15.09.2013 Views

De kunstrijder.pdf

De kunstrijder.pdf

De kunstrijder.pdf

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Jonge Lijsters<br />

2000 Nr. 5<br />

Jonge Lijsters, reeks voor scholieren, is een uitgave van W olters­<br />

Noordhoff, Groningen, en Wolters Plantyn, <strong>De</strong>urne (België);<br />

per jaar verschijnen vijf titels en een Lijsterwij{er.<br />

Titeloverzicht Jonge Lijsters 2000<br />

(ISBN Nederland 9001 55273 0; ISBN België 9030 1715° 2)<br />

2000/1 - Thea Beckman <strong>De</strong> Gouden Dolk<br />

(ISBN 9001 55274 9 )<br />

2000/2 - Imme Dros Ongelukkig verliefd<br />

(ISBN 9001 55275 7)<br />

2000/3 - Bies van Ede Ijskoude handen<br />

(ISBN 9°01 55276 5)<br />

2000/4- Lydia Rood Weg van de {on<br />

(ISBN 9001 5)278 I)<br />

2000/5 - Jan Terlouw <strong>De</strong> Kunstrijder<br />

(ISBN 9001 552773)<br />

2000/ 6 - M. Letterie/ C. Markesteijn Lijsterwij{u<br />

(ISBN 9001 55278 x)


Jan Terlouw<br />

<strong>De</strong> Kunstrijder<br />

2000<br />

WOLTERS-NOORDHOFF<br />

GRONINGEN<br />

WOL TERS PLANTYN<br />

DEURNE


Copyright © z989 Lemniscaat, Rotterdam<br />

Uitgegeven met een licentie van uitgeverij Lemniscaat<br />

ISEN 900Z 552:7:7 3 (Nederland)


I<br />

Zelfs de meest onverbeterlijke langslaper wordt soms vroeg<br />

wakker. Zelfs Patrick, die op door-de-weekse dagen meestal<br />

door de wekker heen sliep en door zijn moeder praktisch uit<br />

bed gesleurd moest worden, was deze zondagochtend wak­<br />

ker toen de zon net over de horizon gluurde. Dat gebeurde al<br />

vroeg, want het was de eerste dag van de wintertijd. <strong>De</strong><br />

vorige avond had hij alle klokken in huis een uur achteruit<br />

gezet. Was hij daarom zo vroeg wakker? Onwaarschijnlijk.<br />

Moest hij ergens heen? Nee, hij had geen bijzondere plan­<br />

nen. Was dit op de een of andere manier een speciale dag?<br />

Het was gewoon 28 september, hij was niet jarig, zijn moe­<br />

der was niet jarig, de koningin was niet jarig.<br />

Patrick opende voorzichtig zijn linkeroog en deed het<br />

onmiddellijk weer dicht toen het vale licht van zijn kamer<br />

erin doordrong. Aan dit vroege licht waren zijn ogen niet<br />

gewend. Geen school. Geen afspraken. Geen verplichtin­<br />

gen. Hij dook dieper onder de dekens en probeerde de<br />

droom op te vatten waar die was afgebroken. Hij had aan de<br />

manen van een paard gehangen, dwars door de weilanden<br />

was het gegaan, maar achtervolgde hij iemand of werd hij<br />

zelf achterna gezeten?<br />

<strong>De</strong> slaap wilde niet terugkomen. Hij keerde zich op zijn<br />

linkerzij. Het hielp niet. <strong>De</strong>ze ochtend moest hij meemaken<br />

waar slechte slapers dagelijks - of liever nachtelijks - mee<br />

tobben: ogen dicht of niet, deken of niet, hij was klaarwak­<br />

ker. Zijn bil kriebelde. Hij gaf er een fanatieke krab over met<br />

zijn nagels, zodat de jeuk veranderde in pijn. Zijn rug was<br />

stijf van het liggen. Hij rolde zich op zijn buik en begroef zijn<br />

hoofd in het kussen. Zijn adem maakte een warme plek en hij


kreeg het benauwd. Toen gaf hij het op. 'Ik ben wakker,'<br />

verklaarde hij en hij schoof de dekens opzij.<br />

Hij balde een vuist en stelde vast dat er nog niet de minste<br />

kracht in zat. Hier zou nog geen tor voor op de loop gaan,<br />

dacht hij. Zou Willemien van spierballen houden? Meisjes<br />

zeggen altijd dat ze er niks om geven, wat niet per se waar<br />

hoeft te zijn. In ieder geval had hij op dit vroege uur spier­<br />

ballen van niks. Hij boog en strekte zijn armen om het bloed<br />

beter te laten doorstromen. Dat hielp. Met het bloed stroom­<br />

de ook de kracht toe.<br />

In de muur aan het hoofdeinde van het bed waren boven<br />

elkaar drie verchroomde stangen aangebracht. Hij greep de<br />

laagste en trok zich op. Zo kon hij bij de volgende. Vanaf de<br />

bovenste stang kon hij de rekstok bereiken, die aan het pla­<br />

fond hing, twee meter boven zijn bed. Hij trok zich op,<br />

strekte zijn armen, trok zich weer op, strekte zich opnieuw.<br />

Twintig keer was de taks. Soms, als hij zichzelf wenste te<br />

straffen, bijvoorbeeld voor te veel eten de vorige dag, moest<br />

hij vierentwintig keer. Is dat vandaag het geval? vroeg hij<br />

zich hijgend af. Nee, maar hij was nu toch al bij tweeëntwin­<br />

tig. Na nog twee keer liet hij zich vallen. Het bed jankte.<br />

Even bleefhij uitgeput op zijn rug liggen, maar zijn krachten<br />

keerden snel terug. Hij ging op de rand van het bed zitten en<br />

haalde diep adem. Dat voelde goed. Hij voelde zich sterk en<br />

gezond. Met een handige zwaai wipte hij in zijn rolstoel, gaf<br />

zichzelf een duw en freewheelde naar de badkamer, die te­<br />

gen zijn slaapkamer was aangebouwd.<br />

T-shirt uit en in het zitbad, heerlijk die warme straal op<br />

zijn rug. Hij bleef langer zitten dan met het oog op de gas­<br />

rekening verantwoord was, maar verdiende voor zijn gevoel<br />

weer wat terug door even alleen de koude kraan open te<br />

houden. <strong>De</strong> adem werd hem ontnomen, maar hij grijnsde en<br />

schold zichzelf voor lafaard. Toch maar dicht nu, die kraan.<br />

Ieder heldendom heeft zijn grens. Hij droogde zich af en<br />

voelde hoe zijn huid tintelde. Lekker. Hetbed was vergeten.<br />

<strong>De</strong> dag kon beginnen.<br />

6


'Nou nou; zei zijn moeder toen ze hem aan zag komen. 'Ben<br />

je ziek? Zo vroeg heb ik je nog nooit uit bed gezien.'<br />

Ze zat, gekleed in een peignoir, met een wit gezicht aan de<br />

keukentafel, een dampende kop oploskoffie voor zich, háár<br />

manier om de bloedsomloop op gang te brengen.<br />

'<strong>De</strong> ochtendstond heeft goud in de mond,' zei Patrick<br />

opgewekt. Zijn moeder greep naar haar hoofd. 'Niet zo luid,<br />

alsjeblieft!<br />

'Vroeg in de morgen, mijn kracht bewust, doorstroomt<br />

mij de lust van het leven,' fluisterde Patrick.<br />

'J e bènt ziek,' zei zijn moeder medelijdend.<br />

Patrick zag een dikke trage vlieg over het raamkozijn<br />

scharrelen en hij zei: 'Zie je die vlieg van vorig jaar? Weet je<br />

waar die me aan doet denken?'<br />

'Jawel,' zei zijn moeder. 'Aan mij.'<br />

'Alleen 's morgens. 's Avonds ben je een vliegend hert.'<br />

'J e had "vliegende hinde" kunnen zeggen.'<br />

'Een vliegend hert is een vlinder,' zei Patriçk. 'Een vlin­<br />

der die hartelijke relaties met de roos onderhoudt. Je moet je<br />

biologie eens wat opfrissen.'<br />

'Een vliegend hert is gewoonlijk een kever,' zei moeder.<br />

'Over opfrissen gesproken. Maar ik wenste niet te veronder­<br />

stellen dat je me daarmee zou vergelijken.'<br />

Patrick' s moeder heette Rosalinde, wat ze vreselijk vond.<br />

Veel mensen kortten het af tot Roos en dat vond ze nog<br />

erger. Daarom zei Patrick wel eens Vlinder tegen haar, het<br />

insekt dat veel van de roos houdt, en daar had ze niks tegen.<br />

'Wat heb je voor plannen vandaag?'<br />

'Ik wou beginnen met een trainingsloopje van vijf kilo­<br />

meter,' begon Patriek, 'en dan .. .'<br />

Van sommige van Patrick' s opmerkingen had zijn moe-<br />

der niet terug. Daar wende ze nooit aan.<br />

'Wil je een ei?'<br />

'J a, jij ook? Ik zal ze bakken.'<br />

'Dan zet ik de rest klaar.'<br />

7


Patrick haalde de bakboter en twee eieren uit de koelkast<br />

en ging naar het fornuis, dat heel laag was. Niemand kon zo<br />

lekker eieren bakken als hij, vond zijn moeder. Eerst de bo­<br />

ter goed bruin, daarna op een zacht vuurtje met de eieren<br />

erin, en ten slotte even kort omkeren om het bovenste dril te<br />

smoren, maar zonder dat het geel hard werd. En dan op een<br />

goed gesmeerde bruine boterham, mm! Een Patrick-ei, heet-<br />

.<br />

te dat in de wandeling.<br />

Terwijl hij de boter in de pan liet smelten viel Patriek' s<br />

oog op een oude krant die in het mandje met uien lag. Meer<br />

dan een jaar oud, zag hij. Het Stadsblad? Ja, het Stadsblad.<br />

'Lezing over zeventiende-eeuwse Nederlandse en Vlaamse<br />

schilderkunst', las hij. 'Onze stadgenoot, mr. J.Th.G. van<br />

Wijngaerden, vermaard kunstkenner en filantroop, heeft<br />

gisteren .. .' <strong>De</strong> rest verdween om de vouw van de krant.<br />

'Mam, wat is een filantroop?'<br />

'Iemand die veel goed doet, die geld weggeeft voor goeie<br />

doelen en zo.'<br />

'Ah, iemand die rolstoelen koopt voor de kreupelen.'<br />

'Ik heb gisteren een gulden gegeven voor de t.b.c.-be­<br />

strijding,' zei zijn moeder. 'Volgens mij is er helemaal geen<br />

t.b.c. meer.'<br />

Patrick brak een ei en keek met verbazing in de pan. Het<br />

ei had twee dooiers. Hij had wel eens gehoord dat het be­<br />

stond, gezien had hij er nooit een.<br />

'Gaaf,' zei hij. 'Moet je kijken, twee dooiers.'<br />

'Een tweeling,' zei z'n moeder.<br />

'Zouden daar twee kuikens uitgekomen zijn?'<br />

'Dat neem ik aan.'<br />

'Gek idee. Ga ik dus twee kuikens opeten. Dat is me te<br />

gek. Een dubbele moord. Neem jij hem maar.'<br />

ei.'<br />

'Niks dubbele moord. Het zijn geen kuikens, het is een<br />

'Het hadden kuikens kunnen worden.'<br />

'Als je een beukenootje eet, denk je dan ook dat je eigen­<br />

lijk een eeuwenoude beuk aan het omhakken bent?'<br />

8


Tot op dat moment zou Patrick zich deze ochtend later<br />

herinren. Vroeg uit bed. Vier keer extra optrekken zonder<br />

speciale reden. Het ei met de twee dooiers. Maar vanaf het<br />

moment dat ze tegenover elkaar zaten te eten, zoals iedere<br />

zondagochtend, zou de dag zich in zijn geheugen vermengen<br />

met andere zondagen. Je vindt een blauw vierkantje niet<br />

terug in een blauw vlak. Waarschijnlijk had hij zegels in zijn<br />

postzegelalbum geplakt. Of huiswerk gemaak.t. Of een boek<br />

gelezen. Of naar een sportevenement op de televisie gekeken.<br />

Patrick's zondagmiddag verdween in de niet onaangename<br />

grijsheid van een stoet van soortgelijke zondagmiddagen.<br />

Maar niet die zondagavond. Toen gebeurde er iets opmerkelijks.<br />

Hij ging na het eten de stad in met Tom, zijn beste vriend.<br />

Patrick kende hem al vanaf zijn zevende, toen hij voor het<br />

eerst op de GENGK kwam. Tom woonde maar drie straten<br />

verderop en ze zagen elkaar dagelijks.<br />

'Ben je klaar?' gebaarde Tom.<br />

'Ja, ik ga mee,' zei Patrick. 'Even overstappen in de racewagen.'<br />

Terwijl hij praatte had hij zijn gezicht naar zijn kameraadje<br />

gewend en hij articuleerde goed met zijn lippen.<br />

Bij hem hoefde Tom nooit vragen wat ie zei.<br />

Patrick wipte van de lichte, handbediende rolstoel die hij<br />

altijd binnenshuis gebruikte in de zwaardere, die een accu,<br />

elektromotor en hand sturing had. Daarmee kon hij een<br />

vaartje van een kilometer of acht per uur halen.<br />

'Actie,' zei hij.<br />

Ze gingen vaak 's avonds even naar het centrum van hun<br />

stadje, kijken of er iets te doen was. Zo noemden ze dat.<br />

Want zelden was er iets te doen. Het ging er meer om even in<br />

beweging te zijn.<br />

'Kom niet onder de tram,' zei moeder. Ze kon het niet<br />

laten. <strong>De</strong> hele dag moest ze zich beheersen om niet te zeggen:<br />

'Kijk uit. Wees voorzichtig. Pas op bij het oversteken.'<br />

9


Ze wist dat ze Patriek ermee ergerde en ze probeerde het te<br />

laten. Trams waren er niet meer.<br />

'Ik spring wel opzij,' zei Patrick. Dat kon hij niet laten.<br />

Tom legde een hand op de rugleuning van de rolstoel en<br />

ze gingen op weg. Spreken deden ze niet terwijl ze in bewe­<br />

ging waren. Tom kon prima liplezen, maar dat ging natuur­<br />

lijk beter als ze tegenover elkaar zaten. Praten kon hij niet.<br />

Hij zei alles in gebarentaal. Het was een groot probleem dat<br />

zijn ouders die taal maar gedeeltelijk kenden. Ze konden<br />

hem wel begrijpen als hij gebaarde: 'Hoe laat gaan we eten,'<br />

of: 'is er een schoon shirt,' maar ze begrepen hem niet of<br />

nauwelijks als hij wilde vertellen dat hij ruzie had gehad met<br />

een jongen op school, of wat hij zo geweldig had gevonden<br />

aan een bepaalde film (met ondertiteling).<br />

Patriek was de enige buiten de school waar hij op was,<br />

met wie hij zonder veel problemen van gedachten kon wisse­<br />

len. Patrick had de gebarentaal grondig geleerd, in de uren<br />

dat ze samen op de dijk hadden gezeten om uit te kijken over<br />

de uiterwaarden, in de winteravonden dat ze nog 's avonds<br />

na het eten een uurtje samen doorbrachten, in de vakanties,<br />

als er weinig te doen was.<br />

Soms was er ineens een woord dat Tom niet kende, een<br />

gewoon woord als medelijden, of nijd, of armetierig. Altijd<br />

iets abstracts, iets wat je niet kunt aanwijzen. Als dat zich<br />

voordeed schreef Patrick het woord op en probeerde met<br />

voorbeelden duidelijk te maken wat het betekende.<br />

Tom liep graag door de stad met zijn hand op Patrick's<br />

stoel. Hij was blij met hun vriendschap. Hij was vrij klein en<br />

tenger voor zijn bijna :vijftien jaar. Rennen kon hij als geen<br />

ander, maar je moest hem niet vragen de piano te versjou­<br />

wen. Hij had een innemend gezicht, smal vanaf de jukbeen­<br />

deren toelopend op een kin met een kuiltje. Zijn donker­<br />

bruine ogen hadden een weemoedige uitdrukking, vooral<br />

als hij niet wist dat je naar hem keek. Merkte hij dat je hem<br />

gadesloeg dan werden zijn ogen kleiner, zodat er rimpeltjes<br />

10


omheen kwamen, en leken ze vrolijkheid uit te stralen. Tom<br />

was in zijn stille,' eenzame wereld geen humeurige jongen<br />

geworden. Hij observeerde de mensen en trok zijn humoris­<br />

tische conclusies. Nog onlangs, toen iemand iets stoms zei,<br />

had Tom naar Patrick gebaard: 'Het teken dat ik zou willen<br />

maken zou door iedereen begrepen worden: Tot verbazing<br />

van de omstanders was Patrick luid in lachen uitgebarsten,<br />

want hij had zelf op het punt gestaan met zijn wijsvinger<br />

tegen zijn voorhoofd te tikken.<br />

Het plein in het centrum van de stad, dat eenvoudigweg<br />

'de markt' heette, was vrijwel verlaten. Het gemeentehuis en<br />

het bankgebouw waren donker. Achter de ramen van de drie<br />

café-restaurants scheen licht, maar ze maakten niet de indruk<br />

alsof het er een vrolijke boel was. Op zondag zijn de mensen<br />

niet zo uitgaanderig. Ze kwamen wel Gert tegen, een branie­<br />

achtige vent van minstens achttien, broer van een vriendje<br />

van ze in de GENGK. Ze waren niet zo op Gert, maar hij liep<br />

ongevraagd een eindje met hen mee, kennelijk had hij geen<br />

vastomlijnde plannen voor de avond. Ze slenterden door de<br />

Willemsstraat, met aan de ene kant het stadspark en aan de<br />

andere het Jan Steen-museum. <strong>De</strong> duisternis was vroeg in­<br />

gevallen, vanwege het terugzetten van de klok. Koud was<br />

het niet. Tom en Gert gingen op een bank zitten, in de don­<br />

kerte van een kastanje die al fiks bruin was. Patrick en Tom<br />

konden moeilijk met elkaar praten vanwege het gebrek aan<br />

licht en Gert scheen er geen behoefte aan te hebben veel te<br />

zeggen.<br />

Ook het park was verlaten. In de verte klonk het geluid<br />

dat er altijd is, een optrekkende auto. Verder was het stil.<br />

Tom raakte Patrick' s arm aan en knikte met zijn hoofd in<br />

de richting van het museum. Er liep een meisje van hun<br />

leeftijd in de richting van het gebouw. Onder haar rech­<br />

terarm droeg ze een groot, rechthoekig pak. Haar arm kon<br />

er amper omheen. Ze keek schichtig achterom en verdween<br />

toen in de schaduw van het gebouw, een schaduw geworpen<br />

door het licht van een lantaarn op het trottoir.<br />

II


'Typisch,' zei Patrick, nauwelijks hoorbaar.<br />

'Gek,' zei Gert.<br />

'Laten we eens gaan kijken,' gebaarde Tom.<br />

Ze gingen wat dichterbij, maar ze bleven in de donkerte<br />

van de bomen.<br />

'Ik ga wel even alleen,' gebaarde Tom.<br />

'Laat hem maar even,' zei Patrick tegen Gert.<br />

Tom schoot weg, onhoorbaar, lichtvoetig. Drie minuten<br />

later was hij al weer terug. Met snelle gebaren maakte hij<br />

Patrick duidelijk dat het meisje bezig was in te breken in het<br />

museum. Ze had een kelderraampje ingeslagen en het had er<br />

alle schijn van dat ze naar binnen wilde gaan.<br />

'Heeft ze je gezien?' vroeg Patrick.<br />

T om schudde zijn hoofd.<br />

'Wat is dat allemaal?' informeerde Gert.<br />

Patrick vertelde hem wat er aan de hand was, of liever<br />

gezegd, hij noemde de feiten, want begrijpen deed hij er niks<br />

van.<br />

'Dat wordt mij te link,' zei Gert. 'Straks komt de politie<br />

erbij en dan moeten wij vertellen wat er aan de hand is. Daar<br />

voel ik geen donder voor. Ik hou het voor gezien.'<br />

Hij draaide zich om en verdween om de hoek.<br />

Tom trok tegelijk zijn wenkbrauwen en zijn mondhoeken<br />

omhoog, waarmee hij wilde zeggen: 'Wat een held.'<br />

'Het zou me niet verbazen als hij iets op zijn kerfstok<br />

had,' zei Patrick. 'Er is iets met die Veenmannen. Ik heb .<br />

gehoord dat Gert' s vader al eens een poosje vast heeft geze­<br />

ten wegens oplichterij. Gert houdt niet van de politie, dat is<br />

duidelijk. '<br />

Intussen duwde Tom de rolstoel langzaam en zonder ge­<br />

rucht te maken de zijstraat in, waarvan de ene kant bestond<br />

uit woonhuizen en de andere uit de zijkant van het museum.<br />

Ze vermeden het licht van de lantaarns. <strong>De</strong> huizen hadden<br />

voortuintjes van ongeveer een meter diep en hekken met<br />

spijlen. Het kostte niet veel moeite om Patrick's stoel in zo'n<br />

12


tuintje te rijden. Van daaruit konden ze ongezien het mu­<br />

seum gadeslaan. Vlak boven. de grond waren raampjes, on­<br />

getwijfeld van een opslagruimte onder de eigenlijke zalen<br />

van het gebouw. Van het meisje was geen spoor te beken­<br />

nen, maar dat zou wel komen door de donkerte. Want vol­<br />

gens Tom had ze wel degelijk een spoor nagelaten, namelijk<br />

gebroken glas.<br />

'Ze moet binnen zijn,' gebaarde Tom.<br />

Lang hoefden ze niet te wachten om de juistheid van die<br />

bewering vast te kunnen stellen.<br />

T om stootte Patrick aan.<br />

'Daar, links van die beuk.'<br />

Ze stak haar hoofd naar buiten, keek een paar keer snel<br />

om zich heen en klom, toen ze dacht dat niemand haar zag,<br />

de straat op. Ze had een spijkerbroek aan en een donkerbruin<br />

jack. Ze had kort, vrij donker haar en een aardig gezicht,<br />

leek het, maar het kon zijn dat het gebrek aan licht een hand­<br />

je hielp om de zwakke plekken an haar uiterlijk te ver­<br />

hullen.<br />

'Ooit gezien.?' zei Patrick met zijn lippen, zonder geluid<br />

te geven.<br />

'Nee,' schudde Tom. 'Jij?'<br />

Ook Patrick schudde zijn hoofd. Ze moest in een ander<br />

deel van de stad wonen, anders zou hij haar wel eens op<br />

straat hebben gezien. Of kwam ze van buiten de stad? Op de<br />

een of andere manier leek hem dat onwaarschijnlijk. Waar­<br />

om? Ze was lopend gekomen, dat was het. Dat maakte de<br />

indruk van niet veraf wonen. Kon natuurlijk onzin zijn.<br />

Intussen was het meisje haastig de straat uitgelopen en om<br />

de hoek verdwenen.<br />

'Ze had het pak niet meer bij zich,' gebaarde Tom.<br />

'Nee.'<br />

Ze verlieten het tuintje en gingen naar een lichtere plek,<br />

waar het gemakkelijker praten was.<br />

'In dat pak zat natuurlijk een schilderij,' meende Tom.<br />

1 3


Patrick knikte. Dat lag voor de hand.<br />

'Nu moet jij me eens vertellen,' zei hij, 'waarom iemand<br />

inbreekt in een museum om een schilderij daarheen te brengen.<br />

Stelen oké. Maar brengen? Ik zal in het vervolg op<br />

klompen gaan lopen, dan kun je ze bij een gelegenheid als<br />

deze zien breken.'<br />

'Je bedoelt, dan zal ik ze hóren breken,' grijnsde Tom.<br />

'Laten we nog eens gaan kijken.'<br />

Inderdaad, het raam was kapot, de scherpe uitsteeksels<br />

waren verwijderd, het was niet moeilijk om erdoor te klimmen.<br />

'Als ik eens even ging kijken,' opperde Tom.<br />

'Als ze je snappen gelooft niemand dat het een of andere<br />

meisje dat raam heeft gemold.'<br />

'Ze snappen me niet.'<br />

Patrick vond het nooit leuk dat hij in een rolstoel moest<br />

zitten, maar soms moest hij er echt van kotsen. Djt was zo'n<br />

moment.<br />

'Hou de wacht,' gebaarde Tom.<br />

Patrick had een zaklantaarn, die hoorde bij de vaste uitrusting<br />

van zijn stoel. Dat was een van de dingen die zijn<br />

moeder met stalen wil had doorgedrukt. Hij gaf hem aan<br />

Tom mee en reed zetf een meter of twintig van het gebroken<br />

raam weg. Dat was maar goed ook. Want Tom was amper<br />

binnen of er kwam een langzaam rijdende politieauto over<br />

de weg die tussen het park en het museum-lag. <strong>De</strong> bestuurder<br />

keek de zijstraat in en zag Patrick. Hij remde, reed iets<br />

terug en draaide de zijstraat in. Zowel de man die aan het<br />

stuur had gezeten als de agent naast hem kwamen naar buiten.<br />

'Is alles in orde, jongeman? 0, ben jij het, Patrick.'<br />

'St, stil nou,' zei Patrick. 'Horen jullie hem niet?'<br />

'Horen wie?'<br />

'<strong>De</strong> nachtegaal. Er zit een nachtegaal in die beuk. Ach,<br />

nou hoor ik hem ook niet meer. Hij baalt van jullie auto, dat<br />

moet het zijn.'


<strong>De</strong> agent die Patrick kende heette Joop. 't Was wel een<br />

aardige kerel, maar hij vond zichzelf een persoon van meer<br />

gewicht dan hij in werkelijkheid was. Hij trok zijn gezicht in<br />

een wijsgerige plooi en keek naar het gebladerte van de<br />

beuk, waaraan in de donkerte natuurlijk niets te zien was.<br />

'Stil,' zei hij gezaghebbend.<br />

Ze luisterden. Patrick, aanvankelijk zeer tevreden met<br />

zijn verklaring over zijn wat vreemde aanwezigheid in een<br />

kale zijstraat, begon zich ongerust te maken. Als ze zo stil<br />

waren zouden ze Tom opmerken als die terug kwam.<br />

'Die horen we niet meer vanavond,' zei hij geleerd.<br />

'Nachtegalen zijn heel gevoelige vogels. Als hun liefdeslied<br />

eenmaal is onderbroken, is hun inspiratie voor minstens vier­<br />

entwintig uur vertrokken.'<br />

JooP knikte. Dat was absoluut juist, zoveel wist hij ook<br />

wel van zangvogels.<br />

'Dus ga ik maar eens op huis aan,' zei Patrick.·<br />

'Kun je je alleen redden?' vroeg Joop. 'Anders gooien we<br />

die stoel van je even achter in de wagen.'<br />

'N ee, bedankt. Ik wil nog wat buitenlucht hebben.'<br />

Hij begon zich langzaam in de richting van het park te<br />

bewegen. JooP en de andere agent stapten in hun auto. Met<br />

een zucht van verlichting zag Patrick hen verdwijnen. Hij<br />

haastte zich terug naar de plek waar Tom naar binnen was<br />

gegaan. Die stak: net zijn hoofd door het kapotte venster.<br />

'Had je bezoek?' grijnsde hij.<br />

'} a,' zei Patrick, 'twee agenten die even met me kwamen<br />

luisteren naar een nachtegaal in de beuk daar. Hoor je hem?'<br />

'Schitterend,' lachte Tom. 'Wat een verrukkelijk geluid.'<br />

'Wat heb je gevonden?'<br />

'Troep. Oude planken, beschimmelde lijsten van het jaar<br />

nul, gebroken bloempotten. Er gaat een trap naar boven, die<br />

eindigt hij een deur die op slot zit.'<br />

'En het schilderij?'<br />

'Het staat er wel degelijk, half verstopt achter een stapel<br />

IS


oud hout. Het papier is er af, dat ligt, verfrommeld als prop,<br />

bij de rest van de troep.'<br />

'Wat is het voor schilderij?'<br />

'Zo'n ouwe. Ik bedoel, je kunt precies zien wat het voor­<br />

stelt. Het is een man met krullend haar, gekleed in kleren<br />

van vroeger. Niet van heel vroeger, een paar eeuwen gele­<br />

den of zo. Links onder staat heel vaag de naam van de schil­<br />

der, maar ik kon het niet lezen. Ik zou zeggen dat het met een<br />

R begint.'<br />

'Ik weet geen schilder met een R,' zei Patrick. 'Ik ben niet<br />

goed in schilders. Ja, Renoir. We hebben thuis een repro­<br />

duktie van een werk van Renoir hangen, danseressen zijn<br />

dat.'<br />

'Rubens,' zei Tom. 'Of was dat een schrijver? Nee, dat<br />

was een schilder. Allemaal blote dikke wijven.'<br />

'Laten we maar eens op huis aan gaan. Anders belt mijn<br />

moeder de politie.'<br />

'Moeten we dit niet aan de politie vertellen?' vroeg Tom<br />

zich af. 'Er is niet veel tegen als je iets komt brengen in plaats<br />

van iets weg te halen, maar toch . .. er zit een luchtj e aan.'<br />

'Ik vind het reuze gek,' zei Patrick. 'Ik snap er geen barst<br />

van. Maar de politie, daar heb ik weinig zin in. Het leek me<br />

een aardig meisje. Aan de manier waarop ze om zich heen<br />

keek zou je zeggen dat ze weinig trek heeft in de politie. Het<br />

enige wat je haar kunt verwijten is dat gebroken ruitje. Maar<br />

ik maak me sterk dat het schilderij heel wat meer waard is<br />

dan zo'n stukje glas.'<br />

Tom knikte. Zoals vaak had Patrick precies onder woor­<br />

den gebracht wat hij zelf ook dacht.<br />

'Laten we het voorlopig voor onszelf houden,' gebaarde<br />

hij . 'Ik ben er. Zie ik je morgen?'<br />

'Morgenavond kom ik even langs,' zei Patrick. 'Pit ze.'<br />

T oen hij thuis was aarzelde hij of hij zijn moeder zou<br />

vertellen wat ze hadden meegemaakt. Hij besloot het niet<br />

te doen. Ze zou zeker scherpzinnige opmerkingen maken,<br />

16


maar hij wilde er liever eerst zelf nog eens over denken. Hij<br />

zei welterusten, ging naar zijn kamer, trok zich twintig keer<br />

op, aarzelde en deed het toen nog vier keer. Hij liet zich<br />

vallen en sloot zijn ogen. <strong>De</strong> slaap liet lang op zich wachten.<br />

Wat had dat meisje voor wonderlijk geheim?<br />

17


2<br />

Woensdagmiddag, na schooltijd, zat Patrick op de kade op<br />

Tom te wachten. Ze hadden via Tom's moeder telefonisch<br />

afgesproken dat ze elkaar aan het water zouden treffen. Pa­<br />

trick kwam graag in de binnenhaven. Ook al was het maar<br />

een kleintje, er was altijd wel iets te zien. Een aak die af­<br />

meerde, een gezin dat zich inscheepte op een piepklein zeil­<br />

bootje, een vrachtauto die werd uitgeladen. Vandaag werd<br />

zijn aandacht niet getrokken door een industriële activiteit<br />

maar door vijf, zes luid krijsende meeuwen, die duikvluch­<br />

ten maakten, zich omhoog lieten voeren door de wind, een<br />

toonbeeld van zowel rust als beweeglijkheid, van kracht en<br />

souplesse, van drift en beheersing. Hij werd er zo door ge­<br />

boeid dat hij niet opmerkte dat Tom al een poosje naast hem<br />

stond, zijn ogen weemoedig gericht op het water van de<br />

vaart.<br />

Eén van de vogels maakte een looping, kwam vlak voor<br />

hem langs en vloog opzij weg. Patrick volgde hem met zijn<br />

ogen en toen zag hij zijn vriend.<br />

'0 gut, ben je daar al? Sta je er al lang?'<br />

Tom glimlachte en zijn glimlach leek de kade te ver­<br />

lichten.<br />

'Ik heb nieuws,' zei Patrick.<br />

Hij haalde een uit het Stadsblad gescheurde pagina te<br />

voorschijn en vouwde hem open.<br />

'Van gisteravond. Moet je kijken, hier, bij gemengde be­<br />

richten.' Hij las hardop voor: 'Zondag is een raam van de<br />

kelder van het Jan Steen-museum ingeslagen. <strong>De</strong> kelder bevat<br />

geen voorwerpen van waarde en er wordt niets gemist. Waar­<br />

schijnlijk een daad van vandalisme.'<br />

18


'Tjé,' zei Tom door zijn mond te tuiten.<br />

'Wat leid je daaruit af?'<br />

'Dat ze niet goed hebben gekeken,' gebaarde Tom.<br />

'Was het schilderij echt goed verstopt of maar zo'n<br />

beetje?'<br />

'Ik kon het met een zaklamp direct vinden. Maar ja, ik<br />

zocht dan ook,' verklaarde Tom. 'Toch is het gek. Ik heb<br />

gezien dat er elektrisch licht is. Dat moeten ze toch aan­<br />

gedaan hebben. Dan konden ze het haast niet missen.'<br />

'Ik denk,' zei Patrick, 'dat ze het wel degelijk hebben<br />

gevonden en dat geheim houden.'<br />

'Waarom zouden ze dat doen?'<br />

Patrick ging van zijn linkerbil op z'n rechter zitten. 'Ik<br />

weet het niet,' zei hij. 'Ik heb m'n moeder een beetje zitten<br />

uithoren. Zij herinnert zich dat er een jaar of wat geleden<br />

verschillende kostbare schilderijen zijn gestolen, uit het Jan<br />

Steen-museum en uit andere musea in de provincie. Daar is<br />

heel wat over te doen geweest. <strong>De</strong> dader of daders zijn nooit<br />

gevonden en de schilderijen zijn nooit teruggezien. Ik heb<br />

dat toen niet gevolgd, waarschijnlijk las ik nog geen kranten.<br />

Moeder weet het nog precies. Maar weet je, het klopt niet.<br />

Stel dat het zo'n gestolen schilderij is, dat om een duistere<br />

reden is teruggebracht. En stel dat ze het in het museum in<br />

die kelder hebben gevonden. Dat willen ze toch niet stil­<br />

houden? Dat zouden ze toch van de daken schreeuwen? Na<br />

alle publiciteit die er over geweest schijnt te zijn kan dat<br />

immers niet anders?'<br />

T om had aandachtig naar deze uiteenzetting geluisterd en<br />

hij had geen tekst. Het klopte inderdaad niet, maar wie kon<br />

daar nou een touw aan vastknopen? Als Patrick het niet wist,<br />

wat moest hij dan? Hij beschouwde Patrick als oneindig veel<br />

slimmer dan zichzelf. Hij spreidde zijn handen en trok zijn<br />

schouders op. Hij is zelf net een meeuw, dacht Patrick. Zo<br />

dadelijk vliegt hij weg.<br />

Ze herhaalden nog eens alle argumenten en konden uit-<br />

19


eindelijk maar tot één slotsom komen: de mensen van het<br />

museum hadden met hun neus gekeken. Het schilderij stond<br />

nog tussen de troep.<br />

'En dat is eeuwig zonde als het een kostbaar werk is,' zei<br />

Patrick. 'Als we nu eens naar het Jan Steen gaan en we zeg­<br />

gen tegen de directeur dat we een idee hebben. Het idee dat<br />

iemand het raam heeft ingeslagen om een schilderij terug te<br />

brengen. Dat zal hij onzin vinden, maar hij zal allicht even<br />

gaan kijken. Wat vind je daarvan?'<br />

'Waarom zeggen we niet dat we iemand een schilderij<br />

naar binnen hebben zien smokkelen?'<br />

'Omdat ze dan vragen waarom we niet direct naar de<br />

politie zijn gegaan, of minstens naar hen.' (Diep in zijn hart<br />

had Patriek een ander argument: ze zouden vragen hoe die<br />

mysterieuze persoon er uitzag; als ze zouden zeggen dat het<br />

een meisje van hun leeftijd was zouden ze haar misschien<br />

makkelijker vinden en dat wilde hij niet. Waarom niet?<br />

Voor zoiets liggen er geheime redenen in verwegge hoekjes<br />

van je hart.)<br />

'Ik heb er niks tegen,' gebaarde Tom.<br />

En daarom stonden ze de volgende middag om een uur of<br />

twaalf voor het museum.<br />

'0 shit,' zei Patrick.<br />

Er was een brede stenen trap van wel twaalf treden en<br />

geen talud, geen glooiing waar hij met zijn rolstoel tegenop<br />

kon. Dat had je nou altijd bij oude gebouwen. Bij de nieuwe­<br />

re was het beter. Hij vond het belachelijk dat ze er bij dit toch<br />

vrij veel bezochte museum niks op gevonden hadden.<br />

'Op m'n krukken dan maar,' zuchtte hij.<br />

Als klein kind had hij veel op krukken gelopen. Zijn li­<br />

chaam was toen nog licht en hij was dicht bij de grond. Hij<br />

had feitelijk bliksemsnel uit de voeten gekund, ofliever 'uit<br />

de krukken'. Toen hij ouder werd veranderde dat. Als hij<br />

viel kwam het harder aan, omdat hij groter was. Maar be­<br />

langrijker was iets anders dat veranderde. Wanneer hij als<br />

20


klein jongetje op de grond lag was er altijd wel een volwas­<br />

sene in de buurt die hem optilde, op schoot nam, knuffelde,<br />

tot de pijn over was. Met een grote jongen, die al dons onder<br />

zijn neus krijgt, doe je zo niet. Als die met zijn krukken op de<br />

grond valt, schrikken de volwassenen. Het ziet er enger uit.<br />

Het maakt een grotere smak. Ze denken eerder dat je iets<br />

gebroken hebt.<br />

Twee keer was Patrick door bezorgde omstanders na een<br />

val naar het ziekenhuis gebracht, hoe hij ook protesteerde.<br />

Er moest gecontroleerd worden ofhij geen hersenschudding<br />

had, vonden de barmhartige samaritanen, ze durfden er niet<br />

de verantwoordelijkheid voor te nemen hem zonder meer<br />

naar huis te laten gaan. Twee keer bleek er niks aan de hand<br />

te zijn, maar hij walgde van de ervaring, Ze hadden in het<br />

ziekenhuis eindeloos zitten zeuren over zijn ouders, en ze<br />

hadden hem 'broer' genoemd, kortom, net gedaan of hij vijf<br />

was. Als je niet kunt lopen schijnen ze te denken dat je her­<br />

sens ook gehandicapt zijn.<br />

Daarom liep hij nu buitenshuis zelden meer op zijn kruk­<br />

ken. EnEn, nu moest het maar. Hij gespte ze los van zijn stoel<br />

en kwam overeind. Een echt probleem was het niet, zelfs niet<br />

de trappen op. Hij was sterk in zijn armen.<br />

Ze vroegen aan de portier of ze de directeur konden spre­<br />

ken en kijk, toen hadden ze er toch even gemak van dat ze<br />

een handicap hadden. <strong>De</strong> portier behandelde hen alsof ze<br />

van koninklijken bloede waren, plantte hen op een stoel en<br />

kwam even later terug met een man die zich voorstelde als<br />

Hendriks, conservator van het museum. Ze deden hun ver­<br />

haal. Meneer Hendriks luisterde beleefd, liet niet merken dat<br />

hij niets zag in hun theorie, en deelde mee dat er geen schil­<br />

derij in de kelder was aangetroffen.<br />

'Er staan daar geen schilderijen van enige waarde,' ver­<br />

klaarde hij. '<strong>De</strong> ruimte is zelfs niet beveiligd.'<br />

'Ja, vanzelf,' zei Patriek. 'Als hij beveiligd was had nie­<br />

mand er iets neer kunnen zetten zonder dat er toeters en<br />

bellen afgingen.'<br />

21


'Weet je wat,' zei meneer Hendrik.s, 'laten we samen die<br />

kelder gaan inspecteren. 'Kun je de trap afkomen?'<br />

"s Kijken,' zei Patrick.<br />

Hij had het gauw gezien. Het was een akelig steile trap,<br />

met maar aan één kant een leuning. Daar begon hij niet aan.<br />

Hij ging op een bank zitten en beduidde de anderen dat hij<br />

daar op hen zou wachten.<br />

Meneer Hendriks en Tom gingen naar beneden. Tom zag<br />

met één oogopslag dat het schilderij er niet meer stond. Het<br />

tot prop verfrommelde pakpapier lag er nog wel. Wat hem<br />

betrof konden ze onmiddellijk weer naar boven, maar hij<br />

liep even belangstellend rond, zijn neus vooruit.<br />

'Ik zie geen schilderij, jij?' zei de conservator met duide­<br />

lijke lipbewegingen.<br />

Tom schudde zijn hoofd. Ze gingen weer naar boven,<br />

Tom lichtvoetig alsof hij zweefde, meneer Hendriks met de<br />

tred van iemand wiens enige lichaamsoefening is het om­<br />

slaan van bladzijden in kunstboeken. Met snelle, voor Hen­<br />

driks niet te volgen handbewegingen vertelde Tom aan zijn<br />

vriend dat het schilderij weg was. Patrick knikte kort.<br />

'Helaas is er geen schilderij te vinden beneden,' zei de<br />

conservator. 'Jullie interessante theorie blijkt niet te klop­<br />

pen. 't Was toch een aardig idee.'<br />

Patriek overwoog of hij zou zeggen dat er wel degelijk<br />

een schilderij in de kelder was gezet. Hij besloot het niet te<br />

doen, nog niet althans. Hij wilde eerst nadenken.<br />

Ze bedankten de deskundige voor zijn vriendelijke be­<br />

langstelling en vertrokken. Patriek legde een arm om Tom's<br />

schouders om de museum trappen af te komen.<br />

'Wat nu?'<br />

'Een nachtje over slapen,' vond Patriek. 'Voorlopig be­<br />

grijp ik er niets van.'<br />

'Ik vond het wel gek dat hij ons te woord stond,' gebaarde<br />

Tom. 'Welke museumdirecteur heeft er tijd voor de on­<br />

zinnige bewering van een paar schooljongens?'<br />

22


'Een kreupele en een dove,' zei Patrick. 'Die kun je niks<br />

weigeren. Positive discriminatie heet dat:<br />

Tom haalde zijn schouders op. Hij maakte dat minder<br />

vaak mee, omdat zijn handicap minder zichtbaar was. Hij<br />

ondervond dagelijks dat mensen zich van hem afwendden,<br />

omdat hij niks zei.<br />

Als gewoonlijk haalde Patrick die avond het Stadsblad uit de<br />

brievenbus en direct werd zijn blik getroffen door een foto<br />

op de voorpagina. Meisje neergeslagen, stond erboven. Het<br />

artikel eronder meldde dat 'onze jeugdige stadgenote, de<br />

vijftienjarige Victoria Roerig, gisteren door een onbekende<br />

is neergeslagen en bewusteloos op straat achtergelaten'. Het<br />

artikel vertelde waar het gebeurd was (in de Dillenburglaan)<br />

en hoe laat (omstreeks tien uur in de avond) en dat het meisje<br />

naar het ziekenhuis was gebracht. Ze was daar een nacht<br />

gebleven. Vanmorgen was ze naar huis gegaan; haar ver­<br />

wondingen waren niet ernstig. Ze was van achteren neerge­<br />

slagen, ze had niet gezien wie het had gedaan. Ze was niet<br />

bestolen, niet aangerand, ze had geen idee wat de dader had<br />

bezield.<br />

In een kort commentaar stelde het Stadsblad vast dat het<br />

zelfs in hun eenvoudige provinciehoofdstad 's avonds steeds<br />

gevaarlijker werd op straat. <strong>De</strong> lezers werd aangeraden niet<br />

alleen in donker door verlaten straten te gaan.<br />

Het artikel was niks bijzonders. Helaas staat er dagelijks<br />

zoiets in de krant. Het was de foto die Patrick' s aandacht<br />

trok. Hij was genomen toen het meisje op een brancard lag<br />

en in een ziekenauto werd geschoven. Het leek hem toe dat<br />

ze het was, de schilderijensjouwster, de geheimzinnige be­<br />

zoekster van het Jan Steen-museum. Weliswaar had hij haar<br />

alleen in het flauwe schijnsel van een lantaarn gezien, maar<br />

hij was toch vrij zeker.<br />

'Ik ga nog even naar Tom,' riep hij naar zijn moeder en<br />

zonder op antwoord te wachten vertrok hij.<br />

23


T oen hij bij Tom was liet hij hem zonder enige inleiding<br />

de foto zien en vroeg: 'Wie is dat?'<br />

Onmiddellijk maakte Tom het teken voor schilderij.<br />

'Dat dacht ik ook,' zei Patrick.<br />

'Misschien wordt het tijd om naar de politie te gaan, of het<br />

onze ouders te vertellen,' vond Tom, maar zijn gebaren wa­<br />

ren aarzelend, vol vraagtekens. Ze gingen langzaam in de<br />

richting van de kade en hielden stil bij het water zonder nog<br />

veel te zeggen. Ze waren dat gewend met z'n tweeën, lange<br />

perioden van zwijgen. Je hoeft niet altijd te praten om het<br />

gezelschap van iemand fijn te vinden. Ze wisten dat ze over<br />

hetzelfde nadachten.<br />

Patrick keek naar de bomen aan de overkant van de vaart,<br />

zoals hij zo vaak had gedaan. Bomen verplaatsen zich niet.<br />

Hun leven speelt zich af op die ene plaats waar hun wortels<br />

zich in de aarde gegraven hebben. Ze veranderen van vorm,<br />

van kleur. In dit jaargetijde waren ze bruin. Binnenkort zou­<br />

den ze hun bladeren verliezen en in het voorjaar zouden ze<br />

nieuwe krijgen. Ze staan roerloos op de windstille dagen en<br />

ze buigen soepel mee met de wind als die opsteekt. Op reis<br />

gaan ze niet. Ze kennen niet die drift van mens en dier om<br />

ergens anders te zijn. Ze zijn verplaatsingsschuw.<br />

Hoe zouden ze zijn als ze die schuwheid verloren en op<br />

stap gingen? Die daar rechts, zou hij een prins zijn, mooi en<br />

onbevreesd, door iedereen geliefd? Zou hij met snelle, trotse<br />

schreden door gangen en zalen gaan, bemind door de mooi­<br />

ste meisjes en bewonderd door de jongere prinsen? En die<br />

daarnaast, zou dat een draak zijn, met een log lijf vol be­<br />

weeglijke koppen, kromme poten met platvoeten, waarmee<br />

hij langzaam en dreigend op je af zou komen? En zou hij,<br />

Patrick, dat monster te lijf gaan met het zware hakmes waar­<br />

mee ze in Suriname suikerriet hakten, het wat eigenaardige<br />

cadeau dat hij vorig jaar van zijn vader had gekregen en dat<br />

nu in zijn kamer aan de muur hing?<br />

'Ik kan beter die prins erop afsturen,' mompelde Patrick,<br />

24


en hij wendde zich tot Tom, die op een paaltje zat en drome­<br />

rig naar de huizen langs de vaart keek zonder ze te zien.<br />

'Ik wou dat ik begreep wat er aan de hand is,' zei Patrick.<br />

'Als we onze mond open doen komt dat meisje misschien in<br />

moeilijkheden. Ik kan niks verzinnen. Hoe zit het met jouw<br />

verbeeldingskracht? '<br />

Tom trok vragend zijn wenkbrauwen op.<br />

'Verbeelding. Verbeeldingskracht. Ken je dat woord<br />

niet?' Patrick spelde het met zijn handen.<br />

Tom schudde zijn hoofd.<br />

'Je hebt verbeeldingskracht als je je dingen heel reëel<br />

voor kunt stellen. Stel, je denkt aan een tuin. Je hoeft er niet<br />

echt te zijn om je voor te stellen hoe je over de paden wan­<br />

delt, hoe de bloemen geuren, hoe de goudvissen in de vijver<br />

zwemmen.'<br />

T om knikte begrijpend. Daar was dus een woord voor.<br />

Hij wist heel goed wat het was, hij lééfde praktisch met zijn<br />

fantasie. Hij moest leren welk gebaar ervoor was, maar voor<br />

het gemak maakte hij er voorlopig zelf een: hij wees met zijn<br />

linkerhand naar zijn hart en tegelijkertijd met zijn rechter<br />

naar zijn hoofd.<br />

'Dat is het precies,' zei Patrick.<br />

Met behulp van het nieuwe teken zei Tom: 'Mijn ver­<br />

beelding zegt me dat het meisje het schilderij vroeger heeft<br />

gestolen, spijt heeft gekregen, het heeft teruggebracht, dáár<br />

weer spijt van heeft gekregen, het weer heeft opgehaald, en<br />

daarna op straat is neergeslagen door iemand die het ook<br />

wilde hebben.'<br />

'Kan zijn,' zei Patrick, maar overtuigd klonk hij niet.<br />

Tom wees op een telefooncel.<br />

'Tja, dat kunnen we proberen,' zei Patrick.<br />

<strong>De</strong> telefoon is een wonderlijk apparaat, dat je in enkele<br />

seconden in verbinding kan brengen met iemand die op de<br />

andere helft van de wereldbol woont, maar het is bovendien<br />

nuttig omdat er telefoonboeken bijhoren, waaruit heel wat<br />

2)


informatie te halen is. Het kostte Patrick en Tom niet veel<br />

tijd om de naam Roerig op te zoeken, waarvan er maar één<br />

bleek te zijn. <strong>De</strong>ze KJ. Roerig woonde in de Witte de Wit­<br />

straat op nummer 86 en hij was van beroep procuratiehou­<br />

der.<br />

'Weet jij wat dat is?' vroeg Tom met een gebaar van zijn<br />

wenkbrauwen.<br />

'Nee,' zei Patrick. 'Niet iets wat ik met alle geweld wil<br />

worden.'<br />

'Het klinkt alsof je er veel mee verdient,' meende Tom.<br />

'Ofhet is een duur woord voor een baantje dat niks voor-<br />

stelt,' zei Patrick cynisch. 'Zoiets als symbiose-contractant.'<br />

'Wat is dat nou weer?'<br />

'Geen idee. Ik verzin het beroep op dit moment.'<br />

<strong>De</strong>ze nutteloze conversatie diende er voorlopig toe om te<br />

verhullen dat ze geen ideeën hadden. Wat moesten ze met<br />

het adres van Victoria Roerig? Erheen gaan en aanbellen?<br />

En dan? Een bloemetje brengen omdat ze geblesseerd was?<br />

Misschien niet eens zo'n gekke gedachte. Een bloemetje na­<br />

mens de GENGK.<br />

'Ik moet nu gaan eten,' zei Patrick. 'Moeder zit op me te<br />

wachten. Als we morgenmiddag eens in de Witte de Wit­<br />

straat gingen kijken? Ik wed dat de procuratiehouder van­<br />

nacht niet gaat emigreren. ' t Lijkt me een erg Nederlands<br />

beroep.'<br />

Tom knikte. Hij maakte een gebaar van slapen en een<br />

goed idee krijgen. Daarna gingen ze ieder naar hun eigen<br />

huis. Patrick at een heleboel bruine bonen, gebakken aard­<br />

appels, speksaus en verse sla, een maaltijd waar hij dol op<br />

was. Tom at een kleine portie gehakt met aardappels en<br />

andijvie, want al smaakte het hem goed, hij was geen grote<br />

eter. Geen van beiden had aandacht voor de maaltijd. Ze<br />

peinsden over Victoria Roerig, die nu met hoofdpijn haar<br />

bord leeg at waarbij ze, naar ze veronderstelden, in de Witte<br />

de Witstraat aan tafel zat met haar roerige, procurerende


vader en een moeder van wie ze zich nog minder een ge­<br />

dachte konden vormen.<br />

Het was niet het eenvoudige Stadsblad, maar een landelijk<br />

ochtendblad dat de volgende morgen nieuws bracht dat Pa­<br />

trick en Tom interesseerde. Het stond zelfs op de voorpagi­<br />

na, met een vrij grote kop. Die luidde: GESTOLEN<br />

SCHILDERIJ DUIKT OP.<br />

Tom kwam met de krant aanzetten. Gebarentaal kan z'n<br />

voordelen hebben. Zonder onbeleefd te lijken tegenover Pa­<br />

trick's moeder wees hij op het artikel en zei hij dat het, vol­<br />

gens hem, wel degelijk om 'hun' schilderij ging.<br />

'Let op de naam van de schilder. Op zijn voorletter,' ges­<br />

ticuleerde hij.<br />

Patrick begon haastig te lezen. Er stond dat het Jan Steen­<br />

museum een envelop had gekregen met een foto van het drie<br />

jaar geleden gestolen schilderij van Sir Joshua Reynolds er­<br />

in. Een begeleidend briefje vermeldde dat de afzender het<br />

kunstwerk in handen had gekregen via een kanaal dat ge­<br />

heim moest blijven, dat hij zelf ook zijn identiteit niet wilde<br />

prijsgeven, maar dat het museum het werk kon overnemen<br />

tegen de bijzonder lage prijs van een half miljoen gulden. Als<br />

men daarvoor voelde moest er een advertentie gezet worden<br />

in het Stadsblad met de tekst: ak/coord, Jan Steen-museum.<br />

Was dat bericht niet binnen een week geplaatst, dan zou het<br />

schilderij naar Japan worden verkocht.<br />

In een apart kadertje werd in herinnering geroepen dat<br />

het ging om het 'zelfportret met hoed', waarschijnlijk uit<br />

1772. Het schilderij was al in het begin van de eeuw in han­<br />

den van het museum gekomen. Daarvóór had het behoord<br />

tot een particuliere verzameling. In het najaar van 1985 was<br />

het enige tijd uitgeleend geweest aan Parijs, tijdens de Rey­<br />

noldstentoonstelling in het Grand Palais. Het artikel ver­<br />

meldde ook nog dat het portret oorspronkelijk in het bezit<br />

was geweest van de dochter van de hertogin van <strong>De</strong>vonshi-<br />

27


e, Lady Giorgiana Cavendish. Er bestaat ook een schilderij<br />

van de hand van Reynolds waarbij Lady Giorgiana op<br />

schoot zit bij haar moeder.<br />

'Het schilderij dat ik in de kelder van het museum heb<br />

gezien,' gehaarde Tom. 'Ik hen er zo goed als zeker van. Het<br />

stelde een man voor met een hoed op.'<br />

'Kom op, we gaan naar het museum,' zei Patriek.<br />

'Om wat te doen?'<br />

'Iets opzoeken in een hoek.'<br />

In de hal van het museum was een winkeltje waar re­<br />

produkties en boeken verkocht werden. Zo gauw ze binnen<br />

waren vroeg Patriek of er een boek met reprodukties van Sir<br />

Reynolds was.<br />

'Daar is vandaag een ongehoorde belangstelling voor,'<br />

zei de verkoopster. 'Zeker de krant gelezen? Jammer genoeg<br />

staat er geen reproduktie van het gestolen schilderij in dit<br />

boek.'<br />

'Ik wil toch graag even kijken,' zei Patrick, 'al kan ik niet<br />

beloven dat we het kopen.'<br />

Ze vonden in het boek inderdaad het portret van de her­<br />

togin met haar dochter op schoot, en van een generaal, Sir<br />

Banastre T arleton, en algauw stuitten ze op een zelfportret,<br />

zij het dan niet dat met hoed. <strong>De</strong> reproduktie liet de schilder<br />

zien, gekleed in een rode doktersjas, zoals ze in die tijd ge­<br />

dragen werden.<br />

T om knikte met grote overtuiging. 'Dat is het gezicht dat<br />

ik op het schilderij in de kelder heb gezien.'<br />

Patrick sloeg het boek dicht en gaf het terug aan de ver­<br />

koopster. 'We kopen het de volgende keer,' zei hij. 'Ik zie<br />

dat het zestig gulden kost. Dat is mijn zakgeld voor twee<br />

maanden.'<br />

'Geeft niet,' zei de verkoopster.<br />

'Is er nog nieuws over het gestolen schilderij? Ik bedoel<br />

nieuw nieuws.'<br />

'Ze hebben mij niks verteld.'


