Lijn 1
Lijn 1
Lijn 1
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Lijn</strong> 1 wordt uitgegeven door de afdelingen Eerstelijnsgeneeskunde<br />
en IQ healthcare van het UMC St Radboud Nijmegen<br />
i n dez e uitg av e<br />
jaargang 11<br />
nr 2<br />
juli 2013<br />
• Wees waakzaam wanneer de term ‘de burger’ in stelling wordt gebracht<br />
• Nijmeegse huisartsopleiders bezoeken Suriname<br />
• Zelfmanagement of betutteling?<br />
• Eerstelijnszorg in tijden van crisis<br />
• Identificatie van palliatieve zorgfase voor mensen met verstandelijke<br />
beperkingen<br />
• Verslag van de Mertensdag 2013<br />
• Een proef in Groesbeek met registratie wilsverklaring<br />
• Kijk in de Braziliaanse keuken
i n h o u d<br />
Ten geleide 3<br />
Hoofdzaak 4<br />
Wees waakzaam wanneer de gezondheidszorg de term ‘de burger’ in stelling<br />
wordt gebracht, aldus Pim Assendelft<br />
Opleiding 6<br />
Nijmeegse huisartsopleiders bezoeken Suriname.<br />
Afscheidssymposium 8<br />
Zelfmanagement of betutteling? Dat was het thema van het symposium<br />
ter gelegenheid van het afscheid van Annelies Jacobs van IQ healthcare<br />
Column 11<br />
Bloemlezing van geijkte woorden van huisarts en patiënt<br />
Hoofdpijn - Opmerkelijke cijfers uit een registratienetwerk 12<br />
Kijk in de Griekse keuken - Eerstelijnszorg in tijden van crisis 14<br />
Onderzoek AVG 16<br />
Identificatie van palliatieve zorgfase voor mensen met verstandelijke beperkingen<br />
Boekbespreking - ‘Brug naar de Hemel’ van Ken Follett 18<br />
Onderzoek - Fertiscreen, online applicatie bij subfertiliteit 18<br />
Onderzoek - Doeners en geïntegreerden. Over werkstijlen van huisartsen 20<br />
Column M/V - Over vrouwelijke woede 22<br />
Mertensdag 2013 24<br />
Thema: variaties in de zorg, gewenst of ongewenst? Tijdens de Mertensdag<br />
werd ook de Koploperprijs 2013 uitgereikt aan Ester Bertholet<br />
Vuistregels registratie - Een proef in Groesbeek met registratie wilsverklaring 28<br />
Promoties<br />
- Wouter van Dijk - Veroorzaakt het gebruik van luchtwegverwijders meer<br />
hart- en vaatziekten bij COPD-patiënten die roken? 31<br />
- Nynke Scherpbier - Nierschade beperken door telenefrologie 32<br />
- Erwin Klein Woolthuis - Gerichte, opportunistische opsporing diabetes<br />
in de huisartsenpraktijk haalbaar en effectief 33<br />
- Sander Hilberink - Effectonderzoek van een stop-roken protocol bij<br />
rokers met COPD 34<br />
Nieuws<br />
- Toine Lagro-Janssen neemt afscheid 35<br />
- Eervolle benoeming voor Evelyn van Weel 36<br />
- Tim olde Hartman doet mee aan Galilei Talent Track 36<br />
- ZIN-bijeenkomst over MKBA in de gezondheidszorg 37<br />
- MeMoSA: The Dutch experience 37<br />
Onderwijs - ECPC 2013: meer dan een specialiteit 38<br />
Onderzoek - PAGODE-studie: zorg op maat bij nieuw ontdekte hypertensie 39<br />
Afscheid - Twee back office coryfeeën namen afscheid 40<br />
Ouderengeneeskunde 42<br />
Verslag van jubileumsymposium van het UKON<br />
Kijk in de Braziliaanse keuken 44<br />
Kees van Boven reisde rond in Brazilië en ziet grote veranderingen in<br />
de eerstelijnszorg<br />
Agenda<br />
- 11 oktober Afscheid Ben Bottema 46<br />
- 23 september Opening academisch zorgjaar 47<br />
- 1 oktober Berg en Dal 4 47<br />
- Mastercursus public health voor huisartsen 48<br />
Bij de voorplaat<br />
Ester Bertholet met de Koploperprijs 2013<br />
2 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
6<br />
8<br />
24<br />
32<br />
38<br />
44
Over de grenzen kijken<br />
t e n g e l e i d e<br />
Voor u ligt het zomernummer van <strong>Lijn</strong> 1. De vakantie nadert, daarom kijken we in dit nummer over<br />
onze grenzen heen naar zonnige oorden, letterlijk, en soms figuurlijk. U leest over opleiders die naar<br />
Suriname gingen om daar de huisartsopleiding verder vorm te geven. Kees van Boven reisde af naar<br />
Brazilië, waar hij uitleg gaf over ons gezondheidssysteem en het ICPC-gecodeerd registreren. De half-<br />
Griekse Alexandra Tsaparas deed haar coschappen op het Griekse Kreta en doet verslag van de Griekse<br />
eerstelijnszorg in crisistijd. Pim Assendelft schrijft zijn eerste Hoofdzaak en probeert figuurlijk de<br />
domeingrenzen te overschrijden. De patiënt wordt ‘de burger’, maar wat betekent dat nou?<br />
Ook de Mertensdag 2013 krijgt ruim aandacht in deze <strong>Lijn</strong> 1. Een verslag van interessante keynotespeakers,<br />
interactieve workshops en een stralende winnares van de Koploperprijs 2013. Dat alles met als thema Variaties in<br />
de zorg. Gewenst of ongewenst?<br />
Onderzoek komt natuurlijk ook ruim aan bod. Zo is er de doorstart van de rubriek Opmerkelijke cijfers uit de<br />
CMR. Na het afscheid van Eloy van de Lisdonk was het even stil aan dit front, maar nu heeft Annemarie Uijen het<br />
stokje overgenomen. We beleefden weer veel promoties, met belangwekkende thema’s. Het laat eens te meer zien<br />
hoe Eerstelijnsgeneeskunde en IQ healthcare met verve invulling geven aan hun academische taak. We vragen uw<br />
aandacht - en soms medewerking - voor enkele nieuwe onderzoeken: over het ontwikkelen van een instrument<br />
waarmee de palliatieve zorgfase bij mensen met een verstandelijke beperking tijdig kan worden herkend, over<br />
Fertiscreen, een programma ter voorkoming van overbehandeling bij onverklaarde subfertiliteit en over het project<br />
Pagode, dat u moet helpen bij patiënten met hypertensie van wie de bloeddruk maar niet wil zakken. Een oud<br />
onderzoek wordt nieuw leven ingeblazen door Henk Mokkink, die de werkstijlen van huisartsen onder de loep<br />
neemt. Tijd voor een remake van dit onderzoek?<br />
Afscheid<br />
In de serie Afscheid van… deze keer aandacht voor twee personen die binnen de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />
jarenlang achter de schermen actief zijn geweest: M&M, ofwel Marianne Oudenhuizen en Margriet Straver. In de<br />
vorige <strong>Lijn</strong> 1 las u over het afscheid van oud <strong>Lijn</strong>1-er Annelies Jacobs. In dit nummer aandacht voor het symposium<br />
ter gelegenheid van haar afscheid,<br />
En verder?<br />
… vindt u geijkte woorden, van huisarts en patiënt<br />
… leest u over vrouwelijke woede<br />
… is er een bijzondere rubriek Vuistregels, over de registratie van de wilsbeschikking in het HIS<br />
… leest u over prachtige initiatieven op het gebied van ouderengeneeskunde, gepresenteerd tijdens het<br />
jubileumsymposium van het UKON, het Universitair Kennisnetwerk Ouderengeneeskunde Nijmegen<br />
… is er nieuws, veel nieuws.<br />
Fijne zomer, veel leesplezier met <strong>Lijn</strong> 1.<br />
Willem van Gerwen<br />
hoofdredacteur<br />
Reageren op deze <strong>Lijn</strong> 1? Mail naar: lijn1@elg.umcn.nl<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 3
h o o f d z a a k<br />
De patiënt wordt de burger, maar<br />
bestaat ‘de burger’ eigenlijk wel?<br />
In gezondheidsland wordt steeds vaker gesproken over ‘de burger’ in plaats van over<br />
‘de patiënt’. Dat is terecht: ‘de burger’ appelleert meer aan de samenhang tussen de<br />
zieke mens en zijn directe omgeving. Bovendien is het vreemd om over ‘de patiënt’ te<br />
spreken als het gaat over preventie. De term ‘burger’ maakt duidelijk dat, wanneer we<br />
geïntegreerd willen werken, diverse stakeholders en domeinen moeten samenwerken<br />
wil men de uitdagingen rondom zorg en welzijn het hoofd kunnen bieden. Zo herinnert<br />
de term ‘burger’ de medisch specialisten eraan dat hun patiënten eerst en vooral een<br />
leefwereld buiten het ziekenhuis hebben.<br />
Door: Pim Assendelft, hoofd afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />
Toch is het goed om waakzaam te zijn wanneer de<br />
term ‘de burger’ in stelling wordt gebracht. Den Haag<br />
verplaatst in hoog tempo een aantal voorzieningen van<br />
landelijke overheden naar de gemeenten, die op korte<br />
termijn – zo lijkt het soms – niet anders kunnen doen<br />
dan ‘de burger in de wijk in zijn kracht zetten’. Het is te<br />
hopen dat de keuze voor wijkgericht werken onder deze<br />
grote druk en met steeds beperktere middelen, vooral<br />
door positieve motieven gedreven zal blijven.<br />
Maar bestaat ‘de burger’ eigenlijk wel? Sommige<br />
burgers kunnen hun leven en leefomgeving prima zelf<br />
vormgeven. Zij kunnen hun chronische ziekte anno<br />
2013, met een internetcommunity en zelfmeetapparatuur,<br />
zonder hulp van een arts uitstekend zelf managen.<br />
Sommigen organiseren samen met anderen een beweegprogramma<br />
voor dikke kinderen. Dergelijke initiatieven<br />
weerspiegelen het ideaalbeeld dat in rapporten en<br />
onderzoeksprojecten steeds vaker als oplossing wordt<br />
aangereikt voor het groeiend aantal problemen in de<br />
public health en de curatieve gezondheidszorg. Maar<br />
redden ook kwetsbare burgers zich op soortgelijke wijze<br />
met minimale professionele steun? Of hebben zij een<br />
heel andere aanpak nodig, zoals casemanagement of sociale<br />
wijkteams? En waar halen de burgers de tijd en de<br />
sociale coherentie vandaan om al die activiteiten samen<br />
4 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
op te pakken? Lukt het de forens, die ’s ochtends om<br />
half 7 in zijn leaseauto stapt en ’s avonds moet overwerken,<br />
ook om een bijdrage te leveren?<br />
Aanbieder stuurt invulling<br />
Deze heterogeniteit onder burgers kennen we natuurlijk<br />
al veel langer. Zo werken de meeste geneesmiddelen<br />
die we gebruiken slechts bij één op de vier mensen; drie<br />
van de vier slikken die pillen dus voor niets! De artsen<br />
onder u weten dat allang, maar voor de niet-artsen kan<br />
het schokkend nieuws zijn. Het noodzaakt de geneesmiddelenindustrie<br />
om op zoek te gaan naar subgroepen<br />
die beter reageren dan de schrale één op vier succes.<br />
Een hippere term hiervoor is ‘personalized medicine’.<br />
Men moet dus niet te snel stoppen met zoeken naar<br />
groepen die méér of juist minder gevoelig zijn voor een<br />
bepaalde aanpak. Hetzelfde geldt voor het wijkgericht<br />
werken en voor de transitie van ‘Ziekte en Zorg’ naar<br />
‘Gezondheid en Gedrag’. Het is belangrijk dat bekend<br />
wordt welke subgroepen welke problemen hebben. Dat<br />
kan onderzocht worden door middel van een wijkscan,<br />
waarbij gegevens van verschillende betrokken instanties<br />
in de wijk bijeen worden gebracht, al is deze methode<br />
nog slechts grofmazig uitgewerkt. Het is dus zaak om<br />
goede onderzoeksmethodes te vinden, die behulpzaam<br />
kunnen zijn bij het organiseren van de zorg in de wijk.
Pim Assendelft<br />
Daarnaast moet, als het gaat om gezondheids- of welzijnsproblemen,<br />
beter worden onderzocht welke aanpak het<br />
beste past bij welke persoon of groep. Op dit moment lijkt<br />
de aanpak nog voornamelijk te worden bepaald door de<br />
voorkeur van de aanbieder: de huisarts zet zich in vanuit<br />
zijn of haar mogelijkheden in de praktijk (samen met<br />
praktijkondersteuners), de hooginnovatieve aanbieder ziet<br />
meer in ICT en zelfmeetgadgets en de specialist ouderengeneeskunde<br />
gaat het liefst met multidisciplinaire teams<br />
en zorgplannen aan de slag. De gemeente (of GGD) zal<br />
juist kiezen voor interventies buiten het curatieve domein,<br />
zoals voor gezondheidsmakelaars of sociale wijkteams. Het<br />
Engelse spreekwoord If you are a hammer, everything looks<br />
like a nail lijkt op deze situatie geënt: de oplossing wordt<br />
helaas nog te vaak gezocht bij hetgeen we zelf in de aanbieding<br />
hebben. Het is echter de kunst om de grenzen tussen<br />
de domeinen te overschrijden. Daarbij hoort ook de durf om<br />
vertrouwde dingen niet (meer) te doen, bijvoorbeeld omdat<br />
De oplossing voor zorg- en<br />
welzijnsproblemen wordt<br />
gezocht bij wat we zelf in de<br />
aanbieding hebben. Het is de<br />
kunst om de grenzen tussen<br />
de domeinen te overschrijden<br />
en doelgroepspecifiek af te<br />
stemmen.<br />
een ander voor dit probleem bij deze persoon een adequatere<br />
oplossing heeft. Marktwerking en verschotting zijn<br />
hierbij bepaald niet behulpzaam.<br />
‘Dé burger’, die bestaat mijns inziens niet. Daarom is er<br />
nog heel veel werk te doen, zowel in de praktijk als qua<br />
onderzoek. Laten we binnen de regio’s samenwerken. Laten<br />
we het lef hebben om iedere burger, die vaak ook patiënt<br />
is, doelgericht en doelmatig te geven wat hij of zij als<br />
individu of als onderdeel van een groep nodig heeft. Het<br />
is de opdracht aan de onderzoekers in de gezondheidszorg<br />
om de praktijk te voeden met wetenschappelijke kennis die<br />
ze elders hebben opgedaan, om modellen van effectieve<br />
samenwerking te ontwikkelen en bestaande programma’s te<br />
evalueren. Doet u mee?<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 5
o p l e i d i n g<br />
Een bijzonder plan<br />
Uitwisseling met Suriname<br />
Al weer enige tijd geleden ontvouwde zich een<br />
prachtig plan. We zouden met een aantal<br />
Nijmeegse huisartsopleiders en een aantal in<br />
Nederland wonende Surinaamse collega’s een<br />
bezoek brengen aan Suriname. Doel: kennisuitwisseling<br />
en nascholing van huisartsen. Het<br />
mailcontact met de Surinaamse collega’s vlotte<br />
niet echt en de voorbereiding van de beoogde<br />
interactieve workshops kostte veel tijd. Maar al<br />
die worstelingen gaven soms een geweldige<br />
opening.<br />
Door: Alfons Olde Loohuis*<br />
Het plan<br />
Al voorbereidend en ons verdiepend in de Surinaamse<br />
huisartsenzorg kwamen we erachter dat veel afgelegen<br />
gezondheidsposten nauwelijks bemand zijn en dat er<br />
soms maanden lang geen huisarts aanwezig is. We kregen<br />
een idee! Als we nu eens een huisartsenpost namens de<br />
Nijmeegse huisartsopleiding (Voha) een vol jaar lang<br />
‘bemensen’ met een opleider en zijn of haar aios? En dan<br />
elke maand een nieuw koppel sturen, waarbij de Voha zorg<br />
draagt voor waarneming in de Nederlandse opleidingspraktijk<br />
middels pas ‘afgezwaaide’ jonge huisartsen.<br />
Daarnaast zou een coassistent uit Suriname vervolgens een<br />
maand in de Nederlandse praktijk van de teruggekeerde<br />
opleider meelopen om zo ons gezondheidssysteem van<br />
binnenuit te bekijken en misschien delen daarvan later in<br />
te zetten in Suriname.<br />
6 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
Met dit plan op zak vertrokken we in april naar Suriname<br />
Een prachtig warm, groen en zeer gastvrij land, midden<br />
in de regentijd. Tijdens het gezamenlijk congres met<br />
Surinaamse collega`s, waarbij we in workshops intensief<br />
samenwerkten, deden we ons plan uit de doeken. De reactie<br />
van de Surinaamse collega’s was hartverwarmend. Wat<br />
bleek, men staat op het punt een eenjarige huisartsopleiding<br />
in Suriname op te starten. Natuurlijk wilden ze graag<br />
gebruik maken van de expertise van ervaren Nederlandse<br />
opleiders en hun aios. Ze omarmden het plan, maar met<br />
een kleine nuance. Men had de Nederlandse inbreng en expertise<br />
liever dichtbij de bron. Ofwel dichtbij de praktijken<br />
waar net een opleiding gaat beginnen, in Paramaribo zelf.<br />
Waarom is het plan zo bijzonder?<br />
Voor de Nijmeegse opleider en aios betekent het een verdieping<br />
in een multiculturele samenleving die zijn weerga<br />
niet kent. Er wonen Javanen, Chinezen, Hindoestanen,<br />
Marons, Creolen en Nederlanders, met elkaar verbonden<br />
door het feit dat men allemaal, tot in de peuterzaal in<br />
het oerwoud, Nederlands spreekt. Het is een differentiatiemogelijkheid<br />
voor de aios én de opleider, zowel om<br />
daar te werken als om er te leven en er in de leergesprekken<br />
met elkaar over te discussiëren. En omgekeerd, alle<br />
Surinamers hebben familiebanden in Nederland, dat<br />
vergemakkelijkt een uitwisseling met coassistenten uit<br />
Suriname. Voor de startende Surinaamse opleiding is het<br />
ook wel handig om uit een land met dezelfde taal, waar al<br />
een jarenlange opleidingstraditie bestaat, referentiekaders<br />
aangereikt te krijgen en de cultuur van terugkomdagen en<br />
opleiden te proeven.<br />
Dus voor volgend jaar begin april staat er opnieuw een<br />
nascholing in Suriname in de steigers. Waar we met een<br />
grote Nijmeegse afvaardiging van opleiders en aios naar
toe hopen te gaan. Om samen met Surinaamse collega’s na<br />
te scholen, onderling te observeren en ook buiten werktijden<br />
‘samen te scholen’. Het is een werkelijk prachtig warm land,<br />
vol leven en levenslust. Waar het een genot is om een maand<br />
lang zinvol te vertoeven en te genieten.<br />
En als een meer structurele samenwerking tussen Suriname<br />
en de Nijmeegse huisartsopleiding inderdaad tot stand<br />
komt…? Dan leest u daarover in een volgende <strong>Lijn</strong> 1!<br />
