14.09.2013 Views

Les 7 - latijn leren 1

Les 7 - latijn leren 1

Les 7 - latijn leren 1

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

7. Rome wacht een schitterende toekomst<br />

Woordenlijst<br />

* nos, nostri (pers.vnw.): wij, ons<br />

* domus, us (vr.): huis<br />

* fessus, a, um: vermoeid<br />

* servare, o: bewaken; bewaren;<br />

sparen<br />

* quo (bijw.): waarheen<br />

5.* vox, vocis: stem<br />

* vos, vostri (pers.vnw.): jullie, u<br />

* antiquus, a, um: oud<br />

* quaerere, o, quaesivi, quaesitum:<br />

nastreven; zoeken, vragen<br />

* mater, tris: moeder<br />

* cunctus, a, um: geheel; (mv.) alle(n),<br />

alles<br />

* hic (bw.): hier<br />

Phoebus: de stralende, bijnaam van<br />

Apollo<br />

Basistekst<br />

In de inleiding tot Thema IV en in deze les maak je kennis<br />

met een heleboel feiten over de uitbreiding van de kleine<br />

stad Rome tot een wereldrijk.<br />

Maar interessant om weten is ook dat de Romeinen echt<br />

geloofden dat het de taak van Rome was over de wereld te<br />

heersen en dat vele Romeinse schrijvers, onder wie vooral<br />

Vergilius, er voortdurend de nadruk op legden dat dit de<br />

wil van de goden was.<br />

Hieronder kun je vijf voorspellende passages lezen<br />

genomen uit de "Aeneis", het hoofdwerk van Vergilius -<br />

een tijdgenoot overigens van keizer Augustus.<br />

Op hun tocht vanuit het verwoeste Troje komen de<br />

schepen van Aeneas bij het eiland Delos, waar Aeneas het<br />

orakel van Apollo raadpleegt met de volgende woorden:<br />

"Da nobis, Apollo, propriam domum ; da<br />

geef eigen<br />

moenia fessis militibus et urbem ; serva<br />

alteram Troiam. Quo ire iubes ? Da, pater,<br />

augurium".<br />

voorteken<br />

5. Tum vox fertur: "Terra quae vos prima<br />

werd gehoord<br />

tulit, eadem vos accipiet. Antiquam quae-<br />


10.* tollere, o, sustuli, sublatum:<br />

opheffen, verheffen; wegnemen<br />

* nepos, otis: kleinzoon<br />

* nunc (bw.): nu<br />

15.* regnum, i: (konink)rijk;<br />

heerschappij<br />

Lavinus, i: legendarische koning van<br />

de Latijnen<br />

* multo (bw.): veel, erg<br />

* sanguis, guinis (m.): bloed<br />

* cernere, o, crevi, cretum:<br />

onderscheiden, opmerken; beslissen<br />

* fatum, i: (nood)lot<br />

* docere, eo, docui, doctum: aan<strong>leren</strong>;<br />

inlichten<br />

20.* proles, lis: kroost,<br />

nakomeling(schap)<br />

* unde (betr. of vrag. bw.): vanwaar<br />

(?)<br />

aanraden van Aeneas’ vader. Op dat eiland evenwel krijgt<br />

Aeneas een droom van zijn beschermgoden, die hem het<br />

orakel van Apollo nader uitleggen:<br />

Nos tollemus in astra venturos nepotes<br />

O.Toek.T. ster komende<br />

imperiumque urbi dabimus.<br />

Est locus, Hesperiam Graeci dicunt, terra<br />

Er is ... Hesperia<br />

antiqua ; nunc Italiam appellant. Haec vobis<br />

15.propria domus."<br />

Uiteindelijk en na lange omzwervingen bereikt Aeneas met<br />

zijn vloot de kust van Cumae, waar zich een grot bevindt<br />

waar de Sibylle voorspellingen uitspreekt, vooraleer ze<br />

hem in de onderwereld laat afdalen:<br />

Troiani in regna Lavini venient, sed volent<br />

O.Toek.T.<br />

non venisse. Bella, horrida bella video et<br />

dat ze niet gekomen gruwelijk<br />

waren<br />

