14.09.2013 Views

de aansprakelijkheid van bestuurders na feitelijke insolventie.

de aansprakelijkheid van bestuurders na feitelijke insolventie.

de aansprakelijkheid van bestuurders na feitelijke insolventie.

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

TvI 2002/4, p. 197-205<br />

* Met dank aan A.P. <strong>van</strong> Meel RA.<br />

L.J. <strong>van</strong> Eeghen *<br />

DE AANSPRAKELIJKHEID VAN BESTUURDERS NA FEITELIJKE<br />

INSOLVENTIE.<br />

SOBI/HURKS II; LUNDERSTÄDT/ KOK; SAMENLOOP; 3:277 BW, ART.1 1 E PROT. EVRM; NADEEL EN<br />

VERRIJKING 51F LID 3.<br />

Naar aanleiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘<strong>de</strong>cember arresten’, Sobi/Hurks II (HR 21 <strong>de</strong>cember<br />

2001, RvdW 2001, 6 1 ) en Lun<strong>de</strong>rstädt/Kok (HR 21 <strong>de</strong>cember 2001, RvdW 2001, 7)<br />

wor<strong>de</strong>n twee vragen <strong>na</strong><strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> loep genomen. Wanneer is <strong>feitelijke</strong><br />

<strong>insolventie</strong> toerekenbaar aan bestuur<strong>de</strong>rs? Zien vor<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> individuele<br />

crediteuren wel op an<strong>de</strong>re scha<strong>de</strong> dan <strong>de</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>lingvor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> curator?<br />

1. Inleiding.<br />

Heel even kijken Richard III en zijn adjudant elkaar aan. Ze weten het: <strong>de</strong> slachting is<br />

nog maar net goed begonnen, maar ze zijn kansloos ingesloten door <strong>de</strong> vijand. Met<br />

Richard’s koninkrijk is het gedaan. Uit <strong>de</strong> korte ontwijken<strong>de</strong> blik begrijpt <strong>de</strong> adjudant<br />

dat opgeven er niet bij is. Geen witte vlag dus. Met een treurige nutteloosheid zal <strong>de</strong><br />

adjudant zich ten leste nog voor <strong>de</strong> koning werpen, in het zwaard <strong>van</strong> <strong>de</strong> vijand. Dan<br />

zal Richard zijn verloren koninkrijk willen verruilen voor een paard. Voer voor<br />

toneelschrijvers. Maar in <strong>de</strong> kroeg thuis, vragen vrien<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> adjudant zich af, of<br />

Richard niet eer<strong>de</strong>r had moeten opgeven. Zou hij, als hij nog in leven zou zijn, <strong>de</strong><br />

weduwe <strong>de</strong> soldij <strong>van</strong> <strong>de</strong> adjudant moeten doorbetalen? De waard bromt dat hij nog<br />

een grote rekening <strong>van</strong> <strong>de</strong> adjudant heeft openstaan en zijn soldij nog meer zal missen<br />

dan <strong>de</strong> weduwe. De vrien<strong>de</strong>n knikken, ook zij zullen zijn gulle rondjes no<strong>de</strong> missen.<br />

Ver<strong>van</strong>g het vallen<strong>de</strong> koninkrijk, voor <strong>de</strong> te failleren rechtspersoon; <strong>de</strong> <strong>de</strong>sperate<br />

koning, voor <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r; het paard, voor het opportunisme <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r <strong>na</strong>dat<br />

zijn belang niet meer parallel loopt met dat <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtspersoon; en <strong>de</strong> weduwe,<br />

waard en <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n, voor <strong>de</strong> curator en <strong>de</strong> crediteuren, en u hebt het slagveld <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> ‘<strong>de</strong>cember arresten’. Wanneer moet <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r weten dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming niet<br />

meer te red<strong>de</strong>n is? Welke gevolgen heeft het daar<strong>na</strong> voortzetten <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming<br />

voor bestaan<strong>de</strong> en nieuwe crediteuren? Staan <strong>de</strong> gevolgen los <strong>van</strong> elkaar of gaat het<br />

net als bij <strong>de</strong> weduwe, <strong>de</strong> waard en <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n steeds over <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> soldij? Ein<strong>de</strong>lijk<br />

heeft <strong>de</strong> Hoge Raad een algemeen antwoord gegeven op <strong>de</strong> vraag wat <strong>de</strong> verhouding is<br />

tussen individuele vor<strong>de</strong>ringen en het vor<strong>de</strong>ringsrecht <strong>van</strong> <strong>de</strong> curator. Maar in mijn<br />

1 Zie ook HR 13-1-1995, NJ 1995, 482 Hurks/Sobi I.


a<strong>na</strong>lyse lopen <strong>de</strong> <strong>de</strong>cember arresten dood in onwenselijke gevolgen bij <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong><br />

bestuur<strong>de</strong>r meermalen voor <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> scha<strong>de</strong> aangesproken kan wor<strong>de</strong>n. Dat noodzaakt<br />

mij <strong>de</strong> problematiek hier niet te be<strong>na</strong><strong>de</strong>ren <strong>van</strong>uit gel<strong>de</strong>nd recht, maar <strong>van</strong>uit een<br />

bre<strong>de</strong>r perspectief <strong>van</strong> wenselijk recht. Tegelijkertijd zal ik ook <strong>de</strong> handschoen<br />

oppakken of er wel een alter<strong>na</strong>tieve oplossing bestaat die recht kan doen aan zowel <strong>de</strong><br />

gelijkheid <strong>van</strong> crediteuren, <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re positie <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘nieuwe’ crediteur, als <strong>de</strong><br />

eenmalige <strong>aansprakelijkheid</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r voor ie<strong>de</strong>rs scha<strong>de</strong>. De a<strong>na</strong>lyse <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

probleemstelling is niet zo eenvoudig, maar <strong>de</strong> oplossing zelf is m.i. simpel. Eerst wordt<br />

er gekeken <strong>na</strong>ar het slagveld zelf, <strong>na</strong>ar het cruciale tijdstip <strong>van</strong>af wanneer <strong>de</strong><br />

bestuur<strong>de</strong>r aangerekend kan wor<strong>de</strong>n dat hij moet weten dat <strong>de</strong> rechtspersoon niet<br />

meer te red<strong>de</strong>n is.<br />

2. Feitelijke <strong>insolventie</strong><br />

In <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie tot nog toe speelt het feitelijk <strong>insolventie</strong>begrip slechts bij<br />

uitzon<strong>de</strong>ring een rol. Bij uitspraken die <strong>de</strong> Hoge Raad hebben gehaald, is dat het geval<br />

bij Albada Jelgersma II en Nimox/Van <strong>de</strong>n End q.q. 2 In bei<strong>de</strong> gevallen kon <strong>de</strong> toe te<br />

rekenen bekendheid met <strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong> wor<strong>de</strong>n vastgesteld aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> al<br />

voor faillissement plaatsgehad hebben<strong>de</strong> <strong>de</strong>sastreuze fi<strong>na</strong>nciële rapportages. De<br />

rechter hoef<strong>de</strong> dus zelf geen inhoud te geven aan het begrip, in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> fi<strong>na</strong>ncieel<br />

economische parameters. In Sobi/Hurks heeft het Hof zijn nek ver uitgestoken door<br />

zelf een tijdstip voor <strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong> vast te stellen. De Hoge Raad overweegt <strong>na</strong>ar<br />

aanleiding daar<strong>van</strong>:<br />

‘Met betrekking tot <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> peildatum <strong>van</strong> 1 juli 1984 heeft het Hof,<br />

samengevat weergegeven, als volgt overwogen: in kwesties als <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige, en ook<br />

hier, is sprake <strong>van</strong> een keten <strong>van</strong> gebeurtenissen, die bij <strong>de</strong> betrokkenen het inzicht<br />

moeten doen groeien dat hun han<strong>de</strong>lwijze niet (langer) geoorloofd is. In verband met<br />

<strong>de</strong> ingestel<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring is onvermij<strong>de</strong>lijk dat het tijdstip wordt gemarkeerd <strong>van</strong>af<br />

wanneer het han<strong>de</strong>len als onrechtmatig moet wor<strong>de</strong>n aangemerkt. Omdat het<br />

vaststellen <strong>van</strong> dit tijdstip tot op zekere hoogte arbitrair is, zal <strong>de</strong> rechter dan ook,<br />

me<strong>de</strong> nu het verwijt han<strong>de</strong>len in strijd met <strong>de</strong> in maatschappelijk verkeer betamelijke<br />

zorgvuldigheid inhoudt, een datum kiezen die aan <strong>de</strong> veilige kant is, <strong>de</strong>rhalve<br />

onvermij<strong>de</strong>lijk ten gunste <strong>van</strong> <strong>de</strong>gene aan wie het verwijt wordt gemaakt. De door het<br />

Hof gebruikte maatstaf om tot <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> een peildatum als <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige te<br />

komen geeft niet blijkt <strong>van</strong> een onjuiste rechtsopvatting.’<br />

Het belang <strong>van</strong> het vaststellen <strong>van</strong> een criterium voor toerekenbare <strong>feitelijke</strong><br />

<strong>insolventie</strong> kan voor <strong>de</strong> praktijk <strong>na</strong>uwelijks on<strong>de</strong>rschat wor<strong>de</strong>n: het geeft aan <strong>van</strong>af<br />

wanneer (o.a.) bestuur<strong>de</strong>rs aansprakelijk gehou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n voor be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling<br />

2 HR 8-11-1991, NJ 1992, 174 (Nimox/v.d. End q.q.); HR 19-2-1988, NJ 1988, 487 (A.J.II).<br />

2


<strong>van</strong> crediteuren en het aangaan <strong>van</strong> nieuwe verplichtingen. Va<strong>na</strong>f dat moment doet <strong>de</strong><br />

‘paritas creditorum’ feitelijk opgeld. Het door het Hof geformuleer<strong>de</strong> criterium, <strong>de</strong><br />

‘veilige kant’, is wegens het te groeien ‘inzicht’, ‘arbitrair’. Waar het niet verwijst <strong>na</strong>ar<br />

fi<strong>na</strong>ncieel economische parameters, die voor het ‘inzicht’ nodig zijn, is het vaag.<br />

