15.09.2013 Views

Hortus/Corpus - Kröller-Müller Museum

Hortus/Corpus - Kröller-Müller Museum

Hortus/Corpus - Kröller-Müller Museum

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

HORTUS/CORPUS<br />

Jan<br />

FabRe<br />

nederlands<br />

<strong>Hortus</strong>/<strong>Corpus</strong> is de titel die de Belgische<br />

kunstenaar Jan Fabre (Antwerpen 1958) aan<br />

zijn tentoonstelling in het <strong>Kröller</strong>-<strong>Müller</strong><br />

<strong>Museum</strong> heeft gegeven. Hij heeft twee uit<br />

het Latijn afkomstige woorden hortus (tuin)<br />

en corpus (lichaam) met een eenvoudig<br />

leesteken tot een dichterlijk en universeel<br />

geheel gemaakt. Dichterlijk in zijn verlangen<br />

naar absolute schoonheid en harmonie voor<br />

mens en natuur, en universeel door Latijn te<br />

gebruiken, de taal die in de Westerse beschaving<br />

eeuwenlang in religie en wetenschap<br />

garant stond voor zekerheid en continuïteit.


<strong>Hortus</strong>/<strong>Corpus</strong> staat ook symbool voor het hier en nu. Voor de<br />

(fysieke) aanwezigheid van Jan Fabre in het <strong>Kröller</strong>-<strong>Müller</strong> <strong>Museum</strong>,<br />

het museum omringd door een prachtig natuurgebied, waar Fabre<br />

met zijn sculptuur, films, installaties en tekeningen op een indringende<br />

voor sommigen soms confronterende manier zijn verwondering<br />

over lichaam en geest, over het menselijk ‘zijn’ binnenbrengt.<br />

Jan Fabre<br />

Jan Fabre is internationaal bekend als een van de meest vernieuwende<br />

en veelzijdige kunstenaars van dit moment. Al meer dan 35<br />

jaar profileert hij zich als grensverleggend performancekunstenaar.<br />

Het lichaam in al zijn gedaanten is van de vroege jaren tachtig tot nu<br />

het centrale voorwerp van zijn onderzoek. ‘Het lichaam als laboratorium’<br />

is een uitspraak die hij graag gebruikt als hij over zijn werk<br />

spreekt. Van daaruit ontstaan enerzijds zijn theaterstukken, opera’s,<br />

choreografieën en films en anderzijds zijn beeldend werk. In het<br />

<strong>Kröller</strong>-<strong>Müller</strong> museum is Fabre te gast als beeldend kunstenaar.<br />

Fabre is een man van de wereld. Opererend vanuit zijn geboortestad<br />

Antwerpen en trouw aan de hem dierbare Vlaamse dichters, denkers,<br />

schrijvers en kunstenaars, in het bijzonder aan de schilders bekend<br />

als de Vlaamse Primitieven (Jeroen Bosch, Pieter Brueghel), maakt<br />

hij wereldwijd tentoonstellingen en theaterpresentaties, kijkt om<br />

zich heen, ziet kranten en tv-programma’s van alle culturen en uit<br />

alle windstreken, laat zich erdoor inspireren maar noteert onmiskenbaar<br />

ook de negatieve kanten ervan. Een kritische geest met een<br />

positieve levenshouding, waarbij schoonheid en poëzie de boventoon<br />

voeren. Fabre is begaan met het leven op aarde; met mens en dier<br />

en de eeuwige cyclus van leven en dood, van opkomende en wegebbende<br />

energieën. In zijn sculpturen, films, tekeningen en installaties<br />

vindt u zijn respect voor deze altijd voortgaande beweging terug,<br />

maar ook zijn verwondering hoe het menselijk lichaam dag in dag<br />

uit door verstand èn gevoel wordt aangestuurd.<br />

In <strong>Hortus</strong>/<strong>Corpus</strong> ligt het accent op reflectie en utopie; op de mens<br />

en de positieve krachten die hij van nature heeft meegekregen in<br />

lichaam en geest; op een verlangen naar een nieuw mentaal en fysiek<br />

mensbeeld, een toekomst voorbij aan goed en kwaad.<br />

De bijzondere kwaliteiten van het museumgebouw, de transparantie,<br />

het licht en de relatie met de natuur zijn hiertoe de directe aanleiding.<br />

Tegen dit decor koos Fabre die werken uit zijn oeuvre die het<br />

museum even tot zijn paradijs zouden maken. En altijd op zoek naar<br />

het volmaakte, verrijkt hij op diverse plaatsen de tentoonstelling met<br />

gloednieuwe werken.<br />

opbouw tentoonstelling<br />

Het concept voor de tentoonstelling is door Fabre gemaakt in nauwe<br />

samenspraak met het museum. Ook de presentatie is van zijn hand;<br />

zijn artistieke regie zorgt ervoor dat alles steeds weer op een verrassende<br />

