JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap
JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap
JG 18 nr 3 - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
209<br />
bonden. Met een ander zintuig drukken ze hetzelfde uit: de onwil om zich open te<br />
stellen voor de boodschap van Jezus. Ook Willem spreekt in gelijkenissen. Is een<br />
betere vertaling van “Beede den dorpren enten doren” dan niet: “wie ziende blind en<br />
horende doof zijn”?<br />
Doven en blinden halen geen moreel profijt uit de boodschap in Van den vos<br />
Reynaerde. Ze zijn ongevoelig daarvoor. Willem zegt daarom van zijn verzen: “Die<br />
hem onnutte sijn gehoort”. Het MNW contrasteert die versregel mooi met een versregel<br />
uit de Servaaslegende van Hendrik van Veldeke: “Gods leer ende sijne woort<br />
die ons nutte sijn ghehoort, Serv. I, 20 (vgl. Rein. I, 15: dese woort die hem onnutte<br />
sijn ghehoort)”. Gods leer en zijn woord zijn brood voor de ziel, zo luidt het citaat.<br />
Mijn verhaal, zegt Willem, kan geen brood voor hun ziel zijn. En een mooi citaat in<br />
dit verband vinden we in het VMNW bij ‘onnutte’: “(…) Ende din onnutten knecht<br />
werpt in de utterste demsternessen, daer gescrei sal sijn ende krijselinge van tanden”.<br />
In de Nieuwe Bijbelvertaling klinkt het zo: “En gooi die nutteloze dienaar eruit,<br />
de duisternis in! Daar zal hij huilen en knarsetanden!” (Matteüs, 25, 30). “Die hem<br />
onnutte sijn gehoort” kunnen we vertalen als: “die er niet zijn voor hun dovemansoren”.<br />
Wat vraagt Willem nu aan die doven en blinden? Hij vraagt dat ze zijn verzen<br />
“laten onbescaven”. Na het voorgaande is het duidelijk dat goede lezers uit Willems<br />
tekst moreel profijt kunnen halen. De doven en blinden kunnen dat niet. In hun<br />
eigenwaan moeten zij dan ook niets aan de verzen willen veranderen, zij moeten ze<br />
“laten onbescaven”, ze mogen ze “niet beroven van hun zin”.<br />
Willem haalt scherp uit naar de doven en de blinden die zijn verzen willen beroven<br />
van hun zin: “Al te zeer lijken ze daarin op de raaf”. Van den vos Reynaerde is<br />
geen biologiehandboek. “Toutes les représentations de la faune – propres à chaque<br />
ge<strong>nr</strong>e littéraire et qui se distinguent les unes en les autres par les modes de révélation<br />
et les rôles de l’animal – ont un point commun fondamental: elles ne prennent<br />
jamais la bête pour elle-même et ne la considèrent pas de façon ‘objective’”, schrijft<br />
Voisenet (2000: 413). De dieren moeten een morele rol spelen en biologische<br />
eigenschappen spelen maar mee als ze die rol versterken. Wat niet past, wordt<br />
weggelaten of vervormd. Voorop staat altijd het morele doel waarvoor de dieren<br />
worden ingezet. Wat het dier, zo opgevat, voor ons kan betekenen, verduidelijkt<br />
Voisenet als volgt: “Contempler la bête, c’est ‘se regarder affronter la vie’. Elle<br />
réfléchit à l’homme l’image de ce qu’il est et de ce qu’il devrait ou voudrait être. Ce<br />
n’est pas un reflet fidèle qu’elle lui retourne, mais déformé ou agrandi, afin que, par<br />
un portrait sans nuance, il choisisse sans hésitation le camp de la vérité” (p. 414).<br />
Toegepast op Van den vos Reynaerde, betekent het dat de dieren ons een spiegel<br />
voorhouden. Wie in die spiegel kijkt, laat zich spiritueel uitdagen. Het beeld van de<br />
dieren is zo zwart-wit om geen onduidelijkheid te laten bestaan over de keuzes die<br />
we in ons leven moeten maken.<br />
Wat leert ons de raaf? Moeten we ons aan hem spiegelen of niet? Over de raaf<br />
Tiecelyn zegt Hellinga (1956) onder andere: “Vertellen wij het hem wel, geven wij<br />
wel de informatie dat een raaf in de Middeleeuwen een andere vogel is dan de raaf<br />
van vandaag, dan zal het hem ook al beginnen te dagen, waarom de raaf scheldt:<br />
dat ongedierte kan niet anders dan boze woorden krassen” (p. 32).<br />
We spiegelen ons best niet aan de raaf. De raaf zit “de boosaardigheid in het<br />
bloed”, zo heb ik het vertaald. De doven en de blinden, zegt Willem, zijn net raven.<br />
Hoe blijkt hun boosaardigheid? Ze verdraaien Willems boodschap zodat die onbetrouwbaar,<br />
verraderlijk en bedrieglijk wordt. Ze zijn net zoals de valse profeten. We<br />
Tiecelijn, <strong>18</strong>, 2005