14.09.2013 Views

Lijn 1

Lijn 1

Lijn 1

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Lijn</strong> 1 wordt uitgegeven door de afdelingen Eerstelijnsgeneeskunde<br />

en IQ healthcare van het UMC St Radboud Nijmegen<br />

i n dez e uitg av e<br />

jaargang 11<br />

nr 2<br />

juli 2013<br />

• Wees waakzaam wanneer de term ‘de burger’ in stelling wordt gebracht<br />

• Nijmeegse huisartsopleiders bezoeken Suriname<br />

• Zelfmanagement of betutteling?<br />

• Eerstelijnszorg in tijden van crisis<br />

• Identificatie van palliatieve zorgfase voor mensen met verstandelijke<br />

beperkingen<br />

• Verslag van de Mertensdag 2013<br />

• Een proef in Groesbeek met registratie wilsverklaring<br />

• Kijk in de Braziliaanse keuken


i n h o u d<br />

Ten geleide 3<br />

Hoofdzaak 4<br />

Wees waakzaam wanneer de gezondheidszorg de term ‘de burger’ in stelling<br />

wordt gebracht, aldus Pim Assendelft<br />

Opleiding 6<br />

Nijmeegse huisartsopleiders bezoeken Suriname.<br />

Afscheidssymposium 8<br />

Zelfmanagement of betutteling? Dat was het thema van het symposium<br />

ter gelegenheid van het afscheid van Annelies Jacobs van IQ healthcare<br />

Column 11<br />

Bloemlezing van geijkte woorden van huisarts en patiënt<br />

Hoofdpijn - Opmerkelijke cijfers uit een registratienetwerk 12<br />

Kijk in de Griekse keuken - Eerstelijnszorg in tijden van crisis 14<br />

Onderzoek AVG 16<br />

Identificatie van palliatieve zorgfase voor mensen met verstandelijke beperkingen<br />

Boekbespreking - ‘Brug naar de Hemel’ van Ken Follett 18<br />

Onderzoek - Fertiscreen, online applicatie bij subfertiliteit 18<br />

Onderzoek - Doeners en geïntegreerden. Over werkstijlen van huisartsen 20<br />

Column M/V - Over vrouwelijke woede 22<br />

Mertensdag 2013 24<br />

Thema: variaties in de zorg, gewenst of ongewenst? Tijdens de Mertensdag<br />

werd ook de Koploperprijs 2013 uitgereikt aan Ester Bertholet<br />

Vuistregels registratie - Een proef in Groesbeek met registratie wilsverklaring 28<br />

Promoties<br />

- Wouter van Dijk - Veroorzaakt het gebruik van luchtwegverwijders meer<br />

hart- en vaatziekten bij COPD-patiënten die roken? 31<br />

- Nynke Scherpbier - Nierschade beperken door telenefrologie 32<br />

- Erwin Klein Woolthuis - Gerichte, opportunistische opsporing diabetes<br />

in de huisartsenpraktijk haalbaar en effectief 33<br />

- Sander Hilberink - Effectonderzoek van een stop-roken protocol bij<br />

rokers met COPD 34<br />

Nieuws<br />

- Toine Lagro-Janssen neemt afscheid 35<br />

- Eervolle benoeming voor Evelyn van Weel 36<br />

- Tim olde Hartman doet mee aan Galilei Talent Track 36<br />

- ZIN-bijeenkomst over MKBA in de gezondheidszorg 37<br />

- MeMoSA: The Dutch experience 37<br />

Onderwijs - ECPC 2013: meer dan een specialiteit 38<br />

Onderzoek - PAGODE-studie: zorg op maat bij nieuw ontdekte hypertensie 39<br />

Afscheid - Twee back office coryfeeën namen afscheid 40<br />

Ouderengeneeskunde 42<br />

Verslag van jubileumsymposium van het UKON<br />

Kijk in de Braziliaanse keuken 44<br />

Kees van Boven reisde rond in Brazilië en ziet grote veranderingen in<br />

de eerstelijnszorg<br />

Agenda<br />

- 11 oktober Afscheid Ben Bottema 46<br />

- 23 september Opening academisch zorgjaar 47<br />

- 1 oktober Berg en Dal 4 47<br />

- Mastercursus public health voor huisartsen 48<br />

Bij de voorplaat<br />

Ester Bertholet met de Koploperprijs 2013<br />

2 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

6<br />

8<br />

24<br />

32<br />

38<br />

44


Over de grenzen kijken<br />

t e n g e l e i d e<br />

Voor u ligt het zomernummer van <strong>Lijn</strong> 1. De vakantie nadert, daarom kijken we in dit nummer over<br />

onze grenzen heen naar zonnige oorden, letterlijk, en soms figuurlijk. U leest over opleiders die naar<br />

Suriname gingen om daar de huisartsopleiding verder vorm te geven. Kees van Boven reisde af naar<br />

Brazilië, waar hij uitleg gaf over ons gezondheidssysteem en het ICPC-gecodeerd registreren. De half-<br />

Griekse Alexandra Tsaparas deed haar coschappen op het Griekse Kreta en doet verslag van de Griekse<br />

eerstelijnszorg in crisistijd. Pim Assendelft schrijft zijn eerste Hoofdzaak en probeert figuurlijk de<br />

domeingrenzen te overschrijden. De patiënt wordt ‘de burger’, maar wat betekent dat nou?<br />

Ook de Mertensdag 2013 krijgt ruim aandacht in deze <strong>Lijn</strong> 1. Een verslag van interessante keynotespeakers,<br />

interactieve workshops en een stralende winnares van de Koploperprijs 2013. Dat alles met als thema Variaties in<br />

de zorg. Gewenst of ongewenst?<br />

Onderzoek komt natuurlijk ook ruim aan bod. Zo is er de doorstart van de rubriek Opmerkelijke cijfers uit de<br />

CMR. Na het afscheid van Eloy van de Lisdonk was het even stil aan dit front, maar nu heeft Annemarie Uijen het<br />

stokje overgenomen. We beleefden weer veel promoties, met belangwekkende thema’s. Het laat eens te meer zien<br />

hoe Eerstelijnsgeneeskunde en IQ healthcare met verve invulling geven aan hun academische taak. We vragen uw<br />

aandacht - en soms medewerking - voor enkele nieuwe onderzoeken: over het ontwikkelen van een instrument<br />

waarmee de palliatieve zorgfase bij mensen met een verstandelijke beperking tijdig kan worden herkend, over<br />

Fertiscreen, een programma ter voorkoming van overbehandeling bij onverklaarde subfertiliteit en over het project<br />

Pagode, dat u moet helpen bij patiënten met hypertensie van wie de bloeddruk maar niet wil zakken. Een oud<br />

onderzoek wordt nieuw leven ingeblazen door Henk Mokkink, die de werkstijlen van huisartsen onder de loep<br />

neemt. Tijd voor een remake van dit onderzoek?<br />

Afscheid<br />

In de serie Afscheid van… deze keer aandacht voor twee personen die binnen de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />

jarenlang achter de schermen actief zijn geweest: M&M, ofwel Marianne Oudenhuizen en Margriet Straver. In de<br />

vorige <strong>Lijn</strong> 1 las u over het afscheid van oud <strong>Lijn</strong>1-er Annelies Jacobs. In dit nummer aandacht voor het symposium<br />

ter gelegenheid van haar afscheid,<br />

En verder?<br />

… vindt u geijkte woorden, van huisarts en patiënt<br />

… leest u over vrouwelijke woede<br />

… is er een bijzondere rubriek Vuistregels, over de registratie van de wilsbeschikking in het HIS<br />

… leest u over prachtige initiatieven op het gebied van ouderengeneeskunde, gepresenteerd tijdens het<br />

jubileumsymposium van het UKON, het Universitair Kennisnetwerk Ouderengeneeskunde Nijmegen<br />

… is er nieuws, veel nieuws.<br />

Fijne zomer, veel leesplezier met <strong>Lijn</strong> 1.<br />

Willem van Gerwen<br />

hoofdredacteur<br />

Reageren op deze <strong>Lijn</strong> 1? Mail naar: lijn1@elg.umcn.nl<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 3


h o o f d z a a k<br />

De patiënt wordt de burger, maar<br />

bestaat ‘de burger’ eigenlijk wel?<br />

In gezondheidsland wordt steeds vaker gesproken over ‘de burger’ in plaats van over<br />

‘de patiënt’. Dat is terecht: ‘de burger’ appelleert meer aan de samenhang tussen de<br />

zieke mens en zijn directe omgeving. Bovendien is het vreemd om over ‘de patiënt’ te<br />

spreken als het gaat over preventie. De term ‘burger’ maakt duidelijk dat, wanneer we<br />

geïntegreerd willen werken, diverse stakeholders en domeinen moeten samenwerken<br />

wil men de uitdagingen rondom zorg en welzijn het hoofd kunnen bieden. Zo herinnert<br />

de term ‘burger’ de medisch specialisten eraan dat hun patiënten eerst en vooral een<br />

leefwereld buiten het ziekenhuis hebben.<br />

Door: Pim Assendelft, hoofd afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />

Toch is het goed om waakzaam te zijn wanneer de<br />

term ‘de burger’ in stelling wordt gebracht. Den Haag<br />

verplaatst in hoog tempo een aantal voorzieningen van<br />

landelijke overheden naar de gemeenten, die op korte<br />

termijn – zo lijkt het soms – niet anders kunnen doen<br />

dan ‘de burger in de wijk in zijn kracht zetten’. Het is te<br />

hopen dat de keuze voor wijkgericht werken onder deze<br />

grote druk en met steeds beperktere middelen, vooral<br />

door positieve motieven gedreven zal blijven.<br />

Maar bestaat ‘de burger’ eigenlijk wel? Sommige<br />

burgers kunnen hun leven en leefomgeving prima zelf<br />

vormgeven. Zij kunnen hun chronische ziekte anno<br />

2013, met een internetcommunity en zelfmeetapparatuur,<br />

zonder hulp van een arts uitstekend zelf managen.<br />

Sommigen organiseren samen met anderen een beweegprogramma<br />

voor dikke kinderen. Dergelijke initiatieven<br />

weerspiegelen het ideaalbeeld dat in rapporten en<br />

onderzoeksprojecten steeds vaker als oplossing wordt<br />

aangereikt voor het groeiend aantal problemen in de<br />

public health en de curatieve gezondheidszorg. Maar<br />

redden ook kwetsbare burgers zich op soortgelijke wijze<br />

met minimale professionele steun? Of hebben zij een<br />

heel andere aanpak nodig, zoals casemanagement of sociale<br />

wijkteams? En waar halen de burgers de tijd en de<br />

sociale coherentie vandaan om al die activiteiten samen<br />

4 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

op te pakken? Lukt het de forens, die ’s ochtends om<br />

half 7 in zijn leaseauto stapt en ’s avonds moet overwerken,<br />

ook om een bijdrage te leveren?<br />

Aanbieder stuurt invulling<br />

Deze heterogeniteit onder burgers kennen we natuurlijk<br />

al veel langer. Zo werken de meeste geneesmiddelen<br />

die we gebruiken slechts bij één op de vier mensen; drie<br />

van de vier slikken die pillen dus voor niets! De artsen<br />

onder u weten dat allang, maar voor de niet-artsen kan<br />

het schokkend nieuws zijn. Het noodzaakt de geneesmiddelenindustrie<br />

om op zoek te gaan naar subgroepen<br />

die beter reageren dan de schrale één op vier succes.<br />

Een hippere term hiervoor is ‘personalized medicine’.<br />

Men moet dus niet te snel stoppen met zoeken naar<br />

groepen die méér of juist minder gevoelig zijn voor een<br />

bepaalde aanpak. Hetzelfde geldt voor het wijkgericht<br />

werken en voor de transitie van ‘Ziekte en Zorg’ naar<br />

‘Gezondheid en Gedrag’. Het is belangrijk dat bekend<br />

wordt welke subgroepen welke problemen hebben. Dat<br />

kan onderzocht worden door middel van een wijkscan,<br />

waarbij gegevens van verschillende betrokken instanties<br />

in de wijk bijeen worden gebracht, al is deze methode<br />

nog slechts grofmazig uitgewerkt. Het is dus zaak om<br />

goede onderzoeksmethodes te vinden, die behulpzaam<br />

kunnen zijn bij het organiseren van de zorg in de wijk.


Pim Assendelft<br />

Daarnaast moet, als het gaat om gezondheids- of welzijnsproblemen,<br />

beter worden onderzocht welke aanpak het<br />

beste past bij welke persoon of groep. Op dit moment lijkt<br />

de aanpak nog voornamelijk te worden bepaald door de<br />

voorkeur van de aanbieder: de huisarts zet zich in vanuit<br />

zijn of haar mogelijkheden in de praktijk (samen met<br />

praktijkondersteuners), de hooginnovatieve aanbieder ziet<br />

meer in ICT en zelfmeetgadgets en de specialist ouderengeneeskunde<br />

gaat het liefst met multidisciplinaire teams<br />

en zorgplannen aan de slag. De gemeente (of GGD) zal<br />

juist kiezen voor interventies buiten het curatieve domein,<br />

zoals voor gezondheidsmakelaars of sociale wijkteams. Het<br />

Engelse spreekwoord If you are a hammer, everything looks<br />

like a nail lijkt op deze situatie geënt: de oplossing wordt<br />

helaas nog te vaak gezocht bij hetgeen we zelf in de aanbieding<br />

hebben. Het is echter de kunst om de grenzen tussen<br />

de domeinen te overschrijden. Daarbij hoort ook de durf om<br />

vertrouwde dingen niet (meer) te doen, bijvoorbeeld omdat<br />

De oplossing voor zorg- en<br />

welzijnsproblemen wordt<br />

gezocht bij wat we zelf in de<br />

aanbieding hebben. Het is de<br />

kunst om de grenzen tussen<br />

de domeinen te overschrijden<br />

en doelgroepspecifiek af te<br />

stemmen.<br />

een ander voor dit probleem bij deze persoon een adequatere<br />

oplossing heeft. Marktwerking en verschotting zijn<br />

hierbij bepaald niet behulpzaam.<br />

‘Dé burger’, die bestaat mijns inziens niet. Daarom is er<br />

nog heel veel werk te doen, zowel in de praktijk als qua<br />

onderzoek. Laten we binnen de regio’s samenwerken. Laten<br />

we het lef hebben om iedere burger, die vaak ook patiënt<br />

is, doelgericht en doelmatig te geven wat hij of zij als<br />

individu of als onderdeel van een groep nodig heeft. Het<br />

is de opdracht aan de onderzoekers in de gezondheidszorg<br />

om de praktijk te voeden met wetenschappelijke kennis die<br />

ze elders hebben opgedaan, om modellen van effectieve<br />

samenwerking te ontwikkelen en bestaande programma’s te<br />

evalueren. Doet u mee?<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 5


o p l e i d i n g<br />

Een bijzonder plan<br />

Uitwisseling met Suriname<br />

Al weer enige tijd geleden ontvouwde zich een<br />

prachtig plan. We zouden met een aantal<br />

Nijmeegse huisartsopleiders en een aantal in<br />

Nederland wonende Surinaamse collega’s een<br />

bezoek brengen aan Suriname. Doel: kennisuitwisseling<br />

en nascholing van huisartsen. Het<br />

mailcontact met de Surinaamse collega’s vlotte<br />

niet echt en de voorbereiding van de beoogde<br />

interactieve workshops kostte veel tijd. Maar al<br />

die worstelingen gaven soms een geweldige<br />

opening.<br />

Door: Alfons Olde Loohuis*<br />

Het plan<br />

Al voorbereidend en ons verdiepend in de Surinaamse<br />

huisartsenzorg kwamen we erachter dat veel afgelegen<br />

gezondheidsposten nauwelijks bemand zijn en dat er<br />

soms maanden lang geen huisarts aanwezig is. We kregen<br />

een idee! Als we nu eens een huisartsenpost namens de<br />

Nijmeegse huisartsopleiding (Voha) een vol jaar lang<br />

‘bemensen’ met een opleider en zijn of haar aios? En dan<br />

elke maand een nieuw koppel sturen, waarbij de Voha zorg<br />

draagt voor waarneming in de Nederlandse opleidingspraktijk<br />

middels pas ‘afgezwaaide’ jonge huisartsen.<br />

Daarnaast zou een coassistent uit Suriname vervolgens een<br />

maand in de Nederlandse praktijk van de teruggekeerde<br />

opleider meelopen om zo ons gezondheidssysteem van<br />

binnenuit te bekijken en misschien delen daarvan later in<br />

te zetten in Suriname.<br />

6 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

Met dit plan op zak vertrokken we in april naar Suriname<br />

Een prachtig warm, groen en zeer gastvrij land, midden<br />

in de regentijd. Tijdens het gezamenlijk congres met<br />

Surinaamse collega`s, waarbij we in workshops intensief<br />

samenwerkten, deden we ons plan uit de doeken. De reactie<br />

van de Surinaamse collega’s was hartverwarmend. Wat<br />

bleek, men staat op het punt een eenjarige huisartsopleiding<br />

in Suriname op te starten. Natuurlijk wilden ze graag<br />

gebruik maken van de expertise van ervaren Nederlandse<br />

opleiders en hun aios. Ze omarmden het plan, maar met<br />

een kleine nuance. Men had de Nederlandse inbreng en expertise<br />

liever dichtbij de bron. Ofwel dichtbij de praktijken<br />

waar net een opleiding gaat beginnen, in Paramaribo zelf.<br />

Waarom is het plan zo bijzonder?<br />

Voor de Nijmeegse opleider en aios betekent het een verdieping<br />

in een multiculturele samenleving die zijn weerga<br />

niet kent. Er wonen Javanen, Chinezen, Hindoestanen,<br />

Marons, Creolen en Nederlanders, met elkaar verbonden<br />

door het feit dat men allemaal, tot in de peuterzaal in<br />

het oerwoud, Nederlands spreekt. Het is een differentiatiemogelijkheid<br />

voor de aios én de opleider, zowel om<br />

daar te werken als om er te leven en er in de leergesprekken<br />

met elkaar over te discussiëren. En omgekeerd, alle<br />

Surinamers hebben familiebanden in Nederland, dat<br />

vergemakkelijkt een uitwisseling met coassistenten uit<br />

Suriname. Voor de startende Surinaamse opleiding is het<br />

ook wel handig om uit een land met dezelfde taal, waar al<br />

een jarenlange opleidingstraditie bestaat, referentiekaders<br />

aangereikt te krijgen en de cultuur van terugkomdagen en<br />

opleiden te proeven.<br />

Dus voor volgend jaar begin april staat er opnieuw een<br />

nascholing in Suriname in de steigers. Waar we met een<br />

grote Nijmeegse afvaardiging van opleiders en aios naar


toe hopen te gaan. Om samen met Surinaamse collega’s na<br />

te scholen, onderling te observeren en ook buiten werktijden<br />

‘samen te scholen’. Het is een werkelijk prachtig warm land,<br />

vol leven en levenslust. Waar het een genot is om een maand<br />

lang zinvol te vertoeven en te genieten.<br />

En als een meer structurele samenwerking tussen Suriname<br />

en de Nijmeegse huisartsopleiding inderdaad tot stand<br />

komt…? Dan leest u daarover in een volgende <strong>Lijn</strong> 1!<br />

* Mede namens mijn medeopleiders: Elionne van de Brand,<br />

Odette Aarts, Henri Delleman en Monique Doornik<br />

Vlnr: Elionne van de Brand, Monique Doornik,<br />

Alfons Olde Loohuis, Odette Aarts, Henri Delleman<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 7


a f s c h e i d<br />

Afscheidssymposium Annelies Jacobs<br />

Zelfmanagement of<br />

betutteling?<br />

Op 18 april jl. heeft Annelies Jacobs afscheid genomen als senior onderzoeker van IQ<br />

healthcare. Ter ere van haar werd die dag een afscheidssymposium gehouden onder de<br />

titel ‘Zelfmanagement of betutteling, een dilemma?’ Een onderwerp dat Annelies na aan<br />

het hart ligt. De inhoud van het symposium werd dan ook voor een groot deel door<br />