manier met elkaar in verband staat, de werken tot in de<br />

kleinste details de bedoelde uitstraling hebben en de ronddwalende<br />

bezoeker maximaal wordt uitgedaagd tot denken.<br />

De zalen verschillen opvallend veel van elkaar, alsof het 6 of 7 solopresentaties<br />

zijn van verschillende kunstenaars. Het is een bewuste<br />

keuze van de kunstenaar. Hoe meer verschillen er zijn hoe minder<br />

hijzelf als persoon aanwezig is en hoe meer de nadruk op het grotere<br />

geheel, het universele zal liggen.<br />

Het hart van de tentoonstelling vormt de beeldenzaal in het Van<br />

de Velde-gebouw met het magistrale werk Fontein van de wereld (als<br />

jonge kunstenaar) uit 2008 en de daaraan grenzende zalen met de<br />

breinmodellen. Hier stelt Fabre zijn prangende vraag: ‘Is the brain<br />

the most sexy part of the body?’<br />

Planeten I-IX (2011) bestaand uit negen uit Murano-glas geblazen<br />

bollen met sperma-achtige vormpjes erop die tevens in blauw de<br />

wassende en afnemende manen verbeelden, opgesteld in de gangen<br />

van het museum, vormen de opmaat naar het hart van de tentoonstelling.


U kunt de tentoonstelling op verschillende manieren gaan bekijken.<br />

Eerst een algemene rondwandeling maken om een indruk te krijgen<br />

van de totale enscenering binnen en buiten in de beeldentuin; òf<br />

de werken een voor een in detail bekijken en langzaam, genietend<br />

van de prachtige materialen en het vakmanschap waarmee zij zijn<br />

gemaakt, via de poëtische titels kennismaken met de fascinerende<br />

denkwereld van Jan Fabre.<br />

denkwereld<br />

In het oeuvre van Fabre spelen het insect, de mens, de engel en het<br />

blauw van het eeuwig terugkerende moment waarop de nacht in dag<br />

overgaat en leven ontwaakt, een belangrijke rol. Het zijn vier basisgegevens<br />

waarmee hij zijn gedachten en dromen over leven en dood,<br />

schoonheid en afschuw, kwetsbaarheid en geweld, vergankelijkheid en<br />

eeuwigheid steeds weer op een andere manier ordent en aan ons toont.<br />

Het spelen met betekenissen van woord en beeld, het voortdurend<br />

opslurpen van nieuwe informatie, er mee goochelen en experimenteren,<br />

het zorgvuldig opstapelen, verwisselen en weer uitwissen ervan,<br />

het vasthaken van momenten uit de actualiteit aan zijn eigen alsmaar<br />

uitdijend universum, om vervolgens in een mix van ernst en humor<br />

in kernachtige vaak kritische vorm, soms behoedzaam en soms frontaal,<br />

iets nieuws, ongekends, tevoorschijn laten komen, is kenmerkend<br />

voor Fabre.<br />

Metamorfose, gedaanteverwisseling, is een van de sleutelwoorden die<br />

toegang geeft tot zijn oeuvre.<br />

Er is geen werk dat niet naar iets anders verwijst.<br />

Dit in tegenstelling tot grote delen van de collectie hedendaagse<br />

kunst van het <strong>Kröller</strong>-<strong>Müller</strong> <strong>Museum</strong> en ook trouwens in tegenstelling<br />

tot het museumgebouw zelf. Ingegeven door de avant-garde<br />

tijdgeest in kunst en architectuur zijn jarenlang in collectie en gebouw<br />

verhalende en verwijzende elementen expliciet buitengesloten.<br />

Dat maakt deze tentoonstelling voor de kunstenaar en voor ons als<br />

beleids- en tentoonstellingsmakers van het <strong>Kröller</strong>-<strong>Müller</strong> <strong>Museum</strong><br />

des te meer tot een avontuur.<br />

Jan Fabre Ik, aan het dromen 1978<br />

Collectie <strong>Museum</strong> van Hedendaagse Kunst Antwerpen (M KHA), Antwerpen<br />

