JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap
JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap
Dat Nobel het vonnis uitvoere, op de relieken een ware eed zo ontsnappen we aan zijn woede. dat hij niets beraamde en niets weet Wat nu Bruin de beer aangaat van wat hoger werd gezegd en zijn klacht tegen Reynaert, en hem weer ten laste wordt gelegd. we zagen hoe grauw hij was en bleek. Zo zal verder zonder pleiten Hij verwijt hem dat hij hem heeft vrede heersen tussen hen beiden. verraden met de eikenstronk Wat nu de haan Canteclaer betreft, waarin hij van de honing dronk, heer Koning, hiervan dient gezegd toen Reynaert hem op sleeptouw nam. dat wij niet klaar zien in die zaak Maar daar zijn geen getuigen van! en niet goed weten wat gedaan. Laat Reynaert voor de relikwieën Reynaert verwijzen naar de galg de eed zweren op zijn beide knieën, voor de moord en de doodslag en laat beiden, van hun wrok genezen, lijkt ons niet rechtvaardig en wijs als vroeger weer goede vrienden wezen! daar ‘t gaat om uw autoriteit. Dat zou dan, naar het mij toeschijnt, We pleiten hem echter ook niet vrij d’allerbeste oplossing zijn. daar hij de godsvrede heeft ontwijd Zult gij mij volgen op deze weg? door u te vrijwaren t’allen prijze. Brichemer staat weer op en zegt: Daarom zullen wij erover zwijgen. – Heer, we geven u ons akkoord. U handelt, heer, naar uw inzicht We vinden geen beter antwoord. in dit ingewikkelde gericht. Nu dan, monseigneur luipaard, – Wij, verklaart Nobel, proclameren: deel aan de vorst mede deze uitspraak. zo hoofs zij here Canteclere Ze zijn teruggekeerd naar het hof dat hij niet zal overdrijven waar rechtspraak hield Nobel de vorst. en binnen ‘t redelijke blijven. In het midden van de hoofdzaal Weet ook, dat in niemands voordeel deed dan de luipaard zijn verhaal. ik verraden zal mijn oordeel – Koning Nobel, leen mij uw oor om de godsvrede te bewaren. en als ge wilt lees ik u voor Ik reken daarvoor op Canteclare. de vonnissen door ons genomen Laat hij dan in dit rechtsgeding om de godsvrede te bekomen. rechter zijn maar wel verstandig – Ik wil, zo antwoordde de lioen en dat hij rechtvaardig handelt niet alleen dat ge het zoudt doen zo dat iedereen hem zal danken. maar ik gebied en beveel het u Naar waarheid ik hem hier verklaar ze mee te delen hier en nu. strikt uit te voeren zijn uitspraak. – Wij besloten, o vorst, naar waarheid Hij beslisse dus welke boete dat Reynaert op eis van Ysegrijn vos Reynaert zal betalen moeten. zou zweren, wat al diende gedaan Laten wij nu de relieken brengen; toen Roönel voor borg wou staan. dat zij die er belang bij hebben Maar om de positie van u, koning, gereed staan om de eed te zweren te versterken, is het nodig zoals men hen heeft aangegeven. dat de wolf zweert dat hij nooit beging Toen hij de koning had gehoord noch kennis had van een schending dankte de haan en boog het hoofd. waarvoor de vos kreeg de vergelding. Hij roept vrouwe Pinte bij hem Al trachten ze elkaar te vinden, en bovendien mevrouw Bruinhen. wij willen dat ze worden vrienden. Hij neemt ze mee achter een hage En wat nu betreft de aanklacht om daar met hen te beraadslagen. die Bruin naar voren heeft gebracht, Men brengt ook de relieken aan dat was voorzeker geen verraad. en de baronnen gaan rechtstaan De vos moet zweren metterdaad en zij hebben vrede gesloten 228 Tiecelijn, 18, 2005