* Mede namens mijn medeopleiders: Elionne van de Brand,<br />
Odette Aarts, Henri Delleman en Monique Doornik<br />
Vlnr: Elionne van de Brand, Monique Doornik,<br />
Alfons Olde Loohuis, Odette Aarts, Henri Delleman<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 7
a f s c h e i d<br />
Afscheidssymposium Annelies Jacobs<br />
Zelfmanagement of<br />
betutteling?<br />
Op 18 april jl. heeft Annelies Jacobs afscheid genomen als senior onderzoeker van IQ<br />
healthcare. Ter ere van haar werd die dag een afscheidssymposium gehouden onder de<br />
titel ‘Zelfmanagement of betutteling, een dilemma?’ Een onderwerp dat Annelies na aan<br />
het hart ligt. De inhoud van het symposium werd dan ook voor een groot deel door<br />
Annelies zelf bepaald. De dag ging gepaard met veel interactie en had als rode draad<br />
een tweetal casussen waarover de aanwezigen hun mening konden geven.<br />
Door: Jan van Lieshout, huisarts en senior onderzoeker IQ healthcare<br />
Voorzitter van het symposium was Theo Achterberg,<br />
hoogleraar Verplegingswetenschappen. Hij presenteerde<br />
twee casussen: een rokende patiënt met COPD die<br />
het roken niet kan laten en bij wie de longarts daarom<br />
verdere behandeling wil weigeren. Zijn vraag: mag dat?<br />
De tweede casus betrof twee mannen met een volstrekt<br />
verschillende leefstijl: de één sport, eet gezond, rookt<br />
niet, de ander is zijn tegenbeeld. Moet de ziektekostenpremie<br />
voor deze beide mannen verschillend zijn? Over<br />
beide casussen liepen de meningen uiteen. De grote vraag<br />
was of daar in loop van het symposium verandering in<br />
zou komen. Consensus?<br />
8 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
Vervolgens kwam Annelies Jacobs zelf aan het woord.<br />
In haar voordracht (‘Zelfmanagement bij patiënten met<br />
chronische aandoeningen. Voors en tegens’) definieerde zij<br />
allereerst het begrip ‘zelfmanagement’. Ze gaf een historische<br />
schets van de rol van de patiënt door de eeuwen heen,<br />
waarin zij de verschuiving liet zien van de patiënt als object<br />
en meewerkend voorwerp van de zorg, naar partner in<br />
de zorg en nu als consument van zorg. In de huidige, neoliberale<br />
situatie, is de patiënt autonoom en neemt hij zelf de<br />
regie en verantwoordelijkheid. Annelies sloot af met een<br />
foto waarop zijzelf te zien was tijdens een warming-up van<br />
haar loopgroep. Zelfmanagement in vivo! ‘Je kunt daar in<br />
elk geval je best voor doen’, aldus Annelies.<br />
Theo Achterberg Marc Willemsen Jan Lieshout Nathalie Eikelenboom
Hierna sprak Marc Willemsen, hoogleraar aan de univer-<br />
siteit van Maastricht en hoofd onderzoek bij STIVORO.<br />
De titel van zijn voordracht gaf al aan welke gedachte<br />
hij zijn gehoor wilde meegeven: Patiënt als gevolg van<br />
leefstijl. Eigen schuld, dikke bult? Hij zette uiteen hoe<br />
al in 1963 sigarettenproducenten werden aangemerkt als<br />
handelaren in de verslavende drug nicotine, verpakt als<br />
sigaret. Verleidelijke reclames stimuleerden de verkoop<br />
van miljarden sigaretten, met jaarlijks vele doden als<br />
gevolg. Willemsen wees erop dat de rooklobby nog<br />
steeds veel invloed en succes heeft. Na slogans als<br />
‘Roken? We lossen het samen wel op’ en ‘Roken moet<br />
mogen’ hebben we nu op de ‘rookvrije’ stations<br />
rookpalen.<br />
Vervolgens was het mijn beurt om het project SeMaS<br />
(Self Management Screening) in te leiden. Als huisarts<br />
ervaar ik dagelijks dat het voor veel patiënten moeilijk<br />
is om een rol te nemen in het zelfmanagement. Waarom<br />
slaagt de patiënt uit de eerste casus er niet in om te stoppen<br />
met roken? Wil hij niet? Of zijn er factoren die het<br />
hem extra moeilijk maken, zoals een depressie? Bij zorggroep<br />
De Ondernemende Huisarts (DOH) uit Eindhoven<br />
is zelfmanagement speerpunt van beleid. Om het zelfmanagement<br />
te bevorderen, werken DOH en IQ healthcare<br />
samen aan een instrument waarmee patiënten ingedeeld<br />
kunnen worden naar mogelijkheden van zelfmanagement.<br />
Een van de onderzoekster van dit project, Nathalie<br />
Eikelenboom, gaf uitleg. U las eerder over dit project in<br />
<strong>Lijn</strong> 1 van december 2012.<br />
Annelies Jacobs<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 9
Vervolgens was het woord aan Jozé Braspenning van IQ<br />
healthcare. ‘De chronische patiënt als beoordelaar en<br />
koper van zorg’ was haar thema. Uit de data die patiënten<br />
leveren is af te lezen hoe zij de zorg beoordelen en of ze<br />
tevreden zijn of niet over de uitkomsten (Patient reported<br />
outcome measures, PROMs). Hoewel deze data zijn verwerkt<br />
in beoordelingen en keurmerken, maken patiënten<br />
daar niet vaak gebruik van bij hun keuzes voor bepaalde<br />
zorg. Ze baseren die veeleer op de meningen en ervaringen<br />
van familie en vrienden. Als het gaat om de inkoop<br />
van zorg op basis van kwaliteitsgegevens, is er nog een<br />
lange weg te gaan. Wel is bij zorgverzekeraars een trend<br />
te zien richting aanbod in natura. De rol van de zorginkoper<br />
wordt sterker naarmate er meer goede informatie<br />
beschikbaar is. Al met al bestaat er een zogenaamd triple<br />
aim: gezondheidswinst, betere zorg en waar voor je geld.<br />
Het symposium werd afgesloten met een paneldiscus-<br />
sie onder leiding van Theo Achterberg. Hierbij kwamen<br />
opnieuw de twee casussen aan bod. Mag een longarts<br />
10 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
Na het symposium werd Annelies Jacobs feestelijk<br />
toegesproken. Na Gert Westert, het huidige hoofd van de<br />
afdeling, was het woord aan Richard Grol, de eminente<br />
voorganger van Gert als hoofd IQ healthcare. Hij kon helaas<br />
niet live aanwezig zijn, maar had een korte videoboodschap<br />
voor Annelies, waarin hij hun gemeenschappelijke<br />
IQ-geschiedenis voor het voetlicht bracht. Richard en<br />
Annelies hebben jaren samengewerkt zowel in Nijmegen<br />
als in Maastricht. Deze geschiedenis werd ook belicht door<br />
Michel Wensing waarbij hij ook het belang van haar rol<br />
als afdelingsmanager duidelijk benadrukte. Ivo Smeele,<br />
IQ-onderzoeker van het eerste uur, besprak vooral hoe hij<br />
en Annelies samen optrokken in het veld van longziekten<br />
en stoppen met roken. Al met al een afscheid dat past bij iemand<br />
die zo lang zo’n belangrijke bijdrage aan de afdeling<br />
IQ healthcare heeft geleverd en en passant zelf onderzoek<br />
deed en promoveerde.<br />
behandeling weigeren als zijn patiënt het roken niet<br />
staakt? Moeten we de ziektekostenpremies afstemmen<br />
op de patiënt? Nog steeds waren de meningen verdeeld,<br />
maar de zaken werden nu van meerdere kanten belicht.<br />
Menigeen had nu een andere en meer genuanceerde kijk<br />
op de zaken gekregen.<br />
Jozé Braspenning Gert Westert Michel Wensing Ivo Smeele Richard Grol
c o l u m n<br />
Geijkte woorden<br />
Dominee Carel ter Linden vertelt in dagblad Trouw dat hij<br />
geijkte woorden wil mijden. Hij zegt dat geijkte woorden<br />
beelden kunnen oproepen die hij wil voorkómen. Wij huisartsen<br />
zijn ook dominees, van het verlichte soort hopelijk,<br />
maar toch. Onze ankers zijn het Woord van het Biopsychosociale<br />
model – evidence based als het u belieft – en onze<br />
retorische gave om dit te communiceren. Toch ben ik bang<br />
dat geijkte woorden gemeengoed zijn in de spreekkamer.<br />
Dat begint met de patiënt die niet vies is van een cliché, en<br />
zo bij de dokter meteen een verkokerde gedachte oproept.<br />
Voorbeelden:<br />
Patiënt: “Wij komen echt niet zomaar hoor”.<br />
Gedachte arts: somatiserende veelvragers<br />
Patiënt: “Je hoeft niet te meten, ik heb nooit koorts”.<br />
Gedachte arts: die wil antibiotica.<br />
Patiënt: “Mijn vrouw heeft een hele hoge pijndrempel”<br />
Gedachte arts: Partnermishandeling.<br />
Patiënt: “Twee wijntjes in het weekend, hooguit”.<br />
Gedachte arts: fles wodka per dag.<br />
Patiënt: “Zul je zien, kom je bij de dokter is het over”.<br />
Gedachte arts: had ff gewacht.<br />
Patiënt: “We kunnen zo écht de nacht niet in”.<br />
Gedachte arts: wilt u dat ik de nacht afzeg?<br />
Patiënt: “Heerst het?”.<br />
Gedachte arts: Altijd bevestigen, makkelijk gerust te<br />
stellen type.<br />
Patiënt: “Ik ben zo ontzettend moe”.<br />
Gedachte arts: maar niet zo moe als ik.<br />
Patiënt: “Ik voel me niet serieus genomen”.<br />
Gedachte arts: die kreeg zijn zin niet.<br />
Maar ook de huisarts schuwt gemeenplaatsen niet en roept<br />
met zijn geijkte uitspraken ongewenste beelden op bij de<br />
patiënt:<br />
Arts: “We kijken het nog even aan”.<br />
Gedachte patiënt: bekijk het maar<br />
Arts: “Voor deze therapie is geen enkel bewijs”.<br />
Gedachte patiënt: wat is de aanklacht?<br />
Arts: “Omeprazol is precies hetzelfde als Losec”.<br />
Gedachte patiënt: tweederangs Griekse rotzooi.<br />
Arts: “De volgende keer komt u bij de praktijkondersteuner”.<br />
Gedachte patiënt: de dokter wil mij niet meer zien.<br />
Arts: “U moet proberen af te vallen”.<br />
Gedachte patiënt: doe het zelf.<br />
Arts:“ Ik begrijp heel goed dat u liever een scan/<br />
bloedonderzoek/een specialist heeft ”.<br />
Gedachte patiënt: er wordt niet naar me geluisterd.<br />
Arts: “Waar denkt u zelf aan?”.<br />
Gedachte patiënt: wie is hier de dokter?<br />
Arts: “Goed, dan geef ik u voor deze keer een kuurtje..”.<br />
Gedachte patiënt: ik moet ook overal zelf om vragen.<br />
Ik stel voor dat we een bloemlezing van geijkte woorden<br />
creëren om onze valkuilen in kaart te brengen. Tegelijk<br />
geven we cursussen poëzie en workshops drama aan onze<br />
aios om creatief en ongeijkt taalgebruik te stimuleren.<br />
Want Het Woord is het krachtigste medicijn.<br />
D(r)s Platanus, huisarts<br />
Illustratie: Brigitte van Dijk<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 11
eo gn idse trrz aot ei ke<br />
-<br />
n e t w e r k<br />
Epidemiologie in de huisartspraktijk<br />
Opmerkelijke gegevens uit TransHis praktijken<br />
De Continue Morbiditeits Registratie (CMR) Nijmegen is een registratienetwerk in vier huisartspraktijken<br />
in en om Nijmegen. Recent is de CMR overgegaan op een nieuw HIS, het zogeheten TransHis*, waarmee<br />
meer en beter gegevens van het patiëntcontact gecodeerd kunnen worden. Geregeld duiken bij de<br />
bewerking van data uit dit registratienetwerk opmerkelijke zaken op, waarvan we u in deze rubriek<br />
graag deelgenoot maken. Tot vorig jaar werd de rubriek verzorgd door Eloy van de Lisdonk. We zijn blij<br />
dat Annemarie Uijen, huisarts in een van de TransHis-praktijken (Oosterhout) nu het stokje van Eloy<br />
overneemt.<br />
Hoe zit het met…<br />
Hoofdpijn<br />
Er zijn maar weinig mensen die kunnen zeggen dat ze nooit<br />
hoofdpijn hebben. Ondanks het feit dat hoofdpijn zoveel<br />
voorkomt, gaan slechts weinigen ervoor naar de huisarts.<br />
Desondanks is hoofdpijn een veelbesproken klacht in de<br />
spreekkamer. Van alle nieuwe klachten waarmee patiënten<br />
hun huisarts bezoeken, staat hoofdpijn op nummer 10: de<br />
prevalentie is 35 per 1000 patiënten per jaar.<br />
Door: Annemarie Uijen<br />
Annemarie Uijen
De kans op een ernstige<br />
aandoening is erg klein als<br />
patiënten zich presenteren met<br />
hoofdpijn<br />
Bij ongeveer de helft van de mensen met hoofdpijnklach-<br />
ten is ongerustheid en angst voor een ernstige aandoe-<br />
ning, zoals een hersentumor, de belangrijkste reden voor<br />
een bezoek aan de huisarts. Maar is deze angst voor een<br />
ernstige aandoening als je hoofdpijn hebt wel terecht?<br />
Uit gegevens van het Transitieproject (1995 t/m 2008,<br />
gemiddeld 16.000 ingeschreven patiënten per jaar)<br />
blijkt dat de meeste patiënten die zich voor de eerste<br />
keer presenteren met hoofdpijn, daarvoor niet nogmaals<br />
contact zoeken met de huisarts. Het blijft dus vaak bij<br />
een enkel contact. De tabel laat zien dat in de meerderheid<br />
van de gevallen de uiteindelijke diagnose van de<br />
huisarts een symptoomdiagnose blijft. Infecties zoals<br />
sinusitis, verkoudheid en pneumonie, vormen 26%<br />
van de uiteindelijke diagnoses. Een minderheid van de<br />
diagnoses bestaat uit migraine, trauma’s zoals contusio<br />
cerebri (hersenschudding), psychosociale klachten zoals<br />
surmenage, problemen op het werk en angstklachten of<br />
een bijwerking van gebruikte medicatie.<br />
Tabel. Einddiagnose bij hoofdpijn (n=7093 episodes)<br />
Symptoomdiagnose 58%<br />
Infectie 26%<br />
Migraine 4%<br />
Trauma 3%<br />
Psychosociaal 2%<br />
Bijwerking medicatie 2%<br />
Anders 5%<br />
Bij slechts 1 op de 284 patiënten (0,35%) is een CVA<br />
of een TIA de oorzaak van de hoofdpijn. Dit betreft<br />
natuurlijk vooral oudere patiënten met cardiovasculaire<br />
risicofactoren, zoals hypertensie, hypercholesterolemie<br />
en roken. Slechts 2 van de 7093 episodes (0,03%) die<br />
starten met hoofdpijn leiden uiteindelijk tot de diagnose<br />
maligniteit; éénmaal een maligniteit van de huid en<br />
éénmaal een maligniteit niet verder gespecificeerd. Van<br />
de in totaal 16 gediagnosticeerde maligniteiten van het<br />
brein, werd hoofdpijn geen enkele keer als ingangsklacht<br />
genoemd.<br />
Conclusie<br />
De kans op een ernstige aandoening is dus erg klein als<br />
patiënten zich presenteren met hoofdpijn. Patiënten met<br />
een hersentumor komen blijkbaar met andere klachten<br />
dan hoofdpijn op het spreekuur. Uitleg hierover kan<br />
geruststellend werken. Natuurlijk moeten we bij oudere<br />
patiënten wel alert blijven op andere ernstige aandoeningen<br />
zoals een TIA/CVA, maar hierbij is hoofdpijn vaak<br />
ook niet de enige klacht bij presentatie.<br />
*Noot:<br />
Met de overgang naar TransHis fuseert de CMR met huisartspraktijken<br />
die al langer met TransHis registreren en die zich<br />
voorheen hadden verenigd in het Transitieproject. Door deze<br />
fusie zal het nieuwe netwerk bestaan uit huisartsenpraktijken<br />
in Amstelveen, Olst, Franeker, Nijmegen, Oosterhout en Lent,<br />
met in totaal zo’n 30.000 ingeschreven patiënten.<br />
Bovenstaande data zijn ook gepubliceerd in Bijblijven,<br />
Tijdschrift Praktische Huisartsgeneeskunde 2013-1<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 13
k i j k i n d e g r i e k s e k e u k e n<br />
Het laatste deel van mijn studie geneeskunde was ik coassistent bij de<br />
afdeling Eerstelijnsgeneeskunde (Primary Care) van de Universiteit van<br />
Kreta, in Heraklion. Ik ben half Grieks, heb ook een aantal jaren in<br />
Griekenland gewoond en in mijn achterhoofd speelt altijd het idee om<br />
daar misschien ooit te gaan werken. Daarom wilde ik graag eens ervaren<br />
hoe de gezondheidszorg in Griekenland is geregeld, in het bijzonder op<br />
het gebied van de huisartsgeneeskunde.<br />
Door Alexandra Tsaparas, co-assistent<br />
14 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
De huisartspraktijk van Christos Lionis in Heraklion<br />
Coschappen en onderzoeksstage op Kreta<br />
Eerstelijnszorg in tijden<br />
van crisis<br />
Van alle medische faculteiten in<br />
Griekenland zijn er slechts twee<br />
die een verplicht coschap huisartsgeneeskunde<br />
kennen, waaronder<br />
dus de Universiteit van<br />
Kreta. Dit geeft gelijk aan hoe<br />
het met de huisartsgeneeskunde<br />
gesteld is: het is een relatief onbekend<br />
specialisme. Niet alleen<br />
patiënten maar ook artsen weten<br />
niet zo goed wat een huisarts in<br />
Griekenland nou precies doet.<br />
Huisartsen zijn vooral werkzaam<br />
in overheidsinstellingen als<br />
gezondheidscentra, in dorpspraktijken<br />
of hebben een eigen<br />
privépraktijk. Ik werd geplaatst in<br />
het gezondheidscentrum van Agia<br />
Varvara, een dorpje 30 kilometer<br />
buiten Heraklion, de hoofdstad<br />
van het eiland. Daar werd ik uitstekend<br />
begeleid en mocht ik op<br />
den duur ook veel zelf doen. In<br />
het begin was de communicatie<br />
met patiënten lastig, omdat ze op<br />
Kreta een ander dialect spreken<br />
dan ikzelf. De meeste patiënten<br />
vonden dit vooral grappig<br />
en gelukkig niet vervelend. De<br />
ziektebeelden die ik voorbij heb<br />
zien komen zijn vergelijkbaar met<br />
die in een Nederlandse huisartspraktijk,<br />
alleen de behandeling<br />
daarvan was soms net iets anders.<br />
Veranderingen niet altijd<br />
succesvol<br />
Vanwege de crisis zijn er in de<br />
gezondheidszorg recent een aantal<br />
veranderingen doorgevoerd die<br />
niet altijd even goed uitpakken.<br />
Zo is eind 2012 een landelijk<br />
elektronisch patiënt- en voorschrijfsysteem<br />
ingevoerd, dat<br />
echter vaak plat ligt. Dit resulteert<br />
in gigantisch uitlopende spreekuren<br />
en ontevreden patiënten.