'Dan gaan we maar weer eens.'<br />

T oen ze op straat waren liet Tom weten dat hij het tijd<br />

vond om die Victoria Roerig op te zoeken. Ze gingen op<br />

weg naar de Witte de Witstraat, Patric k gemotoriseerd,<br />

Tom lichtvoetig ernaast. Toen ze nog maar even op weg<br />

waren werden ze ingehaald dooeen man. Je zou hem ook<br />

een meneer kunnen noemen. Hij had een donker pak aan,<br />

een onberispelijke vouw in zijn broek, de weinige haren die<br />

hij nog bezat lagen keurig in het gelid op zijn ronde schedel<br />

en hij had een bril met een zilveren rand op. Ondanks zijn<br />

kalende hoofd was hij waarschijnlijk niet veel ouder dan<br />

vijfenveertig jaar. Ze zouden dat allemaal niet zo gauw heb­<br />

ben opgemerkt als hij hen niet had aangesproken.<br />

'Kan ik iets voor jullie doen, jongens?'<br />

'Ah, een barmhartige samaritaan,' gebaarde Patrick naar<br />

Tom en die seinde terug: 'Een mensenvriend.'<br />

'Wat zou u voor ons willen doen?'<br />

'Je rolstoel een eindje duwen bijvoorbeeld,' zei de man<br />

hartelijk.<br />

'Dank u. Hij heeft een motor.'<br />

'Wat interessant,' zei de keurige. 'Rijdt hij op een accu?'<br />

'Hij wordt aangedreven door een elektromotor, die op<br />

zijn beurt gevoed wordt uit een accu,' verbeterde Patrick. En<br />

naar Tom gebaarde hij: 'Wat wil die kerel?'<br />

Tom.<br />

'Hij houdt van je omdat je in een rolstoel zit,' grijnsde<br />

'Dus ik kan niks voor jullie doen?'<br />

'Jawel, oprotten,' gebaarde Patrick, maar hij zei beleefd:<br />

'Nee, dank u.'<br />

Het leek of de meneer nog iets wilde zeggen. Hij aarzelde<br />

een halve se.conde, maakte een gebaar alsof hij zijn hoed<br />

wilde afnemen, bedacht dat hij er geen op<br />

-<br />

had, groette kort<br />

en verdween om de hoek.<br />

Tom haalde zijn schouders op en trok zijn gezicht in een<br />

komische plooi.


'Dat was een padvinder, op zoek naar zijn goede daad<br />

voor vandaag,' zei Patrick.<br />

Ze gingen verder en bereikten na even zoeken de Witte<br />

de Witstraat. Nummer 86 bleek een gebouw te zijn met drie<br />

woonlagen. Een bordje in de gang verraadde dat E. J . Roerig<br />

op de tweede verdieping woonde. Ze gingen weer naar bui­<br />

ten en keken omhoog. Voor de ramen van de familie Roerig<br />

hing vitrage. Niets bewoog. Niets te zien.<br />

'Kom op, we bellen aan,' zei Patrick.<br />

'Laat mij het woord maar doen,' gebaarde Tom.<br />

Patrick lachte. 'Nee, wacht jij maar hier, dan hol ik gauw<br />

even naar boven.'<br />

Naast het bordje in de hal zat een belletje. Tom drukte<br />

erop. Er begon iets te kraken in een speakertje achter een<br />

blikken rooster en daarna zei een mannenstem:<br />

'Ja? Wie is daar?'<br />

'Is Victoria thuis?' vroeg Patrick.<br />

'Nee,' zei de stem en onmiddellijk werd de verbinding<br />

verbroken, althans, het gekraak hield op.<br />

'Die meneer Roerig lijkt me een hartelijke, gastvrije<br />

man,' zei Patrick.<br />

niks.'<br />

Tom drukte opnieuw op de bel.<br />

'Hé, wat doe je? Wat moet ik zeggen?<br />

'Dat mag jij bedenken,' grijnsde Tom. 'Uit mij krijgt hij<br />

Opnieuw het gekraak en de stem van meneer Roerig, die<br />

nog minder woorden gebruikte dan de eerste keer.<br />

'Ja?'<br />

'Kunt u me zeggen wanneer Victoria thuis komt?'<br />

'Nee.'<br />

Einde gekraak.<br />

Patrick greep Tom bij zijn pols. 'Als je het hart hebt .. .'<br />

Tom worstelde, maar Patrick deed zijn oefeningen niet<br />

voor niks. Tom kwam niet los. Zeggen kon hij ook niks,<br />

want zijn handen waren zijn mond.<br />

30


'Naar buiten,' zei Patrick. Hij liet zijn vriend los. 'Zullen<br />

we opbellen?'<br />

'Dat hebben we nt feitelijk al gedaan,' meende Tom.<br />

'Dan weet ik het niet meer. Misschien vanavond nog eens<br />

gaan,' zei Patrick.<br />

Dat deden ze, kort nadat de duisternis was ingevallen. Ze<br />

zagen dat er twee ramen verlicht waren bij de familie Roerig.<br />

<strong>De</strong> gordijnen waren dichtgeschoven en net als 's middags<br />

bewoog er niets. <strong>De</strong> beide jongens staarden naar die ramen<br />

en naar de deur, in de hoop dat er iemand naar buiten zou<br />

komen. Daardoor zagen ze niet dat Victoria de Witte de<br />

Witstraat in kwam, lopend. Ze ging niet uit, ze kwam thuis.<br />

Ze zagen haar pas toen ze de voordeur van het gebouw<br />

openduwde en met een snelle stap naar binnen ging.<br />

'Maar dat is .. .', begon Patrick.<br />

Ze was al weg, niet meer in te halen, vooral omdat er net<br />

twee auto's door de overigens stille straat kwamen en de<br />

jongens aan de overkant stonden.<br />

'Zag jij wat ik zag?' vroeg Patrick.<br />

Tom knikte. Hij maakte een gebaar.<br />

'J a, dat pak onder haar arm. Daar kan maar één ding<br />

inzitten. Een schilderij.'<br />

31


3<br />

Al sinds de oprichting, een jaar of tien geleden, was Patrick.<br />

lid van de GENGK. Tom was er een paar jaar later bij gekomen<br />

en daar hadden ze elkaar leren kennen. GENGK betekende<br />

Gehandicapte En Niet-Gehandicapte Kinderen. <strong>De</strong><br />

club was gemaakt naar het model van de Engelse PHAB<br />

clubs (Physically Handicapped and Able Bodied), waarvan<br />

er in het Verenigd Koninkrijk een paar honderd zijn. In die<br />

clubs komen kinderen met een handicap en kinderen die niet<br />

met een handicap door het leven gaan samen. <strong>De</strong> bedo_eling<br />

is dat kinderen zonder handicap leren inzien dat zij die wel<br />

gehinderd worden door iets wat niet in orde is, toch een<br />

volwaardig leven kunnen leiden. En de gehandicapte kinderen<br />

kunnen er leren dat je zonder flauwe kul met de anderen<br />

kunt lachen, ruziemaken en iets ondernemen.<br />

Patrick. was langzamerhand te groot voor de GENGK.<br />

Toch bleef hij af en toe komen, maar nu vooral om een<br />

handje te helpen met de kleintjes. Ongemerkt was hij bezig<br />

een van de leiders te worden. <strong>De</strong> officiële leiders waren in<br />

het algemeen jonge vrouwen en mannen van een jaar of<br />

twintig, dertig. Vlotte lui, die haarscherp in de gaten hadden<br />

of je je aanstelde of je echt pijn had gedaan als je met je<br />

rolstoel over de kop was gegaan.<br />

<strong>De</strong>ze zaterdagmiddag ging Patrick. naar de GENGK omdat<br />

hij Lucie wilde zien. Lucie was een meisje van net twaalf<br />

jaar en hij was dol op haar. Dat was weinig origineel, want<br />

hij kende niemand die niet ondersteboven ging van de charme<br />

van dat kleine opdondertje. Ze had een gezichtje dat<br />

bijna altijd straalde, ze had een ongekende energie, ze had<br />

een levendige fantasie en ze was zo slim als een luis. Mensen


die haar meer dan een week kenden vergaten steeds dat ze<br />

stekeblind was. Ze bewoog zich met een ongelooflijk gemak<br />

en met sierlijke bewegingen. Kwam ze in een voor haar onbekend<br />

huis dan ging ze even rond, betastte alles wat ze<br />

tegenkwam en dan wist ze verder de weg. Ontmoette ze<br />

iemand die ze wilde leren kennen dan vroeg ze of ze even<br />

zijn of haar gezicht mocht aanraken, neus, mond, kin, oren,<br />

en dan zei ze: 'aangenaam kennis te maken'.<br />

Lucie zou hem helpen om in contact te komen met Victoria<br />

Roerig, dacht Patrick. Want met die kennismaking ging<br />

het voorlopig nog slecht. <strong>De</strong> vorige dag hadden hij en Tom<br />

het ervoor over gehad om te laat op school te komen. Ze<br />

hadden voor de deur van de Witte de Witstraat 86 gewacht<br />

tot Victoria naar school ging. Dat had ze gedaan om kwart<br />

over acht. Maar toen ze haar wilden aanspreken had ze geroepen<br />

dat ze geen tijd had, ze was al laat en ze moesten de<br />

weg maar aan iemand anders vragen. ' s Middags had Patrick<br />

naar de tandarts gemoeten. Tom had toen ontdekt dat ze<br />

omstreeks half vier weer was thuisgekomen. Gesproken had<br />

hij haar niet; hij was niet zo sterk in conversatie.<br />

En dus vroeg Patrick aan Lucie of ze hem wilde helpen in<br />

contact te komen met een bepaald meisje.<br />

'Ben je verliefd?' vroeg Lucie ernstig.<br />

'Eh ... nou .. . '<br />

'J a dus,' riep ze. 'Natuurlijk help ik je. Zeg maar wat ik<br />

moet doen'.<br />

Ofhij verliefd was, vroeg ze. Eigenlijk was hij altijd verliefd,<br />

al jaren. Steeds weer op een ander. Er was altijd wel<br />

een meisje waar hij speciaal naar keek, waar hij speciaal aan<br />

dacht, waarvan hij hoopte dat hij haar die dag zou zien. Het<br />

bleef altijd bij dromen en een warm gevoel van binnen, en<br />

soms wanhoop, vanwege de rolstoel. Hij was er zeker van<br />

dat de rolstoel een onoverkomelijke hinderpaal was. Ze deden<br />

wel aardig hoor, té aardig soms. Wat moesten ze met<br />

een jongen die niet kon hollen en in bomen klimmen en<br />

tennissen en ...<br />

33


Meestal liet hij zulke gedachten niet lang toe. Of hij bedacht<br />

dat hij beter kano kon varen dan .een van de andere<br />

jongens van zijn klas. Nog afgelopen zomer waren ze met de<br />

school naar de plas geweest. Daar was een wat ze noemden<br />

'ontspanningsoord', waar ze twintig kano's hadden. Ze wisten<br />

niet dat zijn moeder hem al als klein kind had leren<br />

zwemmen en dat ze hem later vaak in kano's had laten varen.<br />

Met zijn sterke arm spieren en zijn goede techniek kon hij een<br />

enorme vaart ontwikkelen. Daar hadden ze toch mooi van<br />

opgekeken. Vooral David, die sterke beer. Die had hem nog<br />

het langst bij kunnen houden, maar op het laatst had hij te<br />

wild gedaan en toen was hij omgeslagen. Ze hadden hem<br />

allemaal toegejuicht alsof hij J ulius Ceasar was en Wil1emi<br />

en had een krans van bloemen gevlochten en op zijn<br />

hoofd gezet.<br />

Ja, Willemien. Zij was het op wie hij de laatste maanden<br />

een beetje verliefd was geweest. Ze had een klein hoofdje<br />

met een grote bos krullend haar en een eigenwijs uitstekend<br />

kontje. Hij bedacht ineens dat ze weg was uit zijn dromen, al<br />

een paar dagen was haar beeld weggeschoven, 't had plaatsgemaakt<br />

voor ...<br />

Verdorie, dat kon toch niet. Hij kon toch niet bezig zijn<br />

verliefd te worden op een meisje dat hij uit de verte had<br />

gezien, in 't donker bij het museum, voor haar huis in de<br />

Witte de Witstraat, op een vage foto in de krant. Was hij<br />

dáárom niet naar de politie gegaan? Wilde hij haar beschermen<br />

uit een gevoel van, uit een gevoel van - van wàt eigenlijk?<br />

Maandagmiddag zou het gebeuren. Het plan was met zorg<br />

opgesteld. Tegen drieën waren ze in de buurt van het huis<br />

van de familie Roerig, Patrick, Tom en Lucie. Als gewoonlijk<br />

bewoog er niets achter de ramen op de tweede verdieping.<br />

Toen het bijna half vier was posteerden ze Lucie voor<br />

het gebouw dat nummer 86 had. Patrick en Tom gingen een<br />

eindje uit de buurt.<br />

34


Toen Victoria de straat in kwam floot Patriek schel op<br />

zijn vingers en verschool zich daarna zo goed mogelijk achter<br />

.een boom. Lucie wist nu dat Victoria in de buurt was.<br />

'Is daar iemand?' vroeg ze hulpbehoevend. Ze bewoog<br />

haar lange, witte, uitschuifbare stok langzaam om zieh heen.<br />

'Jawel. Kan ik je helpen?' zei Victoria.<br />

'Ik ben blind. Ik ben de weg kwijt.'<br />

'Waar moet je heen?'<br />

'Ik zoek de bushalte van lijn negen. Ik moet de verkeerde<br />

straat ingeslagen zijn.'<br />

'Die is in de Roerdompstraat. Ik zal je er even heen brengen.'<br />

'0, hartelijk bedankt,' zei Lucie. 'Ik ben Lucie. Mag ik<br />

even?' Ze betastte Victoria's gezicht. Ze voelde een smal<br />

voorhoofd, lange oogwimpers, magere wangen, een ferme<br />

kin, een rechte, sympathieke neus. 'Ben je blond?'<br />

'Ja.'<br />

'Blauwe ogen?'<br />

'Ja.'<br />

'Vijftien jaar?'<br />

'Ja. Hoe weet je dat?'<br />

'Dat hoor ik aan je stem.'<br />

'Ook dat ik blauwe ogen heb?'<br />

'Nee, dat heb ik geraden.'<br />

'Ik heet Victoria,' zei Victoria. 'Kom, ik neem je arm.'<br />

Natuurlijk kwamen ze vijftig meter verder twee jongens<br />

tegen.<br />

'Hé, Lucie,' riep Patriek. 'Dat is ook toevallig.'<br />

'Patrick?' zei Lucie. 'Is Tom bij je?'<br />

Tom raakte even haar wang aan.<br />

'Dit zijn vrienden van me,' zei Lucie. 'Patriek, dat is die<br />

hardloper, en Tom. Tegen Tom moet je praten met duidelijke<br />

lipbewegingen, anders verstaat hij je niet.'<br />

Er verscheen iets van achterdocht in Victoria's blauwe<br />

ogen. Ze had die twee jongens eerder gezien. Wilden ze iets<br />

van haar?<br />

35


'Ik geloof dat we je vriendin niet kennen,' zei Patrick.<br />

'Victoria. Ze brengt me naar lijn negen. Ik was de weg<br />

kwijt.'<br />

'Hallo,' zei Victoria.<br />

'Waar ben je op school?' vroeg Patrick.<br />

'Scholengemeenschap de Fliert, op het Borneoplein.'<br />

'Ik zit op het Erasmuscollege en Tom hier zit op het Gat­<br />

sonius Instituut.'<br />

'0 ja,' zei Victoria. 'Ik moet zo naar huis. Zullen we gaan,<br />

Lucie?'<br />

'Ik ben eigenlijk een kunstverzamelaar,' zei Patrick ach­<br />

teloos.<br />

'Ik specialiseer me in werken van Engelse schilders.<br />

Vooral Sir J oshua Reynolds interesseert me.'<br />

Het leek of Victoria door de bliksem werd getroffen. Er<br />

ging een schok door haar lijf. Een halve seconde stond ze<br />

bewegingloos. Daarna draaide ze zich' abrupt om en holde<br />

weg. Ze duwde de deur van nummer 86 open en verdween<br />

uit het gezicht.<br />

'Wat is dat nou?' vroeg Lucie.<br />

'Ze is weggelopen.'<br />

'Goed teken,' riep Lucie bemoedigend. 'Alleen verliefde<br />

mensen doen zo gek. Ze heeft her helemaal te pakken van je,<br />

Patrick.'<br />

'Zou je denken? '<br />

'Maar waarom begon je ineens over schilderijen verzame­<br />

len? Je had moeten vragen of ze een ijsje wilde. Ik zou daar<br />

zeker ja op gezegd hebben.'<br />

'Lucie, wil je een ijsje?' zei Patrick.<br />

'Nou, ik wel.'<br />

'Dan gaan we dat halen. Kom op.'<br />

Natuurlijk keek Patrick iedere morgen met veel belangstel­<br />

ling in het Stadsblad, en de volgende morgen was het raak.<br />

Er stond een advertentie in, met de mededeling:


AKKOORD, NA VERIFICATIE ECHTHEID, Jan<br />

Steen-museum.<br />


'Dat weet iedereen.'<br />

'Ik weet ook dat jij het een poosje geleden in de kelder<br />

van het museum hebt gezet. Op een zondagavond.'<br />

'Heb je dat aan de politie verteld?'<br />

'N ee,' zei Patrick. 'Alleen Tom en ik weten het.'<br />

'Gaan jullie het aan iemand vertellen?'<br />

'Dat hangt ervan af.'<br />

'Ik zweer je dat ik niet om dat half miljoen heb gevraagd.<br />

_ .<br />

Ik weet niet waar het schilderij nu is.'<br />

- -<br />

'Hoe kwam je eraan!'<br />

'Dat kan ik je niet zeggen,' zei Victoria.<br />

'Hoezo kun je dat niet zeggen. Je hebt toch een mond? Je<br />

kunt toch praten?'<br />

'Goed, ik wil het niet zeggen.'<br />

Patrick zag dat ze zenuwachtig was. Haar mond stond<br />

strak. Ze klemde steeds haar tanden op elkaar. Ze deed haar<br />

best om niet te huilen. Hij bewonderde haar omdat het lukte.<br />

Haar kin stond op onverzettelijk, maar haar ogen keken hulpeloos.<br />

Hij wilde dat hij haar kon troosten, kon helpen.<br />

'Je zou me kunnen vertrouwen,' zei hij. 'Misschien kan ik<br />

je helpen.'<br />

'Waarom zou je me willen helpen? Je kent me niet eens.'<br />

Ze zag dat hij een goed gezicht had, brede kaken en diepliggende,<br />

bruine ogen. Zijn neus was eigenlijk te groot, 1naar<br />

dat stond wel vertrouwenwekkend. NaaIles wat ze had meegemaakt<br />

had ze ineens zo'n geweldige zin om een vriend te<br />

hebben, iemand die haar geheim wilde delen, met wie ze kon<br />

overleggen wat ze moest doen.<br />

Hij pakte haar hand. 'Je hebt het koud,' zei hij.<br />

'J a, ik heb het koud.'<br />

'Hoe is het met je hoofd?'<br />

'Hoe weet je dat nu weer,' zei Victoria. 'Ach ja, dat heeft<br />

in de krant gestaan. Best. Er zit nog een bult op. Doet niet<br />

meer pijn.'<br />

'Vertrouw me,' zei Patrick hartelijk.


'Kun je morgenmiddag om tien over vier bij ons thuis<br />

komen? Ik woon in de . . .'<br />

'Witte de Witstraat 86, hoogste verdieping.'<br />

'Je moet doorleren voor detective,' zei Victoria. 'Precies<br />

tien over vier. Niet eerder, niet veel later. Gaat dat?'<br />

'Ik heb gezien dat er een lift is. Hoe groot is die?'<br />

'Daar kan je stoel in,' zei Victoria.<br />

'Dan kom ik. Is het goed als ik Tom meebreng?'<br />

'Liever niet,' zei Victoria. 'Ik vind het al eng genoeg met<br />

jou alleen.'<br />

'Goed, maar ik moet het Tom wel vertellen. Hij is zo<br />

betrouwbaar als de Nederlandse Bank en zo gesloten als een<br />

oester.'<br />

'Tot morgen,' zei Victoria. 'Tien over vier.'<br />

Tien over vier. <strong>De</strong> bel zat hoog. Hij richtte zich op met hulp<br />

van een kruk. en drukte op de knop. Gekraak. <strong>De</strong> stem van<br />

Victoria die zei: 'Ik kom eraan.'<br />

Even later verscheen ze, met de lift. Ze hielp hem erin. Op<br />

de hal van de tweede verdieping kwamen twee deuren uit.<br />

Links woonde een oude mevrouw, zei Victoria. Ze stak een<br />

sleutel in het slot van de rechterdeur.<br />

'Zijn je ouders thuis?' vroeg Patrick.<br />

Ze schudde haar hoofd. Hij reed naar binnen. Een vrij<br />

smalle gang waar vijf deuren op uitkwamen. Hij zag dat hij<br />

er met zijn grote rolstoel niet door kon. Er stond een kastje<br />

in de weg. Victoria zag het ook. Ze krabde aan haar kin en<br />

zei:<br />

'Eh .. .'<br />

'Ik heb mijn krukken,' zei Patrick.<br />

Hij haakte ze los en kwam uit zijn stoel. Victoria ging<br />

hem voor naar de laatste deur links. Hij ging naar binnen.<br />

Het was de vreemdste kamer die hij ooit had gezien. In een<br />

vrij brede, gemakkelijke fauteuil zat een kind. Een jongen.<br />

Je zag onmiddellijk dat hij zeer zwaar gehandicapt was. Zijn<br />

39


hoofd hing krachteloos achterover, half opzij. Hij maakte er<br />

schokkerige bewegingen mee. Eén arm hing slap over de<br />

linkerleuning van de stoel. <strong>De</strong> andere lag op de rechterleu­<br />

ning, maar het leek niet of hij er veel mee kon uitrichten.<br />

Zijn benen hingen als nutteloze voorwerpen op de grond.<br />

In een hoek van de kamer stond een bed. Voor het ove­<br />

rige was het vertrek ingericht als huiskamer, met een paar<br />

leunstoelen, een lage tafel, een televisietoestel, een kast met<br />

huisraad. Voor de ramen hing dichtgetrokken vitrage.<br />

Het vreemdst waren de muren. Ze waren bedekt met gor­<br />

dijnen. Geen wanddoeken, geen kleden, nee gordijnen, die<br />

je kennelijk open en dicht kon trekken. Ze waren nu dicht,<br />

zodat er feitelijk geen stukje muur te zien was.<br />

'Dit is Tony,' zei Victoria. 'Hij is nu twaalf jaar.'<br />

'Hallo,' zei Patrick. Hij ging op de leuning van een stoel<br />

zitten, nam zijn beide krukken in zijn linkerhand en tikte<br />

T ony bij wijze van groet op zijn arm. 'Ik ben Patrick.'<br />

'Tony kan niet praten,' zei Victoria. 'Hij kan je wel ver-<br />

staan, is het niet Tony?'<br />

<strong>De</strong> invalide jongen stootte een paar onbegrijpelijke klan­<br />

ken uit en bewoog heftig met zijn hoofd.<br />

lang.'<br />

hem.'<br />

'Patrick is een vriend van me,' zei Victoria. 'Hij blijft niet<br />

Nog meer wilde bewegingen van het hoofd van Tony.<br />

'Hij ziet nooit vreemden. Je komst is opwindend voor<br />

Patrick liet zijn krukken op de grond vallen, boog zich<br />

voorover en pakte T ony met twee handen bij zijn armen.<br />

'Ik ken meer kinderen die net zo gehandicapt zijn als jij,'<br />

zei hij. 'Ze zitten bij ons op de club. Op de GENGK. Heb je<br />

ooit van de GENGK gehoord?'<br />

'Dn, un,' deed Tony.<br />

'Hij heeft er nooit van gehoord,' vertaalde Victoria. 'Ik<br />

ook niet, trouwens. Of wacht eens, er is hier vroeger een<br />

meneer geweest die het er over heeft gehad. Ik geloof dat hij<br />

meneer Van Wijngaerden heette. Ken je hem?'


'Onze voorzitter,' zei Patrick.<br />

'Het is al jaren geleden,' zei Victoria.<br />

'Hij is ook al jaren voorzitter. Zeg Tony, je moet eens<br />

komen. Het is erg gezellig bij ons.'<br />

Victoria wendde zich van het invalide kind af en keek<br />

Patrick aan. 'Over twintig minuten moet je hier weg zijn. Ik<br />

vertel je later wel waarom. Maar ik wil je iets laten zien.'<br />

Ze begon de gordijnen die de muren bedekten open te<br />

trekken. Er zaten gewone muren achter, bedekt met oud,<br />

verkleurd behang. En er hingen schilderijen. Zeven schilde­<br />

rijen, telde Patrick. Eén modern, met woeste strepen in aller­<br />

lei kleuren, de andere oudachtig.<br />

'Zie je niets bijzonders?' vroeg Victoria.<br />

'Ik zie schilderijen.'<br />

'Heb je verstand van schilderijen?'<br />

'Niet bijzonder. Eigenlijk helemaal niet.'<br />

'Dan valt het je waarschijnlijk niet op dat hier voor een<br />

waarde van vele miljoenen hangt.'<br />

'Allemachtig,' zei Patrick verbaasd. 'Zijn jullie zo rijk?'<br />

'We zijn helemaal niet rijk. Gewoon, zou ik zeggen. Dit<br />

zijn de schilderijen die de laatste jaren in deze provincie zijn<br />

gestolen.'<br />

Patrick liet zich achterover in zijn stoel zakken. 'Waarom<br />

vertel je me dat?'<br />

'Omdat, als jij mijn naam noemt bij de politie, en ze ko­<br />

men kijken, dan gaat mijn vader achter mekaar de gevange-<br />

. . ,<br />

ms m.<br />

trick.<br />

'Daar hoort hij dan ook, zou je zeggen,' mompelde Pa­<br />

'Het is minder eenvoudig dan het lijkt.'<br />

Patrick vond het helemaal niet eenvoudig lijken. Kost­<br />

bare, gestolen schilderijen in een gewoon burgermans flatje,<br />

achter gordijnen, en een ernstig invalide kind om ze te bewa­<br />

ken.<br />

'Kijk eens naar dit schilderij,' zei Victoria.<br />

41


Ze wees naar iets wat een man voorstelde met een bruine<br />

mantel om en een zwierige hoed op zijn hoofd. Er begon<br />

Patrick iets te dagen.<br />

'Het zelfportret van Sir Reynolds: zei hij. 'Kijk eens<br />

goed, van dichtbij.'<br />

Hij raapte zijn krukken op en ging naar de muur. Het<br />

schilderij weerkaatste het licht van de lamp, die ondanks het<br />

vroege uur al aan was. Het schilderij ernaast deed dat niet.<br />

Hij voelde met een vinger. Glad. Hij voelde aan het schilde­<br />

rij ernaast. Dat voelde hobbelig, dat was verf.<br />

'Dit eerste is een foto,' zei hij. Hij zag het nu heel duide­<br />

lijk, gek dat het hem niet meteen was opgevallen. 'Het is een<br />

foto van een schilderij.' Hij bekeek de andere schilderijen<br />

nauwkeuriger. Nog twee leken hem foto's te zijn. <strong>De</strong> andere<br />

zagen er echt uit.<br />

'Dat klopt,' zei Victoria. 'Niet waar, Tony?'<br />

Maar T ony leek zich niet in het minst te interesseren voor<br />

wat er aan de wand hing. Zijn hoofd bewoog wat minder.<br />

Als je al kon uitmaken waar hij zijn blik op wilde richten dan<br />

was het op Patrick.<br />

'Je moet weg,' zei Victoria. 'Mijn vader komt zo thuis. Hij<br />

moet je hier niet aantreffen.'<br />

Ze schoof de gordijnen voor de schilderijen. Patrick aaide<br />

Tony over zijn dunne haar en hinkte de deur uit. Toen ze<br />

beneden waren zei Victoria:<br />

'Weet je de koffieshop op de markt? Als je daar vanavond<br />

om half acht komt zal ik je uitleggen waar het allemaal om<br />

gaat. Ik moet nu weer naar boven. Ik kan T ony niet alleen<br />

laten.'<br />

'Oké.'<br />

'Vertel je niemand iets?'<br />

Patrick knikte. Victoria ging de lift weer in. Ze was ze­<br />

nuwachtig maar ze had iets resoluuts over zich. Regelnicht?<br />

vroeg Patrick zich af. Dat was het niet. Regelnichten willen<br />

orde in andermans leven aanbrengen, zij regelde haar eigen


leven, leek het hem. Langzaam ging hij op huis aan. Hij had<br />

zin om met Tom te praten. Nog niet. Morgen misschien.<br />

Was Tony een broertje van Victoria? Waarschijnlijk weL<br />

Wat zag dat ventje bleek. Zou hij nooit buiten komen? Een<br />

rolstoel had hij niet zien staan. Kom op, een paar uur geduld,<br />

dan zou hij het allemaal horen. Het was zachtjes gaan regenen.<br />

Auto' s trokken natte sporen over het asfalt. Gek, hij<br />

had gedacht dat ze donker haar had, maar ze was blond. Dat<br />

kwam waarschijnlijk door het weinige licht, die avond bij<br />

het museum. En vrijdagochtend had ze een sjaal om haar<br />

hoofd gehad. Blauwe ogen, heel helder. Ze keek je aan ook.<br />

Een apart meisje. Hij vond het prettig dat hij haar 's avonds<br />

weer zou ontmoeten, en niet alleen omdat hij nieuwsgierig<br />

was.<br />

43


4<br />

Ongeveer drie miljard seconden tikken weg gedurende het<br />

leven van iemand die vijfennegentig jaar wordt. Ze rijen zich<br />

aaneen tot minuten, uren, dagen, jaren. Ze worden versla­<br />

pen, ze worden gebruikt om te eten, te spelen, te leren, te<br />

werken, lief te hebben, kwaad te zijn. Het leven van een<br />

mens loopt niet als een klok. Het vérloopt, en verlopen is iets<br />

anders dan lopen. <strong>De</strong> ene minuut is belangrijker dan de an­<br />

dere. Victoria Roerig's leven bestond uit twee helften, van<br />

elkaar gescheiden door één fatale seconde. Die seconde was<br />

door de klokken de ruimte ingetikt op een nieuwjaarsdag, nu<br />

meer dan vier jaar geleden.<br />

Ze hadden een gewoon gezin, voordien. Vader Emile<br />

Roerig, die een goede baan had bij een bank. Een rustige<br />

man, die zelden zijn stem verhief, iets te zwaar maar niet echt<br />

corpulent, dol op zijn vrouw en zijn twee kinderen, van wie<br />

hij foto's maakte die hij met zorg inplakte in een steeds<br />

groeiend aantal albums. Moeder Bertha Roerig, een voor­<br />

naam geërfd van een tante, een vrolijk mens, een beetje la­<br />

waaiig. In tegenstelling tot haar man knuffelde ze haar kin­<br />

deren veel, ze liet dikwijls de melk overkoken en ze maakte<br />

heerlijke maaltijden klaar. Ze reed slecht auto en dat was<br />

vrijwel het enige punt waarover ze soms ruzie had met haar<br />

man. Victoria was de oudste. Ze was een echte vaders-doch­<br />

ter. Ze hield van haar vaders precieze, beheerste manier van<br />

doen, misschien vooral omdat ze van haar moeder een beetje<br />

moe werd. Haar broertje T ony daarentegen vond het heer­<br />

lijk met zijn moeder te dollen en te gillen van het lachen. Hij<br />

had ook haar donkere haar geërfd, dat krullend over zijn<br />

voorhoofd hing, zijn oren onzichtbaar maakte en hem er<br />

44


guitig deed uitzien, wat hij ook al deed door zijn kleine,<br />

bruine ogen. Toen de fatale seconde aanbrak was hij acht<br />

jaar, Victoria was toen elf. T ony was een en al leven en<br />

beweging, behalve als hij tekende. Daar had hij al vanaf zijn<br />

kleutertijd een zwak voor. Vader had hem natuurlijk voorzien<br />

van prachtige dozen kleurpotloden en het was leuk om<br />

hem daarmee in de weer te zien, het pun* van zijn tong<br />

tussen zijn tanden, vellen vol tekenend met figuren die van<br />

lieverlee inderdaad gingen lijken op de paarden, koeien en<br />

vogels die hij ze verklaarde te zijn.<br />

Zoals gezegd, het was een nieuwjaarsdag. <strong>De</strong> vorige<br />

avond hadden ze thuis doorgebracht, met een bevriende familie,<br />

die een tweeling had van veertien. <strong>De</strong>ze eerste dag van<br />

het jaar gingen ze op bezoek bij een broer van Bertha, die in<br />

Arnhem woonde. Er was een dun laagje sneeuw gevallen,<br />

maar erg glad was het niet. Toen ze bij de familie in Arnhem<br />

aankwamen werd er gezoend, gelukkig nieuwjaar gewenst,<br />

werden er oliebollen en appelflappen gegeten en door de<br />

volwassenen een glas wijn gedronken.<br />

'Wie rijdt?' vroeg vader Roerig.<br />

'Jij,' zei moeder met een volle appelflappenmond.<br />

'V orige week heb ik ook gereden, toen we bij de Van den<br />

Heuvels waren,' zei vader nauwkeurig.<br />

'Dat is waar,' knikte Victoria.<br />

'Goed goed,' knikte moeder, 'ik heb gisteren toch al te<br />

veel gehad. Ik zal wel rijden.'<br />

'Dan moet je wel dat glas wijn laten staan waar je zo<br />

voortvarend uit staat te drinken.'<br />

'Ik zet het weg,' zei moeder en met een lachj e terzij de naar<br />

haar broer: 'Hij is zo'n Pietje Precies.'<br />

Aan het eind van de middag, voldaan en een beetje rozig,<br />

stapten ze in de auto, moeder aan het stuur, vader naast haar,<br />

Victoria en T ony achterin. <strong>De</strong> laatste minuten die ze als<br />

gezin bij elkaar waren, het onheil was op volle snelheid in<br />

aantocht. Moeder reed op haar gebruikelijke nonchalante<br />

45


manier, met veel commentaar op de andere weggebruikers,<br />

die ze allemaal getikt vond.<br />

'Wat wil die fietser nou, gaat hij rechtdoor of slaat hij af?<br />

J a meneer, ik. zie u wel, maar ik ben aan het voorsorteren.<br />

Man, dat licht is groen, rij nou door!'<br />

'Je had hier links gemoeten, niet rechts,' zei vader.<br />

'Goed, dan keren we om.'<br />

Ze stopte voor een huis met een oprijlaan en wilde daar<br />

achteruit insteken. Ze zag een laag paaltje over het hoofd en<br />

botste daar tegenop.<br />

'Hé,' riep vader, hard voor zijn doen.<br />

Hij ging de auto uit en nam de schade op. Een deuk in het<br />

linker achterspatbord.<br />

'Dat kost weer vijfhonderd gulden,' zei hij kribbig.<br />

'Rij dan zelf. Mijn hoofd staat er niet naar.'<br />

'Ik heb gedronken.'<br />

'Hoeveel?'<br />

'Drie glazen wijn.'<br />

'Och komaan,' zei moeder. 'Daar kun je toch wel tegen?'<br />

Met een lichte tegenzin ging vader Roerig achter het<br />

stuur. Het was niet in overeenstemming met zijn principes,<br />

want in strijd met de wet. Ze reden Arnhem uit, de autoweg<br />

op. <strong>De</strong> laatste seconden uit fase één van Victoria's leven<br />

tikten weg. Ze passeerden een van de weinige vrachtauto's<br />

die op deze vrije dag op de wegen waren. Het was een lange,<br />

met een aanhangwagen.<br />

'Papa,' zei Victoria, 'wat betekent expeditie?' Ze had dat<br />

woord achter op de vrachtauto zien staan.<br />

'Expeditie is de verzending van goederen,' antwoordde<br />

haar vader. 'Of eigenlijk is het meer dan dat.' Hij was een<br />

nauwkeurige man. Hij keerde zich half naar haar om. 'Het is<br />

niet alleen de verzending van goederen maar ook alles wat<br />

daarmee samenhangt. Het gereedmaken van de papieren.<br />

Het schrijven van de facturen. Het .. .'<br />

Hij wendde zijn ogen weer naar de weg. Te laat. <strong>De</strong> fatale


seconde was aangebroken. <strong>De</strong> rechter koplamp van de auto<br />

raakte de rand van een viaduct. <strong>De</strong> auto zwaaide dwars over<br />

de weg, botste met zijn achterkant tegen de vangrail aan de<br />

overzijde. <strong>De</strong> vrachtauto achter hen remde uit alle macht<br />

maar kon hen niet ontwijken. Met zijn linker voorspatbord<br />

raakte hij hen amper, maar de slingerende aanhanger gafhen<br />

een verpletterende mep. Er klonk een hartverscheurend geluid,<br />

niet het geschreeuw van mensen maar dat van geblokkeerde<br />

wielen schurend over het asfalt. <strong>De</strong> vrachtauto slingerde<br />

door, nog veertig, vijftig meter en kwam toen tot stilstand.<br />

Stilte. Na het korte moment van vreselijke, moordende<br />

geluiden was er ineens niets meer te horen. Victoria lag met<br />

haar hoofd naar beneden in het enige hoekje van hun auto<br />

dat nog in tact was. Het verbaasde haar dat ze niet dood was.<br />

Ze probeerde zich te bewegen. Ze voelde nergens pijn. En de<br />

anderen? Paniek vlijmde door haar heen.<br />

'Papa! Mama!'<br />

Stilte. Ze hoorde nu het getik van weglekkende olie. Ze<br />

duwde tegen de deur die het dichtstbij was. Hij viel open<br />

alsof hij op dat kleine duwtje had gewacht. Ze kroop naar<br />

buiten. <strong>De</strong> auto lag op z'n kop. Ze zag het bewegingloze<br />

lichaam van haar vader hangen. <strong>De</strong> chauffeur van de vrachtauto<br />

kwam op een holletje naar haar toe. Een andere auto<br />

stopte. Er kwam een man uit die met zwaaiende armen liep in<br />

de richting van waar hij gekomen was om andere auto's te<br />

waarschuwen. Ineens waren er veel mensen die 'och' en 'wat<br />

een ongeluk' en 'moet je dat zien' riepen. Victoria probeerde<br />

door de kieren van het wrak te zien hoe het met haar vader<br />

en moeder en T ony was. Voor zover ze kon onderscheiden<br />

zaten ze ingeklemd tussen verbogen ijzer en ineens leek het<br />

haar dat ze onmogelijk in leven konden zijn.<br />

'Haal ze er uit,' riep ze vertwijfeld.<br />

'Wie ben jij, m'n kind?' vroeg een meneer met een hoed<br />

op.<br />

47


'Die mensen daar, dat zijn mijn vader en moeder en mijn<br />

broertje.'<br />

'Hoe kom jij dan hier?'<br />

'Ik zat ook in die auto.'<br />

'Nee, m'n kind, dat is onmogelijk,' zei de meneer vriendelijk.<br />

'Dan stond je hier niet zo.'<br />

'Ik zat in die auto.'<br />

'Dat schijnt vaker te gebeuren,' zei de meneer tegen zijn<br />

vrouw die naast hem stond. 'Als iemand een ongeluk van<br />

heel dichtbij ziet denkt hij dat hij er zelfbij was. Bij wie hoort<br />

dit meisje?' vroeg hij in het rond.<br />

Niemand antwoordde. <strong>De</strong> mensen stonden in een eerbiedige<br />

kring om het wrak, als bij een begrafenis om de kuiL <strong>De</strong><br />

gezichten waren bleek, ontsteld. In tijden van vrede is de<br />

gewelddadigheid van een ongeluk schokkend.<br />

Het werd steeds drukker. <strong>De</strong> politie verscheen en mannen<br />

met snijbranders en drie ziekenauto's. Victoria werd<br />

meegenomen naar Arnhem, door een jonge politieagent, die<br />

zelf heel ontdaan leek en niet wist wat hij moest zeggen. Op<br />

het politiebureau vroegen ze haar wat er was gebeurd. Ze<br />

konden nog steeds niet zeggen hoe erg haar ouders en T ony<br />

eraan toe waren. Ze belden haar oom op, de oom waar ze<br />

twee uur geleden nog zo vrolijk hadden gezeten. Hij kwam<br />

haar halen en bracht haar naar tante Christien, die niet anders<br />

wist te zeggen dan 'kind toch, kind toch'. Zelf ging hij<br />

naar het ziekenhuis waar de verongelukte leden van het gezin<br />

heen waren gebracht. Victoria kon zich later niet meer<br />

herinneren hoe lang hij was weggebleven, maar toen hij<br />

kwam zei hij met gebogen hoofd dat haar moeder dood was,<br />

T ony was levensgevaarlijk gewond, vader zou er wel bovenop<br />

komen. Victoria huilde en tante Christien huilde en<br />

oom Hans schold op het verkeer in het algemeen en op<br />

vrachtauto's in het bijzonder, omdat die te hard reden.<br />

'Hij kon het niet helpen,' zei Victoria. 'Papa reed tegen<br />

het viaduct op.'


'Heb je dat ook tegen de politie gezegd?' vroeg oom<br />

Hans.<br />

'Ja natuurlijk.'<br />

'Dat zal de verzekering niet leuk. vinden,' zei oom Hans.<br />

'Laat nou maar,' snikte tante Christien. 'Wat gebeurd is,<br />

is gebeurd. Met dat gepraat brengen we Bertha niet terug.'<br />

<strong>De</strong> volgende morgen ging Victoria zelf naar het ziekenhuis.<br />

Ze mocht even bij Tony om het hoekje kijken. Hij was<br />

bijna, onzichtbaar door het verband en er staken wel zes slangen<br />

uit hem. Het stukje gezicht dat ze zag was doodsbleek en<br />

niets aan hem bewoog. Bij haar vader bleef ze wat langer. Hij<br />

was buiten kennis maar hij zag er minder eng uit. Meer alsof<br />

hij sliep. Er kwam een meneer met een witte jas die zei dat hij<br />

de dokter was en dat hij even met haar wilde praten.<br />

'Ja meneer,' zei Victoria.<br />

'Hoe heet je?'<br />

'Victoria.'<br />

Ze gingen zitten in een kantoortje. <strong>De</strong> meneer in de witte<br />

jas streek over haar slecht gekamde haar en zei dat het een<br />

vreselijk ongeluk was geweest.<br />

'Gaat Tony ook dood?' vroeg Victoria.<br />

'J e vader zal weer beter worden,' zei de arts. 'Hij heeft een<br />

zware hersenschudding, maar voor zover we kunnen nagaan<br />

heeft hij niets wat niet over zal gaan. Het kan wel een week<br />

of zes duren voor hij weer naar huis kan.'<br />

'Tony,' zei Victoria.<br />

'Ik weet niet of hij het haalt. En als ... ' <strong>De</strong> dokter aarzelde.<br />

'Als hij in leven blijft zal hij ernstig gehandicapt zijn.'<br />

Victoria was ook vier jaar geleden al een rechttoe rechtaan,<br />

een afgemeten meisje. Ze hield niet van omwegen. 'Je<br />

bent totaal onromantisch,' had haar moeder wel eens gezegd.<br />

Haar moeder had natuurlijk niets geweten van de galante<br />

prinsen en goudeerlijke zeerovers die haar in haar dromen<br />

het hofkwamen maken afkwamen schaken, maar in het<br />

dagelijks leven noemde ze de dingen graag bij hun naam.<br />

49


'Wat is er met hem? Is hij blind? Is hij doof? Moet hij in<br />

een rolstoel?'<br />

'Hij is waarschijnlijk niet geschaad in zijn zintuigen. Zeker<br />

weten we dat niet. Maar in ieder geval is hij onder het<br />

middel volledig en voorgoed verlamd. Hij heeft zijn rug<br />

gebroken. Maar ook hoger in zijn ruggegraat en in zijn<br />

hoofd is er schade. Misschien zal hij niet meer bij zijn volle<br />

verstand zijn. Misschien kan hij niet meer praten. We moeten<br />

afwachten. Ik schat de kans dat hij in leven blijft niet<br />

hoger dan vijfentwintig procent.'<br />

Toen al was door Victoria' s hoofd gegaan dat Tony beter<br />

dood kon gaan en ze had het later nog vaak gedacht. En toch<br />

zou ze het nu vreselijk vinden als hij zou sterven. Ze was aan<br />

hem gehecht zoals ze aan haar voeten of aan haar handen<br />

gehecht was. Hij hoorde bij haar, onlosmakelijk, hij was een<br />

deel van haar leven.<br />

Ze was twee maanden bij haar oom en tante blijven wonen.<br />

Ze was zelfs een poosje in Arnhem op school geweest.<br />

Ze had tweemaal in de week haar vader bezocht, die na drie<br />

dagen bij kennis was gekomen en daarna met starende ogen<br />

in zijn bed had gelegen. Over het ongeluk kon ze niet .met<br />

hem praten. Hij vroeg hoe het op school ging en of oom en<br />

tante aardig voor haar waren. Nooit zei hij iets over de toekomst,<br />

over hoe het nu moest, over naar huis gaan.<br />

T ony ging niet dood. Ze kon aan zijn ogen zien dat hij<br />

leefde, maar er was geen enkel contact mogelijk. Toch ging<br />

ze steeds even bij hem kijken en ze streek met een vinger<br />

over zijn wang. Ze verlangde naar het moment dat ze terug<br />

kon naar haar oude huis, haar oude school, haar bureautje,<br />

haar spulletjes, haar vrienden. Tegelijkertijd kon ze zich het<br />

leven thuis niet voorstellen, zonder mama, zonder T ony. Ze<br />

leefde als in een dichte mist, het uitzicht naar alle kanten<br />

belemmerd, maar met het gevoel dat er ieder ogenblik een<br />

windvlaag kon komen die de horizon zichtbaar zou maken.<br />

In haar hart was ook mist. Enerzijds verweet ze haar vader<br />

50


dat hij het ongeluk had veroorzaakt. Hij had gereden nadat<br />

hij had gedronken en hij had niet opgelet. Het was zijn<br />

schuld allemaal. Anderzijds had ze zo'n zielsmedelijden met<br />

hem, omdat hij alles kwijt was en om zijn grote, starende<br />

ogen. Ik ben nu alles wat hij nog heeft, dacht ze, maar ze kon<br />

hem niet bereiken. Als ze hem op zijn voorhoofd kuste<br />

scheen hij dat nauwelijks te merken en toen ze een keer<br />

mama' s naam noemde had hij niets meer gezegd. Na negen<br />

weken kwam hij uit het ziekenhuis en ze keerden met z'n<br />

tweeën terug naar huis. Daar woonden ze samen, als in een<br />

droomwereld. Ze spraken over de dingetjes van alle dag,<br />

verder nergens over. Er kwam een rechtszitting over het<br />

ongeluk. Victoria's vader werd veroordeeld. Zijn rijbewijs<br />

werd hem voor een jaar afgenomen. Dat liet hem volmaakt<br />

onverschillig, hij was niet van plan ooit nog een auto te<br />

besturen. <strong>De</strong> rechter zei dat hij geen geldboete of gevangenisstraf<br />

zou opleggen omdat meneer Roerig al gestraft was<br />

door de ernstige gevolgen van het ongeluk. <strong>De</strong> chauffeur<br />

van de vrachtwagen was ook aanwezig. Hij probeerde meneer<br />

Roerig aan te spreken, maar die staarde voor zich uit en<br />

zei niks terug. Later kwam hij een keer aan de deur toen<br />

Victoria alleen thuis was.<br />

'Ik ben Willem van Schuppen,' zei hij. 'Ik bestuurde de<br />

vrachtauto op I januari.'<br />

Hij had een blauwe trui aan die strak om zijn dikke buik<br />

en zijn forse armen spande. Hij was een jaar of dertig en hij<br />

zag eruit of hij een olifant zou kunnen optillen.<br />

'Mijn vader is er niet. Kom maar even binnen,' zei Victo,..<br />

ria.<br />

Hij zat ongemakkelijk in het kleine fauteuiltje waarin<br />

moeder altijd had gezeten en hij wist niet goed hoe hij tegen<br />

een meisje van nog geen twaalf moest praten. Dat meisje<br />

wist het zelf heel goed. Gewoon namelijk.<br />

'Ik wou zeggen hoe erg ik het vind,' zei Willem van<br />

Schuppen. 'Ik. heb er een tijd niet van kunnen slapen.'