Thybrim multo spumantem sanguine cerno.<br />

Tiber schuimend<br />

Wanneer Aeneas tijdens zijn tocht naar de Onderwereld<br />

zijn vader Anchises ziet in het verblijf van de gelukzaligen,<br />

voorspelt deze een schitterende verre toekomst en laat hij<br />

Aeneas' nakomelingen voor zijn ogen defi<strong>leren</strong>:<br />

“Nunc te tua fata docebo, nunc gloriam<br />

O.Toek.T.<br />

20.tuae prolis dicam. Ille iuvenis, quem vides,<br />

Silvius est, unde genus nostrum Alba Longa<br />

reget. Video Romulum, qui septem colles<br />

zeven<br />

muro circumdabit. Video Tarquinios reges<br />

Tarquinius


* consul, ulis: consul, hoogste<br />

Romeinse ambt<br />

25.* divus, a, um: goddelijk<br />

* aureus, a, um: gouden<br />

Garamantes: volk in Noord-Afrika<br />

* ingens, ntis: reusachtig<br />

30.* ponere, o; posui, positum:<br />

plaatsen, leggen<br />

* puer, pueri: jongen; jonge slaaf<br />

* sedes, dis: zetel; woonplaats<br />

* munire, io: versterken<br />

* de + abl. (vz.): van(af), uit; over<br />

* finis, nis (m.): einde; grens;<br />

grondgebied<br />

35.* oceanus, i: oceaan<br />

et animam Bruti: hic consulis imperium<br />

Brutus<br />

25.accipiet. Hic vir est Augustus Caesar, divi<br />

filius: aurea saecula condet et super<br />

eeuw<br />

Garamantas et Indos imperium proferet.”<br />

Indiërs uitbreiden<br />

Maar ook al tijdens Aeneas’ tocht van Sicilië naar Afrika<br />

had de oppergod Iuppiter aan de bezorgde Venus een<br />

schitterende toekomst voorspeld voor haar zoon Aeneas.<br />

Aeneas bellum ingens in Italia geret feroces<br />

O.Toek.T. woest<br />

populos vincet et viris suis nova moenia<br />

30.ponet. Puer Ascanius regnum ab sede<br />

Lavini transferet et Albam Longam multa vi<br />

overbrengen<br />

muniet. Romulus moenia Romae condet<br />

Romanosque de suo nomine dicet.<br />

naar...<br />

Eis imperium sine fine dedi. Etiam Iuno<br />

35.fovebit Romanos, rerum dominos,<br />

begunstigen meester<br />

gentemque togatam.<br />

met de toga aan<br />

Tandem veniet Troianus Caesar, qui<br />

imperium Oceano, famam astris terminet”.<br />

begrenzen<br />

Naar Vergilius, Aeneis, III, 85 - 100 en 158-159 en 163 –<br />

167 / VI, 84-87 en VI, 759-795 / I, 263-287


Vragen<br />

1. De god Apollo was als zoon van Zeus/Iuppiter een belangrijke godheid: hij werd<br />

beschouwd als god van de kunsten, vooral van de poëzie, van de muziek ook. Hij werd vaak<br />

ook vereenzelvigd met de zonnegod. Is het verwonderlijk dat hij ook vele orakels had, waar<br />

de toekomst werd voorspeld?<br />

2. Waar lagen de belangrijkste orakels van Apollo? Zie ook o.a.<br />

http://nl.wikipedia.org/wiki/Orakel_van_Delphi en http://nl.wikipedia.org/wiki/Delos<br />

3. Serva alteram Troiam (r.2-3): in feite kijken we hier al in de toekomst. Wat is Aeneas van<br />

plan en wat bedoelt de schrijver hiermee? Wat kan men als het "altera Troia" beschouwen?<br />

4. Terra quae vos prima tulit (r.5-6): volgens de legende stamden de Trojanen af van<br />

Dardanus - hij was de grootvader van Tros - let maar op de naam! Zelf zou Dardanus volgens<br />

sommigen uit Italië afkomstig geweest zijn. Anderen meenden dat Dardanus op een Grieks<br />

eiland geboren was. In elk geval stichtte hij later een stad aan de zee-engte die toen de<br />

