JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap
JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap
238 Geen ogenblik heeft hij ze uitgedaan als men u niet vreest of looft. en daarom keerde om mijn maag. De koning was zeer aangedaan, Heer vorst, dit zal de reden blijken vooral toen hij ze zag opstaan waarom ge nooit aan mijne zijde en haar de tafel zag verlaten zult liggen, als niet voor mijn ogen om hem bedroefd achter te laten. hem hoed en wanten worden ontnomen. – Vrouwe, riep hij, wil toch kalmeren, Ysegrijn, de grimmige rebel, we gaan ze hem meteen ontnemen. wou antwoorden nijdig en fel Denkend dat hij kon ontkomen als hij kreeg de gelegenheid. heeft de wolf een sprong genomen, Maar hij had gezien, net op tijd, maar de zaal was ver van lege. dat Nobels blik al stak vol haat De koning riep: – Hou hem tegen! en leek tot alles nu in staat. Aleer hij de poort kon bereiken Vrezend dat het alleen slechter kon kon men Ysegrijn al grijpen. zweeg wijselijk wolf de baron Reynaert is zo blij als een kind en hij deed een stap achteruit. als hij de wolf neergeveld vindt. Nobel had vernomen het besluit Zij hem hoofd en poten afstropen van zijn bruid, die niet zou verdragen en hebben hem zijn hoed ontnomen. dat hij met haar gemeenschap had Hij heeft een hoge prijs betaald en kreeg zo een razernijaanval voor ‘t koninklijke bruiloftsmaal. dat hij brulde tot de arme wolf Dan daalde hij af de trappen die vlug een goede schuilplaats zocht. en ze lieten hem ontsnappen - Heer Ysegrijn, geef die hoed hier, omdat hij zijn werk had gedaan. of zijt ge soms een Schot, een Ier? De jeugd laat hem niet zo maar gaan Of denkt ge soms gekroond te zijn want zij bleef hem luidkeels belagen of lijdt ge aan schurft, Ysegrijn? met hun spot en dwaze vragen. Dan heeft de wolf zijn hoofd geheven Reynaert met twee plagerijen en sprak tot de vorst al bevend: bestookte de arme Ysegrijne: – Heer, laat mij dat niet beleven – Compeer, werdt gij getonsureerd? want ik zou lijden zo’n helse pijn Als uw vrouw ter kerke keert, dat ik hier voor allen val in zwijm. kunt ge voor haar en haar vriendinnen Ge moet mij geen verwijten doen, de psalmen van de kerkdienst zingen? want ik draag wanten noch hoed. Uw hoed is rood heer Ysegrijn! Het zijn restanten van mijn vel Denkt ge soms al keizer te zijn? dat u diende tot bontpels Wolf Ysegrijn was zeer beducht in de tijd dat de vos Reynaert en sloeg zonder afscheid op de vlucht. voor u zijn kruiden maakte klaar. Van het feest had hij het begin Rein hoorde die rechtvaardiging meegemaakt zeer tegen zijn zin. maar hij zat er niets mee in. Aan d’eretafel zat de koning Tussen zijn tanden heeft hij bezworen met naast zich de koningin. de koningin, die zich liet horen: Heerlijk was de drank en fijn de spijs, – Mooi praten kan die imbeciel! maar de dieren, wegens toverij, Bij mijn geloof in mijn moeders ziel, leken niet bepaald tevreden. als wij ons bevonden aan het hof Duivels geven niet om eten. van mijn vader, dan kreeg de wolf Toen hun dorst en honger was gestild geen tijd om zich te verweren vroeg koning Nobel om wat stilte. of zelfs niet om zich t’excuseren, Hij riep Reynaert aan zijn zij want goed- of kwaadschiks om ‘t even en vroeg waar zijn beloften zijn. had hij reeds zijn wanten afgegeven. – Baron, ge hebt u sterk gemaakt Wat zijt gij toch voor een staatshoofd en het mij ook vaak herhaald, Tiecelijn, 18, 2005
dat mijn vrouw van al de dieren kon aannemen uitzicht en manieren. Geef daarvan meteen het bewijs hier en nu in dit paleis. – Vorst Nobel, gij zegt de waarheid, uw bruid is veel talenten rijk. Vraag het haar en het gebeurt; zij stelt haar gemaal niet teleur. In stilte betoverde hij de koningin die als volgt het spreken begint en zij voert zo goed het woord dat Rein vindt dat het zo hoort. Voor de koning en zijn baronnen is zij met een excuus begonnen. – Baron Reynaert, wil plaats nemen, want van u wil ik vernemen welke van mijn minnestrelen gij meebracht naar deze streken. Gij hebt, heer Reynaert, inderdaad bij uw bezoek aan mij verklaard dat al de dieren uit uw land uitblinken in muziek en zang en dat zij bovendien ook waren goede worstelaars en acrobaten, grootmeesters in het hoepelspringen en om minneliederen te zingen; in één woord dat