Annelies zelf bepaald. De dag ging gepaard met veel interactie en had als rode draad<br />

een tweetal casussen waarover de aanwezigen hun mening konden geven.<br />

Door: Jan van Lieshout, huisarts en senior onderzoeker IQ healthcare<br />

Voorzitter van het symposium was Theo Achterberg,<br />

hoogleraar Verplegingswetenschappen. Hij presenteerde<br />

twee casussen: een rokende patiënt met COPD die<br />

het roken niet kan laten en bij wie de longarts daarom<br />

verdere behandeling wil weigeren. Zijn vraag: mag dat?<br />

De tweede casus betrof twee mannen met een volstrekt<br />

verschillende leefstijl: de één sport, eet gezond, rookt<br />

niet, de ander is zijn tegenbeeld. Moet de ziektekostenpremie<br />

voor deze beide mannen verschillend zijn? Over<br />

beide casussen liepen de meningen uiteen. De grote vraag<br />

was of daar in loop van het symposium verandering in<br />

zou komen. Consensus?<br />

8 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

Vervolgens kwam Annelies Jacobs zelf aan het woord.<br />

In haar voordracht (‘Zelfmanagement bij patiënten met<br />

chronische aandoeningen. Voors en tegens’) definieerde zij<br />

allereerst het begrip ‘zelfmanagement’. Ze gaf een historische<br />

schets van de rol van de patiënt door de eeuwen heen,<br />

waarin zij de verschuiving liet zien van de patiënt als object<br />

en meewerkend voorwerp van de zorg, naar partner in<br />

de zorg en nu als consument van zorg. In de huidige, neoliberale<br />

situatie, is de patiënt autonoom en neemt hij zelf de<br />

regie en verantwoordelijkheid. Annelies sloot af met een<br />

foto waarop zijzelf te zien was tijdens een warming-up van<br />

haar loopgroep. Zelfmanagement in vivo! ‘Je kunt daar in<br />

elk geval je best voor doen’, aldus Annelies.<br />

Theo Achterberg Marc Willemsen Jan Lieshout Nathalie Eikelenboom


Hierna sprak Marc Willemsen, hoogleraar aan de univer-<br />

siteit van Maastricht en hoofd onderzoek bij STIVORO.<br />

De titel van zijn voordracht gaf al aan welke gedachte<br />

hij zijn gehoor wilde meegeven: Patiënt als gevolg van<br />

leefstijl. Eigen schuld, dikke bult? Hij zette uiteen hoe<br />

al in 1963 sigarettenproducenten werden aangemerkt als<br />

handelaren in de verslavende drug nicotine, verpakt als<br />

sigaret. Verleidelijke reclames stimuleerden de verkoop<br />

van miljarden sigaretten, met jaarlijks vele doden als<br />

gevolg. Willemsen wees erop dat de rooklobby nog<br />

steeds veel invloed en succes heeft. Na slogans als<br />

‘Roken? We lossen het samen wel op’ en ‘Roken moet<br />

mogen’ hebben we nu op de ‘rookvrije’ stations<br />

rookpalen.<br />

Vervolgens was het mijn beurt om het project SeMaS<br />

(Self Management Screening) in te leiden. Als huisarts<br />

ervaar ik dagelijks dat het voor veel patiënten moeilijk<br />

is om een rol te nemen in het zelfmanagement. Waarom<br />

slaagt de patiënt uit de eerste casus er niet in om te stoppen<br />

met roken? Wil hij niet? Of zijn er factoren die het<br />

hem extra moeilijk maken, zoals een depressie? Bij zorggroep<br />

De Ondernemende Huisarts (DOH) uit Eindhoven<br />

is zelfmanagement speerpunt van beleid. Om het zelfmanagement<br />

te bevorderen, werken DOH en IQ healthcare<br />

samen aan een instrument waarmee patiënten ingedeeld<br />

kunnen worden naar mogelijkheden van zelfmanagement.<br />

Een van de onderzoekster van dit project, Nathalie<br />

Eikelenboom, gaf uitleg. U las eerder over dit project in<br />

<strong>Lijn</strong> 1 van december 2012.<br />

Annelies Jacobs<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 9


Vervolgens was het woord aan Jozé Braspenning van IQ<br />

healthcare. ‘De chronische patiënt als beoordelaar en<br />

koper van zorg’ was haar thema. Uit de data die patiënten<br />

leveren is af te lezen hoe zij de zorg beoordelen en of ze<br />

tevreden zijn of niet over de uitkomsten (Patient reported<br />

outcome measures, PROMs). Hoewel deze data zijn verwerkt<br />

in beoordelingen en keurmerken, maken patiënten<br />

daar niet vaak gebruik van bij hun keuzes voor bepaalde<br />

zorg. Ze baseren die veeleer op de meningen en ervaringen<br />

van familie en vrienden. Als het gaat om de inkoop<br />

van zorg op basis van kwaliteitsgegevens, is er nog een<br />

lange weg te gaan. Wel is bij zorgverzekeraars een trend<br />

te zien richting aanbod in natura. De rol van de zorginkoper<br />

wordt sterker naarmate er meer goede informatie<br />

beschikbaar is. Al met al bestaat er een zogenaamd triple<br />

aim: gezondheidswinst, betere zorg en waar voor je geld.<br />

Het symposium werd afgesloten met een paneldiscus-<br />

sie onder leiding van Theo Achterberg. Hierbij kwamen<br />

opnieuw de twee casussen aan bod. Mag een longarts<br />

10 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

Na het symposium werd Annelies Jacobs feestelijk<br />

toegesproken. Na Gert Westert, het huidige hoofd van de<br />

afdeling, was het woord aan Richard Grol, de eminente<br />

voorganger van Gert als hoofd IQ healthcare. Hij kon helaas<br />

niet live aanwezig zijn, maar had een korte videoboodschap<br />

voor Annelies, waarin hij hun gemeenschappelijke<br />

IQ-geschiedenis voor het voetlicht bracht. Richard en<br />

Annelies hebben jaren samengewerkt zowel in Nijmegen<br />

als in Maastricht. Deze geschiedenis werd ook belicht door<br />

Michel Wensing waarbij hij ook het belang van haar rol<br />

als afdelingsmanager duidelijk benadrukte. Ivo Smeele,<br />

IQ-onderzoeker van het eerste uur, besprak vooral hoe hij<br />

en Annelies samen optrokken in het veld van longziekten<br />

en stoppen met roken. Al met al een afscheid dat past bij iemand<br />

die zo lang zo’n belangrijke bijdrage aan de afdeling<br />

IQ healthcare heeft geleverd en en passant zelf onderzoek<br />

deed en promoveerde.<br />

behandeling weigeren als zijn patiënt het roken niet<br />

staakt? Moeten we de ziektekostenpremies afstemmen<br />

op de patiënt? Nog steeds waren de meningen verdeeld,<br />

maar de zaken werden nu van meerdere kanten belicht.<br />

Menigeen had nu een andere en meer genuanceerde kijk<br />

op de zaken gekregen.<br />

Jozé Braspenning Gert Westert Michel Wensing Ivo Smeele Richard Grol


c o l u m n<br />

Geijkte woorden<br />

Dominee Carel ter Linden vertelt in dagblad Trouw dat hij<br />

geijkte woorden wil mijden. Hij zegt dat geijkte woorden<br />

beelden kunnen oproepen die hij wil voorkómen. Wij huisartsen<br />

zijn ook dominees, van het verlichte soort hopelijk,<br />

maar toch. Onze ankers zijn het Woord van het Biopsychosociale<br />

model – evidence based als het u belieft – en onze<br />

retorische gave om dit te communiceren. Toch ben ik bang<br />

dat geijkte woorden gemeengoed zijn in de spreekkamer.<br />

Dat begint met de patiënt die niet vies is van een cliché, en<br />

zo bij de dokter meteen een verkokerde gedachte oproept.<br />

Voorbeelden:<br />

Patiënt: “Wij komen echt niet zomaar hoor”.<br />

Gedachte arts: somatiserende veelvragers<br />

Patiënt: “Je hoeft niet te meten, ik heb nooit koorts”.<br />

Gedachte arts: die wil antibiotica.<br />

Patiënt: “Mijn vrouw heeft een hele hoge pijndrempel”<br />

Gedachte arts: Partnermishandeling.<br />

Patiënt: “Twee wijntjes in het weekend, hooguit”.<br />

Gedachte arts: fles wodka per dag.<br />

Patiënt: “Zul je zien, kom je bij de dokter is het over”.<br />

Gedachte arts: had ff gewacht.<br />

Patiënt: “We kunnen zo écht de nacht niet in”.<br />

Gedachte arts: wilt u dat ik de nacht afzeg?<br />

Patiënt: “Heerst het?”.<br />

Gedachte arts: Altijd bevestigen, makkelijk gerust te<br />

stellen type.<br />

Patiënt: “Ik ben zo ontzettend moe”.<br />

Gedachte arts: maar niet zo moe als ik.<br />

Patiënt: “Ik voel me niet serieus genomen”.<br />

Gedachte arts: die kreeg zijn zin niet.<br />

Maar ook de huisarts schuwt gemeenplaatsen niet en roept<br />

met zijn geijkte uitspraken ongewenste beelden op bij de<br />

patiënt:<br />

Arts: “We kijken het nog even aan”.<br />

Gedachte patiënt: bekijk het maar<br />

Arts: “Voor deze therapie is geen enkel bewijs”.<br />

Gedachte patiënt: wat is de aanklacht?<br />

Arts: “Omeprazol is precies hetzelfde als Losec”.<br />

Gedachte patiënt: tweederangs Griekse rotzooi.<br />

Arts: “De volgende keer komt u bij de praktijkondersteuner”.<br />

Gedachte patiënt: de dokter wil mij niet meer zien.<br />

Arts: “U moet proberen af te vallen”.<br />

Gedachte patiënt: doe het zelf.<br />

Arts:“ Ik begrijp heel goed dat u liever een scan/<br />

bloedonderzoek/een specialist heeft ”.<br />

Gedachte patiënt: er wordt niet naar me geluisterd.<br />

Arts: “Waar denkt u zelf aan?”.<br />

Gedachte patiënt: wie is hier de dokter?<br />

Arts: “Goed, dan geef ik u voor deze keer een kuurtje..”.<br />

Gedachte patiënt: ik moet ook overal zelf om vragen.<br />

Ik stel voor dat we een bloemlezing van geijkte woorden<br />

creëren om onze valkuilen in kaart te brengen. Tegelijk<br />

geven we cursussen poëzie en workshops drama aan onze<br />

aios om creatief en ongeijkt taalgebruik te stimuleren.<br />

Want Het Woord is het krachtigste medicijn.<br />

D(r)s Platanus, huisarts<br />

Illustratie: Brigitte van Dijk<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 11


eo gn idse trrz aot ei ke<br />

-<br />

n e t w e r k<br />

Epidemiologie in de huisartspraktijk<br />

Opmerkelijke gegevens uit TransHis praktijken<br />

De Continue Morbiditeits Registratie (CMR) Nijmegen is een registratienetwerk in vier huisartspraktijken<br />

in en om Nijmegen. Recent is de CMR overgegaan op een nieuw HIS, het zogeheten TransHis*, waarmee<br />

meer en beter gegevens van het patiëntcontact gecodeerd kunnen worden. Geregeld duiken bij de<br />

bewerking van data uit dit registratienetwerk opmerkelijke zaken op, waarvan we u in deze rubriek<br />

graag deelgenoot maken. Tot vorig jaar werd de rubriek verzorgd door Eloy van de Lisdonk. We zijn blij<br />

dat Annemarie Uijen, huisarts in een van de TransHis-praktijken (Oosterhout) nu het stokje van Eloy<br />

overneemt.<br />

Hoe zit het met…<br />

Hoofdpijn<br />

Er zijn maar weinig mensen die kunnen zeggen dat ze nooit<br />

hoofdpijn hebben. Ondanks het feit dat hoofdpijn zoveel<br />

voorkomt, gaan slechts weinigen ervoor naar de huisarts.<br />

Desondanks is hoofdpijn een veelbesproken klacht in de<br />

spreekkamer. Van alle nieuwe klachten waarmee patiënten<br />

hun huisarts bezoeken, staat hoofdpijn op nummer 10: de<br />

prevalentie is 35 per 1000 patiënten per jaar.<br />

Door: Annemarie Uijen<br />

Annemarie Uijen


De kans op een ernstige<br />

aandoening is erg klein als<br />

patiënten zich presenteren met<br />

hoofdpijn<br />

Bij ongeveer de helft van de mensen met hoofdpijnklach-<br />

ten is ongerustheid en angst voor een ernstige aandoe-<br />

ning, zoals een hersentumor, de belangrijkste reden voor<br />

een bezoek aan de huisarts. Maar is deze angst voor een<br />

ernstige aandoening als je hoofdpijn hebt wel terecht?<br />

Uit gegevens van het Transitieproject (1995 t/m 2008,<br />

gemiddeld 16.000 ingeschreven patiënten per jaar)<br />

blijkt dat de meeste patiënten die zich voor de eerste<br />

keer presenteren met hoofdpijn, daarvoor niet nogmaals<br />

contact zoeken met de huisarts. Het blijft dus vaak bij<br />

een enkel contact. De tabel laat zien dat in de meerderheid<br />

van de gevallen de uiteindelijke diagnose van de<br />

huisarts een symptoomdiagnose blijft. Infecties zoals<br />

sinusitis, verkoudheid en pneumonie, vormen 26%<br />

van de uiteindelijke diagnoses. Een minderheid van de<br />

diagnoses bestaat uit migraine, trauma’s zoals contusio<br />

cerebri (hersenschudding), psychosociale klachten zoals<br />

surmenage, problemen op het werk en angstklachten of<br />

een bijwerking van gebruikte medicatie.<br />

Tabel. Einddiagnose bij hoofdpijn (n=7093 episodes)<br />

Symptoomdiagnose 58%<br />

Infectie 26%<br />

Migraine 4%<br />

Trauma 3%<br />

Psychosociaal 2%<br />

Bijwerking medicatie 2%<br />

Anders 5%<br />

Bij slechts 1 op de 284 patiënten (0,35%) is een CVA<br />

of een TIA de oorzaak van de hoofdpijn. Dit betreft<br />

natuurlijk vooral oudere patiënten met cardiovasculaire<br />

risicofactoren, zoals hypertensie, hypercholesterolemie<br />

en roken. Slechts 2 van de 7093 episodes (0,03%) die<br />

starten met hoofdpijn leiden uiteindelijk tot de diagnose<br />

maligniteit; éénmaal een maligniteit van de huid en<br />

éénmaal een maligniteit niet verder gespecificeerd. Van<br />

de in totaal 16 gediagnosticeerde maligniteiten van het<br />

brein, werd hoofdpijn geen enkele keer als ingangsklacht<br />

genoemd.<br />

Conclusie<br />

De kans op een ernstige aandoening is dus erg klein als<br />

patiënten zich presenteren met hoofdpijn. Patiënten met<br />

een hersentumor komen blijkbaar met andere klachten<br />

dan hoofdpijn op het spreekuur. Uitleg hierover kan<br />

geruststellend werken. Natuurlijk moeten we bij oudere<br />

patiënten wel alert blijven op andere ernstige aandoeningen<br />

zoals een TIA/CVA, maar hierbij is hoofdpijn vaak<br />

ook niet de enige klacht bij presentatie.<br />

*Noot:<br />

Met de overgang naar TransHis fuseert de CMR met huisartspraktijken<br />

die al langer met TransHis registreren en die zich<br />

voorheen hadden verenigd in het Transitieproject. Door deze<br />

fusie zal het nieuwe netwerk bestaan uit huisartsenpraktijken<br />

in Amstelveen, Olst, Franeker, Nijmegen, Oosterhout en Lent,<br />

met in totaal zo’n 30.000 ingeschreven patiënten.<br />

Bovenstaande data zijn ook gepubliceerd in Bijblijven,<br />

Tijdschrift Praktische Huisartsgeneeskunde 2013-1<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 13


k i j k i n d e g r i e k s e k e u k e n<br />

Het laatste deel van mijn studie geneeskunde was ik coassistent bij de<br />

afdeling Eerstelijnsgeneeskunde (Primary Care) van de Universiteit van<br />

Kreta, in Heraklion. Ik ben half Grieks, heb ook een aantal jaren in<br />

Griekenland gewoond en in mijn achterhoofd speelt altijd het idee om<br />

daar misschien ooit te gaan werken. Daarom wilde ik graag eens ervaren<br />

hoe de gezondheidszorg in Griekenland is geregeld, in het bijzonder op<br />

het gebied van de huisartsgeneeskunde.<br />

Door Alexandra Tsaparas, co-assistent<br />

14 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

De huisartspraktijk van Christos Lionis in Heraklion<br />

Coschappen en onderzoeksstage op Kreta<br />

Eerstelijnszorg in tijden<br />

van crisis<br />

Van alle medische faculteiten in<br />

Griekenland zijn er slechts twee<br />

die een verplicht coschap huisartsgeneeskunde<br />

kennen, waaronder<br />

dus de Universiteit van<br />

Kreta. Dit geeft gelijk aan hoe<br />

het met de huisartsgeneeskunde<br />

gesteld is: het is een relatief onbekend<br />

specialisme. Niet alleen<br />

patiënten maar ook artsen weten<br />

niet zo goed wat een huisarts in<br />

Griekenland nou precies doet.<br />

Huisartsen zijn vooral werkzaam<br />

in overheidsinstellingen als<br />

gezondheidscentra, in dorpspraktijken<br />

of hebben een eigen<br />

privépraktijk. Ik werd geplaatst in<br />

het gezondheidscentrum van Agia<br />

Varvara, een dorpje 30 kilometer<br />

buiten Heraklion, de hoofdstad<br />

van het eiland. Daar werd ik uitstekend<br />

begeleid en mocht ik op<br />

den duur ook veel zelf doen. In<br />

het begin was de communicatie<br />

met patiënten lastig, omdat ze op<br />

Kreta een ander dialect spreken<br />

dan ikzelf. De meeste patiënten<br />

vonden dit vooral grappig<br />

en gelukkig niet vervelend. De<br />

ziektebeelden die ik voorbij heb<br />

zien komen zijn vergelijkbaar met<br />

die in een Nederlandse huisartspraktijk,<br />

alleen de behandeling<br />

daarvan was soms net iets anders.<br />

Veranderingen niet altijd<br />

succesvol<br />

Vanwege de crisis zijn er in de<br />

gezondheidszorg recent een aantal<br />

veranderingen doorgevoerd die<br />

niet altijd even goed uitpakken.<br />

Zo is eind 2012 een landelijk<br />

elektronisch patiënt- en voorschrijfsysteem<br />

ingevoerd, dat<br />

echter vaak plat ligt. Dit resulteert<br />

in gigantisch uitlopende spreekuren<br />

en ontevreden patiënten.