Sinds begin 2013 is het verplicht om het goedkoopste<br />
(generieke) geneesmiddel voor te schrijven. In Nederland<br />
is dit al jaren gangbaar, maar in Griekenland levert dit<br />
bij veel patiënten angst op: men is bang dat het nieuw<br />
voorgeschreven medicijn onveilig is of niet werkt. Ook de<br />
media spelen hier maar al te graag op in, met als resultaat<br />
een nog grotere angst onder de bevolking. Het maakt<br />
het erg moeilijk om patiënten gerust te stellen, zo heb ik<br />
aan den lijve ondervonden. Ook is er vaak een tekort aan<br />
materialen, wat maakt dat je soms creatieve oplossingen<br />
moet bedenken!<br />
Stakingen<br />
Crisis en stakingen zijn in Griekenland bijna onlosmakelijk<br />
met elkaar verbonden. Ook de apothekers doen<br />
daaraan mee, met als gevolg dat recepten hun geldigheidsduur<br />
verliezen en dat de verzekering zo’n recept niet meer<br />
vergoedt. Patiënten moeten dan hun medicijnen volledig<br />
zelf betalen. Met de steeds lagere salarissen en pensioenen<br />
is dit voor veel mensen bijna niet te doen. Veel patiënten<br />
gaan daarom zelf hun medicatie minderen of stoppen.<br />
Of ze gaan vergelijkbare medicijnen van familieleden,<br />
vrienden of kennissen gebruiken, met alle gevolgen van<br />
dien. Positief is dat veel mensen niet gebruikte medicijnen<br />
inzamelen en doneren aan apotheken en gezondheidscentra.<br />
Ik vond het bijzonder om te zien hoe de crisis op<br />
De ‘collega’s’ van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde in Heraklion. Vierde<br />
van links Alexandra Tsaparas. Vierde van rechts professor Christos Lionis.<br />
dit punt mensen dichter bij elkaar brengt en het beste in<br />
ze naar boven haalt. Het is overigens bijna niet voor te<br />
stellen wat sommige mensen aan medicatie in huis<br />
hebben, soms complete dozen vol…<br />
Zorg voor ongedocumenteerden<br />
Mijn onderzoeksstage had als onderwerp de (toegang tot)<br />
gezondheidszorg voor ongedocumenteerde migranten in<br />
de eerste lijn, met name nu tijdens de crisis. Dit is een<br />
zeer actueel probleem in Griekenland, waarvoor op het<br />
moment helaas weinig aandacht is. Wel is een aantal huisartsen<br />
erg actief in de zorg voor onverzekerde patiënten,<br />
een steeds groter wordende groep Grieken en migranten.<br />
Mijn begeleidende professor Lionis houdt bijvoorbeeld in<br />
zijn huisartspraktijk ’s avonds spreekuur voor deze groep<br />
patiënten. Ook bezoeken diverse huisartsen afgelegen<br />
gebieden op het eiland om kosteloos onverzekerde patiënten<br />
te onderzoeken en te behandelen.<br />
Ondanks alle perikelen blijft de Griekse gastvrijheid<br />
overeind. De hoeveelheden zelfgemaakte jam, honing,<br />
raki, wijn, worst en cakes die ik cadeau kreeg werden me<br />
op een gegeven moment bijna teveel! Ik heb een geweldige<br />
tijd gehad op Kreta en had deze ervaring absoluut<br />
niet willen missen. En wie weet ga ik toch nog wel ooit<br />
terug…!<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 15
o n d e r z o e k a v g<br />
Voor mensen met verstandelijke beperkingen<br />
Identificatie van palliatieve zorgfase<br />
Stel u rijdt een visite naar mevrouw A., 59 jaar, een nieuwe patiënte in uw huisartspraktijk. A. heeft een<br />
verstandelijke beperking en woont in een huis van een regionale zorgaanbieder, die cliënten bij voorkeur<br />
onderbrengt in een kleinschalige setting in een gewoon woonhuis. De begeleidster die de visite aanvroeg,<br />
had erg bezorgd geklonken, met een onduidelijk verhaal over plotselinge achteruitgang bij A., die recent<br />
genezen was verklaard na borstkanker. Bij binnenkomst ziet u een moribunde vrouw. Én een zeer jonge<br />
begeleidster, die niet in de gaten heeft dat haar client stervende is. Dit gaat u veel tijd kosten, die echter niet<br />
was ingepland…<br />
Door: Henny van Schrojenstein Lantman-de Valk en Marieke Groot<br />
Achtergrond<br />
Casussen zoals hierboven beschreven, vormden de aanleiding<br />
voor een onderzoek waarvoor we graag uw medewerking<br />
vragen. Tijdige herkenning van de palliatieve zorgfase bij<br />
mensen met verstandelijke beperkingen (VB) is immers van<br />
cruciaal belang voor het geven van optimale palliatieve zorg<br />
aan deze patiënten. Doel van het onderzoek is het ontwikkelen<br />
van een instrument waarmee zorgverleners deze fase<br />
eerder kunnen herkennen.<br />
De behoefte aan palliatieve zorg bij mensen met VB wordt<br />
doorgaans pas laat in het palliatieve zorgtraject herkend.<br />
16 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
Hierdoor is er weinig gelegenheid om die zorg aan te bieden<br />
volgens het ‘nieuwe zorgmodel’, dat wil zeggen ondersteunende<br />
zorg (supportive care) op basis van de behoeften van de<br />
cliënt vanaf het moment dat duidelijk is dat deze zich bevindt<br />
in een onomkeerbaar proces dat tot de dood zal leiden. In dit<br />
traject kan palliatieve zorg samen met ziektegerichte zorg<br />
gegeven worden en wordt passende zorg bepaald in overleg<br />
met cliënt en familie (advance care planning). Het onderzoek<br />
moet ertoe leiden dat alle zorg en diagnostiek gericht zijn op<br />
de hoogst mogelijke kwaliteit van leven voor de cliënt en zijn<br />
of haar naasten.
Het instrument<br />
Marieke Groot is<br />
senior onderzoeker<br />
expertisecentrum<br />
palliatieve zorg,<br />
UMC St Radboud<br />
De meeste mensen met verstandelijke beperkingen worden<br />
ondersteund door een persoonlijk begeleider (PB) die doorgaans<br />
beter dan wie dan ook op de hoogte is van de zorg- en ondersteuningsbehoeften<br />
van de cliënt. De PB heeft een belangrijke<br />
taak in het signaleren van de (veranderende) zorgbehoefte.<br />
De AVG (arts verstandelijk gehandicapten), de huisarts en de<br />
PB vervullen alledrie een sleutelrol in het herkennen van het<br />
moment waarop de cliënt in de palliatieve fase geraakt. Het<br />
herkennen van dit moment is cruciaal voor het geven van de<br />
gewenste palliatieve zorg.<br />
Een instrument dat zorgverleners helpt de palliatieve zorgfase<br />
te signaleren, zal eraan bijdragen dat de palliatieve zorg tijdig<br />
wordt gegeven. In onze studie wordt een haalbaar, toepasbaar en<br />
valide instrument ontwikkeld voor AVG’s, huisartsen en PB’s.<br />
Het instrument wordt samengesteld op basis van informatie<br />
die wordt verkregen uit vragenlijsten en (focusgroep)interviews.<br />
Het zal bestaan uit twee delen, één met vragen over<br />
gedrag en andere niet-medische aspecten, en één met vragen<br />
over medische aspecten.<br />
De symptomen en zorg<br />
Voor dit deel van het project willen we cliënten (van 18 jaar<br />
en ouder) includeren die mogelijk binnen een jaar overlijden.<br />
Hiervoor maken we gebruik van de surprise question die we<br />
stellen aan AVG’s en huisartsen: ‘Zou u verbaasd zijn als deze<br />
cliënt binnen een jaar overlijdt?’<br />
Gedurende een jaar zullen we om de vier maanden via de<br />
AVG’s, huisartsen en PB’s gegevens verzamelen over lichamelijke<br />
en psychosociale symptomen en over zingevingsaspecten.<br />
Gegevens over de verleende zorg worden verzameld<br />
op basis van de dossiers en door middel van vragen aan<br />
genoemde zorgverleners.<br />
Tien door het instrument geïdentificeerde en tien niet-geïdentificeerde<br />
cliënten zullen middels een semigestructureerd<br />
interviewprotocol worden geïnterviewd over problemen op<br />
het gebied van lichamelijke, psychosociale en zingevingsaspecten<br />
en over hun zorgbehoeften.<br />
Aan het eind van de inclusieperiode worden de sterftecijfers<br />
verzameld. Een aspect van de validiteit (geldigheid) van<br />
het instrument wordt bepaald door het aantal overleden en<br />
terminale cliënten dat wel en niet geïdentificeerd is door het<br />
instrument, te vergelijken. Vijftien AVG’s en vijftien huisartsen<br />
worden geïnterviewd over de haalbaarheid van het<br />
instrument: mogelijkheid en wenselijkheid om het instrument<br />
te implementeren, duur van invullen, toepasbaarheid.<br />
We vragen om uw medewerking!<br />
Voor dit onderzoek vragen we graag uw medewerking.<br />
Deelname impliceert het identificeren van cliënten van wie u<br />
‘niet verbaasd zou zijn als ze binnen een jaar zouden overlijden’.<br />
Per cliënt, waarschijnlijk een of twee per huisartspraktijk,<br />
wordt u op een aantal momenten gevraagd om een<br />
aanvulling te geven op de veelal via dossiers en PB’s verkregen<br />
gegevens over symptomen, zorgconsumptie, enzovoort.<br />
Er zijn financiële middelen beschikbaar om u (en AVG’s en<br />
PB’s) enigszins te compenseren voor uw tijdsinvestering, die<br />
overigens beperkt zal zijn.<br />
De startdatum van het onderzoek is 1 juni 2013. Vanaf dat<br />
moment is, naast Henny van Schrojenstein Lantman-de Valk<br />
en Marieke Groot, ook Milou Christians als onderzoeker<br />
werkzaam bij dit project.<br />
Vragenlijst<br />
We stellen het zeer op prijs als u de vragenlijst invult wanneer<br />
u daarvoor benaderd wordt. Dit kost u maximaal 15 minuten.<br />
Indien u daarnaast deelneemt aan een (groeps)interview kost<br />
u dit nog eens 30 minuten (voor een individueel interview)<br />
tot twee uur (voor een groepsinterview). We danken u bij<br />
voorbaat hartelijk voor uw bereidwilligheid!<br />
Henny van Schrojenstein<br />
Lantman-de Valk is hoogleraar<br />
Geneeskunde voor<br />
mensen met verstande lijke<br />
beperkingen, afdeling ELG,<br />
UMC St Radboud.<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 17
o e k b e s p r e k i n g<br />
Brug naar de hemel Ken Follett<br />
Brug naar de hemel van<br />
Ken Follett speelt zich af in<br />
de 14e eeuw in de gefingeerde<br />
plaats Kingsbridge. De roman vertelt het verhaal<br />
van vier kinderen die getuige zijn van een moord. Door<br />
deze gezamenlijke ervaring blijven ze hun leven lang<br />
met elkaar verbonden. Het verhaal speelt zich af tegen<br />
de achtergrond van de herbouw van een kathedraal en<br />
een brug. Een van de kinderen, Caris, is de dochter van<br />
een wolhandelaar. Ze had graag arts willen worden,<br />
maar dat was toen voor iemand van haar afkomst volstrekt<br />
onmogelijk. Door een speling van het lot komt zij<br />
in het klooster terecht, waar ze als non een belangrijke<br />
verpleegster wordt. Zij gaat steeds meer twijfelen aan de<br />
behandelingen van de artsen; ze gelooft niet dat je beter<br />
wordt van een aderlating of van het insmeren van een<br />
wond met geitenpoep. Door goed te kijken, onderzoeken<br />
en combineren, ontwikkelt ze zelf nieuwe behandelingen<br />
voor diverse ziektes en aandoeningen. Deze vorm<br />
van Evidence Based Medicine (EBM) is in onze huidige<br />
tijd niet meer weg te denken uit de gezondheidszorg.<br />
Dankzij Brug naar de hemel realiseerde ik me eens te<br />
meer hoe de geneeskunde eruit zag zonder EBM. De<br />
roman beschrijft hoe de artsen van toen elke verandering<br />
verafschuwden en zich vastklampten aan de theorieën<br />
die ze aan de oude geschriften hadden ontleend. Het<br />
boek vormt daardoor een warm pleidooi voor EBM en<br />
voor een open blik als het gaat om vernieuwingen in de<br />
geneeskunde. Het is bovendien buitengewoon meeslepend<br />
geschreven. Een aanrader dus!<br />
Marjolein van de Pol<br />
Een sterk pleidooi<br />
voor Evidence<br />
Based Medicine<br />
Auteur - Ken Follett<br />
Uitgever - Unieboek | Het Spectrum<br />
Jaar van uitgave - 2007<br />
Aantal pagina’s - 1103<br />
ISBN - 13 9789047511557<br />
18 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
r eo gn idse trrz aot ei ke<br />
-<br />
n e t w e r k<br />
FertiScreen<br />
Online applicatie ter<br />
ondersteuning van<br />
patiënten en huisartsen<br />
bij subfertiliteit<br />
Eén op de zes paren krijgt te maken met subfertiliteit:<br />
er is nog geen zwangerschap na een jaar<br />
onbeschermde gemeenschap. Na oriënterend<br />
fertiliteitsonderzoek (semenanalyse, Chlamydia<br />
Antistof Titer) wordt bij een deel van de paren<br />
geen oorzaak gevonden. Deze paren met onverklaarde<br />
subfertiliteit hebben in de meeste gevallen<br />
nog een goede kans (meer dan 30%) op een<br />
spontane zwangerschap. Helaas wordt er vaak te<br />
vroeg een vruchtbaarheidsbehandeling gestart.<br />
Door: Helga van der Pluijm-Schouten<br />
Overbehandeling bij onverklaarde subfertiliteit en<br />
een goede prognose<br />
Op dit moment wordt 36% van de koppels met onverklaarde<br />
subfertiliteit behandeld, ondanks het feit dat de richtlijn een<br />
afwachtend beleid aanbeveelt. Vruchtbaarheidsbehandelingen<br />
zijn niet alleen fysiek en mentaal zeer belastend, er is ook<br />
sprake van een hogere morbiditeit en mortaliteit voor moeders<br />
en neonaten als gevolg van meerlingzwangerschappen. De<br />
overbehandeling kost zowel de patiënt als de gezondheidszorg<br />
onnodig veel geld. Dit is vanzelfsprekend niet in het belang van<br />
de patiënt, maar ook niet in het belang van de zorgverleners en<br />
de gezondheidszorg in het algemeen.<br />
Patiënten zijn echter moeilijk te porren voor een afwachtend<br />
beleid: na twaalf maanden tevergeefs proberen om zwanger te<br />
worden, onderschatten zij de kans op een spontane zwanger-
Helga van der Pluijm-Schouten<br />
schap en overschatten zij de kans op zwangerschap na<br />
een behandeling. Ze verwachten vaak direct verwezen<br />
te worden en ervaren een gebrek aan informatie omtrent<br />
vruchtbaarheidsproblemen.<br />
De incidentie van vruchtbaarheidsproblemen in de eerste<br />
lijn is laag. Zorgverleners lopen aan tegen een gebrek aan<br />
(betrouwbare) informatie. En omdat patiënten ongeduldig en<br />
met verkeerde verwachtingen op het spreekuur bij de (huis)<br />
arts verschijnen, zijn ze vaak moeilijk te motiveren voor<br />
een afwachtend beleid. Dit probleem krijgt na verwijzing<br />
een vervolg in de tweede lijn: eenmaal doorverwezen, zijn<br />
mensen er nog moeilijker van te overtuigen dat afwachten in<br />
hun geval de beste optie is. Hierdoor worden veel vrouwen<br />
ten onrechte toch behandeld. Bovenstaande heeft geleid tot<br />
de ontwikkeling van FertiScreen door het UMC St Radboud.<br />
Patiënten onderschatten de kans<br />
op een spontane zwangerschap en<br />
overschatten de kans op zwangerschap<br />
bij een vruchtbaarheidsbehandeling<br />
FertiScreen<br />
FertiScreen is een online applicatie op MijnZorgnet (zie<br />
ook www.fertiscreen.nl), die ondersteuning biedt aan<br />
patiënten én huisartsen bij onverklaarde subfertiliteit. Op<br />
deze site beantwoordt men eerst enkele vragen over de<br />
menstruatiecyclus, leeftijd, en dergelijke en vult men de<br />
uitslagen van het aanvullend onderzoek in (semenanalyse<br />
en CAT). FertiScreen berekent dan middels een gevalideerd<br />
model de kans op een spontane zwangerschap<br />
binnen een jaar. Dit rekenmodel wordt inmiddels door<br />
huisartsen en gynaecologen gebruikt. De uitslag toont<br />
patiënten niet alleen hun kans op zwangerschap, maar ook<br />
waar mogelijk het probleem ligt, bijvoorbeeld bij de cyclus<br />
of de leeftijd. FertiScreen geeft tevens extra informatie<br />
over subfertiliteit. Daarnaast wordt de uitslag besproken in<br />
een online overleg tussen patiënt, huisarts en gynaecoloog.<br />
Op deze manier weet het koppel snel waar het aan toe is en<br />
zijn ze voorzien van de juiste informatie. Mogelijk werkt<br />
het online advies van de gynaecoloog motiverend voor het<br />
afwachtend beleid. Natuurlijk werkt het ook andersom:<br />
als er wél reden is tot verwijzing, dan ziet de patiënt dit in<br />
de uitslag terug in de vorm van rode bolletjes en krijgt hij/<br />
zij meteen extra informatie. Hierdoor is de patiënt beter<br />
voorbereid voor het bezoek aan de tweede lijn.<br />
Toekomst<br />
FertiScreen wordt in eerste instantie aangeboden in de regio<br />
Nijmegen en is een fraai voorbeeld van samenwerking<br />
tussen Huisartsenkring Nijmegen, het UMC St Radboud<br />
en het CWZ. Binnen FertiScreen wordt een onderscheid<br />
gemaakt tussen een kinderwens korter en langer dan een<br />
jaar. Huisartsen zullen FertiScreen onder andere tegenkomen<br />
via ZorgDomein, waar wordt geadviseerd om koppels<br />
FertiScreen te laten gebruiken. Deze regionale start zal<br />
worden geëvalueerd en wanneer blijkt dat FertiScreen<br />
inderdaad het aantal onnodige behandelingen verlaagt en<br />
de kwaliteit van zorg verbetert, wordt het vervolgens ook<br />
landelijk geïntroduceerd.<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 19
o n d e r z o e k<br />
We observeerden huisartsen tijdens het spreekuur, namen<br />
interviews af bij ervaren huisartsen en we ontwikkelden<br />
een meetinstrument om deze preventieve vaardigheden<br />
te meten. Bij de eerste observaties viel het op dat elke<br />
huisarts sterk ‘patroonmatig’ handelde, ongeacht de patiënt<br />
die hem consulteerde. Dit leidde tot de veronderstelling dat<br />
er mogelijk meerdere werkstijlen te onderscheiden zijn en<br />
dat sommige mogelijk meer zijn toegesneden op preventie<br />
van somatische fixatie, terwijl andere juist processen<br />
van somatische fixatie in de hand werken. De indeling<br />
in werkstijlen is ontwikkeld op basis van twee onderling<br />
onafhankelijke onderzoeksmethoden: het analyseren van<br />
observatiegegevens van 57 huisartsen gedurende twee<br />
ochtendspreekuren, en het bestuderen van het voorschrijfen<br />
verwijsgegevens van deze huisartsen.<br />
Verwijsgegevens<br />
Analyses van de verwijsgegevens lieten grote verschillen<br />
zien tussen huisartsen in het jaarlijks aantal verwijzingen.<br />
Maar wat vooral opviel was het feit dat deze verschillen<br />
nauwelijks samenhingen met de leeftijds- en geslachts-<br />
20 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
De doeners en de geïntegreerden…<br />
Werkstijlen van<br />
huisartsen<br />
In het kerstnummer 2012 van <strong>Lijn</strong> 1 schreef Theo Voorn een kort<br />
verslag van mijn afscheid in oktober 2012. Hij memoreerde aan<br />
de woorden die Anton Smits daarbij sprak over mijn proefschrift<br />
en de indeling in werkstijlen van huisartsen die ik daarin<br />
beschreef. ‘Deze indeling is nog steeds actueel en mogelijk is<br />
het de moeite waard om hieraan nog eens aandacht te besteden<br />
in <strong>Lijn</strong> 1’, zo constateerde Theo. De redactie van <strong>Lijn</strong> 1 was het<br />
hiermee eens. Graag wil ik op deze uitnodiging ingaan.<br />
Door: Henk Mokkink<br />
Somatische fixatie<br />
De werkstijlen komen voort uit het onderzoeksproject Preventie van somatische fixatie, dat eind jaren ‘70 begin ’80 werd uitgevoerd<br />
op het toenmalige Nijmeegs Universitair Huisartsen Instituut (NUHI). Somatische fixatie werd gedefinieerd als het proces van<br />
voortdurend inadequaat, d.w.z. exclusief somatisch omgaan met en reageren op ziekte, onlustgevoelens, klachten of problemen, niet<br />
alleen door patiënten of hun sociale omgeving maar ook door (huis)artsen. Door deze exclusief somatische benadering worden patiënten<br />
meer dan nodig afhankelijk gemaakt van (medische) hulpverlening. Huisartsen kunnen in positieve of negatieve zin invloed<br />
hebben op processen van somatische fixatie. Grote vraag daarbij was: ‘In welke handelen uit zich deze invloed?’<br />
opbouw van de praktijkpopulaties. Aangezien morbiditeit<br />
sterk samenhangt met leeftijd en geslacht duidde dit erop<br />
dat de verschillen in verwijsgedrag niet toe te schrijven<br />
waren aan verschillen in aard en ernst van de morbiditeit.<br />
Deze verklaring werd bevestigd door analyses op basis<br />
van gegeven uit het Nijmeegs registratienetwerk CMR.<br />
Registrerende huisartsen die in het algemeen relatief veel<br />
verwezen, verwezen twee maal zoveel patiënten als<br />
huisartsen die relatief weinig verwezen. Echter, als het<br />
ernstige levensbedreigende morbiditeit betrof, waren de<br />
verwijscijfers vrijwel gelijk, bij matig ernstige morbiditeit<br />
was de verhouding 1 : 2 en bij de niet ernstige self limiting<br />
aandoeningen was de verhouding 1 : 3,5. Conclusie:<br />
huisartsen die veel verwijzen, verwijzen vooral meer niet<br />
ernstige aandoeningen. Bij de indeling in werkstijlen is gebruik<br />
gemaakt van het verwijscijfer over alle specialismen<br />
uit het jaar van observatie.<br />
Tweeledige analyse<br />
Bij de analyse van de data over het voorschrijfgedrag<br />
vonden we twee onafhankelijke dimensies:
• Gericht voorschrijfgedrag: het voorschrijven van middelen<br />
die betrekking hebben op duidelijk omschreven diagnoses,<br />
passend in een actief screeningsbeleid en veelal anticiperend<br />
voorgeschreven ter voorkoming van ernstige organische<br />
aandoeningen (bloedsuiker- en bloeddrukverlagende<br />
middelen, cardiaca, diuretica, vaatverwijders).<br />
• Aspecifiek voorschrijfgedrag: het voorschrijven van middelen<br />
die een breed indicatiegebied bestrijken, in de regel<br />
betrekking hebben op niet ernstige ziekten; bij onduidelijke,<br />
onzekere diagnoses, in de regel niet onmisbaar, en vaak<br />
gebruikt als symptomatische aanpak bij psychosociale<br />
problematiek (zoal pijnstillers, hoestdempers, tranquillizers,<br />
slaapmiddelen, antibiotica). Deze dimensie in het voorschrijfgedrag<br />
is gebruikt bij de indeling in werkstijlen<br />
Uit de observatiegegevens werden volgende variabelen geconstrueerd:<br />