op deze aarde geen van mijn dienaars hen evenaarde. Laat nu de waarheid aan ‘t licht komen, laat uw artiesten zich nu tonen en met de mijne voor de palm strijden. Als de uwe in het zand bijten, dat ze dan nederig zwijgen. Wat betreft mijn meesterschap, ik doe daar een demonstratie van die men nooit overtreffen kan. Reynaert dan tot Nobel sprak: – Vorst, dit voorstel lijkt me goed, zodat ge het aanvaarden moet. Laat uw artiesten naar hier komen en laat ze ons hun kunsten tonen zonder enig respijt te laten aan de koningin haar acrobaten. Verslaan zullen wij ze zonder twijfel, geen mens, vorst, die daaraan twijfelt. – Reynaert, zei daarop de lioen, wat ge aanraadt gaan we doen. Voor deze aangelegenheid zult gij, baron, aansprakelijk zijn. 239 Nu gij deze spelen organiseert, maak dat bewaard blijft ‘s konings eer. Organiseer de spelen naar uw zin en maak dat goedschiks of kwaadschiks men zich schikt naar uw besluit. De zaak ging de goede kant uit, zoals dat wou de sluwe vos die er wellustig gaat op los. Hij laat afmeten in de zaal lang en breed een kampplaats waarrond de dieren gingen zitten om van het schouwspel te genieten. Rein liet roepen Bruin, de bere, omdat hij het lichtste scheen te wegen. – Bruin, gebood hij, kom naar voren. Op Nobels verzoek zult gij ons tonen een buiteling voor- en achterwaarts waarin ge ooit zo bedreven waart. Bruin begreep dat hij ‘t moest uitvoeren want hij kon geen excuus inroepen om zijn nummer niet op te voeren. Hij plaatste zich op zijn vier voeten in ‘t midden en maakte zich klaar, hij streek vakkundig door zijn haar en vroeg om aandacht in de ring voor zijn dubbele buiteling. De beer boog zijn hoofd naar de grond, bracht de beweging naar zijn kont en sprong, maar hij viel zo log neder dat zijn anus werd veel breder en openging als een achterpoort. Zijn ingewanden, erg gestoord, dreigden het af te laten weten omdat ze staken zo vol met eten dat na zijn mislukte buiteling Bruin zich voor ‘t hof te buiten ging en liet een zo vervaarlijke wind dat hij weerklonk in heel de zaal en schateren deed hij allemaal ... Spottend zei de bruid tot de koning, een mooie buiteling is dit die bij d’uitvoering door de aars zo luid als door een trompet blaast. Zij kwam zelf dan op de proppen met een dier van twintig koppen dat brengen zou een capriool. Het dier streek zijn kostuum schoon, nam plaats op een open plek en het buitelde met succes, Tiecelijn, 18, 2005
- Page 11 and 12: De grafelijke klerken 187 De cister
- Page 13 and 14: Meer nog dan Egidius en Diederik in
- Page 15 and 16: 191 dan slechts die werkzaamheden o
- Page 17 and 18: 193 rair stemmingslandschap. Willem
- Page 19 and 20: 195 felijke raadsheer. Vanaf 11 jul
- Page 21 and 22: 197 moet gelieerd geweest zijn aan
- Page 23 and 24: 199 Eveneens door specialisten als
- Page 25 and 26: 201 Wrakschrift Deze studie is een
- Page 27 and 28: 203 Biesheuvel, I. (vertaling en to
- Page 29 and 30: Oostrom, F.P. van, Maerlants wereld
- Page 31 and 32: 207 ik nog wijzigingen aanbrengen.
- Page 33 and 34: 209 bonden. Met een ander zintuig d
- Page 35 and 36: 211 Bouwman geeft verhaaltechnische
- Page 37 and 38: 213 ringen: “Rijk beladen met, ee
- Page 39 and 40: 215 Die vraag heeft pas zin als Van
- Page 41 and 42: 217 Heeroma, K., De andere Reinaert
- Page 43 and 44: Tekst Gij die van Reynaert hebt geh
- Page 45 and 46: Laatst werden, heer, voor uw gerech
- Page 47 and 48: naar Malpertuis, zijn vossenburcht
- Page 49 and 50: en zo mijn rampspoed voorbereidde.
- Page 51 and 52: 227 Beslis dus niets over deze daad
- Page 53 and 54: zoals de raad hen had bevolen. Cant
- Page 55 and 56: de rede wil en de rechtspleging dat
- Page 57 and 58: 233 aankomt op een goede morgen. in
- Page 59 and 60: deed de duivelse bezwering en zei t
- Page 61: 237 Baron Ysegrijn was vroeger Reyn
- Page 65 and 66: 241 kwam het bloed bij dunne strale
- Page 67 and 68: maar met groot geldelijk verlies. A
- Page 69 and 70: 245 veuze bibliothecaris Bertram Ha
- Page 71 and 72: 247 voeren. In het museum, de voorm
- Page 73 and 74: ■ Kenneth Varty 249 Een Reynaert
- Page 75 and 76: 251 Afb. 2 de burgerij, protesteren
- Page 77 and 78: Meester circa 1495 en vervolgens do
- Page 79 and 80: Steunabonnee 2005 Minstens 25 euro.