Sinds begin 2013 is het verplicht om het goedkoopste<br />

(generieke) geneesmiddel voor te schrijven. In Nederland<br />

is dit al jaren gangbaar, maar in Griekenland levert dit<br />

bij veel patiënten angst op: men is bang dat het nieuw<br />

voorgeschreven medicijn onveilig is of niet werkt. Ook de<br />

media spelen hier maar al te graag op in, met als resultaat<br />

een nog grotere angst onder de bevolking. Het maakt<br />

het erg moeilijk om patiënten gerust te stellen, zo heb ik<br />

aan den lijve ondervonden. Ook is er vaak een tekort aan<br />

materialen, wat maakt dat je soms creatieve oplossingen<br />

moet bedenken!<br />

Stakingen<br />

Crisis en stakingen zijn in Griekenland bijna onlosmakelijk<br />

met elkaar verbonden. Ook de apothekers doen<br />

daaraan mee, met als gevolg dat recepten hun geldigheidsduur<br />

verliezen en dat de verzekering zo’n recept niet meer<br />

vergoedt. Patiënten moeten dan hun medicijnen volledig<br />

zelf betalen. Met de steeds lagere salarissen en pensioenen<br />

is dit voor veel mensen bijna niet te doen. Veel patiënten<br />

gaan daarom zelf hun medicatie minderen of stoppen.<br />

Of ze gaan vergelijkbare medicijnen van familieleden,<br />

vrienden of kennissen gebruiken, met alle gevolgen van<br />

dien. Positief is dat veel mensen niet gebruikte medicijnen<br />

inzamelen en doneren aan apotheken en gezondheidscentra.<br />

Ik vond het bijzonder om te zien hoe de crisis op<br />

De ‘collega’s’ van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde in Heraklion. Vierde<br />

van links Alexandra Tsaparas. Vierde van rechts professor Christos Lionis.<br />

dit punt mensen dichter bij elkaar brengt en het beste in<br />

ze naar boven haalt. Het is overigens bijna niet voor te<br />

stellen wat sommige mensen aan medicatie in huis<br />

hebben, soms complete dozen vol…<br />

Zorg voor ongedocumenteerden<br />

Mijn onderzoeksstage had als onderwerp de (toegang tot)<br />

gezondheidszorg voor ongedocumenteerde migranten in<br />

de eerste lijn, met name nu tijdens de crisis. Dit is een<br />

zeer actueel probleem in Griekenland, waarvoor op het<br />

moment helaas weinig aandacht is. Wel is een aantal huisartsen<br />

erg actief in de zorg voor onverzekerde patiënten,<br />

een steeds groter wordende groep Grieken en migranten.<br />

Mijn begeleidende professor Lionis houdt bijvoorbeeld in<br />

zijn huisartspraktijk ’s avonds spreekuur voor deze groep<br />

patiënten. Ook bezoeken diverse huisartsen afgelegen<br />

gebieden op het eiland om kosteloos onverzekerde patiënten<br />

te onderzoeken en te behandelen.<br />

Ondanks alle perikelen blijft de Griekse gastvrijheid<br />

overeind. De hoeveelheden zelfgemaakte jam, honing,<br />

raki, wijn, worst en cakes die ik cadeau kreeg werden me<br />

op een gegeven moment bijna teveel! Ik heb een geweldige<br />

tijd gehad op Kreta en had deze ervaring absoluut<br />

niet willen missen. En wie weet ga ik toch nog wel ooit<br />

terug…!<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 15


o n d e r z o e k a v g<br />

Voor mensen met verstandelijke beperkingen<br />

Identificatie van palliatieve zorgfase<br />

Stel u rijdt een visite naar mevrouw A., 59 jaar, een nieuwe patiënte in uw huisartspraktijk. A. heeft een<br />

verstandelijke beperking en woont in een huis van een regionale zorgaanbieder, die cliënten bij voorkeur<br />

onderbrengt in een kleinschalige setting in een gewoon woonhuis. De begeleidster die de visite aanvroeg,<br />

had erg bezorgd geklonken, met een onduidelijk verhaal over plotselinge achteruitgang bij A., die recent<br />

genezen was verklaard na borstkanker. Bij binnenkomst ziet u een moribunde vrouw. Én een zeer jonge<br />

begeleidster, die niet in de gaten heeft dat haar client stervende is. Dit gaat u veel tijd kosten, die echter niet<br />

was ingepland…<br />

Door: Henny van Schrojenstein Lantman-de Valk en Marieke Groot<br />

Achtergrond<br />

Casussen zoals hierboven beschreven, vormden de aanleiding<br />

voor een onderzoek waarvoor we graag uw medewerking<br />

vragen. Tijdige herkenning van de palliatieve zorgfase bij<br />

mensen met verstandelijke beperkingen (VB) is immers van<br />

cruciaal belang voor het geven van optimale palliatieve zorg<br />

aan deze patiënten. Doel van het onderzoek is het ontwikkelen<br />

van een instrument waarmee zorgverleners deze fase<br />

eerder kunnen herkennen.<br />

De behoefte aan palliatieve zorg bij mensen met VB wordt<br />

doorgaans pas laat in het palliatieve zorgtraject herkend.<br />

16 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

Hierdoor is er weinig gelegenheid om die zorg aan te bieden<br />

volgens het ‘nieuwe zorgmodel’, dat wil zeggen ondersteunende<br />

zorg (supportive care) op basis van de behoeften van de<br />

cliënt vanaf het moment dat duidelijk is dat deze zich bevindt<br />

in een onomkeerbaar proces dat tot de dood zal leiden. In dit<br />

traject kan palliatieve zorg samen met ziektegerichte zorg<br />

gegeven worden en wordt passende zorg bepaald in overleg<br />

met cliënt en familie (advance care planning). Het onderzoek<br />

moet ertoe leiden dat alle zorg en diagnostiek gericht zijn op<br />

de hoogst mogelijke kwaliteit van leven voor de cliënt en zijn<br />

of haar naasten.


Het instrument<br />

Marieke Groot is<br />

senior onderzoeker<br />

expertisecentrum<br />

palliatieve zorg,<br />

UMC St Radboud<br />

De meeste mensen met verstandelijke beperkingen worden<br />

ondersteund door een persoonlijk begeleider (PB) die doorgaans<br />

beter dan wie dan ook op de hoogte is van de zorg- en ondersteuningsbehoeften<br />

van de cliënt. De PB heeft een belangrijke<br />

taak in het signaleren van de (veranderende) zorgbehoefte.<br />

De AVG (arts verstandelijk gehandicapten), de huisarts en de<br />

PB vervullen alledrie een sleutelrol in het herkennen van het<br />

moment waarop de cliënt in de palliatieve fase geraakt. Het<br />

herkennen van dit moment is cruciaal voor het geven van de<br />

gewenste palliatieve zorg.<br />

Een instrument dat zorgverleners helpt de palliatieve zorgfase<br />

te signaleren, zal eraan bijdragen dat de palliatieve zorg tijdig<br />

wordt gegeven. In onze studie wordt een haalbaar, toepasbaar en<br />

valide instrument ontwikkeld voor AVG’s, huisartsen en PB’s.<br />

Het instrument wordt samengesteld op basis van informatie<br />

die wordt verkregen uit vragenlijsten en (focusgroep)interviews.<br />

Het zal bestaan uit twee delen, één met vragen over<br />

gedrag en andere niet-medische aspecten, en één met vragen<br />

over medische aspecten.<br />

De symptomen en zorg<br />

Voor dit deel van het project willen we cliënten (van 18 jaar<br />

en ouder) includeren die mogelijk binnen een jaar overlijden.<br />

Hiervoor maken we gebruik van de surprise question die we<br />

stellen aan AVG’s en huisartsen: ‘Zou u verbaasd zijn als deze<br />

cliënt binnen een jaar overlijdt?’<br />

Gedurende een jaar zullen we om de vier maanden via de<br />

AVG’s, huisartsen en PB’s gegevens verzamelen over lichamelijke<br />

en psychosociale symptomen en over zingevingsaspecten.<br />

Gegevens over de verleende zorg worden verzameld<br />

op basis van de dossiers en door middel van vragen aan<br />

genoemde zorgverleners.<br />

Tien door het instrument geïdentificeerde en tien niet-geïdentificeerde<br />

cliënten zullen middels een semigestructureerd<br />

interviewprotocol worden geïnterviewd over problemen op<br />

het gebied van lichamelijke, psychosociale en zingevingsaspecten<br />

en over hun zorgbehoeften.<br />

Aan het eind van de inclusieperiode worden de sterftecijfers<br />

verzameld. Een aspect van de validiteit (geldigheid) van<br />

het instrument wordt bepaald door het aantal overleden en<br />

terminale cliënten dat wel en niet geïdentificeerd is door het<br />

instrument, te vergelijken. Vijftien AVG’s en vijftien huisartsen<br />

worden geïnterviewd over de haalbaarheid van het<br />

instrument: mogelijkheid en wenselijkheid om het instrument<br />

te implementeren, duur van invullen, toepasbaarheid.<br />

We vragen om uw medewerking!<br />

Voor dit onderzoek vragen we graag uw medewerking.<br />

Deelname impliceert het identificeren van cliënten van wie u<br />

‘niet verbaasd zou zijn als ze binnen een jaar zouden overlijden’.<br />

Per cliënt, waarschijnlijk een of twee per huisartspraktijk,<br />

wordt u op een aantal momenten gevraagd om een<br />

aanvulling te geven op de veelal via dossiers en PB’s verkregen<br />

gegevens over symptomen, zorgconsumptie, enzovoort.<br />

Er zijn financiële middelen beschikbaar om u (en AVG’s en<br />

PB’s) enigszins te compenseren voor uw tijdsinvestering, die<br />

overigens beperkt zal zijn.<br />

De startdatum van het onderzoek is 1 juni 2013. Vanaf dat<br />

moment is, naast Henny van Schrojenstein Lantman-de Valk<br />

en Marieke Groot, ook Milou Christians als onderzoeker<br />

werkzaam bij dit project.<br />

Vragenlijst<br />

We stellen het zeer op prijs als u de vragenlijst invult wanneer<br />

u daarvoor benaderd wordt. Dit kost u maximaal 15 minuten.<br />

Indien u daarnaast deelneemt aan een (groeps)interview kost<br />

u dit nog eens 30 minuten (voor een individueel interview)<br />

tot twee uur (voor een groepsinterview). We danken u bij<br />

voorbaat hartelijk voor uw bereidwilligheid!<br />

Henny van Schrojenstein<br />

Lantman-de Valk is hoogleraar<br />

Geneeskunde voor<br />

mensen met verstande lijke<br />

beperkingen, afdeling ELG,<br />

UMC St Radboud.<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 17


o e k b e s p r e k i n g<br />

Brug naar de hemel Ken Follett<br />

Brug naar de hemel van<br />

Ken Follett speelt zich af in<br />

de 14e eeuw in de gefingeerde<br />

plaats Kingsbridge. De roman vertelt het verhaal<br />

van vier kinderen die getuige zijn van een moord. Door<br />

deze gezamenlijke ervaring blijven ze hun leven lang<br />

met elkaar verbonden. Het verhaal speelt zich af tegen<br />

de achtergrond van de herbouw van een kathedraal en<br />

een brug. Een van de kinderen, Caris, is de dochter van<br />

een wolhandelaar. Ze had graag arts willen worden,<br />

maar dat was toen voor iemand van haar afkomst volstrekt<br />

onmogelijk. Door een speling van het lot komt zij<br />

in het klooster terecht, waar ze als non een belangrijke<br />

verpleegster wordt. Zij gaat steeds meer twijfelen aan de<br />

behandelingen van de artsen; ze gelooft niet dat je beter<br />

wordt van een aderlating of van het insmeren van een<br />

wond met geitenpoep. Door goed te kijken, onderzoeken<br />

en combineren, ontwikkelt ze zelf nieuwe behandelingen<br />

voor diverse ziektes en aandoeningen. Deze vorm<br />

van Evidence Based Medicine (EBM) is in onze huidige<br />

tijd niet meer weg te denken uit de gezondheidszorg.<br />

Dankzij Brug naar de hemel realiseerde ik me eens te<br />

meer hoe de geneeskunde eruit zag zonder EBM. De<br />

roman beschrijft hoe de artsen van toen elke verandering<br />

verafschuwden en zich vastklampten aan de theorieën<br />

die ze aan de oude geschriften hadden ontleend. Het<br />

boek vormt daardoor een warm pleidooi voor EBM en<br />

voor een open blik als het gaat om vernieuwingen in de<br />

geneeskunde. Het is bovendien buitengewoon meeslepend<br />

geschreven. Een aanrader dus!<br />

Marjolein van de Pol<br />

Een sterk pleidooi<br />

voor Evidence<br />

Based Medicine<br />

Auteur - Ken Follett<br />

Uitgever - Unieboek | Het Spectrum<br />

Jaar van uitgave - 2007<br />

Aantal pagina’s - 1103<br />

ISBN - 13 9789047511557<br />

18 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

r eo gn idse trrz aot ei ke<br />

-<br />

n e t w e r k<br />

FertiScreen<br />

Online applicatie ter<br />

ondersteuning van<br />

patiënten en huisartsen<br />

bij subfertiliteit<br />

Eén op de zes paren krijgt te maken met subfertiliteit:<br />

er is nog geen zwangerschap na een jaar<br />

onbeschermde gemeenschap. Na oriënterend<br />

fertiliteitsonderzoek (semenanalyse, Chlamydia<br />

Antistof Titer) wordt bij een deel van de paren<br />

geen oorzaak gevonden. Deze paren met onverklaarde<br />

subfertiliteit hebben in de meeste gevallen<br />

nog een goede kans (meer dan 30%) op een<br />

spontane zwangerschap. Helaas wordt er vaak te<br />

vroeg een vruchtbaarheidsbehandeling gestart.<br />

Door: Helga van der Pluijm-Schouten<br />

Overbehandeling bij onverklaarde subfertiliteit en<br />

een goede prognose<br />

Op dit moment wordt 36% van de koppels met onverklaarde<br />

subfertiliteit behandeld, ondanks het feit dat de richtlijn een<br />

afwachtend beleid aanbeveelt. Vruchtbaarheidsbehandelingen<br />

zijn niet alleen fysiek en mentaal zeer belastend, er is ook<br />

sprake van een hogere morbiditeit en mortaliteit voor moeders<br />

en neonaten als gevolg van meerlingzwangerschappen. De<br />

overbehandeling kost zowel de patiënt als de gezondheidszorg<br />

onnodig veel geld. Dit is vanzelfsprekend niet in het belang van<br />

de patiënt, maar ook niet in het belang van de zorgverleners en<br />

de gezondheidszorg in het algemeen.<br />

Patiënten zijn echter moeilijk te porren voor een afwachtend<br />

beleid: na twaalf maanden tevergeefs proberen om zwanger te<br />

worden, onderschatten zij de kans op een spontane zwanger-


Helga van der Pluijm-Schouten<br />

schap en overschatten zij de kans op zwangerschap na<br />

een behandeling. Ze verwachten vaak direct verwezen<br />

te worden en ervaren een gebrek aan informatie omtrent<br />

vruchtbaarheidsproblemen.<br />

De incidentie van vruchtbaarheidsproblemen in de eerste<br />

lijn is laag. Zorgverleners lopen aan tegen een gebrek aan<br />

(betrouwbare) informatie. En omdat patiënten ongeduldig en<br />

met verkeerde verwachtingen op het spreekuur bij de (huis)<br />

arts verschijnen, zijn ze vaak moeilijk te motiveren voor<br />

een afwachtend beleid. Dit probleem krijgt na verwijzing<br />

een vervolg in de tweede lijn: eenmaal doorverwezen, zijn<br />

mensen er nog moeilijker van te overtuigen dat afwachten in<br />

hun geval de beste optie is. Hierdoor worden veel vrouwen<br />

ten onrechte toch behandeld. Bovenstaande heeft geleid tot<br />

de ontwikkeling van FertiScreen door het UMC St Radboud.<br />

Patiënten onderschatten de kans<br />

op een spontane zwangerschap en<br />

overschatten de kans op zwangerschap<br />

bij een vruchtbaarheidsbehandeling<br />

FertiScreen<br />

FertiScreen is een online applicatie op MijnZorgnet (zie<br />

ook www.fertiscreen.nl), die ondersteuning biedt aan<br />

patiënten én huisartsen bij onverklaarde subfertiliteit. Op<br />

deze site beantwoordt men eerst enkele vragen over de<br />

menstruatiecyclus, leeftijd, en dergelijke en vult men de<br />

uitslagen van het aanvullend onderzoek in (semenanalyse<br />

en CAT). FertiScreen berekent dan middels een gevalideerd<br />

model de kans op een spontane zwangerschap<br />

binnen een jaar. Dit rekenmodel wordt inmiddels door<br />

huisartsen en gynaecologen gebruikt. De uitslag toont<br />

patiënten niet alleen hun kans op zwangerschap, maar ook<br />

waar mogelijk het probleem ligt, bijvoorbeeld bij de cyclus<br />

of de leeftijd. FertiScreen geeft tevens extra informatie<br />

over subfertiliteit. Daarnaast wordt de uitslag besproken in<br />

een online overleg tussen patiënt, huisarts en gynaecoloog.<br />

Op deze manier weet het koppel snel waar het aan toe is en<br />

zijn ze voorzien van de juiste informatie. Mogelijk werkt<br />

het online advies van de gynaecoloog motiverend voor het<br />

afwachtend beleid. Natuurlijk werkt het ook andersom:<br />

als er wél reden is tot verwijzing, dan ziet de patiënt dit in<br />

de uitslag terug in de vorm van rode bolletjes en krijgt hij/<br />

zij meteen extra informatie. Hierdoor is de patiënt beter<br />

voorbereid voor het bezoek aan de tweede lijn.<br />

Toekomst<br />

FertiScreen wordt in eerste instantie aangeboden in de regio<br />

Nijmegen en is een fraai voorbeeld van samenwerking<br />

tussen Huisartsenkring Nijmegen, het UMC St Radboud<br />

en het CWZ. Binnen FertiScreen wordt een onderscheid<br />

gemaakt tussen een kinderwens korter en langer dan een<br />

jaar. Huisartsen zullen FertiScreen onder andere tegenkomen<br />

via ZorgDomein, waar wordt geadviseerd om koppels<br />

FertiScreen te laten gebruiken. Deze regionale start zal<br />

worden geëvalueerd en wanneer blijkt dat FertiScreen<br />

inderdaad het aantal onnodige behandelingen verlaagt en<br />

de kwaliteit van zorg verbetert, wordt het vervolgens ook<br />

landelijk geïntroduceerd.<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 19


o n d e r z o e k<br />

We observeerden huisartsen tijdens het spreekuur, namen<br />

interviews af bij ervaren huisartsen en we ontwikkelden<br />

een meetinstrument om deze preventieve vaardigheden<br />

te meten. Bij de eerste observaties viel het op dat elke<br />

huisarts sterk ‘patroonmatig’ handelde, ongeacht de patiënt<br />

die hem consulteerde. Dit leidde tot de veronderstelling dat<br />

er mogelijk meerdere werkstijlen te onderscheiden zijn en<br />

dat sommige mogelijk meer zijn toegesneden op preventie<br />

van somatische fixatie, terwijl andere juist processen<br />

van somatische fixatie in de hand werken. De indeling<br />

in werkstijlen is ontwikkeld op basis van twee onderling<br />

onafhankelijke onderzoeksmethoden: het analyseren van<br />

observatiegegevens van 57 huisartsen gedurende twee<br />

ochtendspreekuren, en het bestuderen van het voorschrijfen<br />

verwijsgegevens van deze huisartsen.<br />

Verwijsgegevens<br />

Analyses van de verwijsgegevens lieten grote verschillen<br />

zien tussen huisartsen in het jaarlijks aantal verwijzingen.<br />

Maar wat vooral opviel was het feit dat deze verschillen<br />

nauwelijks samenhingen met de leeftijds- en geslachts-<br />

20 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

De doeners en de geïntegreerden…<br />

Werkstijlen van<br />

huisartsen<br />

In het kerstnummer 2012 van <strong>Lijn</strong> 1 schreef Theo Voorn een kort<br />

verslag van mijn afscheid in oktober 2012. Hij memoreerde aan<br />

de woorden die Anton Smits daarbij sprak over mijn proefschrift<br />

en de indeling in werkstijlen van huisartsen die ik daarin<br />

beschreef. ‘Deze indeling is nog steeds actueel en mogelijk is<br />

het de moeite waard om hieraan nog eens aandacht te besteden<br />

in <strong>Lijn</strong> 1’, zo constateerde Theo. De redactie van <strong>Lijn</strong> 1 was het<br />

hiermee eens. Graag wil ik op deze uitnodiging ingaan.<br />

Door: Henk Mokkink<br />

Somatische fixatie<br />

De werkstijlen komen voort uit het onderzoeksproject Preventie van somatische fixatie, dat eind jaren ‘70 begin ’80 werd uitgevoerd<br />

op het toenmalige Nijmeegs Universitair Huisartsen Instituut (NUHI). Somatische fixatie werd gedefinieerd als het proces van<br />

voortdurend inadequaat, d.w.z. exclusief somatisch omgaan met en reageren op ziekte, onlustgevoelens, klachten of problemen, niet<br />

alleen door patiënten of hun sociale omgeving maar ook door (huis)artsen. Door deze exclusief somatische benadering worden patiënten<br />

meer dan nodig afhankelijk gemaakt van (medische) hulpverlening. Huisartsen kunnen in positieve of negatieve zin invloed<br />

hebben op processen van somatische fixatie. Grote vraag daarbij was: ‘In welke handelen uit zich deze invloed?’<br />

opbouw van de praktijkpopulaties. Aangezien morbiditeit<br />

sterk samenhangt met leeftijd en geslacht duidde dit erop<br />

dat de verschillen in verwijsgedrag niet toe te schrijven<br />

waren aan verschillen in aard en ernst van de morbiditeit.<br />

Deze verklaring werd bevestigd door analyses op basis<br />

van gegeven uit het Nijmeegs registratienetwerk CMR.<br />

Registrerende huisartsen die in het algemeen relatief veel<br />

verwezen, verwezen twee maal zoveel patiënten als<br />

huisartsen die relatief weinig verwezen. Echter, als het<br />

ernstige levensbedreigende morbiditeit betrof, waren de<br />

verwijscijfers vrijwel gelijk, bij matig ernstige morbiditeit<br />

was de verhouding 1 : 2 en bij de niet ernstige self limiting<br />

aandoeningen was de verhouding 1 : 3,5. Conclusie:<br />

huisartsen die veel verwijzen, verwijzen vooral meer niet<br />

ernstige aandoeningen. Bij de indeling in werkstijlen is gebruik<br />

gemaakt van het verwijscijfer over alle specialismen<br />

uit het jaar van observatie.<br />

Tweeledige analyse<br />

Bij de analyse van de data over het voorschrijfgedrag<br />

vonden we twee onafhankelijke dimensies:


