp. 2010, <strong>2011</strong> en 2012) het aantal cliënten met<br />
aanspraak op intramurale zorg weergegeven per grondslag. In deze figuur is te zien dat het aantal<br />
intra murale cliënten met een grondslag SOM daalt. De kleinste categorie, de cliënten met een Zintuiglijke<br />
handicap, blijft in deze periode nagenoeg gelijk. Voor de overige grondslagen nemen de aantallen<br />
cliënten toe. Het aantal cliënten met grondslag PG, PSY, LG of VG is in deze periode dus gestegen.<br />
140.000<br />
120.000<br />
100.000<br />
80.000<br />
60.000<br />
40.000<br />
20.000<br />
0<br />
117.590<br />
113.430<br />
112.795<br />
74.085<br />
77.305<br />
80.460<br />
20, 21<br />
Figuur 3.1.1 Aantal cliënten per grondslag met aanspraak op intramurale zorg.<br />
36.150<br />
39.950<br />
43.035<br />
10.935<br />
17.550<br />
20.475<br />
3.570<br />
3.510<br />
In Figuur 3.1.2 is te zien dat het aantal extramurale cliënten met SOM juist toeneemt in de periode<br />
van 1 januari 2010 tot 1 januari 2012. Dit kan wijzen op een trend van extramuralisering. Bij de<br />
overige grondslagen is dit niet terug te zien.<br />
76.125<br />
81.965<br />
86.525<br />
SOM PG PSY LG VG ZG<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
20 Er is een kleine groep cliënten waarvan de grondslag niet goed is geregistreerd. Daardoor is van deze groep cliënten<br />
de grondslag onbekend. Het gaat hier om oude dossiers en dit aantal neemt af. Voor de aanspraak op intra- en extramurale<br />
zorg samen zijn dit 300 cliënten op 1 januari 2010, 95 cliënten op 1 januari <strong>2011</strong> en 40 cliënten op 1 januari<br />
2012. Deze cliënten zijn niet opgenomen in de figuur.<br />
21 Grondslag is de basis voor indeling naar sector bij de aanspraak op intramurale zorg, maar laat zich niet volledig<br />
één-op-één naar intramurale sector vertalen. Zo zijn er bijvoorbeeld oudere cliënten met grondslag PSY die vanwege<br />
specifieke cliëntkenmerken beter passen in een cliëntprofiel behorende bij een andere ZZP-reeks, bijvoorbeeld V&V. Dit<br />
zijn geen grote aantallen en de relatie tussen grondslag en intramurale sector is in algemene zin als volgt: de sector<br />
V&V hoort overwegend bij de grondslagen SOM en PG, de sector GGZ hoort overwegend bij de grondslag PSY en de<br />
sector GZ hoort overwegend bij de grondslagen LG, VG en ZG.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
3.325<br />
27
250.000<br />
200.000<br />
150.000<br />
100.000<br />
50.000<br />
0<br />
216.380<br />
218.205<br />
223.560<br />
16.205<br />
17.195<br />
17.810<br />
58.650<br />
68.830<br />
75.950<br />
20.950<br />
26.125<br />
29.340<br />
60.100<br />
66.105<br />
69.555<br />
17.230<br />
11.515<br />
SOM PG PSY LG VG ZG<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.1.2 Aantal cliënten per grondslag dat aanspraak heeft op extramurale zorg. 22<br />
In figuur 3.1.2 valt op dat het aantal extramurale cliënten met grondslag ZG sterk daalt. Dit hangt<br />
mogelijk samen met de beleidswijziging dat per 18 april <strong>2011</strong> de functie Behandeling (BHI en BHG)<br />
indicatievrij is voor cliënten met grondslag ZG. Een andere ontwikkeling binnen de ZG-sector in die tijd<br />
was dat zorgaanbieders voor zeer kortdurende zorg voor visueel gehandicapten nauwelijks nog zorg<br />
aanvroegen, omdat het aanvraagproces langer duurde dan de daadwerkelijke zorgverlening.<br />
Iedere grondslag kent een eigen kenmerkende aanspraak op zorg. In de intramurale zorg wordt<br />
daartoe onderscheid gemaakt tussen ZZP’s per sector. Er is een redelijk rechtlijnige relatie tussen de<br />
grondslag van een cliënt en de intramurale sector (de ZZP-reeks) waarin de zorg wordt geëffectueerd.<br />
Ook in de extramurale zorg is er een relatie tussen de grondslag en de specifieke zorgfuncties die<br />
daarbij horen. Zo zal een cliënt bijvoorbeeld eerder een aanspraak hebben op Begeleiding wanneer hij<br />
grondslag VG of PSY heeft. Een cliënt met grondslag SOM zal waarschijnlijk eerder aanspraak hebben<br />
op persoonlijke verzorging. De extramurale zorgbeelden bij de grondslagen zijn niet zo specifiek dat<br />
ze elkaar uitsluiten. Binnen sommige grondslagen komen bepaalde extramurale zorgfuncties niet of<br />
nauwelijks voor 23 , maar daarnaast is er geen toekenning van één specifieke zorgfunctie per grondslag.<br />
Wel kunnen de extramurale zorgfuncties bij de meeste grondslagen zo worden gegroepeerd dat een<br />
voor de grondslag typerend patroon duidelijk wordt (Zie paragraaf 1.3.5).<br />
Het tonen van de ontwikkelingen in de aanspraak op extramurale zorg biedt meer informatie over<br />
de ontwikkelingen binnen de grondslagen. In de komende paragrafen zullen per grondslag steeds<br />
de ontwikkelingen in aanspraak op intramurale en extramurale zorg, in de leeftijdsopbouw en in de<br />
samenstelling van de extramurale zorg worden beschreven.<br />
22 Er is een kleine groep cliënten waarvan de grondslag onbekend is. Deze cliënten zijn niet opgenomen in de figuur.<br />
Voor de aanspraak op intra- en extramurale zorg samen zijn dit 300 cliënten op 1 januari 2010, 95 cliënten op 1 januari<br />
<strong>2011</strong> en 40 cliënten op 1 januari 2012.<br />
23 Zo betreft de zorgfunctie BH voor de grondslag PSY geen AWBZ-aanspraak, maar wordt deze bekostigd uit de Zvw. Ook<br />
is er bij de grondslagen VG, PSY en ZG geen aanspraak op de functie Verpleging mogelijk.<br />
28 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
6.840
3.2 Ontwikkelingen in de ‘ouderenzorg’: de grondslagen Somatiek en Psychogeriatrie<br />
De grondslagen Somatiek en Psychogeriatrie zijn de twee grondslagen die de basis vormen van toegang<br />
tot met name de ouderenzorg in de AWBZ. Er is ook een groep jongere cliënten, maar deze zijn<br />
veruit in de minderheid. De cliënten met grondslag SOM of PG hebben in de intramurale zorg overwegend<br />
aanspraak op de ZZP’s in de V&V-reeks.<br />
3.2.1 Zorg zonder verblijf en zorg met verblijf: extramuraal en intramuraal<br />
Cliënten met grondslag SOM hebben vooral aanspraak op extramurale zorg (Figuur 3.2.1) en cliënten<br />
met grondslag PG vooral op intramurale zorg (Figuur 3.2.3). Het aantal extramurale cliënten met<br />
grondslag SOM is in de afgelopen periode licht gestegen, in <strong>2011</strong> meer dan in 2010, terwijl het aantal<br />
intramurale cliënten met grondslag SOM is gedaald, vooral in 2010 (Figuur 3.2.2). Voor de grondslag<br />
PG geldt dat de aantallen cliënten voor zowel intra- als extramuraal zijn gestegen (Figuur 3.2.4).<br />
250.000<br />
200.000<br />
150.000<br />
100.000<br />
50.000<br />
0<br />
216.380<br />
117.590<br />
218.205<br />
113.430<br />
2010 <strong>2011</strong> 2012<br />
extramuraal intramuraal<br />
Lineair<br />
(extramuraal)<br />
223.560<br />
Lineair<br />
(intramuraal)<br />
Figuur 3.2.1 Aantal cliënten met grondslag SOM,<br />
uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.<br />
3%<br />
2%<br />
1%<br />
0%<br />
-1%<br />
-2%<br />
-3%<br />
-4%<br />
0,8%<br />
-3,5%<br />
1 jan ’11<br />
2,5%<br />
-0,6%<br />
1 jan ’12<br />
extramuraal intramuraal<br />
Figuur 3.2.2 Relatieve toe- of afname van aantal<br />
cliënten met grondslag SOM ten opzichte<br />
van voorgaande peildatum, uitgesplitst<br />
naar intra- en extramurale zorg.<br />
112.795<br />
90.000<br />
80.000<br />
70.000<br />
60.000<br />
50.000<br />
40.000<br />
30.000<br />
20.000<br />
10.000<br />
0<br />
7%<br />
6%<br />
5%<br />
4%<br />
3%<br />
2%<br />
1%<br />
0%<br />
16.205<br />
74.085<br />
17.195<br />
77.305<br />
17.810<br />
80.460<br />
2010 <strong>2011</strong> 2012<br />
extramuraal intramuraal<br />
Lineair<br />
(extramuraal)<br />
6,1%<br />
1 jan ’11<br />
Lineair<br />
(intramuraal)<br />
Figuur 3.2.3 Aantal cliënten met grondslag PG,<br />
uit gesplitst naar intra- en extramurale zorg.<br />
4,3% 4,1%<br />
3,6%<br />
1 jan ’12<br />
extramuraal intramuraal<br />
Figuur 3.2.4 Relatieve toe- of afname van aantal<br />
cliënten met grondslag PG ten opzichte<br />
van voorgaande peildatum, uitgesplitst<br />
naar intra- en extramurale zorg.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
29
3.2.2 Leeftijdsverdeling<br />
Dat het zwaartepunt van beide grondslagen in de ouderenzorg van de AWBZ ligt, blijkt uit de leeftijdsopbouw<br />
van de groepen cliënten met grondslag SOM en grondslag PG. De gemiddelde leeftijd van de<br />
cliënten met de grondslag SOM die op 1 januari 2012 een aanspraak hebben op AWBZ-zorg is bijna 79<br />