Kennelijk speelt <strong>de</strong> invulling <strong>van</strong> zulke parameters juristen parten, want ook <strong>de</strong><br />

literatuur heeft zich hier nooit aan gewaagd 3 . Het is maar <strong>de</strong> vraag of bestuur<strong>de</strong>rs,<br />

crediteuren, of <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming zelf, gediend zijn met een ‘veilig’ maar vaag criterium.<br />

Dui<strong>de</strong>lijkheid lijkt belangrijker dan vage veiligheid. Na <strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong> plegen <strong>de</strong><br />

verhaalsmogelijkhe<strong>de</strong>n ten gevolge <strong>van</strong> voortschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verliezen en vermin<strong>de</strong>ringen<br />

<strong>van</strong> te ver<strong>de</strong>len (vrij) actief aanzienlijk te verslechteren. Een <strong>insolventie</strong> criterium<br />

werpt ook zijn schaduw vooruit. Wanneer kunnen nog welke maatregelen genomen<br />

wor<strong>de</strong>n om tot tijdige sanering te komen, met alle gevolgen <strong>van</strong> dien voor <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rneming zelf, werkgelegenheid, continuïteit en <strong>de</strong> belangen <strong>van</strong> crediteuren?<br />

Ken<strong>de</strong> <strong>de</strong> wet of jurispru<strong>de</strong>ntie vóór <strong>de</strong>cember al criteria voor ‘<strong>insolventie</strong>’? De<br />

Faillissementswet geeft aan dat er in ie<strong>de</strong>r geval sprake is <strong>van</strong> <strong>insolventie</strong>, als <strong>de</strong><br />

schul<strong>de</strong><strong>na</strong>ar in <strong>de</strong> toestand verkeert dat hij heeft opgehou<strong>de</strong>n te betalen (1 F 4 ). De<br />

‘toestand’ wijst op ‘enige tijdsduur’ 5 . Hierbij sluiten 2:384 BW en <strong>de</strong> Richtlijnen voor <strong>de</strong><br />

Jaarverslaggeving 6 en met <strong>na</strong>me <strong>de</strong> Beklamel-jurispru<strong>de</strong>ntie 7 <strong>na</strong>uw aan. Het is <strong>de</strong><br />

bestuur<strong>de</strong>r verbo<strong>de</strong>n verplichtingen aan te gaan als hij weet of moet weten, dat <strong>de</strong>ze<br />

niet binnen een ‘re<strong>de</strong>lijke termijn’ zullen kunnen wor<strong>de</strong>n voldaan en er overigens ook<br />

onvoldoen<strong>de</strong> verhaalsmogelijkhe<strong>de</strong>n bestaan. Bij <strong>de</strong> ‘re<strong>de</strong>lijke termijn’ kan wat mij<br />

betreft aangeknoopt wor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> gebruikelijke factuurtermijn. Die geeft voor het<br />

meren<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> al bestaan<strong>de</strong> verplichtingen <strong>de</strong> maximale grens aan waarbinnen<br />

verplicht betaald zou moeten wor<strong>de</strong>n. Een feitelijk <strong>insolventie</strong>begrip verwijst <strong>de</strong>rhalve<br />

<strong>na</strong>ar <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n op korte termijn aan zijn binnen die termijn vervallen<strong>de</strong><br />

3 Kennelijk voel<strong>de</strong> ook <strong>de</strong> MDW werkgroep (Discussie memorandum, samenvatting sub 11 en 12) bij herziening <strong>van</strong><br />

het faillissementsrecht behoefte aan zo’n criterium, maar zij heeft zich er niet aan gewaagd. De richtlijnen voor<br />

registeraccountants (par. 570) bevatten niet veel meer dan indicatoren om tot een oor<strong>de</strong>el in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> 2:384 lid<br />

3 BW te komen. Zie ook noot 6. Bij mijn weten is het on<strong>de</strong>rwerp ook in accountancy literatuur niet populair, tenzij het<br />

gaat over metho<strong>de</strong>s om toekomstige <strong>insolventie</strong> in het algemeen te voorspellen. Voor diverse mo<strong>de</strong>llen en uitgebrei<strong>de</strong><br />

literatuur daarover zij kortheidshalve verwezen <strong>na</strong>ar Ir. P.P.M. Pompe en Prof. Dr J. Bil<strong>de</strong>rbeek, “Prestaties <strong>van</strong><br />

mo<strong>de</strong>llen en ratio’s bij het voorspellen <strong>van</strong> faillissementen”, MAB okt. 2000 p. 465 e.v.<br />

4 In 173 F is een an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>finitie te vin<strong>de</strong>n die samenhangt met het niet bereiken <strong>van</strong> een akkoord of het niet<br />

kunnen voldoen <strong>van</strong> alle geverifieer<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n.<br />

5 HR 23 juni 1922, NJ 1922, 1030.<br />

6 In <strong>de</strong> Richtlijnen voor <strong>de</strong> Jaarverslaggeving (2001) wordt het discontinuïteitbegrip in 2:384 lid 3 BW uitgelegd: ‘Er<br />

bestaat gere<strong>de</strong> twijfel omtrent <strong>de</strong> continuïteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtspersoon indien <strong>de</strong> rechtspersoon<br />

niet meer op eigen kracht aan haar verplichtingen zal kunnen voldoen. Dit houdt in dat discontinuïteit <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

werkzaamhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtspersoon onvermij<strong>de</strong>lijk is te achten zon<strong>de</strong>r me<strong>de</strong>werking <strong>van</strong> belanghebben<strong>de</strong>n die<br />

ver<strong>de</strong>rgaat dan waartoe zij zich tot dusverre hebben verbon<strong>de</strong>n, terwijl nog niet vaststaat of <strong>de</strong>ze ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong><br />

me<strong>de</strong>werking zal wor<strong>de</strong>n verkregen’ (curs. LvE). Cruciaal is het liquiditeitstekort dat niet alsnog door<br />

garantievermogen ongedaan gemaakt wordt.<br />

7 HR 6-10-1989, NJ 1990, 286 (Beklamel); HR 10-6-1994, RvdW 1994, 130 c (Romme/Bakker); HR 14-11-1997, JOR<br />

1998, 6 (Henkel/JMG); HR 27-11-1998, JOR 1999, 11 (Veenbrink/Baarsma).<br />

3


verplichtingen te kunnen voldoen. Het eigen vermogen is voor <strong>de</strong> <strong>insolventie</strong> niet het<br />

criterium omdat met vreemd vermogen, ondanks een negatief eigen vermogen,<br />

verplichtingen voldaan kunnen wor<strong>de</strong>n. Speelt <strong>de</strong> lange termijn dan geen rol? Voor het<br />

criterium zelf niet, maar indirect spelen <strong>de</strong> verwachtingen voor in <strong>de</strong> toekomst te<br />

verwachten rentabiliteit wel een rol, immers die bepalen in grote mate in hoeverre<br />

vreemd of eigen vermogen aangetrokken kan wor<strong>de</strong>n. Dat is het belangrijkste mid<strong>de</strong>l<br />

om een negatieve liquiditeitspositie <strong>van</strong> een on<strong>de</strong>rneming op korte termijn gunstig te<br />

beïnvloe<strong>de</strong>n. Een mooie illustratie <strong>van</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> risico’s tussen crediteuren en<br />

verschaffers <strong>van</strong> eigen vermogen (aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs) wordt gegeven in Nimox/Van <strong>de</strong>n<br />

End q.q.. Door Hof en Hoge Raad wer<strong>de</strong>n (aangebo<strong>de</strong>n bewijs <strong>van</strong>) gunstige prognoses<br />

voor toekomst, ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> een divi<strong>de</strong>nduitkering die kennelijk <strong>de</strong>sastreuze gevolgen<br />

had voor <strong>de</strong> liquiditeitspositie <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming, weggewimpeld, omdat ‘<strong>de</strong><br />

aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r een voorschot <strong>na</strong>m op die prognoses en het ver<strong>de</strong>re risico groten<strong>de</strong>els<br />

afwentel<strong>de</strong> op <strong>de</strong> crediteuren’. An<strong>de</strong>rs gezegd, <strong>de</strong> belangen die met <strong>na</strong>me<br />

aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs hebben bij toekomstige rentabiliteit en verwachtingen daaromtrent<br />

spelen slechts een rol als <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming zelf in staat is – en dus, bij gebreke <strong>van</strong><br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n om benodigd vreemd vermogen aan te trekken, ook door<br />

aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs in staat wordt gesteld – in voldoen<strong>de</strong> liquiditeit voor <strong>de</strong> korte termijn<br />

te voorzien.<br />

Is het karakter <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong> wel zo ‘arbitrair’? De lange termijn is<br />

meestal koffiedik kijken. Maar kan je op korte termijn dan niet tenminste <strong>de</strong><br />

liquiditeitspositie exact bepalen? Kun je, zoals bij <strong>de</strong> groenteboer, in je portemonnee<br />

kijken of je wel genoeg geld bij je hebt? De ‘portemonnee’, te verstaan als liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len, geeft een te beperkt beeld. Vaste praktijk is dat leveranciers elkaar<br />

fi<strong>na</strong>ncieren door betalingstermijnen. Als je niet betaalt, raakt je portemonnee ook nooit<br />

uitgeput. Er moet gekeken wor<strong>de</strong>n welke mid<strong>de</strong>len op korte termijn liqui<strong>de</strong> zijn, of te<br />

maken zijn, en welke schul<strong>de</strong>n daarmee op korte termijn betaald moeten kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n. In principe geeft het zoge<strong>na</strong>am<strong>de</strong> ‘werkkapitaal’ aan in hoeverre liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len en op korte termijn liqui<strong>de</strong> te maken mid<strong>de</strong>len (‘vlotten<strong>de</strong> activa’), <strong>de</strong> op<br />

korte termijn te betalen schul<strong>de</strong>n (‘kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n’) al dan niet af<strong>de</strong>kken. Het<br />

werkkapitaal pleegt evenwel, voor het begrip <strong>van</strong> <strong>de</strong> liquiditeit, nogal wat ‘vervuilingen’<br />

te bevatten. Voorra<strong>de</strong>n, plegen <strong>de</strong>els niet (op korte termijn) liqui<strong>de</strong> te maken te zijn<br />

voor <strong>de</strong> in <strong>de</strong> balans opgenomen waar<strong>de</strong>. On<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>n werk vergt een <strong>na</strong>uwkeurig<br />

administratief systeem en antwoord op <strong>de</strong> vraag of dit op korte termijn liqui<strong>de</strong> wordt.<br />