foto: Attilio Maranzano


museum<br />

kantoren<br />

6<br />

7<br />

Van de Velde-zalen<br />

2<br />

3 5<br />

3<br />

2<br />

2<br />

3<br />

3<br />

2<br />

Quist-zalen<br />

4<br />

diensten<br />

tekeningenkabinet<br />

grote beeldenzaal<br />

terras museumrestaurant<br />

1 auditorium<br />

2 vaste collectie<br />

3 tijdelijke expositieruimte<br />

4 informatiecentrum<br />

5 introductieruimte<br />

6 hoofdingang<br />

7 ingang beeldentuin<br />

<strong>Hortus</strong>/<strong>Corpus</strong><br />

Jan Fabre


Quist-zalen<br />

Ik, aan het dromen (1978)<br />

Het begon met passie voor het insect, met oneindige fantasieën rond<br />

de duistere gedragingen van het diertje als individu of als onderdeel<br />

van het grote getal. Daarop volgt de vraag in hoeverre mens en dier<br />

van elkaar verschillen in hun ‘oer’-gedrag en in hun onophoudelijke<br />

drang te willen voortbestaan. Wat kunnen wij, als mens, van de<br />

dierenwereld leren. Voor Fabre is er maar één geloofwaardige manier<br />

om op zoek te gaan naar een antwoord: zich te vereenzelvigen met<br />

de kever en parallel daaraan de fysieke capaciteiten van het menselijk<br />

lichaam te gaan ervaren. Hij plaatst zich tussen mens en dier en creeert<br />

afstand om tot een universeler denken te komen over het (voort)<br />

bestaan van de mens en zijn eigen plaats als kunstenaar in de wereld.<br />

In het werk Ik, aan het dromen (1978) verbindt hij zich met een bekende<br />

Franse entomoloog (insectenkundige) uit de 19de eeuw, Jean-<br />

Henri Fabre (1823 – 1915). Deze ‘voorvader’ bestudeerde met grote<br />

precisie het gedrag van een eindeloze reeks insecten en spinachtigen<br />

en beschreef op een bijna biografische manier zijn wetenschappelijke<br />

bevindingen in verschillende boekdelen, samen bekend als Souvenirs<br />

Entomologiques (1879). De bijzondere wijze waarop hij wetenschap<br />

en poëzie op een vanzelfsprekende manier wist samen te brengen,<br />

maakte Jean-Henri Fabre tot een gewaardeerd persoon in literaire<br />

(Maeterlinck, Mallarmée) en wetenschappelijke (Darwin) kringen.<br />

Ook Fabre is door hem geraakt.<br />

De punaiseman aan tafel met zijn bolhoed en microscoop is deze<br />

wetenschapper, maar ook de kunstenaar Jan Fabre, die met een even<br />

onstuitbare passie de natuur van kinds af aan bestudeert, zich verwondert<br />

over de betoverende schoonheid van het insect, van de kever<br />

in het bijzonder, en net als zijn voorganger het eeuwig voortgaande<br />

vreedzame en wrede gedrag van mens en dier in elkaars verlengde legt.<br />

De met rauw vlees omwikkelde twee tafel- en stoelpoten en de vleesbenen<br />

van de man maken dat het hier om meer dan een aardig verhaal<br />

gaat. Zij verwijzen naar een performance die Fabre begin jaren<br />

zeventig uitvoerde. Op zoek naar de grenzen van het bestaan, het<br />

vergankelijke en onvergankelijke van het menselijk lichaam, schuurde<br />

hij met schuurpapier de huid van zijn been weg, het omhulsel,<br />

om bij een wezenlijk deel van het lichaam te komen, het vlees.<br />

Ik, aan het dromen is daarmee een prachtig vroeg zelfportret, waarin<br />

de poëtische kant van de kunstenaar (passie en nieuwsgierigheid) en de<br />

meedogenloze manier waarop hij zijn eigen lichaam martelt om tot een<br />

bijna wetenschappelijke waarheid te komen in de kiem aanwezig zijn.<br />

De dvd’s aan de wand tonen korte zwart/wit filmpjes daterend uit de<br />

periode 1980-1982, waarop de kunstenaar eenvoudige handelingen<br />

uitvoert voor het oog van de camera. Verschijnselen als tijd (herhaling)<br />

of licht (zwart/wit) worden onderzocht op hun beeldende kwaliteiten.<br />

In de volgende zaal maakt u kennis met het hier en nu, met de kunstenaar<br />

aan het werk. Dagen achtereen stapelde hij ca. 3000 glazen<br />

mensenbotten en enkele doodshoofden van Murano-glas op tot twee<br />

nieuwe uiterst breekbare installaties in de hoeken links en rechts van<br />

de zaal: De toekomstige barmhartige vagina (2011) en De toekomstige<br />

barmhartige fallus (2011). De werken sluiten aan bij Het toekomstige<br />

hart van barmhartigheid voor mannen en vrouwen (2008), de twee ‘altaren’<br />

eveneens van glazen mensenbotten die tegen over elkaar staan,<br />

en zijn een verbeelding van een utopisch toekomstig mensbeeld, dat<br />

niet meer zo kwetsbaar is en ontsnapt aan de snelheid waarmee wij<br />

leven. Het lichaam is verlost van de vele taboes, als belangrijkste wel<br />

de dood, die we toch liever niet om ons heen hebben, maar die in<br />

Fabres oeuvre een krachtig positief energieveld vormt. De harten, de<br />

vagina en de fallus zijn van mensenbot gemaakte mozaïeken, en vertegenwoordigen<br />

een model van het toekomstige hart, de toekomstige<br />

vagina en de toekomstige fallus van de mens: barmhartige lichaamsdelen<br />

die niet meer kunnen bloeden.<br />

In het vervolg van de tentoonstelling zult u zien hoe het thema leven<br />

en dood en wederopstanding als een rode draad door het oeuvre van<br />

de kunstenaar loopt. Eerder gemaakte en recente werken wisselen<br />

elkaar af.