jaar 24 . Bij de grondslag PG ligt dit gemiddelde op 1 januari 2012 op ruim 85 jaar 25 .<br />
De leeftijdsverdeling van cliënten met aanspraak op extramurale zorg op basis van grondslag SOM<br />
verschilt niet sterk van deze verdeling bij de cliënten met grondslag PG (Figuren 3.1.3 en 3.1.4,<br />
boven 26 ). Er kan hooguit worden gesteld dat de leeftijd van cliënten met grondslag PG nog iets sterker<br />
is geconcentreerd in de categorie van 65 jaar en ouder.<br />
In de intramurale zorg is hetzelfde patroon te zien, al is er ook een duidelijk verschil: het aantal cliënten<br />
met SOM en aanspraak op intramurale zorg liep in de afgelopen periode terug. Deze constatering<br />
deden we ook in het begin van dit hoofdstuk. 27<br />
De ouderenzorg is qua omvang de kern van de AWBZ. Het is relevant inzichtelijk te maken of de<br />
vergrijzing van de samenleving ook leidt tot een evenredig omvangrijkere ouderenzorg. De meeste<br />
cliënten met grondslag SOM en PG zijn 70 jaar of ouder. Daarom hebben we de omvang van de<br />
populatie 70-plussers in Nederland vergeleken met de omvang van de deelpopulatie cliënten van 70<br />
jaar en ouder met een grondslag SOM en PG op drie peildata. Uit tabel 3.2.1 valt af te leiden dat in<br />
<strong>2011</strong> de ontwikkelingen binnen de ouderenzorg niet verklaard kunnen worden op basis van leeftijd.<br />
In 2010 neemt de cliëntenpopulatie van 70-plussers met grondslag SOM iets af (-0,6%), maar als we<br />
de afname van deze cliëntenpopulatie afzetten tegen de bevolkingstoename van 70-plussers (2,4%),<br />
dan moeten we concluderen dat de afname van deze cliëntenpopulatie eigenlijk groter is (niet -0,6%<br />
maar -3,0%). Dit betekent dat indien deze cliëntenpopulatie evenredig zou zijn gegroeid met de groep<br />
70-plussers in Nederland, dan zou er niet sprake zijn van een afname (van -1.555) maar juist van een<br />
toename (van 6.520).<br />
De cliëntenpopulatie 70-plussers met grondslag PG groeit in 2010 daarentegen bijna twee keer zo<br />
sterk (4,6%) als het aantal 70-plussers in Nederland (2,4%). De toename na verdiscontering met<br />
de bevolkingstoename valt lager uit (2,3%). Dat wil zeggen dat er relatief meer ouderen met een<br />
psychogeriatrische aandoening toegang krijgen tot de AWBZ-zorg dan dat er vanuit de groei van deze<br />
leeftijdsgroep in de gehele populatie verklaard kan worden.<br />
In <strong>2011</strong> neemt de cliëntenpopulatie van 70-plussers met grondslag SOM toe (1,3%), maar als we deze<br />
toename afzetten tegen de bevolkingstoename van 70-plussers (2,1%), dan moeten we concluderen<br />
dat de groei van deze cliëntenpopulatie ten opzichte hiervan achterblijft. Na verdiscontering van de<br />
bevolkingstoename blijkt dat er dan eigenlijk sprake is van een afname (-0,8%). Dit betekent dat indien<br />
deze cliëntenpopulatie evenredig zou zijn gegroeid met de groep 70-plussers in Nederland, dan zou de<br />
absolute toename een stuk groter zijn (niet 3.545 maar 5.715). De cliëntenpopulatie 70-plussers met<br />
PG groeit nog steeds een stuk sneller dan de bevolkingspopulatie 70-plussers, maar dit verschil neemt<br />
iets af.<br />
24 De gemiddelde leeftijd van de cliënten met grondslag Somatiek is exact 78,83 jaar en de standaard deviatie (gemiddelde<br />
spreiding) is 14,93 jaar.<br />
25 De gemiddelde leeftijd van de cliënten met grondslag Psychogeriatrie is exact 85,28 jaar en de standaard deviatie (gemiddelde<br />
spreiding)is 8.39 jaar.<br />
26 Op 1 januari 2010 zijn er 5 cliënten met aanspraak op extramurale zorg en grondslag PG met leeftijd onbekend.<br />
27 Op 1 januari 2010 waren er bij SOM 35 cliënten in de leeftijd 0-17jr met aanspraak op intramurale zorg, op 1 januari <strong>2011</strong><br />
waren dit 20 cliënten, op 1 januari 2012 waren dit 25 cliënten. Deze aantallen zijn te klein om in de figuur te tonen.<br />
30 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
200.000<br />
150.000<br />
100.000<br />
50.000<br />
0<br />
3.900<br />
2.980<br />
4.585<br />
33.680<br />
32.525<br />
31.945<br />
Feitelijk<br />
aantal 1<br />
jan 2010<br />
179.720<br />
181.780<br />
187.030<br />
0-17 jr 18-64 jr 65 jr e.o.<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.2.5 Aantal extramurale cliënten met<br />
grondslag SOM naar leeftijdscategorie.<br />
120.000<br />
100.000<br />
80.000<br />
60.000<br />
40.000<br />
20.000<br />
0<br />
5.660<br />
5.440<br />
5.365<br />
111.890<br />
18-64 jr 65 jr e.o.<br />
Feitelijk<br />
aantal 1<br />
jan <strong>2011</strong><br />
Feitelijke<br />
absolute<br />
toename<br />
Feitelijke<br />
relatieve<br />
toename<br />
Hypothetisch<br />
absolute<br />
evenredige<br />
toename t.o.v.<br />
totaal<br />
Groei na<br />
verdiscontering<br />
toename totaal<br />
Totaal SOM 273.560 272.005 -1.555 -0,6% 6.520 -3,0%<br />
Totaal PG 84.720 88.655 3.935 4,6% 2.020 2,3%<br />
Totaal SOM+PG 358.280 360.660 2.380 0,7% 8.540 -1,7%<br />
Totaal populatie 1.762.380 1.804.385 42.005 2,4%<br />
107.970<br />
107.405<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.2.6 Aantal intramurale cliënten met<br />
grondslag SOM naar leeftijdscategorie.<br />
18.000<br />
16.000<br />
14.000<br />
12.000<br />
10.000<br />
8.000<br />
6.000<br />
4.000<br />
2.000<br />
0<br />
18-64 jr 65 jr e.o.<br />
Tabel 3.2.1 Toename 2010-<strong>2011</strong> aantal cliënten met SOM of PG t.o.v de gehele populatie (70jr en ouder).<br />
995<br />
1.000<br />
1.000<br />
15.190<br />
16.190<br />
16.805<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.2.7 Aantal extramurale cliënten met<br />
grondslag PG naar leeftijdscategorie.<br />
90.000<br />
80.000<br />
70.000<br />
60.000<br />
50.000<br />
40.000<br />
30.000<br />
20.000<br />
10.000<br />
0<br />
1.800<br />
1.930<br />
1.995<br />
72.280<br />
75.370<br />
78.460<br />
18-64 jr 65 jr e.o.<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.2.8 Aantal intramurale cliënten met<br />
grondslag PG naar leeftijdscategorie.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
31
Feitelijk<br />
aantal 1<br />
jan <strong>2011</strong><br />
Feitelijk<br />
aantal 1<br />
jan 2012<br />
Feitelijke<br />
absolute<br />
toename<br />
Feitelijke<br />
relatieve<br />
toename<br />
Hypothetisch<br />
absolute<br />
evenredige<br />
toename t.o.v.<br />
totaal<br />
Groei na<br />
verdiscontering<br />
toename totaal<br />
Totaal SOM 272.005 275.550 3.545 1,3% 5.715 -0,8%<br />
Totaal PG 88.655 92.110 3.455 3,9% 1.865 1,8%<br />
Totaal SOM+PG 360.660 367.660 7.000 1,9% 7.580 -0,2%<br />
Totaal populatie 1.804.385 1.842.310 37.925 2,1%<br />
Tabel 3.2.2 Toename <strong>2011</strong>-2012 aantal cliënten met SOM of PG t.o.v. de gehele populatie (70jr en ouder).<br />
3.2.3 Zorg zonder verblijf: extramurale zorgfuncties<br />
Terwijl de cliëntgroepen met grondslag SOM dan wel PG qua leeftijdsopbouw sterk met elkaar overeenkomen,<br />
(zie 3.2.1), verschillen zij van elkaar qua specifieke aanspraak op extramurale zorgfuncties.<br />
We zagen eerder dat cliënten met grondslag SOM vooral aanspraak hebben op extramurale zorg en<br />
cliënten met grondslag PG vooral op intramurale zorg (Figuur 3.2.1 en 3.2.2). Dit onderscheid zien we<br />
in zekere zin weerspiegeld in het feit dat – áls cliënten met de grondslag PG aanspraak maken extramurale<br />
zorg – zij aanspraak maken op zorg die buitenshuis wordt verleend: BGG en/of KVB (Figuur<br />
3.2.6). Voor cliënten met grondslag SOM geldt daarentegen dat zij vooral aanspraak maken op de<br />
extramurale functies PV en/of VP, die thuis worden verleend (Figuur 3.2.6).<br />
200.000<br />
180.000<br />
160.000<br />
140.000<br />
120.000<br />
100.000<br />
80.000<br />
60.000<br />
40.000<br />
20.000<br />
0<br />
179.580<br />
183.590<br />
189.095<br />
12.345<br />
12.465<br />
14.115<br />
PV/VP BGI/BH<br />
(+PV/VP)<br />
24.460<br />
22.150<br />
20.350<br />
BGG/KVB<br />
(+PV/VP/<br />
BH/BGI)<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.2.9 Aantal extramurale cliënten met<br />
grondslag SOM per geïndiceerde<br />
zorgfunctiecategorie.<br />
32 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
16.000<br />
14.000<br />
12.000<br />
10.000<br />
8.000<br />
6.000<br />
4.000<br />
2.000<br />
0<br />
1.570<br />
1.575<br />
1.570<br />
2.185<br />
2.205<br />
3.505<br />
PV/VP BGI/BH<br />
(+PV/VP)<br />
12.445<br />
13.420<br />
12.735<br />
BGG/KVB<br />
(+PV/VP/<br />
BH/BGI)<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.2.10 Aantal extramurale cliënten met<br />
grondslag PG per geïndiceerde<br />
zorgfunctie categorie.