Hellespont werd genoemd, de zee-engte die naar de Zwarte Zee leidt. Hoe heet die nu? Je<br />

ziet dus van waar de naam komt!<br />

5. Waar blijkt dat niemand zich nog herinnert waar die "terra quae vos prima tulit" ligt?<br />

6. Nos tollemus in astra ... (r.11): welke toekomst wacht de afstammelingen van Aeneas?<br />

Hoe worden die afstammelingen hier genoemd?<br />

7. Hesperia (.13): letterlijk betekent dit "avondland", naar het Griekse woord voor "avond".<br />

Eigenlijk was het een mythisch land, waar de tuin met de gouden appelen te vinden was - wie<br />

van die appelen at, werd onsterfelijk...<br />

Dikwijls bedoelt men met "avondland" heel Europa - de naam "Europa" zou trouwens<br />

misschien afgeleid zijn van het Fenicische woord voor "avond", zoals de naam "Azië" zou<br />

afgeleid zijn van hun woord voor "morgen".<br />

Klopt het dat een Grieks orakel Italië "Hesperia" kan noemen?<br />

8. De Sibylla van Cumae was volgens de legende iemand die in de gedaante van een oude<br />

vrouw de toekomst voorspelde, daarbij geïnspireerd door Apollo. Vergilius situeert haar grot<br />

bij de stad Cumae, niet zo ver van Napels.<br />

9. Volent non venisse (r.16-17): waarom?<br />

10. Tua proles: in regels 19-26 laat Vergilius via de voorspellingen van Aeneas' vader diens<br />

nakomelingen voor de ogen komen. Welke etappes uit de voorgeschiedenis van Rome herken<br />

je hier - zie ook de inleiding tot Thema II.<br />

11. Uit welke woorden kun je afleiden dat die afstammelingen van Aeneas als het ware<br />

letterlijk te zien zijn? Waar bevindt Aeneas zich trouwens?<br />

12 Hoe kan Augustus een "divi filius" worden genoemd? Wie was zijn vader en welke<br />

stamboom schreef men aan hen toe?


13. Imperium proferet (r.27): tot waar strekte het Romeinse rijk zich onder Augustus uit? In<br />

welke periode was dat?<br />

14. Ascanius: hoe wordt hij hoger in de tekst genoemd? Wat was zijn rol in de<br />

voorgeschiedenis van Rome?<br />

15. Roma was ook een godin, die in Rome verscheidene tempels had: enkele van haar<br />

bijnamen waren "Roma aeterna" of "Roma perpetua" = "Eeuwig Rome". Wat dachten de<br />

Romeinen dus? Waar zie je dit in deze tekst?<br />

16.Iuno was eerst de vluchtelingen uit Troje heel vijandig gezind. Volgens de legende was zij<br />

de beschermgodin van Carthago en wou ze met alle middelen beletten dat Aeneas en zijn<br />

nakomelingen een machtige stad in Italië zouden stichten. Zij veroorzaakte o.a. de zware<br />

storm, beschreven in het eerste boek van Vergilius' Aeneis. Later zou ze een hele eredienst in<br />

Rome krijgen en vereerd worden onder talrijke namen, als beschermgodin van het nieuwe<br />

leven, van de (zwangere) vrouwen en van het huwelijk.<br />

17. Welke titels krijgen de Romeinen in regels 35-36? Waarom?<br />

18.Troianus Caesar (r.37): wie is bedoeld? Hoe werd hij hoger genoemd?<br />

19. Het werkwoord "terminare = begrenzen" heeft in regels 37-38 twee voorwerpen, welke?<br />

Wat is de dubbele bedoeling van Vergilius in deze versregel?<br />

20. Vergilius had - zoals vele Romeinse dichters in die tijd - een beschermheer. Die was<br />

niemand minder dan Maecenas, een goede vriend van keizer Augustus en een soort minister<br />

van de keizer. Hij was de grootste kunstbeschermer van zijn tijd... Hoe leeft zijn naam<br />

verder?<br />

21. Het is een feit dat Vergilius in zijn werk, en vooral in de Aeneis, de figuur van keizer<br />

Augustus verheerlijkt. Waar blijkt dit o.a.?<br />

Grammatica<br />

1. Het futurum simplex (onvoltooid toekomende tijd)<br />

a. Observeer<br />

- circumdabit (r.23) / dabimus (r.12) / dabo (<strong>Les</strong> 5, Basistekst, r.37)<br />