'U kon er niks aan doen,' zei Victoria.<br />

'Normaal gesproken rijd ik niet op zon- en feestdagen.<br />

Dit was een spoedkarwei. Ik denk. nog vaak dat als ik één<br />

minuut eerder of één minuut later .. .'<br />

Zulke gedachten had Victoria ook vaak. Ze kon het niet<br />

goed onder woorden brengen, maar haar gedachten kwamen<br />

erop neer dat het ongeluk op zóveel manieren voorkomen<br />

had kunnen worden. Als mama niet tegen het paaltje<br />

gereden was. Als zij niet gevraagd had wat ' expeditie' was.<br />

Als het laatste stoplicht in Arnhem op groen had gestaan.<br />

Duizenden omstandigheden die samen leidden naar die ene<br />

fatale seconde.<br />

'U kon er niks aan doen,' zei ze nog eens.<br />

'Hoe is het nou met je broertje?'<br />

'Hetzelfde. Hij beweegt zich niet. Hij zegt niks. Ik weet<br />

niet of hij me begrijpt als ik tegen hem praat.'<br />

'Ik ben een paar keer in het ziekenhuis geweest,' zei Willem<br />

van Schuppen. 'Je vader zei geen woord.'<br />

Victoria knikte. Ze wist er alles van.<br />

'Ik ga weer eens op huis aan. Morgen moet ik naar J oegoslavië<br />

met een vracht sla en andijvie. Hier, ik geef je mijn<br />

adres. Als je me nodig hebt kun je me altijd opbellen. Als ik<br />

in 't land ben tenminste.' Hij schreef een adres en een telefoonnummer<br />

op de rand van een krant.<br />

'Het beste dan maar.'<br />

'Durft u nog wel te rijden?' vroeg Victoria.<br />

'Eerst had ik er last mee. Ik zag het ongeluk steeds weer<br />

voûr m'n ogen gebeuren. Schrikachtig, zal ik maar zeggen.<br />

Nu gaat het beter. Nou, aju.'<br />

Victoria liet hem uit. Daarna scheurde ze het beschreven<br />

randje van de krant en borg het weg in haar bureautje. Ze<br />

vertelde haar vader niet van het bezoek van de chauffeur. Hij<br />

zou er alleen maar op reageren door nog stiller te zijn dan<br />

anders.<br />

Na een half jaar kwam Tony thuis. Ze konden in het


ziekenhuis niets meer voor hem doen. Niet alleen was hij<br />

vanafhet middel verlamd, hij kon ook nauwelijks zijn armen<br />

gebruiken. Hij kon niet praten, hij stootte onsamenhangen­<br />

de klanken uit. Hij kon niet duidelijk ja-knikken of nee­<br />

schudden, want de bewegingen van zijn hoofd waren wild en<br />

ongecoördineerd. Het ziekenhuis raadde aan om T ony in<br />

een tehuis of een 'instituut' te laten opnemen. Zijn vader<br />

wilde er niet van horen. Hij zou zelf voor T ony zorgen.<br />

Dat kon. Hij had tijd. Hij was voor vijfenzeventig pro­<br />

cent arbeidsongeschikt verklaard. Hij deed thuis nog wat<br />

werk voor de bank; Victoria betwijfelde in de jaren die volg­<br />

den steeds meer of het iets voorstelde. Misschien was het<br />

puur vriendelijkheid van de bank. Bijna iedere dag ging hij<br />

daar een uurtje heen, tussen vier en vijf uur, als Victoria<br />

thuis was uit school om op Tony te passen. Haar vader ont­<br />

week altijd haar blik. Hij keek schichtig opzij als ze iets op­<br />

merkte wat aan mama deed denken. Hij gaf haar cadeaus.<br />

Hij gaf haar nooit een standje als ze te laat thuis kwam, wat<br />

trouwens zelden voorkwam want ze had iets van het nauw­<br />

keurige van haar vader. Hij kookte het eten. Hij is eeuwig<br />

aan het weer-goed-maken, begon Victoria te begrijpen. Ze<br />

wou dat hij eens kwaad op haar zou worden. Ze schold tegen<br />

hem. Het resultaat was dat hij haar de volgende dag een<br />

fototoestel cadeau gaf en nog minder met haar sprak.<br />

Met Tony was hij anders. Niet alleen zorgde hij voor zijn<br />

zoon met de grootst denkbare liefde en toewijding, hij praat­<br />

te ook tegen hem als hij dacht dat Victoria het niet hoorde.<br />

Zoete woordjes, als tegen een baby.<br />

'Je kon zo mooi tekenen,' zei hij . 'Je had een groot schil­<br />

der kunnen worden. Je zou beroemd geworden zijn, zoals<br />

Van Gogh ofPicasso. Ik zal de mooiste schilderijen voor je<br />

kopen, zodat je er tenminste naar kunt kijken. Dat is het<br />

enige wat je nog kunt: kijken. Ik koop zulke mooie schilde­<br />

rijen voor je dat je er nooit op uitgekeken raakt.'<br />

In de weken die volgden kwam hij soms met een schilde-


ij thuis. Hij hing ze op in de kamer rechts voor, die speciaal<br />

voor T ony was ingericht. Victoria vond de schilderijen niet<br />

bijzonder mooi, ze zag liever Donaid Duck. Maar haar vader<br />

zei dat het echte kunstwerken waren. Niemand anders dan<br />

Tony mocht ze zien, zei hij . Daarom hing hij gordijnen op,<br />

die dicht gingen als de dokter kwam, zelfs de enkele keer dat<br />

ze oom Hans en tante Christien op bezoek kregen.<br />

Victoria was twaalf toen de schilderijen in huis kwamen<br />

en ze zocht er niets meer achter dan een gril van haar vader.<br />

Want Tony keek nauwelijks naar de kunstwerken. In het<br />

begin nog wel, later leek hij iedere belangstelling ervoor te<br />

verliezen. Een gril van haar vader . .. Langzaam drong het<br />

tot de ouder wordende Victoria door dat haar vader niet<br />

meer helemaal normaal was. Zijn hersenschudding, of de<br />

geestelijke schok, of de combinatie van beide, ze wist niet<br />

waar ze het precies aan toe moest schrijven. Papa is een<br />

beetje getikt, realiseerde ze zich steeds scherper. Ze bekeek<br />

hem met andere ogen. Ze ging hem zien als het derde slacht­<br />

offer van een vreselijk ongeluk, waaraan alleen een samen­<br />

loop van omstandigheden schuld was. Of bijna alleen. Zij<br />

was de enige die er ongedeerd af was gekomen. Er groeide<br />

een groot medelijden voor haar vader in haar. Hij had niets<br />

meer, alleen zijn schuld. Zijn enige toekomst was boete doen<br />

en lijden.<br />

Ongemerkt, langzaam, nam ze de leiding in huis over. Ze<br />

zorgde dat er genoeg medicijn voor T ony was voor het<br />

weekend. Ze maande haar vader om de rekeningen te beta­<br />

len. Ze overtuigde haar vader dat ze een abonnement op een<br />

krant moesten nemen, om te weten wat er in de wereld ge­<br />

beurde. En het was door die krant dat ze de waarheid over de<br />

schilderijen ging beseffen.<br />

Een week of zes geleden had ze een artikel gelezen over<br />

schilderijendiefstallen in hun provincie die een jaar of drie<br />

eerder hadden plaatsgevonden. Er was nooit een spoor van<br />

de kunstwerken teruggevonden. Er stond bij om welke<br />

54


werken het ging en uit welke musea ze waren ontvreemd. En<br />

ze besefte: die doeken hangen bij T ony. Mijn vader heeft ze<br />

voor T ony gestolen. Daarom had hij ze allemaal naar de<br />

kelder gebracht toen vorig jaar de kozijnen geverfd moesten<br />

worden. Daarom waren ze verstopt achter gordijnen. Hij is<br />

echt gek, dacht ze. Hij was altijd zo'n eerlijke, precieze man<br />

geweest. Hij overtrad nooit regels. Eerst verbaasde ze zich<br />

erover dat hij de diefstallen had kunnen uitvoeren zonder<br />

gepakt te worden, maar toen ze er langer over nadacht be­<br />

greep ze het wel. Juist omdat hij zo secuur was èn omdat hij<br />

een beetje gek was, kon het hem lukken. Met behulp van zijn<br />

nauwkeurige aard had hij iedere inbraak tot in de puntjes<br />

kunnen voorbereiden, en omdat hij een beetje gek was had­<br />

den zenuwen hem geen parten gespeeld. Waarschijnlijk had<br />

hij in zijn verwarde geest gemeend dat wat hij voor Tony<br />

deed volstrekt geoorloofd was.<br />

En zo had Victoria er nog een probleem bij. Haar vader<br />

was een dief. Als er werd ontdekt wat hij had gedaan ging hij<br />

de gevangenis in, of ze stopten hem in een gesticht voor<br />

geestelijk gestoorden. Ze kon er met niemand over praten.<br />

Ze voelde zich even gehandicapt als T ony. Gevangen in een<br />

wirwar van verdriet en geheimen, draden uit het verleden<br />

die zich mengden met het heden en die een web vormden<br />

waaruit ze zich niet kon bevrijden. Ze had een tong en een<br />

mond die ze evenmin kon gebruiken als T ony dat kon. Van<br />

de twee mensen die verleden en heden met haar deelden was<br />

de een geestelijk in de war, de ander lichamelijk een wrak en<br />

niet aanspreekbaar. Ze voel de zich zo alleen dat ze soms uit<br />

het dakraam ging hangen om over het stadje te kijken: was<br />

er dan niemand? Ze probeerde zich te uiten in een dagboek,<br />

maar ze hield niet van schrijven. Zoals de barbier van koning<br />

Midas in een gat in de grond fluisterde dat zijn vorst ezels­<br />

oren had, riep zij soms in de polder, als ze daar alleen fietste:<br />

'mijn vader is een dief.<br />

Maar Victoria was een meisje van de daad. Ze overwoog


wat ze kon doen. Ze kon de schilderijen niet eenvoudigweg<br />

van de haken nemen en terugbrengen of bij de politie afleve­<br />

ren. Niet alleen was het gevaar groot dat men hen dan op het<br />

spoor zou komen, zelfs als dat niet het geval was zou haar<br />

vader misschien amok maken en zichzelf verraden. Ze dacht<br />

dat het 't beste zou zijn om de schilderijen ongemerkt terug<br />

te smokkelen naar de musea waaruit ze waren ontvreemd.<br />

Als het dan later toch uit zou komen leek het misschien op<br />

lenen, niet op stelen. Toen ze zover was met haar plannen<br />

begon ze foto's te maken van de schilderijen, met haar nieu­<br />

we toestel. Eerst mislukte dat. Het licht van de flitslamp<br />

werd erin weerkaatst, de kleuren waren niet goed, één kant<br />

was donkerder dan de andere. Maar na een paar keer probe­<br />

ren had ze negatieven die een heel goed resulaat oplever­<br />

den. Voor de veiligheid ging ze steeds naar een andere foto­<br />

zaak. Ze liet de foto van het schilderij van Sir Reynolds<br />

vergroten tot het formaat van het echte schilderij. Ze kocht<br />

een lijst die zo goed mogelijk leek op de oorspronkelijke<br />

lijst. Het resultaat was niet gek. Natuurlijk, zo gauw je<br />

nauwkeurig keek zag je dat het een foto was, maar op het<br />

eerste gezicht viel het niet op. Ze verwisselde het schilderij<br />

voor de foto, onder de ogen van T ony natuurlijk, en ver­<br />

borg het schilderij in de kelder. In de dagen die volgden<br />

bereidde ze nog een andere 'vervalsing' voor, van een schil­<br />

derij van Metsu. Haar vader merkte niets. Vorige week zon­<br />

dagavond was ze met het werk van Sir Reynolds naar het Jan<br />

Steen-museum gegaan en had het daar verstopt in de kelder.<br />

Ze merkte niet dat ze werd gadegeslagen door Patrick en<br />

T om. Twee dagen later ging ze opnieuw op pad, nu met het<br />

werk van Metsu ingepakt bij zich, op weg naar het Nieuw<br />

Provinciaals Museum. Toen ze door de Dillenhurglaan<br />

kwam had ze ineens een harde klap op haar hoofd gekregen.<br />

Ze was even buiten bewustzijn geweest en toen ze bijkwam<br />

was het schilderij verdwenen. Er stonden mensen om haar<br />

heen en een ziekenauto was in aantocht. Tegen de politie


had ze natuurlijk niet kunnen zeggen dat ze beroofd was.<br />

Intussen had ze ook in de krant gelezen dat het eerste schil­<br />

derij te koop werd aangeboden.<br />

Victoria moest vaststellen dat ze lang niet zo'n goede an­<br />

ti-dief was als haar vader een dief. <strong>De</strong> operatie was een totale<br />

mislukking geworden. Twee kostbare schilderijen waren op<br />

drift. Terwijl ze zich onbespied waande was ze gezien door<br />

twee jongens, die intussen ook haar identiteit kenden. Ze<br />

had een bult op haar hoofd, ze kon geen nieuw plan beden­<br />

ken, ze was de wanhoop nabij.<br />

57


5<br />

Twee uur zaten ze nu al in de koffieshop. <strong>De</strong> drukte op de<br />

markt was geluwd. Verkeer was er bijna niet meer. <strong>De</strong> kof­<br />

fieshop was vrijwel leeg. <strong>De</strong> eigenaar, in een wit jasje, veeg­<br />

de gebakkruimels van de glazen toonbank. Patrick had naar<br />

Victoria's verhaal geluisterd zonder veel te zeggen. Een en­<br />

kele maal had hij een vraag gesteld. Hij wist van de gevolgen<br />

van verkeersongelukken. Verschillende kinderen op de<br />

GENGK hadden hun handicap op die manier opgelopen.<br />

Vijfenzestigduizend doden op de weg per jaar, in West-Eu­<br />

ropa alleen al. Dat duizelingwekkende getal stond af en toe<br />

in de krant, daar werd soms met verbijstering over gespro­<br />

ken. Zoveel als de inwoners van de stad Luxemburg. Ieder<br />

jaar. Over de gewonden hoorde je zelden iets. Anderhalf mil­<br />

joen per jaar in Europa. Ernstig gewonden, minder ernstig<br />

gewonden. Velen die in een rolstoel terechtkwamen. Slacht­<br />

offers voor het leven.<br />

Patrick had het er soms met zijn moeder over. Waarom<br />

schreeuwen de mensen moord en brand als er een trein ont­<br />

spoort (8 doden), als er een stuwdam doorbreekt (12)' do­<br />

den), als er een olieschip in aanvaring komt met een vracht­<br />

schip (3 doden), en worden de tienduizenden doden op de<br />

weg geaccepteerd? Waarom is een aardbeving, een vulkani­<br />

sche uitbarsting, een vliegramp voorpaginanieuws en wordt<br />

het onuitsprekelijke leed dat op de weg wordt veroorzaakt<br />

nauwelijks genoemd? Ze kwamen er niet uit. Houden men­<br />

sen dan zoveel van hun auto? Of denken ze: dat zal mij niet<br />

gebeuren?<br />

'Zal ik nog koffie voor je halen? ' vroeg Patrick. 'Of wil je<br />

liever een cola?'


'Niks meer, dank je.'<br />

'Ik ben blij dat je me in vertrouwen hebt genomen,' zei<br />

Patrick.<br />

'Ik heb er geen idee van waar die schilderijen terecht zijn<br />

gekomen. We kunnen er samen over denken. Maar er is iets<br />

wat ik erger vind dan de gestolen<br />

-<br />

kunstwerken.'<br />

Victoria keek verbaasd.<br />

'T ony. Het is vreselijk wat hem is overkomen, maar dat is<br />

nu eenmaal een feit. Daar valt niks aan te veranderen. Zoiets<br />

moet je helaas accepteren. Maar weet je, Victoria, je hebt er<br />

waarschijnlijk nooit aan gedacht: T ony heeft van je vader<br />

cellulair gekregen. Hij zit in een gevangenis. En dat hoeft<br />

niet. Dat is slecht.'<br />

'Ik begrijp je niet,' zei Victoria. 'Tony kan niets, helemaal<br />

niets. Niet lopen. Niet praten. Niet iets doen met zijn han­<br />

den. Wat kan mijn vader anders doen dan hem goed ver­<br />

zorgen?'<br />

'Hij begrijpt wat je zegt, is het niet?'<br />

'Meestal wel.'<br />

'Hoe weet je dat?'<br />

'Ik ken hem natuurlijk door en door; zei Victoria. 'Ik zie<br />

het aan zijn ogen. Ik leid het af uit de bewegingen van zijn<br />

hoofd, hoe ongecoördineerd hij er ook mee slingert.'<br />

'We hebben op de GENGK een jongen die spastisch is. Ik<br />

ben trouwens ook spastisch, maar Karel is het veel erger. Hij<br />

is zoiets als Tony. Hij komt vaak, feitelijk iedere zaterdag.<br />

Hij gaat ' s zomers mee met vakantie. Hij heeft een stoel die<br />

hij met een paar vingers kan besturen. Hij slingert met zijn<br />

hoofd.- Maar weet je; hij lacht. Hij lacht zelfs vaak. Lacht<br />

Tony wel eens?'<br />

'Ik heb T ony na het ongeluk nooit meer zien lachen,' zei<br />

Victoria peinzend. 'Ik denk niet dat hij het nog kan.'<br />

'Daar ben ik niet zo zeker van. En dan nog iets. Karel<br />

heeft een groot bord waar de letters van het alfabet op staan.<br />

Wij gaan met onze vinger langs die letters. Je kunt aan zijn<br />

59


ewegingen zien wanneer je moet stoppen. Bijvoorbeeld bij<br />

de T. Dan begin je opnieuw en Karel geeft aan dat je bij de V<br />

moet stoppen. TV dus. Je vraagt of hij wil dat de televisie<br />

wordt aangezet. Uit de bewegingen van zijn ogen zie je dat<br />

hij dat inderdaad wil. Je zegt: "Ja ja, jij wilt Carry Tefsen<br />

zien. Hij heeft een oogje op Carry Tefsen." Hij lacht. Hij<br />

hoort erbij. Er is communicatie mogelijk.'<br />

'Bij T ony kan dat niet,' zei Victoria, maar er klonk aarzeling<br />

in haar stem.<br />

'T ony moet andere mensen zien. <strong>De</strong> wereld is groter dan<br />

die kamer, ook voor hem. Hij heeft er recht op andere impulsen<br />

te krijgen dan die van je vader, hoe goed die ook voor<br />

hem zorgt. Kon Tony lezen voor hij verongelukte?'<br />

'Ja. Hij kende in ieder geval de letters.'<br />

'Ik maak zo'n leeskaart voor hem,' zei Patrick. 'Zul je<br />

proberen hem daarmee iets te laten zeggen?'<br />

'Beloofd,' knikte Victoria.<br />

'J e moet me nog iets beloven. Je moet met T ony een keer<br />

naar de GENGK komen.'<br />

'Dat vindt mijn vader nooit goed.'<br />

'Ik dacht dat jij tegenwoordig de baas was?'<br />

'Niet als het over Tony gaat.'<br />

'J e moet het toch voor mekaar zien te krijgen,' zei Patrick<br />

koppig.<br />

'Je schijnt je meer te interesseren voor mijn broertje dan<br />

voor de gestolen schilderijen,' zei Victoria.<br />

Patrick lachte breed. 'Dat komt doordat ik meer verstand<br />

heb van gehandicapte kinderen dan van gestolen ;childerijen.'<br />

Hij trok zijn gezicht in een scherpzinnige plooi. 'Het<br />

eerste werk, dat van Sir Reynolds, is in handen gevallen<br />

van . . . ; ik weet het niet.'<br />

'En ik weet het ook niet,' zei Victoria.<br />

'Maar we gaan het uitvinden.'<br />

'Hoe?'<br />

'Geen idee. Eens overleggen met Tom.'<br />

60


'Ga je alles aan Tom vertellen?' vroeg Victoria met een<br />

bezorgd gezicht.<br />

'Tom is mijn vriend. Hij is volkomen betrouwbaar. Hij<br />

weet al van het schilderij van Reynolds en hij weet wie je<br />

bent. Als je het goed vindt vertel ik hem het belangrijkste<br />

van wat jij mij hebt verteld.'<br />

Victoria knikte. 'Dat zal dan wel moeten.'<br />

'Daarna maken we een plan. Een plan in drie punten: de<br />

schilderijen in de musea; je vader uit de gevangenis; Tony hij<br />

de GENGK.'<br />

Victoria lachte opgelucht. 'Ik ben blij dat ik je alles heb<br />

verteld,' zei ze. 'Ik ben blij dat je me gezien hebt, die avond<br />

bij het Jan Steen-museum.'<br />

Patrick dacht: ze vertrouwt me. Ze wil dat ik haar help. Ik<br />

weet niet hoe dat moet, maar ik zal alles doen wat ik kan.<br />

Wat heeft ze veel meegemaakt. Ze heeft knokige knieën en<br />

een knokige kin. Haar wangen zijn te mager, zodat haar<br />

jukbeenderen uitsteken. Waarom vind ik haar dan toch zo<br />

mooi?<br />

T om leefde in zijn stille wereld en hij had die wereld zo goed<br />

mogelijk naar zijn smaak ingericht. Overdag ging hij naar<br />

een school voor gehoorgestoorde kinderen en leerde daar<br />

wat er ook op andere scholen wordt onderwezen. Bovendien<br />

probeerde men de leerlingen te laten spreken, dat wil zeggen<br />

klanken uit te brengen die ze zelf niet konden horen. Tom<br />

was daar niet goed in. Op school deed hij plichtsgetrouw<br />

mee, maar buiten de lessen bracht hij het geleerde nooit in<br />

praktijk. Hij specialiseerde zich op liplezen en op gebaren­<br />

taal. Dat laatste was natuurlijk alleen nuttig tegenover ie­<br />

mand die de gebaren ook kende, zoals Patrick en andere<br />

doven, maar van het liplezen had hij uitzonderlijk veel ge­<br />

mak. Hij begreep erg veel en wat hij niet uit de lipbewegin­<br />

gen kon opmaken vulde hij aan met zijn niet geringe fanta­<br />

sie.


In Tom's stille wereld speelden ook kleuren een grote rol.<br />

Hij was dol op de natuur, vooral op de bossen in de herfst, als<br />

de bladeren bruin en rood en oranje werden. Hij hield van<br />

vogels met hun veelkleurige vedertooi. Hij hield van kleren,<br />

uitgestald in de etalages van de modewinkels, of zoals ze<br />

gedragen werden door modebewuste vrouwen, door arties- .<br />

ten, door de kunstenmakers in het circus. Hij hield van mo­<br />

derne schilderijen, waarvan Patrick zich schouderophalend<br />

afvroeg wat ze voorstelden, maar die voor Tom een prikkel<br />

waren voor zijn verbeelding.<br />

Doofheid maakt eenzaam. Ook Tom was vaak eenzaam,<br />

maar als hij had kunnen horen zou hij evenmin weinig<br />

spraakzaam zijn geweest. Zo was zijn aard.<br />

Toen Patrick hem in grote trekken de geschiedenis van<br />

Victoria vertelde ging zijn fantasie meteen met het verhaal<br />

op de loop. Hij dacht dat Tony misschien niet door de beste<br />

artsen was behandeld en dat hij alsnog kon genezen. Voor<br />

meneer Roerig moesten ze nieuwe vrienden zoeken. Hij zou<br />

dan zijn schuldcomplex verliezen, opnieuw trouwen en weer<br />

gelukkig worden. En ze gingen Victoria zelf natuurlijk hel­<br />

pen de schilderijen terug te brengen, en de twee die gestolen<br />

waren op te zoeken. Hij had trouwens een theorie 'bedacht<br />

over het werk van Sir Reynolds. Meneer Hendriks was de<br />

schuldige, de conservator van het museum. Ga maar na, hij<br />

(of misschien iemand anders van het museum) was de enige<br />

die het schilderij kon hebben gevonden. Door het per brief<br />

aan zijn eigen museum aan te bieden sloeg hij twee vliegen in<br />

één klap: zijn museum, dat hij natuurlijk zo mooi mogelijk<br />

wilde hebben, kreeg het gestolen kunstwerk terug en hij<br />

werd er zelf een half miljoen beter van.<br />

'Het zou kunnen,' zei Patrick.<br />

Tom knikte vol overtuiging.<br />

'Hoe gaan we uitvinden of je theorie klopt?'<br />

'Nou,' vond Tom, 'we zetten nog zo'n gestolen schilderij<br />

in de kelder van het museum, we houden de hele nacht de


wacht om te kijken of niemand het van buitenaf weghaalt, en<br />

als het dan toch te koop wordt aangeboden weten we dat de<br />

dief in het museum zit.'<br />

'Het zou kunnen,' zei Patrick nog eens. Erg overtuigd<br />

klonk het niet.<br />

'J e gelooft er niet in, hè?'<br />

'Ik denk aan het tweede schilderij,' zei Patrick. 'Volgens<br />

mij hebben de beide gevallen met elkaar te maken. <strong>De</strong>nk jij<br />

dat die meneer Hendriks Victoria in elkaar heeft geslagen?<br />

Hoe wist hij trouwens van het bestaan van Victoria af?'<br />

Tom hief zijn handen in een vragend gebaar omhoog.<br />

'Tja, daar moet ik nog iets voor bedenken.'<br />

'En toch zou je wel eens gelijk kunnen hebben,' peinsde<br />

Patrick. 'Weet je nog dat we die meneer Hendriks een be­<br />

zoek hebben gebracht in het museum? Met toch eigenlijk een<br />

onzinnig idee: iemand heeft een schilderij gebracht, niet ge­<br />

stolen. Hij ging meteen mee kijken. Misschien was dat iets té<br />

ijverig. Alsof hij zijn onschuld wilde bewijzen.'<br />

'Ik heb de gangen van die meneer Hendriks nagegaan,'<br />

gebaarde Tom. 'Iedere morgen loopt hij van zijn huis door<br />

de Steenweg, de laan van Nieuw Guinea, de Edisonstraat en<br />

over het marktplein naar het museum. Om kwart voor ne­<br />

gen gaat hij van huis. ' s Avonds om zes uur gaat hij via<br />

dezelfde weg terug.'<br />

'Wat een misdadig gedrag,' grijnsde Patrick.<br />

'Misdadigers zijn vaak heel gewone mensen,' meende<br />

T om te weten.<br />

'Ik weet wat,' zei Patrick. 'We vragen Victoria om nog<br />

een afdruk van het schilderij van Metsu te laten maken. Je<br />

weet wel, het schilderij waarvoor ze op haar hoofd is getim­<br />

merd. Met die foto gaan we naar Hendriks toe en we vragen<br />

hem of hij weet waar het origineel is. Als hij het zelf heeft<br />

gestolen van Victoria zal hij toch wel gek kijken. Dan mer­<br />

ken we misschien iets aan zijn reactie.'<br />

Tom knikte enthousiast. Het zou nog beter zijn als die


Hendriks de foto van het schilderij niet in het museum, op<br />

zijn eigen terrein te zien kreeg, maar ergens ander s , vond hij.<br />

Bovendien was het niet zeker dat hij hen nog een keer zou<br />

ontvangen.<br />

'Werkt hij ook op zaterdag?' vroeg Patrick.<br />

Tom knikte.<br />

'Dan lokken we hem zaterdagmorgen naar ons huis,' zei<br />

Patrick. 'Mijn moeder werkt op zaterdag.'<br />

Tom dacht even na. Patrick woonde in een zijstraat van<br />

de laan van Nieuw Guinea, dus Hendriks kwam er vlak<br />

langs. Maar hoe kregen ze hem bij Patrick thuis?<br />

'Lucie,' zei Patrick.<br />

Toen de volgende zaterdagmorgen aanbrak was alles tot in<br />

de puntjes voorbereid. Victoria had een afdruk op posterfor­<br />

maat laten maken van het negatief van het schilderij van<br />

Metsu. Die lag opgerold klaar in Patrick's kamer. Zijn moe­<br />

der was naar haar werk. Lucie stond, met haar vrolijke ge­<br />

zicht in een zo hulpeloos mogelijke plooi, in de laan van<br />

Nieuw Guinea bij een voetgangersoversteekplaats. Patrick,<br />

Tom en Victoria hadden zich een eindje verder verdekt op­<br />

gesteld. Toen meneer Hendriks eraan kwam floot Patrick<br />

kort en hard op zijn vingers. Het werd een gewoonte.<br />

'Schobbejak,' fluisterde Victoria. 'Zo heb je mij er ook in<br />

laten luizen.'<br />

'Voor een goed doel,' grinnikte Patriek.<br />

Lucie had intussen een stapje in de richting gedaan van de<br />

voetstappen die ze hoorde aankomen en met haar liefste<br />

stemmetje zei ze:<br />

'Is daar iemand?'<br />

Meneer Hendriks stond stil. 'Wat is er, m'n kind?'<br />

'Ik ben blind, meneer. Ik durf niet naar de overkant.'<br />

'0, dan zal ik je even helpen.'<br />

Hij nam Lucie bij de hand en begon met haar over te<br />

steken.


'Eigenlijk moet ik naar de J.P. Coenstraat,' zei Lucie zo<br />

charmant als ze kon. 'Die is iets verderop.'<br />

'Zal ik je daar even brengen?'<br />

'N ou, als het niet te veel moeite is .'<br />

Vergenoegd zagen de anderen, die vanuit de verte volgden,<br />

hoe Lucie keuvelend aan de hand van meneer Hendriks<br />

in de richting van Patrick' s huis liep. Toen, ineens, gebeurde<br />

er iets totaal onverwachts, nog vóór de twee de J.P. Coenstraat<br />

ingeslagen waren. Een snel rijdende auto stopte abrupt<br />

bij de man en het meisje. Twee mannen sprongen eruit. Meneer<br />

Hendriks werd bij zijn armen gegrepen en in de auto<br />

gesleurd. Lucie werd half meegetrokken. Daarna werd ook<br />

zij in de auto geduwd, de mannen sprongen naar binnen en<br />

voordat de anderen beseften wat er gebeurde scheurde de<br />

auto weg en verdween om een hoek.<br />

Even bleven ze verbijsterd staan. Toen sprintte Tom<br />

weg, de auto achterna, tot aan de hoek. Hij kwam terug en<br />

schudde mismoedig zijn hoofd.<br />

'Ik. bedacht te laat dat we het nummer moesten onthouden,'<br />

gebaarde hij. 'Ik. kon het niet meer zien. Ik. geloof dat<br />

het laatste cijfer een zes was. Hebben jullie erop gelet?'<br />

Patrick en Victoria schudden hun hoofd.<br />

'Ze zijn ontvoerd,' zei Patrick onthutst. 'Ik. dacht dat<br />

zoiets alleen in films gebeurde. We moeten naar de politie.'<br />

Victoria knikte. 'Maar ik ga niet mee,' zei ze. 'Gaan jullie<br />

maar en zeg niet dat ik erbij was.'<br />

Ze voelt zich een misdadigster, dacht Patrick. Ze denkt<br />

altijd aan het gevaar dat haar vader loopt. Hij merkte dat zijn<br />

handen beefden. Waar waren ze aan begonnen? Een ontvoering,<br />

dat was niet leuk meer. Dat gaf niet meer dat lekkere<br />

gevoel van spanning, van sensatie. Dit was echte harde misdaad,<br />

hier moest de politie achteraan.<br />

'Tom en ik gaan wel,' zei hij. 'Ga jij maar naar huis. We<br />

zullen je op de hoogte houden. Kan ik je opbellen?'<br />

Victoria knikte.


'We zullen tegen de politie zeggen dat er een man en een<br />

meisje zijn ontvoerd. Dat we dat toevallig gezien hebben.'<br />

'Jullie kunnen misschien beter zeggen dat het er op léék<br />

dat ze ontvoerd werden,' zei Victoria.<br />

'Goed. We zullen zeggen dat het meisje iemand is die we<br />

kennen van de GENGK en dat de meneer waarschijnlijk<br />

meneer Hendriks is van het museum, waar we onlangs op<br />

bezoek zijn geweest.'<br />

Tom knikte. Zo was het misschien het beste.<br />

'Je kunt het ook per telefoon doen,' gebaarde hij. 'Dat is<br />

misschien nog veiliger.'<br />

'Kom mee naar ons huis dan zal ik meteen bellen,' zei<br />

Patrick.<br />

Ze gingen allebei mee en Patrick belde de politie. <strong>De</strong><br />

reactie was nogal ongelovig, de man aan de andere kant van<br />

de lijn scheen te denken dat ze te veel films op de televisie<br />

hadden gezien. Maar hij noteerde Patrick' s naam en adres en<br />

zei dat hij er werk van zou maken. Patrick hing op en ver­<br />

telde de anderen wat de rechercheur had gezegd.<br />

En toen was er ineens niks meer. Leegte. Niks meer te<br />

doen. Geen plannen. Geen theorieën.<br />

'J e had dus gelijk dat er iets met die Hendriks aan de hand<br />

is,' zei Patrick tegen Tom, maar hij kon er niks bij bedenken.<br />

'Ik ga maar eens naar huis,' zei Victoria zonder over­<br />

tuiging. Ze wilde niet naar huis. Ze had zich verheugd op dit<br />

contact met nieuwe vrienden. Blijven wilde ze ook niet,<br />

want er hing iets in de lucht waar ze eng van werd. Onheil.<br />

Verwijt. Verwijt? Of verbeeldde ze zich dat? Was het haar<br />

schuld? Ja, natuurlijk was het haar schuld. Zonder haar zou­<br />

den die jongens hier niet in verwikkeld zijn. Waarom zeiden<br />

ze niks? Ze zei zelf ook niks. Ze zaten natuurlijk in over<br />

Lucie.<br />

'Je kunt gerust blijven,' zei Patrick. Erg hartelijk klonk<br />

het niet. Daar had hij zelf de pest over in, maar het kwam er<br />

nu eenmaal zo uit. Hij voelde zich enorm schuldig en hij wist<br />

66


niet wat hij moest doen. Hij had beter moeten weten. Veel te<br />

gevaarlijk om een klein meisje als Lucie bij zoiets te be­<br />

trekken. Een klein meisje? Vergeleken bij hem was Lucie<br />

een stokoude vrouw. Hij was er zeker van dat ze niet stuk te<br />

krijgen was. Die zat heus niet te huilen in een hoekje van die<br />

auto. Waarschijnlijk had ze de ontvoerders nu al om haar<br />

kleine pinkje gewonden. Terwijl hij het liefst in huilen zou<br />

uitbarsten van onzekerheid en schuldbesef.<br />

'N ou, ik ga maar eens,' zei Victoria nog eens.<br />

Verdorie, wat zat hij daar nu indolent. Hij moest iets be­<br />

denken waardoor ze weer een beetje fut in hun donder kre­<br />

gen.<br />

'Waarom kom je straks niet naar de GENGK?' zei hij.<br />

'Kun je eens zien hoe het daar toegaat en of het iets is voor<br />

Tony. Het is vandaag zaterdag. <strong>De</strong> GENGK is open van­<br />

midag.'<br />

'Goed,' zei Victoria. 'Waar is het?'<br />

Patriek gaf het adres.<br />

'Tot straks dan.'<br />

Toen ze weg was bleven Patrick en Tom in een sfeer van<br />

nog grotere leegte achter. Zij, die anders zoveel te doen en te<br />

praten hadden, wisten niet hoe ze de tijd moesten doorko­<br />

men. <strong>De</strong> wijzer van de klok ging tergend langzaam. Ze<br />

draaiden plaatjes voor Patrick,· maar hij luisterde niet. Ze<br />

speelden videoclips op de televisie voor T om, aar hij keek<br />

niet. Ze begonnen een partijtje schaak en ze maakten blunder<br />

op blunder.<br />

'Het kan dagen duren voor we iets horen,' zei Patrick.<br />

Tom trok een vragend gezicht.<br />

'Het kan dagen duren voor we iets horen.'<br />

'Ik versta je niet,' gebaarde Tom.<br />

'J e let niet op,' zei Patrick geïrriteerd.<br />

T om wendde ontmoedigd zijn hoofd af. Het was waar,<br />

als iets hem sterk bezighield vond hij het moeilijk zich te<br />

concentreren op liplezen. Hij kon er slecht tegen als Patrick


nijdig op hem was. Als je kunt spreken is zo'n situatie op te<br />

lossen met een grap, een kwinkslag, een plagerij.<br />

Patrick zag Tom's smalle rug en wist dat hij onredelijk<br />

was. Hij greep zijn vriend bij een arm.<br />

'Kom op, Beethoven, doe je best.' Hij gebruikte nu ook<br />

gebarentaaL 'Ontvoeringen zijn meestal ingewikkeld. <strong>De</strong><br />

daders moeten in contact treden met de familie en laten we­<br />

ten wat hun eisen zijn. Ze willen losgeld. Er moet een plan<br />

worden bedacht om dat losgeld over te dragen. Het kan<br />

dagen duren voor we iets horen, ook al heeft de politie ons<br />

beloofd te laten weten hoe het verder afloopt.'<br />

Tom knikte.<br />

'Zullen we naar de GENGK gaan?'<br />

'Het is nog te vroeg.'<br />

Ze draaiden het nummer van de weersverwachting, al<br />

kon het hun niks schelen wat voor weer het zou worden.<br />

Patrick klemde de hoorn tussen zijn hoofd en zijn schouder<br />

en vertaalde balorig in gebaren hoe de weersgesteldheid was<br />

op het vliegveld Eelde, op het vliegveld Zuid-Limburg en op<br />

Zestienhoven.<br />

'Misschien worden Lucie en meneer Hendriks 00 dit mo-<br />

,<br />

ment op Eelde, op het vliegveld Zuid-Limburg of op Zes­<br />

tienhoven in een klein particulier vliegtuigje geduwd en af­<br />

gevoerd naar het buitenland,' bedacht Tom somber.<br />

'Stel dat die Hendriks . .. ' begon Patrick. Hij maakte zijn<br />

zin niet af. Die theorieën van hen leidden tot niks.<br />

Maar Tom was gek op theorieën. 'Stel dat die Hendriks,'<br />

gebaarde hij , 'inderdaad bij de diefstal is betrokken. Hij<br />

heeft een partner. En die partner heeft hij bedonderd. Hij<br />

heeft de schilderijen achterover gedrukt en wil het half mil­<br />

joen alleen opstrijken. Nu heeft die partner hem ontvoerd.'<br />

'Het zou kunnen,' zei Patrick.<br />

Tja, het zou kunnen, maar het kon net zo goed anders<br />

zijn. Hoe konden ze dat weten?<br />

Zo sleepten ze zich voort door een paar uur leegte, tot het<br />

68


eindelijk tijd was om naar de GENGK te gaan. Ze trokken<br />

hun jacks aan en gingen op weg. <strong>De</strong> GENGK had voor zijn<br />

bijeenkomsten de beschikking over een verenigingsgebouw,<br />

op alle zaterdagen. <strong>De</strong> huur daarvan, de activiteiten op bij­<br />

zondere dagen, zoals met sinterklaas en met Kerstmis, en<br />

vooral de vakanties kostten natuurlijk vrij veel geld, meer<br />

dan de meesten van de ouders konden opbrengen. Want veel<br />

van de kinderen die lid waren van de GENGK kwamen uit<br />

gezinnen waar men het moest doen met een minimumloon.<br />

Daarom werden er geregeld acties ondernomen om aan geld<br />

te komen. In het algemeen liep dat goed. Vooral bedrijven<br />

waren nogal eens bereid om iets te doen, vooral als de naam<br />

van het bedrijf dan werd vermeld in het programma van zo'n<br />

evenement.<br />

In het verenigingsgebouw kon je tafeltennissen, biljarten,<br />

muziek maken, videobanden bekijken, schilderen, kleien, en<br />

vooral dingen met elkaar doen, zoals spelletjes, toneelstuk­<br />

jes, dansen, of gewoon een feestje op touw zetten.<br />

T oen ze net binnen waren kwam ook Victoria. Ze keek<br />

onwennig rond in de zaal met kinderen, de meesten tussen<br />

de zes en de twaalf, heel wat van hen in een rolstoel. Behalve<br />

Patrick en Tom trok niemand zich wat van haar aan.<br />

'Kijk, daar zit Karel,' zei Patrick.<br />

Hij nam Victoria mee naar de zwaar gehandicapte jon­<br />

gen. Zijn hoofd hing opzij en hij staarde met een nietszeg­<br />

gende blik voor zich uit. Waar zou hij nou aan denken?<br />

vroeg Patrick zich af. Zóu hij ergens aan denken, of zweef­<br />

den zijn gedachten vrij en ongeordend in een ruimte zonder<br />

structuur, zonder logica, zonder tijd? Doolden zijn gedach­<br />

ten door een droomland schap, zoals wanneer je slaapt?<br />

'Hallo Karel, dit is Victoria.'<br />

Karels hoofd veerde op, zwaaide door, bleef in beweging.<br />

'Un,' zei hij,<br />

'Hoe staat het leven? Nog veroveringen gemaakt van de<br />

week? '


Karel lachte. Hij bewoog zijn hand in de richting van de<br />

leeskaart die in een tas opzij van zijn rolstoel stak. Hij was<br />

niet in staat hem te pakken. Patrick deed het voor hem. Hij<br />

vouwde hem open en legde hem op Karels knieën. <strong>De</strong>ze<br />

leeskaart was uitgebreider dan wat hij Victoria had beschre­<br />

ven. Naast letters stonden er ook trefwoorden op, zoals hon­<br />

ger, w.c., koud, warm, moe, klootzak. Vooral dat laatste<br />

woord was erg bruikbaar gebleken, en ook nu deed het weer<br />

goed dienst. Want toen Patrick met zijn vingers langs de<br />

woorden ging zag hij aan de reactie van Karel dat hij iemand<br />

deze benaming had toegedacht. Het onderwerp van zijn on­<br />

genoegen bleek Piet te zijn, die de radio op een andere zen­<br />

der had gedraaid. Patrick herstelde het euvel, wat Piet intus­<br />

sen niks meer kon schelen, en sprak nog een poosje met<br />

Karel. Lang duurde dat niet, want enkele ogenblikken later<br />

greep Tom hem met ongewone vinnigheid in zijn nek en<br />

draaide zijn hoofd in de richting van de deur. Met recht en<br />

reden. Want in de deuropening stond Lucie opgewekt te<br />

praten met een ander meisje.<br />

'Koekoekeloeloe,' zei Patrick zinloos.<br />

'Ze hebben haar losgelaten,' gebaarde Tom en er was<br />

opluchting te zien in de beweging van zijn handen.<br />

Hij greep Patrick's stoel bij de handvatten en duwde hem<br />

in de richting van hun kleine vriendin.<br />

'Hé Lucie.'<br />

Ze kwam hen tegemoet, haar gezicht stralend.<br />

'Hoe ben je vrij gekomen?'<br />

'<strong>De</strong> ene kerel heb ik geveld met een linkse directe en de<br />

andere met een rechtse hoek,' zei Lucie.<br />

'En meneer Hendriks? Kom op, vertel.'<br />

'Laten we een rustig hoekje opzoeken. Is Tom daar ook?'<br />

'J a. En Victoria.'<br />

T om raakte haar wang aan, zijn gebruikelijke groet. Ze<br />

vonden een plekje waar ze ongestoord konden praten en<br />

daar vertelde Lucie tot in detail wat haar en meneer Hen­<br />

driks was overkomen.<br />

70


6<br />

Meneer Hendriks kreeg niet de gelegenheid om de gezichten<br />

te zien van de mannen die hem overvielen. Hij werd van<br />

achteren vastgegrepen en nog voor hij goed en wel in de<br />

auto zat was er een blinddoek voor zijn ogen gebonden. Ook<br />

Lucie werd geblinddoekt, kennelijk wisten de mannen niet<br />

dat dit weinig zin had. Hendriks schreeuwde luid, proteste­<br />

rend, bang, maar ook daarvoor kreeg hij maar kort de gele­<br />

genheid. Hij kreeg een doek voor zijn mond en kon zich toen<br />

verder in stilte en in het donker gaan zitten afvragen wat er<br />

aan de hand was.<br />

'Worden we ontvoerd?' vroeg Lude. 'Waarom?'<br />

'Bek houden,' zei een van de mannen. 'Anders bind ik<br />

hem dicht.'<br />

In stilte werd de tocht voortgezet. Hendriks voelde met<br />

zijn hand aan het portier en stelde vast dat de deur op slot zat.<br />

Dat verraste hem niet. Aan zijn andere kant zat een van de<br />

ontvoerders en daarnaast Lucie. Hij bracht voorzichtig zijn<br />

hand naar de blinddoek maar stopte daarmee toen de bruut<br />

naast hem zei:<br />

'Als je die lap weghaalt trem ik je in mekaar.'<br />

Ze sloegen verschillende malen een hoek om en stopten<br />

soms ook kort, waarschijnlijk voor een verkeerslicht. Na<br />

ongeveer tien minuten gingen ze met een flink vaartje recht­<br />

door, kennelijk waren ze de stad uit. Na nog weer een kwar­<br />

tier werd er vaart geminderd, ze sloegen linksaf, nog een<br />

keer links en rechts en daarna stopte de auto.<br />

'Uitstappen,' snauwde een van de mannen.<br />

Meneer Hendriks kwam stijfjes en aarzelend uit de auto.<br />

Voor Lucie was het natuurlijk een peuleschil.<br />

71


Ze werden bij een arm gepakt en een huis, althans een<br />

gebouw ingevoerd. Ja, het was beslist groter dan een huis.<br />

Ze gingen een lange gang door, waar de voetstappen een<br />

nagalm hadden die je in een gewone woning niet hoort. Ge­<br />

sproken werd er niet. Ze hoorden het geluid van een sleutel<br />

in een slot. Daarna werden ze een vertrek ingeduwd. Klik,<br />

zei het slot. Ze waren gevangen.<br />

'Waar zijn we?' vroeg Lucie.<br />

'Ik weet het niet,' antwoordde meneer Hendriks. 'Het<br />

lijkt wel een gevangenis. Is hier iemand? '<br />

Lucie deed een paar stappen links en rechts, tastte om zich<br />

heen, ze voelde een paar stoelen, een raam zonder tralies<br />

ervoor en ze zei:<br />

'Volgens mij zijn we alleen.'<br />

<strong>De</strong> conservator rukte de blinddoek van zijn ogen. Ze be­<br />

vonden zich in het klaslokaal van een school. Lage ramen<br />

gaven uitzicht op een verlaten schoolplein. Aan de muren<br />

hingen ouderwetse platen met vlinders, kevers, en dieren uit<br />

het woud. En een kaart van Palestina zoals dat er omstreeks<br />

het jaar nul moest hebben uitgezien. <strong>De</strong> banken waren aan<br />

de kant geschoven. Midden in het lokaal stond een stoel. En<br />

op die stoel stond het zelfportret van Sir J oshua Reynolds.<br />

'U mag de blinddoek nu afdoen, meneer Hendriks,' zei een<br />

krakerige stem.<br />

Hendriks keek achter zich. Op de tafel van de onder­<br />

wijzer lag een walkie-talkie.<br />

'Mijn excuses voor het ongemak,' zei de stem. 'Kunt u me<br />

goed verstaan?'<br />

'Jawel.'<br />

'Het was niet mijn bedoeling uw dochtertje ook lastig te<br />

vallen, maar ik wist niet dat u haar vandaag mee zou nemen<br />

naar het museum. Maak je niet ongerust, beste meid, over<br />

een uur ga je weer terug naar huis.'<br />

'Wat wilt u van me?'