heilige kever<br />

Voor Fabre is de heilige pillendraaier de hoofdrolspeler onder de<br />

kevers.<br />

U heeft hem waarschijnlijk al gesignaleerd bij de entree van het<br />

museum. Daar heeft de pillendraaier een ereplaats, hoogverheven op<br />

een boomstam, als een pilaarheilige, in goud, met een groot kruis op<br />

zijn rug. Le scarabée sacré, heilige kever. Hoewel veel kleiner dan het<br />

rode K-piece (1972) van de Amerikaanse kunstenaar Mark Di Suvero,<br />

trekt het werk aangelicht door de zon als een altaarstuk de aandacht.<br />

De heilige pillendraaier is de naam van een bekende soort onder<br />

de mestkevers, die in het Oude Egypte werd aanbeden omdat men<br />

geloofde dat deze kevers zichzelf creëerden. In werkelijkheid maken<br />

de kevers balletjes van mest, die zij gebruiken als nestkamertjes voor<br />

hun larven en diep onder de aarde wegstoppen. Veel later kruipt er<br />

een nieuwe kever te voorschijn. De Egyptenaren beschouwden het<br />

als een natuurwonder. Voor hen stond de kever symbool voor het<br />

begin van het leven. Fabre heeft deze symboolwaarde van de kever<br />

tot fundament van zijn werk gemaakt.<br />

Vaak geeft hij de scarabee een kruisteken op zijn rug mee, in onze<br />

Westerse samenleving bekend als het symbool voor dood en wederopstanding.<br />

Het is een voorbeeld van hoe Fabre vorm en betekenis<br />

vanuit verschillende culturen en tijden bij elkaar brengt en ze op die<br />

manier een gedaanteverwisseling laat ondergaan. Hieruit ontstaat<br />

iets anders dat weer een beginpunt is van nieuwe gedachten.<br />

Fabre is gebiologeerd door de metamorfose en de rijkdom aan betekenissen<br />

die vrijkomt wanneer motieven in andere artistieke vormen<br />

worden gebruikt.<br />

In de reeks werken in de volgende zalen komt u de kever in diverse<br />

gedaanten tegen. In de meest prachtige verschijningen met gestreepte,<br />

gespikkelde of betoverend mooi blauw/groen gekleurde schildjes,<br />

staan ze symbool voor schoonheid, voor het sublieme. Namen als<br />

fluweelkever, prachtkever, kniptor, loopkever, mestkever staan op de<br />

titelkaartjes bij de werken. De kevers komen voor als complete dieren<br />

als zelfstandig insect, maar ook als materiaal (hun schildjes) om<br />

iets mee op te bouwen. Ze verliezen echter nooit hun betekenis, ook<br />

al zijn ze ‘materiaal’. Ze zijn geen decoratie.<br />

In de strategievelden, waar kevers in slagordes ten strijde trekken,<br />

in de imkers, waar zij samen het pantser van de beschermer vormen<br />

en in het werk Gravetomb (skulls, swords and crosses) (2000), waar zij<br />

schoonheid en wreedheid met elkaar verbinden, staan individu en<br />

massa, goed en kwaad, macht en kwetsbaarheid, en leven en dood<br />

centraal. Uitersten worden onder spanning gebracht en omgetoverd<br />

tot aan het bizarre grenzende beelden. Zwaarden worden kruizen,<br />

kruizen worden zwaarden en zijn vervolgens eretekens voor het insect<br />

zelf en indirect de schoonheid. De namen op de kruizen zijn die<br />

van kevers zoals ze in de volksmond worden genoemd. Maar de namen<br />

staan ook voor denkers, schrijvers, musici en kunstenaars, waar<br />

Fabre zich door geïnspireerd weet (zie ook Fontein van de wereld (als<br />

jonge kunstenaar) elders in de tentoonstelling). De kunstenaar is zelf<br />

aanwezig in de hoedanigheid van mestkever.<br />

Bic-art werken<br />

Het blauw in deze werken staat voor nachtblauw; het blauw van<br />

het eeuwig terugkerende moment, waarop de nacht in dag overgaat<br />

en leven ontwaakt; het blauwe uur; of zoals Fabre het in zijn werk<br />

noemt: het uur blauw. Het is het uur waarop de mens zijn oor te<br />

luister kan leggen, nieuwsgierig naar geluid van een nieuw begin in<br />

het rijk der dieren. Het is het vermogen van het lichaam om te horen.<br />

Luister (1992) is een hand die een blauw gebict drinkglas tegen<br />