• Gericht voorschrijfgedrag: het voorschrijven van middelen<br />

die betrekking hebben op duidelijk omschreven diagnoses,<br />

passend in een actief screeningsbeleid en veelal anticiperend<br />

voorgeschreven ter voorkoming van ernstige organische<br />

aandoeningen (bloedsuiker- en bloeddrukverlagende<br />

middelen, cardiaca, diuretica, vaatverwijders).<br />

• Aspecifiek voorschrijfgedrag: het voorschrijven van middelen<br />

die een breed indicatiegebied bestrijken, in de regel<br />

betrekking hebben op niet ernstige ziekten; bij onduidelijke,<br />

onzekere diagnoses, in de regel niet onmisbaar, en vaak<br />

gebruikt als symptomatische aanpak bij psychosociale<br />

problematiek (zoal pijnstillers, hoestdempers, tranquillizers,<br />

slaapmiddelen, antibiotica). Deze dimensie in het voorschrijfgedrag<br />

is gebruikt bij de indeling in werkstijlen<br />

Uit de observatiegegevens werden volgende variabelen geconstrueerd:<br />

• Patiënt- en doelgericht werken, dwz. een goede arts-patient<br />

relatie/communicatie, een duidelijke opbouw in de hulpverlening<br />

en aandacht voor psychosociale aspecten waar nodig.<br />

• Adequaat medisch handelen, te onderscheiden in twee subscores:<br />

de mate waarin de huisarts de handelingen verricht,<br />

die in het protocol worden aanbevolen en de mate waarin de<br />

huisarts niet-aanbevolen (overbodige) handelingen achterwege<br />

laat.<br />

Het medisch handelen werd beoordeeld op basis van de zogeheten<br />

Nijmeegse protocollen, de voorloper van de nationale<br />

NHG-standaarden.<br />

Indeling in werkstijlen<br />

De gecombineerde analyse leidde tot een indeling van<br />

werkstijlen, zoal schematisch weergegeven in figuur 1. De<br />

basisvraag is of er sprake is van patiënt- en doelgericht werken.<br />

Huisartsen die hierop bovenmodaal scoorden, bleken namelijk<br />

Persoonskenmerken zijn leidend voor de manier waarop we<br />

in het leven staan. Dat werkstijlen van huisartsen persoongebonden<br />

zijn, liet Henk ons duidelijk zien. Je kan leren en<br />

trainen wat je wilt maar de manier waarop je leeft en je werk<br />

doet vinden hun grondslag in hoe je in deze wereld staat en<br />

die kan je zelfs door onderwijs niet helemaal veranderen. Je<br />

kan je er wel van bewust worden (gemaakt) en juist dat moet<br />

je in het onderwijs doen. Zelfreflectie en kritische analyse<br />

van de manier waarop de huisarts zijn/haar werk doet en een<br />

verband zoeken met persoonskenmerken dat doen we nog<br />

steeds. Denk maar aan de Nijmeegse training Persoon en<br />

Beroep. Maar het zou weer een mooi proefschrift opleveren<br />

als we anno 2013, met een frisse kijk en nieuwe methodieken,<br />

het onderzoek van Henk konden herhalen. Het zou een vermogen<br />

aan besparingen opleveren in deze crisistijd. Subsidie<br />

krijgen hoeft dan toch geen probleem te zijn?<br />

Theo Voorn<br />

Figuur 1 - Is huisarts patiënt- en doelgericht?<br />

geneigd veel te doen<br />

nee<br />

ja<br />

ja<br />

nee<br />

geïntegreerde werkstijl<br />

werkstijl ‘doener’<br />

minimumwerkstijl<br />

in hoge mate de aanbevolen handelingen en weinig overbodige<br />

handelingen te verrichten. Daarnaast hadden deze artsen een<br />

terughoudend verwijs- en aspecifiek voorschrijfgedrag. Deze<br />

combinatie hebben we de geïntegreerde werkstijl genoemd.<br />

Als er geen sprake was van patiënt- en doelgericht werken, dan<br />

betrof de tweede dimensie het antwoord op de vraag of ‘een<br />

huisarts de neiging heeft om veel te doen’. Zo ja, dan ging dat<br />

samen met veel aanbevolen, maar ook veel overbodig medisch<br />

handelen en een hoog verwijs- en/of aspecifie voorschrijfgedrag,<br />

naast weinig patiënt- en doelgericht werken. Deze combinatie<br />

hebben we de werkstijl van de doener genoemd.<br />

Betrof het een huisarts die de neiging had om weinig zelf te<br />

doen en niet patiënt- en doelgericht te handelen, dan ging dat<br />

samen met weinig aanbevolen en weinig overbodig medisch<br />

handelen maar wel met een hoog verwijs- en/of aspecifiek<br />

voorschrijfgedrag. Deze combinatie noemden we de minimumwerkstijl.<br />

Resultaten<br />

De meeste huisartsen waren goed in te delen bij één van de<br />

drie onderscheiden werkstijlen. De werkstijlen correspondeerden<br />

duidelijk met relevante attitudes: met name doeners<br />

hadden moeite met omgaan met onzekerheid, en met openheid<br />

over hun handelen naar patiënten, collega-huisartsen of<br />

specialisten. Ook bleek het gemiddeld consult van de doeners<br />

drie minuten langer en bij de minimumwerkstijl drie minuten<br />

korter te duren dan het consult van de huisartsen met een geïntegreerde<br />

werkstijl. Doeners registreerden het meest uitgebreid,<br />

maar maakten in vervolgconsulten het minst gebruik van de<br />

geregistreerde informatie…<br />

En verder…<br />

De geïntegreerde werkstijl is, in tegenstelling tot de andere<br />

twee werkstijlen, gericht op de preventie van somatische fixatie.<br />

Critici stelden: allemaal leuk en aardig, patiënten mogen<br />

dan wel minder afhankelijk worden van het medisch circuit,<br />

maar gaat een terughoudend verwijsgedrag en minder aspecifiek<br />

voorschrijfgedrag niet ten koste van de gezondheid van<br />

patiënten? Het antwoord op die vraag komt in een volgende<br />

<strong>Lijn</strong>1-bijdrage aan de orde!<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 21


Foto: Bert Beelen<br />

22 LIJN 22 1 jaargang LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 11 | juni | nr. 2013 2 | juli 2013<br />

Woede:<br />

mag het een<br />

beetje meer zijn?<br />

Matilda, een prachtige boek van Roald Dahl, vertelt over een meisje, waar de ouders<br />

niet van houden. Vader en moeder zien Matilda als ‘weinig meer dan een korstje, iets<br />

dat je na een tijdje kunt afkrabben en wegknippen.’ Matilda is echter een briljant, erg<br />

slim en gevoelig meisje, die weet heeft van een andere werkelijkheid, omdat ze<br />

boeken leest. Uit woede om de ontkenning van wie ze is en om steeds te moeten<br />

horen hoe dom ze is, onderneemt ze buitengewone wraakacties. Ze wordt uiteindelijk<br />

in het verhaal de triomfantelijke heldin, die erin slaagt om zelf een andere ouder te<br />

kiezen.<br />

Door: Toine Lagro-Janssen


De eekhoorn in het boek Misschien wisten zij alles van<br />

Toon Tellegen ontploft en alle dieren schrikken wakker<br />

als zijn oprecht goede bedoelingen om nota bene midden<br />

in de nacht een vlieg in nood te helpen door diezelfde<br />

vlieg wordt beantwoord met een volledige ontkenning<br />

van zijn intentie. Hij voelt zich stom geslagen en fluistert<br />

‘laat maar’. Later, als hij de vlieg weer tegenkomt, doet<br />

hij alsof hij de ontploffing is vergeten, maar ‘dat was niet<br />

het geval’.<br />

Een chemische reactie of aangeleerd?<br />

Wat is woede eigenlijk? Grofweg zijn er twee opvattingen<br />

over de emotie woede. De eerste opvatting is<br />

dat woede te maken heeft met een verandering in de<br />

chemische huishouding, in neurotransmitters. Woede<br />

komt van binnen uit, is een reactie als iemand je letterlijk<br />

of figuurlijk dwars zit of pijn doet. Wie kent niet de<br />

plotseling gevoelde woede als iemand je lijfelijk de weg<br />

verspert. De verandering in de chemische huishouding<br />

leidt tot lichamelijke reacties van trillen, rood aanlopen,<br />

‘ontploffen’ en/of de impuls tot een agressieve daad. De<br />

andere opvatting ziet woede als iets dat aangeleerd is,<br />

als iets dat afhangt van welke betekenis mensen geven<br />

aan iets dat hen overkomt. Woede wordt bepaald door<br />

culturele opvattingen en normen en waarden, denk aan de<br />

woede als ingrediënt van eerwraak.<br />

Waarom voelen vrouwen woede? Allereerst bij psycholo-<br />

gische en lijfelijke grensoverschrijdingen: het kind krijgt<br />

voortdurend boodschappen dat het niet deugt en niets<br />

waard is. Je kunt echter pas woede voelen als je weet<br />

dat het ook anders kan. Matilda kent die andere wereld<br />

uit de boeken die ze leest. Veel kinderen groeien op en<br />

weten niet dat het niet normaal is wat er gebeurt. Ook<br />

in geweldsrelaties verdwijnt de grens tussen wat er wel<br />

en niet gewoon is, en ook de gedachte dat het mogelijk<br />

anders kan. De tweede reden voor woede is het gebrek<br />

aan erkenning en waardering. Dat geeft littekens en<br />

wordt mooi verwoord in het verhaal van de eekhoorn. De<br />

eekhoorn heeft geen weerwoord, maar, zo vertelt ons de<br />

auteur fijntjes, hij vergeet het voorval niet.<br />

Drie niveaus van woede<br />

Nelleke Nicolai analyseert het proces van woede op drie<br />

niveaus en ziet op deze drie niveaus blokkades voor<br />

vrouwen: blokkades in het waarnemen, in de interpretatie<br />

en in de expressie. Ik herken die blokkade in het<br />

c o l u m n m / v<br />

waarnemen duidelijk bij de vrouwelijke slachtoffers van<br />

incest of van langdurige partnermishandeling. Zij praten<br />

niet over woede, ze voelen geen woede meer. De meeste<br />

slachtoffers van partnergeweld ervaren immers structureel<br />

intimiderend gedrag. Vernedering staat centraal,<br />

niet erkend worden in wie je bent. De vrouwen worden<br />

uitgemaakt voor stomme aap, tot niets in staat, lelijk en<br />

onaantrekkelijk (’Je mag blij zijn dat nog iemand seks<br />

met je wil’), en gezien als ding, een gebruiksvoorwerp<br />

zonder persoonlijke eigenwaarde. ‘Die is voor mij’ dacht<br />

de verkrachter en moordenaar van Marianne Vaatstra.<br />

Gevoelens van eigenwaarde verdwijnen snel als woede<br />

niet kan worden ingezet als middel om de situatie te<br />

veranderen, niet kan worden omgezet naar een actieve,<br />

krachtige emotie. Woede kan pas gevoeld worden als je<br />

voelt dat je iemand bent, als je erkend wordt in je ‘zijn’.<br />

Als iemand zich in een situatie bevindt waar geen ontsnappen<br />

aan vernedering en aan geweld mogelijk is, niet<br />

in de realiteit en niet in de fantasie (zoals bij Matilda),<br />

dan wordt niet woede gevoeld, maar alleen machteloosheid<br />

en apathie.<br />

Onder de interpretatie, de betekenisgeving valt de twijfel<br />

of de gevoelens van woede wel kloppen. ‘Was het voor-<br />

val wel kwaad bedoeld, heb ik het wel goed gezien, heb<br />

ik het niet zelf uitgelokt?’<br />

Tot slot de expressie: bij vrouwen richt de woede zich<br />

veelal niet naar een object buiten zichzelf, maar keert<br />

de woede zich naar binnen. De vrouwelijke identiteit<br />

ontwikkelt zich immers meer in verbinding met de ander<br />

en zorgzaamheid, en die van mannen meer in autonomie<br />

en separatie. Verbinding en zorgzaamheid zijn een rem<br />

op het uiten van woede en agressie. Vrouwen internaliseren<br />

meer en voelen zich snel schuldig. Er speelt de angst<br />

dat woede relaties kapot maakt, of dat ze niet meer aardig<br />

wordt gevonden. De expressie van woede wordt dus bij<br />

vrouwen niet gelegitimeerd, niet cultureel maatschappelijk<br />

en ook niet, gezien de psychologische dynamiek,<br />

door vrouwen zelf.<br />

Kortom, een van de belangrijkste voorwaarden om<br />

woede te voelen is het wezenlijke gevoel dat je iemand<br />

bent, én dat die woede erkend en gelegitimeerd wordt.<br />

In die context is woede een constructieve kracht voor<br />

vrouwen. Mag woede daarom voor vrouwen een beetje<br />

meer zijn?<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juni 2013 23


k o p l o p e r s<br />

Nog nooit waren we zo gezond en leefden we zo lang als tegenwoordig. Toch krijgen steeds<br />

meer mensen het label ‘ongezond’ opgeplakt. Als je alle patiëntentellingen bij elkaar optelt,<br />

zijn er in Nederland 15 miljoen mensen met een ziekte of aandoening. Niet alleen ouderen met<br />

een chronische ziekte, maar ook steeds meer jongeren zijn ‘ongezond’. We doen van alles voor<br />

onze gezondheid, maar vrezen betutteling door de overheid. Onze leefstijl is immers privé.<br />

Maar is gezondheid niet veel méér dan gezond gedrag? Wie is er eigenlijk verantwoordelijk<br />

voor onze gezondheid? En krijgt iedereen in Nederland dezelfde zorg?<br />

Door: Willem van Gerwen<br />

Henk Schers<br />

Allemaal vragen waarop tij-<br />

dens de laatste Mertensdag, een<br />

antwoord werd gezocht onder<br />

leiding van dagvoorzitter Henk<br />

Schers. De Mertensdag is de<br />

gemeenschappelijke netwerkdag<br />

van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde.<br />

De dag had<br />

als thema: ‘Variatie in de zorg.<br />

Praktijkvariatie: gewenst of<br />

ongewenst?’<br />

Gert Westert, hoogleraar directeur van IQ healthcare,<br />

beet het spits af en gooide maar meteen een knuppel in het<br />

hoenderhok: ‘De regio waar iemand woont bepaalt in hoge<br />

Mertensdag 2013<br />

Variaties in de zorg,<br />

gewenst of ongewenst?<br />

mate welke zorg hij krijgt!’ Op basis van onderzoeksgegevens<br />

bracht Westert regionale verschillen tussen het aantal verrichte<br />

chirurgische operaties in beeld, bijvoorbeeld het aantal galblaasoperates<br />

per regio. Betrokken specialisten of ziekenhuizen<br />

reageren op dergelijke conclusies vaak met: ‘Die data kloppen<br />

niet’, of: ‘Mijn patiëntenpopulatie is heel anders.’ Onzin, vindt<br />

Gert Westert. Wees op uw hoede voor praktijkvariatie, is zijn<br />

boodschap, vooral als er meer zorg wordt geboden dan nodig.<br />

Kanttekening: aantonen dat er praktijkvariatie is per regio, geeft<br />

weliswaar een signaal, maar dit moet nader worden onderzocht.<br />

Belangrijker oorzaak van onnodige zorg is de weeffout in ons<br />

gezondheidssysteem: we betalen voor zorg in plaats van voor<br />

het resultaat van onze zorg. Dat betekent dat kwantiteit domineert<br />

over kwaliteit en actief handelen wordt belangrijker geacht<br />

dan ‘watchfull waiting’. Westert hield een pleidooi voor een<br />

24 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juni 2013 24


nationale Zorgatlas waarin<br />

van. Het gevolg daarvan is wel dat de<br />

de regionale verschillen per<br />

zorg steeds duurder wordt. Nederland<br />

behandeling inzichtelijk<br />

geeft bijna 12% van het bruto natio-<br />

worden gemaakt. Door die<br />

Gert Westert naal product uit aan de gezondheids-<br />

Johan Polder<br />

te vergelijken met de resulzorg<br />

en bijna 15% aan de totale zorg.<br />

taten van de behandelingen<br />

Daarmee staan we internationaal aan<br />

voor patienten, wordt het grote probleem van de zorg zijns de top. Vanuit zijn achtergrond als gezondheidseconoom<br />

inziens duidelijk gemaakt, namelijk die van de onnodige, pleit Polder ervoor de eerste lijn een belangrijker rol te<br />

dure en niet-effectieve zorg.<br />

geven bij het beantwoorden van de groeiende vraag naar<br />

zorg van relatief gezonde mensen met een chronische<br />

Te veel zorg<br />

aandoening. Publieke voorlichting wordt daarom steeds<br />

Veel Nederlandse huisartsen vinden dat hun patiënten<br />

belangrijker, er moeten duidelijker grenzen worden ge-<br />

teveel zorg krijgen en te weinig verzorging en verpleging. steld. Polder wees daarbij op de nieuwe moraliteit: gezond<br />