- docebo (r.19)<br />

- dicam (r.20) / reget (r.22) / condet (r.26) / geret (r.28) / vincet (r.29) / tollemus (r.11)<br />

- accipiet (r.6)<br />

- muniet (r.32) / venient (r.16)


. Besluiten<br />

(1) We leerden al twee onvoltooide tijden: het praesens (O.T.T.) en het imperfectum<br />

(O.V.T.). Nu komt er een derde onvoltooide tijd bij, het futurum simplex (O.Toek.T.)<br />

(2) Zoals we het imperfectum herkenden aan de kenletters -ba-, zo herkennen we het<br />

futurum simplex aan de volgende kenletters:<br />

- 1ste en 2de vervoeging: kenletter -b-<br />

- 3de, 3de-b en 4de vervoeging: kenletters -a- (1ste pers.enk.) of -e- (andere personen)<br />

(3) de uitgangen zijn de uitgangen die we al kennen uit de 2 andere onvoltooide tijden:<br />

o of m / s / t / mus / tis / nt<br />

Opmerking: tussen de kenletter -b- en de persoonsuitgangen is er meestal een bindletter i/u<br />

nodig.<br />

(3) Het futurum simplex van alle vervoegingen ziet er dus uit als volgt:<br />

voca-re (noemen) habe-re (hebben) vinc-e-re<br />

(overwinnen)<br />

voca-b-o<br />

voca-b-i-s<br />

voca-b-i-t<br />

voca-b-i-mus<br />

voca-b-i-tis<br />

voca-b-u-nt<br />

habe-b-o<br />

habe-b-i-s<br />

habe-b-i-t<br />

habe-b-i-mus<br />

habe-b-i-tis<br />

habe-b-u-nt<br />

Zie ook je Latijnse Spraakkunst nr. 152.<br />

2. Herhaling van de 3 onvoltooide tijden:<br />

vinc-a-m<br />

vinc-e-s<br />

vinc-e-t<br />

vinc-e-mus<br />

vinc-e-tis<br />

vinc-e-nt<br />

cape-re (nemen) audi-re (horen)<br />

capi-a-m<br />

capi-e-s<br />

capi-e-t<br />

capi-e-mus<br />

capi-e-tis<br />

capi-e-nt<br />

(1) De regels voor de 3 onvoltooide tijden zijn dus vrij gemakkelijk:<br />

- praesens:<br />

praesensstam (+ bindletter i/u) + praesensuitgangen<br />

- imperfectum<br />

audi-a-m<br />

audi-e-s<br />

audi-e-t<br />

audi-e-mus<br />

audi-e-tis<br />

audi-e-nt<br />

praesensstam (+ bindletter e) + kenletters BA + praesensuitgangen<br />

- futurum simplex<br />

praesensstam + kenletters B of A/E + praesensuitgangen


(2) Voor de volledige vervoegingen zie LS nrs. 150, 151 en 152.<br />

3. De aanwijzende voornaamwoorden:<br />

a. Observeer<br />

- haec vobis domus (r.14-15) / hic vir (r.25) / haec Phoebus (r.9) / hos animos (<strong>Les</strong> 6,<br />

Basistekst, r.23) / his legibus (<strong>Les</strong> 5, Basistekst, r.7) / huius belli (<strong>Les</strong> 5, Basistekst, r.36)<br />

- ille iuvenis (r.20) / nec illud proelium fuit (<strong>Les</strong> 5, Basistekst, r. 34)<br />