- Page 81: Jaargang 18 nummer 3 257 177 Rik va
238<br />
Geen ogenblik heeft hij ze uitgedaan als men u niet vreest of looft.<br />
en daarom keerde om mijn maag. De koning was zeer aangedaan,<br />
Heer vorst, dit zal de reden blijken vooral toen hij ze zag opstaan<br />
waarom ge nooit aan mijne zijde en haar de tafel zag verlaten<br />
zult liggen, als niet voor mijn ogen om hem bedroefd achter te laten.<br />
hem hoed en wanten worden ontnomen. – Vrouwe, riep hij, wil toch kalmeren,<br />
Ysegrijn, de grimmige rebel,<br />
we gaan ze hem meteen ontnemen.<br />
wou antwoorden nijdig en fel<br />
Denkend dat hij kon ontkomen<br />
als hij kreeg de gelegenheid.<br />
heeft de wolf een sprong genomen,<br />
Maar hij had gezien, net op tijd, maar de zaal was ver van lege.<br />
dat Nobels blik al stak vol haat De koning riep: – Hou hem tegen!<br />
en leek tot alles nu in staat.<br />
Aleer hij de poort kon bereiken<br />
Vrezend dat het alleen slechter kon kon men Ysegrijn al grijpen.<br />
zweeg wijselijk wolf de baron<br />
Reynaert is zo blij als een kind<br />
en hij deed een stap achteruit. als hij de wolf neergeveld vindt.<br />
Nobel had vernomen het besluit Zij hem hoofd en poten afstropen<br />
van zijn bruid, die niet zou verdragen en hebben hem zijn hoed ontnomen.<br />
dat hij met haar gemeenschap had Hij heeft een hoge prijs betaald<br />
en kreeg zo een razernijaanval voor ‘t koninklijke bruiloftsmaal.<br />
dat hij brulde tot de arme wolf<br />
Dan daalde hij af de trappen<br />
die vlug een goede schuilplaats zocht. en ze lieten hem ontsnappen<br />
- Heer Ysegrijn, geef die hoed hier, omdat hij zijn werk had gedaan.<br />
of zijt ge soms een Schot, een Ier? De jeugd laat hem niet zo maar gaan<br />
Of denkt ge soms gekroond te zijn want zij bleef hem luidkeels belagen<br />
of lijdt ge aan schurft, Ysegrijn? met hun spot en dwaze vragen.<br />
Dan heeft de wolf zijn hoofd geheven Reynaert met twee plagerijen<br />
en sprak tot de vorst al bevend: bestookte de arme Ysegrijne:<br />
– Heer, laat mij dat niet beleven – Compeer, werdt gij getonsureerd?<br />
want ik zou lijden zo’n helse pijn Als uw vrouw ter kerke keert,<br />
dat ik hier voor allen val in zwijm. kunt ge voor haar en haar vriendinnen<br />
Ge moet mij geen verwijten doen, de psalmen van de kerkdienst zingen?<br />
want ik draag wanten noch hoed. Uw hoed is rood heer Ysegrijn!<br />
Het zijn restanten van mijn vel Denkt ge soms al keizer te zijn?<br />
dat u diende tot bontpels<br />
Wolf Ysegrijn was zeer beducht<br />
in de tijd dat de vos Reynaert<br />
en sloeg zonder afscheid op de vlucht.<br />
voor u zijn kruiden maakte klaar. Van het feest had hij het begin<br />
Rein hoorde die rechtvaardiging meegemaakt zeer tegen zijn zin.<br />
maar hij zat er niets mee in.<br />
Aan d’eretafel zat de koning<br />
Tussen zijn tanden heeft hij bezworen met naast zich de koningin.<br />
de koningin, die zich liet horen: Heerlijk was de drank en fijn de spijs,<br />
– Mooi praten kan die imbeciel! maar de dieren, wegens toverij,<br />
Bij mijn geloof in mijn moeders ziel, leken niet bepaald tevreden.<br />
als wij ons bevonden aan het hof Duivels geven niet om eten.<br />
van mijn vader, dan kreeg de wolf Toen hun dorst en honger was gestild<br />
geen tijd om zich te verweren<br />
vroeg koning Nobel om wat stilte.<br />
of zelfs niet om zich t’excuseren, Hij riep Reynaert aan zijn zij<br />
want goed- of kwaadschiks om ‘t even en vroeg waar zijn beloften zijn.<br />
had hij reeds zijn wanten afgegeven. – Baron, ge hebt u sterk gemaakt<br />
Wat zijt gij toch voor een staatshoofd en het mij ook vaak herhaald,<br />
Tiecelijn, <strong>18</strong>, 2005