3.2.4 Daling intramurale somatische cliënten nader verklaard<br />
Overgang van SOM naar LG<br />
In Figuur 3.1.1 viel op dat de omvang van de groep intramurale cliënten met grondslag SOM daalt<br />
terwijl de overige grondslagen juist in aantal toenemen. Dit kan verklaard worden doordat SOM deels<br />
is uitgevloeid naar LG. De grondslag SOM wijst op een lichamelijke aandoening. Wanneer er bij een<br />
chronische lichamelijke aandoening van het zenuwstelsel en/of bewegingsapparaat op een gegeven<br />
moment sprake is van een stabiele, uitbehandelde toestand, is de grondslag LG meer passend. Sinds<br />
2008 stelde het <strong>CIZ</strong> door gewijzigde beleidsregels vaker LG vast waar voorheen SOM als grondslag<br />
werd aangemerkt. Wellicht kan de afname van het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM<br />
dus worden verklaard door de toename van het aantal intramurale cliënten met grondslag LG. Zie<br />
Figuren 3.2.11 en 3.2.12.<br />
25.000<br />
20.000<br />
15.000<br />
10.000<br />
5.000<br />
0<br />
Totaal<br />
LG<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
doorstroom LG<br />
instroom LG vanuit PG, PSY, VG of ZG<br />
instroom LG vanuit SOM<br />
Figuur 3.2.11 Overgang SOM naar LG (aantallen<br />
intramurale cliënten met grondslag LG).<br />
140.000<br />
120.000<br />
100.000<br />
80.000<br />
60.000<br />
40.000<br />
20.000<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.2.12 Overgang LG naar SOM (aantallen<br />
intramurale cliënten met grondslag SOM).<br />
Van de 8.415 intramurale cliënten die in 2010 instromen in de grondslag LG hadden 3.465 cliënten op<br />
1-1-2010 de grondslag SOM. Deze instroom in LG vanuit SOM maakt 8,3% uit van de totale uitstroom<br />
van SOM (41.930 cliënten) en 41,2% van de totale instroom in LG.<br />
Van de 6.225 cliënten die in <strong>2011</strong> instromen in de grondslag LG, gaat het om 2.285 intramurale<br />
cliënten die overgaan van de grondslag SOM naar de grondslag LG. Deze instroom in LG vanuit SOM<br />
maakt 5,7% uit van de totale uitstroom uit SOM (40.400 cliënten) en 36,7% van de totale instroom in<br />
LG (6.225 cliënten).<br />
Van een overgang van LG naar SOM is vrijwel geen sprake, zoals Figuur 3.2.12 laat zien.<br />
De instroom van intramurale cliënten met de grondslag LG betreft voor een groot deel (41,2% in 2010<br />
en 36,7% in <strong>2011</strong>) de uitstroom van intramurale cliënten met grondslag SOM die instromen naar<br />
grondslag LG. Deze uitstroom vanuit SOM naar LG is maar een klein deel van de totale uitstroom vanuit<br />
SOM (8,3% in 2010 en 5,7% in <strong>2011</strong>). Bij de afname van de grondslag SOM spelen dus ook andere<br />
factoren een rol.<br />
0<br />
Totaal<br />
SOM<br />
doorstroom SOM<br />
instroom SOM vanuit PG, PSY, VG of ZG<br />
instroom SOM vanuit LG<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
33
Overgang van SOM naar PG<br />
De overgang van SOM naar PG is zo’n aanvullende verklarende factor voor de afname van intramurale<br />
cliënten met grondslag Somatiek: er kan ook sprake zijn van een ‘natuurlijke’ overgang van SOM naar<br />
PG. Psychogeriatrische aandoeningen ontwikkelen zich vooral op latere leeftijd. Binnen de groep met<br />
grondslag SOM kunnen sommige cliënten later overgaan naar grondslag PG. Zo is bij de leeftijdsverdeling<br />
in Figuren 3.2.6 en 3.2.8 te zien dat in de grootste leeftijdscategorie, die van 65 jaar en ouder,<br />
het aantal intramurale cliënten met SOM afneemt en het aantal met PG toeneemt. Figuren 3.2.13 en<br />
3.2.14 tonen de overgang van SOM naar PG met betrekking tot de aanspraak op intramurale zorg.<br />
90.000 Totaal<br />
80.000<br />
70.000<br />
60.000<br />
50.000<br />
40.000<br />
30.000<br />
20.000<br />
10.000<br />
0<br />
PG<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
doorstroom PG<br />
instroom PG vanuit LG, PSY, VG of ZG<br />
instroom PG vanuit SOM<br />
Figuur 3.2.13 Overgang SOM naar PG (aantallen<br />
intramurale cliënten met grondslag PG).<br />
140.000<br />
120.000<br />
100.000<br />
80.000<br />
60.000<br />
40.000<br />
20.000<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Uit Figuur 3.2.13 wordt duidelijk dat zowel in 2010 als <strong>2011</strong> bijna een kwart van de instroom in PG<br />
wordt verklaard door de cliënten die eerst grondslag SOM en daarna PG hebben.<br />
Van de 23.320 intramurale cliënten die in 2010 instromen in de grondslag PG hadden 5.450 cliënten<br />
op 1-1-2010 de grondslag SOM. Deze instroom in PG vanuit SOM maakt 13,0% uit van de totale uitstroom<br />
van SOM (41.930 cliënten) en 23,4% van de instroom in PG.<br />
Van de 23.415 cliënten die in <strong>2011</strong> instromen in de grondslag PG gaat het om 5.300 intramurale<br />
cliënten die overgaan van de grondslag SOM naar de grondslag PG. Deze instroom in PG vanuit SOM<br />
maakt 13,1% uit van de totale uitstroom uit SOM (40.400 cliënten) en 22,6% van de totale instroom in<br />
PG (23.415 cliënten).<br />
Van een overgang van PG naar SOM is vrijwel geen sprake, zoals de Figuur 3.2.14 laat zien.<br />
De instroom in PG bestaat voor een kleiner deel uit cliënten die voorheen SOM (ongeveer 23%) hadden<br />
dan de instroom in LG (rond 40%, zie Figuur 3.1.11). Dit komt doordat er sowieso meer cliënten<br />
intramuraal instromen in PG dan in LG. De toestroom vanuit SOM heeft daardoor relatief minder effect<br />
op PG. Andersom gezien wordt de uitstroom uit SOM juist voor een groter deel verklaard door de<br />
uitstroom naar PG (± 13%) dan door de uitstroom naar LG (8,3% resp. 5,7%).<br />
34 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
0<br />
Totaal<br />
SOM<br />
doorstroom SOM<br />
instroom SOM vanuit LG, PSY, VG of ZG<br />
instroom SOM vanuit PG<br />
Figuur 3.2.14 Overgang PG naar SOM (aantallen<br />
intramurale cliënten met grondslag SOM).
3.3 Ontwikkelingen voor de grondslag Psychiatrie<br />
3.3.1 Zorg zonder verblijf en zorg met verblijf: extramuraal en intramuraal 28<br />
Het aantal cliënten met grondslag PSY is de afgelopen periode toegenomen. Deze toename heeft<br />
vooral betrekking op cliënten met extramurale zorg in het jaar <strong>2011</strong>. Deze groei neemt in 2012 weer<br />
af. Het patroon van afnemende groei geldt (iets minder sterk) ook voor intramurale cliënten met<br />
grondslag PSY. (Figuren 3.3.1. en 3.3.2)<br />
90.000<br />
80.000<br />
70.000<br />
60.000<br />
50.000<br />
40.000<br />
30.000<br />
20.000<br />
10.000<br />
0<br />
58.650<br />
36.150<br />
68.830<br />
39.950<br />
75.950<br />
43.035<br />
2010 <strong>2011</strong> 2012<br />
extramuraal intramuraal<br />
Lineair<br />
(extramuraal)<br />
Lineair<br />
(intramuraal)<br />
Figuur 3.3.1 Aantal cliënten met grondslag PSY,<br />
uitgesplitst naar intra- en extramurale<br />
zorg.<br />
17,4%<br />
10,5%<br />
1 jan ’11<br />
10,3%<br />
3.3.2 Leeftijdsverdeling<br />
Zowel bij extramurale als intramurale cliënten met grondslag PSY ligt het zwaartepunt in de laagste<br />
leeftijdscategorie, die van 18-64 jaar (Figuren 3.3.3. en 3.3.4). Leeftijden onder de 18 jaar komen bij<br />
<strong>CIZ</strong>-cliënten met grondslag PSY niet voor. Deze jeugdige cliënten worden door Bureau Jeugdzorg (BJZ)<br />
geïndiceerd. In de leeftijdscategorie van 65 jaar en ouder neemt het aantal extramurale cliënten iets<br />
toe, terwijl het aantal intramurale cliënten juist iets afneemt. In totaal hebben de cliënten met grondslag<br />
PSY, dus ongeacht of zij aanspraak hebben op intramurale of extramurale zorg, een gemiddelde<br />
leeftijd van ruim 45 jaar.<br />
20<br />
18<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
7,7%<br />
1 jan ’12<br />
extramuraal intramuraal<br />
Figuur 3.3.2 Relatieve toe- of afname van aantal<br />
cliënten met grondslag PSY ten opzichte<br />
van voorgaande peildatum, uitgesplitst<br />
naar intra- en extramurale zorg.<br />
28 Omdat deze <strong>Trendrapportage</strong> de ontwikkelingen in de geïndiceerde AWBZ-zorg op grote lijnen behandelt, is er geen<br />
onderscheid gemaakt in B- en C-pakketten.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
35
80.000<br />
70.000<br />
60.000<br />
50.000<br />
40.000<br />
30.000<br />
20.000<br />
10.000<br />
0<br />
52.335<br />
61.660<br />
67.800<br />
6.315<br />
7.170<br />
8.150<br />
18-64 jr 65 jr e.o.<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.3.3 Aantal extramurale cliënten met<br />
grondslag PSY naar leeftijdscategorie.<br />
60.000<br />
50.000<br />
40.000<br />
30.000<br />
20.000<br />
10.000<br />
0<br />
38.930<br />
45.535<br />
50.480<br />
BGI (+PV/<br />
VP/BH/KVB)<br />
8.150<br />
10.005<br />
11.135<br />
BGG (+PV/<br />
VP/BH/KVB)<br />
11.265<br />
13.245<br />
14.310<br />
BGI+BGG (+PV/<br />
VP/BH/KVB)<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
40.000<br />
35.000<br />
30.000<br />
25.000<br />
20.000<br />
15.000<br />
10.000<br />
5.000<br />
0<br />
27.995<br />
31.905<br />
35.070<br />
8.190<br />
8.045<br />
7.965<br />
18-64 jr 65 jr e.o.<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.3.4 Aantal intramurale cliënten met<br />
grondslag PSY naar leeftijdscategorie.<br />
3.3.3 Zorg zonder verblijf: extramurale zorgfuncties 29<br />
In Figuur 3.3.5 is de verdeling weergegeven van de aanspraak op de drie extramurale zorgfunctiecategorieën<br />
die voor de grondslag PSY relevant zijn. De aanspraak op extramurale zorg die op basis<br />
van de grondslag PSY is toegekend, ligt vooral bij de zorgfunctie BGI (al of niet in combinatie met PV/<br />