'Geduld, mijn waarde professor. U bent toch professor? '<br />

'Ik geef één dag in de week college aan de universiteit van<br />

Utrecht.'<br />

'Goed. Ziet u het schilderij van Reynolds staan?'<br />

'Natuurlijk zie ik dat.'<br />

'Ik heb u dat werk voor een half miljoen aangeboden. U<br />

hebt me via het Stadsblad doen weten dat u verificatie op<br />

echtheid wenst. Dat begrijp ik. U wilt geen kat in de zak<br />

kopen. Maar hoe had u zich dat voorgesteld, beste meneer<br />

Hendriks? Ik kon u het schilderij moeilijk even aanreiken<br />

voor onderzoek. En als ik u had uitgenodigd om bij mij op<br />

bezoek te komen, dan had u vast een hele rij politieauto's<br />

achter u aan gehad. Niet zichtbaar, in 't geniep natuurlijk. Of<br />

u had een zendertje bij u gehad waardoor de politie u kon<br />

volgen. Of andere ingewikkelde voorzieningen waar een<br />

eenvoudig iemand als ik geen weet van heeft. Daarom leek<br />

het me beter u op een onverhoeds moment effenes mee te<br />

nemen. U lijkt me niet iemand die als gewoonte een zen­<br />

dee op zak heeft. Nou, 't was makkelijk genoeg, want u<br />

bent een man met vaste regelmaat, zal ik maar zeggen. Ie­<br />

dere morgen om kwart voor negen van huis, en steeds de­<br />

zelfde route. Dus dacht ik, we nemen die meneer zaterdag­<br />

morgen even mee. Zoals ik al zei, ik heb u niet genoeg dagen<br />

gadegeslagen om te weten dat u 's zaterdags uw dochtee<br />

meeneemt. Foutje.'<br />

'Geeft niet, hoor,' zei Lucie vriendelijk.<br />

'En nu wilt u dat ik onderzoek ofhet schilderij echt is,' zei<br />

meneer Hendriks geïrriteerd.<br />

'Dat hebt u piekfijn begrepen.'<br />

'Dat gaat niet, man.'<br />

'En waarom gaat dat dan niet?'<br />

'Omdat daar apparatuur voor nodig is. Ik zou metingen<br />

moeten doen. Ik heb chemische middelen nodig om te bepa­<br />

len hoe oud de verf is. Het enige wat ik bij me heb is een<br />

loep.'<br />

73


'Daar zul je het dan mee moeten doen.'<br />

'Ik zal onmogelijk tot een definitieve conclusie kunnen<br />

komen,' zei meneer Hendriks.<br />

'Dat zou ik toch maar proberen,' zei de stem. 'Ik heb een<br />

goed bod uit Japan. Als goeie vaderlander hou ik het werk<br />

liever in eigen land, maar zaken gaan voor 't meisje. Aan het<br />

werk, professor.'<br />

Meneer Hendriks legde het schilderij plat op een bank,<br />

haalde de loep uit zijn vestzak en begon het werk zorgvuldig<br />

te bekijken. Lucie scharrelde door het lokaal, betastte alles<br />

wat haar handen tegenkwamen. Ze deed haar blinddoek af.<br />

Niet dat het verschil maakte, ze had er een speciale bedoeling<br />

mee. Ze raakte meneer Hendriks hand aan.<br />

'Het spijt me dat je hierin betrokken bent, m'n kind,' zei<br />

de conservator.<br />

Ze trok aan zijn arm zodat hij zich bukte.<br />

'Niet laten merken dat ik blind ben,' fluisterde ze in zijn<br />

oor.<br />

'Waarom niet?'<br />

'Dat leg ik later wel uit,' zei Lucie.<br />

Wat heeft dat kind een lef, dacht meneer Hendriks. Hij<br />

had inderdaad een dochter, iets ouder dan Lucie. Zijn Monique<br />

zou waarschijnlijk hebben zitten huilen in een hoek.<br />

Hij ging door met het onderzoek van het schilderij. Hij<br />

kende het werk goed en voor zover hij met zijn eenvoudige<br />

hulpmiddel kon nagaan leek het echt. Zeker kon hij daarvan<br />

onmogelijk zijn.<br />

'Meer kan ik niet doen,' zei hij in de richting van de walkie-talkie.<br />

'En, wat vindt de professor ervan?' vroeg de stem.<br />

'Het ziet er echt uit. Ik ben niet zeker.'<br />

'Toch zult u op grond van uw onderzoek nu moeten beslissen<br />

of u een half miljoen voor het doek wilt geven.'<br />

'Dat kan ik toch onmogelijk doen, man. Wat dacht je, dat<br />

ik persoonlijk een half miljoen bezat? Het moet worden<br />

74


overlegd met het curatorium van het museum, met de ge­<br />

meente en met de verzekeringsmaatschappij.'<br />

'U kunt me de beslissing laten weten via een advertentie<br />

in het Stadsblad. Binnen tien dagen. En nu u toch hier bent,<br />

kijk eens in die kast naast het schoolbord.'<br />

Hendriks deed de deur van de kast open. Op een plank<br />

lag een klein schilderij. Hij nam het op en legde het naast de<br />

Reynolds op een bank.<br />

'Hebt u het gevonden?' zei de stem door de speaker.<br />

'Gabriël Metsu,' mompelde de conservator. 'Dit meester­<br />

werk is het eigendom van het Nieuw Provinciaals Museum.<br />

Omstreeks dezelfde tijd gestolen als onze Reynolds.' En als­<br />

of zijn gehoor bestond uit een collegezaal vol studenten en<br />

niet slechts uit een meisje van twaalf en een microfoon ging<br />

hij verder: 'Het doek staat in de catalogi als "Kind aan het<br />

raam". Een tijdlang is het toegeschreven geweest aan Jean<br />

Baptiste Weenix, midden zeventiende eeuw. In 1921 heeft<br />

het gehangen op de tentoonstelling die was ingericht ter ge­<br />

legenheid van de driehonderdste geboortedag van Weenix,<br />

in Amsterdam. Daar is voor het eerst het vermoeden geuit<br />

dat het wel eens een werk van Metsu kon zijn. Sinds de jaren<br />

vijftig is men daar zeker van. <strong>De</strong> gelaatstrekken van het kind<br />

vertonen duidelijk gelijkenis met die van het beroemde "zie­<br />

ke kind" van Metsu. Ook de afmetingen van het schilderij<br />

zijn vrijwel hetzelfde. Het werk-is lang in het bezit geweest<br />

van de familie Klemens-Knüpfer. <strong>De</strong> laatste telg heeft het<br />

vermaakt aan het Nieuw Provinciaals Museum, waar het een<br />

ereplaats had tot het is gestolen.'<br />

'U bent goed op de hoogte,' zei de stem.<br />

'Het is mijn vak,' zei meneer Hendriks bescheiden.<br />

'Het is dus echt,' stelde de stem vast.<br />

'Dat zeg ik niet. Ook bij dit schilderij kan ik dat on­<br />

mogelijk met zekerheid vaststellen zonder chemische en fy­<br />

sische hulpmiddelen.'<br />

'Voor het geval het werkje u mocht interesseren,' zei de<br />

75


stem, 'het is te koop voor één miljoen gulden. Een spotprijs,<br />

dat zult u met me eens zijn.'<br />

'Het werk is het eigendom van het Nieuw Provinciaals<br />

Museum,' herhaalde meneer Hendriks.<br />

'Misschien wilt u zo vriendelijk zijn uw collega van dat<br />

museum mijn aanbod over te brengen. Dat spaart moeite en<br />

kosten.'<br />

'Zoals u wilt.'<br />

'En zegt u erbij dat het schilderij echt is, volgens u.'<br />

'Ik zal zelf weten wat ik mijn collega's van het Provinciaals<br />

museum vertel,' antwoordde de conservator kribbig.<br />

'En nu zou ik gaarne vertrekken.'<br />

'Dat kan,' zei de stem. 'Doet u de blinddoeken voor. Ook<br />

bij uw dochtertje. Ik zal u laten wegbrengen.'<br />

Meneer Hendriks blinddoekte Lucie en zichzelf. Het slot<br />

van de deur werd omgedraaid en ze werden, veel zachtzinniger<br />

dan op de heenweg, naar de auto gebracht. In de laan van<br />

Nieuw Guinea werden ze op de stoep gezet. Meneer Hendriks<br />

had zich vast voorgenomen om snel de blinddoek van<br />

zijn hoofd te trekken om het gezicht van minstens één van de<br />

mannen te zien. Dat mislukte volkomen, want hij zag een<br />

snel wegrijdende auto en de achterhoofden van twee mannen,<br />

ieder met een hoed op. Te laat bedacht hij dat hij beter<br />

naar het nummerbord van de auto had kunnen kijken. Hoewel,<br />

hoe groot was de kans dat er voor de gelegenheid een<br />

vals nummerbord op was gezet?<br />

'Toen we waren afgezet in de laan van Nieuw Guinea heeft<br />

meneer Hendriks me naar huis gebracht,' besloot Lucie.<br />

'Zelf zou hij naar de politie gaan en vertellen over de ontvoering<br />

en over de schilderijen.'<br />

'Natuurlijk hebben wij al direct de politie opgebeld,' zei<br />

Patrick.<br />

'0 ja? Ja, dat had ik natuurlijk kunnèn bedenken.'<br />

'We weten nu dus dat meneer Hendriks niks met de diefstal<br />

van de schilderijen te maken heeft,' zei Patriek.


Tom keek teleurgesteld.<br />

'Sorry Tom. Daar gaat je theorie.'<br />

'Och,' gebaarde Tom, 'morgen bedenk ik . . :<br />

Hij bleef midden in het gebaar steken, want opnieuw trok<br />

de deuropening zijn aandacht. Nu was het een grote politieagent<br />

die zijn netvlies vulde.<br />

'Wat is er?' vroeg Lucie.<br />

'Er komt een smeris binnen,' verklaarde Patrick.<br />

Het gebruikelijke rumoer in de zaal was stilgevallen.<br />

'Is hier een zekere Lucie de Wit?' vroeg de politieagent.<br />

'Jawel,' zei Lucie.<br />

'Zou je even met me mee naar het bureau willen gaan?<br />

We willen je graag een paar vragen stellen:<br />

<strong>De</strong> stilte in de zaal werd nog dieper, alsof Lucie net beschuldigd<br />

was van een gewapende roofoverval. Ze voelde<br />

dat natuurlijk haarscherp aan.<br />

'Ik heb niemand vermoord,' zei ze. 'Ze willen me hebben<br />

als getuige, omdat ik zulke scherpe valkeogen heb.'<br />

Ze gafPatriek en Victoria een stootje, raakte even Tom's<br />

hand aan en liep op de agent toe. Hij nam haar ann, toch een<br />

beetje alsof ze gearresteerd werd en samen gingen ze naar<br />

buiten. Met de politie-Porsche waren ze in een ogenblik bij<br />

het hoofdbureau. Een man met een gewoon pak aan, die zich<br />

bekend maakte als inspecteur Saarloos, ontving haar. Hij gaf<br />

haar een stoel en probeerde haar op haar gemak te stellen.<br />

Dat was nauwelijks nodig, want al was Lucie een beetje opgewonden<br />

door het avontuur, zenuwachtig was ze niet in het<br />

minst. Dat lag eenvoudig niet in haar aard.<br />

'Dus jij bent Lucie de Wit,' begon de inspecteur.<br />

'Ia meneer:<br />

'En je bent blind?'<br />

'Ia meneer. Vanaf m'n geboorte. Mag ik even uw gezicht<br />

aanraken?'<br />

Het was eerder de inspecteur die niet op z'n gemak was.<br />

Aarzelend stond hij op en liep naar Lucie toe. Snel gingen<br />

77


haar vingers over zijn gezicht. Ze voelde dat hij zware wenkbrauwen<br />

had, nogal dikke wangen, zeker in verhouding tot<br />

zijn neus, die vrij klein was.<br />

'Bruine ogen?'<br />

'Ja,' zei de inspecteur verlegen. 'En donkerblond haar.'<br />

Hij ging terug achter zijn bureau, waar hij zich veiliger<br />

voelde.<br />

'Dank u wel. Aangenaam kennis te maken,' zei Lucie.<br />

'Meneer Hendriks heeft me verteld wat jullie is overkomen,'<br />

zei de inspecteur. 'Daar wil ik je graag wat over vragen.'<br />

'Ja meneer.'<br />

'Kende je meneer Hendriks?'<br />

'Nee. Hij hielp me met oversteken. Het is een aardige<br />

man.'<br />

'Heb je begrepen waarom meneer Hendriks meegenomen<br />

werd?'<br />

'Ik geloof het wel. Ze wilden dat hij onderzocht of een<br />

gestolen schilderij echt was of vals. Of eigenlijk twee schilderijen.'<br />

'Wat waren dat voor schilderijen?'<br />

'Ik kon ze niet zien,' zei Lucie.<br />

'0 ja, neem me niet kwalijk. Je kon dus-ook niet zien waar<br />

jullie waren.'<br />

'Meneer Hendriks zei dat het een school was. Ik denk een<br />

school die niet in gebruik is.'<br />

'Natuurlijk niet. Het is immers zaterdag. Er is vandaag<br />

geen school.'<br />

'Ik bedoel niet vandaag. Ik bedoel dat hij al een tijd leeg<br />

staat.'<br />

'Waarom?' vroeg inspecteur Saarloos verrast<br />

'Zo rook het. Het rook, hoe moet ik het zeggen, naar niks<br />

eigenlijk. Een beetje muf. Onze school ruikt altijd een beetje<br />

naar zweet en naar natte regenjassen. En naar spullen die de<br />

schoonmaakdienst gebruikt.'


Jij hebt je ogen niet in je zak, wilde de inspecteur zeggen,<br />

maar hij bedacht zich op tijd. 'Je hebt goed opgelet,' zei hij<br />

waarderend. 'Is er nog iets anders wat je is opgevallen?'<br />

'Misschien kunnen we er nog eens naar toegaan,' stelde<br />

Lucie voor.<br />

'Helaas weten we niet waar het is. Meneer Hendriks had<br />

geen idee. Hij was geblinddoekt.'<br />

'Misschien kan ik het terugvinden,' zei Lucie. 'Ik denk het<br />

eigenlijk wel.'<br />

eh . . .'<br />

Saarloos keek ongelovig. Hij kuchte en begon: 'Hoe<br />

'Ik doe het ook wel eens met m'n vader, bijvoorbeeld als<br />

we naar oma gaan. Dan zeg ik waar hij links en rechts moet<br />

gaan en meestal klopt het. Ik heb vanmorgen niks gezegd<br />

toen we meegenomen werden, om maar goed op te kunnen<br />

letten.'<br />

<strong>De</strong> inspecteur keek naar het intelligente, smalle gezichtje<br />

van het blinde meisje. Zou het mogelijk zijn? Hij had ge­<br />

dacht een verlegen kind bij zich te krijgen, waar hij amper<br />

een woord uit zou kunnen krijgen en kijk, als hij niet oppaste<br />

nam zij de leiding van het gesprek. Hij was al verbaasd ge­<br />

weest toen hij bij haar thuis was geweest. Op zijn bellen had<br />

niemand opengedaan. <strong>De</strong> buurvrouw had gezegd dat de va­<br />

der niet thuis was en de moeder had griep. Ze was even<br />

meegelopen en met een sleutel die ze kennelijk voor zulke<br />

gelegenheden had was ze naar binnen gegaan en toen had hij<br />

de koortsige vrouw even kunnen spreken. Lucie was thuis­<br />

gekomen met een raar verhaal waar ze maar half naàr had<br />

geluisterd, want ze had een smerige hoofdpijn. Lucie had<br />

haar sinaasappelsap gebracht en toen was ze weer wegge­<br />

gaan, waarschijnlijk naar de GENGK. <strong>De</strong> inspecteur had<br />

gevraagd wanneer haar man thuiskwam, want hij wilde het<br />

kind graag een paar dingen vragen, in aanwezigheid van een<br />

van de ouders. Lucie's moeder had gezegd dat haar man pas<br />

laat kwam, maar Lucie kon haar eigen woordje wel doen en<br />

79


ze had er geen bezwaar tegen als hij met haar alleen sprak.<br />

Toen had hij een agent erop uit gestuurd om die GENGK en<br />

het meisje op te sporen. Hij had nog steeds niet geloofd dat<br />

hij veel uit het kind zou krijgen. Ouders denken zo vaak dat<br />

hun kinderen het genie van de eeuw zijn. En kijk, deze moe­<br />

der had volkomen gelijk gehad. Hier was een meisje dat<br />

inderdaad haar woordje wist te doen. Hij besloot haar se­<br />

rieus te nemen.<br />

'Kom op, we gaan,' zei hij 'In de politieauto.'<br />

Hij chauffeerde zelf. Hij wilde haar naast zich op de voor­<br />

bank nemen, maar ze zei:<br />

'Ik kan beter achterin zitten, net als vanmorgen.'<br />

Ze reden naar de laan van Nieuw Guinea. <strong>De</strong> inspecteur<br />

stopte.<br />

'Hier was het, volgens meneer Hendriks.'<br />

Langzaam reed meneer Saarloos in dezelfde richting als<br />

de ontvoerders 's morgens.<br />

'Vanmorgen scheurde de auto met een rotvaart weg,' zei<br />

Lucie. 'Nu geeft het nog niet, want ik weet dat we de eerste<br />

links namen, de Walter Scottlaan in. Ja, deze. Nu moet u een<br />

stuk sneller rijden, anders vergis ik me. Volgens mij zijn we<br />

nu bijna bij de Breedstraat, rechts. Daar moeten we in, en<br />

dan meteen weer links, de Nassaulaan.'<br />

'We zijn nu in de Nassaulaan,' zei de inspecteur en er<br />

klonk bewondering in zijn stem.<br />

'Hier ergens stopten we even,' zei Lucie. 'Is hier een ver­<br />

keerslicht?'<br />

'We zijn net door groen gereden. Ik zal toch even stop­<br />

pen, dat lijkt me beter voor je herinnering.'<br />

'Nog een minuut of twee rechtdoor,' zei Lucie, 'en dan<br />

links. Ik weet niet of er meer wegen links zijn en ik weet niet<br />

hoe ze heten.'<br />

'Helaas zijn er verschillende,' zei inspecteur Saarloos.<br />

'T oen we linksaf gingen hoorde ik buiten een hoop ge­<br />

schreeuw. Er waren veel mensen.'<br />

80


<strong>De</strong> inspecteur reed langzaam verder. 'Wacht eens, hier<br />

rechts zijn sportvelden. Kan het dat geweest zijn?'<br />

'J a, dat was het,' zei Lucie beslist. 'Een voetbalwedstrijd,<br />

of hockey misschien.'<br />

<strong>De</strong> inspecteur sloeg linksaf.<br />

'Hier rechts?' vroeg Lucie aarzelend.<br />

'Er is hier geen weg naar rechts, maar de weg maakt een<br />

scherpe bocht . .. nu.'<br />

'J a, dat was het,' zei Lucie.<br />

<strong>De</strong> inspecteur stopte.<br />

'Waarom stopt u? Dat deden we vanmorgen niet.'<br />

'Een rood verkeerslicht. Het zal vanmorgen op groen ge­<br />

staan hebben,' meende de inspecteur.<br />

'Van hier af reden de ontvoerders veel harder.'<br />

'Dat kan kloppen. We zijn nu op de provinciale weg en<br />

we rij den in oostelijke richting.'<br />

'Nog wat sneller, lijkt me,' zei Lucie. 'Zo ja.'<br />

Ze reden een poosje door zonder iets te zeggen.<br />

'Ik ben niet erg goed in tijd schatten,' zei Lucie toen. 'Ik<br />

zou zeggen dat dit een kwartier geduurd heeft. Misschien<br />

iets korter. Daarna stopten we, waarschijnlijk weer bij een<br />

verkeerslicht en daarna gingen we links.'<br />

'We rijden nu een dorp binnen dat Oosterwijhe heet,' zei<br />

de inspecteur. 'En hier is een verkeerslicht.'<br />

'Is er rechts van ons een bakkerswinkel of zoiets?'<br />

'Een grÇ>entewinkel.'<br />

'Ik hoorde vanmorgen een nogal luide winkelhel.'<br />

Inspecteur Saarloos stopte, stapte uit de auto en opende<br />

de deur van de winkel. <strong>De</strong> bel was in de auto duidelijk te<br />

horen.<br />

'Ja hoor, dat was het,' zei Lucie. 'Hier dus links. Nu<br />

rechts. Nu weer links. Nog even rechtdoor. Hier ergens<br />

stoppen. We zijn een gebouw in gegaan aan de rechterkant.'<br />

<strong>De</strong> inspecteur pakte haar hand. 'Je bent het meest op­<br />

merkelijke meisje dat ik ooit heb gezien, Lucie. We staan<br />

81


voor een hek. Achter dat hek is een oude school. Op het<br />

schoolplein staat een bord dat mededeelt dat het sloopbedrijf<br />

G.L. Bolderman en Zonen dit gebouw gaat afbreken. Ik herinner<br />

me dat ik pas in de krant heb gelezen dat er een nieuwe<br />

school in Oosterwijhe is geopend.'<br />

Lucie lachte vrolijk. Het had best mis kunnen gaan. Eén<br />

keer te vroeg of te laat naar links of naar rechts ...<br />

'Het ziet er verlaten uit,' zei de inspecteur. 'Ik ga eens een<br />

kijkje nemen. Vind je het erg om even te wachten?'<br />

'Ik ga natuurlijk mee,' zei Lucie.<br />

Binnen wachtte hen een teleurstelling. Lucie vond natuurlijk<br />

gemakkelijk het lokaal terug waar ze de schilderijen<br />

hadden gezien. Maar er was geen spoor van de mannen of<br />

van een schilderij te bekennen.<br />

'Ze hebben deze ruimte alleen vanmorgen even gebruikt,'<br />

zei de inspecteur. 'Ze begrepen natuurlijk dat we vroeg of<br />

laat deze school zouden vinden. Zoveel oude scholen zijn er<br />

niet. Ik zal hier een ploeg heen sturen om te zoeken naar<br />

vingerafdrukken en andere sporen. Hier ligt een stuk uitgespuugd<br />

kauwgum. Het is nog zacht. Weet je soms of een<br />

van de mannen kauwgum kauwde?'<br />

'N ee, dat weet ik niet,' zei Lucie. 'Ik heb niks geroken.'<br />

<strong>De</strong> inspecteur keek nog wat rond en besloot toen dat ze<br />

naar huis gingen. Het gebouw zou nog diezelfde dag worden<br />

uitgekamd. Mensen in de buurt zou worden gevraagd of ze<br />

iets hadden opgemerkt. Het was zeer de vraag of dat iets zou<br />

opleveren, want de school lag nogal eenzaam.<br />

Een half uurtje later leverde meneer Saarloos Lucie thuis<br />

af. Hij zei nog eens dat ze een formidabele meid was en dat ze<br />

een grote carrière bij de politie voor de boeg had. Als hij zo'n<br />

opmerkingsgave had als zij was hij al lang hoofdcommissaris<br />

geweest, zei hij. Daarna ging hij terug naar het hoofdbureau.<br />

Er was nog veel werk te doen.<br />

Lucie ging naar boven en probeerde haar verhaal te slijten<br />

aan haar moeder, die de rest van de avond in haar koorts-<br />

82


en haar dochter in de slag zag met boeven en politie­<br />

en, maar die, gewapend met het zwaard Excalibur, ie­<br />

n de baas bleef.


7<br />

Je raakt er niet over uitgedacht waarom de dingen zijn zo<br />

ze zijn, waarom ze gebeuren zoals ze gebeuren. Waarom<br />

de één dom en de ander intelligent? Waarom is de één sle<br />

en de ander goed, althans minder slecht? Waarom word<br />

één omringd door aanbidders, bewonderd en ten dans<br />

vraagd en is de ander een muurbloempje? Waarom word<br />

één een sportkampioen en verslappen bij een ander van<br />

verlee de spieren, zodat hij eerst in een rolstoel terecht ko<br />

en in een bed zal eindigen, zoals Geert? Waarom kan de<br />

prachtig viool leren spelen en is de ander zo doof dat hij<br />

eens weet wat muziek is?<br />

Waarom is het kwaad in de wereld? Sommigen den<br />

dat het allemaal berust op Gods wijze, door ons onbegre<br />

raadsbesluiten. Vroeger dacht men dat een gehandica<br />

moest boeten voor een duistere zonde, van hemzelf of<br />

zijn ouders. Hij werd bespot en soms uitgestoten. Er zijn<br />

culturen waar gehandicapten worden geliefkoosd en v<br />

troeteld, je stemt de goden gunstig door ze even aan te<br />

ken.<br />

Patrick liet Victoria het verenigingsgebouw zien wa<br />

de GEN GK bijeen kwam en ze maakte kennis met de kin<br />

ren die er lid van waren. Ze zag twee jongens in een rols<br />

tafeltennissen, ze zag een blinde jongen een andere jon<br />

(zonder handicap) inmaken met schaken, ze hoorde<br />

blind meisje pianospelen, zo'n twintig meisjes en jong<br />

gehandicapt en niet gehandicapt, waren met elkaar bezig<br />

amuseerden zich.<br />

Het vraagstuk liet Patrick nooit los. Waarom? Was<br />

stom toeval dat hij spastisch was geboren of had het


eden? Een oorzaak was te vinden, je kon het medisch be­<br />

schrijven. Hij leed aan een spastische verlamming van zijn<br />

benen, het gevolg van hersenletsel opgedaan tijdens zijn ge­<br />

boorte. Maar waarom had hij dat opgedaan? Waarom hij en<br />

niet iemand anders? Was er een reden?<br />

Natuurlijk was er geen reden. Stom toeval. Altijd weer<br />

kwam hij tot die conclusie en altijd weer was er iets in hem<br />

dat zich er tegen verzette het slachtoffer te zijn van toeval.<br />

Op toeval kun je niet kwaad worden. Toeval is onzijdig,<br />

geslachtloos, karakterloos. Toeval is koudbloedig, onaan­<br />

doenlijk, onvermurwbaar. Patrick haatte toeval.<br />

Hij vertelde Victoria alles over de GENGK wat van be­<br />

lang kon zijn voor Tony. Er waren kinderen voor wie de<br />

club heel veel betekende, ook zwaar verminkte kinderen als<br />

haar broertj e. Trouwens, er waren ook verschillende kinde­<br />

ren zonder handicap die de GENGK niet graag zouden mis­<br />

sen.<br />

'Ik zal proberen er met mijn vader over te praten,' zei<br />

Vïctoria. 'Als het niet lukt kun jij misschien eens op bezoek<br />

kom,n en het er met hem over hebben.'<br />

'Natuurlijk,' zei Patrick.<br />

T om was al naar huis gegaan en Lucie was nog steeds niet<br />

terug. Waarschijnlijk kwam ze niet meer. Het begon laat te<br />

worden.<br />

'Ik moet weg,' zei Victoria. 'We weten nu dat de Rey­<br />

nolds en de Metsu bij dezelfde man zijn. Hoe vinden we<br />

hem? '<br />

'Misschien vindt de politie hem,' zei Patrick.<br />

Victoria zuchtte. 'Dan komt uit dat hij mij heeft neerge­<br />

slagen, de politie komt bij ons kijken en mijn vader gaat de<br />

gevangenis in.'<br />

'Dus moeten we hopen dat de politie hem niet vindt,' zei<br />

Patrick.<br />

'Ik weet het niet meer.'<br />

'Ik bel je morgen op. Als ik m'n briljante idee heb gehad.'


Een beetje bedroefd zag Patrick haar gaan. Waarom kon<br />

hij niks voor haar doen? Het probleem ging boven zijn<br />

macht. Pessimistisch gestemd ging hij zelf ook naar huis.<br />

Zijn moeder was er al. Ze vroeg vol belangstelling wat hij<br />

die dag had gedaan.<br />

'Naar de GENGK geweest,' zei hij.<br />

Zou hij het bij die mededeling laten? Zou hij verzwijgen<br />

wat ze werkelijk hadden meegemaakt?<br />

Hij was dol op zijn moeder. <strong>De</strong> andere jongens en meisjes<br />

waren te beklagen dat ze het moesten doen met de dames die<br />

zij moeder noemden. Geen van hen kon in de schaduw staan<br />

van de zijne. Miste hij zijn vader? Absoluut niet. Die was<br />

weggegaan toen zijn zoon ruim een jaar was en het zichtbaar<br />

werd dat hij leed aan een spastische verlamming. Daar kon<br />

vader niet tegen, daar knapte hij op af. Moeder had hem<br />

laten gaan zonder-een woord van verwijt en ze had de liefde<br />

voor haar zoon verdubbeld. Patrick zag zijn vader weinig,<br />

hoogstens één keer per jaar. Wat hem betrofhoefde het hele­<br />

maal niet. Als ze elkaar ontmoetten gaf zijn vader hem gro ce<br />

cadeaus, ook alweer uit schuldbesef, dacht Patriek. Hij ver­<br />

geleek het in zijn gedachten met het verhaal van Victoria; hij<br />

had het gedrag van meneer Roerig toch liever.<br />

Het kon hem eigenlijk allemaal weinig schelen. Hij had<br />

genoeg aan zijn moeder. Ze kenden elkaar door en door. Ze<br />

wisten haast altijd wat de ander dacht. Ze vonden dezelfde<br />

mensen sympathiek of antipathiek. Ze maakten dezelfde<br />

soort grappen, behalve over zijn handicap. Patriek wist dat<br />

zijn moeder zich soms verlaten voelde, een vrouw zonder<br />

man, maar hij wist ook dat ze gelukkig was omdat ze hem<br />

had.<br />

Zou hij zijn moeder in vertrouwen nemen? In zijn hart<br />

wilde hij dat graag. Het voordeel was dat ze goede raad zou<br />

geven, het nadeel dat ze zich zorgen over hem zou maken.<br />

Onzin allemaal. Twee andere dingen telden veel zwaarder.<br />

Het voordeel was dat hij zich eerlijker tegenover haar zou<br />

86


voelen. Het nadeel dat het eigenlijk tijn geheim niet was,<br />

maar dat van Victoria. En dat gaf voorlopig de doorslag. Hij<br />

had het recht niet over Victoria's narigheden te praten, en<br />

dat was haast onvermijdelijk als hij over de ontvoering be­<br />

gon.<br />

'Heb je de boodschappen gedaan?' vroeg zijn moeder.<br />

Ai, totaal vergeten.<br />

'Ik zie het al, vergeten.'<br />

'Sorry.'<br />

'Mooie boel voor het weekend. Als beloning voor deze<br />

daad van zorgvuldigheid gaan we buitenshuis eten,' zei<br />

moeder.<br />

'Vurige kolen op mijn hoofd.'<br />

Een uurtje later gingen ze op weg, naar '<strong>De</strong> tovenaars­<br />

leerling' in de Mozartstraat, een groot café-restaurant.<br />

'Je bent stil vanavond,' constateerde moeder. 'Zit je er-<br />

gens mee?'<br />

'Waar zou ik mee zitten?'<br />

Een vraag waarop geen antwoord werd verwacht.<br />

Het was rustig op straat. <strong>De</strong> winkels waren dicht. Bij<br />

sommige waren de rolluiken al neergelaten, een troosteloze<br />

verschansing tegen inbraak en een beeld van wantrouwen.<br />

<strong>De</strong> herfst had nu definitief ingezet. Afgevallen bladeren<br />

plakten aan de kozijnen. <strong>De</strong> trottoirs lagen vol kastanjes, die<br />

lichtbruin-glimmend lagen te wachten op de dartele voet die<br />

ze over de straat zou laten keilen. Niet alle voeten zijn dartel.<br />

Patrick probeerde de kastanjes te vermijden, want het hob­<br />

belde vervelend als hij er overheen reed.<br />

Net voor ze het restaurant bereikten passeerden ze een<br />

oude dame die kennelijk boodschappen had gedaan, want<br />

haar armen waren vol pakjes. Te veel pakjes: één ervan ont­<br />

glipte haar en viel op straat, naast Patrick' s rolstoel. Hij<br />

stopte en reikte opzij om het op te rapen. Hij kon er net niet<br />

bij. <strong>De</strong> oude mevrouw stond hulpeloos naast haar eigendom,<br />

haar handen te vol en haar knieën te stram om het zelf op te


apen. Met een rolstoel kun je snel voor- of achteruit, een<br />

eindje opzij gaan kost meer tijd. Voordat Patrick aan die<br />

manoeuvre .kon beginnen had zijn moeder zich al gebukt en<br />

had de dame het pakje gegeven.<br />

'0, dank u, heel vriendelijk.'<br />

'Sorry,' zei Patrick's moeder tegen haar zoon. Ze haatte<br />

gebeurtenisjes als deze. Ze wilde dat ze thuisgebleven waren.<br />

Ze haatte de mevrouw. Ze haatte het pakje.<br />

'Geeft niet,' zei Patrick, maar het was of er een grauw<br />

waas over de heldere avond was getrokken.<br />

Ze gingen het restaurant binnen en zochten een plaats. <strong>De</strong><br />

mensen keken.<br />

Of ze keken heel nadrukkelijk niet.<br />

Patrick en zijn moeder waren daaraan gewend. Ze wisten<br />

dat de mensen het niet konden helpen. Je kijkt of i e kijkt niet,<br />

er zijn weinig andere mogelijkheden. Soms kun je er niet<br />

tegen. Je zou ze op hun bek willen slaan.<br />

Ze zochten in het menu en beslisten wat ze wilden eten. Er<br />

kwam een ober, een nette man met een volstrekt neutraal<br />

gezicht. Als je hem op straat in een gewoon pak was tegen­<br />

gekomen had je met geen mogelijkheid kunnen zeggen ofhij<br />

directeur van een bank was ofklerk, diplomaat of postbode.<br />

'Mevrouw? ' vroeg hij afgemeten, zijn opschrijfboekje in<br />

de aanslag.<br />

'Eh . .. geef mij maar gebakken tong en vooraf . .. wat is<br />

de soep van de dag?'<br />

'Tomatensoep. '<br />

<br />

'Goed, vooraf graag een kop tomatensoep.'<br />

'Dat is genoteerd,' zei de ober, 'En wat neemt hij?'<br />

'Vraag het hem zelf,' zei Patrick's moeder bits. 'Zijn tong<br />

is niet gehandicapt.'<br />

<strong>De</strong> ober keek verongelijkt.<br />

'<strong>De</strong> kip met gember en ook de soep van de dag vooraf,'<br />

zei Patrick.<br />

Er zijn mensen die neerslachtigheid bij hun geboorte heb-<br />

88


en meegekregen zoals een ander een wipneus. Ze merken<br />

haarscherp op dat de zon onder gaat en hebben er geen oog<br />

voor dat hij 's morgens ook weer opkomt. Ze stellen in de<br />

herfst dagelijks vast dat het steeds vroeger donker wordt, en<br />

vergeten er in het voorjaar notitie van te nemen dat de zon<br />

steeds hoger aan de hemel komt te staan. Ze doen bretels aan<br />

en een riem om en denken nog dat hun broek af zal zakken.<br />

Patrick en zijn moeder hoorden niet bij deze categorie. Ze<br />

waren allebei van nature opgewekt en optimistisch, ze lach­<br />

ten veel en hadden hun spot voor de bretels en broekriemen.<br />

Maar ook zij konden inklappen. Meestal gebeurde dat met<br />

één van hen en dan was daar nog de ander om de opvrolijker<br />

te zijn. Moeilijk was het als ze tegelijk, en om dezelfde reden<br />

in een put doken, zonder iemand in de buurt om een touw­<br />

laddertje aan te reiken.<br />

Dat was nu het geval. Ze· aten zwijgend, of bijna zwij­<br />

gend, net gesprek beperkte zich tot opmerkingen over de<br />

kwaliteit van het gebodene, de temperatuur in het restau­<br />

rant, het feit dat het over twee maanden alweer sinterklaas<br />

was. Anders zouden ze het gehad hebben over het uitge­<br />

streken gezicht van de ober, ze zouden hebben bepaald op<br />

welk dier hij het meest leek, ze zouden . ..<br />

'Het is hier warm.'<br />

'J a, erg warm.'<br />

Waarom kan iemand zich niet aan zijn eigen haren uit het<br />

moeras trekken? Waarom zijn de bananen krom?<br />

Allebei besloten ze in stilte minstens tien keer dat het<br />

afgelopen moest zijn. Waarom de avond verpesten? Waar­<br />

om maakten ze niet wat leuks van dit uitje?<br />

Ze zagen geen kans de cirkel van neerslachtigheid te<br />

doorbreken. Ze aten met lange tanden. <strong>De</strong> tong was droog,<br />

net als Roos' eigen tong en de kip was niet lekker, net als<br />

Patrick zelf. Iedere keer dat de ober achter Patriek langs<br />

moest zag hij kans tegen de rolstoel te botsen, wat een irrite­<br />

rend schokje gaf. <strong>De</strong> bloemen op hun tafeltje waren verlept.


<strong>De</strong> man aan het tafeltje naast hen rookte een stinkende si­<br />

gaar.<br />

'Over twee maanden is het alweer sinterklaas.'<br />

Balen balen. Patrick voelde zich alsof hij uit een trechter<br />

met graan moest klimmen; geen beginnen aan, hij liet zich<br />

liever meevoeren naar de nauwe opening, wat had het voor<br />

zin weerstand te bieden?<br />

Zijn moeder zag hoe traag hij at. Ze zag dat zijn anders zo<br />

heldere ogen dof waren en niets leken te zien. Ze zag hoe hij<br />

zijn ellebogen steunde op de leuningen van de rolstoel om te<br />

gaan verzitten. En als een zwarte moddergolf overspoelde<br />

haar de eeuwig onbeantwoorde vraag: waarom?<br />

<strong>De</strong> volgende dag was het over. <strong>De</strong> zon stak kordaat zijn<br />

bovenste rand over de horizon, vastbesloten er een mooie<br />

dag van te maken. Er hing een lichte nevel, die gauw zou<br />

oplossen. Patrick en zijn moeder merkten van die eerste uren<br />

niets, want ze sliepen. Maar toen ze eenmaal op waren en hun<br />

Patrick-eitje aten bleek dat de sombere gedachten verdwe­<br />

nen waren. Ze spotten zelfs met hun neerslachtigheid van de<br />

vorige avond. Patrick zei dat zijn moeder op een slak had<br />

geleken met de versnelling in de achteruit en hij kreeg zelf te<br />

horen dat hij haar had doen denken aan haar vroegere aard­<br />

rijkskundeleraar, die zo langzaam sprak dat je tussen iedere<br />

twee woorden een broodje kon gaan halen bij de bakker.<br />

'Over twee maanden is het alweer sinterklaas,' zei moe­<br />

der sloom en ze lachte.<br />

'Ik vraag een paar rolschaatsen,' zei Patrick en hij stak<br />

zijn tong naar haar uit.<br />

Na het ontbijt, tegen twaalven, belde hij Victoria. Ze ont­<br />

moetten elkaar op de kade en ze brachten een paar uur samen<br />

door.<br />

'Mijn briljante idee laat nog even op zich wachten,' zei<br />

Patrick.<br />

'Het mijne ook.'


Dat was de enige toespeling die ze op de schilderijen<br />

maakten. Ze spraken over hun leven, hun familie, de school,<br />

hun vrienden, en ze vonden elkaar aardig.<br />

Patrick ging nog even met haar mee naar binnen en<br />

maakte kennis met meneer Roerig. Hij was een lange, grau­<br />

we man, die ondanks het feit dat het zondagmiddag was een<br />

das droeg, maar geen colbert. Hij bekeek Patrick eerst met<br />

wantrouwen, maar toen bleek dat Tony zeer in deze vreem­<br />

deling was geïnteresseerd ontdooide hij een beetj e. Dat wil<br />

zeggen, hij schraapte zijn keel en stelde een vraag: 'Zit je bij<br />

Victoria op school?'<br />

'Nee, dat niet,' antwoordde Patrick.<br />

Meneer Roerig vroeg niet verder. Hij boog zich over zijn<br />

zoon en veegde met een servet diens mond af.<br />

'Ik heb een spastische verlamming,' zei Patrick tegen T 0-<br />

ny. 'Wat is er met jou aan de hand?'<br />

T ony bewoog heftig met zijn hoofd.<br />

'Auto-ongeluk,' zei Victoria.<br />

Veel verder kwamen ze niet. Patrick sloeg het aanbod van<br />

Victoria dat ze thee zou ztten af. Terwijl ze met hem mee<br />

ging naar beneden, zei ze dat het bezoek toch goed was ge­<br />

weest. Als hij vaker kwam zou haar vader misschien aan hem<br />

wennen en dan kon hij met zijn GENGK op de proppen<br />

komen.<br />

's Avonds maakte Patrick, zoals bijna iedere zondag­<br />

avond, nog een wandelingetje met Tom. Het duurde niet<br />

lang of het begon te regenen.<br />

'Ga nog even mee koffiedrinken,' zei Patrick.<br />

Tom knikte. Buiten was er niet veel aan en met Patrick's<br />

moeder kon hij het goed vinden. Ze zat te lezen toen ze<br />

binnenkwamen, haar leesbril op haar neus. Ze keek over de<br />

rand heen en zei: '<strong>De</strong> politie heeft net gebeld. Ze willen je<br />

morgenochtend spreken, Patrick. Ik heb gezegd dat je naar<br />

school moest, maar ze vonden dat je maar moest spijbelen.<br />

Het was belangrijk, zeiden ze. Ik mocht meekomen als ik


wilde. Ze willen Tom ook zien, liefst tegelijkertijd. Ze willen<br />

graag dat je tolk voor hen bent. Ze wilden niet zeggen waar<br />

het over gaat.'<br />

'0,' zei Patrick.<br />

Zijn moeder bestudeerde zijn gezicht. Hij keek een beetje<br />

onbeholpen, zoals wanneer ze hem een cadeautje gaf, of<br />

vooral als hij háár er een gaf.<br />

'Wat is er aan de hand?' vroeg ze.<br />

Patrick gebaarde naar Tom: 'Heb je het verstaan?'<br />

Tom schudde zijn hoofd. <strong>De</strong> rand van het boek had in de<br />

weg gezeten. Patrick stelde hem op de hoogte en zei daarna<br />

tegen zijn moeder: 'We hebben gistermorgen gezien dat er<br />

een man en een meisje in een auto werden gesleurd. Toen<br />

hebben we de politie gebeld om het te melden. Ik denk dat ze<br />

willen weten of we gezien hebben wat voor auto het was en<br />

zo. ,<br />

'En daar heb je me niks van verteld? Je ziet zoiets span-<br />

nends en je vergeet het te vertellen?'<br />

'Ik was niet zo spraakzaam gisteravond.'<br />

Moeder keek argwanend.<br />

'Tom, heb jij het aan je ouders verteld?'<br />

Tom schudde zijn hoofd. Hij maakte een paar snelle ge­<br />

baren.<br />

.<br />

1S .<br />

,<br />

'Wat zegt hij?'<br />

Patrick grijnsde, 'Hij zegt dat hij nooit erg spraakzaam<br />

Rosalinde stond op en schonk koffie in voor de jongens.<br />

T om ging zitten. Patrick hees zich op uit de rolstoel en plofte<br />

neer op de leren bank.<br />

'Als ik niets méér te horen krijg, doe ik zout in je koffie,'<br />

dreigde zijn moeder.<br />

Wit.'<br />

'Het meisje was Lucie,' zei Patrick. 'Je weet wel, Lucie de<br />

'Dat blinde kind?'<br />

Patrick knikte. 'Maar ze is alweer terug. We hebben haar<br />

gisteren op de GENGK gezien.'


'Waar was ze dan geweest? Wat was er gebeurd? Ver­<br />

dorie, hou me niet zo in spanning.'<br />

Patrick keek vragend naar Tom. Die haalde zijn schou­<br />

ders op.<br />

'Het staat morgen allemaal toch in de krant,' gebaarde hij .<br />

Natuurlijk, meneer Hendriks zou geen geheim maken<br />

van wat hij had meegemaakt. En dus vertelde Patriek dat<br />

meneer Hendriks gestolen schilderijen had moeten keuren<br />

en dat Lucie er per ongeluk bij betrokken was geraakt.<br />

'Vreemd dat je me dat niet meteen hebt verteld,' zei zijn<br />

moeder.<br />

Patrick en Tom zaten in een kale kamer met rechte banken<br />

in het politiebureau. Inspecteur Saarloos liet hen een kwar­<br />

tiertje wachten, misschien om hen zenuwachtig te maken.<br />

Daar slaagde hij in. Ze waren lang niet zo koelbloedig als<br />

Lucie. Er zaten nog verscheidene andere mensen in het ver­<br />

trek, een vrouw met een behuild gezicht, een ongeschoren<br />

man, een jong stel dat onophoudelijk met elkaar zat te fluis­<br />

teren.<br />

'<strong>De</strong>nk er aan, we zeggen onder geen voorwaarde dat Vic­<br />

toria erbij was toen Lucie ontvoerd werd,' gebaarde Patrick.<br />

'En als Lucie dat heeft verklapt?'<br />

Tja, ik ben niet voor niks zenuwachtig, dacht Patrick. Er<br />

kan van alles mis gaan. Hij wou dat hij rustig op school zat.<br />

Daar miste hij een uur Frans, een vak waar hij een grote<br />

hekel aan had, maar nu leek het hem verrukkelijk.<br />

'Ik zal net doen alsof ik niks versta,' gebaarde Tom. 'Dat<br />

geeft ons tijd om te overleggen, als jij zogenaamd de vraag<br />

aan het vertalen bent.'<br />

Een dikke bromvlieg, die zijn tijd lang had overleefd,<br />

kroop traag over de ruit, die streperig was van het vuil. Een<br />

kwartier kan lang duren. <strong>De</strong> ongeschoren man haalde zijn<br />

neus op. <strong>De</strong> vrouw veegde langs haar gezicht met een zak­<br />

doek. Het tweetal fluisterde. <strong>De</strong> deur ging open, een man<br />

93


kwam binnen, draaide een zinloos rondje in het vertrek en<br />

ging weer weg.<br />

Tom keek Patrick aan en glimlachte.<br />

En toen werden ze gehaald. Ze werden naar het bureau<br />

van inspecteur Saarloos gebracht, die zichzelf voorstelde en<br />

daarna uitvoerig hun namen ging opschrijven, geboorteda­<br />

tum, adres, de hele boel.<br />

'Ik wil jullie een paar vragen stellen.'<br />

Hij wachtte even en keek hen aan. Patrick voelde zijn hart<br />

kloppen, wat het altijd deed, maar wat hij zelden voelde.<br />

'Patrick,' zei de inspecteur, 'ben jij een ornitholoog?'<br />

Dit was een openingszet waar Patrick niet van terug had.<br />

Een ornitholoog? Zijn wenkbrauwen gingen omhoog. En<br />

Tom gebaarde: 'Waar heeft hij het over?'<br />

'Een ornitholoog is een kenner van vogels,' zei meneer<br />

Saarloos. 'Het schijnt dat jij dat bent.'<br />

'Ik kan nauwelijks een mus van een ooievaar onderschei­<br />

den,' zei Patrick.<br />

<strong>De</strong> inspecteur drukte op een knopje en zei in een apparaat<br />

dat op zijn bureau stond: 'Laat JooP Lakerom even binnen-<br />

-<br />

komen.'<br />

Een ogenblik later stapte de agent binnen die Patrick ken­<br />

de als JooP en met hem stapte in zijn herinnering de nachte­<br />

gaal binnen.<br />

'Op zondagavond 25 september heb jij, laat in de avond,<br />

in de straat naast het Jan Steen-museum, tegen JooP ver­<br />

klaard dat je naar een nachtegaal zat te luisteren. Klopt dat?'<br />

'Dat is juist, inspecteur,' antwoordde JooP voor Patrick.<br />

'Patrick?'<br />

'Jawel, inspecteur.'<br />

'Ik heb nog nooit gehoord dat er nachtegalen in die buurt<br />

zijn aangetroffen.'<br />

'Ik meende er vast een te horen, maar hij hield zijn mond<br />

toen de politieauto eraan kwam.'<br />

'En waar was Tom?' vroeg de inspecteur. 'Naar ik hoor<br />

94


zijn jullie op vrije dagen bijna altijd samen. Waar was Tom<br />

die avond?'<br />

Patrick wendde zich naar zijn vriend, alsof hij de vraag<br />

overbracht. In werkelijkheid overlegden ze.<br />

'T om gaat nooit mee als ik naar vogels ga luisteren,' zei<br />

Patrick. 'U begrijpt, zijn gehoor . . .'<br />

'Eh, ja,' zei de inspecteur. Hij voelde weer dezelfde ver­<br />

legenheid in zich opkruipen als een paar dagen eerder met<br />

Lucie. Die kinderen met hun handicaps begonnen op zijn<br />

zenuwen te werken. 'Luister, jongeman, ik denk dat terwijl<br />

jij zogenaamd je ornithologische belangstelling uitleefde,<br />

Tom zich bevond in de kelder van het museum, voor welk<br />

doel hij een ruit had ingeslagen.'<br />

T om wachtte even tot Patrick een paar gebaren had ge­<br />

maakt en pas toen hief hij zijn armen ten hemel om zijn<br />

verbazing te uiten over zulke onzin.<br />

'Hij begrijpt niet waar u zulke, eh on ... eh, hoe u daarbij<br />

komt.'<br />

'J oop, je wordt bedankt,' zei de inspecteur. En toen de<br />

agent weg was, vervolgde hij :<br />

'Jij was in het straatje naast het museum op de avond dat<br />

het ruitje is ingeslagen. Jullie zijn tweemaal daarna in het<br />

museum geweest, één keer met het vreemde verhaal dat ie­<br />

mand een schilderij in het museum zou hebben gebracht, en<br />

één maal om het boek met reprodukties van Sir Reynolds te<br />

bekijken. Toen meneer Hendriks werd ontvoerd om hem te<br />

laten bestuderen of het schilderij dat eertijds uit het Jan Steen<br />

is gestolen echt is, waren jullie in de buurt om dat waar te<br />

nemen. Dat is me allemaal een beetje té toevallig. Vertel op,<br />

wat hebben jullie ermee te maken?'<br />

Patriek nam zijn tijd om dit allemaal naar Tom te ver­<br />

talen. Heerlijk om niet meteen te hoeven antwoorden.<br />

'Ik kan die gebaren van jullie niet volgen,' zei de inspec­<br />

teur, 'maar volgens mij zitten jullie te overleggen wat je zult<br />

antwoorden. Ik kan natuurlijk iemand anders laten komen<br />

om met Tom te spreken.'<br />

95


'Ik heb dat kapotte ruitje die avond gezien,' zei Patriek.<br />

'Daarom was ik er zo in geïnteresseerd wat er over in de<br />

krant stond. Ik heb het de volgende dag aan Tom verteld en<br />

toen zijn we gaan fantaseren.'<br />

T om maakte een paar gebaren.<br />

'Ja, en toen dachten we later dat we misschien gelijk had­<br />

den gehad en dat meneer Hendriks zelf een schilderij achter­<br />

over heeft gedrukt. We wilden opnieuw met hem in contact<br />

komen, maar we durfden er niet nog een keer heen te gaan.<br />

Daarom hebben we Lucie gevraagd om mee te doen. Ze zou<br />

vragen of hij haar wilde helpen met oversteken en dan zou­<br />

den wij er later bijkomen. Maar voor het zover was werden<br />

ze in een auto gesleurd. We zijn ons rot geschrokken.'<br />

Met een paar snelle gebaren vertelde hij aan Tom wat hij<br />

had gezegd. Hij was tevreden over zichzelf. Hij vond dat het<br />

overtuigend had geklonken, waarschijnlijk omdat hij zo<br />

dicht mogelijk bij de waarheid was gebleven.<br />

'Zo,' zei de inspecteur. 'Dus jullie hebben dat ruitje niet<br />

zelf ingeslagen.'<br />

zien.'<br />

'Natuurlijk niet,' zei Patriek verontwaardigd.<br />

'En jullie hebben het schilderij van Reynolds nooit ge­<br />

'Nee,' zei Patriek naar waarheid. Tom had het gezien, hij<br />

niet. <strong>De</strong> inspecteur was het niet met zichzelf eens of hij hen<br />

geloofde. Hij had het gevoel dat er meer achter zat, maar hoe<br />

kon dat? Konden twee gehandicapte jongens bij een schilde­<br />

rijendiefstal betrokken zijn? 't Wilde er moeilijk bij hem in.<br />

Anderzijds, helemaal open kaart speelden ze niet.<br />

Hij liet hen vertrekken. Ze voelden zich opgelucht toen ze<br />

buiten stonden. Direct naar school gaan leek hen een beetje<br />

overdreven. Ze streken neer in de koffieshop op het markt­<br />

plein en trakteerden zichzelf op een ijsje.<br />

'Er is weinig speurwerk voor nodig om erachter te komen<br />

dat we die zondagavond samen naar de stad zijn gegaan,'<br />

gebaarde Tom.