zoals de raad hen had bevolen. Canteclaer beraadslaagt intussen en toont zich woelig en onrustig. – Pinte, vraagt hij geagiteerd, verklaar mij wat gij suggereert. Zeg mij wat gij als losgeld vraagt voor de manslag van vos Reynaert. Zuster Coppe ligt nu in de kist, haar dood kan niet worden uitgewist. Vergeef aan Reynaert zijn misdaad en wat Coppes ziel aangaat dat God ze beschermt en behoedt. – Wat, roept Pinte, hoor ik u goed? Zoudt gij de moord op onze zus vergeven en vergeten dus? Wilt ge mij nog erger doen lijden en van rouw mij doen verscheiden? – Pinte, zegt Bruinhen, luister naar mij, vel een goed oordeel in dit pleit. Gezien de vorst ons goed is gezind krijgt Rein de straf die hij verdient. Laten we zijn twee ogen uitsteken en twee van zijn poten breken, zodat hij aan elk hof wordt onteerd als hij ooit pleit of procedeert. Daarop antwoordt dan weer Pinte: – Bruinhen, ge spreekt van rare dingen als ge ons zegt Rein te verminken. Dat zal hij ons nooit vergeven en zolang hij blijft in leven zal hij ons naar ‘t leven staan, want hij is sluw en tot veel bekwaam. Alleen zijn dood brengt ons redding. Hij is zo sluw en zo behendig dat hij meteen wraak zal nemen. Bij ons Heer, zo luidt mijn mening: hij heeft beslist wanbof gehad door te vallen in onze macht en we moeten dan ook niet dralen om ‘t strop over zijn nek te halen voor hem kwijtschelding wordt verleend. Bij de Heer die in de hemel leeft, als dat niet is naar uw zin blijf ik niet langer uw vriendin en hebt ge mij voor ‘t laatst gezien. Canteclaer heeft nu ingezien dat zij Reynaert nooit zal vergeven het diepe leed haar aangedaan en dat zolang de vos blijft bestaan 229 zij zich weigeren zal voortaan. Het is dan beter dat Reynaert sterft vermits zijn vriendin dat eist en wenst, of hij zal de komende dagen vergeefs bij haar om liefde vragen. De vrouw heeft de troeven in handen. Al geeft gij hen wat ze verlangen toch blijft ge in haar macht gevangen. Hierop eindigt hun beraadslaging. De balans in Reynaerts nadeel hing. Hij die hoopte op een goede vrede heeft om te juichen nu geen reden. Het pluimvee keerde naar de zaal en ging voor koning Nobel staan. Het hoofd gebogen hield Canteclaer en hij wekte meelijden voorwaar. Tranen vloeiden over zijn wangen of bleven aan zijn wimpers hangen. Hij knielde voor Nobels voeten neer en deelde hem hun besluit mee omdat het zo geschieden moet. – Heer, zegt hij, dat God u behoedt, gij hebt mij zoveel eer geschonken. De smart die Pintes hart verwondde bracht haar in zo’n groot doodsgevaar dat zij eist bloedwraak van de raad en wil dat Rein aan de galg gaat. We hebben al te lang gewacht om hem te hangen aan de galg. De vos heeft Coppe de dood gegeven dat men ze ook aan Reynaert geve. De vos beeft als een espenblad en meer nog als men spreekt van ‘t rad. Geen mens zal in deze situatie de vorst smeken om zijn gratie, want de koning heeft gezworen in te volgen hun rekwisitore. Nobel is bruusk recht gaan staan en is woedend te keer gegaan: – Canteclaer, ge hebt mij boos gemaakt en ge hebt tegen de vos Reynaert, die mij zoveel diensten heeft bewezen, een erg deloyale daad bedreven. Hoe ondankbaar zou ik mij tonen door hem met de strop te belonen! Ik zal mijn eed niet verloochenen die ‘k te lichtvaardig heb gezworen, daar ik u voor zachtmoedig aanzag. Ge doet dus wat ge nodig acht. Tiecelijn, 18, 2005
- Page 1 and 2: Uitdoven? We werden er niet vrolijk
- Page 3 and 4: ■ Rik van Daele De robotfoto van
- Page 5 and 6: 181 gebruikt relatief veel Vlaamse
- Page 7 and 8: 183 Het schijnt dat zowel de kerkel
- Page 9 and 10: Vier dertiende-eeuwse tegels uit de
- Page 11 and 12: De grafelijke klerken 187 De cister
- Page 13 and 14: Meer nog dan Egidius en Diederik in
- Page 15 and 16: 191 dan slechts die werkzaamheden o
- Page 17 and 18: 193 rair stemmingslandschap. Willem
- Page 19 and 20: 195 felijke raadsheer. Vanaf 11 jul
- Page 21 and 22: 197 moet gelieerd geweest zijn aan
- Page 23 and 24: 199 Eveneens door specialisten als
- Page 25 and 26: 201 Wrakschrift Deze studie is een
- Page 27 and 28: 203 Biesheuvel, I. (vertaling en to
- Page 29 and 30: Oostrom, F.P. van, Maerlants wereld
- Page 31 and 32: 207 ik nog wijzigingen aanbrengen.