Vor<strong>de</strong>ringen die niet op korte termijn geïnd kunnen wor<strong>de</strong>n (bijvoorbeeld in verband<br />

met procedures) dienen weggelaten te wor<strong>de</strong>n. ‘Overige vor<strong>de</strong>ringen’ en ‘overige<br />

schul<strong>de</strong>n’ plegen veelal niet op <strong>de</strong> korte termijn te slaan, langlopen<strong>de</strong> verplichtingen<br />

die op korte termijn vervallen moeten wor<strong>de</strong>n meegerekend. Last, but not least, <strong>de</strong><br />

4


kortlopen<strong>de</strong> schuld ter zake <strong>van</strong> een rekening-courantkrediet aan <strong>de</strong> bank, behoeft bij<br />

<strong>de</strong> kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n niet te wor<strong>de</strong>n meegerekend, zolang er geen aanwijzingen zijn<br />

dat dit krediet niet zal wor<strong>de</strong>n opgezegd. Het rekening-courantkrediet dient juist ter<br />

af<strong>de</strong>kking <strong>van</strong> het negatieve werkkapitaal. Het werkkapitaal, mits aldus ‘geschoond’<br />

voor een oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> liquiditeit, geeft <strong>de</strong>rhalve aan of een rechtspersoon in staat is<br />

aan zijn verplichtingen te voldoen. Het werkkapitaal slaat op meer dan één moment,<br />

omdat het ook gaat over liqui<strong>de</strong> te maken mid<strong>de</strong>len en over nog te vervallen facturen.<br />

Niettemin zijn positieve invloe<strong>de</strong>n daarop binnen <strong>de</strong> ‘re<strong>de</strong>lijke termijn’ mogelijk door<br />

resultaten (of fusie) en vooral, het zo mogelijk, aantrekken <strong>van</strong> vreemd en/of eigen<br />

vermogen. Dat betekent dat indien op het moment dat het geschoon<strong>de</strong> werkkapitaal<br />

negatief is gewor<strong>de</strong>n, verwacht mag wor<strong>de</strong>n dat het werkkapitaal binnen <strong>de</strong> ‘re<strong>de</strong>lijke<br />

termijn’ weer positief zal wor<strong>de</strong>n (bijv. door een te verlenen krediet), er nog geen<br />

sprake is <strong>van</strong> (toerekenbare) <strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong>. Maar als tij<strong>de</strong>ns die termijn alsnog<br />

dui<strong>de</strong>lijk wordt dat het werkkapitaal binnen die termijn niet positief zal wor<strong>de</strong>n (bijv. <strong>na</strong><br />

afwijzing <strong>van</strong> <strong>de</strong> kredietaanvrage) moet alsnog <strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong> wor<strong>de</strong>n<br />

aangenomen. Het ‘geschoon<strong>de</strong>’ werkkapitaal is in theorie m.i. <strong>de</strong> meest juiste<br />

maatstaf. Gezien het feit dat, zowel bestuur<strong>de</strong>rs als crediteuren, behoefte hebben aan<br />

sneller te lezen indicatoren, is het mijns inziens zinvol aan een zodanig criterium,<br />

voorafgaand, het criterium <strong>van</strong> <strong>de</strong> zoge<strong>na</strong>am<strong>de</strong> ‘lakmoes proef’ 8 toe te voegen: liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len plus (op korte termijn inbare) <strong>de</strong>biteuren (plus een eventueel overschot aan<br />

kredietruimte) minus han<strong>de</strong>lscrediteuren. Het niet voldoen aan <strong>de</strong> ‘lakmoes proef’<br />

pleegt in <strong>de</strong> praktijk niet onopgemerkt voorbij te gaan, omdat men merkt niet in staat<br />

te zijn (binnen <strong>de</strong> kredietlimiet) op tijd aan betalingverplichtingen te voldoen. In feite is<br />

dat het uur ‘U’ voor kredietuitbreiding of kredietopzegging en daarmee voor <strong>de</strong> vraag of<br />

<strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong> zich voordoet.<br />

Aldus kom ik tot het geobjectiveer<strong>de</strong> criterium, wanneer bestuur<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> een<br />

on<strong>de</strong>rneming weten of moeten weten dat geduren<strong>de</strong> enige tijd <strong>de</strong> verplichtingen niet<br />

<strong>na</strong>gekomen kunnen wor<strong>de</strong>n: <strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong> <strong>van</strong> een rechtspersoon moet wor<strong>de</strong>n<br />

aangenomen indien (het bestuur <strong>van</strong>) een on<strong>de</strong>rneming weet, of moet weten, dat <strong>de</strong><br />

lakmoes proef negatief uitvalt, en geduren<strong>de</strong> enige tijdsduur negatief is en zal zijn, of<br />

weet of moet weten dat het korte vreem<strong>de</strong> vermogen op korte termijn zal wor<strong>de</strong>n<br />

opgeëist, tenzij uit behoorlijk on<strong>de</strong>rzoek blijkt dat het geschoon<strong>de</strong> werkkapitaal wel<br />

(nog) positief is, en tenzij op grond <strong>van</strong> goe<strong>de</strong> en har<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n aangenomen mag<br />

wor<strong>de</strong>n dat binnen een re<strong>de</strong>lijke termijn een positief geschoond werkkapitaal zal<br />

ontstaan. De beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> het werkkapitaal dient plaats te hebben op basis <strong>van</strong><br />

zoveel mogelijk reële waar<strong>de</strong>n en grondslagen die <strong>de</strong> verwachtingen reflecteren dat<br />

vlotten<strong>de</strong> activa ook op korte termijn liqui<strong>de</strong> gemaakt kunnen wor<strong>de</strong>n. Een eventuele<br />

8 In accountancy kringen: ‘acid test’.<br />

5


ekening-courantschuld mag bij <strong>de</strong> kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n buiten beschouwing gelaten<br />

wor<strong>de</strong>n voor zolang verwacht mag wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze schuld niet op korte termijn<br />

opgeëist zal wor<strong>de</strong>n.<br />

3. Beklamel en ‘arbitraire veiligheid’.<br />

Met <strong>de</strong> Beklamel-regel is dus <strong>na</strong><strong>de</strong>re inhoud te geven aan het ‘arbitraire’ karakter en <strong>de</strong><br />

‘veilige kant’. Maar ook dan blijft <strong>de</strong> vraag wanneer een bestuur<strong>de</strong>r moet weten dat <strong>de</strong><br />

verplichtingen niet <strong>na</strong>gekomen kunnen wor<strong>de</strong>n. Hoe verhoudt <strong>de</strong> Beklamel-regel zich<br />

tot an<strong>de</strong>re aansprakelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> bestuur<strong>de</strong>rs voor verplichtingen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

rechtspersoon 9 ? Het algemene criterium is dat <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r een persoonlijk 10 of<br />

(voldoen<strong>de</strong>) ernstig(er) 11 verwijt gemaakt moet kunnen wor<strong>de</strong>n. Of dat verwijt<br />

gemaakt kan wor<strong>de</strong>n moet gezien wor<strong>de</strong>n in het licht <strong>van</strong> <strong>de</strong> functie en invloed die hij<br />

als bestuur<strong>de</strong>r heeft, ‘het inzicht en <strong>de</strong> zorgvuldigheid die mogen wor<strong>de</strong>n verwacht <strong>van</strong><br />

een bestuur<strong>de</strong>r die voor zijn taak is berekend en <strong>de</strong>ze <strong>na</strong>uwgezet vervult’ 12 .<br />

‘Persoonlijk’ is met recht een dubbelzinnige term: <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r in functie en in privé<br />

zijn één ‘persoon’. Maar <strong>de</strong> ‘ernstige’ eisen die aan die persoon moeten wor<strong>de</strong>n gesteld,<br />

wor<strong>de</strong>n gerelativeerd door geobjectiveer<strong>de</strong> eisen die i.v.m. <strong>de</strong> functie mogen wor<strong>de</strong>n<br />

gesteld. Wezenlijk is dat <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r tot taak heeft inzicht te hebben in <strong>de</strong> fi<strong>na</strong>nciële<br />

positie <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming (2:10 BW). Aldus kan en moet hij er op toe zien dat geen<br />

verplichtingen wor<strong>de</strong>n aangegaan die niet <strong>na</strong>gekomen kunnen wor<strong>de</strong>n. Doet hij dat wel<br />

dan treft hem een persoonlijk of ernstig verwijt, tenminste als hij dat moest weten. In<br />

dat moeten weten, <strong>de</strong> te geven re<strong>de</strong>lijke interpretatie aan <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> fi<strong>na</strong>nciële<br />

gegevens zit, als men dat zo wil noemen, <strong>de</strong> ‘arbitraire veiligheidsmarge’. Bijvoorbeeld:<br />

wanneer moest <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r al weten: dat een cruciale vor<strong>de</strong>ring niet op korte<br />

termijn geïnd kon wor<strong>de</strong>n; of: dat <strong>de</strong> fi<strong>na</strong>ncier bij bekendheid met <strong>de</strong>, <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r<br />

wel beken<strong>de</strong>, fi<strong>na</strong>nciële positie, het krediet zou opzeggen? Maar die ‘ruimte’ blijft m.i.<br />

‘geobjectiveerd’ door <strong>de</strong> kenbare feiten en <strong>de</strong> zorgplicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r. Gaat <strong>de</strong><br />

bestuur<strong>de</strong>r daarbij <strong>van</strong> onjuiste uitgangspunten uit dan moet hem daar<strong>van</strong> een<br />

persoonlijk, d.w.z. door zijn functie gerelativeerd ernstig, verwijt gemaakt kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n. De arbitraire veiligheid is m.i. dus niet meer dan <strong>de</strong> vraag wanneer een<br />

bestuur<strong>de</strong>r een persoonlijke verwijt kan wor<strong>de</strong>n gemaakt op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> kennis die<br />

hij <strong>van</strong> <strong>de</strong> liquiditeitspositie had, of had moeten hebben.<br />

4. De Hoge Raad kiest voor afzon<strong>de</strong>rlijke vor<strong>de</strong>ringsrechten.<br />

Weten wij wanneer <strong>de</strong> witte vlag gehesen zou moeten wor<strong>de</strong>n, dan rijst <strong>de</strong> vraag wie<br />

daar<strong>na</strong> welke scha<strong>de</strong> kan claimen bij <strong>de</strong> <strong>na</strong>latige bestuur<strong>de</strong>r. De gebruikelijke<br />

