Hoorzitting 19 april 2012 door Paul Vansteelandt - t Groot Gedelf
Hoorzitting 19 april 2012 door Paul Vansteelandt - t Groot Gedelf Hoorzitting 19 april 2012 door Paul Vansteelandt - t Groot Gedelf
3 Ontoelaatbare verzilting bij realisatie van het SSW-‐project Bij de omvorming van het Schipdonkkanaal tot een duwvaartkanaal ontstaat er een belangrijke verzilting. Op het lengteprofiel van figuur 18 worden de sluizen en de graad van verzilting indicatief weergegeven. Verzilting ontstaat doordat het toekomstige kanaal, via het Boudewijnkanaal en de achterhaven, in contact staat met zout zeewater. Het zoete water van het kanaal kan hierbij geleidelijk aan verzilten , hetzij door rechtstreekse uitwisseling van volumes water bij versassingen, hetzij door diffusie van zouten vanuit het meer geconcentreerde naar het minder geconcentreerde milieu. Figuur 18: lengteprofiel van het SSW-‐project (alternatief 3) met indicatieve aanduiding van de sluizen en graad van verzilting 3.1 Sluis van het type “Duinkerke” Teneinde het oprukken van de zouttong vanuit het Boudewijnkanaal tot een minimum te beperken voorziet het project het bouwen van een zoutwerende sluis van het type “Duinkerke” te Dudzele. In dit systeem (fig. 19) wordt bij gesloten sluisdeuren het zout water in de kolk vervangen door zoet water. Het zoute water wordt afgevoerd via gaten in de vloer terwijl het zoete water instroomt langs openingen in de wanden van de kolk of sluisdeuren nabij het wateroppervlak. Het systeem kan ook omgekeerd aangewend worden, waarbij zout water langs onder instroomt en zoet water langs boven verdwijnt. Bij dit soort systemen wordt er gerekend aan een uitwisseling van zout water in de orde van 10% van het kolkvolume. De benodigde zoetwateraanvoer schommelt tussen de 20 en 40% van een kolkvolume, waarbij het grootste deel verloren gaat bij de overgang van zoet naar zout. Cruciaal in het systeem is dat een te grote vermenging tussen zout en zoet water vermeden moet worden. 14
Figuur 19: werking van een sluis van het type “Duinkerke” Er kan echter sterk getwijfeld worden aan de efficiëntie van een dergelijke zoutwerende sluis te Dudzele. Gelijkaardige sluizen in Duinkerke en in Nederland (Kreekkrak-‐ en de Krammersluizen) werken er in totaal andere omstandigheden. Zij beschikken er over een belangrijke zoetwateraanvoer, liggen in een afwateringsrichting en kunnen daarenboven op een verval rekenen. De Dudzele-‐sluis bevindt zich daarentegen in het verbindingskanaal tussen het Boudewijnkanaal en het Afleidingskanaal van de Leie. Het flushen of doorspoelen gebeurt rechtdoor naar zee en niet via het verbindingskanaal en de Dudzelesluis. Hierdoor gebeurt de uitwisseling eerder met brak water dan met zoet water. 3.2 Modelberekeningen van de oprukkende zouttong In het Technisch Deelrapport Discipline Water van de Plan-‐MER voor de Binnenvaartverbinding Seine-‐Schelde West worden er een aantal modelberekeningen uitgevoerd. Bedoeling was om te bepalen hoe snel en tot op welke afstand verzilting van het pand tussen de Dudzele-‐sluis en de nieuwe sluis te Balgerhoeke zou kunnen plaatsvinden. Hierbij werden volgende aannames gebruikt: a. Er werd rekening gehouden met een “verhoogde” trafiekprognose van 13.130 passages per jaar; b. De berekeningen werden uitgevoerd over een volledig hydrologisch jaar. Hiervoor werden de gegevens van 21 juni 2006 tot 21 juni 2007 gebruikt. Figuur 20 geeft aan hoe het debiet in het Afleidingskanaal (meetstation te Zomergem)tijdens deze periode geëvolueerd is. Men kan vaststellen dat er een zestiental grote en kleinere afvoerpieken hebben plaatsgevonden. De terugdringing van het zoutfront is sterk afhankelijk van de grootte van het spuidebiet en de duur ervan. De verschillende spui-‐events in de gesimuleerde periode zijn geanalyseerd om de efficiëntie in het wegspoelen van het zout na te gaan. Zowel de duur als het beschikbaar spuidebiet spelen een rol. Hoe groter het debiet , hoe verder het zoutfront wordt teruggedrongen. Het spui-‐event moet daarbij 15