Gert Wester deed onderzoek bij 150 huisartsen, die een en ongezond gedrag zijn het nieuwe ‘goed en fout’. Wie in<br />

aantal stellingen kregen voorgelegd die we u niet willen gezelschap snoept of patat eet, kan rekenen op een reactie.<br />

onthouden. Tussen haakjes staat het percentage huisartsen Zo leggen we elkaar steeds meer langs de meetlat. 55%<br />

dat het eens is met de stelling.<br />

van de bevolking vindt dat ongezond leven bestraft mag<br />

• Er is geen prikkel tot kostenbewust werken in de eerste- worden met een hogere ziektekostenpremie. Dit stimuleert<br />

lijnszorg (47%)<br />

• De patiënt is zich nauwelijks bewust van kosten (94%)<br />

• Productieprikkel ziekenhuis lokt onnodige zorg uit<br />

gezond gedrag, maar wordt ook ervaren als betutteling.<br />

(94%)<br />

• Nee zeggen tegen een patiënt is moeilijk (91%)<br />

DE WORKSHOPS<br />

• Zorgverzekeraars zouden meer kunnen sturen op kosten Palliatieve zorg?<br />

(69%)<br />

In Australië, waar de eerste lijn noodgedwongen sterk<br />

• Patiënten verkiezen medicatie boven leefstijlaanpassing is, is ook de palliatieve thuiszorg strak geregeld. In deze<br />

en dat lokt onnodige zorg uit (74%)<br />

workshop deed Doris Lesterhaus (AMC) verslag van<br />

• Patiënten geloven sterk in specialistische geneeskunde haar stage bij het Silver Chain Hospice Service in Perth,<br />

en dat lokt onnodige zorg uit (82%)<br />

West-Australië. In dit gigantische gebied bieden specialistisch<br />

opgeleide verpleegkundigen een compleet aanbod<br />

Reactie van een van de aanwezigen: “Als er een astrono- van zorg voor mensen in de palliatieve fase van het leven.<br />

mische stijging van de zorg is en de huisartsen denken dat Dat hier ook in Nederland behoefte aan bestaat, blijkt wel<br />

hun patienten te veel zorg maar te weinig verpleging en uit de casus van huisarts Carel Veldhoven, waaruit blijkt<br />

verzorging krijgen: waarom wordt er dan vooral bezui- dat in Nederland heldere richtlijnen voor palliatieve zorg<br />

niigd op de verpleging en verzorging en worden niet de ontbreken. Veel van deze zorg wordt verricht op basis van<br />

zorgkosten aan banden gelegd?”<br />

eerdere ervaringen en zelf gecreëerde netwerken. Het is<br />

daarom goed nieuws dat er, met input vanuit het veld, gewerkt<br />

wordt aan een nationaal programma Palliatieve zorg.<br />

Tweede spreker was Johan Polder, gezondheidseconoom<br />

en werkzaam bij het RIVM en de Universiteit van Tilburg.<br />

Hij begon met de constatering dat we zowel zieker als<br />

gezonder worden. Het aantal chronisch zieken neemt<br />

wel toe, maar we voelen ons langer gezond en worden<br />

steeds ouder. De eerste Nederlandse vrouw die de leeftijd<br />

van 120 jaar gaat bereiken, is al geboren, aldus Polder.<br />

Dankzij de steeds betere zorg leven mensen nu langer met<br />

een ziekte en ervaren ze daar relatief weinig beperkingen<br />

Van wijken weten<br />

Een wijkanalyse moet theoretisch deugen, praktisch<br />

mogelijk zijn en beleidsmatig nuttig zijn. En wanneer<br />

gebruik je eigenlijk een wijkanalyse en waarom? Gerard<br />

Molleman, Guido van Schoor en Emmi de Vos kozen vooral<br />

een praktische insteek. Na een korte introductie werd in<br />

groepjes waarin de rollen werden verdeeld (huisarts, diëtist,<br />

schooldirecteur, wijkverpleegkundige) aan de hand van een<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 25


wijkanalyse van de Nijmeegse wijk Hatert, gekeken hoe de<br />

gezondheid in deze wijk verbeterd kan worden. Al snel bleek<br />

dat wijkanalyses niet de basis moeten zijn waarop beslissingen<br />

worden genomen, maar vooral een handvat zijn voor en<br />

hulpmiddel bij het nemen van beslissingen. Belangrijke<br />

voorwaarde voor succes is om wijkbewoners bij beslissingen<br />

een actieve rol te geven.<br />

GGZ en de verschillen in zorg<br />

Er zijn grote verschillen in de GGZ-zorg in Nederland.<br />

Deze verschillen zijn onder meer veroorzaakt door de dokter<br />

zelf, door de rol van zorgverzekeraars en door gemeentelijk<br />

beleid. De komende bezuinigingen op het gebied van<br />

GGZ zullen het er allemaal niet beter op maken. Hendrik<br />

Hoeksema, wethouder in de gemeente Oss, benadrukt,<br />

dat de rol van de gemeenten in de openbare geestelijke<br />

gezondheidszorg steeds groter wordt. Dit betreft met name<br />

maatschappelijke ondersteuning en opkomen voor kwetsbare<br />

groepen (WMO). Gemeenten ondervinden problemen<br />

in het betrekken van huisartsen bij hun beleid. Hij doet<br />

dan ook een oproep aan huisartsen om te participeren en<br />

gebruik te maken van bestaande structuren op gebied van<br />

welzijn en zorg.<br />

Ongewenste variaties in zorg op de werkvloer?<br />

Naast gewenste variaties in zorg, zijn er ook ongewenste<br />

variaties. Al jaren is bekend dat als je bijvoorbeeld in de regio<br />

Eindhoven woont en rugklachten hebt, je een veel grotere kans<br />

loopt om op de operatietafel terecht te komen dan elders in het<br />

26 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

land. Aan de hand van cijfers en stellingen werden de deelnemers<br />

aan deze workshop uitgedaagd. ‘Niet anderen, maar<br />

wijzelf zijn verantwoordelijk voor deze opmerkelijke verschillen.’<br />

Tijdens de workshop werd speciaal aandacht besteed aan<br />

lage rugpijn. Is praktijkvariatie goed of slecht? Lage rugpijn<br />

heb je in veel variaties, van acute lage rugpijn tot chronische<br />

lage rugpijn, tot lumbosacraal radiculair syndroom ofwel<br />

hernia. Behandeling van deze gevarieerde lage rugpijnen<br />

varieert sterk. Aan de hand van een aantal stellingen gingen de<br />

deelnemers met elkaar in discussie. Dat leidde niet altijd tot<br />

consensus. Er blijft variatie in de zorg, soms ongewenst, maar<br />

vaak ook gewenst!<br />

Verschil mag er zijn in het vervolgonderwijs<br />

In de vervolgopleidingen van de afdeling Eerstelijnsge-<br />

neeskunde tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde en<br />

bedrijfsarts wordt gewerkt aan differentiatiemogelijkheden.<br />

Iedere aios moet uiteraard voldoen aan de basiseisen van de<br />

opleiding, maar er is ook ruimte voor individuele verschillen<br />

in de professionele ontwikkeling. Hiertoe dient de differentiatiefase<br />

en/of het keuzeonderwijs. In deze workshop<br />

werd getoond hoe deze differentiatie vorm krijgt binnen de<br />

drie vervolgopleidingen.<br />

Beperkt protocollair werken de variatie in het<br />

handelen?<br />

Beperkt ketenzorg de variatie in het handelen doordat er meer<br />

protocollair wordt gewerkt? Nergens spelen benchmarks en<br />

uitkomstmaten een belangrijkere rol dan in de zorggroepen.<br />

Voor Diabetes Mellitus liggen de meeste afspraken wel vast<br />

en is er eenduidigheid. Maar hoe anders is dat voor CVRM,<br />

COPD, en de GGZ-zorg? Is eenheidsworst of strakke transparantie<br />

het toekomstbeeld? In deze workshop diende een<br />

diabeteszorggroep uit Arnhem als voorbeeld. Deze zorggroep<br />

werkt nauw samen met een medisch adviseur (kaderarts)<br />

en een diabetesconsulente. Praktijkassistentes en huisartsen<br />

kunnen met vragen bij hen terecht. De zorggroep bevordert<br />

samenwerking met ketenpartners, contacten met de patiënt en<br />

staat dichtbij de praktijk. Zorg wordt in de buurt gegeven.


And the winner is ...<br />

Op dinsdag 14 mei jl. werd voor de<br />

vierde keer de Koploperprijs uitgereikt.<br />

Uit de lange lijst van genomineerden<br />

had de jury vijf initiatieven<br />

geselecteerd die in aanmerking<br />

kwamen voor de Koploperprijs.<br />

Uiteindelijk ging Praktijk Ouderengeneeskunde<br />

Bertholet uit Velp met de<br />

eer strijken. Een blij verraste Ester Bertholet nam de prijs<br />

in ontvangst uit handen van de winnaar van vorig jaar,<br />

huisarts Vincent de Jong van de gezondheidswerkers in de<br />

Nijmeegse wijk Hatert (Hatertse Hoed). Praktijk Ouderengeneeskunde<br />

Bertholet is onderdeel van de Stichting Een<br />

Plus Samenwerking (SEPS) in Velp.<br />

Uit het juryrapport:<br />

KOPLOPERPRIJS 2013<br />

De eerstelijns praktijk Ouderengeneeskunde Bertholet in<br />

Velp is uniek als een eigen praktijk voor ouderen die aansluit<br />

bij en samenwerkt met zorgverzekeraars en bestaande<br />

zorgaanbieders, zoals de lokale huisartsen. Bertholet<br />

is zowel in de onderhandelingen met de zorgverzekeraar<br />

als in haar implementatie van ICT in de praktijk zeer<br />

innovatief. En dat alles met als doel om de zorg voor de<br />

oudere mens écht te verbeteren.<br />

Shortlist genomineerden Koploperprijs 2013<br />

• De AVG-praktijk in UGC Heyendael (Nijmegen). Zorg<br />

voor mensen met verstandelijke beperkingen. De AVGpraktijk<br />

zoekt en dicht de gaten in de zorg…<br />

• Project ‘Buitenzorg’ in Nijmegen e.o. Daarin organiseren<br />

huisartsen de zorg voor laagdrempelige medische<br />

zorg aan daklozen.<br />

• Eerstelijns praktijk ouderengeneeskunde Bertholet<br />

(Velp).<br />

Over de prijs<br />

De Koploperprijs - een uniek bronzen beeld, vormgegeven<br />

door de Heumense kunstenaar Ad Merkx - is een<br />

prijs voor het meest innovatieve en inspirerende project<br />

in de regionale eerste lijn. De prijs is in 2010 ingesteld<br />

door de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde van het UMC St<br />

Radboud Nijmegen. De afdeling waardeert daarmee de<br />

echte vernieuwingen op het gebied van zorg en welzijn<br />

‘in het veld’. Eerdere winnaars waren GC Lindenholt<br />

(2010), het Brabants Kennisnetwerk Zoönosen (2011) en<br />

de gezondheidswerkers uit de Nijmeegse wijk Hatert, de<br />

Hatertse Hoed (2012).<br />

• Het project ‘Door Dik en Dun’ (Tiel e.o.). Een samenwerkingproject<br />

in de dorpen en stadjes in Rivierenland,<br />

gericht op het terugdringen van overgewicht bij de<br />

jeugd.<br />

• Het verloskundeproject van Jeroen Dillen (UMC<br />

St Radboud) en Marieke Smith (ACG Thermion). Tegen<br />

de stroom van de huidige financiering en regelgeving in<br />

proberen ze zwangeren met een gynaecologische indicatie<br />

dichtbij huis, in de eerstelijn te blijven begeleiden,<br />

met een kwaliteit die liefst beter is dan nu.<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 27


v u i s t r e g e l s r e g i s t r a t i e<br />

Een proef in Groesbeek<br />

Registratie wilsverklaring<br />

in de huisartspraktijk<br />

In de recentelijk verschenen brochure van de KNMG ‘Tijdig<br />

spreken over het levenseinde’ benadrukt de KNMG een<br />

proactief beleid door de arts (1) . Recentelijk is ook de LESA<br />

‘Anticiperende besluitvorming over reanimatie bij kwetsbare<br />

ouderen’ (2) verschenen. De wijze waarop hulpverlening en<br />

ondersteuning aan patiënt en mantelzorgers worden vormgegeven<br />

zijn van invloed op het aantal ziekenhuisopnames<br />

van oncologische patiënten in de palliatieve fase (3). Recent<br />

onderzoek toont aan dat wilsverklaringen in veel gevallen<br />

een positief effect hebben op de zorg in de laatste levensfase.<br />

Met name door het voorkomen van ziekenhuisopnamen, een<br />

afname van agressieve behandelingen en een toename in<br />

hospicezorg. (4)<br />

Rol van huisarts en praktijkondersteuner<br />

Kwetsbare ouderen worden geregeld te lang doorbehandeld<br />

en/of in de laatste levensfase ongewenst opgenomen. Dit<br />

komt de kwaliteit van leven niet ten goede. De uitdaging<br />

is om met een wilsverklaring wensen en grenzen m.b.t. het<br />

medisch handelen rondom het levenseinde tijdig vast te leggen.<br />

Hiermee kunnen zorgverleners en naasten hun handelen<br />

28 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

Drie kwart van alle Nederlanders vindt thuis de ideale<br />

plaats om te sterven. In werkelijkheid sterft slechts 25<br />

procent thuis. Het ziekenhuis wordt door 2 procent van de<br />

Nederlanders gezien als beste plek om te sterven, terwijl<br />

in werkelijkheid 35 procent overlijdt in het ziekenhuis.<br />

Er is dus een grote kloof tussen wens en werkelijkheid,<br />

constateert artsenfederatie KNMG.<br />

Door: Jaap Schuurmans en Willeke Reijnierse<br />

afstemmen op de behoeftes van de patiënt. Huisartsen, maar<br />

ook praktijkondersteuners (POH), hebben vaak goed inzicht<br />

in de context waarbinnen gezondheidsproblemen van hun<br />

patiënten zich voordoen. Bovendien zijn ze persoonlijk nauw<br />

betrokken bij de patiënt, waardoor zij bij uitstek geschikt<br />

zijn om een wilsverklaring met de patiënt en diens naasten te<br />

bespreken. En dat vanuit een proactieve houding met in het<br />

achterhoofd de verrassingsvraag: ‘Ben ik verbaasd als deze<br />

patiënt binnen het jaar zou kunnen komen te overlijden?’<br />

Kunneman (5) wijst erop dat het herkennen en aangaan van<br />

existentiële vragen moed vereist. Deze vragen doemen op als<br />

de grenzen van de technisch-professionele maakbaarheid zijn<br />

bereikt en van arts en patiënt gevraagd wordt om ‘samen de<br />

wond in te gaan’ en van daaruit naar nieuwe betekenis en zin<br />

te zoeken, in plaats van de betrokkene aan haar lot over te<br />

laten of vast te klampen aan een mogelijke technisch-professionele<br />

oplossing.<br />

Ingaan op existentiële thema’s<br />

Een dubbele consultatietijd van 20 minuten geeft weliswaar<br />

meer ruimte om nader in te gaan op existentiële thema’s,


Ooggetuigen<br />

maar moet de huisarts alles alleen willen oplossen? Nu is<br />

dat op de werkvloer vooral de huisarts en POH. Maar het<br />

multidisciplinaire ideaal bestaat uit een eerstelijnsteam met<br />

daarbij een wijkverpleegkundige, apotheker, fysiotherapeut,<br />

psycholoog, specialist ouderenzorg en een geestelijk verzorger.<br />

Binnen zo’n team is de POH ouderenzorg is opgeleid om<br />

in gesprekken met de patiënt eventueel het opstellen van een<br />

wilsverklaring te bespreken. Als informatie- en uitwisselingsplatform<br />

is ook de Stichting Stem een nuttige platfom<br />

(www.stichtingstem.info; www.doodgewoonbespreekbaar.nl).<br />

In de praktijk<br />

In onze praktijk in Groesbeek zijn we in het kader van<br />

ouderenzorg een verbeterproject gestart, met als doel om bij<br />

iedere geïdentificeerde kwetsbare oudere op termijn de wilsverklaring<br />

bespreekbaar te maken. Onze praktijk heeft 2640<br />

patiënten en met behulp van de TOS-instrument (Tweetraps<br />

Ouderen Screening) zijn 140 kwetsbare ouderen geïdentificeerd.<br />

Het instrument is ontwikkeld binnen de afdelingen<br />

Eerstelijnsgeneeskunde en Geriatrie van het UMC St Radboud.<br />

Deze kwetsbare ouderen worden o.a. begeleid door de<br />

praktijkondersteuner ouderenzorg, waarbij de intensiteit hiervan<br />

afhankelijk is van de complexiteit van de zorgsituatie.<br />

Voor deze groep ouderen wordt in het HIS-dossier een notitie<br />

en een reminder aangemaakt: ‘Graag op termijn bespreken<br />

wilsverklaring’. Het project is gestart in het najaar van 2012.<br />

Voorbeeld wilsverklaring downloaden<br />

Na studie van alles wat reeds voorhanden is hebben we in<br />

heldere en eenvoudige bewoordingen een format/voorbeeld<br />

van een wilsverklaring opgesteld, welke op onze praktijkwebsite<br />

is geplaatst en als Word-document is te downloaden:<br />

www.ottenhoff.praktijkinfo.nl (zoek op: wilsverklaring).<br />

Het document werd in de maand van verschijnen<br />

(november 2012), nadat de NRC er aandacht aan had besteed,<br />

2000 maal gedownload! Uiteraard moet de betrokkene<br />

wilsbekwaam zijn bij het opstellen van een wilsverklaring.<br />

De POH ouderenzorg kan indien gewenst op dat moment of<br />

in een later stadium een wilsverklaring achter laten bij de<br />

patiënt. Indien er een wilsverklaring is opgesteld volgt altijd<br />

een gesprek met de huisarts. Een kopie wordt toegevoegd<br />

aan het papieren en elektronisch dossier van de patiënt.<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 29


Opslaan in het HIS<br />

Goede documentatie vereist dat in het dossier in de probleemlijst<br />

de belangrijkste korte notities worden aangemaakt,<br />

zoals NTBR* (‘niet reanimeren’) of: ‘Niet 112<br />

bellen’. Ook worden patiënten apart gecodeerd met een<br />

ruiter ‘wilsverklaring’. Zolang er nog geen juiste ICPCcode<br />

bestaat, voor zowel de wilsverklaring als voor het<br />

niet reanimeren verzoek (NTBR), adviseert het NHG als<br />

tijdelijke oplossing een aparte episode aan te maken met<br />

ICPC-code ‘A20 - Verzoek/gesprek over euthanasie’.<br />

Huisartsenpost<br />

In onze regio Nijmegen kun je op de huisartsenpost<br />

(CHN) de episodes/problemen niet meteen inzien en moet<br />

het dossier eerst ingeladen worden. Een aparte notitieregel<br />

is wel direct zichtbaar. Deze beperking van inzage van het<br />

patiëntendossier voor acute hulpdiensten en de huisartsenpost<br />

Nijmegen noopten ons tot een ‘noodoplossing’.<br />

Met de huisartsenpost zijn we overeengekomen een fax<br />

te sturen met de vraag om bij de patiënt met een wilsverklaring<br />

in de notitieregel op te nemen: Niet reanimeren en<br />

niet 112 bellen.<br />

Eerste resultaten<br />

Een half jaar na de start van het project werd geëvalueerd<br />

hoeveel ouderen een wilsverklaring hebben na invoering<br />

van onze proactieve werkwijze. Voor het project had 3%<br />

van de groep kwetsbare ouderen een wilsverklaring, na<br />

een half jaar is dit 20%, 2% denkt er nog over na, 2%<br />

weigert. Ook was er een duidelijke stijging van mondeling<br />

afgesproken NTBR’s in het afgelopen jaar. Waarschijnlijke<br />

oorzaak is ieders toegenomen alertheid om het onderwerp<br />

bespreekbaar te maken.<br />

Referenties<br />

1 De KNMG-handreiking ‘Tijdig spreken over het<br />

levens einde’ en de patiëntenbrochure ‘Spreek op tijd<br />

over uw levenseinde’ is te downloaden via<br />

www.knmg.nl/spreken-over-levenseinde.<br />

2 LESA (Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak)<br />

- Anticiperende besluitvorming over reanimatie<br />

bij kwetsbare ouderen. Huisarts en wetenschap 56<br />

(4) april 2013.<br />

30 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

3 Ziekenhuisopnames van oncologische patiënten in de<br />

palliatieve fase, een systematische review, Ervelien de<br />

Graaf, dr.C Gamel, dr. S.C.C.M. Teunissen, drs. H.M.<br />

Vrehen. Nederlands Tijdschrift voor Palliatieve Zorg<br />

10e jaargang, nummer 3, 2009<br />

4 Effecten van advance care planning, een systematische<br />

review. Drs. A. Brinkman-Stoppelenburg, A. van de<br />

Heide, Erasmus MC, orale presentatie 8e onderzoeksforum<br />

palliatieve zorg Vlaanderen Nederland;<br />

Rotterdam 23 maart 2012<br />

5 H. Kunneman, Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor<br />

een kritisch humanisme, Amsterdam: Uitgeverij SWP,<br />

2005<br />

Reactie van Registratie-expert Kees van Boven<br />

( TransHis registratiegroep):<br />

“In ons registratiesysteem wordt de niet-reanimeren<br />

wens als notitie of in alarm opgenomen. Deze registratie<br />

gaat mee naar de huisartsenpost en in verwijsbrieven<br />

naar de specialist. Een episodecode vinden<br />

wij theoretisch niet juist, reanimeren is immers niet<br />

aan een ziekte gebonden, maar aan een patiënt. Het is<br />

contextuele informatie. Natuurlijk moet het goed en<br />

direct zichtbaar zijn bij het openen van het HIS, en<br />

ook in de informatie naar andere zorgverleners. Het is<br />

informatie die tot de core clinical information behoort.<br />

Een gesprek over euthanasie is wel een episode.”<br />

* NTBR is de afkorting van ‘not to be rescucitated’, een<br />

verklaring van niet-reanimeren<br />

Jaap Schuurmans is huisarts en palliatief arts te Groesbeek,<br />

Willeke Reijnierse is huisarts


p r o m o t i e<br />

Op 6 juni jl. verdedigde Wouter van Dijk zijn proefschrift met als<br />

titel ‘Cardiovascular disease due to the combination of cigarette<br />

smoking and bronchodilation in patients with chronic obstructive<br />

pulmonary disease’. Promotor was Chis van Weel, copromotoren<br />

Tjard Schermer, Yvonne Heijdra en Peter Scheepers.<br />

Combinatie van roken en luchtwegverwijders<br />

COPD is een veel voorkomende aandoening, veelal veroorzaakt door roken. Patiënten met COPD hebben<br />

daarbij ook nog een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en ook daarbij speelt het roken een<br />

belangrijke rol. Hoewel COPD-patiënten vaak luchtwegverwijders gebruiken, is het effect hiervan op<br />

hart- en vaatziekten onduidelijk. Wouter van Dijk onderzocht of het gebruik van luchtwegverwijders meer<br />

