15.09.2013 Views

JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap

JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap

JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

211<br />

Bouwman geeft verhaaltechnische redenen voor die keuze. Volgens mij zijn er ook<br />

heel sterke inhoudelijke redenen waarom Willem voor Pinksteren koos. Babel en<br />

Pinksteren zijn innig verbonden en die verbinding belicht heel kernachtig het hoofdthema<br />

van zijn verhaal.<br />

We hebben al ontdekt dat de regels 11-24 een terechtwijzing zijn en daardoor een<br />

morele lading krijgen. Nu blijkt dat daardoor ook de betekenis van de regels 25-40<br />

verschuift. Krijgt het begrip ‘dorpren’ namelijk een morele lading, dan geldt dat ook<br />

voor ‘hoofs’, de tegenhanger ervan. Van Daele (1994:338) had al vastgesteld: “Toch<br />

wijkt de betekenis van ‘hoofs’ in de proloog lichtjes af van de betekenis van dit<br />

woord in de dorperscènes. In A 33 wordt ‘dorperheit’ verbonden met ondeugdzaam<br />

leven. ‘Dorpers’ in de betekenis van diegenen die niet ‘gherne pleghen der eeren’<br />

(A 35), vindt men zowel onder de armen als onder de rijken. Déze hoofsheid en<br />

armoede sluiten elkaar niet uit. Een opvallende parallelle opening is te vinden in de<br />

Floris ende Blancefloer, waarin Diederic van Assenede meedeelt dat zijn liefdesverhaal<br />

‘den dorpren no den doren / Niet bestaet, dat sise horen’ (v. 3-4). Hoofsheid<br />

wordt verbonden met diegenen die ‘wel evel ende goet bekinnen’ (v. 13), die goed<br />

en kwaad kunnen onderscheiden, of ze nu ‘clerc’ of ‘leec’ zijn.” Laten we daarom de<br />

regels 25-40 grondiger bekijken.<br />

Wie heeft Willem voor ogen als lezers of luisteraars? Zeker niet “lui met een<br />

beknibbelende aard en doven en blinden”, dat weten we nu. Wie dan wel? Dat<br />

Willem zo scherp zegt wie hij niet als lezers wil, suggereert wie hij wel op het oog<br />

heeft. De doven en de blinden en de beknibbelaars hebben namelijk dit gemeen: ze<br />

gunnen hem niet waarop hij als kunstenaar recht heeft. Iemand geven waarop hij<br />

recht heeft, dat is een zaak van rechtvaardigheid. In de Middeleeuwen gold dat ook<br />

heel duidelijk voor de eer die men iemand verschuldigd was. “Ic wille dat die ghene<br />

horen / Die gherne pleghen der eeren” (34-35). Het MNW geeft bij de versregel de<br />

volgende commentaar: “Ic wille dat die ghene horen, die gherne pleghen der eren<br />

(begrippen van eer en fatsoen huldigen en toepassen, fatsoenlijke lui zijn), I, 34”.<br />

Maar het VMNW geeft ook aan: “2.5. Met als object een woord dat samen met pleghen<br />

door één ww. kan worden vervangen” en dat is hier het geval, denk ik. ‘der<br />

eeren pleghen’ is dan ons ‘eren’. En daarom hoopt Willem, zo vertaal ik de versregel,<br />

“dat zij de weg naar mijn verzen vinden die de kunst verstaan om iemand te<br />

eren”.<br />

Willem bakent zijn lezerspubliek nog scherper af. Het moeten lezers zijn die “hun<br />

hart ertoe keren” “datsi leven hoofschelike”. Hoofs leven is in de ogen van Willem<br />

niet voorbehouden aan het hof. Nee, “arm of rijk, mij om het even”, schrijft Willem.<br />

Muller (1942:10) heeft het in dat verband over: “Beiden kunnen dus ‘hoveschelike<br />

leven’: eene reeds meer democratische (of wel: geestelijk-aristocratische) verdeeling<br />

en kenschetsing”. Maar in dat “arm of rijk, mij om het even” weerklinkt heel duidelijk<br />

het evangelische ideaal, dat die opdeling tussen arm en rijk net in vraag stelt.<br />

Het begrip ‘hoofsheid’ kan duidelijk een morele lading hebben en reikt in dat geval<br />

verder dan wellevendheid en fatsoen. Het MNW zegt erover: “Ook van God,<br />

Christus of een heilige.” En in het VMNW lezen we: “Jacob van Maerlant gebruikt<br />

het woord daarnaast een aantal malen als kenschetsing van handelwijzen, die<br />

wschl. gewoonlijk met het Lat. ‘pietas’ aangeduid werden en niet met ‘curialis’.<br />

Hierdoor lijkt hij een geheel eigen, meer in het geestelijke getrokken interpretatie<br />

van ‘hovesc’ gehanteerd te hebben.” In de context waarin Willem het woord hier<br />

gebruikt, is dat zeker ook het geval. Daarom vertaal ik “hoveschelike leven” als<br />

“hoogstaand leven”. Willem zegt duidelijk: Van den vos Reynaerde heeft een more-<br />

Tiecelijn, <strong>18</strong>, 2005

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!