VP/BH/KVB). Indicaties voor BGG of BGG+BGI (al of niet met overige zorgfuncties) komen duidelijk<br />
minder vaak voor bij de grondslag PSY. Jeugdige cliënten met grondslag PSY blijven buiten beeld bij<br />
het <strong>CIZ</strong>, omdat zij door de Bureaus Jeugdzorg worden geïndiceerd.<br />
Figuur 3.3.5 Aantal extramurale cliënten met grondslag<br />
PSY per geïndiceerde zorgfunctiecategorie.<br />
29 Op basis van de grondslag PSY is er geen toegang tot de functies VP en BH. Deze functies kunnen mogelijk wel op<br />
grond van een andere bijkomende grondslag zijn geïndiceerd.<br />
36 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
3.4 Ontwikkelingen voor de grondslag Lichamelijke Handicap<br />
3.4.1 Zorg zonder verblijf en zorg met verblijf: extramuraal en intramuraal<br />
Het aantal cliënten met grondslag LG is in de afgelopen periode toegenomen (Figuur 3.4.1). De groei<br />
neemt echter af; dit geldt vooral voor extramurale cliënten (Figuur 3.4.2). Wellicht speelt hier vooral<br />
het effect van de tijdelijk sterkere instroom vanuit SOM een rol, die in de loop van de tijd weer minder<br />
sterk wordt. (Zie ook de analyse van de overgang van SOM naar LG in Figuur 3.2.11).<br />
35.000<br />
30.000<br />
25.000<br />
20.000<br />
15.000<br />
10.000<br />
5.000<br />
0<br />
20.950<br />
10.935<br />
26.125<br />
17.550<br />
29.340<br />
20.475<br />
2010 <strong>2011</strong> 2012<br />
extramuraal intramuraal<br />
Lineair<br />
(extramuraal)<br />
Lineair<br />
(intramuraal)<br />
Figuur 3.4.1 Aantal cliënten met grondslag LG,<br />
uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.<br />
70%<br />
60%<br />
50%<br />
40%<br />
30%<br />
20%<br />
10%<br />
0%<br />
24,7%<br />
60,5%<br />
1 jan ’11<br />
16,7%<br />
12,3%<br />
1 jan ’12<br />
extramuraal intramuraal<br />
Figuur 3.4.2 Relatieve toe- of afname van aantal<br />
cliënten met grondslag LG ten opzichte<br />
van voorgaande peildatum, uitgesplitst<br />
naar intra- en extramurale zorg.<br />
3.4.2 Leeftijdsverdeling<br />
Bij extramurale cliënten met grondslag LG zijn alle leeftijdscategorieën vertegenwoordigd. De nadruk<br />
ligt vooral op de leeftijdsgroep van 18-64 jaar. Het aantal cliënten dat jonger is dan 18 jaar neemt licht<br />
af. (Figuur 3.4.3).<br />
Bij de aanspraak op intramurale zorg ligt het zwaartepunt in sterk toenemende mate bij cliënten van<br />
65 jaar en ouder. In 3.1.1 hebben we gezien dat een toename van intramurale LG-cliënten voor een<br />
deel verklaard kan worden uit de toestroom vanuit de grondslag SOM. (Figuur 3.4.4)<br />
In totaal hebben de cliënten met grondslag LG, dus ongeacht of zij aanspraak hebben op intramurale<br />
of extramurale zorg, een gemiddelde leeftijd van ruim 57 jaar. Bij een aanspraak op extramurale zorg<br />
ligt deze gemiddelde leeftijd op ruim 55 jaar. En in de intramurale zorg ligt deze iets hoger, op ruim 68<br />
jaar.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
37
16.000<br />
14.000<br />
12.000<br />
10.000<br />
8.000<br />
6.000<br />
4.000<br />
2.000<br />
0<br />
3.490<br />
3.245<br />
3.055<br />
11.360<br />
13.630<br />
14.965<br />
6.100<br />
9.245<br />
11.320<br />
0-17 jr 18-64 jr 65 jr e.o.<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.4.3 Aantal extramurale cliënten met<br />
grondslag LG naar leeftijdscategorie.<br />
14.000<br />
12.000<br />
10.000<br />
8.000<br />
6.000<br />
4.000<br />
2.000<br />
0<br />
4.995<br />
7.900<br />
9.890<br />
5.890<br />
6.620<br />
7.745<br />
PV/VP BGI/BH<br />
(+PV/VP)<br />
10.060<br />
11.600<br />
11.705<br />
BGG/KVB<br />
(+PV/VP/<br />
BH/BGI)<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
16.000<br />
14.000<br />
12.000<br />
10.000<br />
8.000<br />
6.000<br />
4.000<br />
2.000<br />
0<br />
240<br />
230<br />
200<br />
5.325<br />
6.225<br />
6.885<br />
5.370<br />
11.095<br />
13.390<br />
0-17 jr 18-64 jr 65 jr e.o.<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.4.4 Aantal intramurale cliënten met<br />
grondslag LG naar leeftijdscategorie.<br />
3.4.3 Zorg zonder verblijf: extramurale zorgfuncties<br />
De aanspraak op extramurale zorg van cliënten met grondslag LG is redelijk gelijk verspreid over de<br />
verschillende zorgfuncties en de functiecategorieën. (Figuur 3.4.5) Het aantal cliënten met aanspraak<br />
op de zorgfuncties PV en/of VP (zorg thuis) heeft de sterkste groei doorgemaakt in de afgelopen<br />
periode. Het zwaartepunt binnen LG ligt vooralsnog op combinaties met BGG en/of KVB. Voor cliënten<br />
met grondslag LG die jonger zijn dan 65 jaar kan deze functiecategorie dienen als vervanging van een<br />
betaalde baan.<br />
Figuur 3.4.5 Aantal extramurale cliënten met grondslag<br />
LG per geïndiceerde zorgfunctiecategorie.<br />
38 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
3.5 Ontwikkelingen voor de grondslag Verstandelijke Handicap 30<br />
3.5.1 Zorg zonder verblijf en zorg met verblijf: extramuraal en intramuraal<br />
Zowel het aantal cliënten met aanspraak op extramurale als op intramurale zorg op basis van grondslag<br />
VG neemt toe (Figuur 3.5.1). Vooral de aanspraak op extramurale zorg heeft een groei doorgemaakt<br />
in 2010. Deze groei is in <strong>2011</strong> echter bijna gehalveerd (Figuur 3.5.2).<br />
100.000<br />
90.000<br />
80.000<br />
70.000<br />
60.000<br />
50.000<br />
40.000<br />
30.000<br />
20.000<br />
10.000<br />
0<br />
60.100<br />
76.125<br />
66.105<br />
81.965<br />
69.555<br />
86.525<br />
2010 <strong>2011</strong> 2012<br />
extramuraal intramuraal<br />
Lineair<br />
(extramuraal)<br />
Lineair<br />
(intramuraal)<br />
Figuur 3.5.1 Aantal cliënten met grondslag VG,<br />
uitgesplitst naar intra- en extramurale<br />
zorg.<br />
12%<br />
10%<br />
8%<br />
6%<br />
4%<br />
2%<br />
0%<br />
10,0%<br />
7,7%<br />
1 jan ’11<br />
5,6%<br />
5,2%<br />
1 jan ’12<br />
extramuraal intramuraal<br />
Figuur 3.5.2 Relatieve toe- of afname van aantal<br />
cliënten met grondslag VG ten opzichte van<br />
voorgaande peildatum, uitgesplitst naar<br />
intra- en extramurale zorg.<br />
3.5.2 Leeftijdsverdeling<br />
Bij grondslag VG zijn er relatief weinig cliënten in de oudste leeftijdscategorie van 65 jaar en ouder. Dit<br />
geldt zowel voor de extramurale als de intramurale zorg. (Figuren 3.5.3 en 3.5.4).<br />
Het aantal cliënten in de leeftijdscategorie 18-64 jaar is het grootst in de extramurale zorg. Dit geldt<br />
in nog sterkere mate voor de intramurale zorg: het aandeel intramurale cliënten is in deze categorie<br />
relatief groot.<br />
Het aantal cliënten met grondslag VG in deze leeftijdscategorie is de afgelopen periode steeds toegenomen<br />
– zowel intra- als extramuraal. Dit is ook, maar in mindere mate, het geval in de jongste<br />
leeftijdscategorie. De cliënten met VG die jonger zijn dan 18 jaar hebben vooral aanspraak op extramurale<br />
zorg.<br />
In totaal hebben de cliënten met grondslag VG, dus ongeacht of zij aanspraak maken op intramurale<br />
of extramurale zorg, een gemiddelde leeftijd van 33 jaar. Bij een aanspraak op extramurale zorg ligt<br />
deze gemiddelde leeftijd op 26 jaar. En in de intramurale zorg ligt deze en stuk hoger: ruim 38 jaar. Dit<br />
leeftijdsverschil past in het overwegend biografisch verloop van extramuraal (wonen bij de ouders)<br />
naar intramuraal.<br />
30 Binnen de grondslag VG kunnen er voor de cliënten die aanspraak hebben op intramurale zorg verbijzonderingen<br />
worden gemaakt naar VG, LVG en SGLVG. Vanwege de kleine groepen en de nadruk op de grote lijnen is hier in deze<br />
rapportage niet voor gekozen.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
39
40.000<br />
35.000<br />
30.000<br />
25.000<br />
20.000<br />
15.000<br />
10.000<br />
5.000<br />
0<br />
29.810<br />
28.445<br />
30.095<br />
30.410<br />
34.855<br />
37.860<br />
1.245<br />
1.440<br />
1.605<br />
0-17 jr 18-64 jr 65 jr e.o.<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.5.3 Aantal extramurale cliënten met<br />
grondslag VG naar leeftijdscategorie.<br />
35.000<br />
30.000<br />
25.000<br />
20.000<br />
15.000<br />
10.000<br />
5.000<br />
0<br />
21.660<br />
24.030<br />
25.910<br />
21.390<br />
25.015<br />
30.275<br />
17.050<br />
17.055<br />
13.375<br />
BGI (+P V/VP) BGG/BH KVB(+P V/VP/<br />
(+P V/VP/BGI) BH/BGI/BGG)<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
80.000<br />
70.000<br />
60.000<br />
50.000<br />
40.000<br />
30.000<br />
20.000<br />
10.000<br />
0<br />
9.060<br />
9.385<br />
9.410<br />
60.415<br />
65.520<br />
69.390<br />
6.650<br />
7.060<br />
7.725<br />
0-17 jr 18-64 jr 65 jr e.o.<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.5.4 Aantal intramurale cliënten met<br />
grondslag VG naar leeftijdscategorie.<br />
3.5.3 Zorg zonder verblijf: extramurale zorgfuncties<br />
De aanspraak op extramurale zorg van cliënten met grondslag VG is vrij gelijk verspreid over de<br />
verschillende zorgfuncties. (Figuur 3.5.5). In de functiecategorie met BGG zat de afgelopen periode de<br />
sterkste groei. Het aantal cliënten dat aanspraak maakt op KVB (en eventuele combinaties hiermee) is<br />
juist afgenomen.<br />
Figuur 3.5.5 Aantal extramurale cliënten met grondslag<br />
VG per geïndiceerde zorgfunctiecategorie.<br />
40 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
3.6 Ontwikkelingen voor de grondslag Zintuiglijke Handicap<br />
3.6.1 Zorg zonder verblijf en zorg met verblijf: extramuraal en intramuraal 31<br />
