INDUSTRIËLE STRIJKROLLEN ROLDIAMETER 500 mm

INDUSTRIËLE STRIJKROLLEN ROLDIAMETER 500 mm INDUSTRIËLE STRIJKROLLEN ROLDIAMETER 500 mm

groupdynamics.lv
from groupdynamics.lv More from this publisher
15.09.2013 Views

VOORBEREIDING VAN DE ELEKTRISCHE KABEL ! WAARSCHUWING ! DE MACHINE MOET OP HET ELEKTRISCHE NET DOOR EEN VASTE TOEVOERKABEL AANGESLOTEN WORDEN. Voor het aansluiten van de machine dient men een elektrische kabel of snoer met koperdraden te gebruiken. De draadeinden moeten voorbereid zijn, zoals het in afb. 4.4.D aangegeven is. De aarddraad (groengeel) moet altijd iets langer gelaten worden om als de laatste te zijn in geval, dat de elektrische kabel bij toeval uitgetrokken wordt. Indien een kabel (harde koperdraden) gebruikt wordt, is het nodig om individuële draden af te isoleren maar alleen net zo veer, dat na het aansluiten geen onafgeisoleerd stuk uitsteekt (7 - meetpunt "X"). Indien een snoer (koperdraden) gebruikt wordt, is het nodig om individuële draden af te isoleren op dezelfde manier als de kabel of met behulp van isolatiebuisjes (6). In zo een geval dient men de isolatiebuisjes met geisoleerde kapjes te gebruiken die het aanraken van het gedeelte, dat na het aansluiten van de draden onder spanning staat, voorkomen. 1. Groengele - veiligheidskabel 2. Zwarte-fasekabel 3. Bruine-fasekabel (driefase-uitvoering) 4. Blauwe-neutrale kabel (eenfase-uitvoering) 5. Zwarte-fasekabel (driefase-uitvoering) 6. Blauwe-neutrale kabel (driefase-uitvoering geldt voor de gasverwarming) Afb. 4.4.D Voorbereiding van de voedingskabel IN EEN BOCHT HANGENDE ELEKTRISCHE KABEL De elektrische kabel kan op de machine op twee verschillende manieren aangesloten worden: – vanuit het kabelkanaal (van onder) – vanuit het kabelrooster (van boven) Indien de kabel van boven aangesloten is, is het aanbevolen om de kabel in een bocht te laten hangen, voor hij door de kabeldoorvoer gaat (zie afb. 4.4.E). Daardoor kan men voorkomen, dat de condens in de kabeldoorvoer of eventueel in de machine loopt. MECHANISCHE BEVEILIGING VAN DE ELEKTRISCHE KABEL Haal de elektrische kabel door de kabeldoorvoer (2) en maak de schroef van de kabeldoorvoer vast. Daardoor wordt de rubber ring in de kabel-doorvoer ingedrukt. Dat zorgt zowel voor de mechanische beveiliging van de kabel als voor de waterdichte doorvoer. Indien de mechanische beveiliging onvoldoende zal zijn, gebruik dan een kabelbeugel (3). PLAATS VAN AANSLUITEN De plaats van het aansluiten van de elektrische kabel is op de hoofdschakelaar van de machine (1). De fase-klemmen zijn gemerkt als U, V, W. De beschermgeleider sluit u direct aan de beschermklem die geplaatst is aan de binnenkant van de rechterstander van de strijkmachine. Deze klem is als PE gemerkt. 1. Hoofdschakelaar 2. Kabeldoorvoer 3. Kabelbeugel 7. Hals van de persholte moet geïsoleerd worden, zodat het deel onder spanning niet aangeraakt kan worden (geleider) als de hoofdschakelaar uitgeschakeld is. 8. De geïsoleerde geleiders van de toevoerkabel moeten zo lang zijn dat het geïsoleerde deel uit de klem van de hoofdschakelaar niet vooruitsteekt (toevoerklem) Afb. 4.4.E Het aansluiten van de kabel 4. Buitenaardklem M8 5. Binnenbeveiligingsklem 20 HANDBOEK VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD 508781_F_UITGAVE_15.2.2010.DOC