- Page 33 and 34: 209 bonden. Met een ander zintuig d
- Page 35 and 36: 211 Bouwman geeft verhaaltechnische
- Page 37 and 38: 213 ringen: “Rijk beladen met, ee
- Page 39 and 40: 215 Die vraag heeft pas zin als Van
- Page 41 and 42: 217 Heeroma, K., De andere Reinaert
- Page 43 and 44: Tekst Gij die van Reynaert hebt geh
- Page 45 and 46: Laatst werden, heer, voor uw gerech
- Page 47 and 48: naar Malpertuis, zijn vossenburcht
- Page 49 and 50: en zo mijn rampspoed voorbereidde.
- Page 51: 227 Beslis dus niets over deze daad
- Page 55 and 56: de rede wil en de rechtspleging dat
- Page 57 and 58: 233 aankomt op een goede morgen. in
- Page 59 and 60: deed de duivelse bezwering en zei t
- Page 61 and 62: 237 Baron Ysegrijn was vroeger Reyn
- Page 63 and 64: dat mijn vrouw van al de dieren kon
- Page 65 and 66: 241 kwam het bloed bij dunne strale
- Page 67 and 68: maar met groot geldelijk verlies. A
- Page 69 and 70: 245 veuze bibliothecaris Bertram Ha
- Page 71 and 72: 247 voeren. In het museum, de voorm
- Page 73 and 74: ■ Kenneth Varty 249 Een Reynaert
- Page 75 and 76: 251 Afb. 2 de burgerij, protesteren
- Page 77 and 78: Meester circa 1495 en vervolgens do
- Page 79 and 80: Steunabonnee 2005 Minstens 25 euro.