hart- en vaatziekten veroorzaakt bij COPD-patiënten die roken.<br />

De belangrijkste farmacologische behandeling van COPDklachten<br />

is luchtwegverwijding. Het effect hiervan op hart- en<br />

vaatziekten is de laatste decennia doorlopend onderwerp van<br />

discussie. Het gevolg van de combinatie van roken en luchtwegverwijding<br />

is echter nooit goed onderzocht, terwijl het plausibel<br />

is dat luchtwegverwijding het roken en daarmee het risico op<br />

rookgerelateerde ziekten kan beïnvloeden. Dit proefschrift<br />

beschrijft of het gebruik van luchtwegverwijders meer hart- en<br />

vaatziekten veroorzaakt bij patiënten met COPD die roken.<br />

Vooronderzoek naar sigarettenrook<br />

Om het effect van luchtwegverwijding op het roken zelf goed<br />

te kunnen bestuderen, is eerst bekeken hoe het profiel ‘sigarettenrook’<br />

goed in beeld kan worden gebracht. Uit dit vooronderzoek<br />

kwam als interessante bevinding naar voren dat<br />

sigaretten met een laag teer- en nicotinegehalte vanwege de<br />

hoeveelheid kleine (nano)deeltjes in de rook net zo schadelijk<br />

kunnen zijn als normale sigaretten. Dit bevestigde eerdere<br />

twijfels rondom het graderen van de schadelijkheid van<br />

sigaretten middels teer- en nicotinegehalte.<br />

Hart- en vaatziekten<br />

bij mensen met COPD<br />

Met deze kennis kon begonnen worden met een studie naar<br />

het effect van luchtwegverwijding op de retentie van sigarettenrook.<br />

In een speciaal ontworpen rooklaboratorium en in<br />

Wouter van Dijk<br />

samenwerking met de voedsel- en warenautoriteit werden 39<br />

patiënten met COPD onderzocht. In deze gerandomiseerde<br />

placebo-gecontroleerde cross-over trial, waarbij gerookt werd<br />

onder condities met maximale en zonder luchtwegverwijding,<br />

bleek geen verandering van de rookretentie in de longen door<br />

de luchtwegverwijding. Echter, sommige deelnemers werden<br />

zonder luchtwegverwijding belemmerd bij de rookinhalatie<br />

door kortademigheid en hoesten. Uiteindelijk lieten zowel een<br />

Nederlandse studie met uitgebreide lange termijngegevens<br />

van een diagnostisch centrum als een grote Amerikaanse trial<br />

van patiënten met COPD die rookten, geen verhoogd risico op<br />

hart- en vaatziekten zien, door de combinatie van luchtwegverwijders<br />

en roken.<br />

Het advies van Wouter van Dijk luidt daarom: COPD-patiënten<br />

die roken kunnen veilig luchtwegverwijders gebruiken.<br />

Het gebruik behoort af te hangen van het effect op individueel<br />

welbevinden. Terughoudendheid door nog onbekende veiligheid<br />

blijft aanbevolen bij diegenen die ook hart- en vaatziekten<br />

en/of astma hebben.<br />

Wouter van Dijk studeerde Geneeskunde in Groningen. Hij verrichtte<br />

zijn promotieonderzoek bij de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde in het<br />

UMC St Radboud. Hij is huisarts in opleiding bij UGC Heyendael te<br />

Nijmegen.<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 31


p r o m o t i e<br />

Op 7 juni jl. promoveerde Nynke Scherpbier op het onderwerp<br />

‘Optimaliseren van het management van chronische nierziekten<br />

in de eerste lijn’. Promotoren waren Chris van Weel en Jack<br />

Wetzels, copromotoren Wim de Grauw en Gerald Vervoort.<br />

Nynke Scherpbier<br />

Nierschade beperken door<br />

telenefrologie<br />

Steeds meer mensen lijden aan chronische nierschade (CNS). De complicaties ervan hebben niet alleen grote<br />

impact op de personen in kwestie, maar leggen ook veel druk op de gezondheidszorgvoorzieningen. Door de<br />

vergrijzing en de toename van suikerziekte en hoge bloeddruk zal CNS naar verwachting in de toekomst nog<br />

vaker voorkomen. CNS-patiënten hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten en<br />

hebben daarnaast vaak nog andere chronische aandoeningen. Hierdoor zijn veel behandelaars bij de patiënt<br />

betrokken. We weten dat een goede en tijdige behandeling complicaties kan voorkomen. Voor patiënten is het<br />

prettig als deze behandeling zo veel mogelijk in de eerste lijn plaats vindt, met alleen een verwijzing naar de<br />

tweede lijn als dat echt nodig is. Dit maakt de zorg bovendien goedkoper.<br />

In haar proefschrift (Optimising chronic kidney disease management<br />

in primary care. Is shared care the answer?) laat Nynke<br />

Scherpbier zien dat de huidige kwaliteit van zorg in de eerste lijn<br />

voor patiënten met CNS verbeterd kan worden. Huisarts, praktijkondersteuner<br />

en nierspecialist moeten gestructureerder gaan<br />

samenwerken om het aantal gevallen van nierschade te verminderen.<br />

Telenefrologie biedt voor deze samenwerking duidelijke meerwaarde.<br />

Met deze internetapplicatie kan de huisarts de specialist<br />

gemakkelijk om raad vragen, zonder dat de patiënt daarvoor naar de<br />

specialist doorverwezen hoeft te worden. Telenefrologie maakt de<br />

kennis uit de tweede lijn direct beschikbaar voor de eerste lijn.<br />

Op grond van dit inzicht formuleert Scherpbier enkele aanbevelingen<br />

voor de dagelijkse praktijk:<br />

1. Feedback aan huisartspraktijken op basis van laboratoriumuitslagen<br />

kan praktijken helpen om patiënten met CNS te herkennen.<br />

2. Praktijkondersteuners kunnen bijdragen aan de kwaliteit van zorg<br />

door de reguliere controles te verzorgen. Dit sluit goed aan bij de<br />

reguliere diabetes- en hypertensiezorg.<br />

3. Controle van metabole problemen kan verbeteren door hierover<br />

meer scholing aan te bieden. Telenefrologie kan bijdragen aan de<br />

verspreiding van kennis over metabole problemen.<br />

4. De behandeling van de bloeddruk bij patiënten met CNS verdient<br />

meer aandacht in de eerste lijn. Aan de andere kant moet worden<br />

opgepast voor overbehandeling, zeker bij kwetsbare ouderen.<br />

5. Van de patiënten waarbij de richtlijn verwijzing adviseert, werd<br />

32 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

slecht een klein percentage daadwerkelijk verwezen. Een ver-<br />

minderde nierfunctie komt veel voor bij oudere patiënten en het<br />

is nog onduidelijk in hoeverre intensieve behandeling bij hen bijdraagt<br />

aan een betere prognose. Zien huisartsen dientengevolge<br />

het nut van verwijzing onvoldoende in of onderschrijven zij de<br />

richtlijn niet? Meer kennis daarover kan behandelbeslissingen bij<br />

deze groep ondersteunen.<br />

6. De apotheker moet kunnen beschikken over actuele nierfunctiewaarden<br />

en risicopatiënten moeten ten minste jaarlijks worden<br />

gecontroleerd. Idealiter worden in de toekomst kenmerken van<br />

de patiënt meegewogen bij de automatische medicatiebewaking.<br />

Conclusie<br />

In de samenwerking tussen de verschillende spelers - patiënt,<br />

praktijkondersteuner, huisarts, apotheker en nefroloog - is nog een<br />

wereld te winnen wanneer gedeelde zorg het uitgangspunt is en de<br />

onderlinge communicatie wordt ondersteund met ICT-hulpmiddelen.<br />

Het resultaat hiervan kan zijn dat optimale zorg wordt gerealiseerd<br />

in samenwerking met de patiënt in zijn eigen omgeving.<br />

Nynke Scherpbier-de Haan studeerde Geneeskunde in Groningen. Ze<br />

verrichtte haar promotieonderzoek op de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />

aan het UMC St Radboud, bij het onderzoeksinstituut Nijmegen Centre<br />

for Evidence Based Practice. Momenteel is ze werkzaam als hoofd van de<br />

Eerstelijnsvervolgopleidingen van het UMC St Radboud en ze is huisarts<br />

bij het academisch gezondheidscentrum Thermion in Lent.


p r o m o t i e<br />

Op 19 juni jl. promoveerde Erwin Klein Woolthuis aan de Radboud Universiteit.<br />

Titel van zijn proefschrift is: ‘Opportunistic targeted screening for<br />

type 2 diabetes in primary care. The Diabscreen study’. Pomotores waren<br />

Chris van Weel en Job Metsemakers (Universiteit Maastricht).<br />

Copromotoren waren Eloy van de Lisdonk en Wim de Grauw.<br />

Erwin Klein Woolthuis<br />

Gerichte, opportunistische opsporing diabetes<br />

in de huisartsenpraktijk haalbaar en effectief<br />

Opportunistische screening naar onontdekte diabetes type 2 is in de<br />

huisartsenpraktijk het meest effectief bij 45-plussers met overgewicht<br />

of obesitas. Op lange termijn is vroeg opsporen van diabetes vooral<br />

zinvol in combinatie met cardiovasculair risicomanagement. Dit stelt<br />

huisarts en promovendus Erwin Klein Woolthuis.<br />

Diabetes type 2 komt steeds meer voor, vooral door vergrijzing<br />

en toename van het aantal mensen met overgewicht. De NHG-<br />

Standaard Diabetes type 2 adviseert, in navolging van diverse<br />

internationale richtlijnen, in het kader van een spreekuurbezoek<br />

in hoogrisicogroepen gericht en opportunistisch te screenen op<br />

onontdekte diabetes: vroege behandeling kan mogelijk complicaties<br />

voorkomen. Gerichte, opportunistische screening aan de<br />

hand van reeds beschikbare gegevens omtrent het risicoprofiel<br />

in het elektronisch patiëntendossier van de huisarts, lijkt dan een<br />

mogelijk efficiënte manier om nog niet ontdekte diabetes type 2<br />

op te sporen. Klein Woolthuis toont in zijn proefschrift aan dat<br />

deze vorm van screening, onderzocht in de studie Diabscreen,<br />

inderdaad goed uitvoerbaar is in de huisartspraktijk en effectief<br />

is. Dit met de kanttekening dat huisartsen vooral overgewicht,<br />

obesitas en het vóórkomen van diabetes in de familie beter<br />

moeten registreren en regelmatig updaten. Gerichte, opportunistische<br />

screening was het meest effectief bij 45-plussers met<br />

overgewicht of obesitas. Deze vorm van gerichte, opportunistische<br />

screening leek bovendien, zeven jaar na het vastellen van<br />

de diagnose, een gunstig effect te hebben op het ontstaan van<br />

hart- en vaatziekten en sterfte. Uiteraard werden deze mensen<br />

in deze periode van zeven jaar behandeld conform de geldende<br />

richtlijnen voor de behandeling van diabetes hetgeen inhield<br />

dat zij een onderworpen waren aan een systematisch cardiovasculair<br />

risicomanagement. Screening op onontdekte diabetes<br />

is derhalve waarschijnlijk het meest effectief, mits ingepast in<br />

een programma van cardiovasculair<br />

risicomanagement.<br />

Dit voorkomt ook dat een<br />

net normale bloedglucose<br />

zou leiden tot onvoldoende<br />

aandacht voor wel<br />

bestaande risicofactoren<br />

als roken en overgewicht.<br />

In een nevenstudie werd<br />

vastgesteld dat partners van patiënten die<br />

zijn ontdekt via screening meer zorgen hebben over de ziekte<br />

dan partners van patiënten ontdekt door diabetesklachten. Dit<br />

partnereffect verdient mogelijk meer aandacht in de begeleiding<br />

en behandeling van diabetes type 2.<br />

Erwin Klein Woolthuis studeerde Geneeskunde in Nijmegen. Hij verrichtte<br />

zijn promotieonderzoek op de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />

van het UMC St Radboud in Nijmegen. Hij is huisarts in Ede, is lid<br />

van de Diabetes Huisartsen Advies Groep (DiHAG) en is werkzaam als<br />

kaderhuisarts diabetes voor de zorggroep Gelderse Vallei.<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 33


p r o m o t i e<br />

Op 1 juli jl. promoveerde Sander Hilberink (IQ healthcare) op een<br />

onderwerp dat aansluit bij het thema van Wouter van Dijk’s disserta-<br />

Sander Hilberink<br />

Effectonderzoek van een stop-roken<br />

protocol bij rokers met COPD<br />

In zijn proefschrift ‘Smoking cessation support for COPD patients in general practice’, beschrijft Sander een<br />

effectonderzoek van een stop-roken protocol speciaal gericht op rokers met COPD. In totaal namen 68<br />

huisartspraktijken deel met 667 patiënten. Een deel van de huisartsen leverde de gebruikelijke zorg, de overige<br />

huisartsen en praktijkmedewerkers werden getraind in het toepassen van het protocol. Promotoren: Richard Grol<br />

en Hein de Vries (VUmc), copromotor: dr. Annelies Jacobs. Door: Sander Hilberink<br />

In de interventiegroep zeiden patiënten na zes maanden vaker<br />

dat ze gestopt waren met roken dan in de controlegroep (16%<br />

versus 9%). Huisartsen rapporteerden dat ze in 70 tot 80% van<br />

de gevallen de verschillende aspecten van het protocol opvolgden.<br />

Na een jaar rapporteerden meer patiënten in de interventiegroep<br />

gestopt te zijn met roken (15%) dan patiënten die de<br />

gebruikelijke zorg ontvingen (7%). Wanneer deze zelfrapportage<br />

biochemisch geverifieerd werd, daalde de effectiviteit, met<br />

stopcijfers van 8% (interventie) en 3% (gebruikelijke zorg). Dit<br />

verschil was niet significant en de effectgrootte was klein.<br />

Verandering in het ondersteunend<br />

personeel in de praktijk of<br />

ongemotiveerde medewerkers<br />

belemmerden huisartsen in het<br />

toepassen van het procol<br />

Herhaalde toepassing<br />

Een belangrijk aspect van het protocol is herhaalde toepassing<br />

zodra de patiënt terugvalt in rookgedrag. We onderzochten<br />

relaties met het opnieuw toepassen van het stop-roken protocol<br />

en bekeken welke bevorderende en belemmerende factoren voor<br />

het gebruik van het protocol ervaren werden. Naast het adviseren<br />

van nicotinevervangende middelen (30%) en het verstrekken<br />

van een educatieve videoband (43%), rapporteerden drie van<br />

34 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

tie (zie elders in dit blad): COPD en roken.<br />

de vier huisartsen dat ze de onderdelen van het protocol goed<br />

hadden opgevolgd. Drieënvijftig procent paste het protocol weer<br />

toe als de patiënt weer was gaan roken. Een deel van de huisartsen<br />

was teleurgesteld in de effectiviteit van het protocol. Dat hing<br />

samen met een negatieve houding, minder sociale steun en een<br />

lagere self-efficacy. Veranderingen in het ondersteunend personeel<br />

van de praktijk en ongemotiveerde medewerkers belemmerden<br />

de huisartsen in het toepassen van het procol. Ook het hebben van<br />

een negatieve houding, een gebrek aan sociale steun en het zich<br />

minder zelfverzekerd voelen, belemmeren de toepassing van het<br />

protocol. Een realistische verwachting met betrekking tot stoppen<br />

met roken ondersteuning, en het delegeren van deze ondersteuning<br />

naar praktijkmedewerkers is zinvol wanneer huisartsen<br />

geconfronteerd worden met gebrek aan tijd en/of zelfvertrouwen<br />

om deze begeleiding te bieden. Ook kan de roker doorverwezen<br />

worden naar meer gespecialiseerde zorginstellingen.<br />

Bescheiden verwachtingen<br />

In Nederland wordt ruim de helft van de patiënten met milde tot<br />

matige COPD behandeld in de huisartspraktijk. In lijn met de<br />

richtlijnen voor de huisartspraktijk die de nadruk leggen op stoppen<br />

met roken, biedt het protocol een instrument speciaal gericht<br />

op rokers met COPD. Het protocol verdubbelt de stopcijfers bij<br />

patiënten met COPD in de huisartspraktijk, maar de verwachtingen<br />

moeten bescheiden zijn. Het protocol kan makkelijk worden<br />

opgenomen in een stepped care benadering en patiënten kunnen,<br />

indien niet succesvol, worden verwezen naar meer gespecialiseerde<br />

zorg. Ook de praktijkondersteuner speelt hierbij een<br />

belangrijke rol.


n i e u w s<br />

Toine Lagro-Janssen neemt afscheid<br />

Als huisarts<br />

Voor een huisarts is de relatie met de patiënt een<br />

bijzondere, gebaseerd op wederzijds vertrouwen.<br />

Afscheid nemen is daarom voor beide partijen ingrijpend.<br />

Dat het druk zou worden op de receptie in Huize<br />

Heyendael, de plek waar Toine Lagro-Janssen op 20<br />

april jl. na 35 jaar afscheid nam van haar patiënten en<br />

van de huisartspraktijk die zij, samen met echtgenoot<br />

Bert Lagro, heeft opgebouwd, was wel verwacht,<br />

maar dat er aan het eind van de receptie nog steeds<br />

een rij wachtenden stond, was overweldigend. Van<br />

oud tot jong was men gekomen om Toine te bedanken<br />

voor haar zorg en vertrouwen. Haar huisartspraktijk<br />

aan de Groesbeekseweg was anderhalf jaar geleden<br />

nog maar omgevormd<br />

tot Universitair<br />

Gezondheidscentrum<br />

Heyendael en verplaatst<br />

naar het terrein van<br />

het UMC St Radboud.<br />

Tijdens de receptie was<br />

er ook gelegenheid om<br />

kennis te maken met<br />

Toine’s opvolgster,<br />

huisarts Franca Ruikes.<br />

Opvolgster Franca Ruikes<br />

Als hoogleraar<br />

Ongeveer op het moment<br />

dat u deze regels leest,<br />

neemt Toine Lagro tevens<br />

afscheid als hoogleraar<br />

Vrouwenstudies met een<br />

afscheidssymposium en<br />

afscheidscollege in de<br />

St Stevenskerk in<br />

Nijmegen. De afgelopen<br />

vijftien jaar is er binnen<br />

Vrouwenstudies onder Toine’s bezielende leiding onderzoek<br />

gedaan naar de rol van gendergerelateerde thema’s<br />

binnen de eerstelijnszorg. Haar nationaal en internationaal<br />

hooggewaardeerde onderzoeken hebben een schat aan<br />

kennis opgeleverd. Tijdens het symposium, met de alleszeggende<br />

titel Gender-Sensitive Medicine: From Science<br />

To Education And Care, werden deze onderzoeken in<br />

de schijnwerpers gezet. Toine’s afscheidscollege had als<br />

thema Gender, Gelijkheid en Geneeskunde.<br />

Toine blijft ook na dit afscheid nog actief betrokken bij<br />

het begeleiden van promovendi. Ook blijft ze als hoofd<br />

van het kennis centrum Sekse en Diversiteit in het medisch<br />

onderwijs betrokken bij het onderwijs. Tevens blijft ze als<br />

hoofd verbonden blijven aan het Centrum voor Seksueel<br />

en Familiaal geweld (SFG).<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 35


n i e u w s<br />

Eervolle benoeming<br />

Evelyn van Weel<br />

Onlangs is huisarts Evelyn van Weel-Baumgarten, ver-<br />

bonden aan de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, benoemd<br />

tot lid van de Gezondheidsraadcommissie Hoogspecialistische<br />

GGZ. Deze commissie is tot stand gekomen<br />

na een adviesaanvraag door de minister van VWS bij<br />

de Gezondheidsraad. De minister deed dat naar aanleiding<br />

van het initiatief ‘TOPGGz’ en de invoering van de<br />

prestatiebekostiging in de GGZ. Er bestaat op dit moment<br />

eenvoudigweg geen eenduidig idee over wat hoogspecialistische<br />

GGZ is of zou moeten zijn en hoe de zorg voor<br />

deze groep patiënten moet worden vormgegeven. De<br />

nieuwgevormde commissie vertegenwoordigt een breed<br />

palet aan visies over deze kwestie. Doel is consensus om<br />

tot een breed gedragen advies te komen. De commissieleden<br />

komen vooral uit de hoek van de psychiatrie, zowel<br />

universitair als uit GGZ-instellingen, en hebben allemaal<br />

hun eigen expertise, zowel wat betreft ziektebeelden als<br />

patiëntgroeperingen. Omdat de adviesaanvraag raakt aan<br />

brede vragen over de inrichting van de GGZ, en de rol<br />

van de eerste lijn hierin, vond de Gezondheidsraad het<br />

van belang ook een huisarts met expertise op het gebied<br />

van de eerstelijnszorg en de GGZ in de commissie op te<br />

nemen. De keuze viel daarbij op Evelyn van Weel. De<br />

commissie richt zich op de volgende vragen:<br />

• Wat moet worden verstaan onder hoogspecialistische<br />

GGZ? Welke functies, op het gebied van zorg en<br />

onderzoek, kunnen we hierbij onderscheiden? Wat zijn<br />

de (patiënt)kenmerken van de doelgroep van hoogspecialistische<br />

GGZ?<br />

• Wat is de huidige structuur van de hoogspecialistische<br />

GGZ?<br />

• Zijn er, met het oog op de kwaliteit van patiëntenzorg<br />

en onderzoek, aantoonbare knelpunten (en verbetermogelijkheden)<br />

voor de structuur van de hoogspecialistische<br />

GGZ ?<br />

Het lijkt duidelijk dat deze vragen niet te beantwoorden<br />

zijn zonder de structuur van alle echelons binnen de GGZ<br />

onder de loep te nemen en in beeld te brengen waar zich<br />

knelpunten voor (kunnen) doen. Het uiteindelijk advies<br />

van de commissie zou wel eens implicaties kunnen hebben<br />

voor de eerste lijn…<br />

36 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

Evelyn van Weel<br />

Tim olde Hartman<br />

deelnemer Galilei Talent Track<br />

Tim olde Hartman<br />

Tim olde Hartman is een van de zestien post docs binnen<br />

het UMC St Radboud die zijn uitverkoren om mee<br />

te doen aan de Galilei Talent Track. Olde Hartman is<br />

huisartsonderzoeker bij de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde,<br />

huisarts in Oosterhout en voorzitter van het<br />

Nijmeegs registratienetwerk voor huisartsen (NMP). De<br />

Galilei Talent Track is in het leven geroepen vanuit de<br />

gedachte dat echt talent niet alleen excelleert binnen één<br />

bepaald vakgebied, maar ook mensen aan zich weet te<br />

binden én te verbinden en het lef en de energie heeft om<br />

grenzen te verleggen. Binnen de vijfjarige Galilei Talent<br />

Track worden talenten begeleid in hun persoonlijke en<br />

professionele ontwikkeling. Elk talent krijgt daarbij een<br />

eigen interne en externe coach. Galilei Trackers stellen<br />

een persoonlijk ontwikkelingsplan op op het gebied van<br />

management, communicatie of ondernemerschap: waar<br />

sta ik nu en waar wil over vijf jaar staan? Met het Galilei<br />

Talent-programma investeert het UMC St Radboud in<br />

een bloeiende toekomst van zijn onderzoek en onderwijs.