Het aantal extramurale cliënten met de grondslag ZG neemt sterk af. (Figuren 3.6.1 en 3.6.2). Deze<br />
afname wordt vooral veroorzaakt doordat de <strong>CIZ</strong>-indicatie voor de functie Behandeling (BHI en BHG)<br />
vanaf 18 april <strong>2011</strong> is komen te vervallen voor cliënten met grondslag ZG.<br />
Het aantal intramurale cliënten met ZG daalt licht. Dit kan samenhangen met het feit dat er ook geen<br />
<strong>CIZ</strong>-indicatie meer wordt afgegeven wanneer een cliënt verblijf nodig heeft voor het volgen van aangepast<br />
onderwijs ver van huis.<br />
Door het vervallen van de <strong>CIZ</strong>-indicaties voor veelgevraagde zorg voor cliënten met grondslag ZG kan<br />
met de <strong>CIZ</strong>-gegevens geen adequaat inzicht meer worden gegeven in het aantal cliënten met deze<br />
grondslag.<br />
25.000<br />
20.000<br />
15.000<br />
10.000<br />
5.000<br />
0<br />
17.230<br />
3.570<br />
11.515<br />
3.510<br />
6.840<br />
3.325<br />
2010 <strong>2011</strong> 2012<br />
extramuraal intramuraal<br />
Lineair<br />
(extramuraal)<br />
Lineair<br />
(intramuraal)<br />
Figuur 3.6.1 Aantal cliënten met grondslag ZG,<br />
uitgesplitst naar intra- en extramurale<br />
zorg.<br />
0%<br />
-5%<br />
-10%<br />
-15%<br />
-20%<br />
-25%<br />
-30%<br />
-35%<br />
-40%<br />
-45%<br />
1 jan ’11<br />
-33,2%<br />
-1,6%<br />
1 jan ’12<br />
-40,6%<br />
-5,4%<br />
extramuraal intramuraal<br />
Figuur 3.6.2 Relatieve toe- of afname van aantal<br />
cliënten met grondslag ZG ten opzichte<br />
van voorgaande peildatum, uitgesplitst<br />
naar intra- en extramurale zorg.<br />
3.6.2 Leeftijdsverdeling<br />
Intramurale cliënten met grondslag ZG zijn meestal 18 jaar of ouder. Extramuraal zijn jeugdige cliënten<br />
ongeveer evenredig vertegenwoordigd. (Figuren 3.6.4 en 3.6.5). Opvallend is de sterke daling van<br />
het aantal extramurale cliënten met grondslag ZG – voor alle leeftijdscategorieën.<br />
In totaal hebben de cliënten met grondslag ZG, dus ongeacht of zij aanspraak maken op intramurale<br />
of extramurale zorg, een gemiddelde leeftijd van 51 jaar. Bij een aanspraak op extramurale zorg ligt<br />
deze gemiddelde leeftijd op 48 jaar. En in de intramurale zorg ligt deze een stuk hoger, op ruim 56<br />
jaar.<br />
31 Omdat deze <strong>Trendrapportage</strong> de ontwikkelingen in de geïndiceerde AWBZ-zorg op grote lijnen behandelt, is er geen<br />
onderscheid gemaakt in Auditieve en Zintuiglijke pakketten.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
41
7.000<br />
6.000<br />
5.000<br />
4.000<br />
3.000<br />
2.000<br />
1.000<br />
0<br />
6.160<br />
4.620<br />
1.835<br />
5.115<br />
3.405<br />
2.480<br />
5.955<br />
3.485<br />
2.525<br />
0-17 jr 18-64 jr 65 jr e.o.<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.6.3 Aantal extramurale cliënten met<br />
grondslag ZG naar leeftijdscategorie.<br />
325<br />
320<br />
1.545<br />
1.635<br />
1.590<br />
0-17 jr 18-64 jr 65 jr e.o.<br />
3.6.3 Zorg zonder verblijf: extramurale zorgfuncties<br />
Extramurale cliënten met grondslag ZG maken vooral aanspraak op de extramurale zorgfuncties BGI<br />
en/of BH (al of niet in combinatie met andere functies). (Figuur 3.6.5).<br />
De functie Behandeling (BHI en BHG) is sinds 18 april <strong>2011</strong> indicatievrij voor cliënten met grondslag<br />
ZG. Dit is terug te zien in de grote afname van deze functiecategorie – zelfs voorafgaand aan deze<br />
datum. Waarschijnlijk hebben veel zorgvragers, anticiperend op de nieuwe beleidsregels, hun aanvraag<br />
voor dit type zorg iets uitgesteld.<br />
16.000<br />
14.000<br />
12.000<br />
10.000<br />
8.000<br />
6.000<br />
4.000<br />
2.000<br />
0<br />
885<br />
595<br />
760<br />
14.385<br />
8.300<br />
3.970<br />
PV/VP BGI/BH<br />
(+PV/VP)<br />
2.250<br />
2.330<br />
2.105<br />
BGG/KVB<br />
(+PV/VP/<br />
BH/BGI)<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.6.5 Aantal extramurale cliënten met<br />
grondslag ZG per geïndiceerde<br />
zorgfunctiecategorie.<br />
42 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
1.800<br />
1.600<br />
1.400<br />
1.200<br />
1.000<br />
800<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
290<br />
1.700<br />
1.555<br />
1.440<br />
1 jan ’10 1 jan ’11 1 jan ’12<br />
Figuur 3.6.4 Aantal intramurale cliënten met<br />
grondslag ZG naar leeftijdscategorie.
Bijlage 1<br />
Schatting peildata 2008 en 2009<br />
Sinds de oprichting van het <strong>CIZ</strong> in 2005 worden AWBZ-indicatiebesluiten geregistreerd in de <strong>CIZ</strong>-dataset.<br />
Veel cliënten die vóór 2005 een indicatie voor AWBZ-zorg hadden, stonden in andere systemen geregistreerd.<br />
Pas wanneer zij een nieuwe (her)indicatie nodig hadden, kwamen deze cliënten in beeld<br />
bij het <strong>CIZ</strong>. In die tijd was de maximale geldigheidsduur van indicatiebesluiten vijf jaar. Dat betekent<br />
dat pas vanaf 2010 alle cliënten met een AWBZ-indicatie bij het <strong>CIZ</strong> geregistreerd staan. Immers, iedereen<br />
die aanspraak wil doen op de AWBZ moet ten minste één keer door het <strong>CIZ</strong> zijn geïndiceerd in de<br />
periode 2005-2010. Voor de jaren 2008 en 2009 ontbreekt een deel van de cliënten in onze database.<br />
Het totale aantal cliënten in die twee jaren is daarom bijgeschat. Dit bijschatten omvatte twee onderdelen:<br />
het schatten op basis van geldigheidsduurcohorten en het schatten van het aantal cliënten<br />
met een zogeheten legitimatielijstbesluit.<br />
Het schatten op basis van geldigheidsduurcohorten<br />
Voor het schatten van het aantal cliënten in 2008 en 2009 is gebruik gemaakt van de effectieve<br />
geldigheidsduur van indicatiebesluiten zoals bekend in de jaren 2010, <strong>2011</strong> en 2012. De effectieve<br />
geldigheidsduur van een besluit is de tijd tussen de geïndiceerde startdatum en het moment waarop<br />
het besluit afloopt vanwege a) het bereiken van de geïndiceerde einddatum, b) het overlijden van de<br />
cliënt of c) de afgifte van een nieuw besluit aan de cliënt.<br />
Van alle besluiten die geldig waren op de peildata 1 januari 2010, 1 januari <strong>2011</strong> en 1 januari 2012 is<br />
vastgesteld wat de effectieve geldigheidsduur op dat moment was. Er is dus gekeken naar het aantal<br />
jaren dat zat tussen de startdatum van het besluit en de peildatum. Op basis van deze geldigheidsduur<br />
zijn de besluiten ingedeeld in geldigheidsduurcohorten van 1 jaar, 2 jaar, 3 jaar, 4 jaar en 5 jaar.<br />
Bijvoorbeeld een 1-jaar-cohort bevat alle besluiten die op de peildatum maximaal 1 jaar geldig zijn en<br />
een 4-jaar-cohort bevat alle besluiten die op de peildatum maximaal vier jaar minimaal drie jaar en<br />
een dag geldig zijn. Het 5-jaar-cohort is het hoogste cohort, vanwege de maximale indicatieduur van<br />
vijf jaar. Het resultaat van deze cohortindeling is schematisch weergegeven in Figuur B1.<br />
2008 2009 2010 <strong>2011</strong> 2012<br />
0-1 jr geldig 1-2 jr geldig 2-3 jr geldig 3-4 jr geldig 4-5 jr geldig<br />
Figuur B1 Schematische weergave van de cohorten (duur van geldige besluiten op peildatum) per peildatum.<br />
Voor peildatum 1 januari 2008 kan alleen voor de eerste drie cohorten met zekerheid worden vastgesteld<br />
hoeveel besluiten daartoe behoren. De 4- en 5-jaar-cohorten ontbreken, want zij zijn immers<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
43
voor 2005 gestart en ontbreken in de <strong>CIZ</strong>-database. Voor peildatum 1 januari 2009 geldt dat de eerste<br />
vier cohorten kunnen worden vastgesteld en het 5-jaar-cohort ontbreekt. Door de verhoudingen van<br />
het 4- en 5-jaar-cohort ten opzichte van de 1-, 2- en 3-jaarcohorten tezamen op de peildata in 2010,<br />
<strong>2011</strong> en 2012 toe te passen op de gegevens van 2008 en 2009, worden de aantallen van de ontbrekende<br />
4- en 5-jaar-cohorten in 2008 en 2009 geschat.<br />
Het analoge wijze bijschatten van specifieke kenmerken, zoals dominante grondslag, is niet mogelijk,<br />
omdat de verhoudingen tussen deze kenmerken door de jaren heen te veel fluctueren onder invloed<br />
van beleidswijzigingen. De ontwikkelingen in specifieke kenmerken worden dus alleen voor de complete<br />
gegevens op 1 januari 2010, <strong>2011</strong> en 2012 gepresenteerd (zie hoofdstuk 3).<br />
Het schatten op basis van legitimatiebesluiten<br />
Het tweede onderdeel van het bijschatten van het aantal cliënten op 1 januari 2008 en 1 januari 2009<br />
is het optellen van cliënten die ná die peildata een zogeheten legitimatiebesluit hebben ontvangen.<br />
Deze cliënten verbleven al sinds vóór de oprichting van het <strong>CIZ</strong> in een zorginstelling maar hadden f<br />
ormeel (nog) geen indicatiebesluit. Doordat zij bij het <strong>CIZ</strong> werden geregistreerd, werd hun aanspraak<br />
op AWBZ-zorg gelegitimeerd. Deze cliënten zijn buiten de cohortschatting gelaten, zodat deze schatting<br />
niet verstoord wordt door de kunstmatige toevoeging van de legitimatietrajecten. Ze kunnen<br />
echter wel bij het aantal cliënten op 1 januari 2008 en 2009 opgeteld worden. Daarbij wordt ook een<br />
overlijdenscorrectie toegepast. Deze houdt in dat er rekening wordt gehouden met het feit dat er<br />
cliënten waren die op 1 januari 2008 of 2009 ongeregistreerd in zorg waren, en zijn overleden voordat<br />
zij een legitimatiebesluit hebben kunnen krijgen. Het percentage overledenen wordt per zorgsector<br />