- Page 81: Jaargang 18 nummer 3 257 177 Rik va
zoals de raad hen had bevolen.<br />
Canteclaer beraadslaagt intussen<br />
en toont zich woelig en o<strong>nr</strong>ustig.<br />
– Pinte, vraagt hij geagiteerd,<br />
verklaar mij wat gij suggereert.<br />
Zeg mij wat gij als losgeld vraagt<br />
voor de manslag van vos Reynaert.<br />
Zuster Coppe ligt nu in de kist,<br />
haar dood kan niet worden uitgewist.<br />
Vergeef aan Reynaert zijn misdaad<br />
en wat Coppes ziel aangaat<br />
dat God ze beschermt en behoedt.<br />
– Wat, roept Pinte, hoor ik u goed?<br />
Zoudt gij de moord op onze zus<br />
vergeven en vergeten dus?<br />
Wilt ge mij nog erger doen lijden<br />
en van rouw mij doen verscheiden?<br />
– Pinte, zegt Bruinhen, luister naar mij,<br />
vel een goed oordeel in dit pleit.<br />
Gezien de vorst ons goed is gezind<br />
krijgt Rein de straf die hij verdient.<br />
Laten we zijn twee ogen uitsteken<br />
en twee van zijn poten breken,<br />
zodat hij aan elk hof wordt onteerd<br />
als hij ooit pleit of procedeert.<br />
Daarop antwoordt dan weer Pinte:<br />
– Bruinhen, ge spreekt van rare dingen<br />
als ge ons zegt Rein te verminken.<br />
Dat zal hij ons nooit vergeven<br />
en zolang hij blijft in leven<br />
zal hij ons naar ‘t leven staan,<br />
want hij is sluw en tot veel bekwaam.<br />
Alleen zijn dood brengt ons redding.<br />
Hij is zo sluw en zo behendig<br />
dat hij meteen wraak zal nemen.<br />
Bij ons Heer, zo luidt mijn mening:<br />
hij heeft beslist wanbof gehad<br />
door te vallen in onze macht<br />
en we moeten dan ook niet dralen<br />
om ‘t strop over zijn nek te halen<br />
voor hem kwijtschelding wordt verleend.<br />
Bij de Heer die in de hemel leeft,<br />
als dat niet is naar uw zin<br />
blijf ik niet langer uw vriendin<br />
en hebt ge mij voor ‘t laatst gezien.<br />
Canteclaer heeft nu ingezien<br />
dat zij Reynaert nooit zal vergeven<br />
het diepe leed haar aangedaan<br />
en dat zolang de vos blijft bestaan<br />
229<br />
zij zich weigeren zal voortaan.<br />
Het is dan beter dat Reynaert sterft<br />
vermits zijn vriendin dat eist en wenst,<br />
of hij zal de komende dagen<br />
vergeefs bij haar om liefde vragen.<br />
De vrouw heeft de troeven in handen.<br />
Al geeft gij hen wat ze verlangen<br />
toch blijft ge in haar macht gevangen.<br />
Hierop eindigt hun beraadslaging.<br />
De balans in Reynaerts nadeel hing.<br />
Hij die hoopte op een goede vrede<br />
heeft om te juichen nu geen reden.<br />
Het pluimvee keerde naar de zaal<br />
en ging voor koning Nobel staan.<br />
Het hoofd gebogen hield Canteclaer<br />
en hij wekte meelijden voorwaar.<br />
Tranen vloeiden over zijn wangen<br />
of bleven aan zijn wimpers hangen.<br />
Hij knielde voor Nobels voeten neer<br />
en deelde hem hun besluit mee<br />
omdat het zo geschieden moet.<br />
– Heer, zegt hij, dat God u behoedt,<br />
gij hebt mij zoveel eer geschonken.<br />
De smart die Pintes hart verwondde<br />
bracht haar in zo’n groot doodsgevaar<br />
dat zij eist bloedwraak van de raad<br />
en wil dat Rein aan de galg gaat.<br />
We hebben al te lang gewacht<br />
om hem te hangen aan de galg.<br />
De vos heeft Coppe de dood gegeven<br />
dat men ze ook aan Reynaert geve.<br />
De vos beeft als een espenblad<br />
en meer nog als men spreekt van ‘t rad.<br />
Geen mens zal in deze situatie<br />
de vorst smeken om zijn gratie,<br />
want de koning heeft gezworen<br />
in te volgen hun rekwisitore.<br />
Nobel is bruusk recht gaan staan<br />
en is woedend te keer gegaan:<br />
– Canteclaer, ge hebt mij boos gemaakt<br />
en ge hebt tegen de vos Reynaert,<br />
die mij zoveel diensten heeft bewezen,<br />
een erg deloyale daad bedreven.<br />
Hoe ondankbaar zou ik mij tonen<br />
door hem met de strop te belonen!<br />
Ik zal mijn eed niet verloochenen<br />
die ‘k te lichtvaardig heb gezworen,<br />
daar ik u voor zachtmoedig aanzag.<br />
Ge doet dus wat ge nodig acht.<br />
Tiecelijn, <strong>18</strong>, 2005