de muur geklemd houdt, een gebaar van intensief luisteren naar iets<br />

wat wel, maar misschien ook niet gehoord mag worden. Het uur<br />

blauw is ook het domein van de uil. ’s Nachts waakzaam, alert op<br />

prooi, is hij de boodschapper van de dood. In de Griekse mythologie<br />

is hij trouwe metgezel van Pallas Athene, de godin van de wijsheid.<br />

Quist-zalen: tekeningenkabinet<br />

lichaamsvochten / insectentekeningen<br />

Fabre maakt de toeschouwer deelgenoot van zijn verkenning van het<br />

menselijk lichaam in al zijn bestanddelen. Huid, vlees, beenderen,


lichaamssappen (bloed, urine, sperma en tranen), brein, het oor,<br />

u komt ze stuk voor stuk tegen als onderwerp van onderzoek èn<br />

tegelijk als beeldend materiaal. Uitgesproken voorbeelden van het<br />

samengaan van onderzoek en beeldend medium zijn de tekeningen<br />

gemaakt met lichaamssappen, te zien in de voorste ruimte van het<br />

tekeningenkabinet. Juist door lichaamsvochten te gebruiken komt<br />

het lichaam in de tekeningen expliciet naar voren en maakt het hen<br />

van twee- naar driedimensionale objecten. ‘Een tekening is een lichaam<br />

met een neus en oren’ aldus Jan Fabre.<br />

In de achterste ruimte van het tekeningenkabinet vindt u een keuze<br />

uit de vele insectentekeningen van Fabre. Het zijn gedachten, associaties,<br />

verhalen en ervaringen, vaak voorzien van een enkel woord<br />

of een dichtregel, die soms wel soms geen toegang geven tot het<br />

werk. Het tekenen is hier een zelfstandig medium, waarin Fabre zijn<br />

gedachtenstroom noteert. Het zijn dan ook meestal series die hij<br />

maakt. Het is een bezigheid die vooral ’s nachts plaats vindt.<br />

In de zelfde ruimte is het werk Een ontmoeting / Vstrecha (1997) te<br />

zien. Het is een filmverslag van een ontmoeting tussen Fabre en de<br />

Russische kunstenaar Ilya Kabakov. Ieder in hun eigen moedertaal<br />

spreken zij tegen elkaar hun verwondering uit over de eeuwenoude,<br />

ondoorgrondelijke samenleving in de wereld van de kever (Fabre) en<br />

de vlieg (Kabakov). Beiden hebben de gedaante van kever en vlieg<br />

aangenomen (metamorfose) en communiceren via dansbewegingen.<br />

Hier verbindt Fabre verschillende kennisterreinen met elkaar via<br />

fundamentele thema’s die we al eerder zagen als schoonheid, oorlog,<br />

metamorfose of het lot van de kunstenaar.<br />

Voor deze quasi-wetenschappelijke invalshoek in zijn werk gebruikt<br />

hij film, een geëigend documentatie- en communicatiemiddel in de<br />

wetenschap. Fabre daagt graag filosofisch georiënteerde wetenschappers<br />

uit tot een serieus gesprek over vragen die hem bezighouden.<br />

Vergelijkbaar zijn de films The problem en Is the brain the most sexy<br />

part of the body? beide hier te zien in de tentoonstelling.<br />

Quist-zalen: grote beeldenzaal<br />

De grote beeldenzaal van het museum wordt gevuld met de installatie<br />

Ik heb een stuk uit het plafond van het koninklijk paleis moeten<br />

uitbreken omdat er iets uitgroeide (2008). Het werk is ontstaan uit een<br />

opdracht van koningin Paola van België, bewonderaarster van de<br />

kunstenaar, om een werk te maken voor het plafond van de zogenaamde<br />

Congo-zaal van het koninklijk paleis in Brussel. Fabre inspireerde<br />

zich daarbij op De tuin der lusten, een beroemd drieluik van<br />

de Zuid-Nederlandse schilder Jeroen Bosch (1450-1516) dat ooit het<br />

paleis van de graven van Nassau in Brussel sierde (thans in het Prado<br />

museum in Madrid). Met miljoenen en miljoenen keverschildjes gaf<br />

hij het tot dan toe onbeschilderde plafond de verblindende schoonheid<br />

van een gedroomde hemel (Heaven of delight, 2002), een 21ste<br />

eeuwse voortzetting van de traditie van koninklijke of pauselijke<br />

paleizen. Fabre zou echter Fabre niet zijn als hij schoonheid geen<br />

keerzijde zou geven. In dit geval verwerkte hij verscholen in de ‘hemelse<br />