- id spectaculum (<strong>Les</strong> 6, basistekst, r.32-33) / eo certamine (<strong>Les</strong> 5, Basistekst, r.8)<br />

b. Besluiten<br />

(1) We zagen al in <strong>Les</strong> 5 dat is, ea, id een aanwijzende betekenis kan hebben en vertaald kan<br />

worden met "die, dat"<br />

(2) Er bestaan in het Latijn vier belangrijke aanwijzende voornaamwoorden:<br />

- hic, haec, hoc = deze, dit (dichtbij de spreker)<br />

- iste, ista, istud = die, dat (daar bij u) - het minst gebruikt<br />

- ille, illa, illud = die, dat (daar bij hem/haar)<br />

- is, ea, id = die, dat (neutrale betekenis)<br />

(3) (V) Enkele bijzonderheden en mogelijke vertalingen van de aanwijzende<br />

voornaamwoorden<br />

- vaak worden hic en ille samen gebruikt: dan slaat "hic" op het dichtste en kan het vertaald<br />

worden met "de laatste, de laatst genoemde", terwijl "ille" op het verste slaat en kan vertaald<br />

worden met "de eerste, de eerst genoemde":<br />

B.v.: Remus montem Aventinum, Romulus Palatinum occupavit. Prior ille sex vultures, hic<br />

postea, sed duodecim vidit (<strong>Les</strong> 4, Basistekst, r.10-12) = de eerste (dus Remus) zag eerst zes<br />

gieren, de laatste (dus Romulus) zag er twaalf, maar daarna.<br />

- hic wijst vaak op wat onmiddellijk voorafgaat of op wat dadelijk volgt: het kan dan vertaald<br />

worden met "deze/dit (laatste)" of "de/het volgende":<br />

B.v.: Haec Phoebus (r.9) = Dit zei Phoebus, zo sprak Phoebus / Haec dixit = Hij zei het<br />

volgende...<br />

- ille heeft soms een gunstige bijbetekenis, het weinig gebruikte iste een ongunstige: "ille"<br />

kan dan vertaald worden met "die beroemde", "iste" met "die beruchte..."<br />

B.v.: Ille iuvenis (r.20) = Die schitterende jongeman / iste vir = die kerel...


(4) De verbuigingen van de aanwijzende voornaamwoorden hebben vaak de regelmatige<br />

uitgangen van de adjectieven op -us, -a, -um.<br />

Maar ze hebben ook onregelmatige uitgangen, vooral in de nominatief en verder in de<br />

genitief enkelvoud (-ius) en de datief enkelvoud (-i). We spreken in dit geval van een<br />

voornaamwoordelijke verbuiging.<br />

Voor de volledige verbuigingen, zie LS nrs. 81, 82, 83 en 85.<br />

4. De persoonlijke voornaamwoorden van de 1ste en 2de persoon<br />

a. Observeer<br />

- nobis (r.1), vos (r.5), nos (r.11), vobis (r.14), te (r.19), ego (<strong>Les</strong> 6, Basistekst, r.23), me (<strong>Les</strong><br />

6, Basistekst, r.24), tibi (<strong>Les</strong> 6, Basistekst, r.28)<br />

- haud procul ab sese abesse (<strong>Les</strong> 5, Basistekst, r. 25-26) / formam sibi vindicare coeperunt<br />

(<strong>Les</strong> 3, Basistekst, r.6-7)<br />

b. Besluiten<br />

(1) Als persoonlijke voornaamwoorden van de 1ste en 2de persoon zijn er:<br />

- ego, acc. me = ik, mij, me<br />

- tu, acc. te = jij, je, jou / u<br />

- nos, acc. nos = wij, we, ons<br />

- vos, acc. vos = jullie, u<br />

(2) Let ook op de datieven mihi, tibi, nobis en vobis<br />

Voor de volledige verbuigingen, zie LS nr. 72.<br />

(3) We zagen al in <strong>Les</strong> 5 dat is, ea, id ook als pers. vnw. van de 3de persoon kan worden<br />

gebruikt, met de betekenis dus van hij/haar/het of hem/haar/ze/hen/hun<br />

(4) Soms gebruikt men in de 3de persoon het pers. vnw. se, genitief sui, datief sibi, maar<br />

alleen als dat voornaamwoord terugslaat op het onderwerp: men zegt dat se een<br />

wederkerend persoonlijk voornaamwoord is. Soms kan men het vertalen door zich, soms<br />

door hij, zij, hem, haar...<br />

Voor de volledige verbuiging van "se", zie eveneens LS nr. 72. Let ook op de vorm sese, een<br />

soort versterking van se.