9 Verplichtingen die direct toegerekend kunnen wor<strong>de</strong>n (zie HR 6-4-1979, NJ 1980, 34, K<strong>na</strong>bbel & Babbel)<br />

aan personen die ‘ook’ bestuur<strong>de</strong>r zijn, hebben een eigen dy<strong>na</strong>miek en vallen buiten het bereik <strong>van</strong> dit artikel.<br />

10 HR 11-10-1991, NJ 1993, 165 (OvJ), HR 8-1-1999, NJ 1999, 685 (Pelco/Sturkenboom), HR 12-5-2000, JOR 2000,<br />

146 (Zam/ZAB), HR 26-10-2001, RvdW 2001, 166 (Juno); HR 18-1-2002 NJ 2002, 96 (Steins/Textile), HR 8-2-2002<br />

NJ 2002, 196 (Beverwijk/Maarssens).<br />

11 HR 10-1-1997, NJ 1997, 360 (Staleman/Van <strong>de</strong>r Ven); HR 10-12-1999, RvdW 1999, 195 (Kasgeldarrest); HR 18-<br />

2-2000 RvdW 2000, 64c (New Belgium Holland/Oosterhof).<br />

12 Staleman /v.d. Ven in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> 2:9 BW.<br />

6


e<strong>na</strong><strong>de</strong>ringen zijn <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wegens be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling <strong>van</strong> crediteuren of <strong>de</strong> Beklamel-<br />

vor<strong>de</strong>ring. De tot voor kort ontweken vraag of, en zo ja welke, relatie er bestaat tussen<br />

<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> curator en die <strong>van</strong> individuele crediteuren wordt in Sobi/Hurks II<br />

en Lun<strong>de</strong>rstädt/Kok door <strong>de</strong> HR beantwoord. De vor<strong>de</strong>ring, of het vor<strong>de</strong>ringsrecht, <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> curator uit onrechtmatige daad wegens be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling <strong>van</strong> crediteuren tegen <strong>de</strong><br />

bestuur<strong>de</strong>r staat niet in <strong>de</strong> weg aan vor<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> individuele crediteuren tegen <strong>de</strong><br />

bestuur<strong>de</strong>r. Alleen vor<strong>de</strong>ringen die gebaseerd zijn op 3:45 BW (Paulia<strong>na</strong>) kunnen in<br />

verband met 49 F niet door individuele crediteuren wor<strong>de</strong>n ingesteld. In<br />

Lun<strong>de</strong>rstädt/Kok overweegt <strong>de</strong> Hoge Raad wel dat als een curator een vor<strong>de</strong>ring instelt<br />

het belang <strong>van</strong> een behoorlijke afwikkeling <strong>van</strong> het faillissement met zich mee kan<br />

brengen dat eerst op <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> curator en vervolgens op <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> individuele schul<strong>de</strong>iser moet wor<strong>de</strong>n beslist 13 . Of daarmee ook bedoeld wordt dat <strong>de</strong><br />

vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> individuele crediteur beperkt zou kunnen wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong><br />

(toegewezen) vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> curator is op grond <strong>van</strong> zowel <strong>de</strong> motivering als <strong>de</strong><br />

casus te betwijfelen 14 .<br />

De motivering kent twee invalshoeken, artikel 1 <strong>van</strong> het Eerste Protocol bij het EVRM<br />

en <strong>de</strong> paritas creditorum. De motivering op grond <strong>van</strong> art. 1 Eerste Protocol EVRM<br />

(niemand kan zo maar <strong>van</strong> zijn eigendom beroofd wor<strong>de</strong>n) betekent dat uitoefening<br />

<strong>van</strong> rechten ten behoeve <strong>van</strong> crediteuren door <strong>de</strong> curator niet is te zien als een<br />

uitoefening <strong>van</strong> het recht <strong>van</strong> individuele crediteuren een vor<strong>de</strong>ring uit onrechtmatige<br />

daad in te stellen. De casus <strong>van</strong> Lun<strong>de</strong>rstädt/Kok on<strong>de</strong>rschrijft dit. De curator had al<br />

een schikking getroffen ten behoeve <strong>van</strong> crediteuren, en dat staat kennelijk niet in <strong>de</strong><br />

weg aan <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> individuele crediteur. Over <strong>de</strong> min of meer door hem in<br />

het leven geroepen vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> curator 15 zegt <strong>de</strong> Hoge Raad dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> curator geen verstoring <strong>van</strong> <strong>de</strong> in het faillissement te handhaven ‘paritas<br />

creditorum’ met zich mee kan brengen. Wordt daarmee ook iets gezegd over <strong>de</strong><br />

verhouding tussen <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> individuele crediteur en die <strong>van</strong> <strong>de</strong> curator? Is<br />

nu bekend hoe <strong>de</strong> ‘paritas’ ingevuld moet wor<strong>de</strong>n in verband met <strong>de</strong> ‘nieuwe’<br />

crediteuren? Daarvoor is <strong>de</strong> motivering te summier.<br />

De beslissing roept voor <strong>de</strong> invulling <strong>van</strong> ie<strong>de</strong>rs scha<strong>de</strong> veel vragen op. De meest<br />

principiële vraag is of <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r aldus twee of zelfs meer<strong>de</strong>re keren voor <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

scha<strong>de</strong> kan wor<strong>de</strong>n aangesproken. Gaat het wel om afzon<strong>de</strong>rlijke vor<strong>de</strong>ringen of lopen<br />

<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> diverse partijen samen? Hieron<strong>de</strong>r zal blijken dat slechts voor<br />

13 S.O.H. Bakkerus, Bancaire fi<strong>na</strong>nciering, diss. 2000, had <strong>de</strong>ze oplossing al voorgedragen.<br />

14 Wellicht (?) wil <strong>de</strong> Hoge Raad aldus een uitkering in faillissement <strong>de</strong> toe te wijzen individuele scha<strong>de</strong> laten<br />

beperken. Uitkering kan echter veel later plaats hebben. Ook dan blijven mijn te ontwikkelen fundamentele bezwaren<br />

onverkort in stand.<br />

15 HR 14-1-1983, NJ 1983, 597 (Peeters/Gatzen); HR 23-12-1994, NJ 1996, 628 en HR 15-9-1995, NJ 1996, 629<br />

(Notarissen/cur.THB) en Nimox/V.d End q.q..<br />

7


een <strong>de</strong>el er geen kwantitatieve samenloop is. Ook dat <strong>de</strong>el verdient bij het zoeken <strong>na</strong>ar<br />

een voor ie<strong>de</strong>r bevredigen<strong>de</strong> oplossing <strong>na</strong><strong>de</strong>re aandacht. Maar eerst zal ik zal mij hier<br />

wagen aan <strong>de</strong> vraag in hoeverre <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> curator en <strong>van</strong> individuele<br />

crediteuren kwantitatief samenvallen.<br />

5. Om<strong>van</strong>g be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling.<br />

De curator kan, zo blijkt uit <strong>de</strong> Notarissen/curatoren THB arresten, ‘ten behoeve <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

crediteuren’, <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, buiten <strong>de</strong> kring <strong>van</strong> <strong>de</strong> Paulia<strong>na</strong> (waaron<strong>de</strong>r bestuur<strong>de</strong>rs),<br />

aanspreken die betrokken zijn bij <strong>de</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling <strong>van</strong> crediteuren. Het lijkt gebruikelijk<br />

in het verleng<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanknopingspunten in 42 tot en met 51 F be<strong>na</strong><strong>de</strong>lingen<br />

statisch te bezien <strong>van</strong>uit mutaties in <strong>de</strong> balans op het tijdstip <strong>van</strong> een rechtshan<strong>de</strong>ling<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> aspirant failliet. Maar <strong>de</strong> onrechtmatige daadsactie, <strong>de</strong> ‘ruime’ Paulia<strong>na</strong> 16 , is niet<br />

beperkt tot zulke rechtshan<strong>de</strong>lingen, of <strong>de</strong> statische gevolgen <strong>van</strong> een geïsoleerd<br />

han<strong>de</strong>len of <strong>na</strong>laten. Dat blijkt ook impliciet uit <strong>de</strong> Notarissen/curatoren THB arresten,<br />

waar niet <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> <strong>van</strong> individuele crediteuren, maar <strong>de</strong> wijzigingen in het vermogen<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> failliet centraal gesteld wor<strong>de</strong>n 17 . Dy<strong>na</strong>misch gezien zijn er twee wijzen waarop<br />

crediteuren, via dit vermogen, <strong>na</strong> <strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong> kunnen zijn be<strong>na</strong><strong>de</strong>eld. Het<br />

saldo <strong>van</strong> bezittingen en verplichtingen, d.w.z. het eigen vermogen, kan zijn<br />

verslechterd, met <strong>na</strong>me door verliezen. En, ook zon<strong>de</strong>r vermin<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> eigen<br />

vermogen, het te ver<strong>de</strong>len vrije actief kan zijn vermin<strong>de</strong>rd door betalingen in ruime<br />

zin 18 . Met <strong>de</strong>ze be<strong>na</strong><strong>de</strong>ring 19 krijgt men vat op <strong>de</strong> ‘klassieke’ Paulia<strong>na</strong> gevallen zoals<br />

eenzijdige, vermin<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> actief of vermeer<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> passief. Maar ook vallen<br />

daaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> meerzijdige transacties, <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> inkoop- of verkoopactiviteiten,<br />

leningen met zekerhe<strong>de</strong>n, of doorlopen<strong>de</strong> kosten die an<strong>de</strong>rs gefixeerd zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />

of eer<strong>de</strong>r beëindigd kunnen wor<strong>de</strong>n 20 . Het resultaat <strong>van</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>lingen (X) voor het voor<br />

verhaal vatbare vermogen zijn kwantitatief samen te vatten als <strong>de</strong> <strong>na</strong> <strong>feitelijke</strong><br />

16 De ‘ruime’ Paulia<strong>na</strong> omvat ook <strong>de</strong> onrechtmatige be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling <strong>van</strong> crediteuren en is zo bedoeld door <strong>de</strong> wetgever, zie<br />