'Jij was al eerder naar huis.'<br />

'En wie gelooft dat?'<br />

'Als ze echt op ons gaan letten hebben ze over een poosje<br />

Victoria ook ontdekt. V ergeet niet dat ze zal opvallen, omdat<br />

ze pas is overvallen,' zei Patrick. Hij schrok zelf van die ge­<br />

dachte. Alle schilderijen moesten daar weg. Het was veel te<br />

onveilig geworden.<br />

<strong>De</strong> Franse les was intussen voorbij. Ze gingen ieder naar<br />

hun eigen school. Ze vonden dat het leven behoorlijk inge­<br />

wikkeld was.<br />

97


8<br />

<strong>De</strong> volgende morgen kreeg Patrick zijn IDEE. Waar kwam<br />

het vandaan? Was het de condensatie van de verwarde dro­<br />

men die hem voor zijn gevoel de hele nacht hadden achter­<br />

volgd? Werd het aangevoerd door de herfststormen, die om<br />

het huis loeiden en een fluitend geluid gaven in de schoor­<br />

steen? Was het idee het gevolg van een onbewust gevoerd<br />

gesprek met zichzelf? Was het bij hem opgekomen omdat hij<br />

op grond van een hogere, onbegrepen rechtvaardigheid aan<br />

de beurt was? Was het een logisch gevolg van de gebeurte­<br />

nissen, een conclusie die niet uit had kunnen blijven?<br />

Wat ook de ontstaansgrond was van het idee, waar het<br />

ook vandaan kwam, Patrick genoot. Hij floot terwijl hij zijn<br />

douche nam. Hij, dOe onmuzikale, aan wie op school altijd<br />

vriendelijk verzocht werd niet mee te zingen als de inspec­<br />

teur van het onderwijs op bezoek kwam en de tijd was geko­<br />

men om ook de vocale prestaties van de klas te beoordelen,<br />

hij floot. Zijn moeder nam er uit de verte nota van, vertrok<br />

haar gezicht in een pijnlijke grimas en dacht: of hij heeft een<br />

kaakverscheurende kiespijn, of hij heeft het wondermiddel<br />

geslikt waardoor hij ineens kan lopen.<br />

Patriek wiegde zijn idee in zijn astrale armen, hij knuffel­<br />

de en zoende het, hij bewonderde de schoonheid ervan met<br />

dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee een moeder vaststelt<br />

dat er geen mooiere baby is dan de jonge prins die zij net het<br />

leven heeft gegeven. Ik heb nu een paar maal gezegd tegen<br />

Victoria dat ik binnenkort met mijn briljante idee zou ko­<br />

men, dacht hij, en kijk, daar is het. Hij was aanvankelijk<br />

bereid zijn idee kritisch onder de loep te nemen. Hij liet er<br />

geen ontwrichtende argumenten op los. Het idee was goed,


het was waar, het kon niet kapot, dat wist hij zo'zeker als de<br />

beer weet dat honing lekker is, als de regen weet dat hij naar<br />

beneden moet, als de hand weet dat hij zich moet terug­<br />

trekken als hij zich brandt.<br />

Natuurlijk was het een eenvoudig idee. Hij had het weken<br />

eerder kunnen hebben. Hij had het móeten hebben, het was<br />

oerstom dat hij er nu pas opkwam. Maar ja, waren niet alle<br />

ideeën eenvoudig als je ze eenmaal had? Columbus had zich<br />

niet van de wijs laten brengen toen iemand had gezegd dat<br />

het ontdekken van Amerika eigenlijk doodsimpel was. Die<br />

had een ei met een klap op tafel gezet. 0 zo. <strong>De</strong> wasknijper<br />

was ook zo ingewikkeld niet, maar iemand was er wel miljo­<br />

nair door geworden. Nee, hij ging zijn eigen idee niet af­<br />

kraken.<br />

Tenzij het verkeerd was natuurlijk. Hij kon het mis heb­<br />

ben. Het was zelfs waarschijnlijk dat hij het mis had. Er<br />

konden duizend redenen zijn waarom hij het niet bij het<br />

rechte eind had, <strong>De</strong> kans dat hij gelijk had was miniem.<br />

Miniem? Helemaal niet miniem. Groot, kolossaal, het was<br />

bijna zeker. Er was geen andere oplossing. Het verklaarde<br />

alles.<br />

Het fluiten hield op. Het denkproces begon. Het wonder­<br />

middel heeft toch niet gewerkt of de kiespijn is over, dacht<br />

zijn moeder. Het idee moest getoetst worden op bruikbaar­<br />

heid, op waarheidsgehalte, dacht Patrick. Dat kon misschien<br />

deze zelfde dag nog gebeuren.<br />

Terwijl hij met zijn moeder zat te ontbijten kostte het hem<br />

moeite niet te praten over wat hem bezighield.<br />

'Wat floot je prachtig,' zei moeder spottend.<br />

'Ik ben een expert op het gebied van nachtegalen,' ont­<br />

hulde Patrick. 'In feite ben ik een amateur-ornitholoog.'<br />

'Sj onge jonge.'<br />

Hij slokte zijn thee haastig naar binnen en ging toen naar<br />

de telefoon om Victoria op te bellen. Ze was nog net niet<br />

naar school. Hij sprak af dat ze elkaar 's middags zouden<br />

99


ontmoeten. Weinig dingen in dit leven zijn zo stimulerend<br />

als creativiteit. Als je het gevoel hebt dat je iets nieuws tot<br />

stand hebt gebracht kan de dag niet meer kapot. Het werkt<br />

als een drug. Je wordt er high van. Patrick vond het een<br />

verrukkelijk gevoel.<br />

Tom ging natuurlijk ook mee. Ze hadden afgesproken bij<br />

Brinkers, de koffieshop op het marktplein. Victoria trakteer­<br />

de. Ze zei dat ze veel zakgeld kreeg, al was de laatste tij d alles<br />

opgegaan aan het laten maken van de foto's en het kopen van<br />

de lijsten.<br />

'J e hebt indruk op mijn vader gemaakt,' zei ze. 'Hij vroeg<br />

me dingen over je. Vooral waarom je in een rolstoel zit.'<br />

'Dat vragen mensen altijd. Maar nooit aan mij .'<br />

Ze likten in alle rust aan hun ijsje. Patrick vond dat het<br />

moment was gekomen.<br />

'Ik denk dat ik weet waar de schilderijen zijn,' zei hij<br />

achteloos.<br />

T om staarde hem met open mond aan.<br />

'Zei je wat ik denk dat je zei?' gebaarde hij .<br />

Patrick knikte en likte.<br />

'Ben je met je hoofd tegen een boom gereden? ' infor­<br />

meerde Victoria met warme belangstelling. 'Hersenbescha­<br />

diging opgelopen? Zonnesteek? <strong>De</strong> ziekte van Melodius? '<br />

'Wat is de ziekte van Melodius?'<br />

'Een nieuwe ziekte voor het verschijnsel dat jij hebt.<br />

Waanvoorstellingen' die zich plotseling voordoen, bij het<br />

eten van ijs.'<br />

'Ik denk dat ik het weet,' glimlachte Patrick. 'En jij zou<br />

het ook kunnen weten, Tom.'<br />

'Ik?'<br />

'Ja, jij. Je beschikt over dezelfde gegevens als ik.'<br />

'Lucie weet het niet eens, en die is toch bijna helderzien-<br />

de,' vond Tom.<br />

Victoria zei: 'Ik weet wat. Je vertelt ons wáár de schilde-<br />

100<br />

...


ij en zich volgens jou bevinden en daarna leveren we je lief­<br />

devol af bij de Zonneheuvel.'<br />

den.<br />

<strong>De</strong> Zonneheuvel was een tehuis voor geestelijk gestoor­<br />

'Ik denk dat de Reynolds en de Metsu te vinden zijn in de<br />

kelder, of misschien ook gewoon in een kast, of eventueel<br />

zelfs aan de muur, van een gebouw in de Pottenbakkersstraat,<br />

om precies te zijn Pottenbakkersstraat 53. '<br />

'Zullen we dan nu maar gaan?' zei Victoria medelijdend.<br />

'Wil je niet weten waarom de schilderijen daar zijn?'<br />

'Ik bedoel naar de Zonneheuvel,' verduidelijkte Victoria.<br />

Maar Tom sloeg met zijn vlakke hand tegen zijn hoofd.<br />

'Gert Veenman,' spelde hij.<br />

Patrick knikte.<br />

'Die zondagavond . .. In plaats van weg te gaan heeft hij<br />

ons bespied. Hij is Victoria gevolgd.'<br />

'Zo moet het gegaan zijn,' zei Patrick.<br />

'Moet ik uit deze pantomime opmaken dat jij hem ge-<br />

looft?' vroeg Victoria aan Tom.<br />

Tom knikte wel vijf keer, er kwam geen eind aan.<br />

'Zou ik dan mogen weten . . .'<br />

Patrick ging nu ook over op gebarentaal. 'En je herinnert<br />

je dat gebouw in de Pottenbakkersstraat?'<br />

'Ja, daar was ik toch bij,' gebaarde Tom.<br />

'Vertel,' siste Victoria.<br />

'Het is nog meer in verval geraakt,' gebaarde Patrick ver­<br />

der. 'Er komt nooit iemand. Een veilige plaats.'<br />

'Zo dadelijk gaan alle ramen hier eraan,' fluisterde Victo­<br />

ria. 'Dan gil ik zo hard dat ze het niet houden. Vertel!'<br />

'Tja, dat gaat nu even niet,' zei Patrick. 'Ik moet nodig<br />

weg. Naar de Zonneheuvel.'<br />

Victoria stond op en gaf hem een dikke klapzoen op zijn<br />

wang. Toen een op de andere. 'Vertel,' smeekte ze.<br />

'Nog twee,' zei Patrick. 'Dan is alles vergeven en ver­<br />

geten.'<br />

101


Hij kreeg ze en hij vertelde.<br />

'Tom en ik kennen een familie Veenman. <strong>De</strong> vader heeft,<br />

of had vroeger, een schoonmaakbedrijf. Hij maakte veel<br />

schoon voor de overheid, vooral scholen. Daarom had hij<br />

sleutels van die scholen. Pottenbakkersstraat 53 is een oud<br />

herenhuis, dat in de jaren na de oorlog, toen er te weinig<br />

scholen waren, een tijd heeft dienst gedaan als Atheneum, of<br />

hoe dat toen heette. Of eigenlijk was het Atheneum over een<br />

stuk of wat van dat soort gebouwen verspreid.<br />

Nadat het nieuwe Atheneum op het Javaplein in gebruik<br />

is genomen hebben al die gebouwen een andere bestemming<br />

gekregen, behalve dat in de Pottenbakkersstraat. Te oud, te<br />

vervallen. <strong>De</strong> nieuwe school heeft er een tijdje spullen in<br />

opgeslagen en daarna is het gebouw min of meer vergeten.'<br />

'Ga verder,' zei Victoria met glinsterende ogen.<br />

'Jeroen Veenman heeft een tijdje bij de GENGK gezeten.<br />

Zo hebben we die Veenmannen leren kennen, onder andere<br />

een oudere broer Gert. Op een zaterdagavond wilden we<br />

tafeltennissen en toen was er geen enkel ballee meer. En de<br />

winkels waren dicht. Die Gert was er toevallig, kwam zijn<br />

broertje halen of zoiets, en die zei dat hij er een paar wist te<br />

liggen. We zijn toen met hem meegegaan naar Pottenbak­<br />

kersstraat 53. Hij bleek een sleutel te hebben. Hij had een<br />

hele bos sleutels, Tom en ik hebben nog tegen elkaar gezegd<br />

dat die Veenmannen waarschijnlijk kopieën maakten van de<br />

sleutels van alle gebouwen waar ze schoonmaakten. Want ze<br />

deugen niet. Die vader heeft een keer een proces aan zijn<br />

broek gehad wegens oplichterij en Gert heeft al eens een<br />

poosje in een jeugdgevangenis gezeten.'<br />

'Hij zat bij zo'n jeugdbende die inbraken pleegde,' ge­<br />

baarde Tom en Patriek vertaalde het.<br />

'Nou, die zondagavond dat we jou zagen bij het museum,<br />

was Gert er ook bij. Hij ging meteen weg, hij wilde er niks<br />

mee te maken hebben, zei hij. Wij dachten dat hij bang was<br />

voor de politie, maar dat was natuurlijk reuze stom van ons.<br />

102


Hij rook een kans. Ik ben ervan overtuigd dat hij alles heeft<br />

gezien, dat hij jou is gevolgd, en dat hij je twee dagen later<br />

op je hoofd heeft geslagen en je het andere schilderij heeft<br />

afgepikt. Maar eerst heeft hij natuurlijk die zondagnacht de<br />

Reynolds uit het museum gehaald. <strong>De</strong> makkelijkste inbraak<br />

van zijn leven.'<br />

'Of zijn vader heeft het gedaan, of zijn nog oudere broer,'<br />

gebaarde Tom.<br />

'Hoe ben je op het idee gekomen?'<br />

'Waarschijnlijk door het verhaal van Lucie over die verlaten<br />

schooL Dat heeft me aan die Veenmannen met hun<br />

scholen doen denken.'<br />

'Ze kunnen de schilderijen net zo goed ergens anders hebben<br />

verstopt,' zei Victoria.<br />

'Natuurlijk. Maar die Pottenbakkersstraat is een prachtig<br />

plekje.' Er viel even een stilte. Ze moest"en diep ademen om<br />

hun opgewondenheid de baas te worden. <strong>De</strong> baas van de<br />

koffieshop keek in hun richting. Misschien vond hij dat ze<br />

wat lang bleven met maar één consumptie.<br />

'Dit vraagt erom gevierd te worden met een tweede ijsje,'<br />

zei Victoria.<br />

'Ja,' zei Patriek, 'ik zal ze halen.'<br />

'Niks ervan. Vandaag trakteer ik.'<br />

Toen ze terugkwam zei ze: 'Ik heb me vergist. Het is niet<br />

de ziekte van Melodius, het is het theorema van Melodius. <strong>De</strong><br />

man was een genie.'<br />

'En wat nu?' gebaarde Tom.<br />

'Erheen,' vond Patriek.<br />

'Ik weet niet,' aarzelde Victoria. 'Mijn vader verwacht<br />

me. Vanavond heb ik gitaarles. Ik kan niet mee.'<br />

'Ik moet ook naar huis,' liet Tom weten. 'Kunnen we het<br />

bezoek aan de Pottenbakkersstraat uitstellen tot morgen?'<br />

'Oké,' zei Patriek.<br />

'Komen jullie dan morgen na school bij mij,' stelde Victoria<br />

voor. 'Dat vindt T ony ook leuk. Hij was helemaal opgewonden<br />

over die twee bezoekjes van jou, Patriek.'<br />

1°3


Aldus werd afgesproken. Nog een dag wachten voor het<br />

jonge genie zou weten of hij het bij het rechte eind had.<br />

Ze kwamen in het uur dat meneer Roerig naar de bank was.<br />

T ony bewoog heftig, van puur enthousiasme volgens Victo­<br />

ria. Tom zag voor het eerst de wonderlijke kamer met de<br />

gordijnen, die even open gingen om hem de resterende<br />

kunstwerken te tonen. Patriek zat in een stoel naast T ony en<br />

praatte met hem. Hij vertelde dat hij gewoonlijk in een rol­<br />

stoel zat, maar dat die niet langs het kast je in de gang kon<br />

Hij vertelde hoe hij aan zijn handicap kwam. Hij vertelde<br />

over de GENGK. Tom volgde het van een afstandje met zijn<br />

ogen. Victoria lette op het gezicht van haar broertje.<br />

'Hij volgt precies wat je zegt,' zei ze.<br />

'Dat denk ik ook,' zei Patriek en hij ging door met de<br />

gehandicapte jongen te vertellen over het leven buiten, over<br />

hoe lastig het kon zijn om over een steil brugge* te gaan,<br />

over hoe vervelend sommige mensen waren en hoe aardig<br />

anderen.<br />

'Wil je een ritje maken in mijn rolstoel? Hier, in het trap­<br />

pehuis?' Tony's hoofd ging wild van links naar rechts, van<br />

rechts naar links.<br />

'Volgens mij betekent dat "ja",' zei Patriek.<br />

Hij liep met zijn krukken naar zijn rolstoel en bracht die<br />

door de voordeur naar de overloop. Victoria en Tom pakten<br />

elkaars handen met gekruiste armen beet, zodat er een<br />

stoel* gevormd werd, en droegen Tony daarop naar de<br />

rolstoel. Hij hing er raar scheef in maar dat gaf niet. Terwijl<br />

Patrick steunend op zijn krukken toekeek reden ze het kind<br />

over de gang, een paar meter heen, een paar meter terug.<br />

Nog eens en nog eens.<br />

En T ony lachte.<br />

Toen Victoria dat zag kreeg ze het even te kwaad. Ze liet<br />

het aan Tom over om de stoel te duwen en ging naar het<br />

keukentje om haar gezicht een koude plens te geven. Patriek


ging haar langzaam achterna. Hij leunde tegen het aanrecht.<br />

'Gaat het?'<br />

Ze lachte naar hem met haar natte gezicht. 'Ik ben toch zo<br />

sentimenteel,' zei ze.<br />

'J e vader moet een rolstoel voor hem kopen.'<br />

'Ja, dat moet hij . Patrick, je bent een . .. je bent een .. .'<br />

'Wat ben ik?'<br />

'J e bent een held.'<br />

T oen ze dat gezegd had ging ze snel weer naar de voor­<br />

deur en daar zag ze haar vader op de bovenste trede van de<br />

trap naar beneden staan. Hij keek naar zijn zoon, die nog<br />

steeds door Tom heen en weer gereden werd. Hij zei niks,<br />

hij bleef kijken. Het was een vreemde scène: Victoria en<br />

Patrick in de deuropening, de dove, glimlachende jongen<br />

die het zwaar gehandicapte kind over een afstand van nog<br />

geen vier meter heen en weer reed en de grijs geworden<br />

vader, die met een openhangende jas stond te kijken als naar<br />

een circusvoorstelling. Het duurde minutenlang. Niemand<br />

zei wat. Stap stap stap gingen de voeten van Tom.<br />

'Hû . . . ûn, hû . .. ûn,' deed Tony en hij lachte.<br />

Toen zijn hoofd verder dan gebruikelijk opzij zakte liep<br />

meneer Roerig naar hem toe en tilde hem uit de stoel.<br />

'T ony wordt moe,' zei hij en hij droeg zijn zoon terug<br />

naar de kamer. Daarna ging hij naar een kast en haalde er<br />

drie repen chocola uit, die hij uitdeelde zonder iets te zeggen.<br />

Patrick en Tom voelden dat ze nu maar beter weg konden<br />

gaan en met Victoria gingen ze naar het park. Ze waren de<br />

Pottenbakkersstraat even vergeten, maar nu was die weer<br />

aan de beurt.<br />

'Volgens mij is je vader heel aardig,' zei Patrick.<br />

Victoria knikte.<br />

'Hij moet niet gepakt worden. <strong>De</strong> schilderijen moeten bij<br />

jullie weg, hoe eerder hoe beter.'<br />

'Misschien zeg ik het tegen hem,' zei Victoria.<br />

'Maar nu die andere twee. Ik stel voor dat we vanavond<br />

105


laat, zeg na elf uur, proberen in te breken in de Potten­<br />

bakkersstraat,' zei Patrick. 'Ik klim wel in de regenpijp. Mo­<br />

gen jullie zo laat nog weg?'<br />

'Ik heb een huissleutel,' zei Victoria. 'Mijn vader en T ony<br />

slapen tegen die tijd.'<br />

'Ik mag zeker niet,' gebaarde Tom. 'Maar ik kan vanuit<br />

het raam van mijn slaapkamer in de kastanje komen. Heb ik<br />

meer gedaan.'<br />

'Ik overtuig mijn moeder wel,' zei Patrick. 'En als we dè<br />

Reynolds en de Metsu vinden, hoe nemen we ze dan mee en<br />

waar brengen we ze naar toe?'<br />

'Ik zal een paar oude paarde dekens meebrengen,' stelde<br />

Victoria voor. 'Jij woont het dichtst bij de Pottenbakkers­<br />

straat, Patrick. Kunnen we ze bij jou verstoppen?'<br />

'Ze kunnen wel in de fietsenkelder.'<br />

'Tot vanavond elf uur dan. In de Pottenbakkersstraat,<br />

voor nummer 53. Nou nee, niet vlak ervoor. Een bee* uit<br />

het zicht.'<br />

'T ot straks.'<br />

Het gebouw stond een meter of veertig van de weg. Er was<br />

een hek om het terrein, maar dat was zo geteisterd door de<br />

tand des tijds dat zelfs Patrick er gemakkelijk door kon ko­<br />

men. Ze waren blij toen ze uit het schijnsel van de lantaarn<br />

op de Pottenbakkers straat waren en in de luwte van het oude<br />

huis konden overleggen hoe ze naar binnen konden komen.<br />

Het spreken met Tom werd bemoeilijkt door het gebrek aan<br />

licht, maar met behulp van de zaklantaarn lukte het.<br />

T om verdween geruisloos voor een inspectie. Een mi­<br />

nuut of vijflater was hij terug, met de mededeling dat er aan<br />

de achterkant een bijkeuken was met een kapot raam. Het<br />

zou hem geen moeite kosten daar binnen te komen. Ze gin­<br />

gen er met z'n drieën heen. Hoewel ze nu echt uit het gezicht<br />

van de weg waren, klopte het hart hen toch in de keel.<br />

'Gaan jullie maar,' zei Patrick. 'Ik verdedig de tuin.'<br />

106


Victoria probeerde zijn gezicht te zien. Dat lukte niet,<br />

door de duisternis of omdat hij het had afgewend?<br />

Ze liepen om. Intussen was Tom er al in geslaagd het<br />

raampje open te maken. Hij klom naar binnen en even later<br />

schoof hij de grendel van de achterdeur open. Victoria gaf<br />

Patrick een kneep in zijn arm en verdween naar binnen.<br />

Patrick bleef in het donker achter. Tom had de zaklamp<br />

meegenomen. Het duurde lang. Hij reed naar de linkerzijkant<br />

van het gebouw, daarna naar de rechterkant. Hij probeerde<br />

iets op te vangen van het schijnsel van de lamp in het<br />

gebouw, maar hij zag niks. Horen deed hij evenmin iets,<br />

behalve de geluiden van de straat. Stopte daar een auto? Ja,<br />

wel degelijk. Hij zag de lichten over de tuin scheren, voelde<br />

dat zijn hart een slag oversloeg, maar er was niks aan de<br />

hand. <strong>De</strong> auto was bezig achterwaarts een particuliere garage<br />

aan de overkant van de Pottenbakkersstraat in te draaien.<br />

Het zou toch aardig zijn als ik nu werkelijk een nachtegaal<br />

hoorde, dacht Patrick, maar natuurlijk was daar geen<br />

sprake van. Hij probeerde op zijn horloge te kijken. Te donker.<br />

Hoe lang waren ze nu al weg? Een kwartier? Een half<br />

uur? Ineens was hij ervan overtuigd dat ze de schilderijen<br />

niet zouden vinden. Hij was er nog steeds zeker van dat Gert<br />

achter de diefstal zat, maar hij kon ze op duizend andere<br />

plaatsen verborgen hebben.<br />

Nu waren ze toch vast al een uur weg. Zijn moeder zou<br />

ongerust zijn. Hij had gezegd dat hij nog weg moest, dat hij<br />

niet kon zeggen waarheen, dat ze hem moest vertrouwen.<br />

Hij wist dat het moeilijk voor haar was hem te laten gaan.<br />

'Ontvoering, politie en nu dit,' had ze gezegd. 'Waar ben je .<br />

mee bezig? Waarom mag ik het niet weten?'<br />

'Het is voor een goed doel,' had hij gezegd, 'ik zal het je<br />

later uitleggen.' Rot vond hij het wel. Hij had nooit echt<br />

geheimen voor haar. Ze zat zeker op hem te wachten, ze zou<br />

niet naar bed gaan voor hij terug was.<br />

Hoorde hij iets in het huis? Zijn ogen priemden door de<br />

1°7


donkerte. Ja, de deur van de bijkeuken ging open en twee<br />

gestalten kwamen naar buiten. Hadden ze iets in hun handen?Ja,<br />

waarachtig, Tom had een groot ding in zijn armen<br />

en Victoria iets kleiners. <strong>De</strong> schilderijen, ze hadden ze!<br />

Kan iemand fluisterend juichen? Victoria kon het.<br />

'We hebben ze, we hebben ze!' juichte ze zachtjes. Ze<br />

zette haar pak tegen de rolstoel en omhelsde Patrick. 'Je had<br />

gelijk. We vonden ze in een kast in een lokaal waar nog een<br />

vierkantsvergelijking op het bord stond. Kijk!'<br />

Ze hield het schilderij een eindje bij Patrick vandaan en<br />

scheen er met de lantaarn op. Het was de Metsu, 'Kind aan<br />

het raam', met lijst en al, onbeschadigd. Daarna scheen ze op<br />

de Reynolds, 'Zelfportret met hoed', die Tom op zijn voet<br />

had gezet om de lijst niet modderig te maken.<br />

'Sorry dat het zo lang heeft geduurd,' zei Victoria. 'We<br />

zijn in de kelder begonnen en toen van lieverlee naar boven<br />

gegaan. Het was een heel werk in het donker.'<br />

'Geeft niet. Hier zijn de paardedekens.'<br />

Tom wikkelde de schilderijen erin en zette ze voor Patrick's<br />

voeten op de rolstoel. <strong>De</strong> straat was verlaten. Als ze<br />

nu de politie tegenkwamen ... Gelukkig was het niet ver en<br />

ze bereikten Patrick's huis zonder dat iemand hen zag.<br />

'Mijn moeder is zeker nog op,' zei Patrick. 'Hier is de<br />

sleutel van de fietsenkelder. Tom, jij weet wel welk vak van<br />

ons is, hè? Als jullie ze in een hoek zetten met wat ouwe<br />

rommel ervoor, vindt niemand ze. Mijn moeder komt er<br />

zelden.'<br />

Maar net voordat de beide anderen naar binnen wilden<br />

gaan, sloeg hij met zijn vuist in zijn open hand.<br />

'We zijn stommerds. We moeten de Reynolds nu meteen<br />

naar het Jan Steen brengen. We kunnen morgen niet opnieuw<br />

zo laat op stap gaan. Er is bijna niemand op straat. We<br />

weten de weg. Wat we-met de Metsu doen, zien we later nog<br />

wel. Dat schilderij is klein en handzaam, dat past achter de<br />

rugleuning van mijn stoel. Daar kunnen we ook overdag<br />

108


mee over straat. Maar dit grote bakbeest ... Kom op, we<br />

brengen het meteen weg. Zetten jullie eerst de Metsu even in<br />

de fietsenkelder.'<br />

'Het rijdende genie heeft weer gesproken,' zei Victoria.<br />

'Ik volg de leider.'<br />

Het liep allemaal gesmeerd. Tom bracht de Metsu naar<br />

beneden en zonder last te hebben van politieauto's of andere<br />

ongemakken bereikten ze het Jan Steen-museum.<br />

'Hier ligt een baksteen,' constateerde Victoria.<br />

Met de hand van de professional sloeg ze het splinternieuwe<br />

ruitje van de kelder van het museum in. Ze had tenslotte<br />

oefening. Tom klom naar binnen en kreeg het schilderij<br />

door Victoria aangereikt. In een oogwenk was hij weer buiten<br />

en ze maakten zich uit de voeten.<br />

'Operatie met succes uitgevoerd,' zei Patrick. Hij voelde<br />

zich alsof hij het bevel voerde over een heel legerkorps.


9<br />

Op een punt waar een rivier zich door een nauwe opening<br />

moet wringen ontstaat een stroomversnelling. Om iedere<br />

seconde evenveel water door die nauwte te krijgen als daar<br />

waar de rivier breed is, moet het water wel sneller gaan.<br />

Patrick had het gevoel dat zijn leven in zo'n stroomver­<br />

snelling was geraakt. In een paar weken balden zich een<br />

massa emoties samen, waardoor het binnen in hem woelde<br />

en kolkte. Hij hield dingen verborgen voor zijn moeder, zijn<br />

grote vriendin, en zijn moeder wist dat. Hij had een meisje<br />

ontmoet waar hij meer om gaf dan om enig meisje daarvoor.<br />

Ze was niet gehandicapt en ze zou dus nooit iets om hem<br />

kunnen geven, daarvan was hij zeker. Hij was betrokken in<br />

een zaak van diefstal, echte misdaad dus. En hij had het<br />

gevoel gekregen dat hij leiding kon geven, dat Tom en Vic­<br />

toria wachtten op wat hij zou beslissen.<br />

Dat was veel tegelijk. En daar was ook nog Tony. Hij<br />

moest T ony helpen om iets van de wereld te zien, om weg te<br />

komen uit zijn kooi. Want een kooi was het, als van een<br />

kanarie, die immers ook goed van voedsel en drinken wordt<br />

voorzien.<br />

Ik moet orde scheppen, dacht Patriek. Orde in mijn ge­<br />

voelens en orde in de dingen die moeten gebeuren. Hij<br />

maakte in zijn hoofd een lijstje.<br />

r. Ik moet Victoria beschouwen als een goede vriendin en<br />

niks méér. (Hij wist diep in zijn hart dat punt één zou misluk­<br />

ken.)<br />

2. Ik moet mijn moeder laten weten dat ze me kan ver­<br />

trouwen en dat ik haar vertrouw.<br />

seum.<br />

3· <strong>De</strong> Metsu moet terug naar het Nieuw Provinciaals Mu­<br />

IlO


4. Alle overgebleven schilderijen moeten zo gauw mogelijk<br />

weg bij de Roerigs.<br />

5. Tony moet mee naar de GENGK.<br />

Punt twee was het gemakkelijkst. Dat regelde hij meteen<br />

de volgende morgen aan het ontbijt. <strong>De</strong> vroege ochtend was<br />

een goed moment; zijn moeder was dan traag van reactie,<br />

zowel haar bewegingen als haar hersens waren dan langzaam.<br />

'<strong>De</strong> kwestie is,' zei Patrick, 'dat ik een meisje heb ontmoet.'<br />

Zijn moeder legde haar mes neer en keek hem aan met<br />

een blik waaraan hij zag dat ze plotseling veel wakkerder<br />

was.<br />

'Ze is doof, blind, ze zit in een rolstoel en ze heeft acht<br />

gouden kiezen.'<br />

'Vooral die gouden kiezen interesseren je,' zei moeder.<br />

'Je bent op haar geld uit.'<br />

'Ze is aardig en ze heeft geen gewone handicap,' zei Patrick.<br />

'Wel een ongewone. Ze heeft een probleem, dat ik<br />

haar help oplossen. En omdat het háár probleem is en niet<br />

het mijne, kan ik je niet alles vertellen .'<br />

'En daarvoor moet je 's avonds om elf uur de deur nog<br />

uit. Daarvoor wil de politie je spreken. Daarom vergeet je<br />

me te vertellen dat Lucie gekidnapt is. Ik begrijp dat het om<br />

een kleinigheid gaat,' zei moeder cynisch .<br />

'Dat zei ik niet.'<br />

'Als het om een grotigheid gaat, vind ik dat ik het moet<br />

weten. Je bent minderjarig.'<br />

'J e moet me vertrouwen,' zei Patrick en er klonk iets<br />

koppigs in zijn stem.<br />

Zijn moeder bekeek hem aandachtig. Hij keek haar recht<br />

in de ogen. Ze zag ineens dat hij dons op zijn bovenlip had,<br />

en een paar blonde haren op zijn kin. Hij was bezig een man<br />

te worden. Hij is meer een man dan veel volwassenen, dacht<br />

ze.<br />

III


'Je weet dat ik meer van je hou dan van iemand anders in<br />

deze wereld,' zei ze, 'en dat ik je meer vertrouw dan wie ook.<br />

Maar ik ben nog verantwoordelijk voor je.'<br />

'Ik doe wat ik vind dat ik moet doen,' zei Patrick.<br />

'Doe je dingen die in strijd zijn met de wet?'<br />

Patrick dacht even na. 'Misschien zou de politie het niet<br />

helemaal eens zijn met wat ik doe. Maar ik doe niets slechts.<br />

Je moet me vertrouwen.'<br />

'Natuurlijk vertrouw ik je, maar je maakt het me moeilijk.<br />

Het zou toch kunnen dat je iets onverstandigs doet.'<br />

Dat is maar al te waar, dacht Patriek, maar hij had, geen<br />

zin die gedachte uit te spreken.<br />

'Gebruik je hersens beter dan ooit,' zei zijn moeder.<br />

Zij had ook iets koppigs, haar zoon had het van niemand<br />

vreemd.<br />

Ze had al jaren geleden besloten dat hij zo zelfstandig<br />

mogelijk zou worden. Er was iets beschermends in de houding<br />

van bijna alle mensen die Patrick kenden. Weinig mensen<br />

schijnen voor honderd procent te kunnen geloven dat<br />

iemand die een handicap heeft toch een krachtige persoonlijkheid<br />

kan zijn, iemand die leiding kan geven, een krachtpatser.<br />

Zij kende haar Patriek. Ze wist wat hij in zijn mars<br />

had. Ze had voor zichzelf gezworen dat hij gerespecteerd<br />

zou worden om alles wat hij wèl had, niet beklaagd om het<br />

enige wat hij niet had, namelijk sterke benen .<br />

. Nu moest zij zelf afstand doen van haar wens om hem te<br />

beschermen. Ze vocht al dagen met zichzelf om dat op te<br />

brengen. Ze werd verscheurd van zorg. Ze had duizend redenen<br />

om hem af te houden van wat hij aan het doen was. Hij<br />

was een kind. Hij had nog niet veel ervaring. Hij kon zichzelf<br />

in ernstige moeilijkheden brengen. Men zou haar verwijten<br />

dat ze hem zijn gang had laten gaan. Niemand kon<br />

van haar verlangen dat ze een jongen van nog geen zestien<br />

alleen liet rondscharrelen in het schemerdonker van wat mag<br />

en wat niet mag. En toch deed ze dat.<br />

112


'Ik vertrouw je,' zei ze. 'Laat me niet langer in ongerust­<br />

heid en onzekerheid dan nodig is.'<br />

Ze is geweldig, dacht Patrick. Wat had Victoria tegen<br />

hem gezegd? Je bent een held, had ze gezegd. Dat was wat<br />

zijn moeder was. Een heldin. Maar hij zei: 'Als ik het won­<br />

denniddel heb gevonden laat ik het je meteen weten.'<br />

Vervolgens moest de Metsu naar het Nieuw Provinciaals<br />

Museum. Dat werd nog diezelfde dag geregeld. Tom en hij<br />

pakten het schilderij in een deken en bonden die achter de<br />

rugleuning van de rolstoel. Daarover gooide Patrick achte­<br />

loos een windjack. Je zag er echt niks van. Vervolgens gin­<br />

gen hij, Tom en Victoria als gewone toeristen het museum<br />

bezichtigen. Ze kochten kaartjes, spraken er hun tevreden­<br />

heid over uit dat het gebouw zo goed toegankelijk was voor<br />

rolstoelen en bewonderden de kunstschatten die het mu­<br />

seum rijk was.<br />

'Een echte Gerard Dou,' zei Patrick met voorgewende<br />

deskundigheid nadat hij met zijn scherpe ogen vanuit de<br />

verte een kaartje had ontcijferd. 'Wat een compositie! Wat<br />

een kracht van schilderen.'<br />

'Nou,' zei Victoria, 'de kunstkenners zijn het erover eens<br />

dat dit een van zijn zwakkere werken is. Er is met name<br />

kritiek op de kleur van de lucht. Te veel grijs.'<br />

baar.<br />

'Waar hebben jullie het over?' vroeg Tom met een ge­<br />

'We bespreken de kwaliteit van het tentoongestelde,'<br />

verklaarde Patrick. 'Zoals je weet zijn wij erkende experts.'<br />

'Met kleurpotloden en ruitjespapier,' grijnsde Tom.<br />

Ze gingen van zaal naar zaal. Bijna overal waren suppoos­<br />

ten, die met belangstelling naar de rolstoel keken, zonder dat<br />

te laten merken, dachten ze. Na een kwartiertje kwamen ze<br />

in een klein zaaltje dat een beetje donkerder was en waar<br />

niemand toezicht hield. Tom wees naar een lege haak aan de<br />

muur.<br />

1I3


'Een prima plek,' vond Victoria.<br />

Ze haalden snel de Metsu uit de deken en hingen hem op.<br />

Hij leek er op zijn gemak te hangen, niks onwennig.<br />

'Nu vlug ervandoor,' vond Victoria.<br />

'Eerst nog een paar zaaltjes bekijken,' was de mening van<br />

Patrick. 'We hebben ervoor betaald. Heel rustig. Geen pa­<br />

niek. Er kan ons niks gebeuren.'<br />

'Het zou een peuleschil zijn om een ander schilderij mee<br />

te jatten,' gebaarde Tom. 'Ik geloof dat ik in het inbrekers­<br />

vak ga.'<br />

N a nog een kwartier waarin ze in een lacherige stemming<br />

kwamen, verlieten ze het museum. Punt drie van Patriek' s<br />

lijstje was afgewerkt.<br />

<strong>De</strong> volgende dag stond op een opvallende plaats in de<br />

kranten dat er opnieuw een ruitje was ingeslagen in het Jan<br />

Steen-museum, nu met het wonderlijke doel om de eertijds<br />

gestolen Reynolds, het schilderij waarvoor onlangs anoniem<br />

een half miljoen was gevraagd, hetzelfde werk dat de heer<br />

Hendriks onder dwang had moeten bekijken op echtheid,<br />

terug te bezorgen. <strong>De</strong> mensen van het museum en van de<br />

verzekering waren natuurlijk verrukt, de politie tastte in het<br />

duister. Patrick werd opnieuw bij inspecteur Saarloos geroe­<br />

pen, deze keer zonder Tom. <strong>De</strong> inspecteur vroeg hem het<br />

hemd van het lijf, maar Patriek zei dat hij geen verstand had<br />

van schilderijen en dat hij niet begreep wat de politie van<br />

hem wilde. <strong>De</strong> zaak was werkelijk mysterieus. Niemand kon<br />

er een touw aan vastknopen. Ook Patrick' s moeder niet. Ze<br />

keek uit haar ooghoeken naar haar zoon en ze was ervan<br />

overtuigd dat hij er iets mee te maken had. Maar wat?<br />

Ze veronderstelde dat hij op mysterieuze wijze achter de<br />

verblijfplaats van het gestolen schilderij was gekomen en<br />

zich tot taak had gesteld het terug te bezorgen. Nou ja, het<br />

was in ieder geval een nobele daad.<br />

Nu punt vier, dacht Patriek. Aan punt één probeerde hij niet<br />

II4


te denken, maar hoe vaker hij met Victoria in aanraking was<br />

des te meer was juist dat punt in zijn gedachten. <strong>De</strong> vijf<br />

overgebleven schilderijen moeten weg bij meneer Roerig.<br />

We kunnen ze niet allemaal vervangen door foto's. Daar<br />

hebben we niet meteen geld voor en het kost te veel rijd.<br />

Die mening werd nog versterkt toen hij een meneer zijn<br />

hoed zag afnemen. Het was een man met een donkere regen­<br />

jas aan en een bril met een zilveren rand op zijn neus. Twee­<br />

maal in de voorbije week had Patrick de man gezien en het<br />

had een belletje doen rinkelen in zijn hoofd. Ik heb hem<br />

eerder gezien, dacht hij, maar hij kon zich niet herinneren<br />

wáár. Tot hij de man opnieuw tegenkwam en die zijn hoed<br />

afnam voor een mevrouw die hij blijkbaar kende. Toen zag<br />

Patrick een ronde schedel met een paar haren er op en hij<br />

herinnerde zich een middag toen hij op weg was naar Victo­<br />

ria (die hij toen nog niet kende), samen met Tom was hij<br />

geweest, toen diezelfde man hen had aangesproken. 'Een<br />

padvinder die zijn goede daad voor vandaaKnog moet doen'<br />

had hij, Patrick, gezegd.<br />

Wat wilde die man? Patrick kon niet vaststellen of hij<br />

echt door de man werd gevolgd, maar het leek ofhij zijn best<br />

deed hem tegen te komen. Zou hij van de politie zijn? Dan<br />

mocht hij in ieder geval niet ontdekken dat Patrick en Victo­<br />

ria elkaar kenden. <strong>De</strong> schilderijen moesten weg, zo gauw<br />

mogelijk.<br />

voor.<br />

Hij maakte een plan en legde het aan Tom en Victoria<br />

'Mijn vader is wel geestelijk afwezig,' zei Victoria, 'maar<br />

dat merkt hij beslist.'<br />

'En wat doet hij dan?'<br />

'Dat weet ik niet.'<br />

'Waarschijnlijks niks,' dacht Patriek.<br />

'Het is een goed plan,' vond Victoria. 'Als vader er moei­<br />

lijk over doet, dan is dat jammer. <strong>De</strong> schilderijen moeten zo<br />

gauw mogelijk terug naar waar ze vandaan komen, daar heb<br />

je groot gelijk in.'<br />

115


Dus werd het plan uitgevoerd. Ze leegden hun portemon­<br />

nees en stelden vast dat ze honderdvijftig gulden bij elkaar<br />

konden brengen. Tom had het meeste, want die spaarde al<br />

een poosje voor een hometrainer. Victoria beloofde dat ze<br />

het geld zo gauw mogelijk terug zou betalen.<br />

'Dat komt wel goed,' zei Patrick en Tom glimlachte zijn<br />

charmantste glimlach.<br />

Tot hun vreugde was het herfstvakantie. Dat gaf hun de<br />

gelegenheid de volgende morgen naar de rommelmarkt te<br />

gaan. Patrick had bedacht dat hij daar wel eens oude, waar­<br />

deloze schilderijen had zien liggen, die je met lijst en al voor<br />

tien of twintig gulden kon kopen. Het is onvoorstelbaar wat<br />

je allemaal op de markt kunt krijgen, nieuwe dingen, half<br />

nieuwe dingen, kostbaar antiek, troep. Ze zagen oude kap­<br />

stokken, verroeste gordijnroeden, stukjes afvoerpijp van<br />

plastic, soms niet langer dan twintig centimeter, hoefijzers,<br />

geribbelde puddingschaaltjes, een verwarmingsradiator uit<br />

de vorige eeuw, lampekappen, keukenstoelen, en tussen dat<br />

alles ook een schilderij in prachtlijst, dat wil zeggen breed,<br />

vol krullen en tierelantijnen, en zeer vuil.<br />

'Wat moet dat schilderij kosten?' vroeg Patrick aan de<br />

man die kennelijk de eigenaar was van de tentoongestelde<br />

pracht.<br />

<strong>De</strong> man sleurde het te voorschijn en bekeek het met ver­<br />

tedering. 'Een echte <strong>De</strong> Koster,' zei hij . 'Geschilderd kort na<br />

de middeleeuwen. 't Heb artistieke waarde èn antiquiteits­<br />

waarde. Tachtig gulden, met de lijst erbij.'<br />

Het schilderij stelde een haven voor, waarin de zee klotste<br />

en golfde alsof het midden op zee was bij windkracht tien.<br />

<strong>De</strong> schilder had waarschijnlijk nooit begrepen waar een ha­<br />

ven voor was. Hij had het water bevolkt met zóveel schepen<br />

dat het ook wat dat betreft met de veiligheid niet pluis was.<br />

Kortom, hij had royaal gebruik gemaakt van de vrijheid van<br />

de kunstenaar om de dingen van hun realiteit te ontdoen.<br />

Maar misschien waren sommige barken en driemasters geen<br />

u6


produkten van zijn hand maar strepen vuil, daar verzameld<br />

op stoffige zolders.<br />

'Zeven en een halve gulden,' zei Patrick.<br />

'Veertig.'<br />

Patrick zei dat het vod met een tientje goed betaald was en<br />

Victoria vroeg met goed gespeelde verbazing wat hij in vre­<br />

desnaam met dat onmogelijke ding wilde.<br />

'Tien gulden, en geen cent meer,' bood Patrick.<br />

'<strong>De</strong> lijst alleen is het dubbele waard,' zei de marktkoop­<br />

man. 'Nou, neem maar mee, voor een tientje en een knaak.'<br />

Patrick betaalde de man twaalf en een halve gulden en het<br />

schilderij werd voor zijn voeten op de stoel gezet. Ze gingen<br />

verder en ze slaagden erin nog drie meesterwerken te kopen,<br />

voor een totaalbedrag van zestig gulden. Vier was genoeg,<br />

want Victoria had nog een foto reproduktie klaar staan van<br />

een prachtig schilderij van Willem Maris. Met hun buit gin­<br />

gen ze richting Witte de Witstraat, waar ze de schilderijen<br />

tijdelijk in de kelder van de Roerigs zouden opslaan. Tot<br />

Patrick' s ergernis kwamen ze weer de man met de hoed te­<br />

gen. En hij sprak hen nog aan ook, net als de eerste keer.<br />

hij .<br />

'Zo, jongelui, gaan jullie in de schilderijenhandel?' grapte<br />

'We krabben de doeken af en gebruiken ze opnieuw,' zei<br />

Patrick. 'Ik heb schilderles.'<br />

'Zo zo,' zei de man. 'Wat interessant. Afkrabben, hè?<br />

Maak je vorderingen?'<br />

'Ik schilder met mijn voeten,' zei Patrick. 'Dat doen alle<br />

gehandicapten, zoals u natuurlijk weet.'<br />

Tom wendde zich af om in de kraag van zijn jas te lachen,<br />

maar Victoria holde ineens weg, het schilderij dat ze bij zich<br />

had onhandig onder haar arm.<br />

'Hé, Vi . . . '<br />

Op het laatste moment bedacht Patrick dat die meneer<br />

niet hoefde te weten wat haar naam was.<br />

'Hé, vissebekje,' riep hij, niet erg hoffelijk maar het was<br />

het enige wat hem te binnen schoot.<br />

117


<strong>De</strong> meneer stond er ongemakkelijk bij. Hij wist niks zin­<br />

nigs te zeggen, lichtte zijn hoed en liep door. Patrick en Tom<br />

gingen achter Victoria aan en haalden haar dicht bij haar<br />

huis in.<br />

'Wat heb je?'<br />

'J e mag zulke dingen niet zeggen.'<br />

Ze had een vuile streep over haar gezicht, waarschijnlijk<br />

opgelopen bij een te innige omhelzing met een van de schil­<br />

derijen van de markt. Patrick zag dat er nu door die vuile<br />

plek een voortje liep, daarin gegroefd door een traan. Hij<br />

begreep het niet. Waarom huilde ze? Om dat 'vissebekje'?<br />

Nee, natuurlijk niet. Ze was weggehold toen hij een grap had<br />

gemaakt over zijn handicap. Kon ze daar niet tegen? Waar­<br />

om niet?<br />

Geen ogenblik kwam de gedachte bij hem op dat ze er<br />

niet tegen kon omdat het om hém ging. Dat die traan was<br />

omdat ze niet wilde dat hij ongelukkig was. Dat kon hij<br />

geloven van zijn moeder, die hij soms nog op een traan be­<br />

trapte, al deed ze haar best ze weg te houden. Dat maakte hij<br />

bij tijd en wijle mee van zijn tante Saskia, een zuster van zijn<br />

vader, die de enkele keer dat ze hem zag tranen van medelij­<br />

den vergoot en zich daarna tegoed deed aan de taartjes die<br />

zijn moeder voor haar kocht. Hij haatte het mens.<br />

Ach, natuurlijk, het was om T ony. Ze had gedacht dat die<br />

niet eens met zijn voeten zou kunnen schilderen. Terwijl hij<br />

vroeger zo van tekenen hield. Stom van hem. Hij moest zijn<br />

grote klapper wat vaker dichthouden.<br />

'Sorry,' zei hij . 'Ik dacht niet aan Tony.'<br />

'Ja, Tony,' zei Victoria. Ze was blij dat hij haar gedrag<br />

daarop gooide. 'Je hebt nog niet eens een leeskaart voor hem<br />

gemaakt, zoals je beloofd hebt.'<br />

'Ik zal het vanavond doen.'<br />

Victoria kon zichzelf wel slaan. Hij deed alles voor haar.<br />

Hij nam risico's. Hij bedacht plannen. Hij had de schilderij­<br />

en teruggevonden. Hij kocht van zijn zakgeld meesterwer-<br />

II8


ken van <strong>De</strong> Koster. Hij was de enige die Tony had laten<br />

lachen. En het enige wat zij kon zeggen was: 'Je hebt geen<br />

leeskaart gemaakt.'<br />

'Ik ben een trut,' riep ze en meteen holde ze weer weg, nu<br />

om de sleutel van de kelder te gaan halen.<br />

Natuurlijk keek Patrick elke dag nauwletted in de krant of<br />

er iets werd geschreven over de teruggebrachte schilderijen.<br />

<strong>De</strong> Metsu werd pas ontdekt twee dagen nadat ze hem het<br />

museum binnen hadden gesmokkeld. Althans, er werd pas<br />

na twee dagen over geschreven. Ook van die vondst werd<br />

uitvoerig in de krant melding gemaakt. En er werd natuur­<br />

lijk driftig gespeculeerd over het hoe en wat. Wie was de<br />

mysterieuze dief die eerst kostbare wer_ken stal, ze daarna te<br />

koop aanbood, maar voordat daarover een beslissing was<br />

genomen ze vrijwillig terugbracht? En hoe was hij of zij er in<br />

geslaagd de Metsu het museum in te krijgen? Het werd de<br />

bezoekers niet toegestaan grote tassen mee te nemen in de<br />

tentoonstellingsruimte. Die moesten in de garderobe wor­<br />

den afgegeven. <strong>De</strong> krant die Patrick las suggereerde dat wel­<br />

licht een van de eigen mensen van het museum bij de zaak<br />

betrokken was.<br />

<strong>De</strong> drie samenzweerders genoten van al die speculaties.<br />

Zij waren de enigen die wisten hoe het zat. Dat wil zeggen,<br />

dat dachten ze. Ze voelden zich goden op de Olympus, die<br />

neerzagen op het ijverige, maar dom aandoende gewriemel<br />

van de mieren onder zich. Ze voelden zich sterk als Goliath<br />

en vooral slim als David. Ze hadden de touwtj es in handen.<br />

Hun borstkas zwol en ze haalden diep adem.<br />

T ot de krant van donderdag verscheen. Daarin stond met .<br />

een grote kop op de voorpagina: DE METSU IS EEN VER­<br />

VALSING. En breed werd in het artikel uitgemeten dat het<br />

beroemde werk van Gabriël Metsu 'Kind aan het raam' , dat<br />

indertijd uit het Nieuw Provinciaals Museum was gestolen<br />

en een paar dagen geleden op onverklaarbare wijze terug


was gebracht, een knappe vervalsing was. <strong>De</strong> directeur van<br />

het museum verklaarde met stelligheid dat het gestolen werk<br />

echt was geweest. Hij vond het een macabere grap om een<br />

vervalsing terug te brengen. Een dure grap ook, trouwens.<br />

Want de vervalsing was met grote zorg en met grote des­<br />

kundigheid geschilderd. Met het blote oog was niet te zien<br />

dat het een vervalsing betrof.<br />

Natuurlijk had men onmiddellijk in het Jan Steen-mu­<br />

seum ook de weer opgedoken Reynolds aan een grondig<br />

onderzoek onderworpen. Maar dat werk bleek wel degelijk<br />

het echte te zijn. En dus, besloot de krant, werd de zaak van<br />

de gestolen schilderijen hoe langer hoe vreemder.<br />

Weg Olympus. Ze tuimelden naar beneden volgens een<br />

nieuwe wet van Newton, die zegt dat zelfvertrouwen gelijk<br />

is aan verbeelding gedeeld door werkelijkheid. Ze voelden<br />

zich bij de neus genomen. Ze waren niks wijzer dan de poli­<br />

tie, de directeur van het museum, de mensen van de krant.<br />

'Het schilderij moet verwisseld zijn hij die Veenmannen,'<br />

zei Victoria. 'Bij ons is het niet gebeurd.'<br />

Patrick schudde zijn hoofd. 'Dat geloof ik niet. Dat is niks<br />

voor de Veenmannen. Daar zijn het geen mensen voor.'<br />

'Hoezo niet?'<br />

"k Weet niet. Het is te subtiel voor ze. Ze zijn ruwer. Ze<br />

zouden niet op de gedachte komen. En áls ze op de gedachte<br />

kwamen zou het minder netjes zijn uitgevoerd!<br />

Victoria keek naar haar nagels, waarop ze de laatste<br />

maand niet meer had gebeten. Haar handen waren nu veel<br />

langer, leek het, ze stelde met genoegen vast dat ze eigenlijk<br />

best mooie handen had. Zou Patrick dat ook vinden? Een<br />

oplossing voor de vervalsing van de Metsu kon ze er niet in<br />

lezen.<br />

Tom probeerde te fluiten. Het was een afgrijselijk geluid,<br />

want hij hoorde niet wat hij deed.<br />

Patrick zei: 'Zou je willen proberen een konijn na te doen<br />

in plaats van een ekster in doodsnood?'<br />

120


'Maken konijnen geen geluid?' vroeg Tom, vriendelijk<br />

gebarend.<br />

'Ik snap er geen bliksem van,' zei Patrick.<br />

'Ik ook niet, maar dat geeft niet,' gebaarde Tom. 'Ik be-<br />

grijp ook niet hoe de televisie werkt.'<br />

'Dat is wat anders.'<br />

'Waarom is dat wat anders?'<br />

'Omdat je een boek kunt kopen en lezen hoe dat zit met<br />

de televisie. Er is geen boek te koop waarin staat wie de<br />

Metsu heeft vervalst.'<br />

Tom glimlachte. 'Jij komt natuurlijk morgen weer met<br />

een briljant idee,' meende hij.<br />

'Telefoon voor je,' zei moeder met haar hoofd om de deur<br />

van Patrick's kamer. 'Ene Victoria. Is ze dat? '<br />

'Dat is ze.'<br />

Hij racete naar de woonkamer en nam de hoorn. 'Met<br />

Patrick.'<br />

'We hadden in het rommelkamertje een ouwe kist staan,'<br />

zei Victoria, 'met wat dekens er in. Die dekens heb ik onder<br />

mijn bed gesmeten en de kist heb ik naar de kelder gezeuld.<br />

<strong>De</strong> schilderijen passen erin. Ik heb ze met veel kranten inge­<br />