Vijfde ZIN-bijeenkomst over<br />

MKBA in de gezondheidszorg<br />

Gert Westert Kristien Mourits<br />

Op 30 mei 2013 organiseerde de Coöperatie voor Wijkkennis<br />

voor de vijfde keer een ZIN-bijeenkomst. ZIN<br />

staat voor ZorgInnovatienetwerk Nijmegen. Het thema<br />

was dit keer ‘MKBA, een Maatschappelijke Kosten-<br />

Baten Analyse in de gezondheidszorg’. Nederland geeft<br />

jaarlijks circa 12% van het BNP uit aan gezondheidszorg.<br />

Daarmee zijn wij – na de Verenigde Staten – wereldwijd<br />

een van de koplopers in zorguitgaven. Niet voor niets<br />

wordt onze gezondheidszorg steeds vaker gemaand om<br />

niet alleen naar de opbrengsten, maar ook naar de kosten<br />

te kijken. Hierbij wordt door de eerste lijn en de openbare<br />

gezondheidszorg steeds vaker gebruik gemaakt van<br />

Maatschappelijke Kosten-Baten Analyses (MKBA). Gert<br />

Westert, een van de sprekers tijdens ZIN 5, stelt dat een<br />

MKBA vooral zinvol is als een project of maatregel grote<br />

Sylvie Lo Fo Wong en Kelsey Hegarty<br />

gevolgen heeft voor burgers of milieu of als er ernstige<br />

risico’s aan een project zijn verbonden. “Gezondheidszorg<br />

zou MKBA’s moeten omarmen”, aldus Gert Westert.<br />

Kristien Mourits besprak een MKBA aan de hand van<br />

de Hatert-case. Hatert is een Nijmeegse ‘probleemwijk’<br />

waar allerlei activiteiten zijn ontwikkeld met als doel er<br />

een ‘prachtwijk’ van te maken. Dat is weliswaar gelukt,<br />

maar het is moeilijk aan te tonen met een MKBA. Oorzaken<br />

daarvan kunnen zijn dat een MKBA misschien niet<br />

geschikt is voor de procesuitkomsten en dat het moeilijk<br />

is om heel het systeem van activiteiten, projecten en<br />

initiatieven in kaart te brengen, of … dat in Hatert de<br />

kosten-batenanalyse te vroeg is ingezet.<br />

Op www.koplopers.org vindt u meer informatie over<br />

deze bijeenkomst.<br />

‘MeMoSA: The Dutch experience’ Werkbezoek Melbourne<br />

In mei van dit jaar was Sylvie Lo Fo Wong op werkbezoek<br />

bij de University of Melbourne, op uitnodiging van<br />

Kelsey Hegarty. In een seminar van de afdeling presenteerde<br />

Syvie de eerste resultaten van de MeMoSA Rotterdam<br />

studie. Die studie gaat over de nieuwe interventie<br />

met mentormoederhulp aan moeilijk bereikbare slachtoffers<br />

van partnergeweld. Er was veel belangstelling voor<br />

de studieresultaten. Het seminar werd bijgewoond door<br />

PhD studenten die ook onderzoek deden naar interventies<br />

bij partnergeweld bij Kelsey Hegarty en Angela Taft van<br />

de LaTrobe University in Melbourne.<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 37


o n d e r w i j s<br />

Elective course Eerstelijnsgeneeskunde<br />

Meer dan een specialiteit<br />

In de zomer van 2009 werd het idee van een elective course eerstelijnsgeneeskunde geboren<br />

en direct met veel enthousiasme begroet. Doel van deze mastercursus is geïnteresseerde<br />

studenten de kans te geven zich te verdiepen in belangrijke aspecten van de eerstelijnsgeneeskunde.<br />

Door: Toine Lagro-Janssen, coördinator<br />

Met enthousiaste presentaties is de<br />

ECPC 2013, Elective Course Primary<br />

Care, op woensdag 5 Juni afgesloten.<br />

Het thema was dit jaar ‘Meer dan een<br />

specialiteit’. De cursus wil studenten<br />

al vroeg in hun studie bekend maken<br />

met het onderzoek dat bij onze afdeling<br />

Eerstelijnsgneeskunde plaatsvindt en de<br />

cursus wil onderzoek en praktijk met<br />

elkaar verbinden. Op vijf woensdagavonden<br />

van 17.00 tot 20.30 uur hebben<br />

twaalf studenten zich kunnen verdiepen<br />

in diverse aspecten van primary care:<br />

38 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

De groep ECPC 2013 met rechts begeleiders, Jan Lavrijsen,<br />

Toine Lagro en Ron Hameleers (vlnr)<br />

van de kliniek van de eerste lijn, communicatie<br />

bij verstandelijk beperkten tot<br />

contextuele en narratieve geneeskunde.<br />

En ook het thema ‘als genezen niet<br />

meer kan’ werd niet geschuwd. Van het<br />

aanbod om een dag mee te kijken in de<br />

praktijk werd gretig gebruik gemaakt<br />

Dit alles moest uitmonden in eindpresentaties,<br />

en dat deden de studenten op<br />

een geweldig fraaie en creatieve manier.<br />

Onderwerpen als de laatste levensfase,<br />

de E-patiënt, de neus als diagnosticum,<br />

tolkenvergoeding, burnout bij huisartsen,<br />

probleemgedrag in het verpleeghuis,<br />

een gemiste diagnose, EBM<br />

versus patiënt centered care, euthanasie,<br />

en het champagnetoren model werden<br />

vol verve en ook prima naar inhoud<br />

gepresenteerd. De cursus werd door de<br />

studentes gemiddeld met een 8 gewaardeerd.<br />

Met een toespraak, een fles wijn en<br />

een certificaat werd de cursus feestelijk<br />

afgesloten. Volgend jaar weer!


o n d e r z o e k<br />

Pagode-studie<br />

Herkenbaar?<br />

Daar zit ze weer, de patiënt bij wie u al meerdere jaren met ernstige inspanningen de bloeddruk tracht te verlagen.<br />

Aanvankelijk leek het wel goed te gaan, die combinatie van uitgebreide leefstijladviezen en heuse pillen, maar toch<br />

daalt de bloeddruk maar niet naar het niveau met de meeste gezondheidswinst of waar uw zorggroep van gaat<br />

juichen. U twijfelt of u er nog een pil bij moet geven (dat is ook weer zo wat), misschien twijfelt u ook aan de<br />

therapietrouw. Of zou misschien een onderliggende aandoening de oorzaak zijn van deze aanhoudende<br />

hypertensie? In al deze gevallen zou het zomaar kunnen dat u meer wilt weten over de PAGODE studie.<br />

Van essentiële hypertensie naar primair hyperaldosteronisme…<br />

In het PAGODE-onderzoek (Primary Aldosteronism in General<br />

practice: Organ Damage, Epidemiology and treatment) willen<br />

we nagaan of het zin heeft om bij het opstellen van een cardiovasculair<br />

risicoprofiel bij een patiënt met nieuw ontdekte hypertensie<br />

door middel van een bloedtest (de aldosteron-renine ratio)<br />

te screenen op de aanwezigheid van primair hyperaldosteronisme<br />

(PHA). PHA is een aandoening die vaak pas wordt gesteld wanneer<br />

hypertensie resistent blijkt voor reguliere behandeling. En<br />

dat is zonde, want de prognose van patiënten met PHA is slechter<br />

dan van mensen met essentiële hypertensie én afhankelijk van de<br />

oorzaak kan een operatie de bloeddruk volledig normaliseren.<br />

Afhankelijk van de oorzaak kan<br />

een operatie de hypertensie<br />

volledig doen verdwijnen<br />

...naar zorg op maat<br />

Hoewel voorheen gedacht werd dat PHA een zeldzame aandoening<br />

is, suggereert buitenlands onderzoek dat wel 10% van alle<br />

Onderzoekers Mark van der Wel en Sabine Käyser<br />

patiënten met hypertensie in de eerste lijn PHA heeft. De vraag<br />

is of dat in de Nederlandse huisartspopulatie ook zo is. Met het<br />

PAGODE-onderzoek probeert aiotho* Sabine Käyser samen met<br />

huisarts-onderzoeker Mark van der Wel en internist Jaap Deinum<br />

deze vraag te beantwoorden. Hiermee kan de zorg voor patiënten<br />

met hypertensie, al gedurende het diagnostisch traject, meer op<br />

maat van de patiënt gesneden worden<br />

Wilt u meedoen?<br />

Praktijken die hun laboratoriumonderzoek laten doen bij de Stichting<br />

Huisartsenlaboratorium Oost (SHO) krijgen binnenkort per<br />

post een uitnodiging om deel te nemen aan het PAGODE-onderzoek.<br />

We hopen van harte dat we ook in uw praktijk welkom zijn<br />

om uitleg te geven over de studie, de procedure en de opbrengst<br />

voor uw praktijk en uw patiënten.<br />

Nieuwsgierig geworden? Neem alvast een<br />

kijkje op de PAGODE-website:<br />

www.pagodestudy.com<br />

* Een aiotho is een arts in opleiding tot<br />

huisarts-onderzoeker.<br />

Sabine Käyser combineert haar opleiding tot<br />

huisarts met een promotieonderzoek.<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 39


a f s c h e i d<br />

Marianne Oudenhuizen en Margriet Straver<br />

Afscheid van twee Rotterdamse kanjers<br />

Begin 2013 namen twee ‘backoffice coryfeeën’ afscheid van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde:<br />

Marianne Oudenhuizen en Margriet Straver. Toevalligerwijs zijn ze allebei afkomstig uit Rotterdam en al<br />

sinds jaar en dag verbonden aan onze afdeling, in het bijzonder Vrouwenstudies Medische Wetenschappen.<br />

Een terugblik.<br />

Marianne Oudenhuizen: “In 1992 begon ik als part-time<br />

secretaresse bij de toenmalige afdeling Huisartsgeneeskunde.<br />

Ik werkte 20 uur per week voor verschillende<br />

projecten, zoals het Nijmeegse registratienetwerk voor<br />

huisartsen (CMR/NMP) en voor de vervolgopleiding<br />

huisartsgeneeskunde. Toen er een leerstoel Vrouwenstudies<br />

Medische Wetenschappen werd ingesteld met Toine<br />

Lagro-Janssen als hoogleraar, ging ik 0,5 fte voor haar<br />

werken als secretaresse. Maar ik ambieerde een fulltime<br />

aanstelling. In 1996 werd Carla Frederiks benoemd als<br />

hoogleraar Verplegingswetenschap binnen de afdeling<br />

Huisartsgeneeskunde en ging ik ook voor haar werken.<br />

Een prachtige uitdaging om voor twee vrouwelijke hoogleraren<br />

werkzaam te zijn.”<br />

40 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

M&M, Margriet (l) en Marianne<br />

Margriet Straver: “In 2002 ben ik begonnen bij het project<br />

van huisarts Sylvie Lo Fo Wong met een onderzoek<br />

naar de rol van de huisarts bij partnergeweld. Dit project<br />

speelde zich vooral af in Rotterdam en omgeving. Speerpunt<br />

van mijn werk was het aanmoedigen van huisartsen<br />

om vrouwen die partnergeweld (hadden) ondervonden<br />

voor het project aan te melden. Het project had uiteindelijk<br />

ten doel aanbevelingen te formuleren voor huisartsen,<br />

zodat zij partnergeweld tijdig op het spoor komen.<br />

Aan huisartsen en POH-ers werden cursussen gegevens<br />

over het vroege signaleren van huiselijk geweld en hoe<br />

hiermee om te gaan. Mijn rol in het onderzoeksproject<br />

was het interviewen van vrouwen die partnergeweld hadden<br />

meegemaakt. Later werd ik ingezet bij het zogeheten


Memosa-project (MEntorMOeders voor Steun en Advies)<br />

in Rotterdam en Nijmegen, met Gert-Jan Prosman en<br />

Maartje Loeffen als onderzoekers. Dit project richt zich op<br />

moeders die slachtoffer zijn van partnergeweld. Zij kunnen<br />

door de huisarts worden verwezen naar een mentormoeder:<br />

een semiprofessionele hulpverlener, meestal zelf<br />

moeder en getraind in het begeleiden van deze groep<br />

vrouwen.”<br />

Marianne Oudenhuizen: “Ik heb twee secretariaten op<br />

poten gezet, bij Vrouwenstudies en Verplegingswetenschappen,<br />

en heb twee oraties mee mogen organiseren.<br />

In 2000 ging Carla Frederiks met emeritaat. Ik heb toen<br />

haar afscheidscollege mee georganiseerd, evenals de<br />

oratie van haar opvolger, Theo van Achterberg. De leerstoel<br />

Vrouwenstudies Medische Wetenschappen groeide<br />

snel, ook internationaal zodat Toine Lagro steeds meer<br />

ondersteuning nodig had. Ik koos er toen voor om als<br />

haar persoonlijke secretaresse te gaan werken, niet in de<br />

laatste plaats omdat haar onderzoek ‘Sekseverschillen<br />

in ziekte en gezondheid’ en verwante onderwerpen over<br />

vrouwenkwesties mij bijzonder aanspraken.”<br />

Margriet Straver: “Sinds 2005 werkte ik veel samen met<br />

Marianne Schoevers, die in 2011 promoveerde op haar<br />

onderzoek naar gezondheidsproblemen bij (migranten)<br />

vrouwen zonder verblijfsvergunning. Deze ‘vrouwen zonder<br />

papieren’ waren bijna nooit verzekerd voor ziektekosten.<br />

Marianne en ik zijn stad en land afgereisd om deze<br />

vrouwen op te zoeken, te interviewen en te onderzoeken.<br />

Twee Rotterdamse moppies bij hun ‘afscheidsrede’ in Huize Heyendael<br />

De vrouwen die meewerkten, kregen van ons een medisch<br />

paspoort en we probeerden voor hen een huisarts<br />

te vinden. Het was een geweldige ervaring, zowel positief<br />

als negatief. Zoveel verdriet en angst, zoveel schaamte<br />

van mijn kant over mijn eigen klaaggedrag als er eens<br />

iets tegenzat en over het trage beleid van de IND. Een<br />

ander project was het evaluatieonderzoek naar de hulp<br />

van wijkverpleegkundigen bij urine-incontinentie. Ook<br />

was ik eens per maand simulatiepatiënt in het medisch<br />

onderwijs, het blok CKO7v, waarin ik een vrouw met seksueel<br />

misbruik in de voorgeschiedenis speelde. Het was<br />

een interessante en afwisselende baan, maar nu is het<br />

tijd voor andere dingen.”<br />

MO: “Het enthousiasme waarmee Toine Lagro invulling<br />

gaf aan haar hoogleraarschap Vrouwenstudies vond ik<br />

heel inspirerend. Ik herinner me prachtige momenten,<br />

onder meer toen zij in 2007 werd geridderd tot Officier in<br />

de Orde van Oranje Nassau. In datzelfde jaar won ze met<br />

het docententeam ‘Seksespecifieke geneeskunde in het<br />

medisch onderwijscurriculum’ de Universitaire Onderwijsprijs.<br />

Het was ook erg plezierig om met mijn kamergenoot<br />

Margriet Straver samen te werken. We zijn allebei geboren<br />

en getogen in Rotterdam, dus klikte het meteen. Maar<br />

ook met de andere collega’s van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />

heb ik heel fijn samengewerkt. Gelukkig zal<br />

ik de meesten nog regelmatig tegenkomen. Ik ben echt<br />

trots dat ik een steentje heb mogen bijdragen aan de<br />

boeiende en belangrijke leerstoel van hoogleraar Toine<br />

Lagro-Janssen!”<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 41


o u d e r e n g e n e e s k u n d e<br />

Inspiratie in de ouderenzorg, in verpleeghuizen,<br />

zorgcentra of thuis<br />

Practice en evidence based projecten<br />

op UKON-symposium<br />

Hoe moet de zorg in verpleeghuizen eruit gaan zien? Kan die zorg ook thuis<br />

gegeven worden en hoe dan? Of is een kleinschalige woonomgeving de<br />

oplossing? Springlevende projecten werden er op 10 april j.l. gepresenteerd<br />