• Patiënt- en doelgericht werken, dwz. een goede arts-patient<br />
relatie/communicatie, een duidelijke opbouw in de hulpverlening<br />
en aandacht voor psychosociale aspecten waar nodig.<br />
• Adequaat medisch handelen, te onderscheiden in twee subscores:<br />
de mate waarin de huisarts de handelingen verricht,<br />
die in het protocol worden aanbevolen en de mate waarin de<br />
huisarts niet-aanbevolen (overbodige) handelingen achterwege<br />
laat.<br />
Het medisch handelen werd beoordeeld op basis van de zogeheten<br />
Nijmeegse protocollen, de voorloper van de nationale<br />
NHG-standaarden.<br />
Indeling in werkstijlen<br />
De gecombineerde analyse leidde tot een indeling van<br />
werkstijlen, zoal schematisch weergegeven in figuur 1. De<br />
basisvraag is of er sprake is van patiënt- en doelgericht werken.<br />
Huisartsen die hierop bovenmodaal scoorden, bleken namelijk<br />
Persoonskenmerken zijn leidend voor de manier waarop we<br />
in het leven staan. Dat werkstijlen van huisartsen persoongebonden<br />
zijn, liet Henk ons duidelijk zien. Je kan leren en<br />
trainen wat je wilt maar de manier waarop je leeft en je werk<br />
doet vinden hun grondslag in hoe je in deze wereld staat en<br />
die kan je zelfs door onderwijs niet helemaal veranderen. Je<br />
kan je er wel van bewust worden (gemaakt) en juist dat moet<br />
je in het onderwijs doen. Zelfreflectie en kritische analyse<br />
van de manier waarop de huisarts zijn/haar werk doet en een<br />
verband zoeken met persoonskenmerken dat doen we nog<br />
steeds. Denk maar aan de Nijmeegse training Persoon en<br />
Beroep. Maar het zou weer een mooi proefschrift opleveren<br />
als we anno 2013, met een frisse kijk en nieuwe methodieken,<br />
het onderzoek van Henk konden herhalen. Het zou een vermogen<br />
aan besparingen opleveren in deze crisistijd. Subsidie<br />
krijgen hoeft dan toch geen probleem te zijn?<br />
Theo Voorn<br />
Figuur 1 - Is huisarts patiënt- en doelgericht?<br />
geneigd veel te doen<br />
nee<br />
ja<br />
ja<br />
nee<br />
geïntegreerde werkstijl<br />
werkstijl ‘doener’<br />
minimumwerkstijl<br />
in hoge mate de aanbevolen handelingen en weinig overbodige<br />
handelingen te verrichten. Daarnaast hadden deze artsen een<br />
terughoudend verwijs- en aspecifiek voorschrijfgedrag. Deze<br />
combinatie hebben we de geïntegreerde werkstijl genoemd.<br />
Als er geen sprake was van patiënt- en doelgericht werken, dan<br />
betrof de tweede dimensie het antwoord op de vraag of ‘een<br />
huisarts de neiging heeft om veel te doen’. Zo ja, dan ging dat<br />
samen met veel aanbevolen, maar ook veel overbodig medisch<br />
handelen en een hoog verwijs- en/of aspecifie voorschrijfgedrag,<br />
naast weinig patiënt- en doelgericht werken. Deze combinatie<br />
hebben we de werkstijl van de doener genoemd.<br />
Betrof het een huisarts die de neiging had om weinig zelf te<br />
doen en niet patiënt- en doelgericht te handelen, dan ging dat<br />
samen met weinig aanbevolen en weinig overbodig medisch<br />
handelen maar wel met een hoog verwijs- en/of aspecifiek<br />
voorschrijfgedrag. Deze combinatie noemden we de minimumwerkstijl.<br />
Resultaten<br />
De meeste huisartsen waren goed in te delen bij één van de<br />
drie onderscheiden werkstijlen. De werkstijlen correspondeerden<br />
duidelijk met relevante attitudes: met name doeners<br />
hadden moeite met omgaan met onzekerheid, en met openheid<br />
over hun handelen naar patiënten, collega-huisartsen of<br />
specialisten. Ook bleek het gemiddeld consult van de doeners<br />
drie minuten langer en bij de minimumwerkstijl drie minuten<br />
korter te duren dan het consult van de huisartsen met een geïntegreerde<br />
werkstijl. Doeners registreerden het meest uitgebreid,<br />
maar maakten in vervolgconsulten het minst gebruik van de<br />
geregistreerde informatie…<br />
En verder…<br />
De geïntegreerde werkstijl is, in tegenstelling tot de andere<br />
twee werkstijlen, gericht op de preventie van somatische fixatie.<br />
Critici stelden: allemaal leuk en aardig, patiënten mogen<br />
dan wel minder afhankelijk worden van het medisch circuit,<br />
maar gaat een terughoudend verwijsgedrag en minder aspecifiek<br />
voorschrijfgedrag niet ten koste van de gezondheid van<br />
patiënten? Het antwoord op die vraag komt in een volgende<br />
<strong>Lijn</strong>1-bijdrage aan de orde!<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 21
Foto: Bert Beelen<br />
22 LIJN 22 1 jaargang LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 11 | juni | nr. 2013 2 | juli 2013<br />
Woede:<br />
mag het een<br />
beetje meer zijn?<br />
Matilda, een prachtige boek van Roald Dahl, vertelt over een meisje, waar de ouders<br />
niet van houden. Vader en moeder zien Matilda als ‘weinig meer dan een korstje, iets<br />
dat je na een tijdje kunt afkrabben en wegknippen.’ Matilda is echter een briljant, erg<br />
slim en gevoelig meisje, die weet heeft van een andere werkelijkheid, omdat ze<br />
boeken leest. Uit woede om de ontkenning van wie ze is en om steeds te moeten<br />
horen hoe dom ze is, onderneemt ze buitengewone wraakacties. Ze wordt uiteindelijk<br />
in het verhaal de triomfantelijke heldin, die erin slaagt om zelf een andere ouder te<br />
kiezen.<br />
Door: Toine Lagro-Janssen
De eekhoorn in het boek Misschien wisten zij alles van<br />
Toon Tellegen ontploft en alle dieren schrikken wakker<br />
als zijn oprecht goede bedoelingen om nota bene midden<br />
in de nacht een vlieg in nood te helpen door diezelfde<br />
vlieg wordt beantwoord met een volledige ontkenning<br />
van zijn intentie. Hij voelt zich stom geslagen en fluistert<br />
‘laat maar’. Later, als hij de vlieg weer tegenkomt, doet<br />
hij alsof hij de ontploffing is vergeten, maar ‘dat was niet<br />
het geval’.<br />
Een chemische reactie of aangeleerd?<br />
Wat is woede eigenlijk? Grofweg zijn er twee opvattingen<br />
over de emotie woede. De eerste opvatting is<br />
dat woede te maken heeft met een verandering in de<br />
chemische huishouding, in neurotransmitters. Woede<br />
komt van binnen uit, is een reactie als iemand je letterlijk<br />
of figuurlijk dwars zit of pijn doet. Wie kent niet de<br />
plotseling gevoelde woede als iemand je lijfelijk de weg<br />
verspert. De verandering in de chemische huishouding<br />
leidt tot lichamelijke reacties van trillen, rood aanlopen,<br />
‘ontploffen’ en/of de impuls tot een agressieve daad. De<br />
andere opvatting ziet woede als iets dat aangeleerd is,<br />
als iets dat afhangt van welke betekenis mensen geven<br />
aan iets dat hen overkomt. Woede wordt bepaald door<br />
culturele opvattingen en normen en waarden, denk aan de<br />
woede als ingrediënt van eerwraak.<br />
Waarom voelen vrouwen woede? Allereerst bij psycholo-<br />
gische en lijfelijke grensoverschrijdingen: het kind krijgt<br />
voortdurend boodschappen dat het niet deugt en niets<br />
waard is. Je kunt echter pas woede voelen als je weet<br />
dat het ook anders kan. Matilda kent die andere wereld<br />
uit de boeken die ze leest. Veel kinderen groeien op en<br />
weten niet dat het niet normaal is wat er gebeurt. Ook<br />
in geweldsrelaties verdwijnt de grens tussen wat er wel<br />
en niet gewoon is, en ook de gedachte dat het mogelijk<br />
anders kan. De tweede reden voor woede is het gebrek<br />
aan erkenning en waardering. Dat geeft littekens en<br />
wordt mooi verwoord in het verhaal van de eekhoorn. De<br />
eekhoorn heeft geen weerwoord, maar, zo vertelt ons de<br />
auteur fijntjes, hij vergeet het voorval niet.<br />
Drie niveaus van woede<br />
Nelleke Nicolai analyseert het proces van woede op drie<br />
niveaus en ziet op deze drie niveaus blokkades voor<br />
vrouwen: blokkades in het waarnemen, in de interpretatie<br />
en in de expressie. Ik herken die blokkade in het<br />
c o l u m n m / v<br />
waarnemen duidelijk bij de vrouwelijke slachtoffers van<br />
incest of van langdurige partnermishandeling. Zij praten<br />
niet over woede, ze voelen geen woede meer. De meeste<br />
slachtoffers van partnergeweld ervaren immers structureel<br />
intimiderend gedrag. Vernedering staat centraal,<br />
niet erkend worden in wie je bent. De vrouwen worden<br />
uitgemaakt voor stomme aap, tot niets in staat, lelijk en<br />
onaantrekkelijk (’Je mag blij zijn dat nog iemand seks<br />
met je wil’), en gezien als ding, een gebruiksvoorwerp<br />
zonder persoonlijke eigenwaarde. ‘Die is voor mij’ dacht<br />
de verkrachter en moordenaar van Marianne Vaatstra.<br />
Gevoelens van eigenwaarde verdwijnen snel als woede<br />
niet kan worden ingezet als middel om de situatie te<br />
veranderen, niet kan worden omgezet naar een actieve,<br />
krachtige emotie. Woede kan pas gevoeld worden als je<br />
voelt dat je iemand bent, als je erkend wordt in je ‘zijn’.<br />
Als iemand zich in een situatie bevindt waar geen ontsnappen<br />
aan vernedering en aan geweld mogelijk is, niet<br />
in de realiteit en niet in de fantasie (zoals bij Matilda),<br />
dan wordt niet woede gevoeld, maar alleen machteloosheid<br />
en apathie.<br />
Onder de interpretatie, de betekenisgeving valt de twijfel<br />
of de gevoelens van woede wel kloppen. ‘Was het voor-<br />
val wel kwaad bedoeld, heb ik het wel goed gezien, heb<br />
ik het niet zelf uitgelokt?’<br />
Tot slot de expressie: bij vrouwen richt de woede zich<br />
veelal niet naar een object buiten zichzelf, maar keert<br />
de woede zich naar binnen. De vrouwelijke identiteit<br />
ontwikkelt zich immers meer in verbinding met de ander<br />
en zorgzaamheid, en die van mannen meer in autonomie<br />
en separatie. Verbinding en zorgzaamheid zijn een rem<br />
op het uiten van woede en agressie. Vrouwen internaliseren<br />
meer en voelen zich snel schuldig. Er speelt de angst<br />
dat woede relaties kapot maakt, of dat ze niet meer aardig<br />
wordt gevonden. De expressie van woede wordt dus bij<br />
vrouwen niet gelegitimeerd, niet cultureel maatschappelijk<br />
en ook niet, gezien de psychologische dynamiek,<br />
door vrouwen zelf.<br />
Kortom, een van de belangrijkste voorwaarden om<br />
woede te voelen is het wezenlijke gevoel dat je iemand<br />
bent, én dat die woede erkend en gelegitimeerd wordt.<br />
In die context is woede een constructieve kracht voor<br />
vrouwen. Mag woede daarom voor vrouwen een beetje<br />
meer zijn?<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juni 2013 23
k o p l o p e r s<br />
Nog nooit waren we zo gezond en leefden we zo lang als tegenwoordig. Toch krijgen steeds<br />
meer mensen het label ‘ongezond’ opgeplakt. Als je alle patiëntentellingen bij elkaar optelt,<br />
zijn er in Nederland 15 miljoen mensen met een ziekte of aandoening. Niet alleen ouderen met<br />
een chronische ziekte, maar ook steeds meer jongeren zijn ‘ongezond’. We doen van alles voor<br />
onze gezondheid, maar vrezen betutteling door de overheid. Onze leefstijl is immers privé.<br />
Maar is gezondheid niet veel méér dan gezond gedrag? Wie is er eigenlijk verantwoordelijk<br />
voor onze gezondheid? En krijgt iedereen in Nederland dezelfde zorg?<br />
Door: Willem van Gerwen<br />
Henk Schers<br />
Allemaal vragen waarop tij-<br />
dens de laatste Mertensdag, een<br />
antwoord werd gezocht onder<br />
leiding van dagvoorzitter Henk<br />
Schers. De Mertensdag is de<br />
gemeenschappelijke netwerkdag<br />
van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde.<br />
De dag had<br />
als thema: ‘Variatie in de zorg.<br />
Praktijkvariatie: gewenst of<br />
ongewenst?’<br />
Gert Westert, hoogleraar directeur van IQ healthcare,<br />
beet het spits af en gooide maar meteen een knuppel in het<br />
hoenderhok: ‘De regio waar iemand woont bepaalt in hoge<br />
Mertensdag 2013<br />
Variaties in de zorg,<br />
gewenst of ongewenst?<br />
mate welke zorg hij krijgt!’ Op basis van onderzoeksgegevens<br />
bracht Westert regionale verschillen tussen het aantal verrichte<br />
chirurgische operaties in beeld, bijvoorbeeld het aantal galblaasoperates<br />
per regio. Betrokken specialisten of ziekenhuizen<br />
reageren op dergelijke conclusies vaak met: ‘Die data kloppen<br />
niet’, of: ‘Mijn patiëntenpopulatie is heel anders.’ Onzin, vindt<br />
Gert Westert. Wees op uw hoede voor praktijkvariatie, is zijn<br />
boodschap, vooral als er meer zorg wordt geboden dan nodig.<br />
Kanttekening: aantonen dat er praktijkvariatie is per regio, geeft<br />
weliswaar een signaal, maar dit moet nader worden onderzocht.<br />
Belangrijker oorzaak van onnodige zorg is de weeffout in ons<br />
gezondheidssysteem: we betalen voor zorg in plaats van voor<br />
het resultaat van onze zorg. Dat betekent dat kwantiteit domineert<br />
over kwaliteit en actief handelen wordt belangrijker geacht<br />
dan ‘watchfull waiting’. Westert hield een pleidooi voor een<br />
24 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juni 2013 24
nationale Zorgatlas waarin<br />
van. Het gevolg daarvan is wel dat de<br />
de regionale verschillen per<br />
zorg steeds duurder wordt. Nederland<br />
behandeling inzichtelijk<br />
geeft bijna 12% van het bruto natio-<br />
worden gemaakt. Door die<br />
Gert Westert naal product uit aan de gezondheids-<br />
Johan Polder<br />
te vergelijken met de resulzorg<br />
en bijna 15% aan de totale zorg.<br />
taten van de behandelingen<br />
Daarmee staan we internationaal aan<br />
voor patienten, wordt het grote probleem van de zorg zijns de top. Vanuit zijn achtergrond als gezondheidseconoom<br />
inziens duidelijk gemaakt, namelijk die van de onnodige, pleit Polder ervoor de eerste lijn een belangrijker rol te<br />
dure en niet-effectieve zorg.<br />
geven bij het beantwoorden van de groeiende vraag naar<br />
zorg van relatief gezonde mensen met een chronische<br />
Te veel zorg<br />
aandoening. Publieke voorlichting wordt daarom steeds<br />
Veel Nederlandse huisartsen vinden dat hun patiënten<br />
belangrijker, er moeten duidelijker grenzen worden ge-<br />
teveel zorg krijgen en te weinig verzorging en verpleging. steld. Polder wees daarbij op de nieuwe moraliteit: gezond<br />
Gert Wester deed onderzoek bij 150 huisartsen, die een en ongezond gedrag zijn het nieuwe ‘goed en fout’. Wie in<br />
aantal stellingen kregen voorgelegd die we u niet willen gezelschap snoept of patat eet, kan rekenen op een reactie.<br />
onthouden. Tussen haakjes staat het percentage huisartsen Zo leggen we elkaar steeds meer langs de meetlat. 55%<br />
dat het eens is met de stelling.<br />
van de bevolking vindt dat ongezond leven bestraft mag<br />
• Er is geen prikkel tot kostenbewust werken in de eerste- worden met een hogere ziektekostenpremie. Dit stimuleert<br />
lijnszorg (47%)<br />
• De patiënt is zich nauwelijks bewust van kosten (94%)<br />
• Productieprikkel ziekenhuis lokt onnodige zorg uit<br />
gezond gedrag, maar wordt ook ervaren als betutteling.<br />
(94%)<br />
• Nee zeggen tegen een patiënt is moeilijk (91%)<br />
DE WORKSHOPS<br />
• Zorgverzekeraars zouden meer kunnen sturen op kosten Palliatieve zorg?<br />
(69%)<br />
In Australië, waar de eerste lijn noodgedwongen sterk<br />
• Patiënten verkiezen medicatie boven leefstijlaanpassing is, is ook de palliatieve thuiszorg strak geregeld. In deze<br />
en dat lokt onnodige zorg uit (74%)<br />
workshop deed Doris Lesterhaus (AMC) verslag van<br />
• Patiënten geloven sterk in specialistische geneeskunde haar stage bij het Silver Chain Hospice Service in Perth,<br />
en dat lokt onnodige zorg uit (82%)<br />
West-Australië. In dit gigantische gebied bieden specialistisch<br />
opgeleide verpleegkundigen een compleet aanbod<br />
Reactie van een van de aanwezigen: “Als er een astrono- van zorg voor mensen in de palliatieve fase van het leven.<br />
mische stijging van de zorg is en de huisartsen denken dat Dat hier ook in Nederland behoefte aan bestaat, blijkt wel<br />
hun patienten te veel zorg maar te weinig verpleging en uit de casus van huisarts Carel Veldhoven, waaruit blijkt<br />
verzorging krijgen: waarom wordt er dan vooral bezui- dat in Nederland heldere richtlijnen voor palliatieve zorg<br />
niigd op de verpleging en verzorging en worden niet de ontbreken. Veel van deze zorg wordt verricht op basis van<br />
zorgkosten aan banden gelegd?”<br />
eerdere ervaringen en zelf gecreëerde netwerken. Het is<br />
daarom goed nieuws dat er, met input vanuit het veld, gewerkt<br />
wordt aan een nationaal programma Palliatieve zorg.<br />
Tweede spreker was Johan Polder, gezondheidseconoom<br />
en werkzaam bij het RIVM en de Universiteit van Tilburg.<br />
Hij begon met de constatering dat we zowel zieker als<br />
gezonder worden. Het aantal chronisch zieken neemt<br />
wel toe, maar we voelen ons langer gezond en worden<br />
steeds ouder. De eerste Nederlandse vrouw die de leeftijd<br />
van 120 jaar gaat bereiken, is al geboren, aldus Polder.<br />
Dankzij de steeds betere zorg leven mensen nu langer met<br />
een ziekte en ervaren ze daar relatief weinig beperkingen<br />
Van wijken weten<br />
Een wijkanalyse moet theoretisch deugen, praktisch<br />
mogelijk zijn en beleidsmatig nuttig zijn. En wanneer<br />
gebruik je eigenlijk een wijkanalyse en waarom? Gerard<br />
Molleman, Guido van Schoor en Emmi de Vos kozen vooral<br />
een praktische insteek. Na een korte introductie werd in<br />
groepjes waarin de rollen werden verdeeld (huisarts, diëtist,<br />
schooldirecteur, wijkverpleegkundige) aan de hand van een<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 25
wijkanalyse van de Nijmeegse wijk Hatert, gekeken hoe de<br />
gezondheid in deze wijk verbeterd kan worden. Al snel bleek<br />
dat wijkanalyses niet de basis moeten zijn waarop beslissingen<br />
worden genomen, maar vooral een handvat zijn voor en<br />
hulpmiddel bij het nemen van beslissingen. Belangrijke<br />
voorwaarde voor succes is om wijkbewoners bij beslissingen<br />
een actieve rol te geven.<br />
GGZ en de verschillen in zorg<br />
Er zijn grote verschillen in de GGZ-zorg in Nederland.<br />
Deze verschillen zijn onder meer veroorzaakt door de dokter<br />
zelf, door de rol van zorgverzekeraars en door gemeentelijk<br />
beleid. De komende bezuinigingen op het gebied van<br />
GGZ zullen het er allemaal niet beter op maken. Hendrik<br />
Hoeksema, wethouder in de gemeente Oss, benadrukt,<br />
dat de rol van de gemeenten in de openbare geestelijke<br />
gezondheidszorg steeds groter wordt. Dit betreft met name<br />
maatschappelijke ondersteuning en opkomen voor kwetsbare<br />
groepen (WMO). Gemeenten ondervinden problemen<br />
in het betrekken van huisartsen bij hun beleid. Hij doet<br />
dan ook een oproep aan huisartsen om te participeren en<br />
gebruik te maken van bestaande structuren op gebied van<br />
welzijn en zorg.<br />
Ongewenste variaties in zorg op de werkvloer?<br />
Naast gewenste variaties in zorg, zijn er ook ongewenste<br />
variaties. Al jaren is bekend dat als je bijvoorbeeld in de regio<br />
Eindhoven woont en rugklachten hebt, je een veel grotere kans<br />
loopt om op de operatietafel terecht te komen dan elders in het<br />
26 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
land. Aan de hand van cijfers en stellingen werden de deelnemers<br />
aan deze workshop uitgedaagd. ‘Niet anderen, maar<br />
wijzelf zijn verantwoordelijk voor deze opmerkelijke verschillen.’<br />
Tijdens de workshop werd speciaal aandacht besteed aan<br />
lage rugpijn. Is praktijkvariatie goed of slecht? Lage rugpijn<br />
heb je in veel variaties, van acute lage rugpijn tot chronische<br />
lage rugpijn, tot lumbosacraal radiculair syndroom ofwel<br />
hernia. Behandeling van deze gevarieerde lage rugpijnen<br />
varieert sterk. Aan de hand van een aantal stellingen gingen de<br />
deelnemers met elkaar in discussie. Dat leidde niet altijd tot<br />
consensus. Er blijft variatie in de zorg, soms ongewenst, maar<br />
vaak ook gewenst!<br />
Verschil mag er zijn in het vervolgonderwijs<br />
In de vervolgopleidingen van de afdeling Eerstelijnsge-<br />
neeskunde tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde en<br />
bedrijfsarts wordt gewerkt aan differentiatiemogelijkheden.<br />
Iedere aios moet uiteraard voldoen aan de basiseisen van de<br />
opleiding, maar er is ook ruimte voor individuele verschillen<br />
in de professionele ontwikkeling. Hiertoe dient de differentiatiefase<br />
en/of het keuzeonderwijs. In deze workshop<br />
werd getoond hoe deze differentiatie vorm krijgt binnen de<br />
drie vervolgopleidingen.<br />
Beperkt protocollair werken de variatie in het<br />
handelen?<br />
Beperkt ketenzorg de variatie in het handelen doordat er meer<br />
protocollair wordt gewerkt? Nergens spelen benchmarks en<br />
uitkomstmaten een belangrijkere rol dan in de zorggroepen.<br />
Voor Diabetes Mellitus liggen de meeste afspraken wel vast<br />
en is er eenduidigheid. Maar hoe anders is dat voor CVRM,<br />
COPD, en de GGZ-zorg? Is eenheidsworst of strakke transparantie<br />
het toekomstbeeld? In deze workshop diende een<br />
diabeteszorggroep uit Arnhem als voorbeeld. Deze zorggroep<br />
werkt nauw samen met een medisch adviseur (kaderarts)<br />
en een diabetesconsulente. Praktijkassistentes en huisartsen<br />
kunnen met vragen bij hen terecht. De zorggroep bevordert<br />
samenwerking met ketenpartners, contacten met de patiënt en<br />
staat dichtbij de praktijk. Zorg wordt in de buurt gegeven.