pracht’ van keverschildjes motieven die herinneren aan zwarte<br />

bladzijden uit de geschiedenis van het Belgisch koloniaal verleden.<br />

De installatie in de beeldenzaal borduurt verder op het paleiselijk<br />

plafond. Fabre heeft er letterlijk een stuk/kopie uit genomen en<br />

met luchter en al omgekeerd neergelegd. Het koloniaal verleden is<br />

explicieter gemaakt in de figuur midden op het werk. De mozaïeken<br />

aan de wanden, alle recent ontstaan, versterken de strekking van de<br />

installatie. Hun titels spreken voor zich. Links achteraan bij het raam<br />

is het portret van Leopold II (1853 – 1909), die de Congo als privékolonie<br />

stichtte en in zijn bezit had. Het is in de tentoonstelling het<br />

enige werk waarin Fabre zich als maatschappij-kritisch kunstenaar<br />

manifesteert.<br />

terras museumrestaurant<br />

Op het terras van het restaurant staat De man die vuur geeft (2002).<br />

Het is Fabre zelf, in de rol van Prometeus, de halfgod uit de Griekse<br />

mythologie die het vuur bij de goden uit de hemel steelt om het aan<br />

de mensen te brengen.


Het werk, waar meerdere exemplaren van bestaan, is eerder in het<br />

Guido Gezellemuseum in Brugge opgesteld ter gelegenheid van het<br />

Guido Gezellejaar in 1999. Fabre: “Zoals ik vuur gekregen heb van<br />

Gezelle, zo hoop ik dat ik het vuur doorgeef aan andere mensen”.<br />

Een grappig toeval deed zich voor tijdens een werkpauze van Fabre<br />

op het terras van het museumrestaurant bij het opsteken van een<br />

sigaretje. Zijn eigen aansteker gaf onverwacht geen vuur. Maar zijn<br />

creatie De man die vuur geeft was nabij en …. er was vuur.<br />

Van de Velde-zalen<br />

Fontein van de wereld (als jonge kunstenaar) (2008) vormt samen met<br />

de 10 gelijknamige tekeningen, het wandtapijt, de breinmodellen, de<br />

breintekeningen en de film Is the brain the most sexy part of the body?<br />

(2007) het hart van de tentoonstelling.<br />

In verschillende media (installatie, sculptuur, film en tekeningen)<br />

wordt op een soms sprookjesachtige en soms confronterende of semi-wetenschappelijke<br />

manier de aloude verwondering uitgesproken<br />

over de eeuwig voortgaande cyclus van leven en dood van de mens.<br />

Is de sex de drijfveer, is het het brein?<br />

In de context van zijn gehele oeuvre is het duidelijk dat Fabre bij<br />

deze vraag uit zal komen. Het is de essentie van zijn intensieve<br />

verkenning naar het scheppend vermogen van de mens. Het is het<br />

hoofdthema in zijn werk van de laatste paar jaar. ‘Het lichaam als<br />

laboratorium’ blijft zijn motto en is ook hier de reden dat de kunstenaar<br />

zichzelf tentoonstelt, onverhuld zijn lichaamssappen toont, als<br />

jonge kunstenaar in de kracht van zijn leven. Hij ligt te midden van<br />

een groot aantal granieten zerken, die als ijsschotsen om hem heen<br />

liggen, met daarop in goud de namen van insecten, die weer symbool<br />

staan voor kunstenaars, denkers en schrijvers die hem in spirituele<br />

en artistieke zin inspireren. Hij ontvangt inspiratie en geeft die<br />

door, als fontein, het oeroude symbool van nieuw leven. Wie even<br />

de tijd neemt om Fontein van de wereld te bekijken, zal opmerken<br />

dat in dit werk Fabres verwondering en respect voor leven en dood<br />

op een indringende wijze tot uitdrukking komt. Wie oppervlakkiger<br />

kijkt, kan het werk interpreteren als een pornografisch beeld, evenals<br />

de bijbehorende tekeningen en het wandtapijt. Dat is echter beslist<br />

niet de bedoeling van de kunstenaar en zou het werk ook tekort doen.<br />

Het is Fabres ode aan de kracht van de creatieve potentie van de<br />

mens. Fontein van de wereld is het antwoord van de kunstenaar op<br />

zijn eigen vraag: is the brain the most sexy part of the body?<br />

Ter informatie is onderstaand de ‘vertaling’ van de kevernamen.<br />

Onder de personen die door de kunstenaar als ‘groten’ in de cultuurgeschiedenis<br />