tijdens het jubileumsymposium van UKON-zorgorganisaties*. Zelfs wij, als<br />

organisatoren van het symposium, waren onder de indruk van de gebundelde<br />

innovatieve kracht. We nemen u mee naar een caleidoscoop van verbeteringen<br />

in de zorg, die in elke setting relevant zijn.<br />

Door: Els Derksen en Anke Persoon<br />

Na de opening van het symposium door Raymond<br />

Koopmans, hoogleraar ouderengeneeskunde en UKONvoorzitter,<br />

volgden drie filmpjes over zorginnovaties. De<br />

film van MemorieCare van SVRZ (Zeeland) laat zien hoe<br />

activiteiten en het gebruik van bepaalde materialen de<br />

medewerkers van een verpleeghuis, maar ook familieleden<br />

en andere bezoekers, helpen om contact te maken<br />

met bewoners. De indrukwekkende videofilm over De<br />

Kloosterhoeve van De Riethorst Stromenland (Geertruidenberg)<br />

laat zien hoe patiënten met de ziekte van<br />

Huntington er kleinschalig wonen Het derde filmpje, over<br />

42 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

het Lolly-project, heeft al een landelijke zorgprijs mogen<br />

ontvangen. Het laat zien hoe een verzorgende uit De<br />

Waalboog (Nijmegen) een lolly gebruikt als therapie voor<br />

mensen met frontotemporale dementie en met onrustig<br />

gedrag.<br />

Vervolgens gaf gastspreker Rose-Marie Dröes, hoog-<br />

leraar Psychosociale Hulpverlening voor mensen met<br />

dementie (VUmc), een gedegen overzicht van het<br />

onderzoek naar effectieve psychosociale interventies. Ze<br />

concludeerde dat interventies een aantoonbaar effect heb


en, mits er aandacht is voor de individuele beleving en<br />

behoeften van mensen met dementie en voor de draagkracht<br />

van de mantelzorger.<br />

Daarna nam Debby Gerritsen, psycholoog en senioronderzoeker<br />

bij het UKON, ons mee in de wereld van<br />

Dementie in Films. Welk beeld schotelen bioscoopfilms<br />

het grote publiek voor van dementie? Komt dit overeen<br />

met het beeld dat de zorgverleners in de zaal hebben? De<br />

fragmenten uit de films ‘Iris’, ‘Away from Here’ en ‘The<br />

Iron Lady’ over het leven van Margareth Thatcher maakten<br />

de stemmen los. De meeste deelnemers reageerden als<br />

professional, maar opvallend veel mensen in de zaal hadden<br />

ook ervaring als (klein)kind of partner van iemand<br />

met dementie. De films die Gerritsen voor dit project<br />

van Alzheimer Nederland heeft geanalyseerd, vindt u op<br />

www.ukonnetwerk.nl.<br />

UKON-markt en UKON-uniek prijs<br />

Tijdens de lunch was er tijd voor enkele soms ludieke<br />

presentaties, zoals ‘Innoverend bouwen; ondervoeding,<br />

wat nu?; De Sekskoffer; Bureau Welzijn; Kwartetspel<br />

De-Men(s)-Zie(n); Bordspel Participatie in de zorg en<br />

Dagbesteding voor jonge mensen met Dementie. Een jury,<br />

samengesteld uit deelnemers aan het symposium, bepaalde<br />

welk project de UKON-uniek prijs kreeg toebedeeld.<br />

De Sekskoffer van Archipel (Nathalie Huitema, Archipel)<br />

kwam als eerste uit de bus, omdat het, in de woorden<br />

van de jury, taboe doorbrekend en vernieuwend is. De<br />

Sekskoffer is een map voor zorgteams in verpleeghuizen<br />

met daarin informatie over seksualiteit bij ouderen en bij<br />

verschillende ziektebeelden. Met de inhoud van de koffer<br />

leert men om dit onderwerp gemakkelijker met bewoners<br />

en familieleden te bespreken. De tweede prijs ging naar<br />

Into D‘mentia van De Wever; de derde prijs naar Participatie<br />

in de zorg van De Zorggroep.<br />

Middagprogramma<br />

Het middagprogramma bestond uit vijftien presentaties en<br />

vijf workshops met een keur aan onderwerpen en projecten.<br />

Zie de website www.ukonnetwerk.nl voor alle powerpointpresentaties<br />

en documenten. Hierbij enkele highlights.<br />

Ter voorbereiding op het feit dat de financiering van de geriatrische<br />

revalidatie in 2013 is overgegaan van de AWBZ<br />

naar de ZVW en nu dus een DBC-financiering kent, heeft<br />

verpleeghuis De Zorgboog een zorgprogramma ontwikkeld<br />

waarin neurorevalidatie, cognitieve revalidatie en het therapeutisch<br />

klimaat centraal staan. Dit zorgprogramma zal<br />

eind 2013 verder vorm krijgen in hun zorghotel. Onderdeel<br />

van het zorgprogramma is het creëren van een multidisciplinair<br />

therapeutisch klimaat, zoals De Riethorst Stromenland<br />

(Geertruidenberg) dat doet voor haar CVA-patiënten.<br />

Ben Jansen, psycholoog bij zorgcentrum De Wever (Tilburg),<br />

betoogde hoe je door in de leefwereld van mensen<br />

met dementie te stappen, de empathie en omgang met<br />

mensen met dementie verbetert. Daarom is Into D’mentia<br />

ontwikkeld, een simulatietraining waarin mensen kunnen ervaren<br />

hoe het is om dement te zijn. Op www.intodmentia.nl<br />

is te lezen dat ook zorgorganisaties, bedrijven en overheden<br />

hiervan gebruik kunnen maken.<br />

Jan Lavrijsen en Conny Span, onderzoekers aan het UMC<br />

St Radboud, brachten de werkelijkheid binnen de langdurige<br />

zorg indringend in beeld. Zij daagden de deelnemers<br />

uit om mee te denken over de dilemma’s in de langetermijnzorg<br />

voor jonge mensen met ernstig hersenletsel.<br />

In een workshop lieten zorgverleners van verpleeghuis<br />

Archipel (Eindhoven) zien hoe zij omgaan met agressief<br />

gedrag van kwetsbare cliënten of dat proberen te voorkomen.<br />

De Archipel verzorgt ook een basistraining van 3 x 3<br />

uur en een trainersopleiding voor zorgteams.<br />

Fingerfood, een heel nieuw fenomeen, kan een uitkomst<br />

zijn wanneer mensen met dementie bepaalde voorwerpen,<br />

zoals bestek, niet meer herkennen. Door hen eten aan te<br />

bieden dat ze met hun vingers kunnen eten, blijven ze<br />

langer zelfredzaam. Bianca Buijck, onderzoeker bij SVRZ<br />

en de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, vertelde over de<br />

eerste positieve ervaringen van SVRZ met Fingerfood. De<br />

deelnemers aan deze workshop werden ook zelf een keer<br />

geholpen met eten; dat bleek een bijzondere ervaring!<br />

*UKON staat voor Universitair Kennisnetwerk Ouderen Nijmegen<br />

en is een netwerk van 13 (grote) zorgorganisaties (verpleeghuis,<br />

verzorgingshuis en thuiszorg) en de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />

van het UMC St Radboud.<br />

Zie ook www.ukonnetwerk.nl<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 43


k i j k i n d e b r a z i l i a a n s e k e u k e n<br />

De eerstelijnszorg in<br />

Brazilië<br />

In mei was huisarts Kees van Boven, huisartsonderzoeker en registratiedeskundige bij<br />

de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, in Brazilië en keek daar rond hoe de eerstelijnszorg<br />

is geregeld. En hij vertelde hoe het er in Nederland aan toe gaat. Met natuurlijk ook<br />

aandacht voor zijn eigen specialisme: de registratie in de huisartspraktijk. maar ook<br />

interessante verschillen.<br />

Rio de Janeiro<br />

Door: Kees van Boven<br />

De eerste ochtend werd ik door Nulvio Lermen Junior, de<br />

voorzitter van de wetenschappelijke Braziliaanse huisartsenvereniging<br />

opgehaald. Samen met twee van zijn medewerkers<br />

bezochten we drie medische units in verschillende wijken in<br />

Rio de Janeiro. De opzet van de drie units is hetzelfde: per<br />

2500-3000 patiënten is er een team van een huisarts, een of twee<br />

verpleegsters en per 500 patiënten één gezondheidswerker. Het<br />

aantal teams in een zorgunit verschilt per wijk. De eerste unit<br />

in een middenklassewijk bestond uit vier teams, het team in de<br />

beruchtste favela (achterbuurt) uit dertien teams. Op deze units<br />

44 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

werken ook huisartsen in opleiding, de residents. Deze artsen<br />

worden begeleid door de senior huisartsen, de tutoren. De tutor<br />

heeft twee tot vier artsen in opleiding onder zijn of haar hoede.<br />

De opleiding, de staf en de huisartsen die in de medische units<br />

werken, worden betaald door de lokale overheid. De staf is<br />

klein, maar doet hier in principe hetzelfde als de staf van de beroepsopleiding<br />

in Nederland. De huisartsen in opleiding hebben<br />

een dag per week cursorisch onderwijs en/of moeten zelf deze<br />

dag gebruiken om hun kennis bij te spijkeren. De huisartsen<br />

doen hier in feite alles behalve de bevalling. Vroedvrouwen als<br />

eerstelijnwerkers kennen ze hier niet.


Hypermoderne voorzieningen<br />

Belo Horizonte, ICPC-coderen<br />

De coöperatie Unimed bestaat uit een paar duizend specialisten<br />

en twaalf (!) huisartsen die in de privésector zorg<br />

aanbieden. De cliënten kunnen zorg (health plan) inkopen.<br />

Dit project met huisartsenzorg in de eerste lijn in de privésector<br />

is volkomen nieuw. Iedereen in Brazilië volgt dit<br />

met grote belangstelling. Deze pilot binnen Unimed heeft<br />

als doel dat ‘huisartsenzorg’ in de privésector de toegang<br />

gaat worden naar de tweedelijnszorg in de privésector.<br />

Binnen dit project gaat de huisarts dus als poortwachter<br />

optreden. Unimed heeft ook contracten met een aantal<br />

ziekenhuizen. De cliënt die bij hen verzekerd is wordt zo<br />

nodig in één van die ziekenhuizen opgenomen. Het bijzondere<br />

is dat niet alleen huisartsen maar ook specialisten<br />

die in deze eerstelijnsklinieken werken de ICPC-codering<br />

hanteren. Het gebruik van de ICPC maakt het mogelijk<br />

om te laten zien welke diagnosen er gesteld worden,<br />

wat de redenen voor komst zijn en wat de artsen doen<br />

(verwijzen, diagnostiek etc.). Men maakt gebruik van een<br />

Portugees Huisartsinformatiesysteem (Medicine One) dat<br />

net zoals de Nederlandse systemen episodes construeert.<br />

Cutitiba<br />

In Curitiba was een bijeenkomst met ongeveer 600 artsen en<br />

beleidsmakers waar veel gediscussieerd werd en waar ik een<br />

verhaal heb gehouden over de Nederlandse zorg waarbij de<br />

inhoud van de voordracht met name de toegankelijkheid van<br />

de eerste lijn betrof. Nederland wordt in Brazilië beschouwd<br />

als het walhalla van de eerste lijn en dat is het eigenlijk<br />

ook, zeker als je dat vergelijkt met de organisatie van de<br />

eerste lijn in Brazilië. De universiteit in Cutitiba is bezig de<br />

opleiding te veranderen: er moet veel meer aandacht komen<br />

voor de eerste lijn en voor de inbreng van de eerste lijn in de<br />

opleiding. Wat nog ontbreekt is een kader.<br />

Er was ook tijd voor ontspanning voor<br />

Kees van Boven (tweede van rechts)<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013 45


Sao Paulo<br />

In Sao Paulo trof ik een zeer geïnteresseerd publiek: huisartsen<br />

in opleiding en hun opleiders. Mijn presentatie ging<br />

over vooraf-achteraf kansen en klinische competenties.<br />

Er was een goede internetverbinding zodat we mooi onze<br />

eigen programma’s konden laten zien (de top 20 van aandoeningen<br />

en ons registratiesysteem TransHis). We spraken<br />

lang over de prachtige data en over de mogelijkheden<br />

om de huisartsenzorg en opleiding te veranderen. Wat mij<br />

opviel is dat bijna alle gemotiveerde en goede ‘huisartsen’<br />

het management induiken. Binnen de gezondheidszorg<br />

geeft dat nu eenmaal een hogere status. Niet bepaald een<br />

goed voorbeeld voor de toekomstige huisartsen…<br />

Mijn bezoek sloot ik af met twee presentaties, een over<br />

de financiering van de gezondheidszorg in Nederland en<br />

de huisartsenopleiding in Nijmegen en een presentatie<br />

over het gebruik van de ICPC-codering. Hier lijkt een<br />

basis voor samenwerking met Nijmegen te liggen: veel<br />

onderzoekers willen graag een registratieproject starten.<br />

Daarnaast had ik een informerende bijeenkomst met veel<br />

vragen over het werk van de Nederlandse huisarts en de<br />

organisatie van onze gezondheidszorg.<br />

Als ambassadeur van onze afdeling heb ik de bijdrage van<br />

onze afdeling aan het onderwijs mooi in beeld kunnen<br />

brengen. Brazilië wordt door veel ontwikkelingslanden als<br />

een succesvol voorbeeld gezien voor het opzetten van de<br />

publieke gezondheidszorg. Inmiddels is men hier aan een<br />

nieuwe stap toe: er zijn grote veranderingen in de Braziliaanse<br />

gezondheidszorg op komst die belangrijk kunnen<br />

zijn voor de ontwikkeling van de eerstelijnszorg. Hoe dat<br />

zal uitpakken voor de huisartsenzorg is nog onduidelijk.<br />

De wens is duidelijk: iedereen in Brazilië moet goede<br />

huisartsenzorg krijgen!<br />

46 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

a g e n d a<br />

Woensdag 11 oktober<br />

Holthurnschehof, Berg en Dal<br />

17.00 uur<br />

Afscheid Ben Bottema<br />

Op 11 oktober neemt Ben Bottema<br />

afscheid als hoofd van de unit Eerstelijns<br />

Vervolgopleidingen bij de afdeling<br />

Eerstelijnsgeneeskunde. In een volgende<br />

<strong>Lijn</strong> 1 kijkt hij terug op zijn carrière, maar<br />

gunt ons vooral een blik op de toekomst<br />

van de Nijmeegse Eerstelijnsvervolgopleiding.<br />

Hij doet dat samen met<br />

zijn opvolgster Nynke Scherpbier. Een<br />

dubbelinterview dus.


a g e n d a<br />

Maandag 23 september 2013<br />

Opening Academisch Zorgjaar<br />

2012 in UGC Heyendael<br />

Hippocrateszaal,<br />

UMC St Radboud<br />

15.00 uur<br />

Dinsdag 1 oktober 2013<br />

Vierde Berg en Dal-conferentie<br />

Hotel Erica, Berg en Dal<br />

vanaf 9.30 uur<br />

De patiënt draait door<br />

en is de sleutel tot…<br />

Na drie succesvolle eerdere<br />

edities, wat onder andere resulteerde<br />

in de oprichting van<br />

de Coöperatie voor Wijkkennis,<br />

organiseert de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />

op dinsdag<br />

1 oktober a.s. alweer de vierde<br />

Berg-en-Dalconferentie.<br />

Terug naar waar het om gaat:<br />

de patiënt.<br />

Rubik’s kubus<br />

Citaat uit de vooraankondiging:<br />

“Hoe kunnen wij het beter doen<br />

dan alle anderen die de patiënt<br />

ook centraal stellen? Iedereen<br />

Wie zal het een zorg zijn?<br />

Ontwikkelingen in het<br />

denken over geweld als<br />

maatschappelijk probleem<br />

kent Rubik’s kubus; door te<br />

draaien aan de vlakken wordt de<br />

kubus opgelost. De vlakken van<br />

de kubus staan voor (onderdelen<br />

van) de zorg. De patiënt en zijn/<br />

haar verhalen staan centraal. De<br />

diverse vlakken bewegen nooit<br />

onafhankelijk van elkaar, maar<br />

hebben altijd invloed op elkaar.<br />

De patiënt draait zelf ook actief.<br />

Dat is zoals wij de patiënt zien:<br />

écht centraal, als ‘organiserend<br />

principe’, als één geheel, als<br />

partner, als sleutel naar goede en<br />

duurzame zorg.”<br />

Berg en Dal wordt een werkconferentie<br />

met de nadruk op werk<br />

en veel ruimte voor dynamiek<br />

en interactie. De plenaire sessies<br />

zijn kort. Aan bod komen de resultaten<br />

van de Coöperatie voor<br />

Wijkkennis, een voor Nederland<br />

uniek samenwerkingsverband<br />

van diverse partijen gericht op<br />

de ontwikkeling en verspreiding<br />

van kennis over integrale zorg in<br />

Maandag 23 september wordt<br />

het Academisch Zorgjaar geopend<br />

in een bijeenkomst georganiseerd<br />

door de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde,<br />

samen met het<br />

Universitair Gezondheids Centrum<br />

Heyendael (UGC ). Dit jaar is<br />

het thema: Ontwikkelingen in<br />

het denken over geweld als<br />

maatschappelijk probleem. Wie<br />

zal het een zorg zijn? Spreker<br />

is Renée Römkens, directeurbestuurder<br />

van Atria, het kennisinstituut<br />

voor emancipatie en<br />

vrouwengeschiedenis.<br />

de eerste lijn. Vooraanstaande<br />

sprekers belichten de thematiek<br />

vanuit onverwachte hoek met<br />

veel ruimte voor inbreng van de<br />

patiënt zelf. Die inbreng is ook<br />

terug te vinden in de workshops,<br />

waarbij de verhalen van de patiënt<br />

leidend zijn.<br />

Praktische informatie<br />

Berg en Dal 4 is deze keer gepland<br />

op één dag. Op dinsdag 1 oktober<br />

2013 van 09.30 – 19.00 uur, in<br />

hotel Erica in Berg en Dal. Het<br />

avondprogramma is facultatief.<br />

LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juni 2013 47


a g e n d a<br />

Vanaf najaar 2013<br />

Mastercursus public health voor huisartsen<br />

• Zes dagdelen, ‘s woensdags van<br />

15.00 - 19.00 uur (najaar 2013 - voorjaar<br />

2014)<br />

• Op verschillende locaties in Noord-Brabant<br />

• 4 x 4 uur zelfstudie, 20-40 uur uitwerken<br />

projectvoorstellen.<br />

• Cursuskosten E 995,--<br />

Toelichting<br />

Huisartsen en andere eerstelijns professionals<br />

spelen een beperkte rol in de publieke gezondheidszorg<br />

(public health). Wilt u daar verandering<br />

in brengen? In samenwerking met de GGD<br />

Academy en de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde<br />

(Alfons Olde Loohuis) organiseert PAO Heyendael<br />

vanaf september 2013 een Mastercursus public<br />

health voor huisartsen en andere professionals<br />

in de eerste lijn. Deze cursus brengt u op de<br />

hoogte van de laatste ontwikkelingen op het<br />

gebied van public health, op het raakvlak met de<br />

eerste lijn. Er zijn zes vakinhoudelijke dagdeelbijeenkomsten<br />

met als thema’s (o.a.): wijkgericht<br />

werken, samenwerking rondom kwetsbare groepen,<br />

de revival van infectieziekten en ‘de nieuwe<br />

GGZ’. Het bijzondere is dat u daarnaast met een<br />

coach (‘maatje’) werkt aan een klein innovatief<br />

verbeterplan in uw directe werkomgeving, op<br />

een van de public health-thema’s. De hieruit<br />

voortvloeiende voorstellen worden ter publicatie<br />

aangeboden aan H&W en Medisch Contact. Het<br />

project dat als beste wordt beoordeeld, wordt<br />

beschreven in <strong>Lijn</strong> 1.<br />

Voor meer informatie en aanmelding gaat u naar<br />

www.ggdacademy.nl of www.paoheyendael.nl<br />

48 LIJN 1 jaargang 11 | nr. 2 | juli 2013<br />

c o l o f o n<br />

<strong>Lijn</strong> 1 is een gezamenlijk periodiek van de afdelingen Eerste-<br />

lijnsgeneeskunde en IQ healthcare van het UMC St Radboud<br />

Nijmegen, in samenwerking met het netwerk Nijmeegse<br />

Universitaire Huisartspraktijken (NUHP). Het magazine<br />

verschijnt vier keer per jaar.<br />

Hoofd- / eindredactie Willem van Gerwen<br />

Redactiecoördinatie Wilma van der Weijden, Myriam Kassies,<br />

Brigitte van Dijk<br />

Redactiecommissie Alfons OldeLoohuis, Jan van Lieshout,<br />

Marjolein van de Pol<br />

Redactie-adres 117 ELG, Postbus 9101,<br />

6500 HB Nijmegen<br />

Tel 024-361 37 36<br />

Fax 024-354 18 62<br />

E-mail <strong>Lijn</strong>1@elg.umcn.nl<br />

Internet<br />

Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde www.umcn.nl/elg<br />

Vervolgopleiding tot huisarts (Voha) www.voha.nl<br />

IQ healthcare www.iqhealthcare.nl<br />

Netwerk Academische Huisartspraktijken CMR NMP<br />

www.nmpnijmegen.nl<br />

Netwerk Universitaire Huisartspraktijken Nijmegen (NUHP)<br />

www.umcn.nl/nuhp<br />

Koplopers www.koplopers.org<br />

Vormgeving Bureau Ketel, Nijmegen<br />

Druk Drukkerij Efficiënt, Nijmegen<br />

Oplage 1800<br />

Het volgend nummer van <strong>Lijn</strong> 1 verschijnt in de herfst van 2013

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!