And the winner is ...<br />
Op dinsdag 14 mei jl. werd voor de<br />
vierde keer de Koploperprijs uitgereikt.<br />
Uit de lange lijst van genomineerden<br />
had de jury vijf initiatieven<br />
geselecteerd die in aanmerking<br />
kwamen voor de Koploperprijs.<br />
Uiteindelijk ging Praktijk Ouderengeneeskunde<br />
Bertholet uit Velp met de<br />
eer strijken. Een blij verraste Ester Bertholet nam de prijs<br />
in ontvangst uit handen van de winnaar van vorig jaar,<br />
huisarts Vincent de Jong van de gezondheidswerkers in de<br />
Nijmeegse wijk Hatert (Hatertse Hoed). Praktijk Ouderengeneeskunde<br />
Bertholet is onderdeel van de Stichting Een<br />
Plus Samenwerking (SEPS) in Velp.<br />
Uit het juryrapport:<br />
KOPLOPERPRIJS 2013<br />
De eerstelijns praktijk Ouderengeneeskunde Bertholet in<br />
Velp is uniek als een eigen praktijk voor ouderen die aansluit<br />
bij en samenwerkt met zorgverzekeraars en bestaande<br />
zorgaanbieders, zoals de lokale huisartsen. Bertholet<br />
is zowel in de onderhandelingen met de zorgverzekeraar<br />
als in haar implementatie van ICT in de praktijk zeer<br />
innovatief. En dat alles met als doel om de zorg voor de<br />
oudere mens écht te verbeteren.<br />
Shortlist genomineerden Koploperprijs 2013<br />
• De AVG-praktijk in UGC Heyendael (Nijmegen). Zorg<br />
voor mensen met verstandelijke beperkingen. De AVGpraktijk<br />
zoekt en dicht de gaten in de zorg…<br />
• Project ‘Buitenzorg’ in Nijmegen e.o. Daarin organiseren<br />
huisartsen de zorg voor laagdrempelige medische<br />
zorg aan daklozen.<br />
• Eerstelijns praktijk ouderengeneeskunde Bertholet<br />
(Velp).<br />
Over de prijs<br />
De Koploperprijs - een uniek bronzen beeld, vormgegeven<br />
door de Heumense kunstenaar Ad Merkx - is een<br />
prijs voor het meest innovatieve en inspirerende project<br />
in de regionale eerste lijn. De prijs is in 2010 ingesteld<br />
door de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde van het UMC St<br />
Radboud Nijmegen. De afdeling waardeert daarmee de<br />
echte vernieuwingen op het gebied van zorg en welzijn<br />
‘in het veld’. Eerdere winnaars waren GC Lindenholt<br />
(2010), het Brabants Kennisnetwerk Zoönosen (2011) en<br />
de gezondheidswerkers uit de Nijmeegse wijk Hatert, de<br />
Hatertse Hoed (2012).<br />
• Het project ‘Door Dik en Dun’ (Tiel e.o.). Een samenwerkingproject<br />
in de dorpen en stadjes in Rivierenland,<br />
gericht op het terugdringen van overgewicht bij de<br />
jeugd.<br />
• Het verloskundeproject van Jeroen Dillen (UMC<br />
St Radboud) en Marieke Smith (ACG Thermion). Tegen<br />
de stroom van de huidige financiering en regelgeving in<br />
proberen ze zwangeren met een gynaecologische indicatie<br />
dichtbij huis, in de eerstelijn te blijven begeleiden,<br />
met een kwaliteit die liefst beter is dan nu.<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 27
v u i s t r e g e l s r e g i s t r a t i e<br />
Een proef in Groesbeek<br />
Registratie wilsverklaring<br />
in de huisartspraktijk<br />
In de recentelijk verschenen brochure van de KNMG ‘Tijdig<br />
spreken over het levenseinde’ benadrukt de KNMG een<br />
proactief beleid door de arts (1) . Recentelijk is ook de LESA<br />
‘Anticiperende besluitvorming over reanimatie bij kwetsbare<br />
ouderen’ (2) verschenen. De wijze waarop hulpverlening en<br />
ondersteuning aan patiënt en mantelzorgers worden vormgegeven<br />
zijn van invloed op het aantal ziekenhuisopnames<br />
van oncologische patiënten in de palliatieve fase (3). Recent<br />
onderzoek toont aan dat wilsverklaringen in veel gevallen<br />
een positief effect hebben op de zorg in de laatste levensfase.<br />
Met name door het voorkomen van ziekenhuisopnamen, een<br />
afname van agressieve behandelingen en een toename in<br />
hospicezorg. (4)<br />
Rol van huisarts en praktijkondersteuner<br />
Kwetsbare ouderen worden geregeld te lang doorbehandeld<br />
en/of in de laatste levensfase ongewenst opgenomen. Dit<br />
komt de kwaliteit van leven niet ten goede. De uitdaging<br />
is om met een wilsverklaring wensen en grenzen m.b.t. het<br />
medisch handelen rondom het levenseinde tijdig vast te leggen.<br />
Hiermee kunnen zorgverleners en naasten hun handelen<br />
28 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
Drie kwart van alle Nederlanders vindt thuis de ideale<br />
plaats om te sterven. In werkelijkheid sterft slechts 25<br />
procent thuis. Het ziekenhuis wordt door 2 procent van de<br />
Nederlanders gezien als beste plek om te sterven, terwijl<br />
in werkelijkheid 35 procent overlijdt in het ziekenhuis.<br />
Er is dus een grote kloof tussen wens en werkelijkheid,<br />
constateert artsenfederatie KNMG.<br />
Door: Jaap Schuurmans en Willeke Reijnierse<br />
afstemmen op de behoeftes van de patiënt. Huisartsen, maar<br />
ook praktijkondersteuners (POH), hebben vaak goed inzicht<br />
in de context waarbinnen gezondheidsproblemen van hun<br />
patiënten zich voordoen. Bovendien zijn ze persoonlijk nauw<br />
betrokken bij de patiënt, waardoor zij bij uitstek geschikt<br />
zijn om een wilsverklaring met de patiënt en diens naasten te<br />
bespreken. En dat vanuit een proactieve houding met in het<br />
achterhoofd de verrassingsvraag: ‘Ben ik verbaasd als deze<br />
patiënt binnen het jaar zou kunnen komen te overlijden?’<br />
Kunneman (5) wijst erop dat het herkennen en aangaan van<br />
existentiële vragen moed vereist. Deze vragen doemen op als<br />
de grenzen van de technisch-professionele maakbaarheid zijn<br />
bereikt en van arts en patiënt gevraagd wordt om ‘samen de<br />
wond in te gaan’ en van daaruit naar nieuwe betekenis en zin<br />
te zoeken, in plaats van de betrokkene aan haar lot over te<br />
laten of vast te klampen aan een mogelijke technisch-professionele<br />
oplossing.<br />
Ingaan op existentiële thema’s<br />
Een dubbele consultatietijd van 20 minuten geeft weliswaar<br />
meer ruimte om nader in te gaan op existentiële thema’s,
Ooggetuigen<br />
maar moet de huisarts alles alleen willen oplossen? Nu is<br />
dat op de werkvloer vooral de huisarts en POH. Maar het<br />
multidisciplinaire ideaal bestaat uit een eerstelijnsteam met<br />
daarbij een wijkverpleegkundige, apotheker, fysiotherapeut,<br />
psycholoog, specialist ouderenzorg en een geestelijk verzorger.<br />
Binnen zo’n team is de POH ouderenzorg is opgeleid om<br />
in gesprekken met de patiënt eventueel het opstellen van een<br />
wilsverklaring te bespreken. Als informatie- en uitwisselingsplatform<br />
is ook de Stichting Stem een nuttige platfom<br />
(www.stichtingstem.info; www.doodgewoonbespreekbaar.nl).<br />
In de praktijk<br />
In onze praktijk in Groesbeek zijn we in het kader van<br />
ouderenzorg een verbeterproject gestart, met als doel om bij<br />
iedere geïdentificeerde kwetsbare oudere op termijn de wilsverklaring<br />
bespreekbaar te maken. Onze praktijk heeft 2640<br />
patiënten en met behulp van de TOS-instrument (Tweetraps<br />
Ouderen Screening) zijn 140 kwetsbare ouderen geïdentificeerd.<br />
Het instrument is ontwikkeld binnen de afdelingen<br />
Eerstelijnsgeneeskunde en Geriatrie van het UMC St Radboud.<br />
Deze kwetsbare ouderen worden o.a. begeleid door de<br />
praktijkondersteuner ouderenzorg, waarbij de intensiteit hiervan<br />
afhankelijk is van de complexiteit van de zorgsituatie.<br />
Voor deze groep ouderen wordt in het HIS-dossier een notitie<br />
en een reminder aangemaakt: ‘Graag op termijn bespreken<br />
wilsverklaring’. Het project is gestart in het najaar van 2012.<br />
Voorbeeld wilsverklaring downloaden<br />
Na studie van alles wat reeds voorhanden is hebben we in<br />
heldere en eenvoudige bewoordingen een format/voorbeeld<br />
van een wilsverklaring opgesteld, welke op onze praktijkwebsite<br />
is geplaatst en als Word-document is te downloaden:<br />
www.ottenhoff.praktijkinfo.nl (zoek op: wilsverklaring).<br />
Het document werd in de maand van verschijnen<br />
(november 2012), nadat de NRC er aandacht aan had besteed,<br />
2000 maal gedownload! Uiteraard moet de betrokkene<br />
wilsbekwaam zijn bij het opstellen van een wilsverklaring.<br />
De POH ouderenzorg kan indien gewenst op dat moment of<br />
in een later stadium een wilsverklaring achter laten bij de<br />
patiënt. Indien er een wilsverklaring is opgesteld volgt altijd<br />
een gesprek met de huisarts. Een kopie wordt toegevoegd<br />
aan het papieren en elektronisch dossier van de patiënt.<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 29
Opslaan in het HIS<br />
Goede documentatie vereist dat in het dossier in de probleemlijst<br />
de belangrijkste korte notities worden aangemaakt,<br />
zoals NTBR* (‘niet reanimeren’) of: ‘Niet 112<br />
bellen’. Ook worden patiënten apart gecodeerd met een<br />
ruiter ‘wilsverklaring’. Zolang er nog geen juiste ICPCcode<br />
bestaat, voor zowel de wilsverklaring als voor het<br />
niet reanimeren verzoek (NTBR), adviseert het NHG als<br />
tijdelijke oplossing een aparte episode aan te maken met<br />
ICPC-code ‘A20 - Verzoek/gesprek over euthanasie’.<br />
Huisartsenpost<br />
In onze regio Nijmegen kun je op de huisartsenpost<br />
(CHN) de episodes/problemen niet meteen inzien en moet<br />
het dossier eerst ingeladen worden. Een aparte notitieregel<br />
is wel direct zichtbaar. Deze beperking van inzage van het<br />
patiëntendossier voor acute hulpdiensten en de huisartsenpost<br />
Nijmegen noopten ons tot een ‘noodoplossing’.<br />
Met de huisartsenpost zijn we overeengekomen een fax<br />
te sturen met de vraag om bij de patiënt met een wilsverklaring<br />
in de notitieregel op te nemen: Niet reanimeren en<br />
niet 112 bellen.<br />
Eerste resultaten<br />
Een half jaar na de start van het project werd geëvalueerd<br />
hoeveel ouderen een wilsverklaring hebben na invoering<br />
van onze proactieve werkwijze. Voor het project had 3%<br />
van de groep kwetsbare ouderen een wilsverklaring, na<br />
een half jaar is dit 20%, 2% denkt er nog over na, 2%<br />
weigert. Ook was er een duidelijke stijging van mondeling<br />
afgesproken NTBR’s in het afgelopen jaar. Waarschijnlijke<br />
oorzaak is ieders toegenomen alertheid om het onderwerp<br />
bespreekbaar te maken.<br />
Referenties<br />
1 De KNMG-handreiking ‘Tijdig spreken over het<br />
levens einde’ en de patiëntenbrochure ‘Spreek op tijd<br />
over uw levenseinde’ is te downloaden via<br />
www.knmg.nl/spreken-over-levenseinde.<br />
2 LESA (Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak)<br />
- Anticiperende besluitvorming over reanimatie<br />
bij kwetsbare ouderen. Huisarts en wetenschap 56<br />
(4) april 2013.<br />
30 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
3 Ziekenhuisopnames van oncologische patiënten in de<br />
palliatieve fase, een systematische review, Ervelien de<br />
Graaf, dr.C Gamel, dr. S.C.C.M. Teunissen, drs. H.M.<br />
Vrehen. Nederlands Tijdschrift voor Palliatieve Zorg<br />
10e jaargang, nummer 3, 2009<br />
4 Effecten van advance care planning, een systematische<br />
review. Drs. A. Brinkman-Stoppelenburg, A. van de<br />
Heide, Erasmus MC, orale presentatie 8e onderzoeksforum<br />
palliatieve zorg Vlaanderen Nederland;<br />
Rotterdam 23 maart 2012<br />
5 H. Kunneman, Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor<br />
een kritisch humanisme, Amsterdam: Uitgeverij SWP,<br />
2005<br />
Reactie van Registratie-expert Kees van Boven<br />
( TransHis registratiegroep):<br />
“In ons registratiesysteem wordt de niet-reanimeren<br />
wens als notitie of in alarm opgenomen. Deze registratie<br />
gaat mee naar de huisartsenpost en in verwijsbrieven<br />
naar de specialist. Een episodecode vinden<br />
wij theoretisch niet juist, reanimeren is immers niet<br />
aan een ziekte gebonden, maar aan een patiënt. Het is<br />
contextuele informatie. Natuurlijk moet het goed en<br />
direct zichtbaar zijn bij het openen van het HIS, en<br />
ook in de informatie naar andere zorgverleners. Het is<br />
informatie die tot de core clinical information behoort.<br />
Een gesprek over euthanasie is wel een episode.”<br />
* NTBR is de afkorting van ‘not to be rescucitated’, een<br />
verklaring van niet-reanimeren<br />
Jaap Schuurmans is huisarts en palliatief arts te Groesbeek,<br />
Willeke Reijnierse is huisarts
p r o m o t i e<br />
Op 6 juni jl. verdedigde Wouter van Dijk zijn proefschrift met als<br />
titel ‘Cardiovascular disease due to the combination of cigarette<br />
smoking and bronchodilation in patients with chronic obstructive<br />
pulmonary disease’. Promotor was Chis van Weel, copromotoren<br />
Tjard Schermer, Yvonne Heijdra en Peter Scheepers.<br />
Combinatie van roken en luchtwegverwijders<br />
COPD is een veel voorkomende aandoening, veelal veroorzaakt door roken. Patiënten met COPD hebben<br />
daarbij ook nog een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en ook daarbij speelt het roken een<br />
belangrijke rol. Hoewel COPD-patiënten vaak luchtwegverwijders gebruiken, is het effect hiervan op<br />
hart- en vaatziekten onduidelijk. Wouter van Dijk onderzocht of het gebruik van luchtwegverwijders meer<br />
hart- en vaatziekten veroorzaakt bij COPD-patiënten die roken.<br />
De belangrijkste farmacologische behandeling van COPDklachten<br />
is luchtwegverwijding. Het effect hiervan op hart- en<br />
vaatziekten is de laatste decennia doorlopend onderwerp van<br />
discussie. Het gevolg van de combinatie van roken en luchtwegverwijding<br />
is echter nooit goed onderzocht, terwijl het plausibel<br />
is dat luchtwegverwijding het roken en daarmee het risico op<br />
rookgerelateerde ziekten kan beïnvloeden. Dit proefschrift<br />
beschrijft of het gebruik van luchtwegverwijders meer hart- en<br />
vaatziekten veroorzaakt bij patiënten met COPD die roken.<br />
Vooronderzoek naar sigarettenrook<br />
Om het effect van luchtwegverwijding op het roken zelf goed<br />
te kunnen bestuderen, is eerst bekeken hoe het profiel ‘sigarettenrook’<br />
goed in beeld kan worden gebracht. Uit dit vooronderzoek<br />
kwam als interessante bevinding naar voren dat<br />
sigaretten met een laag teer- en nicotinegehalte vanwege de<br />
hoeveelheid kleine (nano)deeltjes in de rook net zo schadelijk<br />
kunnen zijn als normale sigaretten. Dit bevestigde eerdere<br />
twijfels rondom het graderen van de schadelijkheid van<br />
sigaretten middels teer- en nicotinegehalte.<br />
Hart- en vaatziekten<br />
bij mensen met COPD<br />
Met deze kennis kon begonnen worden met een studie naar<br />
het effect van luchtwegverwijding op de retentie van sigarettenrook.<br />
In een speciaal ontworpen rooklaboratorium en in<br />
Wouter van Dijk<br />
samenwerking met de voedsel- en warenautoriteit werden 39<br />
patiënten met COPD onderzocht. In deze gerandomiseerde<br />
placebo-gecontroleerde cross-over trial, waarbij gerookt werd<br />
onder condities met maximale en zonder luchtwegverwijding,<br />
bleek geen verandering van de rookretentie in de longen door<br />
de luchtwegverwijding. Echter, sommige deelnemers werden<br />
zonder luchtwegverwijding belemmerd bij de rookinhalatie<br />
door kortademigheid en hoesten. Uiteindelijk lieten zowel een<br />
Nederlandse studie met uitgebreide lange termijngegevens<br />
van een diagnostisch centrum als een grote Amerikaanse trial<br />
van patiënten met COPD die rookten, geen verhoogd risico op<br />
hart- en vaatziekten zien, door de combinatie van luchtwegverwijders<br />
en roken.<br />
Het advies van Wouter van Dijk luidt daarom: COPD-patiënten<br />
die roken kunnen veilig luchtwegverwijders gebruiken.<br />
Het gebruik behoort af te hangen van het effect op individueel<br />
welbevinden. Terughoudendheid door nog onbekende veiligheid<br />
blijft aanbevolen bij diegenen die ook hart- en vaatziekten<br />
en/of astma hebben.<br />
Wouter van Dijk studeerde Geneeskunde in Groningen. Hij verrichtte<br />
zijn promotieonderzoek bij de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde in het<br />
UMC St Radboud. Hij is huisarts in opleiding bij UGC Heyendael te<br />
Nijmegen.<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 31
p r o m o t i e<br />
Op 7 juni jl. promoveerde Nynke Scherpbier op het onderwerp<br />
‘Optimaliseren van het management van chronische nierziekten<br />
in de eerste lijn’. Promotoren waren Chris van Weel en Jack<br />
Wetzels, copromotoren Wim de Grauw en Gerald Vervoort.<br />
Nynke Scherpbier<br />
Nierschade beperken door<br />
telenefrologie<br />
Steeds meer mensen lijden aan chronische nierschade (CNS). De complicaties ervan hebben niet alleen grote<br />
impact op de personen in kwestie, maar leggen ook veel druk op de gezondheidszorgvoorzieningen. Door de<br />
vergrijzing en de toename van suikerziekte en hoge bloeddruk zal CNS naar verwachting in de toekomst nog<br />
vaker voorkomen. CNS-patiënten hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten en<br />
hebben daarnaast vaak nog andere chronische aandoeningen. Hierdoor zijn veel behandelaars bij de patiënt<br />
betrokken. We weten dat een goede en tijdige behandeling complicaties kan voorkomen. Voor patiënten is het<br />