GELEIDENDE VERBINDING EN AARDING VAN MACHINES Om veiligheidsreden is het noodzakelijk, dat de mangelmachine op de aarding van de wasserij aangesloten wordt. Daarvoor dient de aardklem van de machine (zie afb. 4.4.F - item 4, M8). Deze aardklem bevindt zich achter op het linker zijpaneel van de machine (zie afb. 4.4.F - item 4) en wordt gemerkt met het "aarde" teken. De aardkabel voor het aarden van de machine behoort niet tot de onderdelen, die samen met de machine geleverd worden. De dikte van de aardkabel moet overeenkomstig zijn minimaal met de waarden die in tab. 4.4.C,D, E aangegeven zijn. Indien de dikte van de elektrische kabel minder dan 2,5 mm2 is, is het aanbevolen om een kabel met een dikte van minimaal 4 mm2 voor de aarding te gebruiken. Door de geleidende verbinding en aarding van de mangelmachines kan men tegerlijkertijd de schadelijke invloed van statische elektriciteit op de werking van de machine voorkomen. 1. Machine - zicht van achter 2. Aarding van de wasserij Afb. 4.4.F Geleidende verbinding en aarding van machines 3. Buitenaardklem van de machine 4. Aarddraad - aarding van machines 4.5. AFVOER VAN SCHADELIJKE AFVALPRODUKTEN 1. Standaard bovenafvoer 2. Tweede bovenafvoer voor de machine met een inlegbreedte van 2500 en 3200 mm MACHINE MET DE ROL (CM) 50 2500 INVOER-BREEDTE (MM) 2000 3200 AFMETING "A" (mm) 125 125 AFMETING "B" (mm) 424 424 Tab. 4.5.A Afb. 4.5.A Aansluiting van afvoer schadelijke stoffen AFVOERVENTILATIE De afvoerpijp voor gassen komt uit op de bovenkant van het rechter zijpaneel van de machine (en ook van het linker zijpaneel voor de machine met een inlegbreedte van 2500 en 3200 mm). De afvoer van gassen moet apart zijn, en de weg van het gebouw naar buiten moet zo kort mogelijk zijn (zie afb. 4.5.B). De diameter van de afvoerpijp mag niet kleiner zijn dan de afvoer van de machine. De maximum lengte van de afvoerpijp is 5 m. Indien de afvoerpijp langer is, is het nodig om een extra ventilator in de pijp te monteren. Gebruik nooit knieën met een grotere bocht dan 90°. De binnenkant van de afvoerpijp moet glad zijn. Voor de ventilatie dient men gegalvaniseerd blik te gebruiken. De afgevoerde lucht mag niet op een wand, plafon of een ander deel van het gebouw gericht worden. De afvoerpijp zal op de machine bevestigd worden op zo een manier om eenvoudig en gemakkelijk verwijderd te kunnen worden. Het volume van de ventilatie in de werkruimte moet twee keer groter zijn dan de doorstroming van de afvoerventilator voor elke mangelmachine. 508781_F_UITGAVE_15.2.2010.DOC HANDBOEK VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD 21

GELEIDENDE VERBINDING EN AARDING VAN MACHINES<br />

Om veiligheidsreden is het noodzakelijk, dat de mangelmachine op de aarding van de wasserij aangesloten<br />

wordt. Daarvoor dient de aardklem van de machine (zie afb. 4.4.F - item 4, M8). Deze aardklem bevindt<br />

zich achter op het linker zijpaneel van de machine (zie afb. 4.4.F - item 4) en wordt gemerkt met het "aarde"<br />

teken. De aardkabel voor het aarden van de machine behoort niet tot de onderdelen, die samen met de<br />

machine geleverd worden. De dikte van de aardkabel moet overeenkomstig zijn minimaal met de waarden<br />

die in tab. 4.4.C,D, E aangegeven zijn. Indien de dikte van de elektrische kabel minder dan 2,5 <strong>mm</strong>2 is, is<br />

het aanbevolen om een kabel met een dikte van minimaal 4 <strong>mm</strong>2 voor de aarding te gebruiken. Door de<br />

geleidende verbinding en aarding van de mangelmachines kan men tegerlijkertijd de schadelijke invloed<br />

van statische elektriciteit op de werking van de machine voorkomen.<br />

1. Machine - zicht van achter<br />

2. Aarding van de wasserij<br />

Afb. 4.4.F Geleidende verbinding en aarding van machines<br />

3. Buitenaardklem van de machine<br />

4. Aarddraad - aarding van machines<br />

4.5. AFVOER VAN SCHADELIJKE AFVALPRODUKTEN<br />

1. Standaard bovenafvoer<br />

2. Tweede bovenafvoer voor de machine met een inlegbreedte van 2<strong>500</strong> en 3200 <strong>mm</strong><br />

MACHINE MET DE ROL<br />

(CM)<br />

50<br />

2<strong>500</strong><br />

INVOER-BREEDTE (MM) 2000<br />

3200<br />

AFMETING "A" (<strong>mm</strong>) 125 125<br />

AFMETING "B" (<strong>mm</strong>) 424 424<br />

Tab. 4.5.A<br />

Afb. 4.5.A Aansluiting van afvoer schadelijke stoffen<br />

AFVOERVENTILATIE<br />

De afvoerpijp voor gassen komt uit op de bovenkant van het rechter zijpaneel van de machine (en ook van<br />

het linker zijpaneel voor de machine met een inlegbreedte van 2<strong>500</strong> en 3200 <strong>mm</strong>). De afvoer van gassen<br />

moet apart zijn, en de weg van het gebouw naar buiten moet zo kort mogelijk zijn (zie afb. 4.5.B). De<br />

diameter van de afvoerpijp mag niet kleiner zijn dan de afvoer van de machine. De maximum lengte van de<br />

afvoerpijp is 5 m. Indien de afvoerpijp langer is, is het nodig om een extra ventilator in de pijp te monteren.<br />

Gebruik nooit knieën met een grotere bocht dan 90°. De binnenkant van de afvoerpijp moet glad zijn. Voor<br />

de ventilatie dient men gegalvaniseerd blik te gebruiken. De afgevoerde lucht mag niet op een wand, plafon<br />

of een ander deel van het gebouw gericht worden. De afvoerpijp zal op de machine bevestigd worden op zo<br />

een manier om eenvoudig en gemakkelijk verwijderd te kunnen worden.<br />

Het volume van de ventilatie in de werkruimte moet twee keer groter zijn dan de doorstroming van de<br />

afvoerventilator voor elke mangelmachine.<br />

508781_F_UITGAVE_15.2.2010.DOC HANDBOEK VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD 21

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!