V.d. Feltz 2-III, p.124 e.v..<br />

17 Zie L.J. <strong>van</strong> Eeghen, Be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling <strong>van</strong> crediteuren in voorberei<strong>de</strong> doorstartfaillissementen, NJB 1997/36 p. 1665 en L.<br />

Timmerman, Doorbraak <strong>van</strong> <strong>aansprakelijkheid</strong>, <strong>de</strong> kern <strong>van</strong> enige recente ontwikkelingen, TVVS 1996/5 p.136.<br />

Timmerman herzag zijn eer<strong>de</strong>re visie op <strong>de</strong> arresten <strong>na</strong> een gesprek in <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>lgangen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoge Raad:<br />

individuele weren spelen geen rol; <strong>de</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling bestaat uit <strong>de</strong> gesal<strong>de</strong>er<strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> mutaties in het vermogen.<br />

Het sal<strong>de</strong>ren wordt ook toegepast bij <strong>de</strong> Paulia<strong>na</strong>, zie HR 19-10-2001, NJ 2001, 654 (Diepstraten/Gilhuis q.q.).<br />

18 De invloed die 47F al dan niet heeft op <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om op grond <strong>van</strong> onrechtmatige daad <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong><br />

betalingen ongedaan te maken (zie bijvoorbeeld Keulen/BLG, HR 9-5-1986, NJ 1986, 792, maar ook, Van Dooren<br />

q.q./ABN Amro, HR 16-6-2000, JOR 2000, 201) is niet onbelangrijk, maar laat ik hier terzij<strong>de</strong>.<br />

19 Vgl. H.P.J. Ophof, “De actio Paulia<strong>na</strong>: terug <strong>van</strong> weggeweest of ook wegwezen?” Re<strong>de</strong> 1992: <strong>de</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling kan<br />

bestaan uit, vermin<strong>de</strong>ring actief, toe<strong>na</strong>me passief, een grotere toe<strong>na</strong>me <strong>van</strong> passief dan actief, af<strong>na</strong>me <strong>van</strong> actief en<br />

passief (betaling <strong>van</strong> schul<strong>de</strong>iser) of verschaffen <strong>van</strong> zekerhe<strong>de</strong>n (vermin<strong>de</strong>ring ‘vrij’ actief).<br />

20 Zie 37, 37a, 39 en 40 F.<br />

8


<strong>insolventie</strong>, plaatshebben<strong>de</strong> verliezen (V) en <strong>de</strong> (relatieve effecten <strong>van</strong>) betalingen in<br />

ruime zin (B): X = V + B 21 .<br />

Betalingen zijn op te vatten in ruime zin, als alle afzon<strong>de</strong>rlijke vermin<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> vrij<br />

actief, dus ook als het verstrekken <strong>van</strong> zekerhe<strong>de</strong>n. Dat alle, ook verplichte, betalingen<br />

tot relatieve be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling lei<strong>de</strong>n komt doordat bij <strong>insolventie</strong> <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n meer zijn dan<br />

het te ver<strong>de</strong>len actief en elke betaling dus leidt tot een dunnere spoeling 22 . Gezien <strong>de</strong><br />

stand <strong>van</strong> <strong>de</strong> wetenschap 23 is het mij ondui<strong>de</strong>lijk waarom <strong>de</strong> Hoge Raad in<br />

Kok/Lun<strong>de</strong>rstädt <strong>de</strong> individuele crediteur <strong>na</strong>ast <strong>de</strong> curator een vor<strong>de</strong>ringsrecht toekent<br />

voor het verdwijnen <strong>van</strong> actief. Daar kan toch weinig twijfel bestaan over <strong>de</strong><br />

gemeenschappelijkheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling via het vermogen <strong>van</strong> <strong>de</strong> failliet? Ook is<br />

ongerijmd dat het voor <strong>de</strong> individuele crediteur in verband met 49 F zou uitmaken of<br />

<strong>de</strong> curator zo’n be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Paulia<strong>na</strong> of op grond <strong>van</strong> 6:162 BW<br />

ongedaan maakt. Is <strong>de</strong> Hoge Raad vergeten dat hij al in Erba I 24 heeft geconstateerd<br />

dat <strong>de</strong> onrechtmatige daadsactie en <strong>de</strong> Paulia<strong>na</strong> op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> scha<strong>de</strong> en hetzelf<strong>de</strong><br />

feitencomplex betrekking kunnen hebben?<br />

Ingewikkel<strong>de</strong>r is het bij <strong>de</strong> verliezen. De verliezen zijn niet hetzelf<strong>de</strong> als alle nieuwe<br />

verplichtingen die wor<strong>de</strong>n aangegaan. Nieuw aangegane verplichtingen kunnen immers<br />

ook lei<strong>de</strong>n tot actief, dat tot verhaal zal strekken. Het verlies is dus het nieuwe passief<br />

voor zover het niet tot nieuw actief leidt. Een voorbeeld: een feitelijk insolvente<br />

on<strong>de</strong>rneming koopt in voor 100 maar het ingekochte goed kan slechts verkocht wor<strong>de</strong>n<br />

voor executiewaar<strong>de</strong> 80. Het passief is toegenomen met 100, het actief uitein<strong>de</strong>lijk met<br />

80, en het verlies <strong>van</strong> 20 doet het eigen vermogen vermin<strong>de</strong>ren met 20. Daarbij gaat<br />

het niet alleen over nieuw aangegane verplichtingen, maar ook over alle doorlopen<strong>de</strong><br />

verplichtingen 25 . Een voorbeeld: het ingekochte goed voor 100 kan slechts verkocht<br />

wor<strong>de</strong>n voor 110 <strong>na</strong> daaraan toe te rekenen algemene kosten, zoals loon, huisvesting<br />

e.d., <strong>van</strong> 20. Het verlies <strong>van</strong> 10 doet het eigen vermogen vermin<strong>de</strong>ren met 10.<br />

Als juist is dat <strong>de</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling <strong>van</strong> alle crediteuren, voor zover die bestaat uit<br />

exploitatieverliezen <strong>na</strong> <strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong>, veroorzaakt wordt door ‘nieuwe’<br />

verplichtingen, ontstaan <strong>na</strong> <strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong>, is het dan niet zo dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring<br />

21 Men hoe<strong>de</strong> zich wel voor in <strong>de</strong> formule besloten dubbeltellingen.<br />

22 Bij het ongedaan maken <strong>van</strong>, voor <strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong> verplichte, betalingen moet dus <strong>de</strong> oorspronkelijke schuld,<br />

als faillissementsschuld, herleven, en wel bij <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> betaling bij <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>l ongedaan maakt. Zie ook<br />

Nimox/Van <strong>de</strong>n End q.q..<br />

23 Zie noot 36.<br />

24 HR 28-6-1957, NJ 1957, 514; tegelijkertijd besliste <strong>de</strong> Hoge Raad dat <strong>de</strong> ‘paritas’ niet in <strong>de</strong> weg staat aan <strong>de</strong><br />

individuele vor<strong>de</strong>ring. De onrechtmatige daadsactie <strong>van</strong> <strong>de</strong> curator ten behoeve <strong>van</strong> crediteuren was toen nog niet<br />

‘uitgevon<strong>de</strong>n’. De onrechtmatigheid en scha<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n in het arrest be<strong>na</strong><strong>de</strong>rd <strong>van</strong>uit schul<strong>de</strong>isers (in meervoud),<br />

zodat in die zin wel met <strong>de</strong> paritas rekening wordt gehou<strong>de</strong>n. Het arrest toont een bewustzijn voor een mogelijk<br />

on<strong>de</strong>rscheid tussen nieuwe en ou<strong>de</strong> crediteuren maar hakt die knoop niet door.<br />

25 Doorlopen<strong>de</strong> verplichtingen komen in principe bij faillissement of surseance tot een ein<strong>de</strong> door fixatie, althans<br />

kunnen zoveel eer<strong>de</strong>r tot een ein<strong>de</strong> komen, vgl. 37, 39 en 40F. Mijns inziens volstaat het <strong>de</strong>rhalve in principe ook<br />

niet, zoals Sobi/Hurks II suggereert, <strong>de</strong> crediteuren te informeren.<br />

9


t.b.v. alle crediteuren ook samenvalt met een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

individuele ‘nieuwe’ crediteuren? Als alle be<strong>na</strong><strong>de</strong>lingen bestaan uit, of vermin<strong>de</strong>ringen<br />

<strong>van</strong> vrij actief, of, door nieuwe verplichtingen ontstaan, verlies, is het dus zeer <strong>de</strong><br />

vraag of, zoals <strong>de</strong> Hoge Raad thans doet, <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen op grond <strong>van</strong> art. 1 Eerste<br />

Protocol <strong>van</strong> het EVRM on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n. Een meervoudige<br />

<strong>aansprakelijkheid</strong> voor <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> scha<strong>de</strong> lijkt mij eer<strong>de</strong>r in strijd met het EVRM. De<br />

wanor<strong>de</strong> <strong>van</strong> vele ‘vechten<strong>de</strong> hon<strong>de</strong>n’ doet kennelijk vergeten dat het gevecht – voor<br />

wat betreft <strong>de</strong> vermin<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> vrij actief en het verlies - maar om één ‘been’ gaat.<br />

Vergeten wij <strong>de</strong> veelheid <strong>van</strong> partijen even, dan is evi<strong>de</strong>nt dat, als bijv. <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> feiten<br />

aanleiding kunnen geven tot een vor<strong>de</strong>ring wegens wanprestatie en wegens<br />

onrechtmatige daad, het EVRM juist niet betekent, dat <strong>de</strong> aangesprokene tot twee<br />

maal toe <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> scha<strong>de</strong> ontfutseld mag wor<strong>de</strong>n 26 .<br />

6. De Beklamel-vor<strong>de</strong>ring ver<strong>de</strong>r ontrafeld.<br />

Hoe zit het met <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe crediteur voor zover die niet tot verlies<br />

heeft geleid? Het <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> verplichting dat niet tot verlies leidt is het equivalent <strong>van</strong><br />

een eventuele bijdrage <strong>van</strong> <strong>de</strong> crediteur aan het actief, bijv. een geleverd goed. Alleen<br />

voor zover <strong>de</strong> nieuwe verplichtingen lei<strong>de</strong>n tot een vermeer<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> actief lei<strong>de</strong>n zij<br />

niet tot be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling. Die vermeer<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> actief leidt, als ik <strong>de</strong> nieuwe verplichting<br />

zelf even buiten beschouwing laat, zelfs tot voor<strong>de</strong>el. Er is meer te ver<strong>de</strong>len. Ik zal<br />

trachten dit begrip <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘Beklamel-vor<strong>de</strong>ring’ te verdiepen aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> een<br />

gesimplificeerd voorbeeld: een on<strong>de</strong>rneming A heeft kortlopen<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n voor 1000<br />

en vlotten<strong>de</strong> activa in <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> liqui<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len <strong>van</strong> 500, en is feitelijk insolvent.<br />