bepaald (V&V, GGZ en GZ), omdat de leeftijd van de cliënten in de sectoren sterk verschilt. Vooral de<br />
sector V&V kent veel oudere cliënten en daarom ook een hoger overlijdenscijfer. 32<br />
32 Overlijdensratio berekend over de jaren 2008-2010: intramuraal V&V = 20,5%; GGZ = 3,0%; GZ = 3,1%; extramuraal<br />
V&V = 10,8%; GGZ = 1,1%; GZ = 1,5%.<br />
44 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
Bijlage 2<br />
Berekening zorgzwaarte-index<br />
De ene vorm van zorg is ‘zwaarder’ dan de andere: de ‘zorgzwaarte’ kan verschillen. De zorgzwaarte<br />
definiëren we als het product van de geïndiceerde zorgomvang en het zorgtarief. Dit zorgtarief is<br />
afhankelijk van een aantal zorgkenmerken (zoals mate van beschikbaarheid en deskundigheid) of<br />
zorgcomponenten (zoals woonzorg, dagbesteding, verblijf). We gaan hierbij uit van de zorgtarieven<br />
die door de NZa zijn vastgesteld voor specifieke ZZP’s en AWBZ-zorgfuncties.<br />
Voor de berekening van de zorgzwaarte wordt de zorgomvang (uitgedrukt in dagen, dagdelen of uren<br />
per week) van iedere geldige functie resp. ZZP vermenigvuldigd met het gewogen gemiddelde functie-<br />
of ZZP-tarief (uitgedrukt euro’s per dag, dagdeel of uur) zoals die door de NZa zijn berekend. Bij deze<br />
wijze van berekening van de zorgzwaarte worden een aantal factoren buiten beschouwing gelaten die<br />
van invloed zijn op de zorgzwaarteberekening. 33<br />
Voor het in kaart brengen van de verandering in de zorgzwaarte wordt voor verschillende peildata de<br />
zorgzwaarte berekend. Door op elke peildatum uit te gaan van de NZa-tarieven <strong>2011</strong> is een vergelijking<br />
tussen de peildata mogelijk; veranderingen in aanspraak worden dan niet vertekend door<br />
tariefstijgingen. De verandering van zorgzwaarte wordt uitgedrukt aan de hand van een zorgzwaarteindex:<br />
deze index laat per peildatum zien wat de relatieve verandering is van de zorgzwaarte (van de<br />
hele cliëntenpopulatie of van het gemiddelde per cliënt), afgezet tegen een ijkpunt. Het ijkpunt kent<br />
de waarde 100. (De wijze waarop de zorgzwaarte(-index) is berekend, staat uitgelegd in bijlage 2.)<br />
Een functie of ZZP kent meerdere tarieven omdat dit tarief afhankelijk is van de prestatie die wordt<br />
geleverd binnen het kader van de functie of ZZP. Deze prestatie wordt bepaald door een aantal<br />
zorgkenmerken (zoals mate van beschikbaarheid en deskundigheid) of zorgcomponenten (zoals<br />
woonzorg, dagbesteding, verblijf). We hanteren de tarieven die door de NZa zijn vastgesteld voor<br />
specifieke prestaties – gekoppeld aan een ZZP of de AWBZ-zorgfunctie VBT/KVB, PV, VP, BGI, BGG en<br />
BHG (De functie BHA of BHI wordt buiten beschouwing gelaten omdat hier geen uren voor worden<br />
geïndiceerd). Deze tarieven hebben voor functies betrekking op een uur, voor dagbesteding (BGG of<br />
BHG) op een dagdeel en voor een ZZP op een dag. Omdat de ene prestatie binnen een functie of ZZP<br />
meer wordt geleverd dan een andere, heeft de NZa een gewogen gemiddeld tarief voor een bepaalde<br />
functie of ZZP berekend. De berekening hiervan gaat als volgt.<br />
Van ZZP- en functietarief …<br />
Voor de ZZP’s worden de betreffende tarieven bepaald op basis van de componenten woonzorg,<br />
dagbesteding, behandelaars en verblijf, een gemiddelde tijdsduur per week voor functies, een bedrag<br />
per dag en een vast bedrag voor de functie Verblijf. Daarnaast is het tarief onder meer afhankelijk<br />
van de specifieke toelating van de zorgaanbieder, de toelating in- of exclusief behandeling en/of<br />
dag besteding en vervoer. Omdat het tarief voor bepaalde ZZP’s varieert naargelang er wel of geen<br />
33 Op de eerste plaats kan er bovenop de ZZP-tarieven nog sprake zijn van toeslagen voor specifieke doelgroepen, opslag<br />
kapitaallasten dagbesteding en vervoerskosten; deze hebben wij buiten beschouwing gelaten omdat wij aan de hand<br />
van de geïndiceerde zorg daar geen zicht op hebben. Hierdoor valt de berekende zorgzwaarte lager uit dan de werkelijke<br />
zorgzwaarte. Verder worden de functies BHI en BHA bij de berekening van de zorgzwaarte buiten beschouwing<br />
gelaten omdat hier geen uren voor worden geïndiceerd. (Bovendien zijn vanaf 18 april <strong>2011</strong> de functies BHI en BHG<br />
voor de grondslag ZG indicatievrij gemaakt, waardoor geïndiceerde dagdelen voor BHG voor ZG-cliënten vanaf dan<br />
niet meer worden meegenomen bij de zorgzwaarteberekening). Ook hierdoor valt de berekende zorgzwaarte lager<br />
uit. Tenslotte laten we de gewenste leveringsvorm (Persoonsgebonden budget (Pgb) of Zorg in natura (ZIN)) buiten<br />
beschouwing; een indicatie in de vorm van een Pgb is qua zorgzwaarte echter lager dan een indicatie in de vorm van<br />
ZIN (want de tarieven voor Pgb zijn lager), waardoor de totale zorgzwaarte hoger uitvalt.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
45
toelating is voor behandeling en/of dagbesteding, komt het voor dat een ZZP twee of zelfs vier<br />
verschillende prestaties met bijbehorende tarieven kent.<br />
Ook voor de indiceerbare extramurale functies PV, VP, BGI, BGG en BHG heeft de NZa tarieven bepaald.<br />
Ook hier geldt dat onder een bepaalde functie verschillende prestaties vallen, die zijn opgebouwd uit<br />
een basisprestatie, eventueel aangevuld met een module beschikbaarheid en een doelgroepspecifieke<br />
module waarvoor specifieke deskundigheid is vereist - ieder met een eigen tarief.<br />
De tarieven voor de functie KVB dan wel VBT voor maximaal 3 dagen hebben we berekend door de tarieven<br />
voor de Verblijfscomponenten voor V&V, GGZ, VG en LG respectievelijk ZG te vermenigvuldigen<br />
met de het aantal verblijfsdagen per week. Het betreft hier uitsluitend het tarief voor Verblijf 34 , dus<br />
exclusief zorgfuncties.<br />
In deze <strong>Trendrapportage</strong> maken we voor elke peildatum gebruik van de tarieven zoals deze door de<br />
NZa zijn vastgesteld in de Beleidsregels voor <strong>2011</strong> 35 , dus ook voor de peildata in 2010 en 2012. Hierdoor<br />
is een vergelijking tussen de peildata mogelijk en zijn veranderingen niet toe te schrijven aan<br />
tariefstijgingen.<br />
... naar gewogen ZZP- en functietarief ...<br />
Intramuraal: ZZP’s<br />
In de berekening van de zorgzwaarte-index wordt voor de intramurale zorg gebruik gemaakt van<br />
gewogen ZZP-tarieven. De NZa heeft voor ieder ZZP een gewogen ZZP-tarief berekend. Hiertoe zijn per<br />
ZZP (bijvoorbeeld VV03) de verschillende ZZP-tarieven per prestatie vermenigvuldigd met het aantal<br />
afgesproken dagen voor deze prestatie. Na sommatie van deze producten ontstaat per ZZP een totaalbedrag.<br />
Dit totaalbedrag wordt gedeeld door het totaal aantal afgesproken dagen voor het desbetreffende<br />
ZZP. Het resultaat is het gewogen ZZP-tarief (per dag).<br />
Hieronder staat een fictief rekenvoorbeeld van gewogen ZZP-tarief.<br />
ZZP VG03<br />
Prestatie Prestatie-code ZZP-dagtarief Afgesproken<br />
dagen<br />
Excl. BH, excl. dagbest.<br />
Excl. BH, excl. dagbest.<br />
Incl. BH, excl. dagbest.<br />
Incl. BH, excl. dagbest.<br />
Totaal<br />
Z430<br />
Z431<br />
Z432<br />
Z433<br />
Gewogen ZZP-dagtarief voor VG03 = € 996,- / 80 = € 12,45<br />
€ 9,-<br />
€ 13,-<br />
€ 11,-<br />
€ 15,-<br />
20<br />
18<br />
12<br />
30<br />
80<br />
ZZP-dagtarief x<br />
afgesproken<br />
dagen<br />
€ 180,-<br />
€ 234,-<br />
€ 132,-<br />
€ 450,-<br />
€ 996,-<br />
34 Deze verblijfscomponenten hebben betrekking op de huishoudelijke verzorging, keukenpersoneel, facilitaire dienst,<br />
dagelijkse welzijnsactiviteiten en voedings- en hotelmatige kosten.<br />
35 We hebben gekozen voor de tarieven uit <strong>2011</strong> omdat deze ook gebruikt zijn voor de Kwartaalmonitor Indicatiemelding.<br />
Voor de ZZP’s en KVB / VBT ≤ 3 dagen betreft dit Beleidsregel CA-452, voor de extramurale functies PV, VP en BGI<br />
betreft het de Beleidsregel CA-300-469 en voor de functies BGG en BHG maken we gebruik van de Beleidsregel CA-300-<br />
489 (Dagbesteding).<br />
46 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
De kosten van oude verblijfsindicaties die nog uitgedrukt zijn in functies (indicaties van voor 1-7-2007<br />
weergegeven als Verblijf Langdurig (VBL) of Verblijf Tijdelijk (VBT) voor minimaal 4 dagen per week)<br />
zijn ook meegenomen in deze berekening. Op 1 januari 2010 betrof dit nog 17% van alle verblijfsindicaties.<br />
Dit percentage daalt vervolgens naar 7% op 1 januari <strong>2011</strong> en naar 2 % op 1 januari 2012 (Tabel<br />
B1).<br />
VBL/VBT ZZP Totaal VBL/VBT ZZP Totaal<br />
1 januari 2010 52.680 265.065 317.750 17% 83% 100%<br />
1 januari <strong>2011</strong> 24.025 309.385 333.405 7% 93% 100%<br />
1 januari 2012 5.600 340.925 346.520 2% 98% 100%<br />
Tabel B1 Aantal verblijfsindicaties geïndiceerd in de functies VBL of VBT ≥4 dagen per week per peildatum<br />
Omdat hiervoor geen tarieven voor <strong>2011</strong> bekend zijn, hebben we deze tarieven bepaald op basis van<br />
een vertaaltabel waarmee we de verblijfsindicaties uitgedrukt in functies kunnen herleiden tot een<br />
overeenkomstig ZZP (Tabel B2). Op basis van de dominante grondslag van de cliënt en de bandbreedte<br />
van het totaal aantal geïndiceerde uren zorg per week voor de functies OBA, PV, VP en ABA hebben<br />
we een indicatie dan herleid tot een bepaald ZZP. Vervolgens hebben we bekeken of de cliënt ook een<br />
indicatie had voor de functie Behandeling (BHA of BHV) en/of Dagbesteding (ABD/OBD). Op basis hiervan<br />