prettig als deze behandeling zo veel mogelijk in de eerste lijn plaats vindt, met alleen een verwijzing naar de<br />
tweede lijn als dat echt nodig is. Dit maakt de zorg bovendien goedkoper.<br />
In haar proefschrift (Optimising chronic kidney disease management<br />
in primary care. Is shared care the answer?) laat Nynke<br />
Scherpbier zien dat de huidige kwaliteit van zorg in de eerste lijn<br />
voor patiënten met CNS verbeterd kan worden. Huisarts, praktijkondersteuner<br />
en nierspecialist moeten gestructureerder gaan<br />
samenwerken om het aantal gevallen van nierschade te verminderen.<br />
Telenefrologie biedt voor deze samenwerking duidelijke meerwaarde.<br />
Met deze internetapplicatie kan de huisarts de specialist<br />
gemakkelijk om raad vragen, zonder dat de patiënt daarvoor naar de<br />
specialist doorverwezen hoeft te worden. Telenefrologie maakt de<br />
kennis uit de tweede lijn direct beschikbaar voor de eerste lijn.<br />
Op grond van dit inzicht formuleert Scherpbier enkele aanbevelingen<br />
voor de dagelijkse praktijk:<br />
1. Feedback aan huisartspraktijken op basis van laboratoriumuitslagen<br />
kan praktijken helpen om patiënten met CNS te herkennen.<br />
2. Praktijkondersteuners kunnen bijdragen aan de kwaliteit van zorg<br />
door de reguliere controles te verzorgen. Dit sluit goed aan bij de<br />
reguliere diabetes- en hypertensiezorg.<br />
3. Controle van metabole problemen kan verbeteren door hierover<br />
meer scholing aan te bieden. Telenefrologie kan bijdragen aan de<br />
verspreiding van kennis over metabole problemen.<br />
4. De behandeling van de bloeddruk bij patiënten met CNS verdient<br />
meer aandacht in de eerste lijn. Aan de andere kant moet worden<br />
opgepast voor overbehandeling, zeker bij kwetsbare ouderen.<br />
5. Van de patiënten waarbij de richtlijn verwijzing adviseert, werd<br />
32 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
slecht een klein percentage daadwerkelijk verwezen. Een ver-<br />
minderde nierfunctie komt veel voor bij oudere patiënten en het<br />
is nog onduidelijk in hoeverre intensieve behandeling bij hen bijdraagt<br />
aan een betere prognose. Zien huisartsen dientengevolge<br />
het nut van verwijzing onvoldoende in of onderschrijven zij de<br />
richtlijn niet? Meer kennis daarover kan behandelbeslissingen bij<br />
deze groep ondersteunen.<br />
6. De apotheker moet kunnen beschikken over actuele nierfunctiewaarden<br />
en risicopatiënten moeten ten minste jaarlijks worden<br />
gecontroleerd. Idealiter worden in de toekomst kenmerken van<br />
de patiënt meegewogen bij de automatische medicatiebewaking.<br />
Conclusie<br />
In de samenwerking tussen de verschillende spelers - patiënt,<br />
praktijkondersteuner, huisarts, apotheker en nefroloog - is nog een<br />
wereld te winnen wanneer gedeelde zorg het uitgangspunt is en de<br />
onderlinge communicatie wordt ondersteund met ICT-hulpmiddelen.<br />
Het resultaat hiervan kan zijn dat optimale zorg wordt gerealiseerd<br />
in samenwerking met de patiënt in zijn eigen omgeving.<br />
Nynke Scherpbier-de Haan studeerde Geneeskunde in Groningen. Ze<br />
verrichtte haar promotieonderzoek op de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />
aan het UMC St Radboud, bij het onderzoeksinstituut Nijmegen Centre<br />
for Evidence Based Practice. Momenteel is ze werkzaam als hoofd van de<br />
Eerstelijnsvervolgopleidingen van het UMC St Radboud en ze is huisarts<br />
bij het academisch gezondheidscentrum Thermion in Lent.
p r o m o t i e<br />
Op 19 juni jl. promoveerde Erwin Klein Woolthuis aan de Radboud Universiteit.<br />
Titel van zijn proefschrift is: ‘Opportunistic targeted screening for<br />
type 2 diabetes in primary care. The Diabscreen study’. Pomotores waren<br />
Chris van Weel en Job Metsemakers (Universiteit Maastricht).<br />
Copromotoren waren Eloy van de Lisdonk en Wim de Grauw.<br />
Erwin Klein Woolthuis<br />
Gerichte, opportunistische opsporing diabetes<br />
in de huisartsenpraktijk haalbaar en effectief<br />
Opportunistische screening naar onontdekte diabetes type 2 is in de<br />
huisartsenpraktijk het meest effectief bij 45-plussers met overgewicht<br />
of obesitas. Op lange termijn is vroeg opsporen van diabetes vooral<br />
zinvol in combinatie met cardiovasculair risicomanagement. Dit stelt<br />
huisarts en promovendus Erwin Klein Woolthuis.<br />
Diabetes type 2 komt steeds meer voor, vooral door vergrijzing<br />
en toename van het aantal mensen met overgewicht. De NHG-<br />
Standaard Diabetes type 2 adviseert, in navolging van diverse<br />
internationale richtlijnen, in het kader van een spreekuurbezoek<br />
in hoogrisicogroepen gericht en opportunistisch te screenen op<br />
onontdekte diabetes: vroege behandeling kan mogelijk complicaties<br />
voorkomen. Gerichte, opportunistische screening aan de<br />
hand van reeds beschikbare gegevens omtrent het risicoprofiel<br />
in het elektronisch patiëntendossier van de huisarts, lijkt dan een<br />
mogelijk efficiënte manier om nog niet ontdekte diabetes type 2<br />
op te sporen. Klein Woolthuis toont in zijn proefschrift aan dat<br />
deze vorm van screening, onderzocht in de studie Diabscreen,<br />
inderdaad goed uitvoerbaar is in de huisartspraktijk en effectief<br />
is. Dit met de kanttekening dat huisartsen vooral overgewicht,<br />
obesitas en het vóórkomen van diabetes in de familie beter<br />
moeten registreren en regelmatig updaten. Gerichte, opportunistische<br />
screening was het meest effectief bij 45-plussers met<br />
overgewicht of obesitas. Deze vorm van gerichte, opportunistische<br />
screening leek bovendien, zeven jaar na het vastellen van<br />
de diagnose, een gunstig effect te hebben op het ontstaan van<br />
hart- en vaatziekten en sterfte. Uiteraard werden deze mensen<br />
in deze periode van zeven jaar behandeld conform de geldende<br />
richtlijnen voor de behandeling van diabetes hetgeen inhield<br />
dat zij een onderworpen waren aan een systematisch cardiovasculair<br />
risicomanagement. Screening op onontdekte diabetes<br />
is derhalve waarschijnlijk het meest effectief, mits ingepast in<br />
een programma van cardiovasculair<br />
risicomanagement.<br />
Dit voorkomt ook dat een<br />
net normale bloedglucose<br />
zou leiden tot onvoldoende<br />
aandacht voor wel<br />
bestaande risicofactoren<br />
als roken en overgewicht.<br />
In een nevenstudie werd<br />
vastgesteld dat partners van patiënten die<br />
zijn ontdekt via screening meer zorgen hebben over de ziekte<br />
dan partners van patiënten ontdekt door diabetesklachten. Dit<br />
partnereffect verdient mogelijk meer aandacht in de begeleiding<br />
en behandeling van diabetes type 2.<br />
Erwin Klein Woolthuis studeerde Geneeskunde in Nijmegen. Hij verrichtte<br />
zijn promotieonderzoek op de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />
van het UMC St Radboud in Nijmegen. Hij is huisarts in Ede, is lid<br />
van de Diabetes Huisartsen Advies Groep (DiHAG) en is werkzaam als<br />
kaderhuisarts diabetes voor de zorggroep Gelderse Vallei.<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 33
p r o m o t i e<br />
Op 1 juli jl. promoveerde Sander Hilberink (IQ healthcare) op een<br />
onderwerp dat aansluit bij het thema van Wouter van Dijk’s disserta-<br />
Sander Hilberink<br />
Effectonderzoek van een stop-roken<br />
protocol bij rokers met COPD<br />
In zijn proefschrift ‘Smoking cessation support for COPD patients in general practice’, beschrijft Sander een<br />
effectonderzoek van een stop-roken protocol speciaal gericht op rokers met COPD. In totaal namen 68<br />
huisartspraktijken deel met 667 patiënten. Een deel van de huisartsen leverde de gebruikelijke zorg, de overige<br />
huisartsen en praktijkmedewerkers werden getraind in het toepassen van het protocol. Promotoren: Richard Grol<br />
en Hein de Vries (VUmc), copromotor: dr. Annelies Jacobs. Door: Sander Hilberink<br />
In de interventiegroep zeiden patiënten na zes maanden vaker<br />
dat ze gestopt waren met roken dan in de controlegroep (16%<br />
versus 9%). Huisartsen rapporteerden dat ze in 70 tot 80% van<br />
de gevallen de verschillende aspecten van het protocol opvolgden.<br />
Na een jaar rapporteerden meer patiënten in de interventiegroep<br />
gestopt te zijn met roken (15%) dan patiënten die de<br />
gebruikelijke zorg ontvingen (7%). Wanneer deze zelfrapportage<br />
biochemisch geverifieerd werd, daalde de effectiviteit, met<br />
stopcijfers van 8% (interventie) en 3% (gebruikelijke zorg). Dit<br />
verschil was niet significant en de effectgrootte was klein.<br />
Verandering in het ondersteunend<br />
personeel in de praktijk of<br />
ongemotiveerde medewerkers<br />
belemmerden huisartsen in het<br />
toepassen van het procol<br />
Herhaalde toepassing<br />
Een belangrijk aspect van het protocol is herhaalde toepassing<br />
zodra de patiënt terugvalt in rookgedrag. We onderzochten<br />
relaties met het opnieuw toepassen van het stop-roken protocol<br />
en bekeken welke bevorderende en belemmerende factoren voor<br />
het gebruik van het protocol ervaren werden. Naast het adviseren<br />
van nicotinevervangende middelen (30%) en het verstrekken<br />
van een educatieve videoband (43%), rapporteerden drie van<br />
34 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
tie (zie elders in dit blad): COPD en roken.<br />
de vier huisartsen dat ze de onderdelen van het protocol goed<br />
hadden opgevolgd. Drieënvijftig procent paste het protocol weer<br />
toe als de patiënt weer was gaan roken. Een deel van de huisartsen<br />
was teleurgesteld in de effectiviteit van het protocol. Dat hing<br />
samen met een negatieve houding, minder sociale steun en een<br />
lagere self-efficacy. Veranderingen in het ondersteunend personeel<br />
van de praktijk en ongemotiveerde medewerkers belemmerden<br />
de huisartsen in het toepassen van het procol. Ook het hebben van<br />
een negatieve houding, een gebrek aan sociale steun en het zich<br />
minder zelfverzekerd voelen, belemmeren de toepassing van het<br />
protocol. Een realistische verwachting met betrekking tot stoppen<br />
met roken ondersteuning, en het delegeren van deze ondersteuning<br />
naar praktijkmedewerkers is zinvol wanneer huisartsen<br />
geconfronteerd worden met gebrek aan tijd en/of zelfvertrouwen<br />
om deze begeleiding te bieden. Ook kan de roker doorverwezen<br />
worden naar meer gespecialiseerde zorginstellingen.<br />
Bescheiden verwachtingen<br />
In Nederland wordt ruim de helft van de patiënten met milde tot<br />
matige COPD behandeld in de huisartspraktijk. In lijn met de<br />
richtlijnen voor de huisartspraktijk die de nadruk leggen op stoppen<br />
met roken, biedt het protocol een instrument speciaal gericht<br />
op rokers met COPD. Het protocol verdubbelt de stopcijfers bij<br />
patiënten met COPD in de huisartspraktijk, maar de verwachtingen<br />
moeten bescheiden zijn. Het protocol kan makkelijk worden<br />
opgenomen in een stepped care benadering en patiënten kunnen,<br />
indien niet succesvol, worden verwezen naar meer gespecialiseerde<br />
zorg. Ook de praktijkondersteuner speelt hierbij een<br />
belangrijke rol.
n i e u w s<br />
Toine Lagro-Janssen neemt afscheid<br />
Als huisarts<br />
Voor een huisarts is de relatie met de patiënt een<br />
bijzondere, gebaseerd op wederzijds vertrouwen.<br />
Afscheid nemen is daarom voor beide partijen ingrijpend.<br />
Dat het druk zou worden op de receptie in Huize<br />
Heyendael, de plek waar Toine Lagro-Janssen op 20<br />
april jl. na 35 jaar afscheid nam van haar patiënten en<br />
van de huisartspraktijk die zij, samen met echtgenoot<br />
Bert Lagro, heeft opgebouwd, was wel verwacht,<br />
maar dat er aan het eind van de receptie nog steeds<br />
een rij wachtenden stond, was overweldigend. Van<br />
oud tot jong was men gekomen om Toine te bedanken<br />
voor haar zorg en vertrouwen. Haar huisartspraktijk<br />
aan de Groesbeekseweg was anderhalf jaar geleden<br />
nog maar omgevormd<br />
tot Universitair<br />
Gezondheidscentrum<br />
Heyendael en verplaatst<br />
naar het terrein van<br />
het UMC St Radboud.<br />
Tijdens de receptie was<br />
er ook gelegenheid om<br />
kennis te maken met<br />
Toine’s opvolgster,<br />
huisarts Franca Ruikes.<br />
Opvolgster Franca Ruikes<br />
Als hoogleraar<br />
Ongeveer op het moment<br />
dat u deze regels leest,<br />
neemt Toine Lagro tevens<br />
afscheid als hoogleraar<br />
Vrouwenstudies met een<br />
afscheidssymposium en<br />
afscheidscollege in de<br />
St Stevenskerk in<br />
Nijmegen. De afgelopen<br />
vijftien jaar is er binnen<br />
Vrouwenstudies onder Toine’s bezielende leiding onderzoek<br />
gedaan naar de rol van gendergerelateerde thema’s<br />
binnen de eerstelijnszorg. Haar nationaal en internationaal<br />
hooggewaardeerde onderzoeken hebben een schat aan<br />
kennis opgeleverd. Tijdens het symposium, met de alleszeggende<br />
titel Gender-Sensitive Medicine: From Science<br />
To Education And Care, werden deze onderzoeken in<br />
de schijnwerpers gezet. Toine’s afscheidscollege had als<br />
thema Gender, Gelijkheid en Geneeskunde.<br />
Toine blijft ook na dit afscheid nog actief betrokken bij<br />
het begeleiden van promovendi. Ook blijft ze als hoofd<br />
van het kennis centrum Sekse en Diversiteit in het medisch<br />
onderwijs betrokken bij het onderwijs. Tevens blijft ze als<br />
hoofd verbonden blijven aan het Centrum voor Seksueel<br />
en Familiaal geweld (SFG).<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 35
n i e u w s<br />
Eervolle benoeming<br />
Evelyn van Weel<br />
Onlangs is huisarts Evelyn van Weel-Baumgarten, ver-<br />
bonden aan de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, benoemd<br />
tot lid van de Gezondheidsraadcommissie Hoogspecialistische<br />
GGZ. Deze commissie is tot stand gekomen<br />
na een adviesaanvraag door de minister van VWS bij<br />
de Gezondheidsraad. De minister deed dat naar aanleiding<br />
van het initiatief ‘TOPGGz’ en de invoering van de<br />
prestatiebekostiging in de GGZ. Er bestaat op dit moment<br />
eenvoudigweg geen eenduidig idee over wat hoogspecialistische<br />
GGZ is of zou moeten zijn en hoe de zorg voor<br />
deze groep patiënten moet worden vormgegeven. De<br />
nieuwgevormde commissie vertegenwoordigt een breed<br />
palet aan visies over deze kwestie. Doel is consensus om<br />
tot een breed gedragen advies te komen. De commissieleden<br />
komen vooral uit de hoek van de psychiatrie, zowel<br />
universitair als uit GGZ-instellingen, en hebben allemaal<br />
hun eigen expertise, zowel wat betreft ziektebeelden als<br />
patiëntgroeperingen. Omdat de adviesaanvraag raakt aan<br />
brede vragen over de inrichting van de GGZ, en de rol<br />
van de eerste lijn hierin, vond de Gezondheidsraad het<br />
van belang ook een huisarts met expertise op het gebied<br />
van de eerstelijnszorg en de GGZ in de commissie op te<br />
nemen. De keuze viel daarbij op Evelyn van Weel. De<br />
commissie richt zich op de volgende vragen:<br />
• Wat moet worden verstaan onder hoogspecialistische<br />
GGZ? Welke functies, op het gebied van zorg en<br />
onderzoek, kunnen we hierbij onderscheiden? Wat zijn<br />
de (patiënt)kenmerken van de doelgroep van hoogspecialistische<br />
GGZ?<br />
• Wat is de huidige structuur van de hoogspecialistische<br />
GGZ?<br />
• Zijn er, met het oog op de kwaliteit van patiëntenzorg<br />
en onderzoek, aantoonbare knelpunten (en verbetermogelijkheden)<br />
voor de structuur van de hoogspecialistische<br />
GGZ ?<br />
Het lijkt duidelijk dat deze vragen niet te beantwoorden<br />
zijn zonder de structuur van alle echelons binnen de GGZ<br />
onder de loep te nemen en in beeld te brengen waar zich<br />
knelpunten voor (kunnen) doen. Het uiteindelijk advies<br />
van de commissie zou wel eens implicaties kunnen hebben<br />
voor de eerste lijn…<br />
36 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
Evelyn van Weel<br />
Tim olde Hartman<br />
deelnemer Galilei Talent Track<br />
Tim olde Hartman<br />
Tim olde Hartman is een van de zestien post docs binnen<br />
het UMC St Radboud die zijn uitverkoren om mee<br />
te doen aan de Galilei Talent Track. Olde Hartman is<br />
huisartsonderzoeker bij de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde,<br />
huisarts in Oosterhout en voorzitter van het<br />
Nijmeegs registratienetwerk voor huisartsen (NMP). De<br />
Galilei Talent Track is in het leven geroepen vanuit de<br />
gedachte dat echt talent niet alleen excelleert binnen één<br />
bepaald vakgebied, maar ook mensen aan zich weet te<br />
binden én te verbinden en het lef en de energie heeft om<br />
grenzen te verleggen. Binnen de vijfjarige Galilei Talent<br />
Track worden talenten begeleid in hun persoonlijke en<br />
professionele ontwikkeling. Elk talent krijgt daarbij een<br />
eigen interne en externe coach. Galilei Trackers stellen<br />
een persoonlijk ontwikkelingsplan op op het gebied van<br />
management, communicatie of ondernemerschap: waar<br />
sta ik nu en waar wil over vijf jaar staan? Met het Galilei<br />
Talent-programma investeert het UMC St Radboud in<br />
een bloeiende toekomst van zijn onderzoek en onderwijs.