Bij ver<strong>de</strong>ling op dat moment zou ie<strong>de</strong>r 50% <strong>van</strong> zijn vor<strong>de</strong>ring betaald krijgen. A gaat<br />

een verplichting aan voor 100. Hoewel <strong>de</strong> nieuwe crediteur nog wel uit <strong>de</strong> liqui<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len betaald kan wor<strong>de</strong>n wordt <strong>de</strong> Beklamel-regel geschon<strong>de</strong>n 27 , omdat rekening<br />

moet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met alle ‘verplichtingen’. Toepasselijkheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Beklamel-<br />

regel impliceert ook <strong>de</strong> paritas. Stel dat <strong>de</strong> leverantie <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe crediteur tezamen<br />

met te maken (algemene) kosten <strong>van</strong> 50 (totaal ‘nieuwe’ crediteuren 150) leidt tot een<br />

nieuw actief dat verkocht wordt voor 150. Het bedrijfsresultaat is dan 0. Zou men het<br />

actief <strong>van</strong> (500 + 150 =) 650 ver<strong>de</strong>len over het passief <strong>van</strong> (1000 + 100 + 50 =) 1150<br />

dan zou ie<strong>de</strong>r 57% krijgen. Met die invalshoek is geen sprake <strong>van</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling maar <strong>van</strong><br />

bevoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> crediteuren. Maar daarbij wordt vergeten dat ook <strong>de</strong> nieuwe<br />

crediteuren (geen 100% maar) 57% krijgen. Zou A <strong>de</strong> opbrengst <strong>van</strong> het nieuwe actief<br />

(150) gebruiken voor betaling <strong>van</strong> nieuwe schul<strong>de</strong>n (100 + 50) dan zou <strong>de</strong>ze betaling<br />

niet lei<strong>de</strong>n tot be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling <strong>van</strong> ou<strong>de</strong> crediteuren, die nog steeds 50% <strong>van</strong> hun vor<strong>de</strong>ring<br />

26 Voor <strong>de</strong> vraag of en hoe ‘nieuwe’ vor<strong>de</strong>ringen en be<strong>na</strong><strong>de</strong>lingen, voor zover die betrekking hebben op verlies, ook<br />

normatief samenlopen ontbreekt hier <strong>de</strong> ruimte daarop in <strong>de</strong>tail in te gaan.<br />

27 Een an<strong>de</strong>re opvatting zou met zich meebrengen dat altijd nog verplichtingen aangegaan zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n ten<br />

belope <strong>van</strong> <strong>de</strong> vlotten<strong>de</strong> activa, en dat als die er zijn en nooit aangewend wor<strong>de</strong>n voor betaling er ten eeuwige dage<br />

verplichtingen aangegaan zou<strong>de</strong>n mogen wor<strong>de</strong>n.<br />

10


etaald zou<strong>de</strong>n krijgen. 28 De nieuwe crediteur on<strong>de</strong>rscheidt zich dus ten opzichte <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong>biteur A zelf, <strong>van</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> crediteur. Aanwending <strong>van</strong> het nieuwe actief voor betaling<br />

<strong>van</strong> nieuw passief leidt niet tot be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling, tenminste zolang geen verlies wordt<br />

gemaakt. Stel nu dat <strong>de</strong> opbrengst geen 150 maar 130 is, en er een verlies <strong>van</strong> 20<br />

wordt gele<strong>de</strong>n. Ondanks het verlies wor<strong>de</strong>n – tenminste als je weer alle crediteuren<br />

over één kam scheert – <strong>de</strong> crediteuren schijnbaar niet be<strong>na</strong><strong>de</strong>eld, want het<br />

uitkeringspercentage wordt 55%. Zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> nieuwe crediteuren tot het bedrag <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

opbrengst 130 wor<strong>de</strong>n betaald dan wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> crediteuren in die zin niet<br />

be<strong>na</strong><strong>de</strong>eld dat er nog steeds 500 te ver<strong>de</strong>len valt, maar in die zin wel, dat <strong>de</strong><br />

vermeer<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> het passief per saldo <strong>van</strong> 20 <strong>de</strong> spoeling dunner maakt. Dat <strong>de</strong>el<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe verplichtingen (20) is gelijk aan het verlies dat in zijn algemeenheid het<br />

(eigen) vermogen <strong>van</strong> A vermin<strong>de</strong>rt. Voor zover het ontstaan <strong>van</strong> nieuwe<br />

verplichtingen leidt tot een verlies, valt dat <strong>de</strong>el <strong>van</strong> het nieuwe passief samen met <strong>de</strong><br />

be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling <strong>van</strong> crediteuren in zijn algemeenheid. Als we kijken <strong>na</strong>ar <strong>de</strong> mutaties in het<br />

vermogen <strong>van</strong> A, en <strong>de</strong> effecten voor crediteuren, blijkt er een onlosmakelijke band te<br />

bestaan tussen <strong>de</strong> nieuwe schul<strong>de</strong>n en het nieuwe actief en bestaat het verschil uit het<br />

<strong>na</strong> het aangaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe verplichting ontstane verlies. Al met al constateer ik dat<br />

<strong>de</strong> ‘scha<strong>de</strong>’ waar <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring betrekking op heeft op zinvolle wijze is te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />

in (a) het equivalent <strong>van</strong> het ‘nieuwe’ actief <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>biteur (tot maximaal <strong>de</strong><br />

verplichting zelf) en (b) het door <strong>de</strong> nieuwe verplichting daar<strong>na</strong> gele<strong>de</strong>n verlies, dat alle<br />

crediteuren raakt.<br />

Hoe moet met het ‘nieuwe’ actief dat ‘voor<strong>de</strong>el’ voor <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>l met zich meebrengt<br />

omgegaan wor<strong>de</strong>n? Voor dat <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Beklamel-verplichting is er geen sprake <strong>van</strong><br />

samenloop.<br />

7. Voor<strong>de</strong>eltoerekening en 51 F lid 3.<br />

Is het juist om <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>biteur ook voor ‘dankzij’ hem toegebracht<br />

voor<strong>de</strong>el – het equivalent <strong>van</strong> het nieuwe actief - aan te spreken? Die vraag <strong>van</strong><br />

voor<strong>de</strong>eltoerekening was in Sobi/Hurks II aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. In lijn met Verstijlen 29 werd<br />

betoogd dat <strong>de</strong> voor<strong>de</strong>len voor <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>l verrekend moesten wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring<br />

op <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r 30 . Dat argument werd door het Hof verworpen op grond <strong>van</strong> een<br />

beperkte uitleg <strong>van</strong> voor<strong>de</strong>eltoerekening. Het Hof had wat mij betreft een stuk korter<br />

door <strong>de</strong> bocht kunnen gaan. Het is dui<strong>de</strong>lijk dat niet <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r maar <strong>de</strong> nieuwe<br />

28 Vgl. HR 19-10-2001, NJ 2001, 654 (Diepstraten/Gilhuis q.q.): <strong>de</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling moet wor<strong>de</strong>n vastgesteld door<br />

hypothetische vergelijking met het vermogen indien <strong>de</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling niet zou hebben plaatsgehad. Betaling <strong>van</strong> ou<strong>de</strong><br />

crediteuren leidt overigens wel tot relatief <strong>na</strong><strong>de</strong>el.<br />

29 F.M.J. Verstijlen, ‘De onrechtmatige daadvor<strong>de</strong>ring wegens be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling <strong>van</strong> schul<strong>de</strong>isers <strong>van</strong> een failliete<br />

schul<strong>de</strong><strong>na</strong>ar: een voor allen, of ie<strong>de</strong>r voor zich?’, On<strong>de</strong>rnemingsrecht 2001/4, p.85.<br />

30 Eigenlijk: <strong>de</strong> aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r/fi<strong>na</strong>ncier en diens bestuur<strong>de</strong>r. Er is alle re<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>de</strong>cember arresten ook toe te passen<br />

op bestuur<strong>de</strong>rs.<br />

11


crediteur het voor<strong>de</strong>el toebrengt omdat het nieuwe actief uit zijn ‘vermogen’ komt.<br />

Maar in zekere zin heeft Verstijlen m.i. toch gelijk. De vor<strong>de</strong>ring voor zover die verband<br />

houdt met het voor<strong>de</strong>el hoort uitein<strong>de</strong>lijk niet bij <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r maar primair bij <strong>de</strong><br />

bevoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong>biteur thuis. Hoe zou dat kunnen?<br />

De Faillissementswet voorziet in <strong>de</strong> fixatie <strong>van</strong> zowel schul<strong>de</strong>n als vermogen per tijdstip<br />

<strong>van</strong> faillissement. De Paulia<strong>na</strong> bepalingen, <strong>de</strong> ‘ruime’ Paulia<strong>na</strong>, en veel algemener<br />

3:277 BW, gaan uit <strong>van</strong> een mogelijk eer<strong>de</strong>re fixatie <strong>van</strong> het insolvente, te ver<strong>de</strong>len,<br />

vermogen. Tenminste voor zover regels <strong>van</strong> toerekenbaarheid dat toelaten. Maar het is<br />

nog niet zo eenvoudig <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> wijzigingen in het vermogen ongedaan te<br />

maken alsof het gefixeerd was. Met <strong>na</strong>me niet als <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zelf ook een prestatie<br />

geleverd heeft. Al in 1896 heeft <strong>de</strong> wetgever daarvoor een oplossing bedacht voor het<br />

geval een curator o.g.v. 42F e.v. een rechtshan<strong>de</strong>ling vernietigt. Ingevolge 51F lid 3<br />

ontstaat dan een boe<strong>de</strong>lschuld voor zover <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>l bij <strong>de</strong> tegenprestatie <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

we<strong>de</strong>rpartij gebaat is 31 .<br />

De ‘nieuwe’ verplichtingen lei<strong>de</strong>n tot voor<strong>de</strong>el voor <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>l, <strong>na</strong>melijk voor zover het<br />

actief door <strong>de</strong> prestatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe crediteur vermeer<strong>de</strong>rd wordt. In bovenstaand<br />

voorbeeld liet ik een zelf<strong>de</strong> soort werking als <strong>van</strong> 51F lid 3 al zien. De betaling zelf door<br />