Oefeningen<br />

1. Determineer volgende werkwoordsvormen - ter herhaling van de onvoltooide tijden:<br />

Voorbeeld: docebas = imperfectum 2de pers.enk. van docere<br />

Servabant, quaerent, tollunt, cernam, docebis, ponis, munit, fundent, iuvabunt, consisto,<br />

sedebit, vocatis, incendebat, perterremus, accendunt, sentiebat, dimittam, excedemus.<br />

2. Haal de vreemde eens uit de bijt - in volgende reeksen zit één vorm die er niet in past,<br />

ofwel omdat het een andere tijd is, of geen werkwoord, of om een andere reden...<br />

Quaerent - docent - sedent - perterrent<br />

servabis - iuvabis - nobis - vocabis<br />

tollam - servabam - ponebam - accendebam<br />

certaminis - vincis - cernis - occidis<br />

rogas - optas - imperas - voluntas<br />

deducam - longam - condam - tegam<br />

scribam - vincam - geram - dabam.<br />

3. Determineer de volgende vormen uit de basistekst:<br />

Iubes (r.3), tulit (r.6), accipiet (r.6), quaerit (r.10), tollemus (r.11), dicunt (r.13), venient<br />

(r.16), video (r.17), dicam (r.20), circumdabit (r.23), dedi (r.34), veniet (r.37).<br />

4. Even goed nadenken:<br />

- "reges" kun je op twee manieren determineren? Hoe? Zo ook "regis"!<br />

- zo ook "sedes" en "pugnas"...<br />

- wat is "vocas" en "vocis"?<br />

- wat is het verschil tussen "fugam" en "fugiam"?<br />

- tussen "legio" en "lego"?<br />

- en tussen "parentis" en "paretis"?


Leestekst 1<br />

Catullus is een bekend Romeins dichter uit de 1ste eeuw v.Chr.. Hij schreef slechts 116 vrij<br />

korte gedichten (ongeveer 2300 versregels), meestal liefdesgedichten. Hier klaagt hij over<br />

een mislukte liefde...<br />

Vale puella, iam Catullus obdurat,<br />

Vaarwel meisje volharden<br />

nec te requiret nec rogabit inuitam.<br />

nog eens zoeken tegen je zin<br />

At tu dolebis, cum rogaberis nulla.<br />

Maar pijn hebben zult gevraagd worden = non<br />

Scelesta, uae te, quae tibi manet uita?<br />

rampzalig wee wachten<br />

5. quis nunc te adibit? cui uideberis bella?<br />

voor wie schijnen mooi<br />

quem nunc amabis? quem basiabis?<br />

beminnen kussen<br />

Vragen<br />

1. Heeft Catullus zich bij het verlies van zijn geliefde neergelegd? Bewijs dit.<br />

2. Waarom zal het meisje er wel onder lijden, althans volgens Catullus?<br />

3. Haal de vormen van het futurum simplex uit deze tekst. Geef de infinitieven van deze<br />

vormen - dat moet kunnen, zelfs al heb je die woorden (nog) niet geleerd...<br />

4. "Obdurat" (r.1) en "manet" (r.4) zijn praesens. Geef de infinitief van die werkwoorden.<br />

Leestekst 2<br />

Cicero, één van de grootste Romeinse politici en schrijvers, geeft hieronder enkele<br />

uitspraken van de Spartaanse leider Leonidas en van een gewone soldaat, als bewijzen van<br />