- Page 1 and 2: Hoorzitting d.d. 19 april 2012 in d
- Page 3 and 4: Figuur 3: opprvlaktewaterlichaam VL
- Page 5 and 6: Figuur 6: geologisch langsprofiel v
- Page 7 and 8: Gelet op de beperkte aanvoer van zo
- Page 9 and 10: Door gebruik te maken van de omzett
- Page 11 and 12: Aan de hand van de door het Hydrolo
- Page 13: functie van de afstand tot het bevl
- Page 17 and 18: De berekende zoutconcentraties (op
- Page 19 and 20: Figuur 23: het Scheldebekken Figuur
- Page 21 and 22: ekkens van de Aa (stroom uitmondend
- Page 23 and 24: Figuur 29: het hoofdvaarwegennetwer
- Page 25 and 26: 4.1.4 Belangrijk verschil tussen ge
- Page 27 and 28: 4.2.1 Kanaal Gent-‐Terneuzen Si
- Page 29 and 30: Figuur 36: daggemiddelde debieten i
- Page 31 and 32: Het is duidelijk dat het gebruikt r
- Page 33 and 34: 5.3 Enkele scenario’s Teneinde ee
- Page 35: Conclusies: -‐ De totale behoef
Figuur <strong>19</strong>: werking van een sluis van het type “Duinkerke”<br />
Er kan echter sterk getwijfeld worden aan de efficiëntie van een dergelijke zoutwerende sluis te<br />
Dudzele. Gelijkaardige sluizen in Duinkerke en in Nederland (Kreekkrak-‐ en de Krammersluizen)<br />
werken er in totaal andere omstandigheden. Zij beschikken er over een belangrijke<br />
zoetwateraanvoer, liggen in een afwateringsrichting en kunnen daarenboven op een verval rekenen.<br />
De Dudzele-‐sluis bevindt zich daarentegen in het verbindingskanaal tussen het Boudewijnkanaal en<br />
het Afleidingskanaal van de Leie. Het flushen of <strong>door</strong>spoelen gebeurt recht<strong>door</strong> naar zee en niet via<br />
het verbindingskanaal en de Dudzelesluis. Hier<strong>door</strong> gebeurt de uitwisseling eerder met brak water<br />
dan met zoet water.<br />
3.2 Modelberekeningen van de oprukkende zouttong<br />
In het Technisch Deelrapport Discipline Water van de Plan-‐MER voor de Binnenvaartverbinding<br />
Seine-‐Schelde West worden er een aantal modelberekeningen uitgevoerd. Bedoeling was om te<br />
bepalen hoe snel en tot op welke afstand verzilting van het pand tussen de Dudzele-‐sluis en de<br />
nieuwe sluis te Balgerhoeke zou kunnen plaatsvinden. Hierbij werden volgende aannames gebruikt:<br />
a. Er werd rekening gehouden met een “verhoogde” trafiekprognose van 13.130 passages per jaar;<br />
b. De berekeningen werden uitgevoerd over een volledig hydrologisch jaar. Hiervoor werden de<br />
gegevens van 21 juni 2006 tot 21 juni 2007 gebruikt. Figuur 20 geeft aan hoe het debiet in het<br />
Afleidingskanaal (meetstation te Zomergem)tijdens deze periode geëvolueerd is. Men kan vaststellen<br />
dat er een zestiental grote en kleinere afvoerpieken hebben plaatsgevonden. De terugdringing van<br />
het zoutfront is sterk afhankelijk van de grootte van het spuidebiet en de duur ervan. De<br />
verschillende spui-‐events in de gesimuleerde periode zijn geanalyseerd om de efficiëntie in het<br />
wegspoelen van het zout na te gaan. Zowel de duur als het beschikbaar spuidebiet spelen een rol.<br />
Hoe groter het debiet , hoe verder het zoutfront wordt teruggedrongen. Het spui-‐event moet daarbij<br />
15