pakt om ze goed te beschermen. Ze zijn vast een miljoen<br />

waard.'<br />

'Ja,' zei Patrick.<br />

'Ons plan om ze met een bakfiets op te halen kan niet<br />

doorgaan.'<br />

'Waarom niet?'<br />

'Ons huis wordt in de gaten gehouden.'<br />

Daar had je het gedonder. Ze waren te laat. Patrick had<br />

steeds geweten dat ze moesten opschieten met het weghalen<br />

van de schilderijen.<br />

'Politie?' Hij keek met een scheefhoofd naar zijn moeder.<br />

Had ze het gehoord? Natuurlijk had ze het gehoord.<br />

'Ik weet niet of het de politie is,' antwoordde Victoria.<br />

'Het lijkt er niet erg op. Meestal slentert er een vent van<br />

I21


een jaar of twintig, vijfentwintig rond met een roodbruin<br />

geruite jack aan. Soms een wat jongere kerel. Een enkele<br />

keer een man die eerder vijftig is.'<br />

'Zijn ze er altijd?'<br />

'N ee. Althans, ik zie ze niet altijd.'<br />

'Hoe weet je dat ze op jullie huis letten en niet op de<br />

buren?'<br />

'Weet ik niet. Voel ik aan m'n eksterogen.'<br />

'Wie staat er nu? '<br />

'Het geruite jack.'<br />

'Ik ga even voorzichtig kijken,' zei Patrick. 'Met Tom.<br />

Zonder dat ze het merken. Ik bel je straks terug.'<br />

aan.<br />

Hij legde de hoorn op de haak. Zijn moeder keek hem<br />

'Wáár ga je voorzichtig kijken?' informeerde ze achter­<br />

dochtig.<br />

bij.'<br />

'In een straat. Op klaarlichte dag. Geen sikkepit gevaar<br />

'H'm,' zei moeder.<br />

Patrick trok zijn jas aan en haalde Tom af. Samen gingen<br />

ze naar de Witte de Witstraat, dat wil zeggen ze gingen naar<br />

het terrein van de verlaten fabriek van Doreman en Co dat<br />

met een schutting aan de Witte de Witstraat grensde. Tom<br />

had bedacht dat ze van daaruit ongemerkt die straat konden<br />

bespieden. Patrick zag de hoge schutting en wist dat hij daar<br />

nooit overheen zou kunnen kijken.<br />

'Klereklotekankerzooi,' mompelde hij .<br />

Tom trok vragend zijn wenkbrauwen op .<br />

. 'Ik ga wel voorop,' zei Patrick moedeloos. Zijn stan­<br />

daardgrap, al lang niet meer leuk. Tom lachte niet, hij ging<br />

naast de rolstoel op de grond zitten.<br />

Patrick had jaren gehad waarin hij op momenten als deze<br />

in een zwart gat viel, waar hij dagen niet uitkwam. Dagen<br />

van machteloos, eenzaam protest, uitgevochten in een grau­<br />

we wereld van ontmoediging en toekomstloosheid. Dagen<br />

122


waarin iedere seconde een minuut leek, iedere minuut een<br />

uur. Dagen waarin hij hoopte dat hij een ongeneeslijke ziekte<br />

zou oplopen, liefst door de schuld van iemand anders,<br />

zodat hij met een verwijt op zijn lippen tragisch dood zou<br />

kunnen gaan.<br />

Hij was die depressies te boven gekomen. Hij was gaan<br />

inzien dat hij een volwaardig leven kon leiden, ook al kon hij<br />

niet over schuttingen klimmen. Hij had gemerkt dat ook<br />

mensen bij wie alles goed functioneert vaak gehandicapt<br />

zijn, door domheid, door zelfbeklag, door afwezigheid van<br />

zelfspot, door dikdoenerij, door zelfzucht. Hij had begrepen<br />

dat er veel mensen waren met wie hij niet zou willen ruilen,<br />

ook al hadden ze de benen van een kampioen hardloper.<br />

Maar op momenten waar hij vroeger in een depressie zou<br />

zijn gegleden, zoals nu, had hij nog de herinnering aan die<br />

depressies. Het was alsof hij de nevelige velden waarin hij<br />

vroeger had moeten dwalen nog zag liggen, mistroostigheid<br />

op een pas afstand.<br />

'Ga eens kijken,' zei hij tegen Tom.<br />

Zijn vriend met de zachte ogen en de weemoedige glimlach<br />

kende hem door en door. Hij wist wanneer hij er moest<br />

zijn en tegelijk niet zijn. <strong>De</strong> doofstomme wist wanneer hij<br />

moest zwijgen.<br />

Langzaam kwam hij overeind. Hij keek Patrick aan. Die<br />

.<br />

knikte. 'Vertoon je kunsten.'<br />

Met lenige bewegingen klom Tom tegen de schutting op.<br />

Geruisloos ook nog. Kleine richeltjes waren genoeg voor<br />

zijn dunne vingers, een verroeste, half uitstekende spijker<br />

bood steun voor zijn zoekende voet. Hij heeft iets van een<br />

aap, dacht Patrick, zo'n kleintje, een resus-aapje.<br />

T om loerde over de rand van de schutting. Lang had hij<br />

niet nodig. Met een lenige sprong kwam hij naar beneden en<br />

bracht verslag uit.<br />

'<strong>De</strong> oudste broer van Gert,' gebaarde hij. '} acob Veen-<br />

,<br />

man.<br />

123


'Ah.'<br />

't Was niet verwonderlijk, al met al. <strong>De</strong> Veenmannen<br />

waren de schilderijen kwijt. Ze wisten niet hóe, maar ze wis­<br />

ten wel waar ze vandaan kwamen. Misschien was daar meer<br />

te halen.<br />

'Het verwondert me dat ze niet hebben ingebroken bij<br />

Roerig,' peinsde Patrick.<br />

'Te moeilijk misschien,' vond Tom. 'Er is maar één deur<br />

en die is zwaar beveiligd, heb je dat gezien? Het is drie hoog<br />

en er zijn geen balkons. Daar kom je niet gemakkelijk in.<br />

Meneer Roerig neemt geen risico's meer in zijn leven. Vei­<br />

ligheid voor alles.'<br />

Patrick knikte. Dat moest het zijn. <strong>De</strong> Veenmannen<br />

wachtten er liever op of dat meisje met de spillebenen op­<br />

nieuw met een schilderij naar buiten zou komen.<br />

Ze gingen terug naar huis. Patriek belde Victoria op en<br />

vertelde wie haar in de gaten hield.<br />

'Enig,' zei ze. 'Ik ben dol op die kerel.'Onzichthaar voor<br />

Patrick wreef ze over haar hoofd, waar nog steeds een ge­<br />

voelige plek zat. 'Wat doen we nu? <strong>De</strong> schilderijen moeten<br />

weg en we kunnen ze de deur niet uitkrijgen.'<br />

'Ik denk erover na,' zei Patrick. 'Als ik wat kan verzinnen<br />

bel ik je op.'<br />

Het was niet Patrick die iets verzon, het was Victoria zelf.<br />

Voor er een half uur voorbij was belde ze Patrick opnieuw<br />

op. 'Willem van Schuppen,' zei ze.<br />

Willem van Schuppen? 0 ja, de vrachtauto-chauffeur,<br />

die van het ongeluk.<br />

'Ik had zijn telefoonnummer op de rand van een krant<br />

geschreven. Ik heb het gevonden in mijn bureautje. Ik heb<br />

hem opgebeld. Laat hij nou thuis zijn. Ik heb gevraagd ofhij<br />

een kist voor me wil vervoeren. Dat wilde hij. 't Is een aardi­<br />

ge vent. Hij komt morgen tussen vier en vijf, als mijn vader<br />

niet thuis is.'<br />

'Geniaal,' zei Patrick. 'Tom en ik zullen er ook zijn.'<br />

124


'Dan ziet die Veenman jullie naar binnen gaan.'<br />

'Dat moet dan maar.'<br />

Willem van Schuppen was een man van zijn woord. Om<br />

kwart over vier reed hij voor met een klein model vrachtau­<br />

to. Hij was nog zwaarder geworden dan Victoria zich her­<br />

innerde van enkele jaren eerder. Zijn gezicht was rood ver­<br />

brand, omdat hij net terug was van een reis naar Zuid Italië,<br />

naar hij zei. Hij vertelde dat hij een poosje eerder een foto<br />

van Victoria in de krant had gezien. Iemand had het Stads­<br />

blad voor hem meegebracht, omdat hij die familie Roerig<br />

immers kende.<br />

'Iemand had je neergeslagen,' zei hij. 'Hoe gaat het nou?<br />

Ik had nog op willen bellen, maar ja, daar komt het dan niet<br />

van. ,<br />

Patrick liep op zijn krukken naar het raam, waar vitrage<br />

voor hing zodat hij van buiten niet gezien kon worden.<br />

'<strong>De</strong> vent die Victoria die klap op haar hoofd heeft gege-<br />

ven staat daar in de straat,' zei hij droogjes.<br />

Van Schuppen kwam naar het venster.<br />

'Die daar, met dat rood-bruine jack aan.'<br />

'Waarom heeft hij dat gedaan? Waarom staat hij daar?<br />

Waarom rekent de politie hem niet in?'<br />

'Weet ik niet. Ze kunnen het niet bewijzen, denk ik.'<br />

Hoofdschuddend keek Willem van Schuppen nog een<br />

ogenblik naar Veenman, een krachtig uitziende knaap, met<br />

bakkebaarden tot midden op zijn wang. Een meisje als Vic­<br />

toria op haar hoofd slaan, hij had er geen woorden .voor.<br />

'Er staat een kist in de kelder die naar het station moet,'<br />

zei Victoria. 'Naar het loket waar je koffers in bewaring<br />

geeft. Heet dat niet het depot? Ik kan niet mee, want ik moet<br />

op Tony passen. Misschien wilt u het ontvangstbewijs op­<br />

sturen.'<br />

'Da's prima,' zei Wil1em.<br />

Hij ging met Victoria en Tom naar de kelder. Patriek<br />

12)


leef bij Tony. Hij zat op een krukje bij het raam en zag hoe<br />

Jacob Veenman een sigaret draaide Even later kwam Van<br />

Schuppen naar buiten, de kist op zijn schouder. Victoria en<br />

T om lieten zich niet zien. Veenman kwam een stapje dich­<br />

terbij en volgde met grote belangstelling de bewegingen van<br />

de vrachtrijder. Die opende de achterdeur van zijn voertuig<br />

en zette de kist erin. Hij sloot de deur weer. Tot zijn ver­<br />

bazing -zag Patrick hem daarna in de richting van Jacob<br />

Veenman lopen, net toen Tom en Victoria binnenkwamen.<br />

Patrick wenkte ze haastig naar het raam. Van Schuppen zei<br />

wat. Tom tuurde naar zijn lippen.<br />

'Als ik het goed zie zegt hij dat hij het niet op heeft met<br />

kinderlokkers,' gebaarde hij en Patrick vertaalde dat weer<br />

voor Victoria. 'J acob Veenman zegt dat hij op kan donde-<br />

ren. ,<br />

'Dit was niet de bedoeling,' zuchtte Patrick. 'Nu ver­<br />

moedt Veenman dat de vrachtauto, en dus de kist, met Vic­<br />

toria te maken heeft en dus gaat hij de vrachtauto volgen.<br />

Die motorfiets op de hoek is vast van hem.'<br />

'Klopt,' zei Victoria.<br />

'Dat mag niet gebeuren. Tom, je moet erheen. Of nee, je<br />

kunt niet met Willem praten. Victoria . .. '<br />

Maar Tom greep hem bij zijn haar en draaide zijn gezicht<br />

weer naar het raam. Ze zagen dat Willem van Schuppen<br />

geweldig uithaalde en de sterke J acob Veenman een opla­<br />

waai verkocht waarvan hij languit in de berm belandde.<br />

Daarna werd hij aan het rood-bruine jack omhoog gesleurd,<br />

omgedraaid en hij kreeg nog een formidabele trap tegen zijn<br />

niet geringe achterwerk. Nu was de echte wet van Newton<br />

in werking, die zegt dat een kracht uitgeoefend op een massa<br />

een versnelling veroorzaakt. Hij maakte een paar snelle pas­<br />

sen, struikelde, botste met zijn hoofd tegen de kalende aca­<br />

cia. Opnieuw viel hij.<br />

Willem van Schuppen wreef met zijn hand over de vuist<br />

die de eerste slag had toegebracht, wierp de verslagene een<br />

126


10<br />

'Het bezit van de zaak is het eind van 't vennaak', zegt een<br />

oud spreekwoord. We willen iets bereiken en onze vreugde<br />

ligt erin dat voor elkaar te krijgen; we denken er niet over<br />

wat we doen als onze droom in vervulling is gegaan. We<br />

veronderstellen dat de wereld voor ons open gaat als we het<br />

eindexamen hebben gehaald. Als die dag is gekomen zijn we<br />

blij, we hangen onze schooltas uit het raam of aan de vlagge­<br />

stok, we vieren feest, en pas als de vuile glazen op het aan­<br />

recht staan denken we: en nu? <strong>De</strong> vreugde ebt weg en komt<br />

pas terug als we ons een nieuw doel hebben gesteld.<br />

Patrick staarde uit het raam en zag zonder echt te kijken<br />

hoe een traag regentje de laatste bladeren van de bomen<br />

weekte en ze vastplakte op het wegdek. Geen vrolijke war­<br />

reling, geen laatste dans van de bruine vlinders in een on­<br />

stuimige herfststorm, het was meer een lamlendig opgeven<br />

van de strijd door de bomen, die kaalgeplukt de komende<br />

winter moesten trotseren. Een koude regen, die een huive­<br />

ring langs je ruggewervels stuurde, die zelfs de meest solide<br />

jas op den duur doorweekte, die je iedere lust ontnam om de<br />

straat op te gaan.<br />

Trouwens, wat moest hij daar zoeken? Iedere activiteit<br />

die hij kon bedenken leek nutteloos, iedere handeling over­<br />

bodig. Hij probeerde te bedenken wat hij een jaar geleden op<br />

een dag als deze zou hebben gedaan. Misschien zou hij naar<br />

de bibliotheek zijn gegaan om iets interessants op te zoeken<br />

voor zijn werkstuk. Hij deed altijd erg zijn best op werk­<br />

stukken; op het laatste, dat ging over het onderwerp slapen.<br />

had de leraar geschreven: 'Dit werkstuk is een pronkstuk'.<br />

Nu was hij weer met iets bezig, over de evolutietheorie van<br />

128


minachtende blik toe en reed weg. Langzaam krabbelde J a­<br />

cab Veenman overeind. Hij voelde voorzichtig aan zijn hil­<br />

len, wat de drie hoven uitermate amusant vonden. Hij liep<br />

voetje voor voetje naar zijn motor en probeerde erop te gaan<br />

zitten. Dat bleek helemaal niet te bevallen. Hij kwam er weer<br />

af en betastte opnieuw het getroffen lichaamsdeel. Daarna<br />

liep hij langzaam de straat uit.<br />

<strong>De</strong> drie boven vielen hikkend van het lachen in hun stoe­<br />

len, wat ook bij Tony grote agitatie en veel hoofdbewegin­<br />

gen veroorzaakte.<br />

'<strong>De</strong> schilderijen zijn het huis uit,' zei Victoria.<br />

Patrick gluurde achter het gordijn dat de muur bedekte.<br />

Hij zag dat <strong>De</strong> Koster en de zijnen er hingen.<br />

'Wat zei je vader ervan?'<br />

'Volgens mij heeft hij het nog niet gezien. <strong>De</strong> gordijnen<br />

zijn tegenwoordig bijna altijd dicht.'<br />

'Die hele actie op de markt was dus eigenlijk overbodig,'<br />

zei Patrick. 'We hadden ook krantefoto's op karton kunnen<br />

plakken en die op kunnen hangen.'<br />

'Misschien wel,' zei Victoria.<br />

Hoe dan ook, punt vier van mijn lijstje is afgewerkt, dacht<br />

Patrick. Nu nog punt vijf.<br />

'En punt één?' fluisterde een klein duiveltje in zijn oor.<br />

'En punt één?'<br />

127


Darwin, wat best boeiend was, maar hij kon er de ware be­<br />

langstelling niet voor opbrengen. Wat stelde zo'n werkstuk<br />

nou voor? Uiteindelijk schreef je alles over uit boeken die<br />

door anderen waren geschreven, je bedacht niks echt zelf.<br />

Waardeloos.<br />

Tom was deze week met zijn klas in België. Ze gingen<br />

kerken bekijken in Gent en in Brussel en grotten in de Ar­<br />

dennen. En Victoria? Ach, wat kon hem die griet schelen.<br />

Er gebéurde niks meer, dat was het 'm. Er was geen span­<br />

ning meer. Er werden geen schilderijen meer gestolen. Hij<br />

werd niet meer bij de politie geroepen. Lucie was al in geen<br />

weken meer ontvoerd. Saai, dat was het.<br />

Ze hadden nog een hoop pret gehad toen ze de schilderij­<br />

en vanuit het depot op het station terug hadden bezorgd. Dat<br />

was lachen geweest. Tenminste, achteraf. Want het was ook<br />

wel hartstikke spannend geweest, hij had geregeld geen hon-<br />

o ger gehad vanwege de vlinders in zijn buik.<br />

Ze hadden steeds één schilderij uit de kist gehaald en de<br />

rest teruggegeven in depot. Dat had kunnen opvallen, maar<br />

gelukkig waren er steeds andere mannen aan het loket ge­<br />

weest. Hoe dan ook, niemand had er erg in gehad dat zij het<br />

waren die ervoor zorgden dat er om de paar dagen een ver­<br />

baasd verhaal in de krant had gestaan. Het grootste en moei­<br />

lijkst te vervoeren schilderij van de vijf die Willem van<br />

Schuppen voor hen naar het stationsdepot had gebracht, was<br />

er een van Jan Toorop, met de titel 'Kastanje aan het water ­<br />

studie in navolging van de pointillétechniek van Seurat'. Het<br />

doek werd inderdaad bijna helemaal in beslag genomen door<br />

een kastanjeboom, geschilderd met een heleboel kleine stip­<br />

jes, die je eigenlijk alleen goed kon onderscheiden als je door<br />

je oogharen keek. Ze hadden het werk opnieuw in de kelder<br />

van het Jan Steen-museum gezet, waarbij er voor de derde<br />

maal een ruitje had moeten sneuvelen. Maar tenslotte kwam<br />

het doek ervandaan en het was meneer Hendriks vast wel<br />

een ruitje waard om het terug te hebben. Ze hadden er trou-


wens een hartelijk briefje bijgevoegd, getypt op een oude<br />

schrijfmachine van Tom, waarin stond dat hij het kreeg als<br />

vergoeding voor de aangedane last tijdens de ontvoering, en<br />

dat ze hoopten dat hij van zijn kant zijn dochtertje (was haar<br />

naam niet Lucie?) twintig repen chocolade zou geven. <strong>De</strong><br />

kranten hadden daar allemaal uitgebreid verslag van gedaan<br />

en Lucie had de repen gekregen. Daar hadden de jonge samenzweerders<br />

zelf nog van geprofiteerd, want Lucie was<br />

niet krenterig.<br />

Het tweede schilderij, dat waarvan Victoria indertijd al<br />

een gefotografeerde reproduktie had gemaakt, was van Willem<br />

Maris, 'Portret van een meisje'. Dit kunstwerk hadden<br />

ze een paar dagen later bij de burgemeester persoonlijk bezorgd.<br />

<strong>De</strong> burgemeester woonde in een huis met een enorme<br />

tuin eromheen, · meer een park, en in die tuin stond een<br />

prieeltje. Daarin hadden ze op een avond de Willem Maris<br />

neergezet, verpakt in plastic, en omdat de burgemeester in<br />

de gure herfstdagen dat tuinhuisje wellicht niet dagelijks bezocht<br />

hadden ze hem een brief geschreven waarin hem werd<br />

aangeraden een kleine excursie naar dat gebouwtje te ondernemen.<br />

Ze hadden ook vermanend geschreven dat de musea<br />

in zijn gemeente hun kunstschatten niet zo moesten laten<br />

slingeren en dat de politie wat ijveriger moest zijn met de<br />

opsporing. Patrick en Victoria hadden bij het opstellen van<br />

dit geschrift gevonden dat het wat ver ging, maar Tom had<br />

staan dansen van plezier en dus hadden ze het maar laten<br />

staan. <strong>De</strong> brief, die was ondertekend met het woord 'antidief<br />

werd in zijn geheel in de kranten afgedrukt en de stad<br />

amuseerde zich kostelijk. Er werd even gesuggereerd dat de<br />

twee teruggegeven werken waarschijnlijk vals waren, net als<br />

de Metsu, maar onderzoek wees uit dat ze zo echt waren als<br />

de burgemeester zelf, en hoe echt die was bleek uit het plezier<br />

waarmee hij de ene persconferentie na de andere gaf.<br />

Het drietal kreeg de smaak te pakken. Het derde schilderij,<br />

'Kaïn's berouw', waarschijnlijk geschilderd door een<br />

130


leerling van Rembrandt in het midden van de zeventiende<br />

eeuw, werd door van Gend en Loos bezorgd bij de dominee<br />

van de gereformeerde kerk. Ook dit was grotendeels een<br />

verzinsel van Tom, wiens ouders gereformeerd waren en die<br />

in een voortdurend conflict met zijn ouders was ofhij 's zon­<br />

dags naar de kerk moest of niet. Hij hield stug staande dat hij<br />

het gesprokene niet kon verstaan, wat zijn vader en moeder<br />

sterk in twijfel trokken vanwege zijn bekwaamheid in het<br />

liplezen, terwijl ze bovendien betoogden dat zelfs als hij hier<br />

en daar wat miste het samenzijn in de kerk toch zijn beteke­<br />

nis had. Vooralsnog was de strijd onbeslist, want Tom ging<br />

ongeveer om de week.<br />

<strong>De</strong>ze keer maakte hij geen enkel bezwaar om de dienst bij<br />

te wonen. Want in de brief aan de dominee hadden ze ge­<br />

schreven dat hij, natuurlijk een uitmuntend kenner van het<br />

achtste gebod, gebukt moest zijn gegaan onder het verdwij­<br />

nen van de schilderijen. (Het achtste gebod van de wet van<br />

Mozes zegt dat je niet mag stelen.) <strong>De</strong> dader had berouw,<br />

evenals de op het kunstwerk afgebeelde Kaïn, die het zesde<br />

gebod had overtreden (je mag niemand vermoorden) . <strong>De</strong><br />

dominee wilde misschien wel zo vriendelijk zijn om het<br />

schilderij terug te laten bezorgen bij het museum dat er de<br />

rechtmatige eigenaar van was. Verder had de ondertekenaar<br />

van de brief nog een verzoek, namelijk of de predikant de<br />

volgende zondag wilde preken over een zin die te vinden<br />

was in Genesis 4 vers IO, waar staat: 'Wat hebt gij gedaan?'<br />

<strong>De</strong> naam van de ondertekenaar van de brief was deze keer<br />

'zondaar'.<br />

Opnieuw besteedden de kranten uitvoerig aandacht aan<br />

het terugbezorgde schilderij en het begeleidende schrijven,<br />

waar Patriek en de zijnen onbedaarlijke pret om hadden. En<br />

ze hadden nog meer plezier toen Tom twee dagen later<br />

meldde dat de dominee had gepreekt over de tekst die staat<br />

in Johannes 9 vers 2), waar staat: 'Ofhij een zondaar is, weet<br />

ik niet.' En tijdens de preek had hij wel tien keer geroepen:<br />

131


'wat hebt u gedaan?' Maar toen Patrick en Victoria vroegen<br />

wat de dominee verder had gezegd moest hij het antwoord<br />

schuldig blijven; zoals gewoonlijk had hij weinig van de<br />

preek begrepen.<br />

Ze waren steeds vermeteler geworden. Het vierde schil­<br />

derij was van Sj. van der Vooren, het enige moderne werk<br />

van de zeven die meneer Roerig indertijd had ontvreemd.<br />

Het heette eenvoudigweg 'Compositie' en het stelde niks<br />

begrijpelijks voor. Het waren vooral kleuren die bij elkaar<br />

waren gebracht, blauw, geel, rood, wit, met een dikke, roya­<br />

le kwast. Patrick vond er niks aan. Tom vond het prachtig.<br />

Ook Victoria was van het schilderij gaan houden in de loop<br />

van de jaren. Ze zei dat ze het voor zichzelf altijd 'nacht­<br />

zeilen' noemde, want het werk riep bij haar de gedachte op<br />

aan een zeilschip dat bij woeste zee in de nacht op weg is naar<br />

een belangrijke bestemming.<br />

Die zelfbedachte titel had Patrick op een idee gebracht.<br />

<strong>De</strong> mevrouw die soms bij hen schoonmaakte deed datzelfde<br />

werk voor de winkel in scheepsbenodigdheden, de water­<br />

sportwinkel die hun stadje rijk was. Aan de achterkant van<br />

die winkel, op een geheim plaatsje, hing een sleutel aan een<br />

spijker, niet te vinden als je het niet wist. Maar Patrick wist<br />

het, want hij had de schoonmaakster hem er een keer af zien<br />

nemen, toen ze samen op weg waren geweest naar hun huis<br />

en zij even een doos met schoonmaakspullen in de winkel<br />

had gezet. Met behulp van die sleutel slopen ze op een avond<br />

de zaak in en installeerden het schilderij van Van der Vooren<br />

in de etalage. Ze verplaatsten de blokken, harpjes en kom­<br />

passen die er lagen, zodat het doek alle ruimte had en de<br />

voorbijgangers meteen zou opvallen. Ook de eigenaar van<br />

de watersportwinkel kreeg natuurlijk een brief, die voor<br />

hem werd klaargelegd op de toonbank. Ze schreven dat de<br />

schilderkunst op het water zelden werd beoefend, daarente­<br />

gen wel vaak aan het water. Hoeveel kunstwerken waren<br />

niet gemaakt van meren, rivieren, slootjes en zeeën? Daar-<br />

132


om kon het haast niet anders of hij , eigenaar van een water­<br />

'sportwinkel, hield veel van de beeldende kunsten. Hij wilde<br />

wel zo vriendelijk zijn dit schilderij, dat zo kennelijk was<br />

geïnspireerd door een storm op de oceaan, terug te bezorgen<br />

bij het museum dat er de rechtmatige eigenaar van was. Het<br />

schilderij was op drift geweest, zei de brief, het had een tijd<br />

rondgezwalkt zonder baken, zonder vuurtorens, maar nu<br />

had het de veilige haven dan toch weer bereikt. <strong>De</strong> onder­<br />

tekenaar noemde zich deze keer 'nachtzeiler' .<br />

<strong>De</strong> eigenaar van de sportwinkel was absoluut verrukt dat<br />

hem deze eer te beurt was gevallen. Voordat hij de politie<br />

belde zorgde hij dat er een heel stel persfotografen zijn etala­<br />

ge kwamen fotograferen en hij smaakte het genoegen dat<br />

zelfs het televisiejournaal zijn winkel filmde voordat de poli­<br />

tie het doek weg had laten halen. Dit gaf hem een boel pu­<br />

bliciteit, want ook de landelijke dagbladen schreven nu<br />

steeds stukken over de wonderbaarlijke thuiskomst van de<br />

gestolen schilderijen, meestal op een losse, relativerende<br />

toon, maar toch ook met kritiek op de politie die geen klaar­<br />

heid in deze zaak kon brengen. Journalisten zochten de<br />

schilder Sj. van der V o oren op en vroegen hem wat hij er<br />

allemaal van vond. Die antwoordde dat hij het best vond.<br />

Verder schilderde hij liever dan dat hij praatte en of ze dus<br />

maar op wilden hoepelen. Voor ze dat deden vroegen ze nog<br />

wat hij ervan vond dat het werk met nachtzeilen werd ver­<br />

geleken en ofhij dat bedoeld had. Sj . van der Vooren zei dat<br />

iedereen vrij was om in een schilderij te zien wat hij wilde en<br />

dat hij nimmer zou onthullen wat hij had bedoeld. <strong>De</strong> jour­<br />

nalisten (er waren er drie tegelijk gekomen) vroegen toen of<br />

hij nu nog beroemder zou worden en toen greep hij een van<br />

verf druipende kwast, met de bedoeling een nieuw kunst­<br />

werk te gaan scheppen, maar zij dachten dat hij hun neus een<br />

kleurtje wilde geven en ze dropen af.<br />

Na deze episode had Patriek begrepen dat het zeer ge­<br />

vaarlijk zou zijn om nog eens met een schilderij over straat te<br />

133


gaan. Het kon niet anders of de politie moest nu zeer waak­<br />

zaam zijn. Ongetwijfeld zou het ze nu opvallen als iemand<br />

met een groot pak over straat ging, zeker als dat laat in de<br />

avond gebeurde. Gelukkig was het laatste kunstwerk dat<br />

terugbezorgd moest worden geen schilderij maar een teke­<br />

ning, een houtskooltekening om precies te zijn. Hij was ge­<br />

maakt door Kokoschka en heette 'Eekhoorn' . <strong>De</strong> drie vrien­<br />

den gingen voor de laatste keer naar het depot van het sta­<br />

tion en vroegen om hun kist, die door Tom en Victoria naar<br />

een stil plekje werd gesjouwd. Daar haalden ze de tekening<br />

uit de lijst en rolden hem voorzichtig op. Zo kon hij on­<br />

gemerkt worden vervoerd. <strong>De</strong> lijst werd in elkaar getrapt;<br />

de stukken smeten ze in een container met puin. <strong>De</strong> kist<br />

lieten ze domweg staan, ergens in een hoek van het eerste<br />

perron, nadat ze zich ervan hadden overtuigd dat er geen<br />

oud etiket met een adres er op zat.<br />

Wat te doen met deze Kokoschka? Ze hadden er een paar<br />

dagen over nagedacht. Al te gekke dingen durfden ze niet<br />

meer te doen. Ten slotte hadden ze de opgerolde tekening in<br />

een koker gestopt en die per PTT opgestuurd naar de teken­<br />

academie. In een korte briefhadden ze de wens uitgesproken<br />

dat de leerlingen even goed zouden worden als Oskar Ko­<br />

koschka. <strong>De</strong> eekhoorn was een spaarzaam dier en een tijd­<br />

lang had ook de ondertekenaar van deze brief zich onledig<br />

gehouden met het verzamelen van allerhande dingen. Maar<br />

langzamerhand was hij tot het inzicht gekomen dat kunst<br />

gezien moet worden en dat deze eekhoorn beter op zijn<br />

plaats was in het museum, waar iedereen naar toe kon gaan.<br />

<strong>De</strong> toekomstige beroemdheden die nu nog op de tëkenaca­<br />

demie waren zouden het daar ongetwijfeld mee eens zijn en<br />

ze wilden vast wel zo vriendelijk zijn de Kokoschka terug te<br />

bezorgen bij de rechtmatige eigenaar. <strong>De</strong> ondertekening van<br />

deze brief luidde: 'ex-verzamelaar'. Uit die ondertekening<br />

zouden de mensen kunnen opmaken dat het hiermee afgelo­<br />

pen was. Veiligheidshalve werd de oude schrijfmachine<br />

weggegooid.<br />

134


<strong>De</strong> schilderijen waren weer thuis. Victoria kon opgelucht<br />

ademhalen. Ze waren niet gesnapt door de politie. Patrick's<br />

moeder had bij ieder bericht in de kranten over de wonder­<br />

lijke terugbezorging van de gestolen kunstwerken haar zoon<br />

onderzoekend aangekeken en een zacht snufje laten horen.<br />

Gezegd had ze niets.<br />

Nog steeds regende het. <strong>De</strong> lucht was egaal grijs, het solide<br />

grijs dat zich in geen uren zal laten verdrijven. <strong>De</strong> schaarse<br />

voorbijgangers gingen schuil onder een paraplu en liepen<br />

met gehaaste stap. Er kwam een doorweekt hondje voorbij,<br />

op een sukkeldrafje, een toonbeeld van troosteloosheid.<br />

Ook Patrick voelde zich troosteloos. Toen het stationsdepot<br />

leeg was, had hij een leeskaart voor Tony gemaakt. Daarop<br />

had hij groot de letters van het alfabet geschreven, en verder<br />

had hij er een aantal tekeningetjes op gemaakt: van een<br />

brood, van een deken, van een w.c., enzovoort. Hij was<br />

ermee naar de Roerigs gegaan en hij had T ony uitvoerig<br />

uitgelegd wat de bedoeling was. Hij ging met zijn vinger<br />

langs de letters en T ony moest met een beweging of met een<br />

geluid aangeven als hij moest stoppen. Zo kon hij woorden<br />

spellen. Maar je kon ook de tekeningen aanwijzen, dat ging<br />

vlugger, bijvoorbeeld hrood als hij honger had, of deken als<br />

hij het koud had.<br />

Het was een volkomen mislukking geworden. T ony leek<br />

er niets van te begrijpen, hij sloeg woester met zijn hoofd<br />

dan ooit, er was geen touw aan vast te knopen. Patrick was<br />

diep teleurgesteld geweest en hij had zich geschaamd voor<br />

Victoria. Ze had gezegd dat ze het zelf nog wel eens zou<br />

proberen en dat hij nu maar op moest houden, want T ony<br />

werd veel te opgewonden. Misschien moest hij ook maar<br />

weggaan, haar vader kwam zo dadelijk thuis en die was niet<br />

op zijn gemak als er vreemden waren. Hij had gevraagd of ze<br />

elkaar de volgende dag zouden zien, dan was het immers<br />

zaterdag, maar ze had geantwoord dat ze erg veel te doen<br />

13 5


had en of het een paar dagen kon wachten. Hij had zich<br />

natuurlijk groot gehouden en gezegd dat hem dat eigenlijk<br />

ook beter uitkwam en dat ze nog wel zouden zien. Een paar<br />

dagen later had ze opgebeld om te vragen ofhij langskwam,<br />

maar het had geklonken alsof ze liever had dat hij wegbleef.<br />

Ze voelde zich zeker dankbaar of zo, of ze vond dat ze zich<br />

dankbaar moest voelen. Nou, daar had hij geen behoefte<br />

aan, ze kon met haar dankbaarheid op het dak gaan zitten.<br />

Natuurlijk moest ze niets van hem hebben, dat sprak vanzelf.<br />

Hij was een humorloos, pedant ventje, en bovendien had<br />

hij klotebenen. 't Kon hem trouwens niks schelen. Hij had<br />

vrienden zat. D'r knieschijven staken uit en ze was nog ei­<br />

genwijzer dan hij. Ze interesseerde hem eigenlijk helemaal<br />

niet. Hij ging Willemien weer eens opzoeken, die was veel<br />

romantischer. Die rotregen, het was nou net geen weer om<br />

uit te gaan. En Tom kwam vandaag ook al niet, die zat nog<br />

steeds in België. Morgen kwam hij terug, maar dan had hij<br />

een controle in het ziekenhuis of zoiets. Nergens goed voor<br />

natuurlijk, hij zou daarna nog steeds niks horen. Patrick<br />

moest zelf ook geregeld naar de een of andere medische<br />

dienst. Waarschijnlijk was dat om hem te sarren, want ge­<br />

holpen had het nog nooit. Witte jassen hadden ze altijd aan,<br />

waarschijnlijk om hem te imponeren. Hij moest weinig van<br />

ze hebben.<br />

Zou Victoria thuis zijn? Hij kon natuurlijk bellen. V ragen<br />

of T ony al iets van de leeskaart begreep. Ja, en dan zeker<br />

weer dat vriendelijke toontje horen, vragen of hij kwam,<br />

allemaal uit dankbaarheid omdat hij die paar lullige schilde­<br />

rijen bij haar had weggehaald. Als ze wilde dat hij kwam had<br />

ze zelf nog wel eens gebeld. Tenslotte had hij laatst niet<br />

gezegd dat hij niet wilde komen, maar dat hij niet kon. Nee,<br />

ze vond het al lang best dat hij niet meer ieder ogenblik aan<br />

kwam zetten. Niet meer dat gemier met die rolstoel in het<br />

gangetje. Niet meer dat allesweterige toontje aanhoren. Ze<br />

had hem verdragen voor het goeie doel, om van de schilde-


ijen af te komen, maar nu hoefde het gelukkig niet meer. Ze<br />

was er met ere af, want ze had zelf het laatst contact gezocht.<br />

Zou hij dan toch maar bellen? Nee, hij dacht er niet over,<br />

hij verdomde het. Hij ging zich niet opdringen. Hij zou ook<br />

niet weten wat hij bij haar moest doen. Ze kon niet eens<br />

schaken. Saaie meid eigenlijk.<br />

<strong>De</strong> neerslag buiten was overgegaan in een dreinerig mot­<br />

regentje. Het was nog geen vier uur en toch werd het al<br />

donker. Het zou nog weken duren voor de dagen weer gin­<br />

gen lengen.<br />

Verliefdheid is een vreemd iets, een gevoel dat niet lijkt te<br />

gehoorzamen aan de wetten van oorzaak en gevolg, aan de<br />

regels van de logica, aan de voorschriften die gewoonte en<br />

omgeving je opleggen. Het maakt een evenwichtig mens<br />

wispelturig, een beheerst mens driftig, een daadkrachtig<br />

mens onzeker. Kortom, verliefdheid gooit je ondersteboven<br />

en keert je binnenstebuiten. Victoria was nog niet vaak ver­<br />

liefd geweest. Eén keer vluchtig, op een jongen in haar klas<br />

die kunstzinnige bruine ogen had en gedichten schreef. Het<br />

was overgegaan toen hij een kinderachtig snorretje op zijn<br />

bovenlip had laten groeien. En één keer behoorlijk ernstig,<br />

op een jongen die twee klassen hoger zat, die onverwachte<br />

dingen zei en die tenniskampioen van de school was. Het<br />

had lang geduurd voor hij haar had opgemerkt, want ze was<br />

niet het type dat om een aantrekkelijke jongen heen liep te<br />

draaien. Helaas, kort nadat zijn belangstelling was gewekt<br />

vertrokken zijn ouders, met medeneming van de jonge held,<br />

voorgoed naar Canada.<br />

Ze had dat gevoel van verliefdheid niet zo prettig gevon­<br />

den. Ze had geen wispelturige aard en ze hield niet van on­<br />

zekerheid. Ze was gesteld op haar vaste gewoonten, ze haat­<br />

te onlogische redeneringen en gelaten afwachten ofhet een<br />

jongeman beliefde haar op te merken, dat was helemaal niks<br />

voor haar. Het liefst liep ze op haar stevige, knokige benen,<br />

137


haar kin vastbesloten vooruit, recht op haar doel af. <strong>De</strong> ver­<br />

liefdheid op die J ochem (hoe zouden ze dat in Canada uit­<br />

spreken?) had van binnen alles in de war gegooid, wat op­<br />

windend was geweest, maar ook een beee storend.<br />

En nu was daar Patrick. Er was geen twijfel aan dat ze<br />

verliefd op hem was. <strong>De</strong> verwarrende gevoelens van toen<br />

met Jochem waren tien keer zo erg aanwezig. Ze dacht ei­<br />

genlijk altijd aan hem, ook als ze met iemand anders praatte,<br />

ook als ze ijverig en efficiënt een repetitie zat te leren, zelfs<br />

als ze sliep. Ze vond hem geweldig, in alles wat hij zei, in<br />

alles wat hij deed. Ze wist dat hij fouten moest hebben, maar<br />

ze zag ze niet. Dat hij in een rolstoel zat maakte geen enkel<br />

verschil. Ze zag het amper meer. Onlangs had ze hem be­<br />

schreven aan een vriendin op school, en pas tegen het eind<br />

van haar lofrede had ze er aan gedacht te zeggen dat hij niet<br />

kon lopen. Hij gaf niks om haar, daar was ze zeker van. Nou<br />

ja, hij gaf wel iets om haar, maar hij voelde niet dat bij­<br />

zondere, dat ondersteboven en binnenstebuiten. Natuurlijk<br />

voelde hij dat niet. Zij was maar zo'n heel gewoon meisje, zo<br />

een van dertien in een dozijn. En ze was niet romantisch, dat<br />

hadden jongens vaak tegen haar gezegd. Als in een film 'ze<br />

elkaar kregen', en haar vriendinnen tranen in hun ogen had­<br />

den, moest zij lachen. Als de kaarsjes van de kerstboom aan­<br />

gingen en iedereen diep ademhaalde om het gevoel ruimte te<br />

geven in zijn borstkas, snoot zij hard haar neus, niet van<br />

aandoening maar omdat ze verkouden was. Ze droeg geen<br />

oorbellen want ze vond het gek om gaatjes in haar oren te<br />

laten maken. Ze droeg platte schoenen, zelfs op feesten,<br />

want op hakjes zwikte ze. Ze vond hoge hakken trouwens<br />

lelijk. Totaal onromantisch scheen ze te zijn. Ze had een<br />

vierkante kin en dus zou ze ook wel een vierkante ziel heb­<br />

ben.<br />

Zoals Patrick haar met de schilderijen had geholpen, dat<br />

was ongelooflijk, dat was geniaal, meesterlijk, heldhaftig. En<br />

zoals hij met Tony omging . .. Ze had nog nooit iemand<br />

138


zoals hij ontmoet. Ze was niet verbaasd dat hij niks meer van<br />

haar wilde weten nu alles achter de rug was. <strong>De</strong> schilderijen<br />

waren interessant geweest, niet zij.<br />

Had ze niet moeten vragen of hij weg wilde gaan, die<br />

middag net voor haar vader thuiskwam? Dat begréép hij<br />

toch, aan haar vader was nu eenmaal een steekje los. N atuur­<br />

lijk begreep Patrick dat, het kwam haar voor dat hij alles<br />

begreep. Maar hoe hij gevraagd had of ze elkaar de volgende<br />

dag zouden zien, mijn hemel, het had geklonken alsof hij<br />

hoopte dat ze elkaar drie jaar niet zouden zien. Dus had ze<br />

een smoesje verzonnen, om het hem makkelijk te maken.<br />

Het hele weekend was ze geen vijf stappen van de telefoon<br />

geweest, in de hoop dat hij zou bellen. Natuurlijk had hij dat<br />

niet gedaan, ze had het van tevoren in haar hart geweten.<br />

Met de moed der wanhoop had ze een paar dagen later zelf<br />

gebeld. Had ze daar een spijt van . .. Hij had geklonken alsof<br />

hij zich amper herinnerde wie ze was.<br />

Haar vader was naar de bank, hij zou als gewoonlijk te­<br />

gen vijven thuiskomen. Zou ze daarna een keer onopvallend<br />

langs Patrick's huis lopen? Misschien zou hij haar toevallig<br />

zien. En omdat het regende, en ze zielige, kletsnatte haren<br />

zou hebben, was er een goeie kans dat hij haar binnen zou<br />

vragen.<br />

Ze leek wel gek. Dat was het 'm nou met die verliefdheid.<br />

Je bedacht de belachelijkste dingen. Stel dat haar vader of<br />

een leraar, of de burgemeester, of wie dan ook, van haar zou<br />

vragen om in de regen langs het huis van iemand te gaan<br />

lopen in de hoop . .. ze zou hem voor gek verklaren. En zelf<br />

bedacht ze het. Onzin, ze kon immers de telefoon pakken?<br />

Daar was hij voor. Een paar weken geleden belde ze nog<br />

gewoon op als ze hem iets wilde zeggen. Of niet soms? Jaze­<br />

ker, dat deed ze. Nou, ze kon toch bellen en zeggen: 'Ik heb<br />

zin om je te zien.' Ze zeggen dat meisjes nooit achter jongens<br />

aan moeten lopen. Daar houden ze niet van. Maar zij was nu<br />

eenmaal zo. Ze ging altijd recht op haar doel af.<br />

139


Weet je wat, ze zou bellen en als er niemand opnam dan<br />

was dat een teken dat hij niks om haar gaf. Als er wel iemand<br />

opnam zou zij gauw neerleggen. Dan kon ze later beslissen<br />

of ze het nummer nog eens zou draaien.<br />

Kinderachtig, kinderachtig, kinderachtig, dacht ze, maar<br />

ze nam toch de hoorn van de haak en draaide. Twaalf keer<br />

liet ze de bel overgaan. Geen antwoord. Nou, dat staat dan<br />

vast, dacht ze, tegen alle regels van haar geliefde logica in.<br />

Hij geeft niks om me, zoals ik al vermoedde. Ze kon niet<br />

weten dat Patrick in de regen in het park zat, op de plaats<br />

waar hij haar voor de eerste keer had gezien.


11<br />

Op de GENGK kon je mensen treffen van allerhande slag.<br />

Neem nou Paul. Hij was zwart, geboren in Suriname,<br />

opgegroeid in Rotterdam. Achtentwintig jaar, sterk en spor­<br />

tief. Zijn hele leven had hij gevoetbald, eerst op straat, later<br />

in clubs. Bijna was hij professional geworden; het was mis­<br />

lukt omdat hij niet hard genoeg kon lopen. Hij had gevaren<br />

op een tanker, hij had in de haven gewerkt, zijn jonge ge­<br />

zicht had al enkele van de groeven die erin worden gekerfd<br />

als je moet vechten om je staande te houden. Met slappe<br />

smoesjes hoefde je bij Paul niet aan te komen. Als hij werd<br />

geprezen omdat hij zoveel tijd gaf aan de GENGK haalde hij<br />

zijn schouders op en zei 'Ik ben werkeloos. Als ik in dezelfde<br />

tijd bankier kon zijn, deed ik dàt.' Hij wist wat het was om<br />

het moeilijk te hebben. Als je jankte om een schram lachte hij<br />

je uit, gaf je er desnoods een frisse bij. Jankte je om iets wat<br />

dieper zat dan een schram, dan hield hij anderen op een<br />

afstand en liet je betijen.<br />

Of neem meneer Van Wijngaerden. Hij was de voorzitter<br />

van de GENGK. Een man van hoge beschaving, die veel<br />

voor de vereniging had gedaan. Hij zorgde ervoor dat er<br />

's zomers geld was om met vakantie te gaan, hij stuurde<br />

banketletters op het sinterklaasfeest en soms verscheen hij<br />

zomaar, op een zaterdagmiddag, met.een doos lekkers in zijn<br />

armen. Hij zocht soms de ouders van gehandicapte kinderen<br />

op en overreedde ze om hun kind naar de GENGK te sturen.<br />

Ook bij meneer Roerig was hij indertijd, kort na het ongeluk,<br />

verschillende keren geweest. Hij had zelfs wel op­<br />

gepast bij T ony, toen meneer Roerig nog druk was geweest<br />

met het proces. Maar hij was er niet in geslaagd het zwaar<br />

invalide jongetje naar de club te krijgen.


Meneer Van Wijngaerden kon soms ook lang zwijgend in<br />

een hoek zitten, met een van de kinderen slapend op zijn<br />

schoot. Hij scheen zelf een dochtertje gehad te hebben, lang<br />

geleden, maar ze was gestorven. <strong>De</strong> meisjes en jongens van<br />

de GENGK moesten soms aan dat onbekende kind denken<br />

als hij daar zo zat.<br />

En dan had je Teuntje, ook een van de leiders. Ze was<br />

vijfentwintig en een wonderlijk mens. Het ene ogenblik<br />

schreeuwde ze als een kerel en deelde links en rechts klappen<br />

uit, het andere ogenblik was ze de zachtaardigste persoon die<br />

je je denken kunt, een engel van barmhartigheid, die troostte,<br />

kusjes en streelt jes gaf, of met zoete woordjes een woedend<br />

kind dat zijn kameraadje de hersens in wilde slaan tot<br />

betere gedachten bracht. Een leidster was ze eigenlijk helemaal<br />

niet, daarvoor was ze veel te wispelturig, en ze was ook<br />

zeer kippig, ze had een bril op met ongelooflijk dikke glazen.<br />

Op een zaterdagmiddag, begin december, ging deze<br />

Teuntje samen met Paul en een stuk of twaalf kinderen van<br />

de GENGK naar de Caddumsche Hei, om een oude schaapskooi<br />

te bezoeken, een beetje aan terreinverkenning en kompaslezen<br />

te doen en gewoon om lekker buiten te zijn. <strong>De</strong><br />

zaterdag ervoor hadden ze sinterklaas gevierd, heel leuk<br />

maar wel erg binnen. Nu hadden ze weer eens zin in wat<br />

anders. Meneer Van Wijngaerden had hun de Caddumsche<br />

Hei aangeraden; hij had daar in de buurt een buitenhuisje.<br />

Patrick en Tom hadden zich opgegeven om mee te gaan.<br />

Er waren twee blinde kinderen bij, Lucie en een jongen van<br />

tien, verder twee kinderen in een rolstoel en een jongen die<br />

leed aan vallende ziekte. <strong>De</strong> andere kinderen hadden geen<br />

handicap, maar sommigen waren pas acht en dat kun je soms<br />

ook een handicap noemen. Een beetje hulp van de al wat<br />

oudere Patrick en Tom was best welkom.<br />

Het kon Patrick allemaal weinig schelen. Hij had in weinig<br />

dingen zin, de laatste tijd. Victoria had hij nu al twee<br />

weken niet gezien. Op een middag was hij tegen vieren naar


haar huis gegaan, nog niet helemaal vastbesloten of hij aan<br />

zou bellen. Terwijl hij daarover zat te dubben, op veilige<br />

afstand van de deur van het flatgebouw, had hij haar aan zien<br />

komen, vrolijk babbelend met een jongen van hun leeftijd.<br />

Het was een leuke jongen geweest, zo te zien, met krullend<br />

haar en vooral twee gezonde, sterke benen. Die vent was<br />

met Victoria naar binnen gegaan. Gelukkig hadden ze hem<br />

niet gezien. <strong>De</strong> belevenissen met Victoria waren afgelopen<br />

en uit, basta, einde. Hl; zei dat duizend keer tegen zichzelf en<br />

hij probeerde haar uit zijn hoofd te zetten. Hij was vastbesloten<br />

haar niet meer lastig te vallen.<br />

Paul reed het busje van de GENGK voor. Hij opende de<br />

grote achterdeuren, haalde een hendel over en liet met hulp<br />

van een motore een beweegbaar platform naar buiten en<br />

naar beneden komen. Daar werden één voor één de rolstoelen<br />

opgereden, die zo zonder inspanning in het busje<br />

kwamen en met een paar klemmen op de bodem werden<br />

vastgezet. Zo konden ze niet op de loop gaan als het busje de<br />

bocht doorging of hard moest remmen.<br />

Toen iedereen was ingeladen gingen ze op weg. <strong>De</strong> stemming<br />

was vrolijk. Ze lieten zich niet terneerslaan door de<br />

zwijgzaamheid van Patrick of door het sombere, windstille<br />

weer en de grauwe lucht.<br />

'The rain in Spain stays mainly in the plain,' zong<br />

T euntje, die een mooie stem had<br />

'Wie weet wat dat betekent?' vroeg Paul.<br />

Niemand scheen het te weten.<br />

'Kom op, Patrick. Jij leert toch Engels?'<br />

'<strong>De</strong> regen in Spanje blijft vooral op de vlakte,' zei Patrick.<br />

'Pet,' zei Paul. 'Dat klinkt niet, dat kun je niet zingen, dat<br />

is een vertaling van niks. Wie weet er iets beters?'<br />

'Ik,' zei Leen, die twaalf was en die de mooiste sinterklaasgedichten<br />

had gemaakt. 'Het been van Leen heeft<br />

geen gespleten teen.'<br />

Dat viel in de smaak en ze zongen allemaal uit volle borst:<br />

Het been van Leen heeft geen gespleten teen.<br />

143


'Ik weet een andere in het Engels,' zei Teune (ze was dol<br />

op rijmpjes en versregels). 'How much wood would a woodchuck<br />

chuck, if a woodchuck could chuck wood?'<br />

'Wat betekent dat?'<br />

'Doet er niet toe. Wie weet een passende vertaling?'<br />

'Ik,' riep Lucie. 'Welke voet doet een voetbal goed, als<br />

die voetbal heel ver moet?'<br />

'Die van Gullit,' schreeuwde Pim.<br />

Tom raakte Patrick's arm aan. 'Wat doen ze?'<br />

'Ze zijn aan het rijmen.'<br />

Tom's ogen veranderden in vraagtekens. 'Wat is dat, rijmen?'<br />

Mensenlief, hoe moest ie dat nu uitleggen. Blijkbaar had<br />

T om van het sinterklaasfeest niets begrepen. 'Het is net<br />

zoiets als ritme,' zei hij. Hij maakte met zijn vingers een<br />

roffel* op Tom' s hand. 'Dit voelt beter dan dit.' Hij maakte<br />

een onregelmatig roffel*. 'Met rijmen is het net zoiets. Je<br />

brengt systeem in de woorden. Je hebt toch wel eens een<br />

versje gelezen? Nooit gemerkt dat de laatste woorden van<br />

twee regels op elkaar lijken? Neem nou pluldcen en buldcen.<br />

Die woorden betekenen totaal verschillende dingen, maar<br />

de laatste vijf letters zijn hetzelfde. Dat geeft een bepaald<br />

effect in de klank.'<br />

Tom vroeg niet verder. Hij trok zich terug in zijn eenzaamheid.<br />

Als hij in de put zat, kon hij zich niet uiten. Soms<br />

ging hij naar zijn kamer en trok dikke zwarte lijnen op een<br />

papier, woeste lijnen, tot de punt van het potlood brak. Hij<br />

had een zusje van vier jaar en dat kleine wurm had nu al meer<br />

contact met hun ouders dan hij ooit had gehad.<br />

Zijn vader vertelde soms dingen over zijn werk, over<br />

mensen die hij had ontmoet. Tom kon dat niet altijd volgen.<br />

Liplezen is moeilijk. Meestal 'zag' hij een paar woorden van<br />

een zin en de rest verzon hij erbij. Gisteren had zijn vader<br />

weer iets verteld wat hij niet had begrepen en waar zijn moeder<br />

hard om had gelachen. Hij had zijn vader gevraagd het te<br />

herhalen en toen was die ongeduldig geworden.<br />

144


'Een woordgrapje. Dat snap jij toch niet,' had hij gezegd.<br />

T om was het gewend dat dingen hem voorbij gingen.<br />

Erger was dat hij niks kon zeggen, behalve stompzinnige<br />

dingen die iedereen begreep, zoals 'mag ik de jus'. Alleen op<br />

school kon hij iets kwijt, en bij Patriek. Maar met zijn ou­<br />

ders, en zijn zusje, daar werd hij soms wanhopig van. 'Spre­<br />

ken is zilver, zwijgen is goud,' zeiden de mensen. Wat hem<br />

betrofkonden ze met dat spreekwoord de kachel aanmaken.<br />

Ze kwamen bij de Caddumsche Hei en parkeerden de bus<br />

op een groot, leeg parkeerterrein. Kennelijk was de belang­<br />

stelling voor de natuur op deze donkere, kille middag ge­<br />

ring. Daarna gingen ze de hei op, over smalle paadjes, soms<br />

over onontgonnen terrein, wat met de rolstoelen een hele<br />

toer was. Patriek had zijn lichte, met de hand voortbewogen<br />

stoel meegenomen. Met hulp van Tom kon hij zonder grote<br />

problemen meekomen. Het was een onderneming die ty­<br />

pisch was voor de GENGK: geen handicap houdt ons tegen,<br />

door een beetje samenwerking kunnen we overal komen. Er<br />

viel wel eens iemand tijdens de activiteiten van de club. Er<br />

kwam geregeld een kind met een buil thuis. Eens had een<br />

jongen zijn pols gebroken. Als de ouders klaagden zeiden de<br />

leiders van de GENGK: 'Wat wilt u, dat we ze in de watten<br />

leggen? Kinderen zonder handicap halen ook hun knie open<br />

als ze op het grint vallen. Als u wilt dat uw kind een volwaar­<br />

dig leven leidt, dan moet u ook een zeker risico durven lo­<br />

pen.' Tot nu toe had nog nooit een van de ouders hun kind<br />

om een schram of buil van de GENGK gehaald.<br />

Lucie kwam bij Patrick en Tom lopen, haar hand op de<br />

rugleuning. 'Wat zie je?' vroeg ze.<br />

'Verdomd weinig eigenlijk,' zei Patriek. 'Het wordt ne­<br />

velig. <strong>De</strong> hei ziet er grauw uit. Recht voor ons doemt de<br />

schaapskooi op. Ernaast staan drie of vier bomen. Het lijkt of<br />

er geen kleuren meer zijn in de wereld. Alles is grijs. Ik moet<br />

zeggen dat je vandaag niet veel mist.'<br />

'Mist,' herhaalde Lude.