worden herdacht en gedacht vindt u ook de kunstenaars<br />

James Ensor, Louise Bourgeois en Anselm Kiefer. Van ieder van<br />

hen heeft het museum een belangrijk ensemble schilderijen, tekeningen<br />

en sculpturen in de collectie. In de eerste zaal direct rechts van<br />

de beeldenzaal hangt werk van Louise Bourgeois en Kiefer; verderop<br />

richting Van Gogh treft u schilderijen van James Ensor.<br />

kevers personen<br />

Doodgraver 1945 - Anselm Kiefer<br />

Eikenspinner 1911 - (2010) Louise Bourgeois<br />

Rupsendooder 1887 - 1965 Le Corbusier<br />

Boonenkever 1860 - 1949 James Ensor<br />

Dennenkever 1898 - 1967 René Magritte<br />

Mier 1929 - Edward Osborne Wilson<br />

Krabspin 1856 - 1939 Sigmund Freud<br />

Mestkever 1958 - 2008 Jan Fabre<br />

In de hier getoonde film Is the brain the most sexy part of the body? gaat<br />

Fabre hierover in gesprek met de Amerikaanse wetenschapper Edward<br />

Osborn Wilson (1929), een van de grondleggers van de sociobiologie.


eeldentuin<br />

1 Jan van Munster, 1939<br />

+ -, 1987<br />

2 Aldo van Eyck, 1918 - 1998<br />

Aldo van Eyck-paviljoen (Aldo<br />

van Eyck Pavilion), 1965-1966<br />

Herbouwd in Otterlo/Reconstruc-<br />

ted in Otterlo, 2005-2006<br />

Sanguis / Mantis<br />

Landscape (Battlefield)<br />

3 Sol LeWitt, 1928<br />

Six-sided tower, 1993<br />

4 Richard Serra, 1939<br />

One, 1987-1988<br />

5 Krijn Giezen, 1939<br />

Kijk Uit Attention, 1986-2005<br />

Hoofdstukken I-XVIII<br />

6 Tom Claassen 1964<br />

18 Liggende houten mannen<br />

evenementen<br />

terrein<br />

(18 Men in wood), 2000<br />

7 Chris Booth, 1948<br />

Echo van de Veluwe (Echo of<br />

the Veluwe), 2004-2005<br />

8 Jean Dubuffet, 1901-1985<br />

Jardin d’émail, 1974<br />

9 Mario Merz, 1925-2003<br />

Igloo di pietra, 1982<br />

10 Kenneth Snelson, 1927<br />

Needle tower, 1968<br />

11 R.W. van de Wint, 1941-2006<br />

View, 2001<br />

12 Aristide Maillol, 1861-1944<br />

L’air, 1939<br />

13 Auguste Rodin, 1840-1917<br />

Femme accroupie (Hurkende<br />

vrouw/Squatting woman), 1882<br />

14 Marta Pan, 1923-2008<br />

Sculpture flottante ‘Otterlo’,<br />

1960-1961<br />

De man die vuur geeft<br />

15 Gerrit Rietveld, 1888-1964<br />

Rietveld-paviljoen (Rietveld<br />

Pavilion), 2010<br />

Heilige pillendraaier<br />

16 Mark Di Suvero, 1933<br />

K-piece, 1972<br />

17 Oswald Wenckebach, 1895-1962<br />

Meneer Jacques (Mister Jacques),<br />

De man die de wolken meet<br />

1955<br />

<strong>Hortus</strong>/<strong>Corpus</strong><br />

Jan Fabre


uiten: voor het museum<br />

De man die de wolken meet (2008)<br />

De man die de wolken meet, staand op een trapje op de rand van het<br />

dak van het museum, is het eerste beeld van Fabre, dat u als bezoeker<br />

van de tentoonstelling tegenkomt, wanneer u over het wandelpad<br />

in de voortuin van het museum naar de entree loopt. In glanzend<br />

brons steekt het silhouet af tegen de Hollandse lucht. Voor Fabre staat<br />

hij symbool voor dat wat een kunstenaar zoekt: balanceren op de<br />

grens van het mogelijke en onmogelijke.<br />

Het sculptuur staat op een bijzondere plaats, niet alleen ten opzichte<br />

van de vorm van het gebouw, maar ook inhoudelijk.<br />

Het werk staat recht boven het logo van het echtpaar <strong>Kröller</strong>-<strong>Müller</strong>,<br />

het reliëf in de muur dat in wit en geel in geabstraheerde vorm de<br />

legende van St. Hubertus weergeeft. Deze legende, die verhaalt over de<br />

jager Hubertus en zijn bekering tot het Christelijk geloof, nadat hem<br />

tijdens de jacht een hert met een lichtend kruis in zijn gewei was verschenen,<br />

stond voor de <strong>Kröller</strong>s voor de spirituele zijde van het leven.<br />