kon het ZZP herleid worden tot een specifieke prestatie binnen het ZPP met overeenkomstig tarief,<br />
dat gebruikt kon worden voor de berekening van de zorgzwaarte. Een gewogen tarief hoefde voor deze<br />
indicaties dus niet berekend te worden.<br />
In sommige gevallen discrimineert een verblijfsindicatie voor VBL en VBT van 4 dagen of meer per<br />
week op basis van de bandbreedte van de zorgomvang voor OBA, PV, VP en ABA echter niet naar één<br />
ZZP, maar naar een cluster van twee, drie of zelfs vier ZZP’s. In dat geval hebben we wel een gewogen<br />
tarief voor deze verblijfsindicaties moeten berekenen, en wel op basis van de landelijke verdeling<br />
van afgesproken dagen over de verschillende prestaties die vallen binnen het betreffende ZZP-cluster<br />
(Tabel B2, laatste kolom). Deze verdeling over de verschillende prestaties wordt bepaald op basis van<br />
wel/geen een indicatie voor behandeling en/of dagbesteding.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
47
Grondslag ZZP bandbreedte<br />
uren voor OBA,<br />
PV, VP en ABA<br />
landelijke<br />
verdeling<br />
gebruiken<br />
Grondslag ZZP bandbreedte<br />
uren voor OBA,<br />
PV, VP en ABA<br />
SOM 1 0-11 LG 1 0-11<br />
2 11-14 2 11-14,5<br />
3 17,5-21 3 14,5-18,5<br />
4 14-17,5 4 18,5-23<br />
landelijke<br />
verdeling<br />
gebruiken<br />
6 25-27,5 5 23-28,5 ja<br />
7 23-25 ja 6 23-28,5 ja<br />
8 23-25 ja 7 28,5 en hoger<br />
9 21-23 ZG aud1 0-13,5 ja<br />
10 27,5 en hoger aud2 13,5-23,5 ja<br />
PG 1 0-11 aud3 13,5-23,5 ja<br />
2 11-14 aud4 13,5-23,5 ja<br />
4 14-18,5 vis1 0-13,5 ja<br />
5 18,5-23 ja vis2 0-13,5 ja<br />
7 23-26,5 vis3 13,5-23,5 ja<br />
9 18,5-23 ja vis4 33,5 en hoger<br />
10 26,5 en hoger vis5 23,5-33,5<br />
VG 1 0-11 ja PSY<br />
(zonder BH)<br />
GGZ 1C 0-10<br />
2 0-11 ja GGZ 2C 13-16<br />
3 11-13 GGZ 3C 10-13 ja<br />
4 15-19,5 GGZ 4C 10-13 ja<br />
5 19,5-24 ja GGZ 5C 19,5 en hoger<br />
6 13-15 GGZ 6C 16-19,5<br />
7 24 en hoger PSY<br />
(met BH)<br />
GGZ 1B 0-10<br />
8 19,5-24 ja GGZ 2B 13-16<br />
GGZ 3B 10-13 ja<br />
GGZ 4B 10-13 ja<br />
GGZ 5B 19,5-24<br />
GGZ 6B 16-19,5<br />
GGZ 7B 24 en hoger<br />
Tabel B2 Vertaaltabel waarmee verblijfsindicaties uitgedrukt in functies vertaald zijn naar een overeenkomstig<br />
ZZP (bron: HHM in APE 36 )<br />
36 Van Asselt, Mazzola, van Egmond, Thiel en Goudriaan (2012) Verdeelmodel AWBZ 2013 en een toekomstig verdeelmodel<br />
voor de zorgverzekeraars. Den Haag: APE.<br />
48 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
De eigenschappen van cliënten met deze vertaalde ZZP’s wijken licht af van de ZZP’s die al ingedeeld<br />
zijn. Dat komt doordat alleen de cliënten met een lange indicatieduur nog niet in een ZZP zijn ingedeeld.<br />
Extramuraal: functies<br />
In de berekening van de zorgzwaarte-index wordt voor de extramurale zorg gebruik gemaakt van<br />
gewogen functietarieven. De NZa heeft voor de functies PV, VP en BGI een gewogen functietarief<br />
berekend. Hiertoe zijn voor elke prestatie behorend bij een functie de betreffende uurtarieven vermenigvuldigd<br />
met het aantal afgesproken dagen voor deze prestatie. Na het optellen van deze producten<br />
per prestatie ontstaat een totaalbedrag. Dit totaalbedrag wordt gedeeld door het totaal aantal afgesproken<br />
dagen voor de desbetreffende functie. Het resultaat is het gewogen functietarief (per uur).<br />
Omdat functies worden geïndiceerd in klassen met bandbreedtes, wordt in berekeningen het midden<br />
van de bandbreedte aangehouden.<br />
Voor Dagbesteding heeft een deel van de prestaties met bijbehorende tarieven zowel betrekking op<br />
de functies BGG en BHG, terwijl een deel alleen betrekking heeft op BGG en een deel alleen op BHG 37 .<br />
Op basis hiervan hebben we voor de functies BGG en BHG apart de gewogen tarieven berekend – ook<br />
weer uitgaande van het aantal afgesproken dagdelen.<br />
Hieronder staat een fictief rekenvoorbeeld van het gewogen uurtarief voor de functie Persoonlijke<br />
Verzorging.<br />
Persoonlijke verzorging<br />
Prestatie Prestatie-code Uurdagtarief Afgesproken<br />
uren<br />
PV basis<br />
PV extra (beschikbaarheid)<br />
PV speciaal (doelgroepspecifiek)<br />
Totaal<br />
H126<br />
H127<br />
H120<br />
Gewogen uurtarief voor PV = € 42.100 / 4.400 = € 9,57<br />
€ 9,-<br />
€ 10,-<br />
€ 14,-<br />
3.500<br />
500<br />
400<br />
4.400<br />
Uurtarief x<br />
afgesproken uren<br />
€ 31.500<br />
€ 5.000<br />
€ 5.600<br />
€ 42.100<br />
... naar zorgzwaarte-index<br />
De verandering in de zorgzwaarte brengen we in kaart door middel van een zorgzwaarte-index. De<br />
zorgzwaarte-index laat zien wat de relatieve verandering per peildatum van de zorgzwaarte is – voor<br />
de totale zorgzwaarte van alle cliënten en voor de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt - afgezet tegen<br />
de peildatum 1 januari 2010 als ijkpunt.<br />
Allereerst wordt de zorgzwaarte per cliënt berekend door het gewogen gemiddelde tarief (in euro’s<br />
per uur, dagdeel of dag) te vermenigvuldigen met de geïndiceerde zorgomvang (in uren, dagdelen of<br />
dagen per week).<br />
De totale zorgzwaarte van een functie of ZZP (in euro’s per week) wordt dan berekend door de zorgzwaarte<br />
per cliënt met een specifieke functie of ZZP te vermenigvuldigen met het betreffende aantal<br />
37 Zie NZa Beleidsregel CA-300-489.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
49
cliënten en dit product te sommeren voor alle cliënten met diezelfde functie of ZZP. Door de totale<br />
zorgzwaarte van alle extramurale functies samen te sommeren kan dan de totale extramurale zorgzwaarte<br />
berekend worden. Op dezelfde wijze kan door sommatie van de totale zorgzwaarte van alle<br />
ZZP’s (binnen een sector), de totale intramurale zorgzwaarte (per sector) berekend worden. Omdat<br />
zowel de intramurale als de extramurale zorgzwaarte in dezelfde eenheid wordt gemeten (euro’s per<br />
week), kan door het optellen van de intramurale en extramurale zorgzwaarte de totale zorgzwaarte<br />
berekend worden.<br />
De verandering in deze intramurale, extramurale en totale zorgzwaarte wordt in kaart gebracht door<br />
middel van de indexering van deze zorgzwaarten op een bepaalde peildatum: de zorgzwaarte-index.<br />
Deze laat per peildatum zien wat de relatieve verandering van de zorgzwaarte is, afgezet tegen een<br />
bepaalde peildatum als ijkpunt. Voor de zorgzwaarte-index (Hoofdstuk 2) is gekozen voor peildatum<br />
1 januari 2010. (De zorgzwaarte voor de voorafgaande peildata is gebaseerd op schattingen en om die<br />
reden minder geschikt als ijkpunt).<br />
Intramuraal<br />
Zo wordt voor een bepaalde peildatum de intramurale zorgzwaarte per cliënt berekend door voor<br />
elke cliënt het gewogen ZZP-tarief (in euro’s per dag) te vermenigvuldigen met de geïndiceerde<br />
zorgomvang (in dagen per week) 38 . Deze intramurale zorgzwaarte per cliënt (in euro’s per week) wordt<br />
vermenigvuldigd met het aantal cliënten met een overeenkomstig ZZP, resulterend in de intramurale<br />
zorgzwaarte per ZZP. De sommatie hiervan voor alle ZZP’s resulteert dan in de totale intramurale<br />
zorgzwaarte. Als we dit dan delen door het totaal aantal geïndiceerde intramurale cliënten resulteert<br />
de gemiddelde intramurale zorgzwaarte per cliënt op een bepaalde peildatum.<br />
De waarde van de totale intramurale zorgzwaarte op peildatum 1 januari 2010 wordt als ijkpunt genomen<br />
en geïndexeerd op 100. De waarden op de andere peildata worden hiermee vergeleken om zo<br />
de relatieve verandering in de totale intramurale zorgzwaarte in kaart te brengen. Op eenzelfde wijze<br />
wordt de gemiddelde intramurale zorgzwaarte per cliënt geïndexeerd.<br />
Hieronder staat een fictief rekenvoorbeeld van de totale intramurale zorgzwaarte en de gemiddelde<br />
intramurale zorgzwaarte per cliënt op ijkpunt 1 januari 2010 inclusief de indexering hiervan.<br />
IJkpunt 1 januari 2010<br />
Zorgzwaarte per cliënt<br />
ZZP-nr 1. Gewogen ZZPtarief<br />
(€/dag)<br />
VV01<br />
VV02<br />
VV03<br />
…<br />
Totaal alle ZZP’s<br />
€ 7,50<br />
€ 9,-<br />
€ 10,26<br />
…<br />
2. Zorgomvang<br />
(dgn/week)<br />
3. Aantal cliënten<br />
met dit ZZP<br />
38 Het aantal geïndiceerde dagen per week voor een ZZP bedraagt meestal zeven, maar niet altijd.<br />
50 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
7<br />
7<br />
7<br />
…<br />
20<br />
10<br />
10<br />
…<br />
40<br />
Totale intramurale<br />
zorgzwaarte: 1x2x3<br />
(€/week)<br />
€ 1.050,-<br />
€ 630,-<br />
€ 718,20<br />
…<br />
€ 2.398,20
Som van zorgzwaarte van alle ZZP’s<br />
€ 2.398,20<br />
=<br />
Totaal aantal cliënten 40<br />
=<br />
€ 59,96 per week<br />
Totale intramurale zorgzwaarte is €2.398,20 per week en wordt voor 1 januari 2010 geïndexeerd op<br />
100.<br />
Gemiddelde intramurale zorgzwaarte per cliënt is € 59,96 per week en wordt voor 1 januari 2010<br />
geïndexeerd op 100.<br />
Op overeenkomstige wijze wordt in het fictief rekenvoorbeeld hieronder ook voor peildatum 1 januari<br />
2012 de totale intramurale zorgzwaarte en de gemiddelde intramurale zorgzwaarte per cliënt berekend.<br />
Verder wordt hier bovendien de wijze getoond waarop de indexering hiervan voor peildatum<br />
1 januari 2012 wordt berekend.<br />
Peildatum 1 januari 2012<br />
Zorgzwaarte per cliënt<br />
ZZP-nr 1. Gewogen ZZPtarief<br />
(€/dag)<br />
VV01<br />
VV02<br />
VV03<br />
…<br />