een uitzonderlijke moed, die de dood niet vreesde...<br />

Pari animo Lacedaemonii in Thermopylis<br />

Spartanen Thermopylae<br />

occiderunt. Quid ille dux Leonidas dicit?<br />

sneuvelen leider


"Pergite animo forti, Lacedaemonii, hodie<br />

doorgaan vandaag<br />

apud inferos fortasse cenabimus."<br />

bij (1) misschien dineren<br />

5. Unus e Spartanis, cum Perses<br />

Perzisch<br />

hostis in conloquio dixisset glorians: "Solem<br />

gesprek al pochend<br />

prae iaculorum multitudine et sagittarum<br />

door speer pijl<br />

non videbitis", "In umbra igitur' inquit<br />

schaduw dus<br />

pugnabimus."<br />

(1) Inferi = de bewoners van de Onderwereld<br />

Vragen<br />

Naar Cicero, Tusculanae Disputationes, Boek I, XLII, §101<br />

1. Leonidas en de 300 Spartanen zijn heel beroemd geworden door hun moed. Zoek wat<br />

gegevens op over de slag bij de Thermopylae.<br />

2. De slag bij de Thermopylae was één episode van het jarenlange conflict tussen de Grieken<br />

en de Perzen. Ook hierover kun je wat details opzoeken - zie o.a.<br />

http://nl.wikipedia.org/wiki/Perzische_oorlogen<br />

3."Apud inferos cenabimus" (r.4): wat bedoelt Leonidas dus?<br />

4. Wat bedoelt de Perzische soldaat met zijn uitspraak in regels 6-8? Hoe groot waren de<br />

twee legers?<br />

5. Waarom gebruikt Cicero het aanwijzend vnw. "ille" in r.2?<br />

6. Haal de vormen van het futurum simplex uit deze tekst.<br />

7. Verklaar de naamval van "pari animo" en "animo forti" in regels 1 en 3.


Leestekst 3<br />

Martialis, een bekend epigrammendichter (epigrammen zijn "puntdichten", vaak heel<br />

spottend), is heel scherp tegen een zekere Pontilianus, een amateur-schrijver:<br />

Cur non mitto meos tibi, Pontiliane, libellos?<br />

waarom geschriften<br />

ne mihi tu mittas, Pontiliane, tuos.<br />

opdat ... niet<br />

Vragen<br />

1. Waarmee drijft Martialis hier de spot?<br />

2. Met welk woord congrueert "meos" (r.1)?<br />

Martialis, Epigrammen, VII, 3<br />

3. Hoe komt het dat Martialis "tu" gebruikt in dit versje, terwijl er in heel Leestekst 2 geen<br />

enkel persoonlijk voornaamwoord voorkomt?<br />

Activiteiten<br />

1. Je las al in de inleiding tot Thema II en in <strong>Les</strong> 3 dat Homeros in zijn "Ilias" de strijd om<br />

Troje en in zijn "Odyssea" de zwerftochten van Odysseus op zijn terugweg naar huis heeft<br />

beschreven.<br />

Zowel de Ilias als de Odyssea bestaan uit 24 zangen van gemiddeld 500 - 800 verzen.<br />

De Aeneïs van Vergilius bestaat uit 12 zangen met in totaal ongeveer 10 000 verzen. De<br />

eerste zes zangen geven het verhaal van de omzwervingen van Aeneas en zijn gezellen na<br />

hun vlucht uit het brandende Troje.<br />

De volgende 6 zangen verhalen de moeizame verovering van een woonplek in Italië.<br />

Het is algemeen aanvaard dat Vergilius sterk beïnvloed werd door Homeros: welke zangen<br />

zijn te vergelijken met de Ilias, welke met de Odyssea?<br />

Misschien kun je een bewerking van de Ilias en de Odyssea lezen, b.v. "Ilios en Odysseus",<br />

van de Nederlandse schrijfster Imme Dros (Querido Kinderboek, februari 2008, 431 p.).<br />

Voor jongeren vanaf ongeveer 13 jaar.<br />

2. De geschiedenis van Griekenland is vaak heel belangrijk om Romeinse schrijvers en de<br />

Romeinse geschiedenis ten volle te begrijpen. Je maakte dus al kennis met de oude Griekse<br />

geschiedenis in Thema II en <strong>Les</strong> 3. In Thema VI zul je nog meer over Griekenland lezen...<br />

Maar als je nu al begrijpelijke teksten wilt lezen over het oude Griekenland, neem dan eens<br />

een kijkje op de website http://www.geschiedenisvoorkinderen.nl/Griekenoorlog.htm

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!