Dit streven naar het hogere, de levenshouding van waaruit het echtpaar<br />

hun collectie bijeenbracht, bracht Fabre ertoe De man die de<br />

wolken meet deze plaats te geven. De enscenering is een voorbeeld<br />

van zijn denken, van zijn zoeken naar de betekenis van dingen en –<br />

zoals in dit geval – van de wijze waarop hij zijn werk met de geschiedenis<br />

van het museum verweeft.<br />

beeldentuin<br />

Hoofdstukken I-XVIII<br />

Halverwege de beeldentuin op een open veld staat een lange rij<br />

hardstenen sokkels met bronzen koppen. Het doet denken aan<br />

musea waar heersers, denkers of kunstenaars uit de Griekse en Romeinse<br />

tijd ter nagedachtenis staan opgesteld, een portrettengalerij.<br />

Hier zijn het geen hoofden van verschillende personen, maar hoofden<br />

van 1 persoon, Jan Fabre. Ze zijn voorzien van hoorns, geweien<br />

of delen daarvan. 18 x, telkens met een andere gezichtsuitdrukking<br />

en refererend aan een ander dier. Een gewei van een edelhert of een<br />

damhert, hoorns van een moeflon of een antilope, van een waterbuffel<br />

en van de legendarische eenhoorn, herkenbaar aan de lange rechte<br />

narwaltand. Bovenop, links, rechts, vanuit het voorhoofd, overal is<br />

iets uitgegroeid. De koppen houden het midden tussen mens en dier.<br />

Fabre plaatst zich tussen mens en dier in, en versterkt dit nog eens<br />

door de reeks in de natuur te plaatsen.<br />

De hoofdstukken nodigen uit tot vele associaties, uiteenlopend van<br />

letterlijk uitgroeisels tot figuurlijk gesproken ideeën en gedachten.<br />

De mens beschikt over gedachten, om mee naar buiten te treden,<br />

te pronken of te communiceren, of aan te vallen of zich te verdedigen;<br />

een dier draagt het zichtbaar op het hoofd. De achttien portretten<br />

staan er niet uit ijdelheid van de kunstenaar, wat je zou kunnen<br />

denken. Het grote aantal maakt juist dat het persoonlijke naar de<br />

achtergrond verdwijnt. Wat naar voren komt zijn personificaties<br />

van menselijke gedragingen en karaktereigenschappen. Een lange rij<br />

metamorfoses. Zoals een mensenleven een lange rij gedaanteverwisselingen<br />

is. Het plaatsen van dierlijke elementen op een mensenhoofd<br />

maakt dat er iets nieuws ontstaat. Irreëel en absurdistisch. Maar wel<br />

van goud; het gaat Fabre om waardevolle serieuze zaken: de mens die<br />

probeert zijn plaats in de wereld te bepalen en een ideale samenleving<br />

uit te bouwen.<br />

Sanguis / Mantis Landscape (Battlefield) (2004)<br />

In het indrukwekkende werk Sanguis / Mantis Landscape (Battlefield)<br />

achter in de beeldentuin keert het kevermotief terug. Het volgroeide<br />

insect, sinds eeuwen het symbool van wedergeboorte aangezien het<br />

voortgedreven wordt door zowel doodsverlangen als drang naar het<br />

leven, is voor Fabre bron van inspiratie tot performances. In het<br />

beukenbos tussen de bladeren, liggen de resten van een performance.<br />

Uiteengereten pantseronderdelen, oorspronkelijk van ijzer, nu van<br />

‘goud’, herinneren aan een strijd op leven en dood. Het zijn getuigen<br />

van een van de vele keren waarin Fabre de grenzen van zijn lichaam<br />

verkende. ‘In mijn performances ga ik tot over de grens van mijn<br />

fysieke kracht, tot ik erbij neerval als het moet’.<br />

Toos van Kooten


<strong>Kröller</strong>-<strong>Müller</strong><br />

<strong>Museum</strong><br />

Houtkampweg 6<br />

6731 aW Otterlo<br />

www.kmm.nl<br />

tentoonstelling:<br />

10 april - 4 september 2011<br />

bij de tentoonstelling is een catalogus verschenen<br />

verkrijgbaar in de museumwinkel en de boekhandel:<br />

Jan Fabre. <strong>Hortus</strong>/<strong>Corpus</strong><br />

<strong>Kröller</strong>-<strong>Müller</strong> <strong>Museum</strong> - NAi uitgevers<br />

Nederlandse editie: ISBN 978-90-5662-815-4 E 35,00<br />

Engelse editie: ISBN 978-90-5662-816-1 E 45,00<br />

ontwerp: studio Saiid & Smale

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!