Vijfde ZIN-bijeenkomst over<br />
MKBA in de gezondheidszorg<br />
Gert Westert Kristien Mourits<br />
Op 30 mei 2013 organiseerde de Coöperatie voor Wijkkennis<br />
voor de vijfde keer een ZIN-bijeenkomst. ZIN<br />
staat voor ZorgInnovatienetwerk Nijmegen. Het thema<br />
was dit keer ‘MKBA, een Maatschappelijke Kosten-<br />
Baten Analyse in de gezondheidszorg’. Nederland geeft<br />
jaarlijks circa 12% van het BNP uit aan gezondheidszorg.<br />
Daarmee zijn wij – na de Verenigde Staten – wereldwijd<br />
een van de koplopers in zorguitgaven. Niet voor niets<br />
wordt onze gezondheidszorg steeds vaker gemaand om<br />
niet alleen naar de opbrengsten, maar ook naar de kosten<br />
te kijken. Hierbij wordt door de eerste lijn en de openbare<br />
gezondheidszorg steeds vaker gebruik gemaakt van<br />
Maatschappelijke Kosten-Baten Analyses (MKBA). Gert<br />
Westert, een van de sprekers tijdens ZIN 5, stelt dat een<br />
MKBA vooral zinvol is als een project of maatregel grote<br />
Sylvie Lo Fo Wong en Kelsey Hegarty<br />
gevolgen heeft voor burgers of milieu of als er ernstige<br />
risico’s aan een project zijn verbonden. “Gezondheidszorg<br />
zou MKBA’s moeten omarmen”, aldus Gert Westert.<br />
Kristien Mourits besprak een MKBA aan de hand van<br />
de Hatert-case. Hatert is een Nijmeegse ‘probleemwijk’<br />
waar allerlei activiteiten zijn ontwikkeld met als doel er<br />
een ‘prachtwijk’ van te maken. Dat is weliswaar gelukt,<br />
maar het is moeilijk aan te tonen met een MKBA. Oorzaken<br />
daarvan kunnen zijn dat een MKBA misschien niet<br />
geschikt is voor de procesuitkomsten en dat het moeilijk<br />
is om heel het systeem van activiteiten, projecten en<br />
initiatieven in kaart te brengen, of … dat in Hatert de<br />
kosten-batenanalyse te vroeg is ingezet.<br />
Op www.koplopers.org vindt u meer informatie over<br />
deze bijeenkomst.<br />
‘MeMoSA: The Dutch experience’ Werkbezoek Melbourne<br />
In mei van dit jaar was Sylvie Lo Fo Wong op werkbezoek<br />
bij de University of Melbourne, op uitnodiging van<br />
Kelsey Hegarty. In een seminar van de afdeling presenteerde<br />
Syvie de eerste resultaten van de MeMoSA Rotterdam<br />
studie. Die studie gaat over de nieuwe interventie<br />
met mentormoederhulp aan moeilijk bereikbare slachtoffers<br />
van partnergeweld. Er was veel belangstelling voor<br />
de studieresultaten. Het seminar werd bijgewoond door<br />
PhD studenten die ook onderzoek deden naar interventies<br />
bij partnergeweld bij Kelsey Hegarty en Angela Taft van<br />
de LaTrobe University in Melbourne.<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 37
o n d e r w i j s<br />
Elective course Eerstelijnsgeneeskunde<br />
Meer dan een specialiteit<br />
In de zomer van 2009 werd het idee van een elective course eerstelijnsgeneeskunde geboren<br />
en direct met veel enthousiasme begroet. Doel van deze mastercursus is geïnteresseerde<br />
studenten de kans te geven zich te verdiepen in belangrijke aspecten van de eerstelijnsgeneeskunde.<br />
Door: Toine Lagro-Janssen, coördinator<br />
Met enthousiaste presentaties is de<br />
ECPC 2013, Elective Course Primary<br />
Care, op woensdag 5 Juni afgesloten.<br />
Het thema was dit jaar ‘Meer dan een<br />
specialiteit’. De cursus wil studenten<br />
al vroeg in hun studie bekend maken<br />
met het onderzoek dat bij onze afdeling<br />
Eerstelijnsgneeskunde plaatsvindt en de<br />
cursus wil onderzoek en praktijk met<br />
elkaar verbinden. Op vijf woensdagavonden<br />
van 17.00 tot 20.30 uur hebben<br />
twaalf studenten zich kunnen verdiepen<br />
in diverse aspecten van primary care:<br />
38 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
De groep ECPC 2013 met rechts begeleiders, Jan Lavrijsen,<br />
Toine Lagro en Ron Hameleers (vlnr)<br />
van de kliniek van de eerste lijn, communicatie<br />
bij verstandelijk beperkten tot<br />
contextuele en narratieve geneeskunde.<br />
En ook het thema ‘als genezen niet<br />
meer kan’ werd niet geschuwd. Van het<br />
aanbod om een dag mee te kijken in de<br />
praktijk werd gretig gebruik gemaakt<br />
Dit alles moest uitmonden in eindpresentaties,<br />
en dat deden de studenten op<br />
een geweldig fraaie en creatieve manier.<br />
Onderwerpen als de laatste levensfase,<br />
de E-patiënt, de neus als diagnosticum,<br />
tolkenvergoeding, burnout bij huisartsen,<br />
probleemgedrag in het verpleeghuis,<br />
een gemiste diagnose, EBM<br />
versus patiënt centered care, euthanasie,<br />
en het champagnetoren model werden<br />
vol verve en ook prima naar inhoud<br />
gepresenteerd. De cursus werd door de<br />
studentes gemiddeld met een 8 gewaardeerd.<br />
Met een toespraak, een fles wijn en<br />
een certificaat werd de cursus feestelijk<br />
afgesloten. Volgend jaar weer!
o n d e r z o e k<br />
Pagode-studie<br />
Herkenbaar?<br />
Daar zit ze weer, de patiënt bij wie u al meerdere jaren met ernstige inspanningen de bloeddruk tracht te verlagen.<br />
Aanvankelijk leek het wel goed te gaan, die combinatie van uitgebreide leefstijladviezen en heuse pillen, maar toch<br />
daalt de bloeddruk maar niet naar het niveau met de meeste gezondheidswinst of waar uw zorggroep van gaat<br />
juichen. U twijfelt of u er nog een pil bij moet geven (dat is ook weer zo wat), misschien twijfelt u ook aan de<br />
therapietrouw. Of zou misschien een onderliggende aandoening de oorzaak zijn van deze aanhoudende<br />
hypertensie? In al deze gevallen zou het zomaar kunnen dat u meer wilt weten over de PAGODE studie.<br />
Van essentiële hypertensie naar primair hyperaldosteronisme…<br />
In het PAGODE-onderzoek (Primary Aldosteronism in General<br />
practice: Organ Damage, Epidemiology and treatment) willen<br />
we nagaan of het zin heeft om bij het opstellen van een cardiovasculair<br />
risicoprofiel bij een patiënt met nieuw ontdekte hypertensie<br />
door middel van een bloedtest (de aldosteron-renine ratio)<br />
te screenen op de aanwezigheid van primair hyperaldosteronisme<br />
(PHA). PHA is een aandoening die vaak pas wordt gesteld wanneer<br />
hypertensie resistent blijkt voor reguliere behandeling. En<br />
dat is zonde, want de prognose van patiënten met PHA is slechter<br />
dan van mensen met essentiële hypertensie én afhankelijk van de<br />
oorzaak kan een operatie de bloeddruk volledig normaliseren.<br />
Afhankelijk van de oorzaak kan<br />
een operatie de hypertensie<br />
volledig doen verdwijnen<br />
...naar zorg op maat<br />
Hoewel voorheen gedacht werd dat PHA een zeldzame aandoening<br />
is, suggereert buitenlands onderzoek dat wel 10% van alle<br />
Onderzoekers Mark van der Wel en Sabine Käyser<br />
patiënten met hypertensie in de eerste lijn PHA heeft. De vraag<br />
is of dat in de Nederlandse huisartspopulatie ook zo is. Met het<br />
PAGODE-onderzoek probeert aiotho* Sabine Käyser samen met<br />
huisarts-onderzoeker Mark van der Wel en internist Jaap Deinum<br />
deze vraag te beantwoorden. Hiermee kan de zorg voor patiënten<br />
met hypertensie, al gedurende het diagnostisch traject, meer op<br />
maat van de patiënt gesneden worden<br />
Wilt u meedoen?<br />
Praktijken die hun laboratoriumonderzoek laten doen bij de Stichting<br />
Huisartsenlaboratorium Oost (SHO) krijgen binnenkort per<br />
post een uitnodiging om deel te nemen aan het PAGODE-onderzoek.<br />
We hopen van harte dat we ook in uw praktijk welkom zijn<br />
om uitleg te geven over de studie, de procedure en de opbrengst<br />
voor uw praktijk en uw patiënten.<br />
Nieuwsgierig geworden? Neem alvast een<br />
kijkje op de PAGODE-website:<br />
www.pagodestudy.com<br />
* Een aiotho is een arts in opleiding tot<br />
huisarts-onderzoeker.<br />
Sabine Käyser combineert haar opleiding tot<br />
huisarts met een promotieonderzoek.<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 39
a f s c h e i d<br />
Marianne Oudenhuizen en Margriet Straver<br />
Afscheid van twee Rotterdamse kanjers<br />
Begin 2013 namen twee ‘backoffice coryfeeën’ afscheid van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde:<br />
Marianne Oudenhuizen en Margriet Straver. Toevalligerwijs zijn ze allebei afkomstig uit Rotterdam en al<br />
sinds jaar en dag verbonden aan onze afdeling, in het bijzonder Vrouwenstudies Medische Wetenschappen.<br />
Een terugblik.<br />
Marianne Oudenhuizen: “In 1992 begon ik als part-time<br />
secretaresse bij de toenmalige afdeling Huisartsgeneeskunde.<br />
Ik werkte 20 uur per week voor verschillende<br />
projecten, zoals het Nijmeegse registratienetwerk voor<br />
huisartsen (CMR/NMP) en voor de vervolgopleiding<br />
huisartsgeneeskunde. Toen er een leerstoel Vrouwenstudies<br />
Medische Wetenschappen werd ingesteld met Toine<br />
Lagro-Janssen als hoogleraar, ging ik 0,5 fte voor haar<br />
werken als secretaresse. Maar ik ambieerde een fulltime<br />
aanstelling. In 1996 werd Carla Frederiks benoemd als<br />
hoogleraar Verplegingswetenschap binnen de afdeling<br />
Huisartsgeneeskunde en ging ik ook voor haar werken.<br />
Een prachtige uitdaging om voor twee vrouwelijke hoogleraren<br />
werkzaam te zijn.”<br />
40 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
M&M, Margriet (l) en Marianne<br />
Margriet Straver: “In 2002 ben ik begonnen bij het project<br />
van huisarts Sylvie Lo Fo Wong met een onderzoek<br />
naar de rol van de huisarts bij partnergeweld. Dit project<br />
speelde zich vooral af in Rotterdam en omgeving. Speerpunt<br />
van mijn werk was het aanmoedigen van huisartsen<br />
om vrouwen die partnergeweld (hadden) ondervonden<br />
voor het project aan te melden. Het project had uiteindelijk<br />
ten doel aanbevelingen te formuleren voor huisartsen,<br />
zodat zij partnergeweld tijdig op het spoor komen.<br />
Aan huisartsen en POH-ers werden cursussen gegevens<br />
over het vroege signaleren van huiselijk geweld en hoe<br />
hiermee om te gaan. Mijn rol in het onderzoeksproject<br />
was het interviewen van vrouwen die partnergeweld hadden<br />
meegemaakt. Later werd ik ingezet bij het zogeheten
Memosa-project (MEntorMOeders voor Steun en Advies)<br />
in Rotterdam en Nijmegen, met Gert-Jan Prosman en<br />
Maartje Loeffen als onderzoekers. Dit project richt zich op<br />
moeders die slachtoffer zijn van partnergeweld. Zij kunnen<br />
door de huisarts worden verwezen naar een mentormoeder:<br />
een semiprofessionele hulpverlener, meestal zelf<br />
moeder en getraind in het begeleiden van deze groep<br />
vrouwen.”<br />
Marianne Oudenhuizen: “Ik heb twee secretariaten op<br />
poten gezet, bij Vrouwenstudies en Verplegingswetenschappen,<br />
en heb twee oraties mee mogen organiseren.<br />
In 2000 ging Carla Frederiks met emeritaat. Ik heb toen<br />
haar afscheidscollege mee georganiseerd, evenals de<br />
oratie van haar opvolger, Theo van Achterberg. De leerstoel<br />
Vrouwenstudies Medische Wetenschappen groeide<br />
snel, ook internationaal zodat Toine Lagro steeds meer<br />
ondersteuning nodig had. Ik koos er toen voor om als<br />
haar persoonlijke secretaresse te gaan werken, niet in de<br />
laatste plaats omdat haar onderzoek ‘Sekseverschillen<br />
in ziekte en gezondheid’ en verwante onderwerpen over<br />
vrouwenkwesties mij bijzonder aanspraken.”<br />
Margriet Straver: “Sinds 2005 werkte ik veel samen met<br />
Marianne Schoevers, die in 2011 promoveerde op haar<br />
onderzoek naar gezondheidsproblemen bij (migranten)<br />
vrouwen zonder verblijfsvergunning. Deze ‘vrouwen zonder<br />
papieren’ waren bijna nooit verzekerd voor ziektekosten.<br />
Marianne en ik zijn stad en land afgereisd om deze<br />
vrouwen op te zoeken, te interviewen en te onderzoeken.<br />
Twee Rotterdamse moppies bij hun ‘afscheidsrede’ in Huize Heyendael<br />
De vrouwen die meewerkten, kregen van ons een medisch<br />
paspoort en we probeerden voor hen een huisarts<br />
te vinden. Het was een geweldige ervaring, zowel positief<br />
als negatief. Zoveel verdriet en angst, zoveel schaamte<br />
van mijn kant over mijn eigen klaaggedrag als er eens<br />
iets tegenzat en over het trage beleid van de IND. Een<br />
ander project was het evaluatieonderzoek naar de hulp<br />
van wijkverpleegkundigen bij urine-incontinentie. Ook<br />
was ik eens per maand simulatiepatiënt in het medisch<br />
onderwijs, het blok CKO7v, waarin ik een vrouw met seksueel<br />
misbruik in de voorgeschiedenis speelde. Het was<br />
een interessante en afwisselende baan, maar nu is het<br />
tijd voor andere dingen.”<br />
MO: “Het enthousiasme waarmee Toine Lagro invulling<br />
gaf aan haar hoogleraarschap Vrouwenstudies vond ik<br />
heel inspirerend. Ik herinner me prachtige momenten,<br />
onder meer toen zij in 2007 werd geridderd tot Officier in<br />
de Orde van Oranje Nassau. In datzelfde jaar won ze met<br />
het docententeam ‘Seksespecifieke geneeskunde in het<br />
medisch onderwijscurriculum’ de Universitaire Onderwijsprijs.<br />
Het was ook erg plezierig om met mijn kamergenoot<br />
Margriet Straver samen te werken. We zijn allebei geboren<br />
en getogen in Rotterdam, dus klikte het meteen. Maar<br />
ook met de andere collega’s van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />
heb ik heel fijn samengewerkt. Gelukkig zal<br />
ik de meesten nog regelmatig tegenkomen. Ik ben echt<br />
trots dat ik een steentje heb mogen bijdragen aan de<br />
boeiende en belangrijke leerstoel van hoogleraar Toine<br />
Lagro-Janssen!”<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 41
o u d e r e n g e n e e s k u n d e<br />
Inspiratie in de ouderenzorg, in verpleeghuizen,<br />
zorgcentra of thuis<br />
Practice en evidence based projecten<br />
op UKON-symposium<br />
Hoe moet de zorg in verpleeghuizen eruit gaan zien? Kan die zorg ook thuis<br />
gegeven worden en hoe dan? Of is een kleinschalige woonomgeving de<br />
oplossing? Springlevende projecten werden er op 10 april j.l. gepresenteerd<br />
tijdens het jubileumsymposium van UKON-zorgorganisaties*. Zelfs wij, als<br />
organisatoren van het symposium, waren onder de indruk van de gebundelde<br />
innovatieve kracht. We nemen u mee naar een caleidoscoop van verbeteringen<br />
in de zorg, die in elke setting relevant zijn.<br />
Door: Els Derksen en Anke Persoon<br />
Na de opening van het symposium door Raymond<br />
Koopmans, hoogleraar ouderengeneeskunde en UKONvoorzitter,<br />
volgden drie filmpjes over zorginnovaties. De<br />
film van MemorieCare van SVRZ (Zeeland) laat zien hoe<br />
activiteiten en het gebruik van bepaalde materialen de<br />
medewerkers van een verpleeghuis, maar ook familieleden<br />
en andere bezoekers, helpen om contact te maken<br />
met bewoners. De indrukwekkende videofilm over De<br />
Kloosterhoeve van De Riethorst Stromenland (Geertruidenberg)<br />
laat zien hoe patiënten met de ziekte van<br />
Huntington er kleinschalig wonen Het derde filmpje, over<br />
42 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
het Lolly-project, heeft al een landelijke zorgprijs mogen<br />
ontvangen. Het laat zien hoe een verzorgende uit De<br />
Waalboog (Nijmegen) een lolly gebruikt als therapie voor<br />
mensen met frontotemporale dementie en met onrustig<br />
gedrag.<br />
Vervolgens gaf gastspreker Rose-Marie Dröes, hoog-<br />
leraar Psychosociale Hulpverlening voor mensen met<br />
dementie (VUmc), een gedegen overzicht van het<br />
onderzoek naar effectieve psychosociale interventies. Ze<br />
concludeerde dat interventies een aantoonbaar effect heb
en, mits er aandacht is voor de individuele beleving en<br />
behoeften van mensen met dementie en voor de draagkracht<br />
van de mantelzorger.<br />
Daarna nam Debby Gerritsen, psycholoog en senioronderzoeker<br />
bij het UKON, ons mee in de wereld van<br />
Dementie in Films. Welk beeld schotelen bioscoopfilms<br />
het grote publiek voor van dementie? Komt dit overeen<br />
met het beeld dat de zorgverleners in de zaal hebben? De<br />
fragmenten uit de films ‘Iris’, ‘Away from Here’ en ‘The<br />
Iron Lady’ over het leven van Margareth Thatcher maakten<br />
de stemmen los. De meeste deelnemers reageerden als<br />
professional, maar opvallend veel mensen in de zaal hadden<br />
ook ervaring als (klein)kind of partner van iemand<br />
met dementie. De films die Gerritsen voor dit project<br />
van Alzheimer Nederland heeft geanalyseerd, vindt u op<br />
www.ukonnetwerk.nl.<br />
UKON-markt en UKON-uniek prijs<br />
Tijdens de lunch was er tijd voor enkele soms ludieke<br />
presentaties, zoals ‘Innoverend bouwen; ondervoeding,<br />