<strong>de</strong> failliet <strong>van</strong> ‘nieuwe’ crediteuren ter hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> verrijking bleek ou<strong>de</strong> crediteuren<br />

niet te be<strong>na</strong><strong>de</strong>len. De be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling bestaat daar<strong>na</strong> alleen nog uit een gezamenlijk<br />

‘verlies’. Ligt het dan niet voor <strong>de</strong> hand 51F lid 3 ook toe te passen bij <strong>de</strong> ‘ruime’<br />

Paulia<strong>na</strong>? Het ligt hier wel iets an<strong>de</strong>rs dan bij <strong>de</strong> vernietiging ex 42F. Het voor<strong>de</strong>el dat<br />

leidt tot een boe<strong>de</strong>lschuld moet toekomen aan <strong>de</strong> nieuwe crediteur en niet aan <strong>de</strong><br />

aangesproken bestuur<strong>de</strong>r 32 . De nieuwe crediteur krijgt een boe<strong>de</strong>lschuld voor het<br />

voor<strong>de</strong>el en een faillissementsschuld voor het overige, het equivalent <strong>van</strong> het verlies 33 .<br />

De uitkomst heeft <strong>de</strong> charme <strong>van</strong> <strong>de</strong> eenvoud. Als <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>lvor<strong>de</strong>ring tot betaling leidt,<br />

hoeft <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring, betrekking hebbend op het voor<strong>de</strong>el, niet bij <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r meer<br />

ingesteld te wor<strong>de</strong>n. De vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> curator en <strong>de</strong> restantvor<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> nieuwe<br />

crediteuren vallen geheel samen. Het is primair 34 aan <strong>de</strong> curator die in te stellen.<br />

8. Belangen ou<strong>de</strong> crediteuren versus nieuwe crediteuren: literatuur in het kort<br />

31 Het gaat om een specifieke vorm <strong>van</strong> ongerechtvaardig<strong>de</strong> verrijking zoals die, <strong>na</strong> faillissement, ook in 24F en bij <strong>de</strong><br />

onverschuldig<strong>de</strong> betaling te vin<strong>de</strong>n is.<br />

32 Vergelijk ook <strong>de</strong> in wezen zelf<strong>de</strong> oplossing voor betalingen in noot 22.<br />

33 Waar het moeilijk bepaalbaar zal zijn welk aan<strong>de</strong>el, welke kosten heeft gehad aan nieuw actief, is een praktische<br />

oplossing voor <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> ie<strong>de</strong>rs boe<strong>de</strong>lvor<strong>de</strong>ring noodzakelijk: bijvoorbeeld een omslag stelsel. Tenminste<br />

voor zover het voor<strong>de</strong>el niet al op an<strong>de</strong>re wijze, zoals het reclame recht of eigendomsvoorbehoud, terugkeert.<br />

34 Er is geen absolute verplichting voor <strong>de</strong> curator, maar het gegeven dat <strong>de</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling via het beheer<strong>de</strong><br />

vermogen loopt, in combi<strong>na</strong>tie met <strong>de</strong> bevoegdheid o.g.v. Notarissen/cur THB, en <strong>de</strong> praktische voorsprong <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> curator, heeft zijn taak m.i. wel meer inhoud gegeven. Beperkingen bestaan in <strong>de</strong> fi<strong>na</strong>nciële armslag <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

boe<strong>de</strong>l, en <strong>de</strong> ook voor crediteuren gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> procesrisico’s en verhaalsmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />

12


Met <strong>na</strong>me door grondig on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> Van Koppen 35 , leek <strong>de</strong> vraag <strong>van</strong> <strong>de</strong> samenloop<br />

inmid<strong>de</strong>ls beperkt tot <strong>de</strong> vraag of aan <strong>de</strong> curator in verband met nieuwe verplichtingen,<br />

vermeer<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> passief, wel een vor<strong>de</strong>ring toekwam. Die vraag beantwoord<strong>de</strong> hij<br />

negatief. Voor wat betreft <strong>de</strong> be<strong>na</strong><strong>de</strong>lingen die betrekking hebben op vermin<strong>de</strong>ring <strong>van</strong><br />

actief heeft Van Koppen wat mij betreft <strong>de</strong>finitief aangetoond dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

curator, mits ingesteld, voorgaat. De Hoge Raad volgt <strong>de</strong> opvatting <strong>van</strong> Van Koppen in<br />

bei<strong>de</strong> gevallen niet. Opzienbarend, en voor mij onbegrijpelijk, is dat op zijn minst, als<br />

het gaat over het verdwijnen <strong>van</strong> vrij actief (<strong>de</strong> betaling in ruime zin). Ie<strong>de</strong>rs scha<strong>de</strong> is<br />

niet los te zien <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘paritas’. De vraag die <strong>de</strong> literatuur 36 vooral nog ver<strong>de</strong>eld hield,<br />

was of nieuwe crediteuren zich wel moesten schikken in <strong>de</strong> rangor<strong>de</strong> <strong>na</strong> faillissement.<br />

Moeten zij genoegen nemen met betaling <strong>van</strong> slechts een klein <strong>de</strong>el <strong>van</strong> hun vor<strong>de</strong>ring<br />

terwijl Beklamel toch lijkt te suggereren dat <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r voor <strong>de</strong> gehele vor<strong>de</strong>ring<br />

kan wor<strong>de</strong>n aangesproken? Van Schilfgaar<strong>de</strong>’s 37 opvatting dat <strong>de</strong> bevriezing <strong>van</strong> het<br />

failliete vermogen geen invloed heeft op vor<strong>de</strong>ringsrechten <strong>van</strong> individuele crediteuren<br />

op <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, lijkt thans, alsnog, door <strong>de</strong> Hoge Raad te zijn overgenomen. Maar daar zit<br />

het probleem <strong>van</strong> <strong>de</strong> meervoudige <strong>aansprakelijkheid</strong> aan vast. Wellicht lost Van Koppen<br />

dit op door <strong>de</strong> nieuwe crediteur geen vor<strong>de</strong>ringsrecht in het faillissement te geven.<br />

Daartoe ontbreekt dan m.i. <strong>de</strong> wettelijke basis en het leidt in gevallen dat <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>l<br />

rijker blijkt dan verwacht 38 , of als <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r geen of onvoldoen<strong>de</strong> verhaal biedt, tot<br />

ongewenste effecten. De voor<strong>de</strong>eltoerekening blijft ook buiten schot.<br />

De <strong>de</strong>cember arresten zijn inmid<strong>de</strong>ls met gejuich begroet door Schoordijk en<br />

Wezeman 39 . Laatstgenoem<strong>de</strong> gaat in op <strong>de</strong> mogelijke meervoudige <strong>aansprakelijkheid</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r, waar<strong>van</strong> geen sprake mag zijn. Hij meent dat <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r om die<br />

re<strong>de</strong>n een (voorwaar<strong>de</strong>lijk) regresrecht als faillissementsschuld kan indienen als hij ook<br />

aangesproken wordt door individuele crediteuren. Hoe hij dit rijmt met <strong>de</strong> casus <strong>van</strong><br />

Lun<strong>de</strong>rstädt/Kok en het argument <strong>van</strong> het EVRM is mij niet dui<strong>de</strong>lijk. Begrijp ik hem<br />

goed, dan beoogt Wezeman niet meer dan het neutraliseren <strong>van</strong> <strong>de</strong> evt. ook door <strong>de</strong><br />

curator t.b.v. <strong>de</strong> nieuwe crediteur in te stellen vor<strong>de</strong>ring. Dan zal hij ook wel een<br />

voorwaar<strong>de</strong>lijke boe<strong>de</strong>lvor<strong>de</strong>ring bedoelen. Het zal u inmid<strong>de</strong>ls dui<strong>de</strong>lijk zijn dat <strong>na</strong>ar<br />

35 F.P. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Koppen, “Actio Paulia<strong>na</strong> en onrechtmatige daadvor<strong>de</strong>ring”, diss. 1998.<br />

36 Voor een overzicht verwijs ik kortheidshalve <strong>na</strong>ar <strong>de</strong> dissertatie <strong>van</strong> Van Koppen, mijn artikel “Be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />

crediteuren in doorstart faillissementen”, NJB 1997/36, p.1665, en Van Koppen’s bijdrage aan <strong>de</strong> Insolad jaarbun<strong>de</strong>l<br />

2001, “Onzekere zekerheid: Zekerheidsrechten en faillissementspaulia<strong>na</strong>”.<br />

37 P. <strong>van</strong> Schilfgaar<strong>de</strong>, “Fi<strong>na</strong>nciële kruisverban<strong>de</strong>n en an<strong>de</strong>re aspecten <strong>van</strong> concernfi<strong>na</strong>nciering”, 1997, p.89. Aardig<br />

<strong>de</strong>tail: pleitbezorger voor het argument <strong>van</strong> het EVRM, was zijn oud kantoorgenoot, <strong>de</strong> nieuwe A.G. Huy<strong>de</strong>coper,<br />

terwijl Van Schilfgaar<strong>de</strong> juist als advocaat <strong>van</strong> Hurks c.s. optrad.<br />

38 Zie bijv. Papierfabriek Van Gel<strong>de</strong>r waar 100% werd uitgekeerd.<br />

39 H.C.F. Schoordijk, De positie <strong>van</strong> schul<strong>de</strong>isers en aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs in geval <strong>van</strong> faillissement bij het verhaal op<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, en Wezeman’s bespreking <strong>van</strong> het arrest Lun<strong>de</strong>rstädt/Kok, bei<strong>de</strong> in On<strong>de</strong>rnemingsrecht 2002/5. Voor<br />

kritische besprekingen - die hier niet meer verwerkt kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n - zie Van Koppen en Veen TvI 2002/3, p.173<br />

e.v..<br />

13


mijn inzicht zo’n regresvor<strong>de</strong>ring voorbij gaat aan, <strong>de</strong> verschillen tussen vermin<strong>de</strong>ring<br />