Ze bereikten de schaapskooi, die totaal verlaten bleek. Ze<br />

hadden gehoopt honderd dikgewolde, mekkerende schapen<br />

aan te treffen, en een oude herder met een pijp in zijn mond<br />

die een trui zat te breien en die hun een verhaal zou vertellen<br />

over een vet verleden, toen er nog heksen waren en de biete­<br />

bauw op de loer lag. Een hond zou aan zijn voeten . liggen,<br />

één oog slapend, het andere waakzaam gericht op de scha­<br />

pen.<br />

Niks ervan. Leeg. Zelfs geen keutel was er te vinden.<br />

Ze rustten even uit, aten de koeken die ze hadden meege­<br />

kregen en dronken een kop chocomel.<br />

'Kijk Stef eens,' zei Leen.<br />

Stef was een van de jongens van acht. Hij was bezig om in<br />

een boom te klimmen. Hij was al wel zes meter hoog.<br />

'Hé daar,' riep Paul. 'Terug jij!'<br />

Stef keek naar beneden en schrok van zijn eigen moed.<br />

Terug is lastiger dan heen.<br />

'Blijf zitten en hou je vast,' riep Pau!. 'Ik kom bij je.'<br />

Op een holletje ging hij naar de boom en klom erin. Hij<br />

had Stef gauw bereikt en greep hem vast. Toen gebeurde het<br />

ongeluk. <strong>De</strong> tak waarop ze stonden moet verrot zijn ge­<br />

weest. Hij brak af, na een seconde van angstaanjagend ge­<br />

kraak. Paul greep met zijn vrije hand om zich heen, vond<br />

niet zo gauw steun, drukte toen Stef tegen zich aan en draai­<br />

de zich al vallend zó dat hijzelf het eerst op de grond kwam<br />

en Stefboven op hem. <strong>De</strong> kleine jongen had dan ook niets, al<br />

huilde hij hard van schrik. Maar Paul, die in zijn zorg voor<br />

zijn beschermeling zijn eigen val niet had kunnen breken,<br />

lag bewusteloos op de grond, één been kennelijk gebroken<br />

en algauw een bloedplasje naast zijn hoofd.<br />

'Idioot! Sukke!!' schreeuwde Teuntj e, terwijl ze op hem<br />

toeholde. Ze knielde bij hem neer en streelde zijn gezicht.<br />

'Paul. Zeg eens wat. Hé Paul, toe nou.'<br />

Patrick vertelde in snelle, korte zinnetjes aan Lucie en de<br />

blinde jongen wat er was gebeurd. Hij haalde de verband-


doos, die ze altijd bij zich hadden, uit de tas en reikte hem<br />

Teuntje aan. Die onderzocht de wond waaruit Paul bloedde<br />

en verbond hem. Daarna droegen ze hem met z'n allen de<br />

schaapskooi in.<br />

Toen hij op de meest beschutte plaats lag, zijn hoofd op<br />

een jas en nog steeds bewusteloos, kwam Teuntje op haar<br />

knieën bij Patrick zitten om te overleggen wat ze moesten<br />

doen.<br />

'Er zijn volgens mij twee mogelijkheden,' zei Patrick. Hij<br />

draaide zijn gezicht in de richting van Tom, want hij wilde<br />

diens mening weten. <strong>De</strong> kinderen dromden om hen heen,<br />

heel stil om geen woord te missen. 'We kunnen een brancard<br />

maken en Paul meenemen. We zouden hem op twee rol­<br />

stoelen kunnen steunen, met de kinderen die goed ter been<br />

zijn aan twee kanten ernaast om te zorgen dat hij er niet<br />

afvalt en om te duwen. <strong>De</strong> brancard kunnen we maken door<br />

de twee hooivorken die daar staan door de mouwen van een<br />

paar jassen te steken.' .<br />

Hij zweeg even, om het idee te laten doordringen. Nie­<br />

mand zei iets.<br />

'Ik denk dat het een slecht plan is,' ging Patrick verder.<br />

'Paul zou wel eens een ernstige hersenschudding kunnen<br />

hebben. Zo iemand schijn je niet te moeten vervoeren. An­<br />

ders houdt hij zijn hele leven hoofdpijn, zeggen ze. Daarom<br />

is de tweede mogelijkheid waarschijnlijk beter. Een paar van<br />

ons gaan hulp halen. Een ambulance. Een dokter. <strong>De</strong> an­<br />

deren wachten hier en zorgen dat Paul blijft liggen als hij<br />

bijkomt.'<br />

'Zijn been is gebroken,' constateerde Lucie nuchter.<br />

'Goed, dat hij warm blijft dan.'<br />

Tom liep naar de deur van de schaapskooi en keek naar<br />

buiten. Hij wenkte Patrick en T euntje.<br />

'Ai,' zei Patrick.<br />

<strong>De</strong> al eerder aansluipende mist had de schaapskooi be­<br />

reikt. Het zicht was niet meer dan vijftig meter en werd snel<br />

minder, ook al omdat het al over half vier was.<br />

147


'Dan zal ik maar gaan,' zei Teuntje aarzelend. Ze keek<br />

kippiger dan ooit. Háár zicht was misschien vijf meter.<br />

Tom maakte een paar snelle gebaren.<br />

'Tom zegt dat je het nooit haalt. Hij wil zelf gaan.'<br />

Ze waren een ogenblik besluiteloos. Een van de kleinere<br />

kinderen begon te huilen. Hij werd door Teuntje getroost.<br />

Patrick zei: 'Alleen iemand die goed kaart kan lezen vindt<br />

de weg. In alle bescheidenheid mag ik misschien zeggen dat<br />

ik dat ben. Kijk, we zijn hier.'<br />

Hij spreidde een kaart uit op zijn knieën. 'Hier ergens<br />

moet het buitenhuisje van meneer Van Wijngaerden zijn.<br />

Hij heeft het me een keer aangewezen. Het is waarschijnlijk<br />

ongeveer het dichtstbijzijnde punt waar een telefoon is. Als<br />

er niemand is kunnen we het verderop proberen, hier (hij<br />

wees het aan). Daar wonen zeker mensen.'<br />

'Hoe ver is dat?' vroeg Teuntje.<br />

Patrick keek naar de schaal van de kaart. 'Een kilometer<br />

of drie.'<br />

'Je vindt het nooit in deze mist.'<br />

'Ik heb een kompas meegebracht. Ik zou het fijn vinden<br />

als Tom en Lucie en Leen meegingen.'<br />

Ze keken nog even naar Paul, die zachtjes kreunde, maar<br />

nog niet echt bij kennis was. Daarna gingen ze met z'n vieren<br />

op weg. Patrick keek op de kaart in welke kompasrichting<br />

het buitenhuis van meneer Van Wijngaerden lag. Dat bleek<br />

op II 5 graden te zijn. Met behulp van het kompas bepaalde<br />

hij in welke richting dat in de werkelijkheid van het heide­<br />

veld was en zei toen: 'Lucie en Leen, die kant op.'<br />

Tom en hij bleven waar ze waren, terwijl de beide an­<br />

deren zich hand in hand in de opgegeven richting begaven.<br />

Patrick volgde hen met zijn ogen en keek van tijd tot tijd op<br />

het kompas.<br />

'Iets naar links! Nog iets. Zo is het goed.'<br />

N et voordat ze niet meer te zien zouden zijn riep hij dat ze<br />

moesten blijven staan. Geholpen door Tom ging hij in zijn


olstoel naar hen toe. <strong>De</strong> mist werd dichter. <strong>De</strong> schaapskooi<br />

verdween uit het gezicht.<br />

'Als je loopt met het kompas in je hand ga je zwalken,' zei<br />

Patrick. Ze hadden dit verschillende keren geoefend met de<br />

GENGK, maar nooit hadden ze het echt nodig gehad. 'Oké,<br />

Leen en Lucie, daar gaan jullie weer. Die kant uit. Goed zo.<br />

Iets naar rechts. Stop, ik zie jullie niet meer.'<br />

<strong>De</strong> rolstoel hobbelde over de ongelijke heidepollen. Kleine<br />

druppeltjes hingen aan ieder haartje van hun wenkbrauwen.<br />

Hun geroep over het in mist gehulde veld begon luguber<br />

te klinken.<br />

'Kom op,' zei Lucie. Ofschoon ze geen last had van het<br />

geringe zicht, voelde ze de beklemming. Haar jas werd nat.<br />

Ze was blij dat Patrick erbij was. Bij hem voelde je je veilig.<br />

'Stop!' riep de jonge generaal in zijn rolstoel. 'Ik zie jullie<br />

niet meer. Tom, wil je je stappen tellen tussen hier en de<br />

plaats waar ze nu zijn?'<br />

Tom telde. Toen ze zich bij Lucie en Leen gevoegd hadden<br />

gebaarde hij met twee handen dat hij zestig passen had<br />

gedaan.<br />

'Ongeveer zeventig centimeter per stap, dat maakt ruim<br />

veertig meter,' zei Patrick, 'We hebben nu vijfentwintig<br />

keer zo'n stukje gedaan, dus we zijn ruim een kilometer gevorderd.<br />

Vooruit maar weer, en kijk of je rechts van je een<br />

putje van de brandweer ziet, Leen.'<br />

Het duurde maar even of Leen riep al dat hij het putje zag.<br />

'Goed zo, dan zijn we precies op koers. Dat kan ook<br />

moeilijk anders,' zei Patrick zelfverzekerd.<br />

Hij voelde zich alsof Victoria onzichtbaar naast hem liep.<br />

Ze keek mee over zijn schouder naar de kaart. Ze knikte<br />

bewonderend toen ze langs het putje kwamen. <strong>De</strong> beklemming<br />

die de anderen voelden, in dit onbekende, in mist gehulde<br />

landschap, waar buiten de geluiden die ze zelf maakten<br />

niets te horen was, geen vogel, geen auto in de verte, waar in<br />

alle richtingen niets was te zien dan grijze sluier, had op hem<br />

149


geen vat. Haar onzichtbare aanwezigheid inspireerde hem<br />

op een manier die hij nog niet eerder had meegemaakt. Voor<br />

haar moest hij , wilde hij, zou hij alles goed doen. Hij nam de<br />

beslissingen met een grote innerlijke zekerheid. Zijn rust<br />

straalde uit naar de anderen. Hij wilde dat ze trots op hem<br />

kon zijn.<br />

Ze deden er bijna een uur over, maar ze kwamen haar­<br />

scherp uit op het kleine weggetje waar Patrick hen heen had<br />

geloodst. Twintig meter verder links stond een vakantie­<br />

huisje. Tot hun vreugde was er licht aan.<br />

'Dat heb je 'm knap geflikt,' zei Leen bewonderend en<br />

Lucie kwam liefdevol aan zijn neus trekken. Tom belde aan.<br />

Het duurde even. Daarna ging de deur op een kier open,<br />

tegengehouden door een ketting.<br />

'Wie is daar?' vroeg een onbekende stem.<br />

'We zijn van de GENGK,' antwoordde Patrick. 'Is me­<br />

neer Van Wijngaerden thuis?'<br />

<strong>De</strong> ketting werd losgemaakt en de deur ging verder open.<br />

Een grote man stond op de mat. Hij had lang haar, dat op zijn<br />

schouders zou vallen als hij het niet achter zijn hoofd tot een<br />

staart bij elkaar had gebonden. Zijn gezicht was bruin, alsof<br />

hij net drie weken in Zuid-Spanje had gezeten. Het was een<br />

gezicht dat graag lachte maar dat waarschijnlijk ook heel<br />

kwaad kon kijken. 't Was een heel bijzonder gezicht, waar­<br />

van je moeilijk kon zeggen of je het aardig of juist niet zo<br />

aardig vond en dat je er ook weinig over vertelde of de man<br />

dertig of zestig was of iets ertussenin. Hij had een wijde,<br />

blauwe trui aan en een broek van ribfluweel. Zijn sport­<br />

schoenen waren vuil, wellicht had hij vroeger in de middag<br />

tien kilometer over de hei gerend, daar zag hij wel naar uit.<br />

'Wat doen jullie in de mist?' zei hij verbaasd.<br />

'Iemand van ons heeft een ongeluk gehad,' zei Patrick.<br />

'Hij ligt in de oude schaapskooi. Er moet een ambulance<br />

naartoe.'<br />

'Kom eerst maar eens binnen. Meneer Van Wijngaerden<br />

15°


is er niet. Ik ben een vriend van hem. Hij heeft me zijn<br />

zomerhuis uitgeleend. Mijn naam is Gijs van Oerle, maar de<br />

meeste mensen noemen me Vincent.'<br />

Patriek stelde zichzelf voor en noemde daarna de namen<br />

van de anderen. 'Lucie; met de valkeogen. Tom; uitvinder<br />

van de geluidsbarrière. Leen; zijn handicap is dat hij met ons<br />

moet omgaan.'<br />

<strong>De</strong> man met de paardestaart lachte en ging hen voor naar<br />

de woonkamer. Dat was een groot vertrek, want wat bescheiden<br />

door meneer Van Wijngaerden als buitenhuisje<br />

was aangeduid was een ruime bungalow, groter en mooier<br />

dan de dagelijkse woning van een van de vier die er nu op<br />

bezoek waren. In de kamer was het een soort woestenij. <strong>De</strong><br />

vloer was bezaaid met schetsen, soms complete tekeningen,<br />

soms niet meer dan een paar houtskoollijnen. Er stond een<br />

schildersezel met een doek erop waar kennelijk aan werd<br />

gewerkt, er lagen tubes verf, een nat palet, potloden, waterverf,<br />

kortom de kamer zag er uit als het atelier van een zeer<br />

slordige schilder.<br />

'Het is hier een beetje een troep,' zei Gijs van Oerle,<br />

terwijl hij met zijn voet wat vellen papier wegschoof om<br />

ruimte te maken voor de rolstoel. 'Dus jullie zijn van de<br />

GENGK. Daar heb ik veel over gehoord van Van Wijngaerden.<br />

Vertel eens wat er is gebeurd.'<br />

Terwijl Patriek verslag deed van hun belevenissen zat hij<br />

op de rand van een stoel, met een schetsbloc op zijn knie, en<br />

hij tekende aan één stuk door, ook als hij iets zei. Iedere paar<br />

minuten sloeg hij een vel om en begon op een schoon blad.<br />

'En jullie hebben het van de schaapskooi door de mist hierheen<br />

kunnen vinden?' vroeg hij.<br />

'Patriek kan bijna alles,' zei Lude.<br />

'Ik ben vooral goed in de hinkstapsprong,' zei Patrick.<br />

<strong>De</strong> schilder stond op en ging telefoneren. In een paar<br />

minuten had hij geregeld dat er een ambulance bij hem langs<br />

zou komen, om vandaar naar de schaapskooi te gaan.<br />

1)1


'Hij is er over tien minuten,' zei hij .<br />

'Bent u schilder?'<br />

'Wat een opmerkingsgave,' glimlachte Van Oerle.<br />

'Daarom noemen ze me Vincent. Ik heb van kind af aan<br />

altijd getekend en geschilderd.'<br />

'Mogen we zien wat u nu aan het tekenen bent?' vroeg<br />

Patrick.<br />

'Zeker wel.'<br />

Hij toonde het schetsblok. Het bleek dat ze allemaal al op<br />

papier stonden, in verschillende houdingen, de rolstoel,<br />

Tom die zijn windjack met zijn vinger door het lusje over<br />

zijn linkerschouder had hangen.<br />

'Goh,' zei Leen, 'wat kunt u dat goed.'<br />

Vincent lachte en gafhem een podood. 'Zet eens een paar<br />

willekeurige strepen.'<br />

Leen zette een rondje, een vierkantje en een rechte lijn op<br />

het papier.<br />

der.<br />

'Nu mag Lucie zeggen wat ik moet tekenen,' zei de schil­<br />

'Paul die uit de boom valt,' zei Lude.<br />

Ze vonden het ongelooflijk. In een paar minuten was de<br />

valpartij in beeld gebracht, in een prachtige tekening, waar­<br />

bij de verrichtingen van Leen keurig in de scène waren op­<br />

genomen. Patrick beschreef fluisterend aan Lucie wat ze za­<br />

gen.<br />

'Wilt u dit niet eens een zaterdagmiddag op de GENGK<br />

komen doen?' vroeg hij . 'Ik weet zeker dat iedereen het<br />

prachtig zal vinden.'<br />

'Zeker wel. Meneer Van Wijngaerden heeft het me ook al<br />

eens gevraagd. Nu ik jullie heb leren kennen zal ik het beslist<br />

doen.' Hij bleef grappen uithalen met zijn podood. Hij te­<br />

kende een karikatuur van Patrick, een portret waarin som­<br />

mige dingen van zijn gezicht overdreven werden. Hij kreeg<br />

een idioot hoog voorhoofd en een knots van een neus. En<br />

toch léék het. Vooral Tom keek zijn ogen uit. Via Patrick<br />

vroeg hij of je zoiets kon leren.<br />

1)2


'Iedereen kan het een béétje leren,' zei de schilder.<br />

'Hoe goed je wordt hangt van twee dingen af: hoeveel<br />

talent je hebt en of je bereid bent er hard voor te werken.'<br />

'Wat zou ik het graag leren,' gebaarde Tom.<br />

<strong>De</strong> schilder gaf hem het potlood. 'Teken eens een paard.'<br />

Tom begon met het paardehoofd, waaraan hij zorgvuldig<br />

twee oren toevoegde, ogen met wimpers, een ...<br />

'Vlugger,' zei Vincent. 'Met een paar streken. Alleen wat<br />

je het belangrijkste vindt aan een paard.'<br />

Tom probeerde het.<br />

'Niet gek. Misschien heb je wel talent. Ik kan je geen les<br />

geven, daar ben ik te ongeduldig voor. Maar er zijn genoeg<br />

goeie tekenleraren. Kijk, ik teken een paard zó.'<br />

In minder dan een minuut stond er een paard op papier,<br />

zo mooi dat ze allemaal applaudisseerden. Ook Lucie.<br />

'Maar jij kunt het niet zien,' zei de schilder bedroefd.<br />

'Ik hoor aan de anderen dat het mooi is,' zei ze vrolijk.<br />

'Mag ik uw "gezicht voelen? Wat hebt u lang haar. Nog langer<br />

dan ik. En wat een grote ogen hebt u. Het lijkt alsof alles<br />

groot aan u is.'<br />

'Dat is zo,' zei Vincent. 'Alleen ben ik niet een groot<br />

schilder.'<br />

Zijn gasten protesteerden luidkeels.<br />

'Een handige schilder ben ik. Een groot schilder was de<br />

.<br />

,<br />

man naar wle ze me noemen.<br />

Het geluid van een sirene veegde die gedachte weg en<br />

door het raam zagen ze een blauw zwaailicht. Ze waren Paul<br />

bijna vergeten, zo opwindend vonden ze de vriend van meneer<br />

Van Wijngaerden. Maar nu was de ban gebroken, ze<br />

kwamen snel in actie. Het werd een ingewikkeld heen en<br />

weer gerij in de mist. Lucie en Leen in de ziekenauto. Patrick,<br />

Tom en rolstoel in de Landrover van de schilder. Met<br />

een grote omweg, via de provinciale weg en een zandpad,<br />

naar de schaapskooi.<br />

Paul, die was bijgekomen, met Teuntje in de ziekenauto.<br />

1 53


In twee ritten met de Landrover alle kinderen naar de bus.<br />

Vincent aan het stuur van de bus, terug naar het clubgebouw<br />

van de GENGK. David, een van de andere leiders van de<br />

GENGK, in zijn eend met Vincent terug naar de Landrover.<br />

Vincent met de Landrover terug naar het vakantiehuis van<br />

meneer Van Wijngaerden, David met de eend naar zijn ei­<br />

gen huis.<br />

'Nou,' zei Patrick tegen zijn moeder, 'we hebben weer<br />

eens wat meegemaakt.'<br />

bij?'<br />

Ze luisterde met belangstelling naar zijn verhaal.<br />

'Dat heb je goed opgelost,' zei ze.<br />

'Wij allemaal samen.'<br />

'Natuurlijk, jullie allemaal samen. Was Victoria er ook<br />

'Victoria is toch geen lid van de GENGK.'<br />

'Ik dacht dat ze misschien voor de gezelligheid meege­<br />

gaan was,' zei moeder en ze wendde zich af om koffie in te<br />

schenken.<br />

daan.'<br />

'Dan had ik haar moeten vragen, en dat heb ik niet ge­<br />

'Alsjeblieft, hier is je koffie.'<br />

'Dank je.' Hij roerde lang, in gedachten verzoen.<br />

15 4


12<br />

Weer was een week voorbij gegaan. Op iedere minuut volgt<br />

een andere, en nog een, en nog een. <strong>De</strong> tijd is als een reusachtig<br />

stenen wiel dat langzaam over de vlakte rolt, door<br />

niets tegen te houden. Een week verloopt; de afdruk van die<br />

week staat in het spoor van dat stenen wiel. Die afdruk is<br />

blijvend. Wat in die week is gebeurd, is gebeurd, dat zal<br />

nooit meer veranderen. Nieuwe gebeurtenissen zullen nooit<br />

meer worden toegevoegd. <strong>De</strong> geschiedenis heeft maar één<br />

spoor, bestaat maar uit één afdruk. Het heeft geen zin om te<br />

zeggen: áls nu eens in plaats van dát ... ; je kunt dezelfde<br />

periode niet tweemaal beleven.<br />

Voor Patrick was het een week geweest die er wat hem<br />

betreft net zo goed niet had kunnen zijn. Er had niets plaatsgevonden<br />

wat hij zich zou herinneren. Hij had Victoria niet<br />

gezien, noch gesproken.<br />

Hij had gehoord dat het goed ging met Paul, maar deze<br />

zaterdagmiddag ging hij toch maar weer naar de GENGK,<br />

met Tom, om wat preciezer te horen hoe het met Paul was.<br />

En daar, in hun gebouw, werd de dag ineens uit de rij van<br />

alledaagse dagen gerukt, kwam er een lijstje om, werd hij<br />

veranderd in een punt des tijds. Want toen ze nog maar net<br />

binnen waren ging de deur open en daar was Victoria. Ze<br />

was niet alleen. Ze was met Tony. Hij zat in een splinternieuwe<br />

rolstoel, een heel moderne, de mooiste die Patrick<br />

ooit had gezien. Hij was natuurlijk elektrisch en hij kon op<br />

verschillende manieren gestuurd worden, onder andere<br />

door een knop op de leuning te bewegen. Op die knop lag de<br />

hand van Tony.<br />

Even wist Patrick niet ofhij naar Victoria en haar broertje


toe zou gaan. Want als je het voorwerp van al je overpein­<br />

zingen, het onderwerp van al je dromen, ineens in levende<br />

lijve voor je ziet, dan gebeurt er iets vreemds in je ziel. Aan<br />

de ene kant valt het een beetje tegen: ze is een heel gewoon<br />

meisje, met een verse pukkel bij haar mondhoek. Aan de<br />

andere kant is het zo heerlijk, krijg je zo'n ruim gevoel in je<br />

borstkas, dat je als een vogel naar de toppen van de bomen<br />

zou kunnen vliegen.<br />

Patrick vloog niet, maar hij ging op Victoria af. Hij had<br />

willen uitschreeuwen hoe blij hij was haar te zien, maar hij<br />

zei: '0, hallo.'<br />

Ik stoor hem, dacht Victoria.<br />

'Dag Tony. Wat goed dat je gekomen bent. Welkom bij<br />

de club.'<br />

Tegenover Tony zat Patrick niet om woorden verlegen.<br />

'Wat heb je een schitterende stoel, zeg. Daar is de mijne niks<br />

bij. Potverdorie, het lijkt wel een RoUs Royce.'<br />

T ony lachte.<br />

'Heb je die van je vader gekregen?'<br />

T ony sloeg met zijn hoofd.<br />

'Nou en of,' zei Victoria. 'Jij krijgt de mooiste stoel die er<br />

is, heeft vader gezegd, is het niet waar, Tony.'<br />

Ze gingen in een hoek zitten, om rustig te kunnen praten.<br />

'Wou je niet wat anders doen?' vroeg Victoria.<br />

'Nee, we zaten ons net een beetje te vervelen,' zei Patrick.<br />

'Je komt heel gelegen.'<br />

Een erg complimenteuze opmerking was dat niet.<br />

'Er is veel gebeurd,' zei Victoria. 'Vooral met vader.<br />

Neem nou de schilderijen. Ik was er natuurlijk heel gespan­<br />

nen over wat hij zou zeggen als hij ontdekte dat ze weg<br />

waren. Hij zei niks. Helemaal niks. Ik kon niet eens merken<br />

dat hij het zàg. Maar een paar dagen later, toen ik thuiskwam<br />

uit school, waren de gordijnen weg . .. <strong>De</strong> roeden ook. En de<br />

twee lelijkste van de schilderijen die we op de markt hebben<br />

gekocht. Ik zei: "Goh, de gordijnen zijn weg." Hij reageerde<br />

niet.'


'Dus hij wéét wat we hebben gedaan. Hij heeft de krant<br />

gelezen en zijn conclusies getrokken,' meende Patrick.<br />

'Dat denk ik ook,' zei Victoria. 'Nou, en een paar dagen<br />

later zei hij dat hij een rolstoel voor T ony ging kopen. Er<br />

kwam een man die precies naging wat Tony kan en wat hij<br />

niet kan. Weet je nog wel, T ony. Jij scheen het niks leuk te<br />

vinden. Een paar dagen later was deze stoel er. Hartstikke<br />

mooi. Hartstikke duur.'<br />

'Wat goed van je vader.'<br />

'Nou, dat vind ik ook. En Tony is helemaal gek met zijn<br />

stoel. We zijn naar een lege parkeerplaats gegaan en daar<br />

heeft hij geoefend met het besturen van zijn slee.'<br />

Tom maakte een gebaar.<br />

'T om denkt dat je nog eens in een formule I terecht<br />

komt,' vertaalde Patrick.<br />

T ony zwaaide enthousiast met zijn hoofd.<br />

'Het schijnt dat T ony iets weet wat ik niet weet,' constateerde<br />

Victoria. 'Wat is een formule 1?'<br />

'Iets voor mannen onder mekaar,' verklaarde Patrick.<br />

'Het is een racewagen.'<br />

Intussen was David, een van de leiders, bij hen komen<br />

staan. Victoria en Tony werden aan hem voorgesteld. Hij<br />

vroeg of T ony een nieuw lid van de club werd en Victoria<br />

zei dat ze kwamen uitvinden of haar broer het hier leuk<br />

vond.<br />

'Vast wel/ zei David. 'Zullen we samen eens rondkijken<br />

wat hier allemaal is?'<br />

Hij nam de rolstoel bij de handvatten.<br />

'Ik ga mee,' gebaarde Tom.<br />

Hij bedoelde het goed. Hij had natuurlijk opgemerkt hoe<br />

mat Patrick de laatste weken was en zijn conclusies getrokken.<br />

Gepraat erover hadden ze niet. Maar soms is niet spreken<br />

veelzeggender dan tienduizend woorden en Patrick wist<br />

dat Tom wist dat ...<br />

Kortom, Tom meende er goed aan te doen Patrick en<br />

1 )7


Victoria een poosje alleen te laten en daar vergiste hij zich in.<br />

Want toen er geen bliksemafleider meer was, steeg de spanning<br />

tussen hen tot honderdduizend volt. Ze wisten niet<br />

meer wat ze moesten zeggen. Ze wisten niet hoe en waarnaar<br />

ze moesten kijken. En hun verwarde gevoelens concentreerden<br />

zich op één hartstochtelijk verlangen: ik wou dat Tom<br />

en T ony terug kwamen.<br />

'Heb je de krant van gisteren gelezen?' vroeg Patrick.<br />

Het klopt dus, dacht Victoria vernyijfeld. Hij verveelt<br />

zich met me. We hebben elkaar weken niet gezien en hij<br />

denkt aan de krant van gisteren.<br />

Ze keek langs Patrick heen naar een poster van Amnesty<br />

International, zonder die te zien.<br />

Ze kijkt langs me heen, dacht Patrick. Een jongen in een<br />

rolstoel, dat vindt ze een vervelend gezicht. Ze is bang dat ik<br />

het medelijden op haar gezicht zal zien.<br />

'Ik heb hem bij me,' zei hij. 'Wacht even, ik. pak 'm.'<br />

Hij reed naar zijn tas, die in een hoek stond. Voor Victoria<br />

voelde het alsof hij afstand tussen hen wilde maken, alsof<br />

ze lijfelijk te dichtbij was voor zijn smaak.<br />

'Kijk,' zei Patrick, 'dit moet je beslist even lezen.' Terwijl<br />

ze las vertelde hij al wat er in het door hem aangewezen<br />

artikel stond. 'Het Nieuw Provinciaals Museum heeft ruzie<br />

met de verzekeringsmaatschappij waar ze hun schilderijen<br />

verzekerd hebben. <strong>De</strong> verzekering zegt dat de Metsu natuurlijk<br />

altijd vals is geweest. Van de andere schilderijen die<br />

teruggekomen zijn is vastgesteld dat het echt dezelfde<br />

werken zijn die indertijd zijn gestolen. Het ligt dus voor de<br />

hand dat ook de Metsu, "Kind aan het raam", die is teruggekomen,<br />

dezelfde is die indertijd is verdwenen. Intussen is<br />

gebleken dat het werk vals is. Dus was het altijd al vals, is de<br />

mening van de verzekering, en was het veel te hoog verzekerd.<br />

Het museum vindt dat onzin. Ze zeggen dat het schilderij<br />

eindeloos is onderzocht, juist omdat men een tijd heeft ge-


dacht dat het van Weenix was. Het mag dan vreemd zijn dat<br />

alleen dit ene werk voor een ander is verwisseld toen het op<br />

drift was, het museum is er zeker van dat ze een vervalsing<br />

hebben teruggekregen voor een echt.'<br />

Door te praten over iets wat niet direct met hen tweeën te<br />

maken had stroomde het bloed weer wat gemakkelijker door<br />

zijn aderen.<br />

'Het moet altijd vals geweest zijn,' zei Victoria. 'Tenzij<br />

het door die Veenmannen is omgewisseld. Dat zou natuurlijk<br />

kunnen.'<br />

'Misschien moeten we de Veenmannen alsnog aangeven<br />

bij de politie. Daar heb ik wel zin in, want ze hebben jou op je<br />

hoofd geslagen.'<br />

Toen hij dat zei kreeg hij een kleur. <strong>De</strong> opmerking was<br />

uit zijn mond gevallen, stom van hem. Ze mocht onder geen<br />

voorwaarde merken dat hij zoveel om haar gaf. Ze zou zich<br />

verplicht voelen haar dankbaarheid om te zetten in iets anders<br />

en dat kon nu eenmaal niet.<br />

'Die bult op mijn hoofd is al vergolden, door een trap<br />

onder een kont,' vond Victoria.<br />

'Veenman kan de politie op het spoor van je vader zetten,'<br />

zei Patrick kortaf. 'We vertellen het niet.'<br />

Victoria gaf de krant terug. 'Waarom ben je al die tijd niet<br />

gekomen?' vroeg ze ineens. Ze kon het niet meer binnen<br />

houden. Ze had nu eenmaal dat directe.<br />

'0, ik had het druk.' Hij deed alsofhij geboeid was door<br />

iets wat in de op zijn schoot teruggelegde krant stond. 'Paul<br />

is uit een boom gevallen en we zaten in de mist en ... '<br />

Hij begon te vertellen over hun avontuur bij de oude<br />

schaapskooi. Door veel te praten kun je veel verhullen. Hij<br />

had me mee kunnen vragen op die tocht, dacht Victoria. Hij<br />

is me gewoon vergeten, dat is het en niks anders.<br />

'0, daar is Tony. Hoe vind je de GENGK? Heb je zin om<br />

hier geregeld te komen?'<br />

1 59


Toen Patrick en Tom later die middag naar huis gingen<br />

kwamen ze weer eens de man met de hoed tegen, of beter<br />

gezegd, hij kwam hun achterop. Ze hadden hem al een tijd<br />

niet gezien. <strong>De</strong> regenjas was nu een jas van zwaardere stof,<br />

de hoed leek dezelfde. Ook was zijn haardos niet weelderiger<br />

geworden, wat bleek toen hij het hoofddeksel hoffelijk<br />

voor hen afnam.<br />

'Ik zou jullie graag even willen spreken,' zei hij.<br />

<strong>De</strong> jongens bleven staan.<br />

'We zijn elkaar al eerder tegengekomen. Mijn naam is<br />

Sparendonk.'<br />

'Ik heet Patrick. Dat is Tom. Hij is doof.'<br />

'Ik weet het,' zei meneer Sparendonk. 'Om jullie de waarheid<br />

te zeggen, het is niet helemaal toeval dat we elkaar<br />

eerder hebben ontmoet.'<br />

'Dat dacht ik al.'<br />

'Ik zag jullie het eerst toen jullie in het Jan Steen-museum<br />

waren en met de conservator spraken. Ik stond in de hal bij<br />

de kiosk en ik hoorde gedeeltelijk wat jullie zeiden, over de<br />

mogelijkheid dat er een schilderij zou zijn neergezet in de<br />

kelder. Ik vond dat heel opmerkelijk en ik ben jullie achterna<br />

gelopen, zonder jas aan en zonder hoed. Ik heb er een flinke<br />

verkoudheid aan overgehouden.'<br />

'Wat intens zielig,' gebaarde Tom.<br />

Meneer Sparendonk aarzelde of hij verder zou gaan. Hij<br />

keek vragend naar Patrick.<br />

'T om betuigt u zijn oprechte deelneming met dat ongemak.'<br />

'0, dank je. Jullie moeten weten dat ik een agent ben van<br />

de verzekeringsmaatschappij SOLIDE. Wellicht bekend?<br />

Wij verzekeren vooral roerende goederen, zoals schilderijen.<br />

,<br />

'Ik vind dat meer ontroerende goederen,' zei Patrick.<br />

Meneer Sparendonk glimlachte, maar hij kon het toch<br />

niet laten om even uit te leggen: 'Roerende goederen zijn al<br />

160


die goederen die verplaatst kunnen worden of zichzelf kunnen<br />

verplaatsen, althans .. .' Hij besloot dat hij de kleine lettertjes<br />

maar onvermeld zou laten .<br />

. Patrick en Tom wachtten op wat hij verder te zeggen zou<br />

hebben. Hij stond er ongemakkelijk bij. Met zijn één meter<br />

zevenentachtig torende hij hoog boven hen uit. Patrick wees<br />

naar een bank die even verderop stond, zeer functioneel in<br />

gevallen ' als deze.<br />

'Wilt u daar niet even gaan zitten?'<br />

'Graag.'<br />

T om bleef staan, een hand op de rugleuning van de rolstoel.<br />

Bij hem had je nooit het gevoel dat staan vermoeiend<br />

kan zijn. Hij maakte veeleer de indruk dat hij zijn best moest<br />

doen om niet weg te vliegen.<br />

'<strong>De</strong> zaak is,' zei meneer Sparendonk vriendelijk, 'dat de<br />

gestolen en later terugbezorgde schilderijen bij SOLIDE<br />

verzekerd zijn. We hebben een paar jaar geleden hoge uitkeringen<br />

moeten doen, die we nu weer teruggekregen hebben.<br />

Jullie begrijpen wel dat we de antidief heel dankbaar<br />

zijn.'<br />

Patrick en Tom knikten vaagjes.<br />

'Jullie hebben er iets mee te maken,' zei meneer Sparendonk.<br />

'0 ja?'<br />

'Ik ben daarvan overtuigd.'<br />

<strong>De</strong> jongens reageerden niet.<br />

'Als jullie me alles vertellen zit er misschien een mooie<br />

beloning voor jullie in.'<br />

'Ik heb niets te vertellen,' zei Patrick. 'Jij, Tom?'<br />

T om schudde zijn hoofd.<br />

'Aan de andere kant,' vervolgde meneer Sparendonk, en<br />

zijn vriendelijkheid kreeg ineens iets geniepigs, 'als jullie me<br />

niet alles vertellen wat je over deze zaak weet, dan voel ik me<br />

verplicht om de politie alles mede te delen wat ik te weten<br />

ben gekomen over de betrokkenheid van jullie beiden en het<br />

meisje Victoria.'<br />

161


Patrick schrok. Daar had je het gedonder. Die kerel wist<br />

van Victoria.<br />

'Ik begrijp het niet,' zei hij. 'U bent toch tevreden? <strong>De</strong><br />

schilderijen zijn terug. U hebtuw geld terug. Wat wilt u nog<br />

meer?'<br />

'Ik wil bewijzen hebben dat de Gabriël Metsu, het werk<br />

"Kind aan het raam", al een vervalsing was toen het werd<br />

gestolen. Daarvoor moet ik weten wat er is gebeurd. We<br />

hebben het Nieuw Provinciaals Museum indertijd een hoge<br />

som voor het schilderij uitgekeerd. Die willen we terug hebben.<br />

We betalen niet voor vervalsingen.'<br />

'Waarom denkt u dat wij er iets mee te maken hebben?'<br />

'Om een heleboel redenen. Ik zal er drie noemen.<br />

T en eerste, jullie meer dan normale belangstelling voor<br />

de zaak, al in een vroeg stadium. <strong>De</strong>nk aan jullie bezoek aan<br />

het Jan Steen-museum.<br />

Ten tweede hebben jullie het Nieuw Provinciaals Museum<br />

met een bezoek vereerd kort voordat de vervalste Metsu<br />

daar weer is aangetroffen. Het werk past uitstekend achter<br />

de rugleuning van die stoel, is het niet?<br />

Ten derde hoorde ik van mijn collega bij de NS, de stationsdetective,<br />

dat er een lege kist is aangetroffen. Ik heb wat<br />

navraag gedaan bij het depot. Neem me niet kwalijk, maar<br />

jullie vallen een beetje op met die eh ... rolstoel. Zaten er<br />

schilderijen in die kist? Allemaal met de tenen geschilderd?'<br />

Van die laatste woorden schrok hij zelf. 'Eh, neem me niet<br />

kwalijk.'<br />

Patrick en Tom overlegden in gebarentaal. <strong>De</strong> foto's van<br />

de schilderijen moesten weg bij meneer Roerig. Die waren<br />

te verdacht. Het zou moeilijk zijn iets te bewijzen, maar het<br />

vuur zou hun na aan de schenen worden gelegd.<br />

'<strong>De</strong> politie kan natuurlijk ook heel gemakkelijk achter<br />

deze en andere dingen komen,' merkte meneer Sparendonk<br />

nog op. 'Op het ogenblik hebben ze de zaak laten rusten. <strong>De</strong><br />

schilderijen zijn terug en ze zijn druk met de roofoverval bij


meneer Geraers, van vorige week. Maar het zou me weinig<br />

moeite kosten hun belangstelling weer te wekken.'<br />

'Stel dat we iets weten,' zei Patrick. 'Aan de ene kant bent<br />

u ons dan dankbaar, want de schilderijen zijn terug. Aan de<br />

andere kant wilt u de politie op ons dak sturen vanwege die<br />

Metsu.'<br />

'Dat is correct,' zei meneer Sparendonk.<br />

'Ik kan het niet volgen,' gebaarde Tom.<br />

'Tom begrijpt het niet, en ik evenmin.'<br />

'Nou kijk,' zei meneer Sparendonk. 'Stel ik laat per ongeluk<br />

een tas vallen waarin een aantal kostbaarheden zit. Jij<br />

raapt hem voor me op, maar vóór je hem teruggeeft pik je<br />

mijn portemonnee er uit. Ik ben je dan dankbaar voor het<br />

oppakken van mijn tas en ik geef je toch een draai om je oren<br />

voor het pikken van mijn beurs.'<br />

'Wij hebben niks van u gepikt, geen beurs en geen schilderij.'<br />

'Vertel me dan wat je weet.'<br />

Hij kreeg geen antwoord.<br />

'Dan zit er weinig anders op dan dat ik een gesprekje ga<br />

hebben met inspecteur Saarloos,' zei de verzekeringsagent.<br />

'Wacht nog een paar dagen,' zei Patrick gejaagd.<br />

'Dus je erkent dat jullie iets weten?'<br />

'Misschien weten we iemand die iets weet. Meer kan ik er<br />

echt niet over zeggen.'<br />

T om maakte een gebaar waaruit zijn verbazing b1eek.<br />

'Goed, ik zal een paar dagen wachten,' beloofde de heer<br />

Sparendonk. 'Stel mijn geduld niet te lang op de proef.'<br />

Hij lichtte zijn hoed en vertrok met bedaarde pas. Een<br />

man met weinig emoties en veel vasthoudendheid.<br />

'Weten wij iemand die iets weet?' gebaarde Tom.<br />

'Nee. Ik wou tijd winnen. Alle sporen van de schilderijen<br />

moeten weg bij de Roerigs. Vooral de foto's die Victoria<br />

heeft gemaakt.'<br />

Ze overlegden nog een tijdje wat ze moesten doen. <strong>De</strong>


iljante ideeën bleven uit. Patrick zei dat hij Victoria<br />

's avonds nog zou bellen. Daarna gingen ze elk naar hun<br />

eigen huis.<br />

Patrick zocht het telefoonnummer van Victoria op. Niet<br />

dat hij het niet uit zijn hoofd kende, maar hij zocht het toch<br />

op. Misschien om tijd te winnen, om nog even te kunnen<br />

denken voor hij het draaide. Misschien omdat hij zichzelf<br />

niet wilde toegeven dat hij het uit zijn hoofd kende. Misschien<br />

omdat hij hoopte dat zijn moeder thuis zou komen en<br />

zou merken dat hij haar nummer moest naslaan. Want naar<br />

zijn smaak vroeg zijn moeder iets te vaak naar haar. Het<br />

werd tijd dat ze begreep dat het over en uit was tussen hem<br />

en Victoria. Nooit áán geweest trouwens.<br />

Hij draaide en kreeg haar meteen zelf. Ze klonk opgewekt.<br />

Misschien was die andere jongen op bezoek. Hij vertelde<br />

van de man met de hoed en van de verzekeringsmaatschappij<br />

SOLIDE. Haar stem klonk ineens mat. Maakte ze<br />

zich zo ongerust?<br />

'Ik zal zorgen dat de foto's vanavond nog de deur uitgaan,'<br />

beloofde ze.<br />

Nee, vrolijk was ze ineens niet meer. Ach, natuurlijk, die<br />

vent zat erbij en ze wilde niet dat hij te weten kwam wat er<br />

gaande was. Of ze was bang dat hij zich intussen verveelde.<br />

Patrick wilde nog vragen hoe Tony het op de GENGK had<br />

gevonden, maar op dat moment kwam zijn moeder binnen.<br />

Daarom zei hij snel 'dag' en legde de hoorn neer.<br />

'Iemand die ik ken?' vroeg zijn moeder.<br />

'Victoria.'<br />

'0, komt ze vanavond? Ik wil haar nu wel eens ontmoeten.'<br />

'N ee, ze komt niet.'<br />

'Heb je het haar wel gevraagd?'<br />

'Hè moeder, hou nou eens op,' zei Patrick geërgerd.<br />

'Je bent altijd wat lichtgeraakt als het over haar gaat, is<br />

het niet?'


'Ik moet vanavond naar mijn training voor snelwandelen,'<br />

zei Patrick pesterig.<br />

Maar deze keer had zijn moeder wisselgeld.<br />

'Ach ja, dat is waar ook. Je sportschoenen staan klaar in<br />

het halletje,' zei ze.<br />

'Ze was op de GENGK. Met Tony, dat invalide broertje.<br />

Zijn vader heeft een volautomatische, gestroomlijnde, super<br />

power rolstoel voor hem gekocht. Het nieuwste van het<br />

nieuwste. 't Is dat ik al gehandicapt ben, anders zou ik het<br />

voor dat apparaat willen worden.'<br />

'Zo is het wel weer genoeg voor vandaag,' zei moeder.<br />

'Heb je de boodschappen gedaan?'<br />

<strong>De</strong>ze zaterdag was hij ze niet vergeten.<br />

'Goed, dan praten we niet meer over Victoria Roerig. En<br />

dat is dan waarschijnlijk ook weer niet goed. Want je ver­<br />

toont alle symptomen van ...<br />

'<br />

Ze stopte midden in de zin. Hij zag er zo verdrietig uit.<br />

'Geeft ze niet om je?' Het was iets wat zij zich niet kon<br />

voorstellen. Als antwoord pakte hij zijn krukken.<br />

'Ik ben bezweet. Ik ga een douche nemen.'<br />

Zijn moeder bleef onbeweeglijk staan en staarde naar de<br />

plek op de bank waar hij had gezeten. Even onbeweeglijk zat<br />

een paar kilometer verderop Victoria, een hand onder haar<br />

kin. Ze was zo blij geweest toen hij belde, voor het eerst in<br />

weken. Ze had gehoopt dat hun ontmoeting die middag alles<br />

weer als vroeger zou maken, dat hij weer zou komen, dat ze<br />

ijsjes zouden eten bij Brinkers. Ze had hem nog niet eens<br />

verteld dat Tony vorderingen maakte met de leeskaart, ze<br />

konden echt al een bee* met hem praten. Zelfs haar vader<br />

gebruikte die kaart nu om Tony te laten zeggen of hij iets<br />

wilde hebben. 't Was weer om die afschuwelijke schilderijen<br />

dat hij had gebeld. Wat kon haar die verzekeringsman schelen.<br />

Natuurlijk, ze zou de fotoreprodukties weggooien, Patrick<br />

had gelijk. Het zou nu moeilijk zijn iets tegen haar<br />

vader te ondernemen, er waren geen bewijzen, en hij was


zelf nauwelijks aanspreekbaar. Het enige wat Patrick had<br />

geïnteresseerd was het avontuur geweest. <strong>De</strong> spanning. Het<br />

raadsel. Nu wist hij amper nog dat ze bestond. Ging hij maar<br />

naar Canada. Met de uitspraak van zijn naam zouden ze daar<br />

geen moeite hebben.<br />

Ze betrapte zich erop dat ze een traan in haar rechterooghoek<br />

had. Weg er mee. Ze ging niet zitten grienen om<br />

zo'n knul. Ze zou er eens wat meer werk van maken om te<br />

bedenken wat er allemaal niet aan hem deugde. Hij kon zo<br />

arrogant in die rolstoel zitten. Als een soort koning, waar<br />

iedereen maar naar toe moest komen. Nou, hij was geen<br />

koning, zelfs geen prins. Ze dacht wel vaak aan hem als aan<br />

een prins. Hij was het niet, zelfs niet een heel klein pestprinsje.<br />

Tom ergerde haar ook. Ze wist namelijk zeker dat<br />

die Patrick wèl een prins vond.<br />

<strong>De</strong> traan was naar haar kin gezakt en lag daar nu op te<br />

drogen. En toen was er ineens nog een en nog een. Victoria<br />

stond op en liep fudoos naar haar kamer om een zakdoek te<br />

halen.<br />

166


13<br />

Het was een week later, zaterdag 22 december. Weer een<br />

week zonder inspiratie, zonder vreugde, zonder rJn. Patrick<br />

maakte zich klaar om naar de GENGK te gaan, want meneer<br />

Van Wijngaerden had beloofd die middag zijn vriend Vin­<br />

cent mee te nemen. EigeIÛijk ben ik de afgelopen weken pas<br />

echt gehandicapt, dacht Patrick. Wat heb je aan je leven als<br />

je nergens zin in hebt, als je de televisie vervelend vindt, je<br />

boeken saai, je moeder irritant en je er geen behoefte aan<br />

hebt je vrienden te zien? Hij kende een jongen van zestien<br />

die nooit naar een fe es* ging omdat hij zich angstig voelde<br />

in gezelschap van anderen. Eigenlijk is het of die jongen niet<br />

kan lopen, dacht Patrick. Hij kende een meisje dat van bin­<br />

nen werd opgegeten door jaloersheid. Ze kon het niet heb­<br />

ben als iemand anders een mooie nieuwe jurk aan had, als zij<br />

niet het hoogste cijfer had, als een jongen een ander meisje<br />

aardiger vond dan haar. Hatelijkheden en venijnige opmer­<br />

kingen spoten uit haar mond als puntige pijlen en ook zij<br />

ging niet naar feestjes, omdat ze niet werd uitgenodigd. Ge­<br />

handicapt, dacht Patrick, net zoals ik nu gehandicapt ben,<br />

omdat ik tot niks kom, omdat mijn gedachten in dat ene<br />

misselijke kringetje ronddraaien: Victoria.<br />

Toen hij bij de GENGK aankwam zag hij tot zijn ver­<br />

rassing dat ze er was. Ze had Tony gebracht en ze was niet<br />

meteen weer weggegaan. Waarschijnlijk wilde ze Vincent<br />

aan het werk zien. Patrick ging op hen af.<br />

'Hoi.'<br />

Ze lachten allebei verlegen en gebruikten Tony als blik­<br />

semafleider. <br />

ny?'<br />

'T ony snapt de leeskaart,' zei Victoria. 'Is het niet, T 0


<strong>De</strong> gehandicapte jongen gaf een ruk met zijn hoofd.<br />

'Zullen we een kleine demonstratie geven? Vertel eens,<br />

hoe heet deze jongen?'<br />

Ze hield T ony de leeskaart voor en ging met haar vinger<br />

langs de letters. Als het kind een ruk met zijn hoofd gaf<br />

schreef ze de laatste letter op en begon opnieuw. Nu was het<br />

niet zo gemakkelijk om de goeie ruk met het hoofd eruit te<br />

pikken, Tony's hoofd was steeds in beweging. Maar toch<br />

kon je er iets van maken, want het resultaat van deze eerste<br />

publiekelijke proeve van bekwaamheid leverde de letters P<br />

A T IK op, wat toch niet gek was. Patrick applaudisseerde<br />

dan ook enthousiast, waar Tony zichtbaar mee in zijn schik<br />

was.<br />

'Je lijkt Helen KeIler wel,' zei Patrick. 'Weet je wie dat<br />

was? Een meisje dat niet kon zien en niet kon horen en dat<br />

toch doctor werd in de dit of dat.'<br />

'Un,' zei Tony.<br />

'Wat betekent dat? Kom op, leeskaart.'<br />

Op zijn beurt wees hij de letters aan, maar er kwam niks<br />

begrijpelijks uit. Het beste wat Patrick ervan maken kon was<br />

ZWANG, een woord waar hij geen raad mee wist.<br />

'Keulen en Aken zijn ook niet op één dag gebouwd,' zei<br />

Patrick. 'Je leert het nog wel.'<br />

'<strong>De</strong> fotoreprodukties zijn het huis uit,' zei Victoria. 'Ik<br />

heb ze verscheurd en met de vuilnis meegegeven.'<br />

'Zonde eigenlijk.'<br />

'Ach, het waren maar fo to's. Mijn vader heeft ze voor me<br />

van de muur gehaald. Ik zei: die dingen moeten weg. Hij<br />

begreep het meteen. Hij is echt niet gek. Hij is . .. vreemd.<br />

Hij vroeg ook hoeveel ze gekost hadden. Hij heeft me geld<br />

gegeven voor jullie. Voor die monsters van de markt. Ik heb<br />

het nu niet bij me. Jij en Tom krijgen het binnenkort wel.'<br />

Dan zie ik haar in ieder geval nog een keer, dacht Patrick.<br />

'Als de politie nu zou komen kan er weinig gebeuren,'<br />

vond Victoria. 'Ze krijgen geen woord uit mijn vader. Die<br />

168


kan zwijgen tot je er gek van wordt. Tony is ook niet zo<br />

mededeelzaam. '<br />

'En jij?'<br />

'Ik denk niet dat ik mijn mond voorbij zou praten.'<br />

'Dat denk ik ook niet,' zei Patrick.<br />

Intussen waren meneer Van Wijngaerden en de schilder<br />

die ze Vincent noemden binnengekomen. Er was in de grote<br />

zaal van de GENGK een klein podium, waar Vincent op<br />

ging staan: hij had een flapover bij zich, een standaard waar­<br />

aan grote vellen papier hingen, die je makkelijk bovenlangs<br />

om kon slaan. Hij zei dat hij kort geleden enkele leden van<br />

de club had ontmoet die hem hadden gevraagd een demon­<br />

stratie sneltekenen te komen geven en hier was hij dan.<br />

Natuurlijk had hij de volle aandacht van alle aanwezigen,<br />

zodat Patrick, Tom (die intussen ook was gearriveerd) en<br />

Victoria niet onmiddellijk zagen dat T ony in grote opwin­<br />

ding was geraakt. Hij maakte heftige bewegingen met zijn<br />

ele lichaam en zijn hoofd zwaaide heen en weer als een<br />

boom in een orkaan.<br />

'Hé, Tony, wat is er?' fluisterde Victoria.<br />

Meer bewegingen.<br />

'Laat me beginnen met hectekenen van meneer Van<br />

Wijngaerden,' zei Vincent. Het was ongelooflijk hoe hij met<br />

houtskool in minder dan een minuut een gezicht op het pa­<br />

pier had geschetst waarin de voorzitter van de club duidelijk<br />

te herkennen was.<br />

'Op welk dier lijkt meneer Van Wijngaerden het meest?'<br />

'Op een duif,' riep iemand.<br />

'Goed, dan maken we een duif van hem.' Een paar snelle<br />

bewegingen met de staaf houtskool, een stapje achteruit om<br />

even te kijken, nog een paar lijntjes, een schaduw die werd<br />

aangebracht en daar was meneer Van Wijngaerden, nu ge­<br />

karikaturiseerd als een duif.<br />

Applaus van de zaal, meer agitatie bij Tony.<br />

'Wat is er toch?'