wat nu?; De Sekskoffer; Bureau Welzijn; Kwartetspel<br />
De-Men(s)-Zie(n); Bordspel Participatie in de zorg en<br />
Dagbesteding voor jonge mensen met Dementie. Een jury,<br />
samengesteld uit deelnemers aan het symposium, bepaalde<br />
welk project de UKON-uniek prijs kreeg toebedeeld.<br />
De Sekskoffer van Archipel (Nathalie Huitema, Archipel)<br />
kwam als eerste uit de bus, omdat het, in de woorden<br />
van de jury, taboe doorbrekend en vernieuwend is. De<br />
Sekskoffer is een map voor zorgteams in verpleeghuizen<br />
met daarin informatie over seksualiteit bij ouderen en bij<br />
verschillende ziektebeelden. Met de inhoud van de koffer<br />
leert men om dit onderwerp gemakkelijker met bewoners<br />
en familieleden te bespreken. De tweede prijs ging naar<br />
Into D‘mentia van De Wever; de derde prijs naar Participatie<br />
in de zorg van De Zorggroep.<br />
Middagprogramma<br />
Het middagprogramma bestond uit vijftien presentaties en<br />
vijf workshops met een keur aan onderwerpen en projecten.<br />
Zie de website www.ukonnetwerk.nl voor alle powerpointpresentaties<br />
en documenten. Hierbij enkele highlights.<br />
Ter voorbereiding op het feit dat de financiering van de geriatrische<br />
revalidatie in 2013 is overgegaan van de AWBZ<br />
naar de ZVW en nu dus een DBC-financiering kent, heeft<br />
verpleeghuis De Zorgboog een zorgprogramma ontwikkeld<br />
waarin neurorevalidatie, cognitieve revalidatie en het therapeutisch<br />
klimaat centraal staan. Dit zorgprogramma zal<br />
eind 2013 verder vorm krijgen in hun zorghotel. Onderdeel<br />
van het zorgprogramma is het creëren van een multidisciplinair<br />
therapeutisch klimaat, zoals De Riethorst Stromenland<br />
(Geertruidenberg) dat doet voor haar CVA-patiënten.<br />
Ben Jansen, psycholoog bij zorgcentrum De Wever (Tilburg),<br />
betoogde hoe je door in de leefwereld van mensen<br />
met dementie te stappen, de empathie en omgang met<br />
mensen met dementie verbetert. Daarom is Into D’mentia<br />
ontwikkeld, een simulatietraining waarin mensen kunnen ervaren<br />
hoe het is om dement te zijn. Op www.intodmentia.nl<br />
is te lezen dat ook zorgorganisaties, bedrijven en overheden<br />
hiervan gebruik kunnen maken.<br />
Jan Lavrijsen en Conny Span, onderzoekers aan het UMC<br />
St Radboud, brachten de werkelijkheid binnen de langdurige<br />
zorg indringend in beeld. Zij daagden de deelnemers<br />
uit om mee te denken over de dilemma’s in de langetermijnzorg<br />
voor jonge mensen met ernstig hersenletsel.<br />
In een workshop lieten zorgverleners van verpleeghuis<br />
Archipel (Eindhoven) zien hoe zij omgaan met agressief<br />
gedrag van kwetsbare cliënten of dat proberen te voorkomen.<br />
De Archipel verzorgt ook een basistraining van 3 x 3<br />
uur en een trainersopleiding voor zorgteams.<br />
Fingerfood, een heel nieuw fenomeen, kan een uitkomst<br />
zijn wanneer mensen met dementie bepaalde voorwerpen,<br />
zoals bestek, niet meer herkennen. Door hen eten aan te<br />
bieden dat ze met hun vingers kunnen eten, blijven ze<br />
langer zelfredzaam. Bianca Buijck, onderzoeker bij SVRZ<br />
en de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, vertelde over de<br />
eerste positieve ervaringen van SVRZ met Fingerfood. De<br />
deelnemers aan deze workshop werden ook zelf een keer<br />
geholpen met eten; dat bleek een bijzondere ervaring!<br />
*UKON staat voor Universitair Kennisnetwerk Ouderen Nijmegen<br />
en is een netwerk van 13 (grote) zorgorganisaties (verpleeghuis,<br />
verzorgingshuis en thuiszorg) en de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />
van het UMC St Radboud.<br />
Zie ook www.ukonnetwerk.nl<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 43
k i j k i n d e b r a z i l i a a n s e k e u k e n<br />
De eerstelijnszorg in<br />
Brazilië<br />
In mei was huisarts Kees van Boven, huisartsonderzoeker en registratiedeskundige bij<br />
de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, in Brazilië en keek daar rond hoe de eerstelijnszorg<br />
is geregeld. En hij vertelde hoe het er in Nederland aan toe gaat. Met natuurlijk ook<br />
aandacht voor zijn eigen specialisme: de registratie in de huisartspraktijk. maar ook<br />
interessante verschillen.<br />
Rio de Janeiro<br />
Door: Kees van Boven<br />
De eerste ochtend werd ik door Nulvio Lermen Junior, de<br />
voorzitter van de wetenschappelijke Braziliaanse huisartsenvereniging<br />
opgehaald. Samen met twee van zijn medewerkers<br />
bezochten we drie medische units in verschillende wijken in<br />
Rio de Janeiro. De opzet van de drie units is hetzelfde: per<br />
2500-3000 patiënten is er een team van een huisarts, een of twee<br />
verpleegsters en per 500 patiënten één gezondheidswerker. Het<br />
aantal teams in een zorgunit verschilt per wijk. De eerste unit<br />
in een middenklassewijk bestond uit vier teams, het team in de<br />
beruchtste favela (achterbuurt) uit dertien teams. Op deze units<br />
44 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
werken ook huisartsen in opleiding, de residents. Deze artsen<br />
worden begeleid door de senior huisartsen, de tutoren. De tutor<br />
heeft twee tot vier artsen in opleiding onder zijn of haar hoede.<br />
De opleiding, de staf en de huisartsen die in de medische units<br />
werken, worden betaald door de lokale overheid. De staf is<br />
klein, maar doet hier in principe hetzelfde als de staf van de beroepsopleiding<br />
in Nederland. De huisartsen in opleiding hebben<br />
een dag per week cursorisch onderwijs en/of moeten zelf deze<br />
dag gebruiken om hun kennis bij te spijkeren. De huisartsen<br />
doen hier in feite alles behalve de bevalling. Vroedvrouwen als<br />
eerstelijnwerkers kennen ze hier niet.
Hypermoderne voorzieningen<br />
Belo Horizonte, ICPC-coderen<br />
De coöperatie Unimed bestaat uit een paar duizend specialisten<br />
en twaalf (!) huisartsen die in de privésector zorg<br />
aanbieden. De cliënten kunnen zorg (health plan) inkopen.<br />
Dit project met huisartsenzorg in de eerste lijn in de privésector<br />
is volkomen nieuw. Iedereen in Brazilië volgt dit<br />
met grote belangstelling. Deze pilot binnen Unimed heeft<br />
als doel dat ‘huisartsenzorg’ in de privésector de toegang<br />
gaat worden naar de tweedelijnszorg in de privésector.<br />
Binnen dit project gaat de huisarts dus als poortwachter<br />
optreden. Unimed heeft ook contracten met een aantal<br />
ziekenhuizen. De cliënt die bij hen verzekerd is wordt zo<br />
nodig in één van die ziekenhuizen opgenomen. Het bijzondere<br />
is dat niet alleen huisartsen maar ook specialisten<br />
die in deze eerstelijnsklinieken werken de ICPC-codering<br />
hanteren. Het gebruik van de ICPC maakt het mogelijk<br />
om te laten zien welke diagnosen er gesteld worden,<br />
wat de redenen voor komst zijn en wat de artsen doen<br />
(verwijzen, diagnostiek etc.). Men maakt gebruik van een<br />
Portugees Huisartsinformatiesysteem (Medicine One) dat<br />
net zoals de Nederlandse systemen episodes construeert.<br />
Cutitiba<br />
In Curitiba was een bijeenkomst met ongeveer 600 artsen en<br />
beleidsmakers waar veel gediscussieerd werd en waar ik een<br />
verhaal heb gehouden over de Nederlandse zorg waarbij de<br />
inhoud van de voordracht met name de toegankelijkheid van<br />
de eerste lijn betrof. Nederland wordt in Brazilië beschouwd<br />
als het walhalla van de eerste lijn en dat is het eigenlijk<br />
ook, zeker als je dat vergelijkt met de organisatie van de<br />
eerste lijn in Brazilië. De universiteit in Cutitiba is bezig de<br />
opleiding te veranderen: er moet veel meer aandacht komen<br />
voor de eerste lijn en voor de inbreng van de eerste lijn in de<br />
opleiding. Wat nog ontbreekt is een kader.<br />
Er was ook tijd voor ontspanning voor<br />
Kees van Boven (tweede van rechts)<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 45
Sao Paulo<br />
In Sao Paulo trof ik een zeer geïnteresseerd publiek: huisartsen<br />
in opleiding en hun opleiders. Mijn presentatie ging<br />
over vooraf-achteraf kansen en klinische competenties.<br />
Er was een goede internetverbinding zodat we mooi onze<br />
eigen programma’s konden laten zien (de top 20 van aandoeningen<br />
en ons registratiesysteem TransHis). We spraken<br />
lang over de prachtige data en over de mogelijkheden<br />
om de huisartsenzorg en opleiding te veranderen. Wat mij<br />
opviel is dat bijna alle gemotiveerde en goede ‘huisartsen’<br />
het management induiken. Binnen de gezondheidszorg<br />
geeft dat nu eenmaal een hogere status. Niet bepaald een<br />
goed voorbeeld voor de toekomstige huisartsen…<br />
Mijn bezoek sloot ik af met twee presentaties, een over<br />
de financiering van de gezondheidszorg in Nederland en<br />
de huisartsenopleiding in Nijmegen en een presentatie<br />
over het gebruik van de ICPC-codering. Hier lijkt een<br />
basis voor samenwerking met Nijmegen te liggen: veel<br />
onderzoekers willen graag een registratieproject starten.<br />
Daarnaast had ik een informerende bijeenkomst met veel<br />
vragen over het werk van de Nederlandse huisarts en de<br />
organisatie van onze gezondheidszorg.<br />
Als ambassadeur van onze afdeling heb ik de bijdrage van<br />
onze afdeling aan het onderwijs mooi in beeld kunnen<br />
brengen. Brazilië wordt door veel ontwikkelingslanden als<br />
een succesvol voorbeeld gezien voor het opzetten van de<br />
publieke gezondheidszorg. Inmiddels is men hier aan een<br />
nieuwe stap toe: er zijn grote veranderingen in de Braziliaanse<br />
gezondheidszorg op komst die belangrijk kunnen<br />
zijn voor de ontwikkeling van de eerstelijnszorg. Hoe dat<br />
zal uitpakken voor de huisartsenzorg is nog onduidelijk.<br />
De wens is duidelijk: iedereen in Brazilië moet goede<br />
huisartsenzorg krijgen!<br />
46 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
a g e n d a<br />
Woensdag 11 oktober<br />
Holthurnschehof, Berg en Dal<br />
17.00 uur<br />
Afscheid Ben Bottema<br />
Op 11 oktober neemt Ben Bottema<br />
afscheid als hoofd van de unit Eerstelijns<br />
Vervolgopleidingen bij de afdeling<br />
Eerstelijnsgeneeskunde. In een volgende<br />
<strong>Lijn</strong> 1 kijkt hij terug op zijn carrière, maar<br />
gunt ons vooral een blik op de toekomst<br />
van de Nijmeegse Eerstelijnsvervolgopleiding.<br />
Hij doet dat samen met<br />
zijn opvolgster Nynke Scherpbier. Een<br />
dubbelinterview dus.
a g e n d a<br />
Maandag 23 september 2013<br />
Opening Academisch Zorgjaar<br />
2012 in UGC Heyendael<br />
Hippocrateszaal,<br />
UMC St Radboud<br />
15.00 uur<br />
Dinsdag 1 oktober 2013<br />
Vierde Berg en Dal-conferentie<br />
Hotel Erica, Berg en Dal<br />
vanaf 9.30 uur<br />
De patiënt draait door<br />
en is de sleutel tot…<br />
Na drie succesvolle eerdere<br />
edities, wat onder andere resulteerde<br />
in de oprichting van<br />
de Coöperatie voor Wijkkennis,<br />
organiseert de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />
op dinsdag<br />
1 oktober a.s. alweer de vierde<br />
Berg-en-Dalconferentie.<br />
Terug naar waar het om gaat:<br />
de patiënt.<br />
Rubik’s kubus<br />
Citaat uit de vooraankondiging:<br />
“Hoe kunnen wij het beter doen<br />
dan alle anderen die de patiënt<br />
ook centraal stellen? Iedereen<br />
Wie zal het een zorg zijn?<br />
Ontwikkelingen in het<br />
denken over geweld als<br />
maatschappelijk probleem<br />
kent Rubik’s kubus; door te<br />
draaien aan de vlakken wordt de<br />
kubus opgelost. De vlakken van<br />
de kubus staan voor (onderdelen<br />
van) de zorg. De patiënt en zijn/<br />
haar verhalen staan centraal. De<br />
diverse vlakken bewegen nooit<br />
onafhankelijk van elkaar, maar<br />
hebben altijd invloed op elkaar.<br />
De patiënt draait zelf ook actief.<br />
Dat is zoals wij de patiënt zien:<br />
écht centraal, als ‘organiserend<br />
principe’, als één geheel, als<br />
partner, als sleutel naar goede en<br />
duurzame zorg.”<br />
Berg en Dal wordt een werkconferentie<br />
met de nadruk op werk<br />
en veel ruimte voor dynamiek<br />
en interactie. De plenaire sessies<br />
zijn kort. Aan bod komen de resultaten<br />
van de Coöperatie voor<br />
Wijkkennis, een voor Nederland<br />
uniek samenwerkingsverband<br />
van diverse partijen gericht op<br />
de ontwikkeling en verspreiding<br />
van kennis over integrale zorg in<br />
Maandag 23 september wordt<br />
het Academisch Zorgjaar geopend<br />
in een bijeenkomst georganiseerd<br />
door de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde,<br />
samen met het<br />
Universitair Gezondheids Centrum<br />
Heyendael (UGC ). Dit jaar is<br />
het thema: Ontwikkelingen in<br />
het denken over geweld als<br />
maatschappelijk probleem. Wie<br />
zal het een zorg zijn? Spreker<br />
is Renée Römkens, directeurbestuurder<br />
van Atria, het kennisinstituut<br />
voor emancipatie en<br />
vrouwengeschiedenis.<br />
de eerste lijn. Vooraanstaande<br />
sprekers belichten de thematiek<br />
vanuit onverwachte hoek met<br />
veel ruimte voor inbreng van de<br />
patiënt zelf. Die inbreng is ook<br />
terug te vinden in de workshops,<br />
waarbij de verhalen van de patiënt<br />
leidend zijn.<br />
Praktische informatie<br />
Berg en Dal 4 is deze keer gepland<br />
op één dag. Op dinsdag 1 oktober<br />
2013 van 09.30 – 19.00 uur, in<br />
hotel Erica in Berg en Dal. Het<br />
avondprogramma is facultatief.<br />
LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juni 2013 47
a g e n d a<br />
Vanaf najaar 2013<br />
Mastercursus public health voor huisartsen<br />
• Zes dagdelen, ‘s woensdags van<br />
15.00 - 19.00 uur (najaar 2013 - voorjaar<br />
2014)<br />
• Op verschillende locaties in Noord-Brabant<br />
• 4 x 4 uur zelfstudie, 20-40 uur uitwerken<br />
projectvoorstellen.<br />
• Cursuskosten E 995,--<br />
Toelichting<br />
Huisartsen en andere eerstelijns professionals<br />
spelen een beperkte rol in de publieke gezondheidszorg<br />
(public health). Wilt u daar verandering<br />
in brengen? In samenwerking met de GGD<br />
Academy en de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />
(Alfons Olde Loohuis) organiseert PAO Heyendael<br />
vanaf september 2013 een Mastercursus public<br />
health voor huisartsen en andere professionals<br />
in de eerste lijn. Deze cursus brengt u op de<br />
hoogte van de laatste ontwikkelingen op het<br />
gebied van public health, op het raakvlak met de<br />
eerste lijn. Er zijn zes vakinhoudelijke dagdeelbijeenkomsten<br />
met als thema’s (o.a.): wijkgericht<br />
werken, samenwerking rondom kwetsbare groepen,<br />
de revival van infectieziekten en ‘de nieuwe<br />
GGZ’. Het bijzondere is dat u daarnaast met een<br />
coach (‘maatje’) werkt aan een klein innovatief<br />
verbeterplan in uw directe werkomgeving, op<br />
een van de public health-thema’s. De hieruit<br />
voortvloeiende voorstellen worden ter publicatie<br />
aangeboden aan H&W en Medisch Contact. Het<br />
project dat als beste wordt beoordeeld, wordt<br />
beschreven in <strong>Lijn</strong> 1.<br />
Voor meer informatie en aanmelding gaat u naar<br />
www.ggdacademy.nl of www.paoheyendael.nl<br />
48 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />
c o l o f o n<br />
<strong>Lijn</strong> 1 is een gezamenlijk periodiek van de afdelingen Eerste-<br />
lijnsgeneeskunde en IQ healthcare van het UMC St Radboud<br />
Nijmegen, in samenwerking met het netwerk Nijmeegse<br />
Universitaire Huisartspraktijken (NUHP). Het magazine<br />
verschijnt vier keer per jaar.<br />
Hoofd- / eindredactie Willem van Gerwen<br />
Redactiecoördinatie Wilma van der Weijden, Myriam Kassies,<br />
Brigitte van Dijk<br />
Redactiecommissie Alfons OldeLoohuis, Jan van Lieshout,<br />
Marjolein van de Pol<br />
Redactie-adres 117 ELG, Postbus 9101,<br />
6500 HB Nijmegen<br />
Tel 024-361 37 36<br />
Fax 024-354 18 62<br />
E-mail <strong>Lijn</strong>1@elg.umcn.nl<br />
Internet<br />
Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde www.umcn.nl/elg<br />
Vervolgopleiding tot huisarts (Voha) www.voha.nl<br />
IQ healthcare www.iqhealthcare.nl<br />
Netwerk Academische Huisartspraktijken CMR NMP<br />
www.nmpnijmegen.nl<br />
Netwerk Universitaire Huisartspraktijken Nijmegen (NUHP)<br />
www.umcn.nl/nuhp<br />
Koplopers www.koplopers.org<br />
Vormgeving Bureau Ketel, Nijmegen<br />
Druk Drukkerij Efficiënt, Nijmegen<br />
Oplage 1800<br />
Het volgend nummer van <strong>Lijn</strong> 1 verschijnt in de herfst van 2013