<strong>van</strong> vrij actief en vermin<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> eigen vermogen; <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>eltelijke samenval <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Beklamel- en be<strong>na</strong><strong>de</strong>lingvor<strong>de</strong>ring; en het eventuele voor<strong>de</strong>el voor <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>l. Nog<br />

afgezien <strong>van</strong> tijdsproblemen 40 , kan zo’n regresvor<strong>de</strong>ring <strong>de</strong> gerelateer<strong>de</strong> problemen<br />

<strong>van</strong> meervoudige <strong>aansprakelijkheid</strong>, paritas én voor<strong>de</strong>eltoerekening niet oplossen.<br />

Mijn opvatting dat <strong>de</strong> Beklamel-vor<strong>de</strong>ring <strong>de</strong>els ziet op hetzelf<strong>de</strong> verlies waardoor alle<br />

crediteuren be<strong>na</strong><strong>de</strong>eld zullen wor<strong>de</strong>n is nieuw, maar als die a<strong>na</strong>lyse juist is, is die <strong>de</strong>nk<br />

ik tamelijk dwingend. In het civiele recht bestaat er een voorkeur problemen te<br />

reduceren tot enkelvoudige verhoudingen. Die be<strong>na</strong><strong>de</strong>ring ziet men in alle tot nog toe<br />

gevon<strong>de</strong>n ‘oplossingen’ terug. Maar <strong>de</strong> complexiteit zit hem hier juist in <strong>de</strong><br />

meervoudigheid: diverse soorten individuele crediteuren on<strong>de</strong>rling, crediteuren-boe<strong>de</strong>l,<br />

boe<strong>de</strong>l-<strong>de</strong>r<strong>de</strong> aangesprokene, en crediteuren-<strong>de</strong>r<strong>de</strong> aangesprokene. De spin in het web<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze verhoudingen is m.i. het insolvente vermogen als bedoeld in 3:277 BW. In <strong>de</strong><br />

verhoudingen tot dit vermogen moet, in <strong>na</strong>volging <strong>van</strong> Notarissen/curatoren THB 41 , dan<br />

ook <strong>de</strong> oplossing gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. De <strong>de</strong>cember arresten breken daar, gezien <strong>de</strong><br />

motivering onbewust, mee.<br />

9. Conclusies<br />

Bij <strong>de</strong> vraag of het wenselijk is dat vor<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> individuele crediteuren <strong>na</strong>ast die<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> curator kunnen wor<strong>de</strong>n ingesteld ben ik tot conclusies gekomen die op<br />

gespannen voet staan met <strong>de</strong> <strong>de</strong>cember arresten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoge Raad. Be<strong>na</strong><strong>de</strong>lingen die<br />

bestaan uit vermin<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> (vrij) actief lei<strong>de</strong>n tot een eenmalige scha<strong>de</strong> in het<br />

insolvente vermogen. De scha<strong>de</strong> <strong>van</strong> crediteuren is daar<strong>van</strong> slechts afgeleid en slechts<br />

toe te rekenen volgens <strong>de</strong> regels <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘paritas’. An<strong>de</strong>re gemeenschappelijke<br />

be<strong>na</strong><strong>de</strong>lingen bestaan uit vermin<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> eigen vermogen, en met <strong>na</strong>me verlies.<br />

Zo’n verlies wordt veroorzaakt door ‘nieuwe’ verplichtingen en valt in zoverre samen<br />

met <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> ‘nieuwe’ crediteuren. In bei<strong>de</strong> gevallen lijkt mij <strong>de</strong> Hoge Raad<br />

<strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r, juist in strijd met het EVRM, meermalen aansprakelijk te willen hou<strong>de</strong>n<br />

voor <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> scha<strong>de</strong>. Be<strong>na</strong><strong>de</strong>lingvor<strong>de</strong>ringen moeten m.i. op grond <strong>van</strong> 3:277 BW<br />

primair door <strong>de</strong> curator voor alle crediteuren kunnen wor<strong>de</strong>n ingesteld 42 of an<strong>de</strong>rszins<br />

geïncasseerd.<br />

Op zoek <strong>na</strong>ar een wenselijke oplossing voor <strong>de</strong> verhouding <strong>van</strong> meer<strong>de</strong>re partijen,<br />

constateer<strong>de</strong> ik dat <strong>de</strong> ‘nieuwe’ verplichtingen niet (alleen) hoeven te lei<strong>de</strong>n tot verlies,<br />

40 Het maakt uit wie wanneer welke vor<strong>de</strong>ring instelt en wanneer <strong>de</strong> curator tot uitkering komt.<br />

41 Zie noot 15 en Timmerman’s herziene a<strong>na</strong>lyse genoemd in noot 17. Er is een relativering mogelijk: hoewel <strong>de</strong><br />

Notarissen/cur. THB arresten algemeen geformuleerd zijn, gingen zij niet over verliezen door nieuwe<br />

verplichtingen maar over een bijzon<strong>de</strong>re vorm <strong>van</strong> vermin<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> voor verhaal vatbaar actief.<br />

42 Zie HR 26-10-2001, RvdW 2001, 166 (Juno) voor het geval <strong>de</strong> curator geen vor<strong>de</strong>ring instelt. N.m.m. is ook dan <strong>de</strong><br />

om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> ie<strong>de</strong>rs scha<strong>de</strong> niet zinvol vast te stellen zon<strong>de</strong>r te kijken <strong>na</strong>ar het effect op het te ver<strong>de</strong>len vermogen. In<br />

dit arrest werd dat makkelijker gemaakt door <strong>de</strong> hoogste preferentie <strong>van</strong> <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring (Ont<strong>van</strong>ger).<br />

14


maar ook tot een vermeer<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> actief, of te wel voor<strong>de</strong>el voor <strong>de</strong> failliete boe<strong>de</strong>l.<br />

Als dit voor<strong>de</strong>el, tot maximaal <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring zelf, <strong>na</strong>ar a<strong>na</strong>logie <strong>van</strong> 51F lid 3 door een<br />

boe<strong>de</strong>lschuld ongedaan gemaakt zou wor<strong>de</strong>n, wor<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re crediteuren hierdoor niet<br />

be<strong>na</strong><strong>de</strong>eld. Het beperkt met recht een eventuele restant vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> een ‘nieuwe’<br />

crediteur op <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r. Voor <strong>de</strong> ‘nieuwe’ individuele crediteuren zou dan nog<br />

slechts een vor<strong>de</strong>ring ter hoogte <strong>van</strong> het door <strong>de</strong> nieuwe verplichtingen veroorzaakte<br />

verlies resteren. Het zelf<strong>de</strong> verlies waardoor alle crediteuren be<strong>na</strong><strong>de</strong>eld zijn. In <strong>de</strong>ze<br />

gedachten over wenselijk recht ligt <strong>de</strong>nk ik een gesloten en betrekkelijk eenvoudig<br />

systeem besloten voor <strong>aansprakelijkheid</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n voor schul<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> failliet, dat<br />

recht doet aan het beginsel <strong>van</strong> gelijkheid, <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re rechtspositie <strong>van</strong> ‘nieuwe’<br />

crediteuren, en <strong>de</strong> eenmalige <strong>aansprakelijkheid</strong> <strong>van</strong> bestuur<strong>de</strong>rs voor niet meer dan<br />

het saldo <strong>van</strong> ie<strong>de</strong>rs <strong>na</strong><strong>de</strong>el.<br />

De zelf<strong>de</strong> Beklamel jurispru<strong>de</strong>ntie maakt dui<strong>de</strong>lijk hoe belangrijk het begrip <strong>van</strong><br />

<strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong> is voor <strong>de</strong> toerekening <strong>van</strong> gevolgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> voortzetting <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rneming. Dit begrip blijft nog wel no<strong>de</strong> fi<strong>na</strong>ncieel economische han<strong>de</strong>n en voeten<br />

missen. Het is daarmee, zoals <strong>de</strong> Hoge Raad on<strong>de</strong>rkent, ‘arbitrair’. Hoe het ‘inzicht’ <strong>van</strong><br />

<strong>feitelijke</strong> <strong>insolventie</strong> moet ‘groeien’ blijft in <strong>de</strong> uitspraken duister. Het mes <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

(<strong>feitelijke</strong>) <strong>insolventie</strong> snijdt zo scherp, dat ook een zo scherp, of liever gezegd, hel<strong>de</strong>r,<br />

mogelijk <strong>insolventie</strong>criterium noodzakelijk is 43 . Ik heb getracht <strong>de</strong> gedachten over zo’n<br />

begrip op gang te brengen. Als concrete uitwerking <strong>van</strong> <strong>de</strong> in Beklamel besloten<br />

geobjectiveer<strong>de</strong> wetenschapseis en 2:10 BW, heb ik een verband gelegd met<br />

betrekkelijk eenvoudig te constateren liquiditeitsproblemen (‘lakmoes proef’), en, als<br />

theoretisch juister sluitstuk, een afgewogen beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> liquiditeitspositie<br />

(‘geschoond werkkapitaal’). Een soort veiligheidsmarge bestaat wel in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

te objectiveren toerekenbare wetenschap. Van welke uitgangspunten mocht op een<br />

bepaald tijdstip wor<strong>de</strong>n uitgegaan in verband met <strong>de</strong> te bepalen liquiditeitspositie? De<br />

Beklamel-regel houdt, in lijn met an<strong>de</strong>re jurispru<strong>de</strong>ntie, in, dat <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r, bij het<br />

eventueel hanteren <strong>van</strong> onjuiste uitgangspunten bij <strong>de</strong> aanwezige liquiditeitsruimte, in<br />

het licht <strong>van</strong> <strong>de</strong> eisen die zijn functie aan hem stelt, een persoonlijk verwijt gemaakt<br />

moet kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

L.J. <strong>van</strong> Eeghen,<br />

advocaat bij Höcker Rueb & Doeleman te Amsterdam.<br />

43 Zie ook <strong>de</strong> door mij beschreven gevolgen <strong>van</strong> voortzetting ten behoeve <strong>van</strong> <strong>de</strong> fi<strong>na</strong>ncier in “Verkenning <strong>van</strong><br />

belangen bij doorstartfaillissementen” in TVVS 1996/4, p. 93, en eer<strong>de</strong>r genoemd artikel “Be<strong>na</strong><strong>de</strong>ling <strong>van</strong> crediteuren<br />

in doorstartfaillissementen”, NJB 1997/36.<br />

15

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!