Totaal alle ZZP’s<br />
€ 7,50<br />
€ 9,-<br />
€ 10,26<br />
…<br />
2. Zorgomvang<br />
(dgn/week)<br />
Som van zorgzwaarte van alle ZZP’s<br />
€ 2.862,30<br />
=<br />
Totaal aantal cliënten 45<br />
7<br />
7<br />
7<br />
…<br />
3. Aantal cliënten<br />
met dit ZZP<br />
10<br />
20<br />
15<br />
…<br />
45<br />
=<br />
Totale intramurale<br />
zorgzwaarte: 1x2x3<br />
(€/week)<br />
€ 525,-<br />
€ 1.260,-<br />
€ 1.077,30<br />
…<br />
€ 2.862,30<br />
€ 63,61 per week<br />
Totale intramurale zorgzwaarte is €2.862,30 per week. De indexering hiervan voor 1 januari 2012<br />
laat de relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt:<br />
(€2.862,30 / € 2.398,20) x 100 = 119<br />
Gemiddelde intramurale zorgzwaarte per cliënt is € 63,61 per week. De indexering hiervan voor<br />
1 januari 2012 laat de relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt:<br />
(€63,61 / €59,96) x 100 = 106<br />
Extramuraal<br />
Op overeenkomstige wijze wordt voor een bepaalde peildatum ook de extramurale zorgzwaarte per<br />
cliënt berekend door voor elke cliënt het gewogen functietarief (in euro’s per uur) te vermenigvuldigen<br />
met de geïndiceerde zorgomvang (in uren per week op basis van het klassenmidden). Deze<br />
extramurale zorgzwaarte per cliënt (in euro’s per week) wordt vermenigvuldigd met het aantal cliënten<br />
met een overeenkomstige zorgomvang voor de betreffende functie. Dit product wordt voor elke<br />
specifieke zorgomvangwaarde voor de betreffende functie berekend en alle deze producten worden<br />
vervolgens gesommeerd, resulterend in de extramurale zorgzwaarte per functie (in euro’s per week).<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
51
Voor alle functies (PV, VP, BGI, BGG en BHG) wordt deze zorgzwaarte op deze wijze berekend en vervolgens<br />
gesommeerd, wat resulteert in de totale extramurale zorgzwaarte (in euro’s per week).<br />
Als we dit dan delen door het totaal aantal cliënten met een geldige extramurale indicatie op een<br />
bepaalde peildatum krijgen we de gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt (in euro’s per week)<br />
op die bepaalde peildatum.<br />
De waarde van de totale extramurale zorgzwaarte op peildatum 1 januari 2010 wordt ook nu als ijkpunt<br />
genomen en geïndexeerd op 100. De waarden op de andere peildata worden hiermee vergeleken<br />
om zo de relatieve verandering in de totale zorgzwaarte in kaart te brengen. Op dezelfde wijze wordt<br />
de gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt geïndexeerd.<br />
Hieronder staat een fictief rekenvoorbeeld van de totale extramurale zorgzwaarte en de gemiddelde<br />
extramurale zorgzwaarte per cliënt op ijkpunt 1 januari 2010 inclusief de indexering hiervan.<br />
IJkpunt 1 januari 2010<br />
Zorgzwaarte per cliënt<br />
Functie 1. Gewogen<br />
functie-tarief<br />
(€/uur)<br />
PV<br />
PV<br />
PV<br />
…<br />
VP<br />
VP<br />
VP<br />
…<br />
BGI<br />
BGG<br />
BHG<br />
Totaal alle functies<br />
€ 9,57<br />
€ 9,57<br />
€ 9,57<br />
…<br />
€ 14,-<br />
€ 14,-<br />
€ 14,-<br />
…<br />
…<br />
…<br />
…<br />
2. Zorgomvang<br />
(uur/week)<br />
Som van zorgzwaarte van alle functies<br />
€ 8.427,70<br />
=<br />
Totaal aantal cliënten 275<br />
1<br />
3<br />
5<br />
…<br />
1<br />
2<br />
3<br />
…<br />
…<br />
…<br />
…<br />
3. Aantal cliënten<br />
met deze indicatie<br />
50<br />
70<br />
70<br />
…<br />
20<br />
30<br />
35<br />
…<br />
…<br />
…<br />
…<br />
275<br />
=<br />
Totale extramurale<br />
zorg-zwaarte: 1x2x3<br />
(€/week)<br />
€ 30,65<br />
€ 478,50<br />
€ 2.009,70<br />
€ 3.349,50<br />
…<br />
€ 280,-<br />
€ 840,-<br />
€ 1.470,-<br />
…<br />
…<br />
…<br />
…<br />
€ 8.427,70<br />
Totale extramurale zorgzwaarte is € 8.427,70 per week en wordt voor 1 januari 2010 geïndexeerd op<br />
100.<br />
Gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt is € 30,65 per week en wordt voor 1 januari 2010<br />
geïndexeerd op 100.<br />
Op overeenkomstige wijze wordt in het fictief rekenvoorbeeld hieronder ook voor peildatum 1 januari<br />
2012 de totale extramurale zorgzwaarte en de gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt berekend.<br />
Verder wordt hier bovendien de wijze getoond waarop de indexering hiervan voor peildatum<br />
1 januari 2012 wordt berekend.<br />
52 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
IJkpunt 1 januari 2012<br />
Zorgzwaarte per cliënt<br />
Functie 1. Gewogen<br />
functie-tarief<br />
(€/uur)<br />
PV<br />
PV<br />
PV<br />
…<br />
VP<br />
VP<br />
VP<br />
…<br />
…<br />
Totaal alle functies<br />
€ 9,57<br />
€ 9,57<br />
€ 9,57<br />
…<br />
€ 14,00<br />
€ 14,00<br />
€ 14,00<br />
…<br />
…<br />
2. Zorgomvang<br />
(uur/week)<br />
Som van zorgzwaarte van alle ZZP’s<br />
€ 6.737,90<br />
=<br />
Totaal aantal ZZP’s 250<br />
1<br />
3<br />
5<br />
…<br />
1<br />
2<br />
3<br />
…<br />
…<br />
3. Aantal cliënten<br />
met deze indicatie<br />
60<br />
70<br />
40<br />
…<br />
15<br />
50<br />
15<br />
…<br />
…<br />
250<br />
=<br />
Totale extramurale<br />
zorg-zwaarte: 1x2x3<br />
(€/week)<br />
€ 26,95<br />
€ 574,20<br />
€ 2.009,70<br />
€ 1.914,00<br />
€ 210,00<br />
€ 1.400,00<br />
€ 630,00<br />
…<br />
…<br />
€ 6.737,90<br />
Totale extramurale zorgzwaarte is € 6.737,90 per week. De indexering hiervan voor 1 januari 2012<br />
laat de relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt:<br />
(€ 6.737,90/€ 8.427,70) x 100 = 80<br />
Gemiddelde extramurale zorgzwaarte per cliënt is € 26,95 per week. De indexering hiervan voor<br />
1 januari 2012 laat de relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt:<br />
(€26,95 / €30,65) x 100 = 88<br />
Door de totale intramurale en extramurale zorgzwaarte op een bepaalde peildatum te sommeren<br />
resulteert de totale zorgzwaarte. Door deze te delen door het totaal aantal cliënten met een geldige<br />
indicatie op de betreffende peildatum resulteert de gemiddelde zorgzwaarte per cliënt. Beide zorgzwaarten<br />
kunnen vervolgens worden geïndexeerd.<br />
Bijschatten van onbekende zorgzwaarte<br />
Zoals in bijlage 1 is besproken, ontbreekt voor de jaren 2008 en 2009 een deel van de cliënten in de<br />
<strong>CIZ</strong>-database. Het totale aantal cliënten in die twee jaren is daarom bijgeschat. De zorgzwaarte kon<br />
niet worden berekend voor deze cliënten. Daarom hebben we voor deze cliënten de zorgzwaarte als<br />
volgt bepaald: op basis van de bekende gemiddelde zorgzwaarte per cliënt voor geldigheidsduurcohort<br />
5 (zie Bijlage 1) uit de jaren 2010, <strong>2011</strong> en 2012 hebben we door middel van extrapolatie de<br />
gemiddelde zorgzwaarte per cliënt voor geldigheidsduurcohorten 5 van de jaren 2008 en 2009 berekend.<br />
Op overeenkomstige wijze hebben we dat gedaan voor geldigheidsduurcohort 4 voor 2008.<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
53
54 <strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg
Bijlage 3<br />
Lijst van afkortingen<br />
Op alfabetische volgorde:<br />
ABA Activerende Begeleiding Algemeen<br />
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten<br />
BG Begeleiding (overkoepelende functiegroep)<br />
BGG Begeleiding Groep (d.w.z. in groepsverband)<br />
BGI Begeleiding Individueel<br />
BH Behandeling (functie)<br />
BHG Behandeling Groep (m.i.v. 1 januari <strong>2011</strong>)<br />
BHI Behandeling Individueel (m.i.v. 1 januari <strong>2011</strong>)<br />
KVB Kortdurend Verblijf (m.i.v. 1 januari <strong>2011</strong>)<br />
LG Lichamelijke handicap (grondslag)<br />
OBA Ondersteunende Begeleiding Algemeen<br />
PG Psychogeriatrische aandoening/ziekte (grondslag)<br />
Pgb Persoonsgebonden budget<br />
PSY Psychiatrische aandoening/ziekte (grondslag)<br />
PV Persoonlijke Verzorging (functie)<br />
SOM Somatische aandoening/ziekte (grondslag)<br />
VB Verblijf (overkoepelende functiegroep)<br />
VBT Verblijf Tijdelijk (functie, tot 1 januari <strong>2011</strong>)<br />
VG Verstandelijke handicap (grondslag)<br />
VP Verpleging (functie)<br />
ZG Zintuiglijke handicap (grondslag)<br />
ZIN Zorg in natura<br />
ZZP Zorgzwaartepakket<br />
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong> Centrum indicatiestelling zorg<br />
55
<strong>Trendrapportage</strong> <strong>2011</strong><br />
Versie: april 2013<br />
Colofon<br />
Dit is een uitgave van het Centrum indicatiestelling zorg<br />
Vormgeving<br />
Carta communicatie & grafisch ontwerp<br />
Foto omslag<br />
Mike Bink<br />
Druk<br />
Borrias, Kampen<br />
<strong>CIZ</strong> Hoofdkantoor<br />
Postbus 232<br />
3970 AE Driebergen<br />
T 088 – 789 67 00<br />
www.ciz.nl<br />
De verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze publicatie berust bij het<br />
Centrum indicatiestelling zorg (<strong>CIZ</strong>). Het gebruik van cijfers en/of teksten uit<br />
deze publicatie, alsmede de naam van de publicatie als toelichting of ondersteuning<br />
of benaming in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de<br />
bron duidelijk wordt vermeld. Het <strong>CIZ</strong> aanvaardt geen aansprakelijkheid voor<br />
drukfouten en/of andere onvolkomenheden.<br />
Voortschrijdend inzicht en informatiewensen vanuit het ministerie van VWS<br />
en de AWBZ-ketenpartners kunnen leiden tot aanpassing van de vorm en<br />
inhoud van deze publicatie.
Princenhof Park 3<br />
3972 NG Driebergen<br />
Postbus 232<br />
3970 AE Driebergen<br />
T 088 - 789 67 00<br />
F 088 - 789 67 01<br />
E info@ciz.nl<br />
www.ciz.nl