'<strong>De</strong> leeskaart,' zei Patrick.<br />

Victoria ging met haar vinger langs de letters, maar weer<br />

kwam er iets uit waar ze geen raad mee wisten. F l ED was<br />

niet iets dat ze wat zei.<br />

Intussen ging Vincent door met zijn kunsten. Hij kon<br />

letterlijk alles en iedereen tekenen en dat met een vaart waar<br />

ze stil van werden. Hij bleef wel een uur aan de gang en toen<br />

hij ophield kreeg hij een daverend applaus. Hij maakte een<br />

beleefde buiging en trok zich toen terug aan een tafeltje bij<br />

meneer Van Wijngaerden, waar hem een glaasje fris werd<br />

geserveerd door Teuntje. Tony was enigszins tot rust geko­<br />

men. Tom ging naar de kelder om te tafeltennissen. Victoria<br />

en Patrick bleven bij elkaar zitten, allebei blij met de aan­<br />

wezigheid van de ander, zonder dat ze het van elkaar wisten.<br />

In tegenstelling tot een week eerder ging er nu vrede uit<br />

van dat samenzijn. Ze loopt niet bij me weg, dacht Patrick.<br />

Ze vindt het niet vervelend dat ik er ben. Ze heeft er geen<br />

hekel aan om naar me te kijken.<br />

Hij maakt geen aanstalten om iets te gaan doen, peinsde<br />

Victoria. Het is weer een beetje zoals een maand geleden. Hij<br />

vindt me natuurlijk onromantisch en saai, maar hij vindt het<br />

ook een beetje prettig dat ik er ben.<br />

Ze zeiden weinig. Ze voelden dat ieder woord dat wat er<br />

tussen hen was aan stukken kon scheuren. Kleine zinnetjes<br />

zeiden ze, over de thee die niet erg warm meer was, over hoe<br />

knap het was om zo te kunnen tekenen, over de GENGK,<br />

die geen gekke club was en dat T ony het kennelijk leuk<br />

vond.<br />

'Dn,' zei Tony.<br />

Tom kwam terug. Er waren te veel liefhebbers voor tafel­<br />

tennissen, hij zou het later nog wel eens proberen. Hij ging<br />

bij hen zitten, zonder veel aan de sfeer te veranderen. Tom<br />

stoorde eigenlijk nooit.<br />

Maar ineens vroeg hij toch hun aandacht. Hij stootte Pa­<br />

trick aan en maakte enkele gebaren.


'Tom zegt dat die meneer Van Oerle iets zei over de<br />

Metsu,' vertaalde Patrick zacht.<br />

Victoria trok haar wenkbrauwen op. 'Van Oerle?'<br />

'<strong>De</strong> schilder. Die Vincent wordt genoemd.'<br />

<strong>De</strong> kunstenaar zat te praten met meneer Van Wijngaerden,<br />

met gedempte stem, zodat ze er niets van konden horen.<br />

Maar Tom zag hun lippen bewegen.<br />

'Hij heeft het over de kranteberichten over dat schilderij<br />

"Kind aan het raam",' gebaarde Tom. 'Ik kan niet zien wat<br />

meneer Van Wijngaerden antwoordt.'<br />

'Er stond gisteren weer een artikel over in het Stadsblad,'<br />

zei Patrick. '<strong>De</strong> verzekeringsmaatschappij wil het geld terug<br />

dat ze indertijd hebben uitbetaald. Ze dreigen met een proces.<br />

Overigens heb ik nu al een week niks van die meneer<br />

Sparendonk gehoord.'<br />

Opnieuw agitatie bij Tony. Opnieuw probeerden ze met<br />

de leeskaart uit hem te krijgen wat hij wilde zeggen. Opnieuw<br />

konden ze er niets anders van maken dan F l ED.<br />

Het werd lawaaiiger om hen heen. Anderen kwamen bij<br />

hun groepje zitten. Meneer Van Wijngaerden kwam Tony<br />

begroeten. Hij zei hoe blij hij was dat de jongeheer Roerig<br />

nu toch lid van de GENGK was geworden en hij bewonderde<br />

de rolstoeL Patrick ging Gijs van Oerle een hand geven.<br />

<strong>De</strong> middag vulde zich met alle woorden en gebeurtenisjes<br />

waaruit het leven van een gemeenschap bestaat.<br />

Zoals altijd bracht Patrick ook deze zaterdagavond met zijn<br />

moeder door. Ze kookten samen, aten samen en deden samen<br />

de afwas. Patrick voelde zich meer ontspannen dan in<br />

weken het geval was geweest.<br />

'Je hebt vanmiddag Victoria gezien,' zei zijn moeder.<br />

'Hoe weet je dat?'<br />

Ze glimlachte. 'Zoiets weten moeders.'<br />

Hij stak zijn tong naar haar uit.<br />

'Wat doen we, televisie of een potje Scrabble?'<br />

171


'Kun je tegen je verlies?' vroeg Patrick.<br />

'Een vraag die zich vanavond niet zal voordoen,' zei zijn<br />

moeder. Ze waren allebei goed in het spel en het hing werkelijk<br />

van het geluk af wie er won.<br />

Moeder trok de laagste letter en begon. Dat zag er al<br />

meteen somber uit voor haar zoon, want ze legde het zevenletter<br />

woord schedel neer; vijftig punten extra dus. Maar<br />

Patrick kwam sterk mee, door met een s die hersenpan meervoudig<br />

te maken en het woord 'slabje' te presenteren, met<br />

een behoorlijk hoge woordwaarde.<br />

Ze gingen een tijd gelijk op. Halverwege legde moeder<br />

het woord 'stal' neer en Patrick zag meteen dat hij daar 'dief<br />

voor kon zetten. D IE F. Er ging een schokje van herkenning<br />

door hem heen. Hij dacht aan T ony en de leeskaart.<br />

Had het F lED van T ony eigenlijk 'dief betekend? Had<br />

Victoria's broer willen zeggen dat de schilder een dief was?<br />

Had Van Oerle de Metsu vervalst? Dat hij er het talent voor<br />

had was zeker. Maar wanneer? Hoe had hij het origineel in<br />

handen gekregen? Zonder dat was het waarschijnlijk onmogelijk<br />

een goede vervalsing te maken. Van een foto? Nee,<br />

dan kreeg je natUurlijk nooit de kleuren echt gelijkend.<br />

'J ouw beurt.'<br />

'Ja, sorry.' Hij legde de dief neer en zag gedurende de rest<br />

van het spel geen kans meer zijn moeder bij te houden. Zijn<br />

gedachten waren elders. T ony had de schilder herkend, dat<br />

leek hem meer dan waarschijnlijk. Tom had uit de verte<br />

gezien dat hij over de Metsu had gesproken. Hij had een<br />

spoor, dacht hij. Een aangename opwinding maakte zich van<br />

hem meester, zoals een aantal weken geleden, toen hij op het<br />

spoor van de Veenmannen was gekomen.<br />

Hij verloor met meer dan honderd punten, waarvan zijn<br />

moeder achteloos opmerkte dat ze het immers had voorspeld.<br />

HiJ ruimde haastig het spel op en ging toen zoeken in<br />

de paperassen die hij in de loop van de maanden over de<br />

schilderijenzaak verzameld had. Hij vond algauw wat hij


zocht: fotokopieën van de kranteberichten over de diefstallen,<br />

vier jaar geleden. Het eerste werk dat was ontvreemd<br />

kwam uit het Nieuw Provinciaals Museum: Gabriël Metsu's<br />

'Kind aan het raam'. Pas enkele maanden later waren van<br />

lieverlee de andere zes doeken gestolen.<br />

En juist de Metsu is vervalst, dacht Patrick. Dat kan geen<br />

toeval zijn. Daar moet een oorzakelijk verband liggen.<br />

Hij zei zijn' moeder welterusten en ging naar bed. Het<br />

duurde een tijd voor hij in slaap viel en in zijn dromen verschenen<br />

wonderlijke gedrochten, die zich opbliezen tot ze<br />

dikke dekbedden werden die hem als golven overspoelden.<br />

Heet had hij het, heel heet. Hij duwde zijn dek weg, kreeg<br />

het koud, kroop er weer onder en zo worstelde hij zich door<br />

de nacht.<br />

<strong>De</strong> volgende morgen deed hij zijn oefeningen, douchte<br />

en ging toen in de keuken het zondagse Patrick-eitje bakken.<br />

Toen de boter bruin was brak hij een fors uitziend ei op de<br />

rand van de pan. Het ei had twee dooiers.<br />

'Da's ook sterk,' zei hij. 'Eerst zie je er nooit een en nu<br />

twee binnen een paar maanden.'<br />

'Ik haal de eieren tegenwoordig bij een boer,' zei zijn<br />

moeder met een geeuw. 'Steeds bij dezelfde. Waarschijnlijk<br />

heeft die kippen met een aanleg voor het krijgen van tweelingen.<br />

Bij mensen komt dat ook voor. 't Schijnt erfelijk te<br />

zijn.'<br />

Patrick luisterde niet naar deze uiteenzetting. Hij keek<br />

naar het mandje met de uien, dat naast het fornuis op een<br />

laag bankje stond. <strong>De</strong> uien lagen op een oude krant. Net als<br />

drie maanden geleden. 't Was nu een andere krant, maar hij<br />

wist als de dag van gisteren wat hij toen had gelezen: Lerjng<br />

over {eventiende-eeuwse Nederlandse en Vlaamse sch.ilderkunst.<br />

En er had verder gestaan dat meneer Van Wijngaerden<br />

die had gehouden.<br />

'Wat zit je daar naar die uien te staren,' merkte zijn moeder<br />

op. 'Is er iets mee?'<br />

173


'N ee,' antwoordde hij afwezig.<br />

'J e bent anders wel bezig een dubbeldooierig ei te ver­<br />

branden.'<br />

'Sorry. Ik zal het zelf opeten. Jij krijgt een ander,' zei hij .<br />

Meneer Van Wijngaerden, kunstkenner en filantroop,<br />

had er gestaan. Een filantroop was iemand die veel weggaf,<br />

had zijn moeder hem nog uitgelegd, niet iemand die dingen<br />

steelt. En meneer Van Wijngaerden gaf veel dingen weg. Hij<br />

was ontzettend aardig voor de GENGK. Ook voor andere<br />

goeie doelen scheen hij veel te geven. Bovendien was me­<br />

neer Van Wijngaerden rijk. Hij woonde in een huis dat op<br />

een kasteel leek, zo groot was het. Patrick en Tom waren er<br />

wel eens geweest. En hij had een auto met een chauffeur. Of<br />

drie auto's. Hij reisde ieder ogenblik naar Amerika of waar<br />

ook heen, en hij scheen, behalve de bungalow op de Cad­<br />

dumsche Hei, nog een huis in Italië te hebben. En afgezien<br />

van dat alles, meneer Van Wijngaerden was reuze sympa­<br />

thiek. Hij liet zich niet voorstaan op zijn rijkdom. Hij deed<br />

prettig en gewoon tegen kinderen met een handicap. <strong>De</strong><br />

kleintjes nam hij op schoot. Hij was een van de aardigste<br />

mensen die Patrick kende. Maar hij hàd het kunnen doen.<br />

Heel in het begin, toen T ony nog maar net terug was uit het<br />

ziekenhuis, was meneer Van Wijngaerden verschillende ke­<br />

ren op bezoek geweest om meneer Roerig te wijzen op de<br />

mogelijkheden van de GENGK voor Tony. Hij had zelfs<br />

een paar keer opgepast toen meneer Roerig naar de recht­<br />

bank moest of waarheen dan ook. Hij had die Vincent mee<br />

kunnen nemen om de Metsu na te schilderen. Alleen Tony<br />

zou het gezien hebben en die kon niks zeggen. Vandaag was<br />

Tony in opw41ding geraakt toen hij Vincent had gezien, ja,<br />

maar ook meneer Van Wijngaerden. En Vincent had het<br />

over de Metsu gehad tegen meneer Van Wijngaerden. En T 0-<br />

ny had het woord 'dief aangegeven. Nou ja, 'fied'.<br />

Zwijgend at Patrick zijn hard gebakken ei met de twee<br />

dooiers. Het viel niet op, hun ontbijt verliep meestal zwijg-<br />

174


zaam. Gedachten tolden door zijn hoofd. Het was absurd om<br />

te geloven dat meneer Van Wijngaerden een dief was. Maar<br />

het idee had zich in zijn hoofd genesteld en liet zich niet meer<br />

verdrijven.<br />

<strong>De</strong> volgende middag om twee uur stonden ze met z'n drieën<br />

op de stoep bij de erevoorzitter van de GENGK, Patrick,<br />

Tom en Victoria. Patrick had een goed deel van de nacht<br />

allerlei plannen gemaakt. In gedachten had hij ingebroken in<br />

het huis van meneer Van Wijngaerden en had hij alles ondersteboven<br />

gehaald om te kijken of het schilderij er was.<br />

Een onzinnig plan. Ten eerste was er altijd personeel in huis.<br />

Ten tweede was het huis waarschijnlijk beveiligd. En ten<br />

derde wilde hij niet inbreken bij iemand die hij aardig vond,<br />

ook al omdat hij het natuurlijk helemaal mis had.<br />

Hij had overwogen om een anonieme brief te schrijven,<br />

waarin zou staan dat het schilderij onmiddellijk terug moest<br />

worden bezorgd, ondertekend met 'de zondige nachtzeiler'<br />

of zoiets. Hij had bedacht dat hij een afbeelding van het<br />

schilderij zou kunnen sturen (die waren volop te koop in het<br />

Nieuw Provinciaal Museum) met daarop de simpele mededeling:<br />

ik wil naar huis.<br />

<strong>De</strong>ze en alle andere plannen had hij verworpen. Hij had<br />

de volgende morgen Victoria en Tom bij een geroepen en ze<br />

verteld wat hem bezig hield. Ze hadden geen ogenblik geloofd<br />

dat hij gelijk kon hebben. Meneer Van Wijngaerden<br />

stal geen schilderijen, dat stond voor hen vast. Ten slotte<br />

had hij gezegd:<br />

'Er zit niks anders op. Ik ga het hem recht in zijn gezicht<br />

vragen.' <strong>De</strong> anderen hadden het hem krachtig ontraden,<br />

maar hij had de telefoon gepakt, het nummer gedraaid en<br />

meneer Van Wijngaerden zonder moeite aan het apparaat<br />

gekregen, misschien omdat het de dag voor Kerstmis was en<br />

hij geen zaken te doen had.<br />

Patrick had gezegd dat hij iets wilde vragen en ofhij langs<br />

175


mocht komen. 'Dat is goed,' had meneer Van Wijngaerden<br />

vriendelijk geantwoord. 'Kom maar om twee uur: Toen<br />

hadden de anderen gezegd dat ze meegingen, zodat ze hem<br />

konden troosten nadat hij zich belachelijk had gemaakt.<br />

Een man in een donkere broek en een kort wit jasje deed<br />

open. Hij nodigde hen binnen, nadat hij gevraagd had of een<br />

van hen Patrick was. Dat ze ineens met z'n drieën waren<br />

sroeen hij geen bezwaar te vinden. Patrick merkte op dat hij<br />

zonder probleem de gang in kon rijden, want de deur was<br />

breed en er was een glooiinkje gemaakt waardoor de drem­<br />

pel geen moeilijkheden opleverde.<br />

Meneer Van Wijngaerden kwam hen hartelijk tegemoet.<br />

Hij opende een van de vele deuren die op de hal uitkwamen<br />

en ging hen voor naar een enorm vertrek, waarin behalve<br />

twee leren bankstellen, die je schenen uit te nodigen om een<br />

dutje te doen, ook veel planten stonden, en een kast met<br />

glazen deuren met daarachter kopjes en bordjes en andere<br />

voorwerpen van heel dun porselein. Hij vroeg wat ze wilden<br />

drinken, koffie of thee of iets fris. Tom kon hem heel goed<br />

verstaan, want als hij iets zei keek hij Tom aan en hij bewoog<br />

zijn lippen langzaam en duidelijk.<br />

Patrick voelde zich hoe langer hoe onprettiger. Moest hij<br />

zo dadelijk zeggen: 'ik denk dat u een dief bent?' Alles sprak<br />

er tégen. Aan de muren hingen, open en bloot, schilderijen<br />

die er kostbaar uitzagen. Meneer Van Wijngaerden zag hem<br />

kijken en zei verklarend: 'Oude meesters, die ik van mijn<br />

vader heb geërfd:<br />

'Die zijn vast hoog verzekerd,' zei Victoria.<br />

Meneer Van Wijngaerden glimlachte. 'Ik zal maar niet<br />

zeggen voor hoeveel.'<br />

'Verzamelt u schilderijen?' vroeg Patrick, met een kleur.<br />

'Nee hoor. Dat was een hobby van mijn vader. Ik. zie<br />

schilderijen eigenlijk liever in een museum. Ten eerste heb<br />

ik dan de zorg niet van diefstal of brand, en ten tweede kan<br />

daar iedereen er van genieten:


<strong>De</strong> moed zonk Patrick in de schoenen.<br />

'En, beste vriend,' zei hun gastheer, 'at kan ik voor je<br />

doen.'<br />

Patrick. zei niks.<br />

'Je wilde me immers spreken?'<br />

'Eh ... ja,' zei Patrick..<br />

Er viel een ongemakkelijke stilte.<br />

'Je hebt vast geld nodig voor de een of andere activiteit<br />

van de GENGK,' zei meneer Van Wijngaerden behulpzaam.<br />

Patrick. had altijd gevonden dat Jan van Schaffelaar een '<br />

moedige man was, want die was in Barneveld van de toren<br />

gesprongen en dat is geen kleinigheid. Maar nu wenste hij<br />

dat hij op dat simpele torentje stond en niets anders te doen<br />

had dan eraf te wippen. Hij zag de vriendelijke ogen van<br />

meneer Van Wijngaerden en hij voelde dat zijn vrienden<br />

hem zwijgend toeriepen: 'Hou je mond, je mag zo'n aardige<br />

man niet beschuldigen van diefstal.'<br />

'We zouden zo graag uw huis van binnen willen zien,' zei<br />

hij beverig.<br />

Meneer Van Wijngaerden keek verwonderd. 'Je wilt een<br />

rondleiding door het huis?'<br />

Patrick. knikte. Zijn hoofd was vuurrood.<br />

"t Is een wat vreemd verzoek, maar ik heb er geen bezwaar<br />

tegen,' zei meneer Van Wijngaerden. 'Zou je misschien<br />

uit willen leggen waarom je het huis wilt zien? 0,<br />

wacht eens, ik geloof dat ik het begrijp. Je wilt controleren<br />

ofhet huis van de voorzitter van de GENGK toegankelijk is<br />

voor rolstoelrijders. Nou, dat zal je meevallen. Ga maar eens<br />

mee.'<br />

'J e bent absoluut van Lotje getikt,' gebaarde Tom, terwijl<br />

ze opstonden.<br />

'Hou je mond, dove kwartel.'<br />

'J e denkt zeker dat de Metsu frank. en vrolijk op de overloop<br />

hangt. Ofben je soms van plan een kijkje in de brandkast<br />

te nemen?'<br />

177


'Man, ga jodelen leren.'<br />

'Is er iets?' vroeg meneer Van Wijgaerden, die hen zag<br />

gebaren.<br />

'Tom moet zo nodig, maar hij durft het niet te vragen,' zei<br />

Patrick.<br />

'Die deur daar,' wees meneer Van Wijngaerden, want ze<br />

waren inmssen in de hal beland.<br />

Tom knikte en liep naar de w.c.-deur, terwijl hij Patrick<br />

liet weten: 'Ik zal maar gaan, anders sta je nog meer voor<br />

schut.'<br />

Ze wachtten even tot hij terug was. Enthousiast gebarend<br />

kwam hij naar buiten.<br />

'T om zegt dat de w.c. een wonder is en dat ik moet gaan<br />

kijken.'<br />

Meneer Van Wijngaerden lachte. Patrick reed naar de<br />

w.c. toe en nam een kijkje. Het was inderdaad een pracht<br />

vanuit het oogpunt van een rolstoelrijder. <strong>De</strong> deur was<br />

breed, zodat hij er gemakkelijk door kon. Aan twee kanten<br />

waren stangen aangebracht naast de w.c.-pot, die opklapbaar<br />

waren, zodat het een peuleschil was voor iemand die<br />

niks met zijn benen kon om het sanitaire apparaat te beklimmen.<br />

Verder was er een lage wastafel met een kraan<br />

waaraan een heel lange hendel zat, zodat hij met een elleboog<br />

bediend kon worden. Een droomtoilet voor mensen<br />

met een handicap, dat was het.<br />

'N ou nou,' zei Patrick. 'Zoiets moois heb ik nog nooit in<br />

een particulier huis gezien. Zelfs bij de GEN GK is het behelpen,<br />

hiermee vergeleken.'<br />

Meneer Van Wijngaerden opende deur na deur voor hen.<br />

<strong>De</strong> ene kamer was nog mooier dan de andere. Ieder vertrek<br />

was prachtig ingericht, maar dikke tapijten waren er niet,<br />

zodat Patrick overal makkelijk kon komen. Nog nooit hadden<br />

ze zo'n schitterend huis gezien.<br />

N aar boven gingen ze ook. In de huizen van zijn vrienden<br />

was dat voor Patrick altijd een enorm probleem. Hier niet.


Er was een lift met een deur die breed genoeg was om Pa­<br />

trick en zijn stoel door te laten. <strong>De</strong> bedieningsknoppen zaten<br />

laag. Alle lichtknopjes in huis zaten trouwens laag en ook de<br />

knoppen van de deuren.<br />

'Het is geweldig,' zei Patrick. En in een opwelling voegde<br />

hij eraan toe: 'Hier woont iemand met een rolstoel. Is uw<br />

vrouw . . .'<br />

'Nee.' Meneer Van Wijngaerden schudde het hoofd.<br />

'Mijn vrouw is al vijftien jaar dood.'<br />

Een verklaring voor het feit dat het huis zo goed was<br />

aangepast aan de behoeften van gehandicapten gaf hij niet.<br />

Ze waren intussen op de eerste verdieping en ook daar<br />

keken ze hun ogen uit naar de ruimte van het huis en de<br />

prachtige inrichting.<br />

'Dit is mijn werkkamer.' Hun gastheer ging hen voor. <strong>De</strong><br />

ramen zagen uit op de tuin. Er stond een groot bureau en de<br />

wanden waren bedekt met boekenkasten, maar er stonden<br />

ook een paar comfortabele fauteuils en een laag tafeltje en er<br />

was een kleine bar met flessen en glazen. Ook was er een<br />

open haard, met ernaast een bak houtblokken. Links van de<br />

schoorsteen was een nis in de muur met een fraai bewerkt<br />

houten deurtje ervoor.<br />

'Ik heb nog nooit zo'n mooie kamer gezien,' zei Victoria.<br />

'Ik werk hier graag,' zei meneer Van Wijngaerden.<br />

Maar Patrick keek gefascineerd naar het houten deurtje<br />

en de nis. 'Kijk eens achter dat deurtje,' gebaarde hij naar<br />

Tom.<br />

'Dat kan ik niet doen.'<br />

'Val er tegen aan of zoiets. Ik móet zien wat er achter is.'<br />

'Willen jullie nog iets drinken?' vroeg meneer Van Wijn-<br />

gaerden.<br />

'Nee, dank. u wel,' antwoordde Victoria meteen beschei­<br />

den, maar Patrick zei: 'Heel graag. Hebt u cola?'<br />

Meneer Van Wijngaerden ging naar de kleine bar en buk­<br />

te zich om in het lage kastje erachter te kijken.<br />

179


'Nu,' gebaarde Patrick.<br />

Met een paar snelle passen was Tom bij de nis. Hij klapte<br />

het deurtje open, wat mogelijk was omdat het sleuteltje in<br />

het slot stak. In de ondiepe nis hing het schilderij van Metsu,<br />

'Kind aan het raam'.<br />

Meneer Van Wijngaerden kwam overeind van achter de<br />

bar, zijn gezicht iets roder vanwege het bukken. Hij zag eerst<br />

de gezichten van Patrick en Victoria, pas daarna, geleid door<br />

hun blik, het open deurtje. Een ogenblik stond hij roerloos.<br />

Hij probeerde een terloopse opmerking te maken, zoals ' ook<br />

een mooi doek, vinden jullie niet' , maar de woorden wilden<br />

niet uit zijn keel komen. Hij zette met een beheerst gebaar de<br />

fles cola op de bar, liep op Patrick. toe en legde zijn twee<br />

handen op diens schouders.<br />

'Dáárvoor ben je gekomen,' zei hij.<br />

Patrick knikte. Hij wenste dat hij bewusteloos aan de voet<br />

van de toren van Barneveld lag.<br />

Meneer Van Wijngaerden, plotseling een vermoeide<br />

man, ging in een stoel zitten. Met een hoofdgebaar beduidde<br />

hij Victoria en Tom hetzelfde te doen. Een poosje was het<br />

doodstil.<br />

'J ouw vader heeft indertijd niet alleen dit schilderij, maar<br />

nog een stel andere gestolen,' zei hij tegen Victoria. 'Ik begrijp<br />

dat nu. Eigenlijk heb ik het altijd vermoed. Jullie hebt<br />

ze de afgelopen maand terugbezorgd. Ik dacht dat het je<br />

vader was. Ik dacht dat hij bij zinnen was gekomen.' Hij<br />

sprak heel zacht, mompelend bijna. Tom kon het niet volgen.<br />

Hij keek vragend naar Patrick, die hem met een paar<br />

gebaren op de hoogte stelde.<br />

'Ik ben dus een dief,' zei meneer Van Wijngaerden.<br />

'Waarom?'<br />

Meneer Van Wijngaerden keek Patriek aan. Er was een<br />

onmetelijk droevige blik in zijn ogen.<br />

'Ik wil mijn daad niet goedpraten, wel verklaren,' zei hij.<br />

'Mijn vrouw is vijftien jaar geleden gestorven bij de ge-<br />

180


oorte van ons dochtertje Myrjam. Ze had een ernstige afwijking<br />

aan haar rug. Ze heeft nooit een stap kunnen lopen.<br />

Maar ze was voor mij een engel op aarde. Ik wist dat ik haar<br />

niet lang zou kunnen houden. <strong>De</strong> tien jaar dat ze heeft geleefd<br />

waren de mooiste van mijn leven. Ze was altijd vrolijk.<br />

Ze was mijn grote vriendin. Ze zag het metéén als iets me<br />

dwars zat. Ze las m'n gedachten als een open boek. Mensen<br />

vroegen me soms of het geen last was om een gehandicapt<br />

kind te hebben. <strong>De</strong> werkelijkheid was dat ik nergens liever<br />

was dan thuis, bij haar.'<br />

Hij wachtte even, alsofhij zijn bezoekers de gelegenheid<br />

wilde geven iets te vragen. Ze zeiden niets. Patrick gebruikte<br />

zijn handen om het Tom gemakkelijk te maken te volgen<br />

wat meneer Van Wijngaerden vertelde.<br />

'Kort voor haar dood was ik eens in het Rijksmuseum in<br />

Amsterdam. Ik zag daar het schilderij van Metsu, "Het zieke<br />

kind". Het was sprekend mijn dochtertje. Het kind op het<br />

schilderij was jonger, maar Myrjam was altijd klein gebleven<br />

en ze had een heel jong gezichtje. Toen ze gestorven was<br />

kwamen er dagen dat ik me haar gezicht niet voor de geest<br />

kon halen. Dat was vreselijk. Ik zag haar als een engel, met<br />

vleugels en een harpje, en een zoet gezichtje, zoals op de<br />

plaatjes in een poëzie-album. Ik had natuurlijk foto's, maar<br />

ik werd er te weemoedig van om ernaar te kijken. Het herinnerde<br />

me te veel aan de momenten dat die foto's waren<br />

genomen. Ik ging weer naar het Rijksmuseum. Bij het schilderij<br />

van Metsu was er genoeg afstand en toch genoeg intensiteit<br />

om in vrede aan haar te kunnen denken.<br />

Het zal een jaar later geweest zijn toen ik bij jullie thuis<br />

kwam, Victoria. Ik had gehoord van jullie vreselijke ongeluk.<br />

1k deed in die tijd veel voor de GENGK, want hoewel<br />

ze er niet vaak kwam, sprak Myrjam er altijd met enthousiasme<br />

over. Ik wilde nagaan of we iets voor Tony konden<br />

doen.<br />

] e vader was in een diepe depressie. Nooit heb ik met<br />

181


iemand zoveel medelijden gehad als met hem. Er zijn geen<br />

woorden voor om te beschrijven wat hij moest doormaken.<br />

Ons verdriet was even groot, maar het zijne was bevuild,<br />

beklad door schuldbesef. Ik kon niet met hem praten, hij was<br />

nauwelijks toegankelijk. Is dat nog zo?'<br />

'Het is iets beter geworden,' zei Victoria.<br />

'Hij wilde in die tijd maar één ding en äat was bij T ony<br />

blijven. Maar er waren dingen die hij moest doen. Hij moest<br />

naar de bank en hij moest naar de rechtbank. Het enige waar<br />

ik hem mee kon helpen was af en toe op T ony passen. Hij<br />

scheen mij te vertrouwen; het verdriet verbond ons.<br />

Op een dag, toen ik oppaste, braakte Tony. Ik zocht een<br />

handdoek om hem schoon te maken. Daarvoor maakte ik<br />

een kast open. In die kast stond een schilderij, gewikkeld in<br />

een deken. Ik kon het niet laten het uit te pakken. Het was dit<br />

schilderij .'<br />

Hij stond op en knipte een lamp aan boven de nis. In alle<br />

pracht hing daar het kunstwerk.<br />

'Metsu moet hetzelfde kind als model hebben gehad voor<br />

dit werk als voor dat in het Rijksmuseum. Maar, zoals jullie<br />

zien, is dit kind niet ziek. Dit "kind aan het raam" kijkt<br />

gezond en vol leven naar buiten om te zien of haar vader al<br />

thuiskomt van zijn werk. Ik wist meteen dat ik het moest<br />

hebben. Ik wilde het kopen, maar er viel met je vader niet te<br />

praten. Hij scheen nauwelijks te horen wat je zei, dus ben ik<br />

er niet over begonnen. Bovendien hoorde ik korte tijd later<br />

dat het werk gestolen was. Ik heb toen aan mijn vriend Gijs<br />

van Oerle gevraagd ofhij een kopie van het schilderij wilde<br />

maken. Hij begreep me. Hij heeft Myrjam goed gekend, hij<br />

had ook zijn verdriet om haar. Iedereen die haar kende was<br />

kapot van haar dood. Gijs is een keer of vijf gekomen als ik<br />

oppaste bij Tony. Hij heeft een prachtige vervalsing gemaakt.<br />

Ik weet zeker dat meneer Roerig het verschil niet<br />

heeft kunnen zien. Ik heb het origineel mee naar huis genomen.<br />

Gijs van Oerle wilde onder geen voorwaarde betaald


worden. Zelfs een cadeautje heeft hij niet willen aanvaarden.<br />

Hij vond dat hij daardoor een dief zou worden.'<br />

Meneer Van Wijngaerden liep naar het barretje en pakte<br />

enkele glazen.<br />

'Jullie hebben nog altijd je cola niet gehad.'<br />

Hij schonk in. Nog steeds zeiden de jongelui niets. Ze<br />

namen voorzichtig een slok, meer om zich een houding te<br />

geven dan omdat ze dorst hadden.<br />

'Ik. zal me melden bij de politie,' zei meneer Van Wijn­<br />

gaerden.<br />

'Dat is niet nodig,' zei Patrick. 'Wij zullen er met nie­<br />

mand over praten. Het schilderij moet wel terug naar het<br />

Nieuw Provinciaals Museum.'<br />

Victoria en Tom knikten.<br />

'Ik zou niet weten hoe ik het daar ongemerkt moet krij­<br />

gen,' zei meneer Van Wijngaerden. '<strong>De</strong> bewaking is de laat­<br />

ste tijd verscherpt. Ik vermoed dat jullie daar meer van we­<br />

ten.'<br />

Patrick keek zijn vrienden aan. Ze gaven allebei een klein<br />

knikje. 'Wij wisselen het valse doek in voor het echte. Wij<br />

zullen uw vrachtrijders zijn.'<br />

Meneer Van Wijngaerden keek met een peinzende blik<br />

naar de jongen in de rolstoel.<br />

'Patrick is onze vrachtrijder,' zei Victoria. 'Hij is onze<br />

<strong>kunstrijder</strong>.'


14<br />

Het Nieuw Provinciaals Museum was niet de grote trekpleister,<br />

deze sombere dag voor Kerstmis, waarop de wolken<br />

laag hingen en de dag nauwelijks kans kreeg een gaa* in de<br />

nacht te boren. <strong>De</strong> mensen liepen met haastige pas door de<br />

winkelstraten, hun boodschappentassen gevuld, hun gedachten<br />

gericht op slaolie, kaarsvet en truffels. Een enkeling<br />

zeulde nog een kerstboom naar huis, op het laatste moment<br />

ontrouw aan zijn besluit er dit jaar van af te zien.<br />

Nee, het museum was dun bevolkt. Maar het leek er veel<br />

op dat de weinigen die er waren zich verzamelden om de<br />

pseudo-Metsu. Dat was natuurlijk niet zo'n wonder. Er was<br />

veel publiciteit geweest om dat schilderij. Een kunstwerk<br />

met een 'verhaal' is interessanter dan een kunstwerk 'zomaar',<br />

waarmee het museum overigens vol hing.<br />

<strong>De</strong> drie vrienden hadden hun toevlucht genomen tot de<br />

vertrouwde methode: het schilderij was vastgemaakt achter<br />

de rugleuning van Patrick's rolstoel en aan het oog onttrokken<br />

door een deken. Als ze er genoegen mee hadden<br />

genomen het werk op een willekeurige plaats op te hangen,<br />

was er geen probleem geweest. Lege zalen genoeg. Ze hadden<br />

er echter hun zinnen op gezet de kopie mee terug te<br />

nemen en dat was moeilijker.<br />

Victoria stelde voor dat zij de mensen weg zou lokken<br />

door een paar zalen verderop te gillen dat ze aangerand<br />

werd, om daarna bewusteloos inéén te zijgen in de armen<br />

van een suppoost, maar Patrick wilde niet dat de aandacht op<br />

haar werd gevestigd. Er mocht geen enkel spoor naar de<br />

Roerigs leiden.<br />

Tom stelde voor dat hij acrobatische toeren zou gaan


verrichten op de trapleuning, een plan dat evenmin genade<br />

kon vinden in de ogen van de anderen.<br />

Patrick stelde voor dat hij kerstliedjes zou gaan zingen,<br />

wat onmiddellijk zou leiden tot een massale uittocht uit het<br />

museum. Goede raad was duur.<br />

Patrick zei: 'We kunnen van het plan afzien en een andere<br />

keer terugkomen. Daar heb ik niet veel zin in. Ik ga de mensen<br />

weglokken uit het zaaltje waar ons schilderij hangt.'<br />

Hij legde zijn plan uit. <strong>De</strong> anderen vonden dat hij erg de<br />

aandacht zou trekken, maar ze wisten niks beters.<br />

'Dat is juist de bedoeling,' zei Patrick.<br />

Ze zorgden dat de rolstoel dichtbij de namaak-Metsu was<br />

en ze wachtten tot er nog maar vijf mensen in het zaaltje<br />

waren. Nog minder zou het niet gauw worden. Toen het<br />

moment gekomen was haakte Patrick zijn krukken los en<br />

stond op. <strong>De</strong> mensen keken uit hun ooghoeken. Hij hinkte<br />

naar de ruime doorgang die naar de naastgelegen zaal voerde.<br />

Daar liet hij zogenaamd per ongeluk een kruk uit zijn<br />

handen vallen, riep 'verdorie', gooide zich naar voren, smeet<br />

ook de tweede kruk weg en liep op zijn handen de zaal uit.<br />

Als klein kind had hij vaak op zijn handen gelopen', hij was er<br />

erg goed in geweest. <strong>De</strong> laatste jaren had hij het weinig meer<br />

gedaan; nu hij zwaarder was vereiste het meer inspanning.<br />

Maar door zijn oefeningen 's morgens was hij sterk in zijn<br />

armen en het fijne gevoel voor evenwicht had hij nog altijd.<br />

<strong>De</strong> mensen keken nu voluit. Drie van de bezoekers volgden<br />

hem naar de andere zaal, een bejaard echtpaar deed nog<br />

even net of ze verdiept waren in de kunstwerken. Maar na<br />

een minuut of twee was hun kunstbegeerte verzadigd en<br />

gingen ook zij eens kijken wat die arme jongen met de krukken<br />

aan het uitspoken was.<br />

Patrick draaide een rondje op zijn handen langs de oude<br />

meesters in het belendende vertrek en keerde daarna terug<br />

naar zijn krukken. Toen was de valse Metsu al verwisseld<br />

voor de echte, want daarvoor hadden Victoria en Tom


hoogstens een minuut nodig gehad. Ze reden de stoel naar<br />

Patrick toe en Victoria vroeg meewarig waarom hij niet rustig<br />

in het voertuig kon blijven zitten.<br />

'Sorry. Ik. had even wat beweging nodig:<br />

Tom begon een gesprek, met razend snelle bewegingen,<br />

niet omdat hij zulke belangrijke mededelingen had te doen,<br />

maar omdat hij de aandacht van de mensen weer op iets<br />

anders wilde richten.<br />

'Kom, we gaan,' zei Victoria.<br />

Op hun gemak gingen ze naar buiten, een echt schilderij<br />

armer, een goede daad rijker. Opnieuw gingen ze naar het<br />

vorstelijke huis van meneer Van Wijngaerden en de namaak-Metsu<br />

werd in de nis gehangen.<br />

'Kunt u deze kopie van het origineel onderscheiden?'<br />

vroeg Victoria.<br />

'Nee,' zei meneer Van Wijngaerden. 'Alleen toen ik ze<br />

naast elkaar zag kon ik een heel klein beetje verschil zien.'<br />

'Waarom moest u dan zo nodig het origineel hebben?'<br />

vroeg Patrick verbaasd.<br />

<strong>De</strong> voorzitter van de GENGK keerde zijn handpalmen<br />

naar buiten. 'Dat weet ik niet.'<br />

Tom maakte een paar gebaren.<br />

'Tom zegt dat de ziel van het meisje in het echte doek is,<br />

omdat de kunstenaar haar zag toen hij haar schilderde, omdat<br />

het schilderij met het meisje in hetzelfde vertrek is geweest.'<br />

Meneer Van Wijngaerden liep op Tom toe en legde zijn<br />

handen op diens tengere schouders.<br />

'Jij hebt me begrepen,' zei hij.<br />

Hij ging de jongelui voor naar beneden en liet hen uit. Hij<br />

kuste Victoria en daarna ook de beide jongens.<br />

'Ik. heb mijn halve leven in Italië gewoond,' zei hij verontschuldigend.<br />

'Daar doen we dat zo: Hij snoot zijn neus.<br />

'Ik. zal jullie altijd dankbaar blijven. Zelfs als het allemaal<br />

toch nog uitkomt en ik moet toch nog naar de gevangenis,<br />

186


dan ben ik. blij dat jullie mijn fout hebben hersteld. Aanvaard<br />

me als jullie vriend en kom zo vaak als je zin hebt.'<br />

Hij wuifde hen na tot ze de hoek om waren. Het avontuur<br />

was voorbij . Het leven kon zijn gewone gang hernemen. Die<br />

gedachte viel op Patrick als een natte, verstikkende deken.<br />

Geen Victoria meer, behalve misschien af en toe met Tony<br />

op de GENGK. Niet meer dat heerlijke gevoel van samen<br />

iets doen, iets tot stand brengen. Niet meer het gevoel dat ze<br />

vertrouwen had in wat hij bedacht. Einde, basta, afgelopen.<br />

Zijn schouders zakten iets naar beneden, misschien drie mil­<br />

limeter, maar Tom zag het. Toen ze op het punt waren geko­<br />

men waar Victoria linksaf moest, om na deze lange middag<br />

naar huis te gaan, maakte hij een paar snelle gebaren en<br />

holde weg.<br />

'Tom zegt dat hij nog vlug een boodschap moet doen,' zei<br />

Patrick verbaasd.<br />

'0.' Victoria aarzelde even. 'Ik moet hier linksaf.'<br />

'Tot kijk. Prettige kerstdagen.'<br />

Met trage passen liep ze de <strong>De</strong>nneweg op en met even<br />

trage bewegingen reed hij rechtdoor. Hij had het gevoel dat<br />

hij op weg was naar een strafkamp, het strafkamp van saaie<br />

dagen en weken en maanden zonder haar. Maar opeens<br />

hoorde hij een snelle stap en hij zag dat ze aan kwam hollen,<br />

haar knokige knieën wezen vastbesloten in zijn richting.<br />

'Ik wou je nog wat vragen,' zei ze met een hoogrode<br />

kleur. 'Ik zou het zo fijn vinden om je af en toe te blijven<br />

zien. Ik weet wel dat je me saai vindt en eigenwijs en stom,<br />

maar door jou word ik misschien een beetje minder saai en<br />

eigenwijs en stom. Ik . .. '<br />

'Wat? Vind ik jou saai en . .. dat is wat jij mij allemaal<br />

vindt. En kreupel ben ik. ook nog.'<br />

'Er is niemand op de wereld om wie ik. zoveel geef als om<br />

jou,' zei Victoria en ze keek hem recht in zijn ogen.<br />

Het was alsof de zon regelrecht door de dikke wolkenlaag<br />

priemde. <strong>De</strong> toekomst leek zich te vertonen als een onbe-


perkte hoeveelheid schone, heldere lucht, die je kon inademen<br />

zolang en zoveel je wilde.<br />

'Ik geef ook om jou,' zei Patrick.<br />

Hij vond zichzelf stommer dan ooit. Hij, die nooit om<br />

tekst verlegen zat, wist niks beters uit te brengen dan: ik geef<br />

ook om jou. Hij wilde zeggen dat hij net van het donker in<br />

het licht was gekomen, van de kelder in de tuin, dat de dagen<br />

die als een grauwe sliert voor hem hadden gelegen nu als een<br />

rij edelstenen waren geworden. 'Ik geef ook om jou,' was<br />

alles wat er uitkwam, maar Victoria hoorde er genoeg in en<br />

er sprongen tranen in haar ogen. Patrick zag ze en er was<br />

niemand op de wereld met wiens leven hij zou willen ruilen.<br />

<strong>De</strong> laatste dag van het jaar kreeg Patrick onverwacht bezoek.<br />

Hij was alleen thuis. Zijn moeder deed nog snel wat<br />

boodschappen, want Victoria zou de volgende dag komen<br />

eten, wat trouwens al de derde keer in een week was.<br />

<strong>De</strong> bezoeker was meneer Sparendonk, van de verzekeringsmaatschappij<br />

SOLIDE. Patrick was niet al te verbaasd<br />

hem te zien, want hij had op tweede kerstdag een briefje op<br />

de bus gedaan, gericht aan de man met de regenjas en de<br />

hoed, waarin stond dat het de moeite waard kon zijn om nog<br />

eens na te gaan of de Metsu werkelijk vervalst was.<br />

Meneer Sparendonk ontdeed zich van de bekende attributen<br />

en nam plaats op de sofa. Hij aanvaardde het aanbod dat<br />

Patrick thee zou zetten, vroeg toen ongemakkelijk of dat wel<br />

ging, kreeg een kleur, kon zichzelf wel voor zijn hoofd slaan<br />

vanwege zijn onhandigheid en keek ten slotte toe hoe zijn<br />

gastheer snel het nodige deed.<br />

'Een nieuwe expertise heeft uitgewezen dat de Metsu<br />

"Kind aan het raam" echt is,' zei meneer Sparendonk.<br />

'Dat doet me plezier,' zei Patrick.<br />

'Ik heb gehoord dat je de dag voor Kerstmis een nummertje<br />

op de handen lopen hebt weggegeven in het museum.'<br />

188


'Een plotselinge bevlieging,' onthulde Patrick.<br />

'Je bent een eigenaardige jongeman. Je bent waarschijn­<br />

lijk niet bereid om uit te leggen . . .'<br />

'Wàt uit te leggen?' vroeg Patrick vriendelijk.<br />

'Laat maar. SOLIDE is tevreden. We krijgen het uit-<br />

gekeerde bedrag terug.'<br />

'N og een kop thee, meneer Sparendonk? '<br />

'Graag. Dank je.'<br />

'Ik. wou nog zeggen dat ik er bewondering voor heb,'<br />

begon meneer Sparendonk, 'dat je, ondanks je handicap . . .'<br />

Hij liep weer vast. Hij kreeg weer een kleur.<br />

'U staart u blind op m'n handicap,' zei Patriek. 'U denkt<br />

er steeds aan en u durft er niet over te praten. Waarom<br />

vraagt u niet wat er met mijn benen aan de hand is? Dat zou<br />

toch een gewone vraag zijn. Ik weet heus wel dat u steeds die<br />

rolstoel ziet. Pas als we er over durven te praten zult u hem<br />

vergeten. Ik ben zo geboren. Ik ben spastisch.'<br />

'Is er een kans dat .. .' Daar had je het weer. Wat moest hij<br />

zeggen?<br />

'Dat je beter wordt?' <strong>De</strong> jongen was niet ziek. 'Dat het<br />

over gaat? '<br />

donk.<br />

'Dat je verandert?'<br />

'Ik zal nooit kunnen lopen,' zei Patrick.<br />

'Daarom vind ik het zo moeilijk,' zei meneer Sparen­<br />

'Vanwege dat nooit. Ik ga straks naar huis en ik vergeet<br />

het. Jouw handicap blijft.'<br />

'Dat is waar,' zei Patriek. 'Eens in de week roep ik shit en<br />

nog zo het een en ander. Maar meestal denk ik aan de dui­<br />

zend dingen die ik wèl kan en wil en zal doen. Ik kan niet<br />

lopen, oké.' Hij wreef over zijn voorhoofd. 'Maar dit hier zit<br />

boordevol plannen.'<br />

'Ik ben blij dat ik je heb leren kennen,' zei meneer Sparen­<br />

donk. 'Ik bedoel, afgezien van wat je voor SOLIDE hebt<br />

gedaan. Overigens willen we je een cadeautje geven.'


'Niet nodig,' zei Patrick.<br />

'We hadden gedacht, over een paar jaar. Als je achttien<br />

bent. Dan mag je je rijbewijs halen. Er zijn tegenwoordig<br />

prachtige aangepaste auto' s. We zullen zorgen dat je er een<br />

krijgt. Dan kun je gaan, eh gaan waar je wilt.' Bijna had hij<br />

gezegd 'gaan en staan ' en dus kreeg hij weer een kleur.<br />

'Voor Tom zullen we ook zoiets doen,' zei hij nog.<br />

Patrick kreeg ook een kleur, van plezier. Een auto, dacht<br />

hij. Dat moest hij meteen aan Victoria vertellen.<br />

'Ik moet ervandoor,' zei meneer Sparendonk. 'Gelukkig<br />

Nieuwjaar.'<br />

Toen hij weg was maakte Patrick een rondje door de<br />

kamer op zijn handen. Hij had er de smaak weer van te<br />

pakken gekregen. Ten slotte bleef hij hijgend op het tapijt<br />

liggen. Hij keek naar het plafond maar zijn blik werd daar­<br />

door niet tegengehouden. Die reikte verder, naar de jaren<br />

die in het verschiet lagen.<br />

Gelukkig Nieuwjaar, dacht hij . Wat een mooie wens.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!